thuishaven
We zijn de 24de week van 2024
Zoeken in blog

Inhoud blog
  • K3
  • Kathleen Aerts
  • Elke Taelman
  • Beatrice Egli
  • Elke Taelman
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's.
    Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
    31-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kerkhofbloemen. Guido Gezelle deel 12

    XXIII

    Gouden rozen.

                I
    Gouden rozen, zelden bloeiend,
    in dit arme tranendal,
    of zo spoedig weer verwelkend,
    wie is het die u vinden zal?

    Jezus volgende, en Maria,
    gouden rozen na de geest,
    hij was edel, hij was christen,
    hij was priester aldermeest.

    Hij was levend, hetgeen hij stervend,
    wilde zijn, de gouden roos,
    uit zijn wapenschild, oud, eerlijk,
    ongeschonden, vlekkeloos.

    Beeld van liefde, beeld van goedheid,
    beeld van al wat edel is,
    bloeit hij zo in aller harten,
    en in elke geheugenis.

    Beeld van priesterlijke deugden,
    van geleerdheid,  hoog en klaar,
    in de kunst, die alle kunsten
    overtreft, kunstenaar.

    Kunst der kunsten, zielen leiden,
    zielen leren, vroeg en laat,
    God betrachten, God beminnen,
    met de woorden en met de daad.

    Kinderzielen, al verzameld,
    langs de weg  en in het dal,
    schoon niet altijd even prachtig,
    even kostbaar zijn zij al.

    Hoogbestemde zielen Christi,
    maagdenbloemen, leliepracht,
    van de wereld afgestorven,
    God beschouwend dag en nacht.

    Wie zal ieders voorbeeld wezen?
    Wie zal ieders voorbeeld zijn?
    Wie zal onder zoveel edele parels,
    van ieder de edelste parel zijn?

    Wie zal de vijand keren?
    Wie zal wakend vooraan staan?
    Wie de weg, de weiden vinden?
    Wie de bronnen gadeslaan?

    Hij zal werken, hij zal waken,
    hij zal sterven, helpt in nood,
    en lijk Jesus, voor de kinderen,
    hulp en heil zijn, tot de dood.

    Gouden roos, vol van krachten,
    milde reuken, schone kleur,
    alles met de lucht verfrissend,
    van uw zo edele liefdegeur.

    Wie peilt er al de schatten,
    die gij, bloeiend rozenblad,
    God alleen bekend, de mensen
    onverstaanbaar, hebt bevat?

    Dat is het woord, o gouden roos,
    dat ik in uw taal vond,
    dat is de wijsheid van dat wapen,
    gouden rozen, groene grond.

                II
    Groene grond was het, en goede aarde,
    waar gij het leven hebt ontvangen,
    en waar eerst de gratielonken,
    van Gods zon u vonden staan.

    Goede grond zijn onze harten,
    en de vruchten, ongeteld,
    zijn wij schuldig uwer goedheid,
    die nu rust in het heilig veld.

    Vruchten, waard het milde zaaien,
    van uw hand en al het werk,
    van uw priesterlijk bezorgd zijn,
    voor Gods volk en voor Gods kerk.

    Groene grond zal op het kerkhof,
    haast verbergen het heilig oord,
    waar gij rust, en wacht op de stem,
    van de Engelen hun wekkend woord.

    Maar geen groenen, geen verdrogen,
    van het jaar of van het veld,
    dat de erkentelijke droefheid,
    onzer harten palen stelt.

    Neen, geen tijdstip, geen verjaren,
    van uw sterfdag, mindert ooit,
    het geheugen van al het weldoen,
    dat gij hebt rond u gestrooid.

    Want wij hopen, schoon wij wenen,
    dat, alwaar gij God geniet,
    gij het werk nog uwer liefde,
    en al uw kleine kinderen ziet.

    Betrouwt ons, dat wij zullen,
    uw naam en uw blazoen,
    klein en groot, rijk en arm,
    naast onze ouders eer aandoen.

    Dankbaar en dierbaar zal hier blijven,
    uw gedacht, en, waar gij zijt,
    zal de weerklank u verheugen,
    van uw naam gebenedijt.

    Wij beloven en wij menen,
    dat wij, ver van u voortaan,
    zullen werken, leren bidden,
    en met u standvastig staan.

    Ja, standvastig als de bomen,
    van dat vruchtbaar wapenveld,
    dat, vol gouden eikels, u,
    en onze vrienden, voorstelt.

    Vrienden, die aan ons u binden,
    schoon gij reisde hemelwaards,
    en die, in uw plaats, ons troosten,
    of gij het zelve waart.

    Tot eens een dag van vrede,
    een dag van blijdschap God verleent,
    hetgeen hij kwam te scheiden,
    in Zijn goedheid weer vereend.


    Juli 1882
    ter nagedachtenis van Joseph de Pélichy, priester en bestuurder van de zusters van Maria te Izegem.







     










     












    31-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    30-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kerkhofbloemen. Guido Gezelle deel 13

    XXIV

    Kind van de dood.

          I
    Daar zijn er die de levensbaan,
    met schaars een kruimel brood,
    tot hun oude dagen gaan,
    en leven, spijts de dood.

    Daar zijn er die het leven steeds,
    van hun blijde baan stoot,
    en hun eerste reis  begint reeds,
    als een kind van de dood.

    Eén wist ik, en zijn moeder, als,
    zij het droeg op haar schoot,
    zong zij, en zeide, mijn kind, het was vals,
    het was een kind van de dood.

    Zij leefde en leefde tweemaal toen,
    als zij het tegen haar hart sloot,
    en driemaal toen zij het voeden kon,
    haar kind... van de dood.

    Het kind at en dronk uit klare dwang,
    en het pramen van de nood,
    maar al wat het nuttigde van spijs en drank,
    was voedsel en drank van de dood.

    Het groeide op als een plant die wast,
    die nimmer het zonlicht ziet,
    een tenger kindje was het,
    en deerlijk als een riet.

    De andere bloemen, blank en blij,
    zij lachten allemaal,
    over van vreugde,  zo lachten zij,
    met zijn bedrukte staal.

    Het lachte, en hief in het blauwe meer,
    des hemels zijn ogen,  maar,
    zij vielen zo licht op de aarde weer neer,
    en zij stonden daar, immer daar.

    Aanschouwd hem,aan zijn huis geleund,
    hij rust, en overand,
    op de één en op de andere voet gesteund,
    daar staat hij nu aan de wand.

          II
    Hij staat daar, van als de morgen breekt,
    en, en spreekt geen enkel woord,
    tenzij dat hij in zijn hart spreekt,
    en God alleen hem aanhoort.

    Aldus wacht hij op het noengetij,
    hij buigt zijn hoofd, hij hijgt
    naar adem, en pijnlijk ademt hij,
    maar klagen nooit, hij zwijgt.

    Zo zinkt het sappig loverkruid,
    in het branden van de noen,
    en ademt al de krachten uit,
    die zijn bladeren voeden doen.

    Hij staat daar als de zon zinkt,
    een rode hemelbal,
    die loerend al onder de bomen blinkt,
    en wegvaart, liefst van al.

    Dan heft hij zijn grote oogbal op,
    en laat hem, overslaan,
    ontlasten de blinkende pareldrop,
    die niemand kan verstaan.

