Jozua 8:30
Toen bouwde Jozua een altaar voor de HERE, de God van Israël, op de berg Ebal, 31 zoals Mozes, de knecht des HEREN, de
Israëlieten geboden had, naar hetgeen geschreven stond in het boek der wet van
Mozes; een altaar van onbehouwen stenen, die men met geen ijzer bewerkt had;
zij brachten daarop brandoffers aan de HERE en slachtten vredeoffers. 32 En
dáár schreef hij op de stenen een afschrift van de wet van Mozes, hetwelk hij
opschreef ten aanschouwen der Israëlieten. 33 Geheel Israël nu, zijn oudsten,
de opzieners en zijn rechters stonden aan weerszijden van de ark, tegenover de
levitische priesters, die de ark des verbonds des HEREN droegen, zowel
vreemdelingen als geboren Israëlieten, de ene helft tegenover de berg Gerizim
en de andere helft tegenover de berg
Ebal, zoals Mozes, de knecht des HEREN, vroeger geboden had, om het volk Israël
te zegenen. 34 Daarna las hij al de woorden der wet voor, de zegen en de vloek,
naar alles wat in het boek der wet geschreven stond. 35 Er was geen woord van
al hetgeen Mozes geboden had, dat Jozua niet voorlas aan de gehele gemeente van
Israël en de vrouwen, de kinderen en de vreemdelingen, die met hen meegegaan
waren
In de
vorige eeuw in het jaar 1967 kwam Samaria waar de berg op zo een negenhonderd meter
boven de zeespiegel gelegen is, in Israëlische handen. Gedurende vele eeuwen
lag het gebied en de berg er onherbergzaam bij. Op het plateau van de berg vond
een Israëlisch archeologisch team onder leiding van Adam Zertal in 1982 een
massieve rechthoekige constructie van grote onbehouwen stenen. De afmetingen
waren ongeveer negen meter bij zeven meter en drie meter hoog. Binnen de constructie vond
men as, potscherven, stenen en afval. Vooral opmerkelijk was de vondst van meer
dan vierduizend dierlijke beenresten, meestal verbrand, die in een laboratorium
geanalyseerd werden. De meeste beenderen bleken van stieren, schapen en geiten
afkomstig te zijn. Geen van de beenderen bleek van de zogenaamde Bijbelse
onreine dieren afkomstig te zijn wat een sterke indicatie naar religieuze
offers was. Na vier jaar onderzoek van de site was er voor de archeoloog Zertal
maar één conclusie mogelijk: dit was de site waar het Bijbelboek Jozua naar
verwijst. De blootgelegde constructie bleek volledig aan alle voorschriften van
Mozes in de Bijbel te voldoen.
Het
dateren van de constructie is moeilijk. De gevonden beenderen werden gedateerd
in de twaalfde eeuw voor Christus en de constructie van het altaar in het
IJzertijdperk I gedateerd. De archeologische strata in Israël worden echter
alle aan de hand van de orthodoxe Egyptische chronologie gedateerd. En als een
gevolg van ongeveer zeshonderd jaar foutieve tijdrekening in Egypte zit ook in
Israël de archeologie die deze dateringsmethode hanteert er altijd enkele
eeuwen naast. Ook de archeoloog Zertal dateerde zijn vondst aan de hand van de
Egyptische chronologie. Het vinden van twee Egyptische scarabeeën op de site
maakte dat voor het jaartal 1250 v. Chr. gekozen werd. Een betreurenswaardig
foutief jaartal dat geen recht aan het Bijbelbericht doet. Het correcte jaartal
voor de bouw van het altaar op basis van de gereviseerde chronologie is 1437 v.
Chr.
De stenen
getuigen ook vandaag nog dat de Bijbel geen mythe of folklore is maar het
spreken van de God van Israël in de geschiedenis.
Met
vriendelijke groet,
Robert De
Telder
|