Ik
kijk er al naar uit om de volgende pas over de Andes over te steken.
Vijfendertig kilometer gruisweg in het eerste deel kunnen de pret
niet drukken. Deze grensovergang gaat door een grote vallei waarbij
we de hoogste top van Zuid-Amerika passeren. Links van ons stroomt
weer rood water, de bergflanken schitteren door hun subtiele kleuren.
We zien nog eens vrachtwagens maar ze zijn er niet in grote getale.
De 'puente del Inca' is een natuurlijke brug met spectaculaire
kleuren. De ruïnes eronder verknoeien de boel wel, het waren vroeger
baden. Een beetje verder ligt het park “Aconcagua”. We hebben
gelukkig tijd voor een kleine wandeling zodat we de hoogste berg
helemaal kunnen zien. De lucht is blauw, goed voor diegenen die de
top proberen te bereiken. Die doen er twaalf dagen over. Het is
vooral de hoogte die de klimmers parten speelt. De prijs is ook
aanzienlijk om te mogen afzien op deze kanjer. Na de tunnel komt de
grenspost. We klaren de grensovergang in een half uur, ons record. In
het skihotel Portillo eten we een sandwich met zicht op het bergmeer.
Daarna gaan we voorzichtig naar beneden langs een spaghettisliert met
25 haarspeldbochten. De Chileense afdaling is wel indrukwekkend maar
minder mooi dan de Argentijnse kant. De B&B waar we nu logeren is
geweldig. Dit was 200 jaar geleden het douanekantoor. Ik denk niet
dat ze toen het stenen zwembadje al hadden dat wordt gevoed door een
kanaaltje met bergwater. We genieten na in de tuin met hortensia's en
fruitbomen en zicht op een heuvel met cactussen. Volgens de eigenaar
is onze grenspassage uitzonderlijk snel geweest. Geluk? Of misschien
zien we er al uit als ervaren reizigers.
Het
is een half uurtje rijden naar het park 'leoncito'. Onderweg zien we
de bergketen in zijn volle glorie (alleen de Mercedario staat op de
kaart 6770 meter hoog). In het park krijgen we aanwijzingen wat wel
en niet te doen mochten we een poema tegen komen. Frans stopt me maar
meteen een stok in de hand als we aan ons wandelingetje beginnen.
Gelukkig zien we alleen drie hazen en een soort marmotjes (die staan
op het menu van de poema, denk ik). Het kleine riviertje maakt het
verschil in dit valleitje. Soms moet het wel enorm aanzwellen, dat
zie je aan takken en stro die tegen de bomen in de kleine canyon
plakken. Na een uurtje wandelen rijden we een paar kilometers verder
bergop naar de sterrenwacht. We krijgen een rondleiding met drie
Argentijnen. Hier is geen wetenschapper meer nodig om de boel
draaiende te houden, alles wordt vanop afstand, en in verschillende
landen, bediend. In 1963 begonnen ze een locatie te zoeken voor de
telescoop en pas in 1986 heeft hij het eerste sterrenlicht gezien. In
de (zuidelijke) winter is het hier heel helder, de telescoop wordt
zo'n 270 nachten per jaar gebruikt. Nu (zomer) zijn er bijna iedere
avond wolken. Een tweede, kleinere telescoop kan je ook na
zonsondergang bezoeken. Een deel van het park bestaat uit een grote
zandvlakte waar je met zeilwagentjes kan rondrijden. Op de middag is
er alleen een eenzame motorrijder te zien. Ik ga naar de kruidenier
achter het hoekje en koop wat groenten om vanavond eens wat te
kokkerellen. Ik zal wel eens naar de potten in de andere bungalows
moeten kijken want de onze ziet er niet gezond meer uit. Ezequiel,
een babbelaar uit Buenos Aires zal ons wel willen helpen. Hij kwam
hier gisteren met zijn familie toe, na twee dagen autorijden. Er komt
veel wind op maar ik geniet buiten van het spel van de ondergaande
zon met de wolken en het licht op de bergen. We lunchen bij een
andere babbelaar, die ons een les geeft in Argentijnse beenhouwerij.