    Dan sukkelt hij weg, en hij kijkt, wanneer,
    hij staat om binnen te gaan,
    nog een laatste, nog een laatste lange keer,
    al zuchtend, aan de baan.

    En als de wind de deur wrijft,
    dan keert hij treurig om,
    wendt weder, schudt met zijn hoofd en schrijft,
    in het as daar schrijft hij, kom.

    Gelijk een kind dat 's avonds blij,
    denkt aan zijn speelgenoot,
    en wenst dat het morgen zij,
    zo wenst hij naar de dood.

    De dood is maag en vriend van hem,
    hij kent zijn witte hand,
    hij kent zijn lijzige stap en stem,
    zijn delfspade en zijn land.

    (morgen de rest van het gedicht)





     






    30-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    29-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kerkhofbloemen. Guido Gezelle deel 14

    XXIV

    Kind van de dood

          III
    Zij is vriend van hem en speelgenoot,
    zijn hart verlangt erom,
    ja, zij nestelt reeds in zijn hart, de dood,
    en zo schrijvende zucht hij: kom.

    Zij verlangde, en hij verlangde, zo lang naar haar,
    en zij kwam toch een keer, waar hij stond,
    alwaar hij placht te staan, en alwaar,
    zij kwam, en alwaar hij haar vond.

    Zij kwam, en zij ging in huis, en hij zag,
    en hij stapte haar achterna,
    zij klom en hij klom, en zij lag en hij lag,
    en zij lachte, en hij lachte op haar.

    Eén zei tegen een ander: zie, hij lacht, hij lacht,
    wat is er met hem geweest?
    Wat doet hij nu? Dat hij nog nooit placht,
    onze broeder, ons Heer, hij geneest.

    Ach, zei toen nog een andere vrouw,
    dat was mij een aardige lach,
    zo zou hij lachen, wanneer hij sterven zou,
    de arme man......ach.

    De schrik kwam in het huis, en elk beefde en elk sprong,
    en elk vloog, alhier en aldaar,
    het klepte op de toren, en de bel klonk,
    en een kaars brandde klaar.

    Stil, zo viel het toen, stil...niets,
    roerde, of leefde meer,
    om het schrikken en om de eerbied,
    en de komst van de Heer.

    Toen zei een lijzige stem, toen
    zij weerom spreken dorst,
    Wat gaat hij daar, kijkt, wat gaat hij doen,
    wat  maakt hij daar op zijn borst?

    Ai, zei een andere vrouw en sprak,
    terwijl zij naar Christus wees,
    het kruis, hij maakt zijn pak,
    hij gaat sterven en zij krees.

     
          IV
    En het water viel gewijd op hem,
    het kruis ging naar zijn mond,
    en snikkend weende er nog menige stem,
    die anders geen woorden meer vond.

    Toen sprak hij, terwijl hij staag voor hem zag,
    en een iets???  in zijn armen sloot,
    ach moeder, geef mij een kruiske, ach,
    maar zijn moeder was reeds lang dood.

    Met ogen half open, en een mond half toe,
    zo lag hij, en zo lachte hij, en keek,
    en velen die het zagen, zeiden: hoe,
    dat hij toch zo geleek.

    De landman, op de droeve klop,
    die de eindeklok bood,
    rechtte zijn hoofd op,  en dacht,
    het is voor dat kind van de dood.

    Hoe snel nu van die rechtvaardige man,
    het gebed in de hemel schoot,
    het was er niet eer, als de ziel van,
    het kind van de dood.

    En zij, die eens voor haar eigenste kind,
    haar stervende ogen sloot,
    zoende in de hemel teerbemind,
    haar kind van de dood.

    En ik wilde wel gaan door levens baan,
    met schaars een kruimel brood,
    als ik recht naar de hemel mocht gaan,
    als het kind van de dood.

    1860
    Hiermee eindigt Kerkhofbloemen van Guido Gezelle
















    29-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    28-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schilderkunst. Johannes Vermeer 6 1632-1675

    13.de geograaf
    14.de sterrenkundige
    15.meisje bij een glas wijn
    16.meisje drinkt een glas wijn








    28-10-2012, 16:39 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liedje van een droom. Miek Janssen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Het water tintelt uit de donkere bron,
    zo stil is het, en alle uren rusten,
    daar ergens ver een zingend kind begon,
    te trillen als een vogel.

    Uit het onbewuste,
    zoals een droom begint, voel ik uw hart
    mij naderbij komen,
    nu leeft een groot geluk.

    Er zijn veel luchtige bloesems en verward
    gekleur, van rode rozen,
    en ik pluk, en pluk, dicht bij de donkere bron.

    Het water tintelt en de uren rusten,
    mijn eenzaam hart, haar zachtste lied bezon,
    en in de rozen wij elkander kusten.

    1922
    1890 Arnhem-1953 Hilversum
     Miek Janssen groeide op in een kunstenaarsgezin. Haar oudere broer schilderde en haar zuster en jongere broer speelden piano en fluit.
    Zijzelf legde zich toe op gedichten, romans en ook op schilderen. Maar het klimaat was niet gunstig voor mystieke, vrome en katholieke
    verzen en romans. Zij werd door de kritiek fel ondergewaardeerd en afgewezen. Wat hard aankwam.










    28-10-2012, 13:53 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Najaar. Miek Janssen

    Het verre zingen van de avondstad,
    het tergend roepen van de najaarswinden,
    ik heb uw hart zo dicht nabij gehad,
    zal ik het nimmer, nimmer wedervinden?

    De wolken dringen naar het verborgen doel,
    de horizon ligt in verlaten zwijgen,
    eens wist ik uw hart, het was een zo zoet gevoel,
    dicht naar het mijne te neigen.

    Er trilt de huiver van wat is vergaan,
    van het dorre blad, de dode wereld der bloemen,
    ziet ook uw hart deze herinnering aan?
    Doet zij ons elkanders namen stamelend noemen?

    De maan, als één die wederkeert, is zacht,
    en teder in de duisternis verschenen,
    nog nimmer wist ik, dat zij met mij wacht,
    van het ogenblik, dat gij zijt verdwenen.

    1923

    28-10-2012, 09:16 Geschreven door André  


    27-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de woestijn. Miek Janssen

    Soms voel ik  als een dier in een ijzeren kooi,
    mijn hart zich wild verweren tegen het leven,
    want ben ik niet zijn vastgeklonken prooi,
    voel ik niet mijn lippen, in liefde beven?

    Voel ik de tederheid niet in mijn hand,
    zoals jasmijnen hun geuren mild verspreiden,
    slaat niet met wilde klop mijn hartewand,
    verlangend hopen en verlangend lijden?

    Soms geloof ik, o het duizelend ogenblik,
    dat gij mij roept tot u nabij te komen.

    De wereld gaat voorbij, en aan haar zomen,
    zijn gij en ik, zeer eenzaam, en de blik
    van u naar mij, van mij naar u, is licht,
    o, mocht ik sterven bij dit droomgezicht.

    1925 



    27-10-2012, 10:02 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomereinde. Miek Janssen 1890-1953 Arnhem

    Het leven, de ogen gesloten, gelaten
    zwerft strak en zinnende buiten de tijd,
    wat kunnen verloren kreten nog baten,
    de nacht is  somber en stil en wijd.

    Achter de dromen is immer gelegen,
    achter  de daden de blinkende dood,
    zwart en zwijgend staan langs de wegen
    de bomen, de wind woelt hun armen bloot.

