's Avonds speelt er nog een geweldige band in het midden van de straat in Valparaïso. Ze krijgen veel applaus.
Tijdens
de rit van anderhalf uur naar Santiago zien we zowaar naaldbomen!
Daarna wordt het weer redelijk dor op de heuvels. Wijnbouw is er
natuurlijk ook te zien. Het is rustig rijden, dat hebben we te danken
aan de vakantie en de zondag. Alles is wel gesloten in de buurt van
ons hotel. Het 'museo de arte precolumbino' is vandaag gratis.
Vooral de tijdelijke tentoonstelling en het textiel is knap. Verder zag ik al veel
van de Amerikaanse culturen in andere musea. Daar vlakbij is de
plaza de armas. Kinderen zoeken er wat verkoeling in de fontein.
Santiago is erg warm. Op culinair gebied moet je op
dit stadsplein niet veel zoeken. En dan heb ik nog geen 'chorrillana'
gefotografeerd. Dat is een schotel waar er allerlei gebakken vlees en
een spiegelei op een dikke laag frieten ligt. Niet moeilijk dat de
meeste Chilenen te rond zijn. In de namiddag loopt iedereen er ook met een ijsje op straat. Bij het terug wandelen zit er een verdwaald 'vleerhondje' op de grond. Het is een heel speciaal diertje, heel plat en met een heel dun vel. Een paar jongens zetten het op een boomstam, daar gaat het rustig voort met zich langs alle kanten te krabben.
Voor
de middag bezoeken we het culturele centrum waarop we kijken vanaf
ons terras. Het zit in de vroegere gevangenis. Het oudste gebouw van
de stad zit er ook en was een opslagplaats voor kruit. Blijkbaar zijn
het vrijwilligers die begonnen met het terrein op te kuisen en in te
richten. Daarna is het geheel serieus verbouwd. Er worden allerlei
activiteiten georganiseerd. (geen foto's want mijn batterij zat niet in mijn toestel)
Daarna
nemen we de bus naar Viña del mar, dat is zowat het Oostende van
hier. Je vindt hier ook nog oude hotels en villa's (Normandische
stijl), niet allemaal even goed onderhouden. De winkelstraat heeft
ook de sfeer van een badplaats bij ons. De buitenlanders zitten in
Valparaïso en de Chilenen brengen hier hun vakantie door. Er is nog
een park met mooie bomen. We gaan pas op de terugweg naar het strand,
de zon liet vandaag op zich wachten. Het zit goed vol op de smalle
strook zand maar iedereen schijnt zich weer uitstekend te amuseren.
Na de zwembeurt van Frans nemen we de metro terug. De buschauffeur op
de heenweg reed zo agressief dat we liever een omweg maken. In de
benedenstad is er een wedstrijd tussen brandweerkorpsen aan de gang.
Het oudste stadsgedeelte verlaten we al weer snel. Hier is alles
nogal op het randje. Tijd om de collectivo naar boven te nemen.
Vandaag
wandel ik naar het toeristische centrum. Overal zie je streetart,
soms mooi, soms spuiten ze er maar op los, zonder respect. In een
oude villa (art nouveau – art Deco +...) zit het 'museo de bellas
artes'. Een groot deel bestaat uit de collectie van de eigenaar die
hier in Chili fortuin maakte. Dat zijn vooral Franse schilderijen.
Een ander deel zijn Chileense landschappen en portretten. Niet zo
super allemaal maar in combinatie met het huis toch de moeite. Daarna
verken ik de kleine straatjes op de heuvels die volzitten met
galerijtjes en restaurantjes. Op verschillende plaatsen heb je
uitzichtpunten. Een paar van de oude liften werken nog, op andere
plaatsen zit er niets anders op dan stijl trappen te klimmen. Zo
proper als Cartagena was zo vuil vind ik deze stad. Ze is natuurlijk
veel moeilijker te onderhouden. De benedenstad is ook niet
aantrekkelijk. Er is veel verval en drukte. Na het diner gaan we nog
iets drinken op het terras van de 'via via'. Het is een mooie plek,
het gebouw (art deco) zou in de baillet Latourlei kunnen staan. Ze
hebben een gezellig terras, als je tenminste trappen wil doen. Het is
er dan ook te kalm, je moet een reden hebben om het te ontdekken.
Augustin
spreekt vlot Engels maar is een echte babbelaar. Wanneer we op
wandeling vertrekken is alle koelte al uit de lucht. (Het rode op de cactus is volgens mij een parasiet en geen cactusbloem.) Gelukkig is er
het frisse zwembadje voor erna. Autosnelweg, afritten en verkeer op
de weg ; ik ben het niet meer gewend. We begrijpen ook dat de
Chilenen hun wijnen exporteren, ze kunnen alles wat er hier wordt
aangeplant moeilijk zelf opdrinken. De ranken staan tot heel hoog op
de toch wel dorre bergen. De rit naar Valparaïso duurt twee uur. De
hellingsgraad van de straten kan hallucinant zijn. Onze B&B is
mooi, met uitzicht over de stad en de haven. Het is hier wel een
echte 'bric à brac'. Stadsplanning hebben ze hier nooit van gehoord,
totale anarchie. Huizen staan soms bijna over elkaar. Nieuw en krot
staan door elkaar en alles wordt met spuitbussen te lijf gegaan.
Ontelbare trappen slingeren tussen de huizen door. Om terug te gaan
zijn er gelukkig de 'collectivo's' ; die racen de hellingen op en af.
Ik
kijk er al naar uit om de volgende pas over de Andes over te steken.