We kunnen de namen van de stukken vlees niet onthouden, zeker niet
als de regio's ze nog eens anders benoemen.
Sorry,
dat ik weer in herhaling moet vallen maar het was weer een prachtige
rit. We nemen zelfs geen foto's meer van de 'gewone' rode en groene
bergen. Het was een weg waar je amper bewoning tegen kwam. Er zat ook
een schitterende afdaling tussen op een prima wegdek. Dan was er de
vallei waar er een rode en een heldere stroom naast elkaar vloeiden.
En dan kwamen er weer gekleurde heuvels en aan de andere kant het
zicht op wel vijf besneeuwde bergtoppen. Het kan niet op. Op onze
bestemming, Barreal, nemen we het eerste restaurant. Het ziet er van
binnen uit als een bergchalet. In Argentinië voel ik me minder
schuldig om een keer een steak te bestellen. Hij is heel mals maar ik
had meer smaak verwacht. We praten met een Frans koppel naast ons.
Hun dochter studeert in Argentinië. Zij vertellen dat de hele
landbouw massaproductie is. Er is een overaanbod aan vlees en de
overheid stimuleert de bevolking om vooral veel vlees te eten. Dat is
hier heel goedkoop. Ieder dorp heeft dan ook verschillende
beenhouwerijen (en één disco). Wij missen ondertussen de menu's van
de vorige landen met rijst, bonen, sla en een beetje vlees of vis.
Onze 'cabaña' heeft ook zicht op de Andes. We zitten op 1700 meter
maar het is weer goed warm. Tijd voor een siësta, zoals de locals.
Mooie
rit, de eerste vallei waar we doorsteken (Miranda) heeft weer rode
rotsen. Dan hobbelen we 60 kilometer over de ene zonk na de andere.
In sommigen zit er rode modder of water. We zoeken nog naar een
restaurantje in Huaco. De hoofdweg, met fietspad en dubbele brandende
lampen doet meer vermoeden dan de paar zandstraten die erachter
liggen. We moeten nog wachten. De laatste vallei naar San José de
Jachal wordt doorsneden door een smalle weg. We toeteren bij iedere
bocht. Ze geeft uit op een stuwmeer. Het is verrassend om plots veel
water te zien. Een dorp verder zien we de grappige theepot op het
plein. Misschien zwaait hier een vrouw de plak. San José slaapt als
we eraan komen. Het is dan ook zondagnamiddag. Gelukkig is er één
restaurant open. Ons hotelletje is redelijk triestig maar zit nu wel
vol. Gelukkig is de wifi er goed en de airco werkt want het is buiten
om te bakken. Ik bel mijn moeder en hang drie kwartier aan telefoon
met Chloé. Dat was heel lang geleden. In Sao Paulo is blijkbaar
alles kits, behalve dat Thomas nog steeds zijn werkvergunning niet
heeft.
Nu er
wolken zijn waag ik me buiten. Het verbaast me dat de deur van de
toeristische dienst open gaat. Aan de overkant zet ik mijn handtekening in een tentje met
protestslogans. Het stadje heeft echt een probleem. Boven op de berg
zit een goudmijn die het water vervuilt. Vaak is er zelfs geen water.
Aan de vergane kleur van de foto's leid ik af dat hun protest nog
niet veel heeft uitgehaald. Wel erg want niemand wil zware metalen in
zijn drinkwater. Ik neem dus maar een slokje cola zero uit de ijskast
in plaats van een kopje thee te zetten.
's Avonds is dit een andere stad. Nu staan alle tafels van alle restaurants op straat. Er wordt een podium gebouwd. Er is animatie. Het midden van het plein en de terrassen zitten vol volk. Het concert begint pas na 11 uur. Wij zijn nog niet gewend aan dit ritme en kruipen ons bed in.
Het
blijft goed regenen. Gelukkig kregen we net voor het slapen gaan
terug stroom. Ik duik dan maar in de gids van Zuid-Amerika. Frans
heeft een spannend boek. Tegen de middag is het droog. We bezoeken
Samay Huasi, dat is een boerderij van de oprichter van een
universiteit. Het is allemaal wat oubollig maar we kunnen wel een
aangenaam wandelingetje maken onder de oude druivenstokken en even
omhoog klimmen. We zien zelfs een kleine vos met grote oren.
