De kustroute bleek een goede keuze om
verder zuidelijk te rijden. Zo hebben we rechts zicht op heldere en
schuimende golven en grillige rotsen in het water. We komen één,
nog nieuwe, haven tegen, Patillos, waar er vooral zout wordt
vervoerd. Verder zijn er vissersdorpen die het zonder elektriciteit
en benzinestations moeten stellen. Onderweg zijn we geen groene
spriet tegen gekomen. Frans moest natuurlijk nog eens het water in,
gelukkig zijn de golven niet overal hoog. Lang heeft het niet
geduurd, de stroming komt hier duidelijk van de zuidpool. Misschien
dat de zeesterren daarom zo gezellig op een kluitje zitten. Vanaf de
grotere haven Tocopilla laten we de oceaan recht achter ons. Het gaat
goed omhoog langs bruine bergen. Op de hoogvlakte hebben we de weg zo
goed als voor ons alleen. We hebben gezelschap van 5 rijen
hoogspanningsmasten. Als we de Panamericano kruisen lopen er nog in
de andere richting. De baan is loodrecht. Later horen we van een Duitse die in de woestijn woont dat er hier een enorm veld zonnepanelen in de woestijn staat. We vroegen ons al af waar de elektriciteit gemaakt werd. Voor Calama ligt de
grootste open kopermijn ter wereld. Het is een vreemd landschap.
Calama heeft benzinestations en is dus een niet te missen stop. De
mijnbouw brengt geld op, dat zie je hier. In heel de streek wordt er
gegraven. We klimmen nog een eindje om dan, na 5 uur route, beneden
zicht te krijgen op de Atacama woestijn en San Pedro de Atacama. We
krijgen al een proevertje met de speciale formaties langs de kant van
de weg. Ons duurste hotel sinds we vertrokken ligt op het einde van
een zandweg. Het is wel mooi, alles is uit klei gebouwd (of tenminste
bezet met klei). We zitten boven de 2000 meter maar de temperatuur is
hoog. Het kleine zwembad doet deugd.
We eten in het stadje dat ook
grotendeels uit klei is gebouwd. Het is charmant maar we zijn
gewoonweg met te veel toeristen.








|