Gelukkig wilde het Amerikaanse koppel ons erbij nemen op de tour die zij hadden geboekt. Toen wisten we wel nog niet dat het een pickup was die ons naar Miraflor zou brengen. We spraken af om half om half in de open laadbak te zitten. Onmiddelijk buiten de bebouwde kom zaten we al op een zandweg die tussen tabaksvelden en fabrieken liep. Esteli maakt bij de beste cigaren ter wereld. Ze worden dan ook door Cubanen gemaakt. Toen de weg begon te klimmen was het gedaan met de grote velden. Dit reservaat is voor een groot deel landbouwgebied, er zijn verschillende gemeenschappen die in de heuvels leven. Een hostel is hier begonnen met tours te organiseren in samenwerking met de bewoners. Sommigen hebben kamers ter beschikking en er zijn ook kleine bungalows gebouwd. Zonder gids kan je er niet echt wandelen omdat je altijd op privedomein zit. De paadjes zijn bovendien allesbehalve duidelijk. Het duurde toch bijna 2 uur eer we helemaal boven in het nevelwoud waren. Gelukkig was er nu geen mist. De gids, een jonge studente van daar, leidde ons heel langzaam over de smalle paadjes. Het opmerkelijkste was de holle boom. Het is een soort wurgplant die om een andere boom groeit en die eerste boom verstikt zodat die wegrot. Heel knap om van binnen uit te zien. Daarna kwamen we aan de koffieplantage. Arielca was hier opgegroeid, ze wist er alles van. De koffie wordt hier biologisch geteeld. Ze hadden twee soorten bo nen staan. Hegnwas, echt wel een heel nleine plantage en nogal wat planten waren oud en aangetast. Het verwerken van de bonen gebeurt echt heel primitief. Niet moeilijk dat de familie de kaart van het toerisme heeft getrokken. Het lijkt me erg moeilijk om van die productie te leven. Op het terrein was ook een boomhut gebouwd. Knap om in te klimmen maar ik zou er toch niet willen logeren. Ze hadden ook wel betere logementen en een restaurant waar we trouwens een heel goede maaltijd kregen met vers fruitsap (5$). Daarna even terug hobbelen over de ruige weg waarna we weer een stuk konden wandelen. (Chloe, we passeerden la palmeria, waar jij denk ik logeerde) Dit keer over het middengedeelte, lager gelegen maar droger. Hier loopt er vooral vee. Het zijn geen kale weiden zoals bij ons maar heuvels met een gemengde begroeiing, heel mooi. Prikkeldraden scheiden de verschillende eigendommen maar je kan er altijd wel ergens door. De tocht gaat naar een kleine waterval. De landeigenaars hebben er een bijverdienste van gemaakt en ook een extra dammetje aangelegd zodat je kan zwemmen(een groot woord). Daarna wandelen we nog een eindje over de weg. Die verbetert er trouwens niet op, zonder 4x4 kom je hier niet. De bewoners zie je dan ook meer te paard, dat is hier een beter vervoermiddel. Er liggen hier trouwens heel veel rotsen. Het is hier een vulkanisch gebied en je hebt het idee dat die rotsen hier lang geleden uit de lucht zijn komen vallen. Wij zitten het grootste deel van de terugweg in de laadbak, ik verkies het zelfs. Als je gaat staan op die ruwe weg gebruik je wel al je spieren en heb je een goed uitzicht. Maar je kan ook gezellig op de matras zitten en het landschap achter bekijken (niet voor tere magen). Om 5 uur waren we pas terug. Vanavond zijn we bij don pollo gaan eten. Je hebt de keuze uit kip of meer kip. Ze hebben een soort ouderwets uitziende jukebox maar wel met videoclips van Mexicaanse schlagers. Je zou dat niet verwachten want er zit een heel jeugdig publiek. Voor 8$ hebben we alletwee gegeten, een liter bier inbegrepen. We zijn hier nu 3 dagen maar lang zal het bierproeven niet meer duren in dit land, tot hiertoe is alleen tonia de benaming 'bier' waardig.