    Zij werden de wachters voor duistere deuren,
    werend de dringende ziel naar de tijd,
    waar sterren de wolken wijd openscheuren,
    wil huiveren zij, verrukt en bevrijd.

    Er zingt een stem, hoog, hoog over de landen,
    de bladeren ritselen, ritselen aan,
    o wachters met uw kale handen,
    laat mij nog even de droom en de waan.

    O bomen met uw naakte hoofden,
    die zwart zwijgend mij van de verte scheidt,
    zijt gij of ben ik de eeuwig beroofde,
    de donkere zoeker buiten de tijd?

    1928




    27-10-2012, 09:22 Geschreven door André  


    26-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij de haven. Jo Landheer

    Daar keert uit volle zee de moegezworven schuit,
    de veilige haven in, als vogel neergestreken,
    het verdonkerd silhouet gevangen in de bleke,
    ijl wazige morgenlucht, die het sidderend omsluit.

    De vage lijn der duinen vloeit onzeker uit,
    en ginds opeens, het dorp, in nevelen weggeweken,
    waar aan het glanzend strand de schuimende golven breken,
    murmelt Gods eigen stem, en anders geen geluid.

    Een verre meeuw vliegt op, vlucht naar de kim verloren,
    dan blijft de oneindige stilte, nog stiller dan tevoren.

    Elke ziel die sinds lang het bidden heeft verleerd,
    vergeet voor dit gebed een poos de wereldse dagen,
    en opent als een bloem, de hemel toegekeerd,
    want voor de wijde zee verstommen alle vragen.

    1922








    26-10-2012, 10:50 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn gedachten. Jo Landheer

    Al mijn gedachten gaan tot u, en keren
    niet weer, maar blijven fladderen om u heen,
    weerloos en eigenzinnig, en begeren
    niets meer, en zien niets meer dan u alleen.

    Zoals de vogels die in lentenachten,
    zwermen om de stralende vuurtorenschijn,
    in dichte schare, en verwonden hun zachte
    vleugels, en weer, en voelen niet te pijn.

    Maar als het dag wordt, liggen wijd en zijd,
    de dode vogels op het land verspreid.

    1928


    26-10-2012, 09:32 Geschreven door André  


    25-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herfstdag. Jo Landheer 1900-1986 Rotterdam

    Als strakke vlammen staan in de ijle zon,
    de najaarsbeuken, ritselend op het mos,
    valt soms een blad, geen vogelkreet alom,
    een zachte dennegeur stijgt uit het roerloos bos.

    Hoe anders wordt nu, nieuw en zonder pijn,
    het schrijnend leed dat nimmer is gezwicht,
    en dof en willoos om een uitkomst staarde.

    Vandaag is het of wij niet meer vreemden zijn,
    wij die bewegen in dit glanzend licht,
    de stille slapers in de donkere aarde.

    1934

    25-10-2012, 11:50 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dooi. Maria Van Royen

    De zachte regen kwam zo traag,
    vanuit de lauwe lucht omlaag,
    zo zwevend stil en zonder teken,
    kwam hij ter aarde neergestreken,
    als vermoeide hem de blanke pracht,
    die hij moest slopen onverwacht.

    De zon verbergt haar bleek gezicht,
    en sluiert heel de hemel dicht,
    wanneer met tikkelend gepraat,
    het langs de huizen leven gaat,
    en al de bomen, moe en oud,
    staan wenend in het stille woud.

    Soms valt er van een tak met zacht
    en dof geluid, een ganse vracht,
    die onderweg nog even stuift,
    dan diep de voze sneeuw in schuift,
    zo schrijft de grond, in put na put,
    wie zich zijn last heeft afgeschud.

    De brede goten neuren stil,
    van het sprookje dat niet enden wil,
    doch vinnig sputtert, bruist en raast,
    de nauwe waterpijp er naast.

    Een merel, in een blanke tuin,
    heel dik en zwart, het kopje schuin,
    stuift driftig, met een snel gebaar,
    een loze sneeuwhoop uit elkaar,
    en vindt er niet, wat hij vermoed,
    en huppelt verder, welgemoed.

    Een oude, afgeleefde plant,
    nog over uit het zomerland,
    die zich in zijn deemoedigheid,
    in het witte graf had neergevleid,
    ligt nu zo broos en krank en teer,
    en tragisch glanzend ter aarde neer.

    Alleen de ontroerde mussen,
    scharrelen er terloops eens tussen,
    en suizen plots, om niet vervaard,
    in zwenkende, brutale vaart,
    neer op het meest nabije hek,
    en hebben stof voor een gesprek.

    Er treurt een zang om heel de stad,
    die eens zo stil verdoken zat,
    doch, nu de blanke tover breekt,
    weer punt na punt de lucht in steekt
    Dat duurt zo door de ganse nacht,
    ge luistert stil en zonder klacht,
    tot, 's morgens als ge het dek opslaat,
    het leven ratelt door de straat.

    1928




     






    25-10-2012, 10:07 Geschreven door André  


    24-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Visioen. Maria Van Royen

    Zij zag mij, even, helder aan,
    zij kwam uit louter zonneschijn,
    of van een duister raam het gordijn,
    met milde hand werd weggedaan.

    De voetjes bleven, even, staan,
    een stilte viel, een dorre pijn,
    maar langs het zwijgende van mijn
    gestalte, is zij weer heengegaan.

    Een donkere rust nu, als wanneer
    een deur viel, met een bonzing dicht,
    zwijgende stemmen, dovend licht.

    Het hart verwonderd, en zo teer,
    dat het vanzelf overvloeit,
    naar het duister, dat reeds is volgroeid.

    1930



     

    24-10-2012, 09:35 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het wederwoord. Maria Van Royen

    Zijn wezen kwam haar stralend tegemoet,
    je kent haar reeds, je hebt haar eens ontmoet,
    en in haar glimlach wist zij zich verscholen.

    Alleen haar denken werd een klagend lam,
    dat vrezend naar zijn moeder zoeken kwam,
    die uit speelsheid zich hield verscholen.

    Maar stilte dekte elke horizon,
    ik ben gestorven, dacht zij, en bezon,
    verward het mirakel van bewuste dood.

    Dan zag zij het kijken van twee klare ogen,
    en werd verschrikt aan haren waan onttogen,
    een smartelijke trots bloosde haar wangen rood.

    Zij zegde zacht beminnend wat haar kwelde,
    ik dank je zeer, dat jij het mij vertelde.

    1930

    24-10-2012, 09:19 Geschreven door André  


    23-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aquarel. Maria Van Royen

    Maria spoelde linnen in de beek,
    haar stil gezichtje boog zich over het water,
    de vlugge handjes wekten zoet geklater,
    waarvan een rappe rimpeling verstreek.

    De noen was goud en neigend en het leek,
    toen ze van het spoelen opstond even later,
    of langs de rand van het stil geworden water,
    een enkele bloem der lichte windzucht week.

    Dan ging zij, rustig, in het weer gebeuren,
    van het vallend licht, dat vreemde schaduwen baart,
    haar witte voetjes, in de dove kleuren,
    twee blanke duiven nedervluchten op aard.

    Zo kwam zij, en wachtte, wachtte nog ter deure,
    en was een kind, dat naar de avond staart.

