De
bedoeling van dit artikel is de Bijbelse profeet Jona chronologisch op de
tijdsbalk te plaatsen en de koning van Assyrië te identificeren die zich op de
prediking van Jona te Nineveh tot de God van Israël voor uitkomst wendde.
De Bijbel
leert dat Jona s bediening als profeet ten tijde van de regering van koning
Jerobeam II van het tienstammenrijk liep:
2 Koningen
14:23 In het vijftiende jaar van Amasja, de zoon van Joas, de koning van Juda,
werd Jerobeam, de zoon van Joas, de koning van Israël, koning te Samaria; hij
regeerde eenenveertig jaar. 24 Hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, hij
week niet af van al de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen
bedrijven. 25 Hij heroverde het gebied van Israël, van de weg naar Hamat tot de
zee der Vlakte, volgens het woord dat de HERE, de God van Israël, gesproken had
door zijn knecht, de profeet Jona,
de zoon van Amittai, uit Gat-Hachefer. 26 Want de HERE had gezien, dat de
ellende van Israël zeer bitter was, dat het met hoog als met laag gedaan was en
dat er geen helper was voor Israël. 27 Maar de HERE had niet gezegd, dat Hij de
naam van Israël van onder de hemel zou uitwissen; dus verloste Hij hen door
Jerobeam, de zoon van Joas. (NBG Vertaling 1951)
Ook de
Joodse historicus Flavius Josephus plaatst de bediening van Jona ten tijde van
de eenenveertigjarige regeringsperiode van Jerobeam II maar geeft verder ook geen
exacte tijdsaanduiding wanneer juist Jona de stad Nineveh bezocht. (Flavius
Josephus, Joodse Oudheden Boek IX, x, 1-2)
Beide
historische bronnen, de Bijbel en Josephus, brengen een bijzondere geschiedenis
over Nineveh: de bekering namelijk van een Assyrische koning tot de God van
Israël, en dit naar aanleiding van de oordeelaankondiging van de Hebreeuwse
profeet Jona te Nineveh. Deze historische gebeurtenis werd niet in Assyrische
bronnen opgetekend. Het is duidelijk dat de Assyrische kroniekschrijvers deze
vermaledijde koning, die de goden van Assyrië inruilde voor de God van Israël,
gewist -deleted- hebben. Men kan spreken van een damnatio memoriae gedurende
deze tijd voor Assyrië. Hierna het relevante Bijbelgedeelte:
Jona 3:1
Het woord des HEREN kwam ten tweeden male tot Jona: 2 Maak u op, ga naar Nineveh,
de grote stad, en breng haar de prediking, die Ik tot u spreken zal. 3 Toen
maakte Jona zich op en ging naar Nineveh, overeenkomstig het woord des HEREN.
Nineveh nu was een geweldig grote stad, van drie dagreizen. 4 En Jona begon de
stad in te gaan, één dagreis, en hij predikte en zeide: Nog veertig dagen en
Nineveh wordt ondersteboven gekeerd! 5 En de mannen van Nineveh geloofden God
en riepen een vasten uit en bekleedden zich, van groot tot klein, met
rouwgewaden. 6 Toen het woord de koning van Nineveh bereikte, stond hij op van
zijn troon, legde zijn opperkleed af, trok een rouwgewaad aan en zette zich
neder in de as. 7 En men riep uit en zeide in Nineveh op bevel van de koning en
van zijn groten: Mens en dier, runderen en schapen mogen niets nuttigen, niet
grazen en geen water drinken. 8 Zij moeten gehuld zijn in rouwgewaden, mens en
dier, en met kracht tot God roepen en zich bekeren, een ieder van zijn boze
weg, en van het onrecht dat aan hun handen kleeft. 9 Wie weet, God mocht Zich
omkeren en berouw krijgen en zijn brandende toorn laten varen, zodat wij niet
te gronde gaan. 10 Toen God zag wat zij deden, hoe zij zich bekeerden van hun
boze weg, berouwde het God over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen
aandoen, en Hij deed het niet. (NBG Vertaling 1951)
Het deleten
van deze historische gebeurtenis door de Assyriërs is een aanwijzing dat de Assyrische historische
bronnen niet betrouwbaar zijn.