Het
mooie huis met de cactustuin, verder op de weg, is spijtig genoeg
niet meer te bezoeken.
We
rijden verder naar 'estacion 2'. De bezienswaardigheid van Chilecito
is een kabelbaan, gebouwd tussen 1903 en 1905. Ze heeft maar 17 jaar
dienst gedaan om de ertsen en mineralen van 4600 meter hoogte over 34
kilometer (en 262 palen) naar beneden te brengen. De crisis van de
jaren dertig heeft ze de das om gedaan. Er zijn negen stations.
Station 2 ligt 400 meter boven de stad en geeft prachtig uitzicht op
de hele omgeving, besneeuwde toppen incluis. We hebben geluk dat de
wolken net zijn opgetrokken en we de extra sneeuw van gisterenavond
kunnen bewonderen. De verdere stations kan je alleen per 4x4, met een
gids bezoeken. Je hebt er de hele dag voor nodig. Wij zakken dan maar
terug naar station 1. Het museumpje is niet veel waard, behalve een
boek met foto's van de bouw van de baan. Je ziet hoe alles met man-
en ezelkracht naar boven gebracht wordt.
Alles
is nu dicht in het stadje behalve de ijssalons en een restaurant waar
we een late lunch eten. We moeten het weer uithouden tot negen uur.
We hebben het zwembadje voor ons alleen. De zakkende zon beschijnt
terug de besneeuwde toppen.
Deze
morgen wilden we nog meer ateliers bezoeken. We hebben geen
weefgetouw meer gezien maar wel deze oude krakken. Aan de banden kan
je zien of ze nog in gebruik zijn (deze doen allemaal nog dienst).
Ons
stuur is bijna te heet om te rijden. Leve de airco want de
temperatuur stijgt nog verder tijdens de rit van drie uur. Er zit
vandaag weinig variatie in het landschap. De grond blijft zanderig,
soms roze. De struiken zien er wat stoffig uit en de bergen zijn
gespikkeld. We stoppen bij het eerste restaurant dat we in Chilecito
tegen komen. De menukaart, met vertaling, helpt niet echt bij het
bestellen. De ober legt uit dat Peceto rundvlees is en wijst naar
zijn ribben. 'Op zijn Portugees' is erg lekker met veel groenten in
tomatensaus. Dit is trouwens het eerste land (US inbegrepen) waar we
van ons eten kunnen genieten zonder voetbal in onze maag gesplitst te
krijgen. Hier krijg je vaak (Argentijnse) muziek.
Het
is nu veertig graden. In onze cabaña is er geen wifi maar wel airco
en een zwembadje. In het stadje zijn we onze gsm en portemonnee gaan
bijladen. Bij terugkomst is het onweer dichterbij gekomen. Zo
dichtbij dat we nu zonder elektriciteit zitten. Er waren een paar
enorme knallen en het heeft goed geregend. Gelukkig bracht de regen
ook verkoeling zodat het raam nu als airco kan dienstdoen.
Eerst
goed voltanken! Er staat een lange rij aan het station en we krijgen
de mededeling dat we het eerste uur niets kunnen krijgen omdat de
tanks gevuld worden.
Het
is dan wel raar dat er niemand staat aan het andere station. Is het
te duur, is de benzine niet goed...? We nemen er toch maar wat liters
in voorraad want er is geen ander station in de omgeving.
Er
zijn hier amper bruggen maar wel heel veel zonken in de weg om het
water door te laten. Het heeft blijkbaar geregend in de bergen want
hier en daar worden onze banden nat en zijn ze het slijk van de weg
aan het ruimen.
Onze
eerste halte na 50 kilometer is 'Quilmes', dat was een stad van zo'n
5000 inwoners rond 1200. Je ziet heel goed het patroon van de stenen
waarop ze hun huizen bouwden. De ronde vormen met een heel smalle
doorgang naar het huis waren de voorraadkamers. Het deel dat
gerestaureerd is diende ter verdediging, het ligt tussen twee
'forten'. Er werd toen aan terrasbouw gedaan maar nu lijkt het hier
te droog voor bewoning. De cactussen houden het wel uit.