    1930



    23-10-2012, 10:13 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De wegen van het hart. Maria Van Royen

    De wegen van het hart zijn wonderlijk,
    diep in genezend van het eerste behagen,
    dreef haar het zingen van vermoed geluk,
    nog éénmaal het bloed met warme felle slagen,
    haar boeit, verbaasd, een klein gebaar, een blik,
    waar onbewust het verlorene in komt klagen.

    1930

    23-10-2012, 10:03 Geschreven door André  


    22-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herfst. Maria Van Royen

    Op eendere stroom, waarin de dagen gaan als golven,
    nu laag, dan hoog gestuwd, maar altijd in de stroom,
    wel vaak ben ik, verrukt, onder uw schuim bedolven,
    maar nimmer werd ik vreemd aan uw vertrouwde zoom.

    Deze morgen lag het licht in ongetinte glanzen,
    over de stenen rand van het bedauwd balkon,
    tegen de bleke lucht een vlucht van wilde ganzen,
    en het lover, dat gestaag aan dieper verven won.

    Ik weet, dit is de herfst, die ik niet droef wil noemen,
    bestendigt zij ons niet het te verwerven deel?
    In rijpe pracht en de vereenzaming der bloemen,
    de hoog gegeven bloei op de verarmde steel.

    In de ijle atmosfeer heb dikwijls ik beluisterd,
    hoe geluid versterft en niets dan stilte laat,
    het is goed,  zo heeft mijn hart gefluisterd,
    droom, dat zo het laatste lied van uw lippen gaat.

    1929




    22-10-2012, 14:47 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hero en Leander. Maria Van Royen geb. 1892
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Hero en Leander zijn de twee coningskinderen uit de griekse mythologie. Zij worden verliefd op mekaar tijdens een feest ter ere van de liefde. Maar Hero is een priesteres en mag niet huwen. Zij woont op een eiland met de zee als enige gebuur. 's Nachts zwemt Leander naar het eiland met de maan en een lantaarn, door Hero geplaatst, als gids. Zo kunnen zij mekaar beminnen. Overdag is Hero een kuise priesteres en 's nachts een getrouwde vrouw. Maar tijdens een storm ziet Leander de lantaarn niet en verdrinkt. Hij spoelt op het eiland aan en Hero vindt hem. Zij springt samen met hem in de zee en blijven zo vereningd.


    Als Hero aan het water kwam,
    waar haar de minne henen nam,
    gelijk een bloemblad op de wind,
    zich ijl en voortgedragen vindt,
    wist zij de laatste nacht verscheurd,
    naar leed en schemer uitgebeurd.

    Het windgetier joeg schuim en zand,
    in witte flarden over het strand,
    dat duister in de nieuwe dag,
    een wond midden zee en bergen lag,
    de sombere donder van de vloed,
    was dreunend in haar bonzend bloed.

    De angst, de opstand, het gemis,
    dat dreigend en onafwenbaar is,
    dat wenen schort, maar eens gaat wijd-
    verloren in oneindigheid,
    die achter het bekend gezicht,
    van al wat wij beminnen ligt.

    Doch allengs spatte het feller licht,
    in vonken duizendvoud en dicht,
    uiteen en op en stortte weer,
    in koele, zachte stroming neer,
    gelijk een moegekuste mond,
    met het zoeter woord zijn liefde kondt.

    Daar stond de schone Hero stil,
    in zonneschicht en windgeril,
    een jonge berk in glanzend licht,
    stond nimmer ranker opgericht,
    heur haar, dat vlotte als een wijl,
    bewogen, rusteloos en ijl,
    gebaarde een brekend ijlen naar,
    het nieuwe aanzijn rondom haar.

    Zij dronk de dag met ogen wijd,
    van zwevende verlorenheid,
    die haar ook hier ook hierkwam vinden,
    die haar ontvoerde aan die haar minden,
    en met onbewust gebaar,
    vonden haar stille handen elkaar.

    Dan ging zij over het witte zand,
    en schutte de ogen met de hand,
    of neep ze een weile onwillig dicht,
    voor het fonkelend spelen van het licht,
    dat ginds in zilveren spiegels blonk,
    haar was het of de ebbe wonk,
    die met een rillend schuim een rand,
    week ver en verder van het land.

    Zo gaf de wade van de dood,
    het lichaam van Leander bloot,
    Zij ging op haar beminde toe,
    en klaagde niet en vroeg niet hoe,
    doch het was of haar tegenloech,
    de dood, die zij in het harte droeg,
    of dit ondulbare was gewin,
    een nieuw aanschouwd, bekend begin,
    en het schuwbare van het leed,
    in het lied van zee en wind vergleed.

    Zij knielt bij haar Leander neer,
    betast de dood met handen teer,
    en dromend ziet zij voor zich heen,
    of haar iets liefelijks verscheen,
    dan, rustig of zij slapen ging,
    vleit zij zich naast haar lieveling,
    het stormend lied van wind en zee,
    is enkel streling, enkel vree,
    zij heeft Leanders dood geproefd,
    en dat is al wat zij behoeft.

    1928 Den Haag

















    22-10-2012, 10:43 Geschreven door André  


    21-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schilderkunst. Johannes Vermeer 5 1632-1675

    09.zicht op Delft
    10.het straatje
    11.lezend meisje
    12.meisje afgeleid








    21-10-2012, 11:10 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herrijzenis. Henri Borel Gedicht in proza deel 1

    I.Droom
    En de Geest Gods zweefde over de wateren.
    Er is een beving gegaan door de stille landen van mijn ziel, er is een ademwaaien gegaan.
    Mijn liefste is uit haar duister graf herrezen.
    En zij heeft mij getild, met zachte armen, op ademen van de nachtwind, in de hoge luchten,
    naar het wenkende sterrenlicht, zo verre. Mijn ziel was in het blauw der hemelen. En de kleine
    mensen waren de droevende zoekenden in zonde, waar ik ongenaakbaar op hing neer te stralen.
    Zacht brandden beneden de offerlichten, en vage lichtschemering scheen voor de ogen, die
    werden met wening bevangen.
    Er hing vergeving en zacht bidden in de lucht.

    II.Smart
    Ja, mijn lief was het licht en de luchten.
    Er was vogelzingen en bloemengebloei, er was lichtschittering en windgewaai.
    Mijn lief kwam over de aarde lopen, haar gewaad was een windwuiving, en een geur van
    bloemen droomde verlangend,
    achter haar aan. Zij kwam leliën strooien in mijn tuin, zij kwam licht brengen in mijn huis.
    Zij kwam mij 's morgens wakker roepen met zonnestem, zij kwam goedenacht mij fluisteren,
    met zachte avondkleuren.
    Het was mijn lief, zij hing voor mij de zon te schijnen, dat maakte mij zo goed en warm.
    Mijn lief zette op dit ééns luister hoofd een kroon van licht.
    Toen is zij heengegaan, ach, heel ver was zij schemering. Mijn lief was aan de horizon, zo
    ver, zo verre. Mijn handreiken is wijd in de lucht gegaan, mijn ogen hebben gelopen, zo
    zeer. Maar altijd dieper zonk haar hoofd in de zee, in de zee, de grote zee. Mijn lief is in
    haar zeegraf gegaan. De zon staat aan de hemel nu zoo vreemd, en wankelt voort.
    De sterren schijnen en dwalen, met blinde ogen. De wind is haar roepen gegaan, in de
    luchten, met groot misbaar. De wind is weer stil liggen gegaan op aarde, als een doodmoe man.
    Ik ben zo leeg van binnen, een schamel bedelaar, mij hongert zo naar mijn liefste, lafhartig
    strek ik de hand uit, met bang gebaar.
    Er gaat een graflucht de bloemen over. De dood loopt ruisend door de gele bladeren.
    Mijn ogen gaan uit, als lichten. De aarde is een duistere woestenij.
    Bleek zijn de hemelen.