Deze voormiddag nog eens op zoek gegaan naar het museumpje. Gisteren was ik er al voorbij gelopen maar ja, als ze het gebouw niet eens een naam geven is het wel moeilijk. Cultuur opdoen is soms een opgave. De tentoonstelling was vandaag uitzonderlijk gesloten. Dan zijn we maar vertrokken naar een volgend stadje met een museum, ik blijf optimistisch. De C1 van aan de grens(el espino) en verder zuid is echt een weg om te fietsen. Mooie uitzichten, de schaduw van bomen over de weg, geen te stijle hellingen en een uitstekend wegdek. In Condega is het museum wel open. Het bestaat uit 1 kamer en de vitrines mogen dringend eens gezeemd worden. De lichten waren gedoofd. Toch hadden ze wel knap aardewerk. Ook opengewerkte potten om geurige kruiden in te branden. De datering was altijd nogal vaag maar wie kijkt er nu op 500 jaar verschil als vele stukken toch van het eerst millenium dateren. Er was nog een uitzichttoren vanwaar je de omgeving kon overzien, eronder stond een vliegtuigwrak. De plaza was ook heel kleurig en levendig met speeltuigen en een allegaartje aan beelden. Voorbij Condega werd de weg wel drukker. Estelli is dan ook redelijk groot. Aangenaam kan je het hier niet noemen, het parkje is helemaal opgebroken en er is weer de onvermijdelijke dieselgeur in de drukke straten. Dan rijden er nog reklamewagens rond die heel veel lawaai maken. Van de mooie omgeving zie je hier niets. We gaan langs bij de 'treehuggers' die uitstappen organiseren in de natuurparken rond de stad. Frans ziet het spijtig genoeg niet zitten om bij de familie te logeren die Chloe ons sterk aanraadde. Morgen doe we met een ander koppel een daguitstap naar Miraflor. We laten ons dan eens rijden. Verder is het hier moeilijk om aan rijst met bonen te ontsnappen. Gelukkig lust ik dat wel graag, ik probeer het tot 2 keer per dag te beperken. De hotelgewoonten verschillen per land, hier schijnt het ontbijt altijd inbegrepen te zijn. In Mexico was het voordelig om telefonisch te reserveren en cash te betalen. In El Salvador moest je op voorhand betalen. Booking.com komt vaak duurder uit en hier in Nicaragua zijn we er nog niet in geslaagd om een reservatie te maken. Toch blijft ons duurste hotel van de reis het slechtste (in New Orleans). Gisteren kon het ook wel beter, achter de douchekop hingen losse electriciteitsdraden en er was een schakelaar voor warm water. Dat zaakje vertrouwde ik niet. De paar mieren in bed waren denk ik al half suf van de insecticide die ze duidelijk hadden gespoten want een koppel kakkerlakken had al het loodje gelegd (geen foto want mat glas) De kamers in hotels in koloniale huizen hebben soms meer weg van een kloostercel. Ramen zijn meestal klein om de warmte buiten te houden. Hier zitten we nu weer op een prima kamer alhoewel ik liever tussen wat jeugdiger reizigers zou zitten. In die middenklassehotels heb je minder contact met reizigers dan in hostals. De hygiene valt ook goed mee, openbare toiletten zijn meestal proper (bv. bij de markt en bij badplaatsen)
En toch wordt je het niet echt gewoon. De ene geeft stempels, de andere niet. Hier moest de auto helemaal ontsmet worden, ook binnenin. Je moest vooral iedere keer geld bovenhalen om Nicaragua binnen te mogen. De route naar de grens deed wat aan de causses in zuid Frankrijk denken, het was dus weer een mooie rit. Ook was er amper verkeer. Aanschuiven moesten we dus niet bij de grens. Een jonge gast op doortocht uit Costa Rica zorgde voor wat afleiding met een kleine circusact met de hoge eenwieler die hij bijhad. Hij speelde ook didgeridoo. Vlak naast de grens ligt de 'canyon de Somoto', hij staat ook afgebeeld op de bankbiljetten van 50 bolivar(ze hebben hier heel mooie biljetten trouwens). We wisten dat je naar de canyon kan wandelen maar niet dat je er ook door kan. Voor een wandeling van 3 uur moeten we wel wat krachten opdoen. Bij Theresa krijgen we een tweede ontbijt ; bonen, eieren en gebakken banaan. Het eerste gedeelte, de wandeling is best warm maar wel mooi. Ze gaat door de koeienwei. Eens bij de smalle canyon moet je door het water waden en over stenen lopen. Daarna trek je de zwemvest aan en wordt het deels zwemmen, waden en klauteren. Gelukkig is het nergens moeilijk, de stroming is ook heel zwak. Je ziet dat de rotsen tot redelijk hoog zijn uitgesleten door het water. In het regenseizoen staat het water heel veel hoger in de kloof. Op de duur wordt het zwemmen zelfs fris omdat de zon niet tot beneden doordringt. Eens door de kloof fluit de gids zodat een roeibootje ons kan komen ophalen. Daarna volgt nog een stuk wandelen door droog zand langs de oever van de nu wel breder geworden rivier. We gaan nog kijken of we bij de broer van Theresa zouden overnachten. De kamer was heel primitief. Er waren bovendien wel veel hindernissen om 'nachts bij het buitentoilet te geraken. We zitten nu dus op hotel in Somoto.