Vijfendertig kilometer gruisweg in het eerste deel kunnen de pret
niet drukken. Deze grensovergang gaat door een grote vallei waarbij
we de hoogste top van Zuid-Amerika passeren. Links van ons stroomt
weer rood water, de bergflanken schitteren door hun subtiele kleuren.
We zien nog eens vrachtwagens maar ze zijn er niet in grote getale.
De 'puente del Inca' is een natuurlijke brug met spectaculaire
kleuren. De ruïnes eronder verknoeien de boel wel, het waren vroeger
baden. Een beetje verder ligt het park “Aconcagua”. We hebben
gelukkig tijd voor een kleine wandeling zodat we de hoogste berg
helemaal kunnen zien. De lucht is blauw, goed voor diegenen die de
top proberen te bereiken. Die doen er twaalf dagen over. Het is
vooral de hoogte die de klimmers parten speelt. De prijs is ook
aanzienlijk om te mogen afzien op deze kanjer. Na de tunnel komt de
grenspost. We klaren de grensovergang in een half uur, ons record. In
het skihotel Portillo eten we een sandwich met zicht op het bergmeer.
Daarna gaan we voorzichtig naar beneden langs een spaghettisliert met
25 haarspeldbochten. De Chileense afdaling is wel indrukwekkend maar
minder mooi dan de Argentijnse kant. De B&B waar we nu logeren is
geweldig. Dit was 200 jaar geleden het douanekantoor. Ik denk niet
dat ze toen het stenen zwembadje al hadden dat wordt gevoed door een
kanaaltje met bergwater. We genieten na in de tuin met hortensia's en
fruitbomen en zicht op een heuvel met cactussen. Volgens de eigenaar
is onze grenspassage uitzonderlijk snel geweest. Geluk? Of misschien
zien we er al uit als ervaren reizigers.
Het
is een half uurtje rijden naar het park 'leoncito'. Onderweg zien we
de bergketen in zijn volle glorie (alleen de Mercedario staat op de
kaart 6770 meter hoog). In het park krijgen we aanwijzingen wat wel
en niet te doen mochten we een poema tegen komen. Frans stopt me maar
meteen een stok in de hand als we aan ons wandelingetje beginnen.
Gelukkig zien we alleen drie hazen en een soort marmotjes (die staan
op het menu van de poema, denk ik). Het kleine riviertje maakt het
verschil in dit valleitje. Soms moet het wel enorm aanzwellen, dat
zie je aan takken en stro die tegen de bomen in de kleine canyon
plakken. Na een uurtje wandelen rijden we een paar kilometers verder
bergop naar de sterrenwacht. We krijgen een rondleiding met drie
Argentijnen. Hier is geen wetenschapper meer nodig om de boel
draaiende te houden, alles wordt vanop afstand, en in verschillende
landen, bediend. In 1963 begonnen ze een locatie te zoeken voor de
telescoop en pas in 1986 heeft hij het eerste sterrenlicht gezien. In
de (zuidelijke) winter is het hier heel helder, de telescoop wordt
zo'n 270 nachten per jaar gebruikt. Nu (zomer) zijn er bijna iedere
avond wolken. Een tweede, kleinere telescoop kan je ook na
zonsondergang bezoeken. Een deel van het park bestaat uit een grote
zandvlakte waar je met zeilwagentjes kan rondrijden. Op de middag is
er alleen een eenzame motorrijder te zien. Ik ga naar de kruidenier
achter het hoekje en koop wat groenten om vanavond eens wat te
kokkerellen. Ik zal wel eens naar de potten in de andere bungalows
moeten kijken want de onze ziet er niet gezond meer uit. Ezequiel,
een babbelaar uit Buenos Aires zal ons wel willen helpen. Hij kwam
hier gisteren met zijn familie toe, na twee dagen autorijden. Er komt
veel wind op maar ik geniet buiten van het spel van de ondergaande
zon met de wolken en het licht op de bergen. We lunchen bij een
andere babbelaar, die ons een les geeft in Argentijnse beenhouwerij.
We kunnen de namen van de stukken vlees niet onthouden, zeker niet
als de regio's ze nog eens anders benoemen.
Sorry,
dat ik weer in herhaling moet vallen maar het was weer een prachtige
rit. We nemen zelfs geen foto's meer van de 'gewone' rode en groene
bergen. Het was een weg waar je amper bewoning tegen kwam. Er zat ook
een schitterende afdaling tussen op een prima wegdek. Dan was er de
vallei waar er een rode en een heldere stroom naast elkaar vloeiden.
En dan kwamen er weer gekleurde heuvels en aan de andere kant het
zicht op wel vijf besneeuwde bergtoppen. Het kan niet op. Op onze
bestemming, Barreal, nemen we het eerste restaurant. Het ziet er van
binnen uit als een bergchalet. In Argentinië voel ik me minder
schuldig om een keer een steak te bestellen. Hij is heel mals maar ik
had meer smaak verwacht. We praten met een Frans koppel naast ons.
Hun dochter studeert in Argentinië. Zij vertellen dat de hele
landbouw massaproductie is. Er is een overaanbod aan vlees en de
overheid stimuleert de bevolking om vooral veel vlees te eten. Dat is
hier heel goedkoop. Ieder dorp heeft dan ook verschillende
beenhouwerijen (en één disco). Wij missen ondertussen de menu's van
de vorige landen met rijst, bonen, sla en een beetje vlees of vis.
Onze 'cabaña' heeft ook zicht op de Andes. We zitten op 1700 meter
maar het is weer goed warm. Tijd voor een siësta, zoals de locals.