    21-10-2012, 09:38 Geschreven door André  


    20-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herrijzenis. Henri Borel Gedicht in proza deel 2

    III.Lampenlicht
    Ik ben als lampenlicht. Zij heeft mij aangestoken. Zij heeft zachte olie in mijn lijf gedaan.
    Zij heeft mij volgeschonken uit hare ogen.
    Toen is zij heengegaan.
    Mijn licht gaat schemeren in den nacht. Ik ben zo ledig van binnen.
    Mijn licht kwijnt weg in doodssmart, met plotseling hoog opgesnik.
    Zij was mijn leven. Zij was het licht en de lucht. Ik neeg haar licht toe, als een bloem naar
    de zon. Ik dronk haar licht, mij dorstte zo. Ik werd zo rood en zo bloeiend, mij gloeide zo,
    warm van binnen.
    Toen is zij heengegaan.
    Ik kan niet neigen meer, ik ben zo hoog en stil. Ik heb dorst en kan niet drinken. Ik zie wel
    schemer in de verte, lichtherinnering, het kan mij niet meer warmen...
    Ik ben zo koud en arm.

    IV.Avond in de stad.
    Mijn voeten gaan vreemd langs de straten, en mijn hoofd neigt naar beneden. Het is regenen
    om mij heen, er is windhuilen over de huizen. Achter de vensters loeren de lichten grijnzend.
    De mensen zijn buitengekomen en dwalen om mij heen. Ik denk dat zij iets zeggen. Zij lopen
    mij na, zijn lopen elkaar na, zij zoeken hun ziel. Er gaat vaag stemgeluid mompelend rond.Zij
    zoeken niet hun ziel. Wat zoeken zij toch? Wat zoek ik toch?
    Ik zoek wat weg is, ik zoek wat ver weg is, over de sombere daken, over de duistere huizen,en
    verder over de zee, en de verre kimmen, en de zwarte horizonten, en verder nog.
    Vreemde gezichten staren mij aan. Ik weet niet wat ik kom doen hier. De dood komt in de
    straten lopen. Ik heb warme handen, warme lippen, ik gloei zo warm van binnen. Maar de
    mensen rondom mij zijn koud, de mensen lijken dood, de lijken grijnzen in de dodenstad.
    Hier staat een hoge lichtgloed bij een huis, en kijkt mij aan met glazen ogen.
    Ik ben zo warm. Ik ben zo bang. Ik houd het niet meer uit. Ik ga schreeuwen.
    Het lijkenlicht is achter de ramenogen glazig, en de wind huivert om mijn hoofd. Laat mij
    nu toch weggaan, verder, alleen, buiten, in de eenzaamheid.
    Koud en star staan de stevende bomen in de winternacht. Stuiptrekkende hun magere armen,
    uitgestrekt in wanhopig gebaar.Er klaagt een zacht doodsgetreur uit de bomen.Tranen vallen
    in de nacht.
    De stad is ledig en somber in de verte. De stad is zwart. Mijn lief is dood. De wereld is dood.
    Huilregen, ijsregen, uitgedoofd, mijn lief is dood. 

    V.Mijn woorden.
    Komt nu, mijn woorden, niet zo droef. Komt nu kalm en zacht als witte bruiden, en draagt de
    herinnering van mijn liefde met u rond.
    Komt nu, mijn woorden, wees als lelies op een eenzaam graf. Ik wil gedenken een lieve dode,
    zo diep in mij begraven.
    Komt nu, mijn woorden, niet zo droef.Wees in deze bidstonde rein als wierrook en droomt op
    in zachtblauwe kolommen.
    Komt nu, mijn woorden, niet zo droef. Ruist uit mijn ziel, als blanke akkoorden
    uit een tempelorgel, knielt nu allen voor haar neder, en bidt voor haar.







    20-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    19-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herrijzenis. Henri Borel Gedicht in proza deel 3

    VI.Nacht
    De sterren zijn prachtig in de donkere nacht.
    Over de aarde, over de oceanen, in de luchten, in de hemel. Hun stille ogen kijken,
    zonder vrees in de eeuwigheid. Zij schrijden statig langs zilveren banen.
    Zijn zij haar zoeken gegaan? De sterren zijn de zusters van mijn ziel.
    De sterren zien mijn lief graag. Zij zijn haar zoeken gegaan.Zij zeggen mijn liefde voort door
    de werelden. Zij zoeken mijn arm, verdwaald lief, die is verloren in de sombere duisternissen
    van de nacht, waar geen licht schijnt.
    Eénmaal zullen zij haar vinden.  Liefste, liefste, ziet gij ze dan niet?  Het licht was toch éénmaal
    je vaderland?  Ziet gij mijn liefde dan niet wenken door de hemelen? Mijn hoop heeft de sterren
    aangestoken in de nacht.
    Mijn ogen zullen spoedig uitgaan, als bleke lichten.  Mijn lichaam zal op de aarde liggen als een
    dood ding.Dan zullen de zwarte mannen komen, en het verstoppen, diep in de grond. Eéns zal ik
    sterven. Maar eeuwig zal branden, het schitterende licht van mijn liefde.

    VII.Mijmering
    Mijn woorden gaan langs mij heen, vroom en aandachtig met stille stap.
    Ik zie veel blauwe vaandels wapperen met hun gouden beeld. Ik zie veel priesters, omhangen met 
    het misgewaad, en veel witte bruiden, met brandende kaarsen omgeven door een krans van mirre.
    Ik zie mijn woorden,met liefde en leed beladen,vrome pelgrims op de duistere weg naar het Heilig
    Land.
    En toch weet ik, dat ik u oneindig meer liefheb, dan mijn arme woorden zeggen kunnen. Als uw 
    herinnering over mij heen komt, dan wil ik u het mooiste van mijn ziel geven, muziek geven.
    Ik heb zo vaak mijn verzen naar u gezonden, als blanke duiven. Maar zij hebben u niet gevonden.
    Ik heb voor u doen ruisen, de heilige koralen, van de vader van de muziek, Bach. Maar nooit heb ik
    u mijn ziel geheel kunnen geven.
    Ik heb aan mijn open venster gezeten. De nacht lag stil over de aarde.Ach, de lente is nu dood en de
    zomer ook zie ik sterven.Droevig zacht gaat herinnering van vreugde door de nacht.Wij zullen allen
    sterven, mijn lief en ik. Mijn woorden zullen verbleken en vergaan en uiteenwaaien in stof.En die na
    ons komen, zullen weer liefhebben en zingen, hun liefde verliezen en koud onder de aarde liggen.
    De wind gaat mijmerend door de bladeren, een zacht geruis vervult de lucht.  Ik zie een ster hoog in 
    het blauw, zo oprecht en helder.En opeens een glorie, ver doorheen de hemel,de ster verdwijnt in het
    oneindige met licht gebaar. Eénmaal zal ik haar volgen. En muziek wordt een zacht gebed. Ik zou nu
    wel kunnen rusten.
    Mijn laatste geluk is het zeggen van mijn woorden niet,het biddend kussen van uw voet niet, het zoet
    uitschreien aan uw hart niet. Wel het schemeren van uw beeld, het licht van de veilige kusten in de 
    donkere, koude zee, vaag en uit de verte. Het stil vervloeien van dit leven.
    Het is het u roerloos, rustig aanstaren, zoals gij schemert boven mijn ziel, een ster in vage wolken, het
    u aanzien in deemoed, zonder tranen of droef gebaar, het is in stilte van u dromen, en weder dromen,
    en het dromen.
       