Voor 8u30 liep ik al op het strand. De zee had zich ver teruggetrokken en het zwarte zand lag in mooie dessins over het witte strand. Alleen durfde ik wel niet in zee te gaan, de golfslag is wel fel. Vanop een ander strand kwam een jongen aangelopen met een serieuze vracht. Hij had een dikke vis van wel een meter lang gevangen met zijn vislijn. De naam ben ik vergeten maar hij zag er uit als een roze baars met grote schubben. 'El mechor comida' volgens de gast. Dit was duidelijk een uitzonderlijke vangst. Verder sleepten ze nog stukken karkas naar de rotsen bij zee. Ik denk dat het van gestroopte leguanen was, de poten waren er af. De rest was denk ik voor de gieren bedoeld. Zelfs om 8u is de klim naar het hotel zwaar vanwege de warmte. De gast van het hotel heeft met het water geven van de planten de auto ook maar afgespoeld. Hij ziet er nu niet meer uit alsof we recht uit de rimboe komen. We rijden nog maar eens onder de gele bloesems over de weg richting Honduras. Veel heuvels zien eruit alsof er piramiden onderzitten. Het is hier te droog voor landbouw, er is wel veeteelt. De koeien zijn meer de Indische soort, die zullen beter tegen de warmte kunnen. Bij de grens aangekomen bieden er zich onmiddelijk mannen aan om je te helpen met de paperassen. We nemen dan ook maar een tramitador, het schijnt hier een moeilijke grensovergang te zijn. De auto uitschrijven gaat redelijk vlot maar voor de paspoortcontrole staat een lange rij. De ambtenaar die mijn paspoort behandelt heeft verschrikkelijke hoestbuien, op mijn pas. Hier kom je ook niet zomaar buiten zonder dat ze nog allerlei papiertjes moeten invullen. Dan volgt er een rit van 2km naar de grens van Honduras over de rivier. Hier doen ze echt belachelijk veel papierwerk. Ze hebben wel computers maar toch moeten er fiches worden ingevuld, moet er gekopieerd worden en voor alles moet je aanschuiven en nog eens aanschuiven. Frans had gisteren mijn laatste smokkelradijs opgegeten, maar de inhoud van de wagen wordt niet gecontrolleerd. Na 2enhalf uur zijn we eindelijk klaar. Het landschap bij de rivier is wel mooi maar verder maakt de grens een triestige indruk met krottige huisjes, veel stalletjes en zelfs een zogende koe op de weg. Gelukkig is het wel een mooie rit en onze airco houdt het ook vol want na de grens geeft onze thermometer 101°F aan, dat is 37°C. Langs de weg eten we vis en kip met gefrituurde banaan. Ik hoop dat je geen overdosis aan bananen kunt hebben want vanmorgen had ik een gebakken banaan, aan de grens anderhalve banaan en nu de gefrituurde. Als je hier kip hebt gegeten koop je nooit meer plofkippen in België. Ze kunnen ze ook prima roosteren. Onderweg zijn ze grote velden zonnepanelen aan het opzetten, zon is er genoeg. In het noorden van El salvador zagen we trouwens een thermische installatie die warmte uit de grond haalt en voor 30% van de energie zorgt in het land. Nu zitten we in Choluteca langs een grote baan met een Wendys en een KFC. Twee grote banen kruisen het stadje en daar is het weer niet te harden van de dieselgeur maar het oude koloniale hart van de stad is heel rustig en mooi (eens je het gevonden hebt). Het is hier niet echt uitnodigend om 's avonds rond te lopen en in het oude gedeelte waren er geen restaurants open dus zijn we maar een hamburger gaan eten. Toch kunnen ze in Guatemala beter frietjes bakken, de beste tot hiertoe, België meegerekend.