Het
afwenden van de geprofeteerde ramp die Nineveh ondersteboven zou keren
postuleer ik te hebben plaatsgevonden in het jaar 776 voor Christus. Het is het
jaar dat in de oude wereld de Olympische Spelen van start gingen en dit uit
dankbaarheid naar hun goden toe, voor het afwenden van de ramp. Er was
namelijk al eerder een cyclus van rampen bezig die met een regelmaat van tijd planeet
aarde met allerhande calamiteiten teisterde. Er was een cyclus van
meganatuurcatastrofes van ongeveer 54 ½ jaar en 13 jaar aan de hand.
De jaren
voor Christus: 860, 830, 816, 802 en
790 waren getuigen van deze calamiteiten. We kunnen ons voorstellen dat de oude
wereld vol spanning en angst rond 776 v. Chr. uitzag naar de volgende ramp die
over hen heen moest komen. In 776 v.
Chr. werd deze ramp afgewend en het zou tot 761 v. Chr. duren alvorens een
nieuwe cyclus van start ging met de volgende rampjaren: 761, 748, 735, 722 en 709 v. Chr.
Het
plaatsen van de profeet Jona te Nineveh op de tijdsbalk in het jaar 776 v. Chr.
maakt dat zijn bediening binnen de regeerperiode van Jerobeam II valt.
Volgens
mijn herziening van de geschiedenis van de oudheid zat tijdens deze
tijdsperiode in Assyrië koning Sardanapallos op de troon zat. Een naam die ons
via de Grieken overgeleverd werd. In mijn revisie, zoals uiteengezet in De Assyriologie
herzien plaats ik Sardanapallos op de tijdsbalk tussen de regeerperioden van
de Assyrische koningen Assur Nerari V en Tiglath Pileser III. Het is Assyrische
koning met de Griekse naam Sardanapallos die in de Assyrische koningslijsten
ontbreekt. De aanleiding is ongetwijfeld de bekering van de Assyriër tot de God
van Israël ter uitredding van de nakende ramp. Het feit dat hij een oor had
naar de prediking van de Hebreeuwse profeet Jona en zich niet tot de goden van
Assyrië keerde maakt dat zijn uit de koningslijst gewist werd.
Het
raamwerk dat de Griekse legende schildert bevat heel wat historische details.
Volgens het Griekse verhaal waren twee schatplichtige vorsten, namelijk Arbaces
van Medië en Belesys van Babylon, in opstand tegen Sardanapallos, de koning van
Assyrië, gekomen. Sardanapallos, trok deze opstandelingen met zijn leger
tegemoet en hij zou zeker de overwinning over hen behaald hebben, moest er geen
muiterij in het Assyrische leger zijn uitgebroken. Het waren Assyrische
soldaten die terugkeerden van Baktrië, die naar de opstandelingen overliepen.
Hierop volgde gedurende twee jaar een belegering van Nineveh alwaar Sardanapallos
zich had terug getrokken. Het verhaal gaat verder dat in het derde jaar van de
belegering, de rivier de Tigris buiten haar oevers trad en de stadsmuur
ondermijnde zodat deze over een lengte van twintig stadiën instortte. Hierop
heeft Sardanapallos, zijn einde onder ogen ziende, zich om het leven gebracht.
Nineveh werd daarop ingenomen. Ik postuleer dat het buiten de oevers treden van
de Tigris te maken had met de meganatuurcatastrofe van het jaar 761 v. Chr. Ook
vanuit Egypte hebben we gelijkaardige berichtgeving over het uitzonderlijk
buiten de oevers treden van de Nijl ten tijde van zulke catastrofes. De belegering
van Nineveh krijgt nu de jaren 764/761 v. Chr. In 761 v. Chr. vond er een
regime-change in Nineveh plaats. De koningen Pul en Tiglath Pileser III namen
de macht over. In Genesis versus Egyptologie toon ik vanuit Egyptische
bronnen, aan dat Pul de vader van Tiglath Pileser III was.