       

    19-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    18-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herrijzenis. Henri Borel Gedicht in proza deel 4
    VIII.Ontmoeting
    Daar zullen mensen tot mij komen, en tot mij zeggen: Wie is het lichte wezen dat zo heerlijk troont, in
    uw vers van liefde?
    Dan zal ik zoeken,de hele wereld rond,en een vrouw zal het drukke pad bewandelen waar mijn blikken
    komen. Ik zie haar schrijden met licht gebaar en met een lach.  Ik kom mijn liefste tegen en ik zal haar
    vragen: Wie zijt gij, ik ken u niet? Want wie ik liefhad, is reeds lang gestorven, en in het graf van mijn
    ziel gezonken. Ik heb haar gegeven mijn vrome woorden,die liggen zacht geknield en bidden voor haar.
    Ik zal uw stem horen op het drukke pad, en driemaal zal ik zeggen: Wie zijt gij, ik ken u niet?
    En weer zal ik uw stem horen, in klagend vragen: Laat mij haar zien. 
    Dan zal ik u houden, zacht in mijn armen,en gij zult u heenbuigen over mijn ziel.Daar ligt marmerblank 
    uw reine jeugd, de Onbevlekte Maagd van mijn liefde.  De goede dood legt zijn zachte handen over ons
    heen.
    Eens zullen wij samen sterven. In het grote Niet verzinken. Eeuwigdurend.
    Maar de lichte Maagd van Liefde blijft leven in mijn lied.

    IX.Herrijzen
    Zo is het gebeurd, dat mij lief vroeg stierf, voor mij, en zij is heengebogen over mijn ziel. Tweemaal is
    mijn lief gestorven, en deze maal haar bloemenblank lichaam. Mijn lief, gij zijt nu dood, gij zijt nu
    eeuwig levend, zonder zonden als de nevelen der bergen.  Nu zijt gij weer als het kind dat mij kuste,dat
    mij vanzelf wel moet toeëigenen als een bloem, daar ik u ziel was en mijn ziel u.
    Wat zult gij nu schoon zijn, mijn lief. Ik mag u nog niet zien, niet met deze ogen het pure Godslicht van
    uw gelaat. Gij zijt nu opgerezen, licht als een lotus, smetteloos blank, lichter dan de pure sterren.  Lucht
    is het gewaad van uw ziel, die in de eindeloosheid trilt. Nu kan ik je liefhebben zonder passie. Zijt gij in 
    dit leven daarom van mij weggenomen? En nu gij van God zijt geworden, ik u mag voelen in alles waar
    de ziel van zingt.
    Nu is het leven niet meer zwaar of droef, nu ik weet dat gij veilig vergleden zijt in het eindeloze, dat mij
    roept, ik kom mijn liefste, ik kom.






    18-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    17-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herrijzenis. Henri Borel Gedicht in proza deel 5

    X.Het leven.
    Ik zie de jongeling en het meisje te samen onder de blauwe hemel. Het licht zegent over hun hoofden.
    Er is veel vreugde en geluk in hun harten.   Een zoete handel drijven hun lichamen.        Zij begroeten
    elkanders blikken als afgezanten Gods. Hun zielen gaan elkander tegemoet op de zachte stroming van
    hun ogen. Zij neigen naar elkander toe, naar het licht, die de eindeloze werelden beroert, die brandt in
    de pure sterren,en beeft in de simpele bloem.Zij zal hem ontvangen,zijn lichaam en zijn ziel.Zij zullen
    samen in God verglijden.
    Ik zie de moeder en haar pasgeboren kind. De adem, die twee zielen in één moment deed samenleven,
    gaat door in hun geliefd kind. Het is een deel van de grote wereldliefde.Ik zie zachte handen over al de
    de kinderhoofden gaan. Er is lief gestamel en zachte zang. Er is toewijding, zichzelf geven,het simpele
    gaan naar de dood, om het kind te redden, groot van eenvoud als de natuur.
    Tere kinderharten, bewegen zoals bloemen doen. Moede hoofdjes neigen naar hun moeder, zo zoekt de
    gelovige naar God. Alles is heilig, de lucht die ik adem is heilig. Er hangt overal liefde in de lucht.
    Ik zie jonge maagden opstaan, die de schoonheid bezingen.     Hun ogen zien de mysteries die voor hen
    opengaan als bloemen.   Zij zien de essentie in de natuur en in de mensen.    Zij voelen haar diep in hun
    in hun eigen zielen.
    Zij gaan naar de mensen als dromen van licht en muziek. Zij dragen de Goddelijke schat met zich mee.
    Zij kussen zachtjes hun dromend hoofd en houden het schild van schoonheid voor hun zingend hart.
    Ik hoor hun ziel over de wereld klinken op het statig ritme van een vers. Het leven is schoon en al liefde.

    17-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    16-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herrijzenis. Henri Borel Gedicht in proza deel 6

    XI.Mijn lief.
    Mijn lief is heengegaan. Haar lichaam zal niet verkwijnen als een dode bloem. De lichten van haar ogen doven niet uit.
    Mijn lief is in het grote Niet, waar de schijn waarheid, waar de vorm geest wordt. Mijn lief is nu één met de geest, de moeder van alle
    dingen. Zacht rust nu mijn lief.
    Mijn lief is nu heel stil, en zo rustig. Nu mijn lief verlost is uit het leven, hoe blij is het mij, hoe eindeloos is nu mijn lief. Mijn lief is nu alles, en alles is mijn lief. Mijn lief is de essentie der sterren, der blauwe hemelen, en van alle zegen die mij omschijnt, omdroomt en zacht
    omwaait. Mijn lief was moe en is nu slapen gegaan.
    Laat ik toch stil zijn, heel stil en daarom altijd denken. Want zacht zal ook mijn ziel verglijden, op de zachte stroming der tijden, de goede
    dagen dragen mij zacht, zacht naar mijn lief. Slapen, rusten in de eindeloosheid van mijn lief, in zachte omhelzing onzer zielen, die in het
    leven elkaar enkel vermoedden. Onze zielen zijn vrij, in pure essentie zalig samen, in de rust van God. Reeds hoor ik de stem van mijn lief
    doorheen het licht, die mij roept. Want ik zal opgaan tot mijn lief, één zal ik zijn met mijn lief, in de pure ziele oneindigheid, die God is.
    De herinnering van mijn liefde zal over de aarde gaan. Velen zullen diep in hun ziel voelen het mysterie der goddelijke liefde,  en zij zullen
    het dragen door de eeuwen heen met witte gewaden, wijding en veel gezang.