Deze voormiddag nog eens goed gezwommen. Het wordt al heel snel warm. Daarna vervolgen we onze weg in oostelijke richting. Voorbij La Libertad gaat het weer het binnenland in. Na de kruising naar San Salvador wordt het verkeer wel een stuk drukker. Het is vaak moeilijk om vrachtwagens en trage voertuigen in te halen. We maken een stop in Zacatecoluca, volgens de gids is daar een pinacotheca. Gelukkig smaakt de sandwich er en kunnen we er dollars uit de muur halen want de schilderijen zijn van een stelletje klungelaars. De hoofdkerk is een raar wit gebouw met hoge torens. Het is serieus warm. Na de lunchstop geeft onze airco het op, hij was al een tijdje onbetrouwbaar. Bij Usulutan hebben ze het probleem hopelijk opgelost, met 5 man rond de auto zou je dat toch verwachten. Daarna heeft hij het in alle geval volgehouden. Na een lang vlak stuk, vaak in de schaduw van grote bomen klimmen we terug, na de afslag naar het zuiden. De top van de vulkaan San Miguel zit in de schaduw van de wolk die hij zelf uitstoot. Die zit nu ook achter ons. De weg is weer mooi en rustiger. Het laatste stuk is een afdaling naar de oceaan. Hier en daar ziet de rand van de weg geel van de gevallen bloesems. We logeren weer bovenop een rots aan zee. Hier kan je best geen slechte knieën hebben als je de zee in wilt. We hebben het strand voor ons alleen, of liever de verschillende stranden, we komen in 3 baaien. De golven zij hier iets vriendelijker dan vanochtend. Het strand is hier licht van kleur maar in het water zit groffer zwart zand dat mooi schittert in de zon (en in je badpak blijft kleven). Na de beklimming van de trap heb je wel terug water nodig. Wij zijn weer de enige gasten in het hotel, het personeel is weer in de meerderheid. In dit land zie je trouwens flink wat wapens. Onveiligheid zorgt wel voor heel wat jobs. De bewakers zien er in alle geval niet overwerkt uit. El Salvador heeft een mooie natuur maar als je hier een tocht in een natuurpark wilt maken kan je best een gids en een bewaker inhuren. We zullen dan wel gaan wandelen in Nicaragua.