Onze
volgende stop is 'Amacha del valle', waar er en populair museum zou
zijn, én een naftstation. Je kan het museum niet missen. Hier is
geen postbode aan het bouwen gegaan maar een schilder en wever ;
Hector Cruz. De combinatie van stenen en cactussen is
geslaagd. Zijn wandtapijten zijn mooi, in de schilderijen zijn
de kleuren te hard. . In één gebouw is een collectie mineralen te
zien.
De
dorpen waar je hier door rijdt stralen allemaal iets zuiders uit. De
lucht is minder zuiders want er hangen dikke grijze wolken over de
bergen. We rijden verder door de brede vallei. Die verandert bij
Hualfin waar er weer een paar gekleurde bergen verschijnen en een
soort duinen. Voor Belén dalen we af door een smalle vallei. Hier
wordt er heel wat gefietst. In Belén zijn de meeste huizen verzorgd.
Sommigen zouden Monsieur Hulot wel bevallen. Er wordt hier nog
geweven op traditionele wijze. Bij één atelier staat de lamawol te
pruttelen in een soepje van uienschillen, matethee of notendoppen. De
natuurkleuren zijn erg mooi. Ik wil graag iets kopen maar zie geen
toepassing voor wat ze maken.
De
restaurants gaan hier pas om 9 uur open. En wij zijn de eersten. De
porties zijn prima voor de vier kerels die net de hoogste berg van
Zuid Amerika beklommen. Wij kunnen maar beter wat voor de hond
laten.
Onze
uitstap vandaag gaat naar de 'quebrada de las flechas' in de
Calchaquies vallei. We starten door de wijnvelden. Heel vaak is er
een zonk in de weg om het water dat van de bergen komt door te laten
maar voorlopig staat alles kurkdroog. De boeren pompen hun water op
uit de grond. Sommige wijngaarden zijn omzoomd door cactussen. Ik had
de twee nooit samen verwacht. Verder in de vallei wordt het droger en
krijgen we weer imposante rotsmuren te zien. Het asfalt is
ondertussen wel verandert in een zandweg maar hij blijft breed en
rijdt vlot. We komen langs enkele kleine dorpen met vernieuwde
scholen. Een vetpot kan het hier wel niet zijn.
De
rotspartijen zijn weer knap maar zandkleurig. Op de terugweg koop ik
nog druiven tegenover het kleine kerkje. Ze maken er binnen een
rommeltje van. Onderweg zie je naast de meeste huizen een oven van
klei. We eten in San Carlos, een wijndorp met een grote beschaduwde
plaza. Het zit er goed vol. In de namiddag houden we siësta zoals de
rest van de bevolking. Daarna maak ik nog een wandeling in het
stadje. Er zijn hier heel veel bodega's die je kan bezoeken en dat
schijnt ook de activiteit van heel wat toeristen te zijn. Met die
combinatie schijnen ze hier goed te boeren in Cafayate.
Gisterenavond
hebben we ons aan onze eerste 'asado' gewaagd. Je krijgt dan een hete
schotel met gegrild vlees voorgeschoteld. De ribben en zwezeriken
waren herkenbaar. Dan was er nog worst en bloedworst en de rest
konden we geen naam op kleven. Het meeste was lekker maar het wordt
zeker niet onze dagelijkse kost.
Bij
het buiten rijden van Salta hebben we nog vaker voor rode lichten
gestaan dan wanneer je langs Schoten, door Merksem naar Antwerpen
rijdt. Daarna was het aangenaam rijden door een groene brede vallei.
Tot we de bergen inreden en het landschap weer droger werd. De
'quebrada de las conchas' is weer spectaculair. De tinten zijn vooral
baksteenrood een groen. Een aantal stops hebben we gemist, we hadden
niet onmiddellijk door dat de groene bordjes wezen op de namen van
speciale rotsformaties. In Chili werden alle toeristische
bezienswaardigheden in het bruin aangekondigd. Het is hier wel een
sauna zodat je ook niet geneigd bent om ver te wandelen. In het
'auditorium' doen een soort papegaaien de muzikanten concurrentie
aan. De muzikanten winnen. We eten onderweg empanadas die net
loeiheet uit de buitenoven komen.