    XII.Mijn ziel.
    Mijn ziel, een klare parel, diep onder wildstromende golven, transparant en blank in het rustige water beneden, kern van licht in het woelend
    duister. 
    Ik heb gelopen door woeste landen en vlammende steden. Toen ben ik als licht aangekomen in een heel stil en open woud. De rechte bomen omhoog, met trillende toppen eerbiedig in het licht en witte bloemkelken onbewogen in de roerloze lucht. Voor mij lag onbeweeglijk
    een blank meer in pure schijn van diamant. Ik heb mij over de klare spiegel gebogen, en mijn ziel gezien. Zo is mijn ziel altijd geweest, een
    stil meer van lucht en licht, schoner dan alles wat ik heb liefgehad. Nu ken ik u, mijn ziel. Laat ik nu alleen met u blijven, rustig en sereen.
    Dat ik nu gans kalm in uw licht verga, want gij alleen zijt het ware, het trouwe, het zichzelf gelijke, waar ik zolang naar heb gezocht.

    Henri Borel   1895 26 jaar
    (1869 Dordrecht- 1933 Den Haag)

    16-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    15-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liedje. Henri Borel 1869-1933 Dordrecht, Den Haag

    Hoog, hoog zweven,
    en vrij zijn....

    Ik heb gezien,
    de dingen zo schoon,
    zij vliegen, zij vliegen,
    zij zijn weldra een droom.

    De lichte mei,
    de maagden zacht,
    de bloemen blij,
    Eens komt de nacht.

    De lichte luchten,
    vogelgeruchten,
    de hemel blauw,
    Onze Lieve Vrouw.

    De verzen die klinken,
    de kleuren licht,
    al de dingen die blinken,
    het zwicht, het zwicht.

    En niets dat blijft,
    van al het leven,
    al wat gegeven,
    weer henendrijft.

    1884





    15-10-2012, 13:41 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verzen voor een meisje. Henri Borel

    De wolken in de lucht,
    zachtvliedende vlucht,
    verzwerven......

    De bloemen en de mei,
    muziek en mijmerij,
    versterven......

    De dag van het licht,
    verbleekt heel zacht,
    verschemert en zwicht,
    in de nacht......

    En de ziel in mei,
    mijn lachen en geklaag,
    verdwijnt dan vaag,
    in melodij......

    Niets dan een meisje,
    een bloemengezicht,
    neuriet een wijsje,
    lacht wat in het licht......

    Twee blanken handen,
    vaag bewogen,
    en het zachte branden,
    van blauwe ogen......

    Niets dan wat licht,
    om een blond gezicht,
    wat ogengestaar,
    wat zacht gouden haar...

    Zo mooi en ik weet,
    nu ook zo voos,
    maar het is mijn leed,
    eindeloos......

    1884
    voos is zwak
     












    15-10-2012, 11:22 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Olympische Spelen Londen 2012 Roeien

    1.Emma Twigg Nieuw Zeeland
    2.Rianne Sigmond en Maaike Head Nederland
    3.Ellen Hogerwerf en Inge Janssen Nederland
    4.Fieudby Erichsen Denemarken
    5.Lena Muller en Anja Noske Duitsland
    6.Tina Manker en Stephanie Schiller Duitsland
    7.Acht met stuurvrouw Duitsland
    8.Carine Baer, Britta Oppelt, Annekatrine Thiele en Julia Richter Duitsland

















    15-10-2012, 10:19 Geschreven door André  


    14-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Als een kind. Charlotte Van Herwerden

    Soms als een kind, een dom klein kind,
    dat zijn les niet kent,
    en angstig zit,
    bevend voor straf op de schoolbank.

    Soms als een kind, een bang klein kind,
    dat de weg niet weet,
    schreiende zoekt, straat in, straat uit,
    en zijn eigen huis voorbij gaat.

    Soms als een kind, een zwak klein kind,
    dat stout was die dag, nu gepijnd door berouw,
    niet slapen kan, om moeder krijt,

    in het duister een hand zoekt die strelen wil,
    en in stilte een stem die troosten komt.

    Zo ben ik, een dom, zwak kind,
    en ik wou de mensen leiden?
    Ik, die zo vaak mijn les niet ken,
    de weg niet weet,

    en bij anderen hulp en troost zoek.

    1899
    Tijdens haar middelbare studies begon Charlotte Van Herwerden reeds gedichten te schrijven. Haar stijl is persoonlijk zonder rekening te houden met wetten en gewoonten. Maar het vlot niet om haar gedichten gepubliceerd te krijgen. Men vindt haar gedichten niet goed. En zij beseft dat ook. Zo schrijft Charlotte Van Herwerden: "Ik heb het gevoel dat ik u, nog ziende de mooiheid van mijn eigen verbeelding, een slechte en lelijke afdruk zond, denkende de verbeelding zelf te zenden."









    14-10-2012, 09:31 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dood. Charlotte Van Herwerden

    Ik zie aldoor die kamer, aldoor hoor
    ik, het klagend kreunen, zwak klinkt het, nog zwakker...stil,
    eindelijk... door het nachtzwart hoor ik een licht getril,
    langs het strak gelaat, lange magere handen, het spoor

    van smart, scherp schaduwend..., ik beef, God waarvoor?
    Een nieuwe dag van doelloos leed? Een kil,
    witmarmeren beeld op een grafsteen, daar ligt ze..., en ik wil
    het niet meer zien, maar ik zie het aldoor, ik zie het aldoor.

    Toen floot een vogel zijn blijde daggezang,
    even maar..., toen niets meer...,
    Het was mij, alsof ik zag,
    uit de schemer vreemde vormen langzaam

    naderen..., langs mij gaan...,
    en sidderend bang,
    sloop ik naar het bed, en boog mij over haar, ze lag
    in haar dodenslaap..., binnen stroomde het licht.

    Het was dag.

    1899 




    14-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    13-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Duinendelling. Charlotte Van Herwerden

    Roerloos te liggen onder bewogen luchten in een duinendelling,
    rond mij en over mij schaduwen voort te zien vluchten,
    het helm te zien wuiven op een zandige helling,

    en peinzend te luisteren, te luisteren,
    naar gezangen, die over de duinen komen
    aanzwieren van zee, en het nauwelijks hoorbaar bewegen

    der ziel, wanneer de ingesponnen gedachten en dromen,
    van schoonheid, als vlinders ontpoppend, blij,
    wiektrillend al hoger en hoger komen gestegen,

    niet achtend de uren, die glippen voorbij,
    om dan steeds te grijpen en aldoor nader te grijpen,
    om ze eindelijk in het zuiver geknoopte woordennet te vangen.

    1899
    Een duinendelling is een duinvallei









    13-10-2012, 10:58 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Molen. Charlotte van Herwerden

    Tegen wild bewogen nachtlucht, zwart,
    roerloos, groot, een molen boven het lage
    land, de wieken stil, een mens in smart,
    ten hemel de armen, wanhopig stom geslagen.

    Schuur en huizen naast hem leunen laag,
    half door dampen omsluierd die opstijgen,
    schijnen vrouwen in stil gebed, en geklaag
    van wind, gaat rond hun toverkring van zwijgen.

    Vreemd vervormde wilgen kreunen, het haar
    woest schuddend, het riet zucht steunend,
    als gebogen, als gebogen...
    angstig gedreven vluchten nevelen, maar...

    De anders door het minste gewaai bewogen,
    molen, nu onder het wilde wolkenjagen,
    tussen het zwiep gegolf van wilgen en weiden,

    staat onwrikbaar. Beeld van tragisch lijden,
    onbewogen in hoogste smart,
    niet kunnen klagen.