Na een typisch ontbijt van bonen en ei, opgediend in een prieeltje in de tuin hebben we onze weg vervolgd langs de rute de flores. De weg is omzoomd door groen, gelukkig hebben ze hier en daar uitzichtpunten gemaakt zodat je een goed zicht hebt op de vallei en de vulkanen. Tot bijna op de toppen zie je de rechte rijen van de koffieplantages. We bezoeken nog een paar schattige dorpjes. Er zijn hier opvallend veel kleurrijke muurschilderingen te zien. In1 dorp hebben ze bovendien heel wat mozaieken. Rond een 300jarige ceiba hadden ze het parkje versierd met vrolijke tegels. De plazas zijn ook kleurrijk met fel geschilderde banken. Na Chiapas maken de kerstfiguren uit triplex een beetje triestige indruk alhoewel ze ook heel kleurrijk zijn. Je ziet toch ook wel wat andere souvenirs. Hier wordt veel hout bewerkt. Verder op de weg kan je je hele uitzet op straat aanschaffen, tot het bed toe. Sonsonnate is een drukke stad waar we niet stoppen, het zou een bandietenhol zijn. Van daar rijden we pal richting kust. Er zijn wegenwerken, ik heb nog nooit zoveel fluo hesjes bij elkaar gezien. Er wordt niet hard gewerkt maar het is dan ook wel 35 graden. Naar het oosten zitten we weer op de CA2 en hier is hij ook weer mooi. De weg zigzagt langs de kust rond de inhammen en over de rotsen. De bergen zijn wel dor. We lunchen onder een palmen dak met zicht op zee (en het lawaai van de koeling van een vrachtwagen). We bezoeken enkele hotels en keren terug naar het eerste. Er is hier wel geen kat maar het ligt tussen twee zwarte stranden op een rots. Er is een pad gemaakt zodat je van het ene strand naar het andere kan wandelen. Tussen de rotsen zijn er ook baden met zeewater gemetseld. We hebben de stranden en het zwembad uitgetest. Het zeewater voelt zacht aan. op het ene strand staan simpele afdaken, en hangt de was buiten, er zijn 'surffing leassons'. Op het andere strand leidden trapjes naar sjieke buitenverblijven. Na het douchen heb ik nog een uur naar het water gekeken. De surfers hielden het vol tot er niet veel meer te zien was. De lucht kleurde op het laatst wel heel rood. Goed voor kitscherige foto's met zwarte palmsilhouetten voor een rode lucht.
We zijn dan toch maar pal zuid vertrokken na een paar zondagse koffiekoeken. Een knappe weg tussen de vulkanen door. Eentje, de volcan de fuego, heeft nog een paar aswolken uitgestoten ten afscheid.
We bleven flink dalen richtig kust met de vulkanen in de rug en een paar rare bulten op de voorgrond. Je voelde de warmte toenemen.
Daarna slagen we oostwaarts af. We zien heel wat wielertoeristen. De weg leent er zich dan ook toe, een prima wegdek, licht heuvelachtig, omzoomd met prachtige bomen en weinig verkeer. Links van ons de bergen en rechts landbouw. Van de zuidelijke hoofdweg steken we door naar de panamericano. Hier klimmen we weer en krijgen we enkele uitzichten maar het mooiste zijn toch de bloesems langs de weg. Hier heb je grote bomen in allerhande paarstinten. De gele bloesems zijn zo fel dat ze bijna lichtgevend zijn, ook doordat de bomen geen blaadjes hebben. Dan heb je hier en daar nog knaloranje kruinen die zorgen voor extra accenten. En dan vergeet ik nog diegene met bloemtrossen varierend van lichtgeel naar baksteenrood. Op de grote weg wordt het uitzicht ruimer, hoger zijn de berger rossig en dor. Als we aan een stalletje cola willen kopen blijken ze alleen bier te hebben, ze beginnen hier vroeg op zondag.
Om 12u15 zijn we bij de grens. Eerst dringen mannen zich op om geld te wisselen. Verder gaat de guatemalteekse kant wel redelijk vlot. We moeten de auto weer uitschrijven.
Dan moet je de brug over naar El salvador. Eigenlijk is het hier een mooie grensovergang zonder deprimerend grensdorp.
Voor de wagen zijn ze hier heel vriendelijk maar ze nemen hun tijd. Dan moeten we nog aanschuiven voor de paspoortcontrole, we staan tussen een bus metalfans die net terugkomen van een concert. Het geeft in alle geval een vertekend beeld van de bevolking. In het lokaal hangen waarschuwingen da mensensmokkel levensgevaarlijk is. Alles samen duurt het toch anderhalf uur eer we de grens over zijn.
We hebben een hotel geboekt op de ruta de las flores. Tot hiertoe waren er nochtans veel meer bloemen aan de andere kant van de grens. Het is hier wel een toeristische streek, op zondag is het hier heel levendig. In het kleine dorp met een mooie plaza met een grote fontein kan je met de auto amper door. Er zijn eetstalletjes, marktstandjes, er is muziek...best gezellig. Vanavond hebben we de specialiteit van de streek gegeten : pupusas, dat zijn een soort gevulde pannenkoekjes. Lekker en goedkoop. En lekker warm want er waait hier best een frisse wind in deze koffiestreek op 1500m.