Cafayate
is vooral bekend voor zijn wijnbouw. Het is één van de weinige
plaatsen in Argentinië waar er witte wijn gemaakt wordt. Het stadje
heeft vele terrassen rondom het plein. Je zou je in het zuiden van
Frankrijk kunnen wanen. We eten heel lekker en bestellen een glas
wijn te veel (ze zijn groot, en de witte is inderdaad lekker). Voor
ons valt de devaluatie van de peso natuurlijk mee. De Argentijnen
hebben de waarde van hun centen met de helft zien dalen. Een jong
koppel in het hotel is blij dat ze twee jaar geleden een reis in
Europa hebben gemaakt. Wij hebben nu 10 betaald voor een zeer
mooie schotel in het beste restaurant van het stadje. Op het plein
wordt er nog gedanst en muziek gemaakt.
Deze morgen een paar rekeningen betaald en mijn blog bijgewerkt. Het was best lawaaierig en druk op de overdekte markt waar we lunchten met soep en caneloni. Na 13 uur houden ze hier siësta tot 5 uur. Het is vandaag een stuk warmer, ik heb dus ook maar even gewacht om de 'cerro' te beklimmen. De vraag aan de politie of het veilig was, had ik niet hoeven te stellen. De trappen naar boven werden druk belopen en bewandeld. Ik heb een goede tijd neergezet en maar 25 minuten geklommen in plaats van de vooropgestelde 45 minuten. Er zit dus toch nog wat sap in mijn spieren! Toch zal ik meer moeten sporten want ik was een beetje slap bij het terug wandelen. Boven waren er watervallen aangelegd en enkele terrassen. De eitjes om de berg op te komen zijn niet meer van de jongste. De omgeving van Salta is in alle geval heel groen. Verder is onze was weer gebeurd en Frans is op zoek naar startkabels voor de auto.
Een nieuw land wil ook weer zeggen :
zorgen voor een nieuwe telefoon chip, geld afhalen...
Gelukkig is alles hier goedkoop want
het geld zelf is duur. Je betaalt hier soms 10% en je kan per keer
maar een 100 afhalen. Je hebt ook redelijk wat kans dat de
machines leeg zijn. We zitten drie nachten in een oud maar aangenaam
hotel in het centrum. We nemen hier een paar dagen rust na al die
uren kilometers vreten. De kathedraal op het plein is binnen wel
spectaculair. Het altaarstuk is uit Spanje over gekomen. De foto met toren is een andere kerk. De rode foto
heb ik genomen in het museum voor hedendaagse kunst. Het geeft wel
goed de triestige sfeer weer van de vele indigena's die hier proberen
hun waar te verkopen. Je zou van ze allen iets willen kopen maar ze
bieden allemaal hetzelfde aan.
Voor de lunch treffen we wel een
uitstekend restaurant. Het is groot en zit stampvol. Iedereen krijgt
als hapje aubergines met grote witte bonen, het is heerlijk. Goed
gevuld wandelen we verder langs stalletjes met handwerk. Het museum
'de la historia del norte' leert ons meer over de streek. De stad is echt ontworpen door de Spanjaarden, de straten zijn kaarsrecht. Het 'casa
de la cultura de america' zit in een soort art deco gebouw met mooi
houtwerk. Op de valreep bezoek ik nog het museum met inca mummies.
Die zijn hier ook hoog op een vulkaan gevonden maar veel beter
bewaard. De stofjes van de kleine popjes bij het graf zijn zo helder
van kleur dat je zou twijfelen aan hun echtheid. We besluiten enkel
een dessertje te eten als avondmaal maar daarvoor hadden we in Peru
moeten zijn waar iedereen 's avonds nog koffie drinkt en gebak eet.
Nu krijgen we vooral gekonfijt fruit. Aan suikers geen tekort.