De Bijbel
door monde van de profeet Hosea, geeft voor deze tijdsperiode het Hebreeuwse
equivalent voor koning Sardanapallos: JAREB. Hierna het betreffende
Bijbelgedeelte:
Hosea 5:8
Blaast de bazuin in Gibea, de trompet in Rama! Maakt alarm in Bet-Awen! Achter
u, Benjamin! 9 Tot een woestenij zal Efraïm worden ten dage des oordeels. Over
de stammen Israëls maak Ik bekend wat vast besloten is. 10 De vorsten van Juda
zijn als zij die de grenzen verleggen. Op hen zal Ik mijn verbolgenheid
uitgieten als water. 11 Verdrukt is Efraïm, verpletterd door het recht, omdat
hij heeft verkozen het ijdele te volgen. 12 Daarom ben Ik voor Efraïm als een
mot, en als een beeneter voor het huis van Juda. 13 Toen Efraïm zijn krankheid
zag, en Juda zijn gezwel, ging Efraïm naar Assur
en zond boden naar koning JAREB (Strijdlust).
Deze echter kan u geen genezing schenken, en zal het gezwel van u niet
wegnemen.
Hosea 10:1
Israël is een welige wijnstok, die zijn vruchten voortbrengt; naarmate hij meer
vrucht verkreeg, maakte hij meer altaren; naarmate het zijn land beter ging,
maakte hij mooiere gewijde stenen. 2 Bedrieglijk was hun hart, nu zullen zij
hun schuld boeten: Hij zal hun altaren verwoesten, hun gewijde stenen
vernielen. 3 Nu zeggen zij wel: Wij hebben geen koning maar, wanneer wij de
HERE niet vrezen, wat zou dan de koning voor ons kunnen doen? 4 Zij spreken
holle woorden: zweren valse eden, sluiten maar verbonden. En het gericht schiet
op als een gifplant in de voren van de akker. 5 Om dat kalf van Bet-Awen zijn
de inwoners van Samaria bezorgd; ja, daarover treurt het volk, daarover maken
de afgodspriesters misbaar, omdat de heerlijkheid daarvan is geweken. 6 Ja, het
wordt zelf naar Assur gebracht als een geschenk voor koning Strijdlust (sv)JAREB.
In de
grondtekst van de Bijbel staat er Jareb wat de SV Statenvertaling correct als
een eigennaam doorgaf. De NBG Vertaling (1951) vertaalde JAREB met Strijdlust.
De NBV vertaling (2004) maakte er kemphaan van, wat voor onze geschiedschrijving
onbruikbaar is. We zien hier weer het gezag dat de wetenschap Assyriologie
heeft ten overstaan van nieuwe Bijbelvertalingen. De Bijbelse naam JAREB komt
in de Assyrische koningslijsten niet voor en aldus neemt men aan dat de
Hebreeuwse benaming JAREB wel een andere betekenis zal hebben.
JAREB of
het onbekende Assyrische equivalent is de gehate naam die door zijn Assyrische
tegenstanders na hun overwinning, deleted werd. Een koning die het
uiteindelijk na veel strijd tegen usurpators voor zijn troon moest afgeven.
Vanuit de
Bijbel kan deze gebeurtenis redelijk goed op de tijdsbalk geduid worden. De
profeet Hosea (1:1) trad in Israël op ten tijde van koning Uzzia, Jotham, Achaz
en Jehizkia, koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas,
koning van Israël. Deze tijdspanne is dezelfde als de tijd wanneer de profeet
Jona naar Nineveh gezonden werd. De profetische woorden aangaande JAREB werden
uitgesproken/vervuld na de dood van Jerobeam tijdens de periode van 775 tot 764
v. Chr. wanneer het tienstammenrijk zonder koning zat. Deze tussenperiode in de
lijn van de koningen van het tienstammenrijk werd eveneens door Hosea
voorspeld:
Hosea 3:
4 Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde
steen, zonder efod of terafim.
Hosea
hoofdstuk vijf en verder beschrijft de toestand in Israël na de dood van
Jerobeam II. Dezelfde tijd dus dat JAREB koning van Assyrië was met als
hoofdstad Nineveh.
Met
vriendelijke groet,
Robert De
Telder
|