2
Koningen 3:1 Joram, de zoon van Achab,
werd koning over Israël te Samaria in het achttiende jaar van Josafat, de
koning van Juda, en hij regeerde twaalf jaar. 2 Hij deed wat kwaad is in
de ogen des HEREN; echter niet zoals zijn vader en zijn moeder: hij verwijderde
de gewijde steen van Baäl, die zijn vader gemaakt had. 3 Alleen volhardde
hij in de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven;
daarvan week hij niet af. 4 Mesa
nu, de koning van Moab, was een schapenfokker; hij bracht aan de koning van
Israël honderdduizend lammeren op en de wol van honderdduizend rammen. 5 Maar
zodra Achab gestorven was, viel de koning van Moab van de koning van Israël af.
6 Koning Joram trok te dien dage op uit Samaria en monsterde geheel
Israël.
Over de
hierboven in de Bijbel beschreven oorlog tussen Israël en Moab heeft de
archeologie een zogenaamde buiten-Bijbelse verwijzing tevoorschijn gebracht. Van
koning Mesa, de koning der Moabieten tijdens de regeerperiode van Omri, Achab
en Joram in Israël, is een stele bewaard gebleven waarin naar Omri en zijn zoon
van het tienstammenrijk verwezen wordt. Na de dood van Achab, verhaalt de Bijbel,
stopt de schatplichtige Mesa met zijn jaarlijkse betalingen aan Israël en
geraakt alzo in conflict met Joram.
De stele
van Mesa bevindt zich in het Louvre en werd anno 1868 door een Duitse
zendeling, F.A. Klein, gevonden. De steen is beschadigd en dit als gevolg van
het feit dat lokale Arabieren na het bekendmaken van de vondst de steen
verhitten en lieten springen. De gedachte moet geweest zijn; dat als Europeanen
er belang aan hechten er wel een schat in moet verborgen zijn. Dank zij de
eerder gemaakte gipsafdruk door F.A. Klein konden later de stukken weer
samengevoegd worden. Hierna volgt een gedeeltelijke vertaling (enkele letters
zijn onleesbaar en de zin van enige woorden niet zeker):
Ik ben
Mesa, zoon van Kamos-.., koning van Moab, uit Dibon afkomstig. Mijn vader is
koning geweest over Moab dertig jaar en ik werd koning na mijn vader en ik
maakte deze offerhoogte in Karko.. omdat hij mij gered heeft van alle koningen
en mij heeft doen neerzien op al mijn haters. Omri, de koning van Israël, hij verdrukte Moab vele dagen, want
Kamos was vertoornd op zijn land. En zijn
zoon (Achab) volgde hem op en ook hij sprak: Ik ga Moab verdrukken. In mijn
tijd sprak hij deze woorden, maar ik heb hem en zijn huis overwonnen
Omri had
het land van Medeba bezet en Israël woonde daarin in zijn tijd en in de helft
van de tijd van zijn zoon(Joram) veertig jaar
.
Chronologisch
is het in verband met deze studie belangrijk om de vermelding van de veertig
jaar verdrukking, die ons vanuit een Moabietische bron bereikt heeft, te
verklaren. Op het eerste gezicht namelijk lijken de veertig jaar niet mijn
revisie te volgen. Zelfs Velikovsky wist met de veertigjarige vermelding geen
raad of kon er geen gebruik van maken. Deze onderzoeker trok zelfs de Bijbelshistorische
berichtgeving omtrent deze koningen in twijfel.
De Moabietische
steen vermeldt een periode van veertig jaar voor drie koningen van Israël.
Wanneer we vanaf het eerste jaar van Omri in 920 v. Chr. tot aan Ahazia rekenen
verkrijgen we slechts 33 jaar. We kunnen er echter rustig vanuit gaan dat
Ahazia in Moab onbekend was. Hij regeerde slechts twee jaar over Israël. De
berichtgeving in de Bijbel over hem is kort, drie verzen, en dan nog zeer
negatief. Hij stierf voortijdig na een ziekte ten gevolgen van een val door het
tralievertrek van zijn boven-verblijf te Samaria. Een andere zoon van Achab nam
daarop de scepter in het tienstammenrijk over: Joram . Het is deze koning die
tegen het afvallige Moab zou oprukken en waarnaar de Moabietische steen verwijst.
In mijn reconstructie zitten er exact veertig jaar
tussen het einde van de regering van Josafat in 880 v.Chr. en het begin van de
regering van Omri in 920 v.Chr.
Een voorbeeld
van geschiedvervalsing:
De
ontdekker van de Moabietische steen was de Elzasser en Protestants zendeling
F.A. Klein. Het jaar van de ontdekking was 1868 AD. In 1868 maakte de Elzas, de
provincie waar Klein geboren werd, deel uit van Frankrijk en dit sedert de 16de
eeuw . Het was de Frans-Duitse oorlog van 1870/71 dat maakte dat dit
Duitstalige gebied deel ging uitmaken van de nieuwe Duitse eenheidsstaat, door
de legendarische Bismarck gevormd. Het gebied is lange tijd een twistappel tussen
Duitsland en Frankrijk geweest. Men kan vandaag rustig stellen dat de Eerste
Wereldoorlog uiteindelijk het resultaat was van Franse politieke machinaties om
het gebied d.m.v. een oorlog van Duitsland opnieuw afhandig te maken. Deze
Duits-Franse tegenstelling heeft tot na de Tweede Wereldoorlog geduurd. Heden
maakt de Elzas deel uit van Frankrijk en heeft de Bondsrepubliek Duitsland alle
gebiedsverlies als gevolg van de twee wereldoorlogen in de twintigste eeuw
aanvaardt.
In de
geesten der onderzoekers is dit echter geen vanzelfsprekendheid. In studies
over de oudheid is de nationaliteit van F.A. Klein niet altijd onmiddellijk te
achterhalen. Duitse onderzoekers noemen hem voornamelijk een Duitser of
Elzasser. Andere onderzoekers vermelden dikwijls eenvoudig weg de nationaliteit
niet. Klein was Duitssprekend, net zoals een andere beroemde Elzasser Albert
Schweitzer, bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog als protestants
zendeling en arts werkzaam in Frans Kongo, theoretisch een Fransman, maar wel
als Duitser door de Fransen geïnterneerd in een Frans concentratiekamp in
Afrika. Ik geef deze informatie door om aan te tonen hoe gevoelig
geschiedschrijving kan liggen en hoe gemakkelijk geschiedschrijving een
bepaalde kleur krijgt afhankelijk van de nationaal gekleurde bril die men
opheeft.
Met
vriendelijke groet,
Robert De
Telder
|