We beginnen met een wandeling langs de
gekleurde rotsen. Het is weer genieten. We wandelen tot bij de
kampeerwagen die een geweldige plek heeft gevonden. Het blijkt een
Waalse familie te zijn die met hun twee kinderen door Zuid Amerika
trekken. Veel ruimte zullen ze niet hebben met hun vieren. In Salta
zijn ze dan ook eens op hotel geweest. We krijgen nog enkele tips
voor onze verdere tocht. Niet alle wegen zijn goed berijdbaar in
Argentinië.
Benzinestations blijken hier schaars te
zijn. Er staat dan ook een file wanneer we in Juyuy wille tanken. We
tanken zelf bij met een 'Napolitano', dat is zware kost met frietjes
en gepaneerd vlees met kaas. De Argentijnen eten bijna allemaal een
gemengde gril. Van 'minderen met vlees' hebben ze hier nog niet
gehoord. Van daaruit volgen we de kleine weg. Nu zitten we echt in
het groen, we worden zelf bijna groen van de vele kronkels. Er
rijden hier nog wel wat vakantiegangers die de bossen opzoeken.
Salta is een aangename stad met een
prima klimaat. We laten 's avonds wel onze halve pizza staan, de
korst is als karton.
De Pasa de Jama is hoog en een lange
rit maar hier verveel je je niet. Iedere 'salina' of 'laguna' die je
voorbij komt is anders. Er zitten altijd wel dieren die je kan
observeren en de tinten in het landschap zijn schitterend. Bovendien
hebben de goden hier wat rotsen in het rond gestrooid die Dali
misschien in zijn dromen heeft gezien. Gelukkig zijn we al gewend aan
de grote hoogte want de rit is adembenemend mooi. Dan is er de
grenspost (in the middle of...). Er kwam net voor ons een bus aan
maar gelukkig mogen we voor. De vier loketten gaan erg snel. We eten
onze lunch in de auto want we waren vergeten dat de avocado's en de
tomaat de grens niet over mogen. De controle van de auto is miniem.
In minder dan een uur zijn we de grens over, een record. In
Argentinië gaat het moois voort. Op grote hoogte blijft het
landschap gelijkaardig, wel krijgen we voor het eerst in lang regen
te zien. We stoppen even in Susques, het eerste dorp over de grens.
Daar is een voetbaltornooi aan de gang op rode velden. De rivier is
een rode slang door het groen, waanzinnig!
Dan belanden we in een grote vlakte met
de 'salina grande', wit en spiegelend, en een toeristische attractie.
De chalet erbij is opgetrokken uit zoutblokken (nogal gebarsten).
Als we daarna haarspeldbocht na
haarspeldbocht krijgen belanden we in de mist. Gelukkig schilderen ze
hier duidelijke lijnen op het wegdek en staat er voor iedere bocht
een teken. Onder de wolken duiken we weer in een surrealistische
vallei met dikke reuze cactussen, vreemde structuren en tinten.
Purmamarca waar we logeren doet er nog een schepje bovenop. Op
restaurant drinken we de eerste lekkere wijn in maanden (Frans eet
lama in wijnsaus). Argentinië is geweldig!
De 'valle de la luna' is één van de
bekendste attracties in San Pedro en ligt dicht bij het hotel. Ze is
het mooist bij zonsondergang maar is dan ook heel vol. 's Morgens is
ze toch ook heel mooi en het is ook minder warm. Ik geniet van de
wandeling over de rotskam waar ik bijna alleen ben en kan op het
uiteinde zelfs rondom filmen zonder iemand in beeld. (Frans voelt
zich minder goed en maakt een kleinere wandeling.) Van daaruit rijden
we meteen terug richting Calama om verder een afslag te nemen naar
Rio Grande. Het is mooi rijden. Bij de Petrogliefen vragen we of er
eten te krijgen is in de vallei. We moeten het doen met wat we in de
auto hebben (noten, crackers, een soort vruchtenpasta, banaantjes).
We rijden nog even bergop na de haarspeldbocht over het riviertje en
krijgen bij de ingang van Rio Grande een geweldig uitzicht op de
smalle vallei. In het valleitje naar 'valle arcoïris' moeten we een
paar keer het water door. De attractie is niet verstopt. De rotsen
hebben hier inderdaad de kleuren van de regenboog. Vooral het groen
is heel speciaal, zeker in contrast met de rode aarde. Er zit zelfs
een beetje blauw in de berg. Op de foto's komen de kleuren niet echt
tot hun recht. We genieten enorm van de prachtige wandeling.
Gelukkig heeft Frans het idee om toch nog verder de vallei in te
rijden. Daar vinden we rotsen als orgelpijpen en zien we een koppel
Andes condors die een show voor ons opvoeren. Nu pas komen er andere
auto's aanrijden. Op de terugweg stoppen we nog even om de
rotstekeningen te zien. Terug in San Pedro wil ik deze keer de
zonsondergang niet missen. We rijden een beetje omhoog, staan niet op
een ideale plaats maar zien toch hoe de woestijnkleuren verhevigen
met de zakkende zon zodat we ook eindigen met het thema 'kleur'.
De foto's spreken voor zichzelf : een prachtige dag. Je bent hier wel niet alleen bij de attracties. Alleen het zwembadje hadden de anderen niet ontdekt, joepie!
Een extra fotootje van gisteren. Dit hadden we dikwijls voor in de woestijn. Soms ook lastig dat de weg steeds spiegelde en niet goed de afstand van tegenliggers kon inschatten.
De kustroute bleek een goede keuze om
verder zuidelijk te rijden. Zo hebben we rechts zicht op heldere en
schuimende golven en grillige rotsen in het water. We komen één,
nog nieuwe, haven tegen, Patillos, waar er vooral zout wordt
vervoerd. Verder zijn er vissersdorpen die het zonder elektriciteit
en benzinestations moeten stellen. Onderweg zijn we geen groene
spriet tegen gekomen. Frans moest natuurlijk nog eens het water in,
gelukkig zijn de golven niet overal hoog. Lang heeft het niet
geduurd, de stroming komt hier duidelijk van de zuidpool. Misschien
dat de zeesterren daarom zo gezellig op een kluitje zitten. Vanaf de
grotere haven Tocopilla laten we de oceaan recht achter ons. Het gaat
goed omhoog langs bruine bergen. Op de hoogvlakte hebben we de weg zo
goed als voor ons alleen. We hebben gezelschap van 5 rijen
hoogspanningsmasten. Als we de Panamericano kruisen lopen er nog in
de andere richting. De baan is loodrecht. Later horen we van een Duitse die in de woestijn woont dat er hier een enorm veld zonnepanelen in de woestijn staat. We vroegen ons al af waar de elektriciteit gemaakt werd. Voor Calama ligt de
grootste open kopermijn ter wereld. Het is een vreemd landschap.
Calama heeft benzinestations en is dus een niet te missen stop. De
mijnbouw brengt geld op, dat zie je hier. In heel de streek wordt er
gegraven. We klimmen nog een eindje om dan, na 5 uur route, beneden
zicht te krijgen op de Atacama woestijn en San Pedro de Atacama. We
krijgen al een proevertje met de speciale formaties langs de kant van
de weg. Ons duurste hotel sinds we vertrokken ligt op het einde van
een zandweg. Het is wel mooi, alles is uit klei gebouwd (of tenminste
bezet met klei). We zitten boven de 2000 meter maar de temperatuur is
hoog. Het kleine zwembad doet deugd.
We eten in het stadje dat ook
grotendeels uit klei is gebouwd. Het is charmant maar we zijn
gewoonweg met te veel toeristen.
Sinds hij me eens vroeg om te kijken of
ons reservewiel nog onder de auto hing ben ik ongerust over de staat
van onze achterste banden. We zullen nooit weten of ze de eindstreep
zouden halen want ze zijn hier vervangen. Zo zie je ook weer eens het
niet toeristische deel van een stad (en begrijp je waarom ze er niet
zijn).
Het oude centrum is een flink stuk
wandelen. Het strand is niet meer zoooo vol op maandag. De plaza is
hier niet zo levendig omdat iedereen aan het strand is. Er loopt een
oude straat naartoe met nog huizen uit de glorietijd van de
nitraathandel. Mocht de straat niet zo mooi aangelegd zijn zou je je
in het wilde westen kunnen wanen. In het museum zie je nog voorwerpen
uit die tijd en van de vroegere bewoners uit de ruime omgeving. Als
ik terug stap wordt er flink gesport langs de kust. Het was geen
bijzondere dag vandaag maar ik ga morgen wel met een geruster hart in
de auto stappen.
Iquique is toch weer zes uur rijden. Twee
en een half uur afdalen en dan met een grote zigzag richting zuiden.
Boven zien we nog 'candelaria cactussen', die zien eruit zoals
kinderen bomen tekenen. Verder is de kleur van de dag beige. In Arica rijden we even om om te tanken. Op 300
kilometer zie je geen enkel benzinestation op de 'panamerikano'. Dat
is anders dan in Peru waar je benzinestations hebt zoals bij ons cafés. Wat we wel zien zijn veel kleine wervelwinden die het zand de lucht inzuigen. Vanaf de
hoofdweg loopt er een regelrechte snelweg voor de laatste 40 minuten
naar de badstad. Die is groter dan we verwachten. Op het lange strand
voor ons (achter de universiteit) mag je niet zwemmen. We besluiten
naar het noorden te wandelen waar je wel in het water mag. Er is een
mooie wandelboulevard. Gelukkig komen er wat wolken
aanzetten want de zon brandt. De baai waar je wel in het water
mag is stampvol (Ensor). De parasols staan tot tegen het water. Frans gaat het sop in. Hij is de enige die voorbij de golfslag zwemt. Het water
blijkt er een Noordzeetemperatuur te hebben.
Het kerstdorp staat er
nog maar wat verder staan er tribunes en is de straat afgesloten voor
een carnavalsstoet. In afwachting zetten we ons op een (zeldzaam)
terrasje met een 'dos por uno, mochito XL'. Frans at al een vettig
broodje aan één van de talloze stalletjes op de stoep. De stoet
komt rond 8 uur op gang. Hier kan geen enkel etnografisch museum mee
wedijveren. Om halftien heeft Frans het te koud en draaien we terug.
Er schijnt nog geen einde te komen aan de dansende groepen. We zijn
blij dat we de omweg naar Iquique hebben gemaakt. Het alternatief was
een even duur maar slecht hotel ergens onderweg in de woestijn.
De wraak van de vicuña? Een ding is
zeker : als ik nog eens op 3500 meter hoogte aankom ga ik niet
onmiddellijk vicuña eten en daarna een wandeling maken. 's Nachts
kwam alles eruit en deed ik ook geen oog dicht door de hoofdpijn. Na
een mate de coca bij het ontbijt ging het iets beter en ben ik toch
maar in de auto gestapt om nog eens 1000 meter hoger te klimmen. Ik
ben achteruit gaan zitten, heb diep adem gehaald en heb gelukkig
kunnen genieten van het fantastische landschap.
Lago Chungarà is één van de hoogste
meren ter wereld en omringd door besneeuwde toppen. Van de mirador
zijn we terug afgezakt naar Parinacota. Dat is niet alleen de naam
van de mooiste vulkaan hier maar ook van het dorpje dat aan zijn voet
ligt en uit zes families bestaat. We hebben geluk want er is nog een
familie toeristen en ze openen het kerkje. Hier komt één keer per
jaar een priester langs en dan gebeuren alle festiviteiten. Het is
het enige kerkje met fresco's. Het is toch wel erg dat ze de mensen
hier schrik aanjagen met duivels en hel terwijl het leven hier zo al
moeilijk genoeg moet zijn. Maar het is wel mooi. Van hieruit kan je
in een uur naar een aantal meren wandelen. We starten heel traag op
de calvarieberg maar ik krijg instant braakneigingen. Dan zit er
niets anders op dan terug te rijden en te stoppen bij alle
uitzichtpunten. Van daaruit zien we vicuña's, lama's, alpaca's,
flamingo's, een soort ganzen en andere watervogels. Terug in Putre
kruip ik in bed maar de hoogteziekte heeft me nog te pakken. Gelukkig
was de uitstap het waard.