    1899











    13-10-2012, 10:33 Geschreven door André  


    12-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zaaier. Charlotte Van Herwerden Utrecht

    In gouden luchtzee dreef de avondzon,
    het bloedend hemelhart naar het strand der nacht,
    zonk neer zijn bloed in donkere aarde, die wacht,
    of zij uit haar winterslaap ontwaken kon.

    Ik zie hoe langs de voren langzaam treedt,
    tegen die goddelijke gouden grond,
    reusachtig zwart, alsof hij zo ontstond,
    uit de aarde zelf van zwarte klei gekneed.

    De zaaier, strooiend uit met volle hand,
    de korrels graan. Het zijn gouden zaden in gloed
    der zon, zich mengende met zonnebloed,
    peinzende gaat hij langs het ontvangende land.

    En aldoor stiller wordt het... ik hoor niets meer,
    dan de weerklank zijner stappen. Alles zwijgt
    bij het heilig werk, nu van het nieuwe leven zijgt,
    het zaad in de open zwarten aardschoot neer.

    Charlotte Van Herwerden is geboren rond 1870. Haar vader was een zeer gewaardeerd hoogleraar in de Griekse taal- en letterkunde te Utrecht.
     




    12-10-2012, 09:27 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voor C. Frank Van Maerle

    Drie dingen zijn mijn ziele goed,
    de lente, het licht en de bloemen,
    en wat mij het mooiste en het liefste is,
    dat wil ik naar hen noemen.

    Jij bent mijn lente, een lente luw,
    die teder sterk hebt gedragen,
    in mijn droeve verlatenheid,
    een wonne vol behagen.

    Jij bent mijn licht, mijn vaste ster,
    die laat zijn stille stralen,
    in mijn ziele donkerten,
    klarelijk nederdalen.

    Jij bent mijn bloemen geuren zwaar,
    mijn kleuren tere kelken,
    die ranken om mijn donker huis,
    en nimmerweer verwelken.

    Ik heb je lief als het allerschoonst,
    als lente, en licht en bloemen,
    jij bent zo sterk, zo klaar, zo zacht,
    als lente en licht en bloemen.

    Nu is mij uit pijnen veel en groot,
    een wondere vreugd geboren,
    die zal mij waar ik ook henen ga,
    standvastig toebehoren.

    Dat ik mijn ziel zo veiliglijk,
    heb in jouw ziel geborgen,
    dat is mijn rust, mijn vreugde en kracht,
    nu heb ik vrees noch zorgen.

    Dat zal ik peinzen ten alle tijd,
    in smarten zwakte en zonden,
    dat ik zo grote veiligheid,
    en vrede heb gevonden.

    Dit is een weten inniglijk,
    dit wordt mij nooit genomen,
    van jouw diepste beminnelijkheid,
    in mijn leeg hart gekomen.

    En wat mijn leeg hart nog ontvalt,
    in dit zwak wereldleven,
    dit ene zal bestendig zijn,
    en nimmer mij begeven.

    1901






    12-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    11-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn lief. Frank Van Maerle

    O lief, jij hebt zo droeviglijk gedragen,
    om mijn liefde blindheid, pijnen groot,
    o mijn zacht lief, en toch mijn ziel ontsloot,
    dit paradijs van licht, die al mijn dagen

    bevloeit met louter licht. Hoe kon ik klagen
    om uw wreedheid? O mijn lief, die mij brood
    en wijn gaaft van uw ziel, o wonder groot
    van deernis en gena, die tot zo lagen

    staat mijner slechtheid, hebt tederlijk gebogen
    uw zonden zuivere ziel, o die verstilt
    mijn rustloos leed en de verwarring wild,

    van driften, o mijn lief, mijn lief, wel logen
    mijn smarten blind ... maar nu is het licht en ik wil
    gaan in zuivere klaarheid sterk en stil.

    1901



    11-10-2012, 09:31 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hooglied. Frank Van Maerle

    Ik zing mijn liefs hooglied in klinkende sonnetten,
    en statig stijgt omhoog hun breed gewiekt geluid,
    zie, zie, ik zink neer en strek mijn wijde armen uit,
    en lang naar u, ik wil op het aardse doen niet meer letten.

    En als bazuingeschal en triomfant trompetten,
    als forse harpeslag, als het zuivere gefluit
    van engelenlippen, rijst mijn ritmen sterk geluid,
    ik zing mijn liefs hooglied in klinkende sonnetten.

    Geen meisje lief kan zo mijn ziel in vlammen zetten,
    o mijn onnoembaar lief, wier klare zuiverheid,
    Gods helder licht om mijn verdonkerd wezen breidt.

    Wiekt op en draag mijn ziel, ruisvleugelige sonnetten,
    o schoonheid, hemels lief, wier glorie mij eens verscheen,
    tot uw ongelooflijk licht, ruist nu mijn  liefde heen.

    1901 





    11-10-2012, 09:10 Geschreven door André  


    10-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een bloem. Frank Van Maerle

    Een nachtgeboren bloem, nauw uitgebroken,
    en de ochtend kwam, toen steeg de zuivere zon,
    en blad na blad is trillende ontloken,
    reikend naar het licht, dat geen bereiken kon.

    Zo is mijn ziel, waar nu is uitgebroken,
    een blijheid groot om uwer liefde zon,
    die heeft zo schoon mijn diepste zijn ontloken,
    en droefenis dat ik u niet bereiken kon.

    Maar zoals des werelds licht rijst elke dag,
    zo vloeit er steeds nieuw leven en verlangen,
    in iedere bloem die 's nachts het hoofd liet hangen.

    O lief, mijn lief, geen dag dat ik u niet zag,
    o mijner ziele zon, zo rijst gestadig,
    uw licht en loutert mijn droefenis genadig.

    1901


    10-10-2012, 10:07 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Menselijkheid. Frank Van Maerle

    Dit leven is een schijn van zwakte en leed,
    omdat ik maar een mens ben, moet ik lijden,
    en willoos nemen, wat de dracht der tijden
    mij geeft, omdat ik mens ben en ik weet.

    Niets in mij dan verlangen naar de wijde,
    vloeden van liefde en blijheid, honger heet
    naar glorie en geweld, en rustloos wreed,
    begeren van verdelging en wild strijden.

    Maar dit is schijn van leven, die ik wil
    verachten, een sterk man ondergaat,
    wendloze pijn rustig, met trots gelaat.

    En hoonlacht om zijn smart, zo is het mijn wil,
    ik zal om mijn menselijkheid niet langer klagen,
    maar sterk en trots dit doemlijk leven dragen.

    1901







    10-10-2012, 09:52 Geschreven door André  


    09-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sparrenbos. Frank Van Maerle

    Het is stil rond mij, waar hoogreikend het statig
    sparrenbos oprijst, niets hoor ik dan de schal
    van mijn bijl, en de echo als een knal,
    helder en ver, bij het heffen regelmatig,

    der armen, dan de dof ruisende val...,
    even is het rust, en ik luister naar het pratig
    gegons der hoeve, en weer keert regelmatig,
    der armen heffing, en het heldere geschal.

    Stom rustend staar ik over het zonlichte land,
    waar takkenstapels zomen, vale dammen,
    het dofbruin smaragd der witgeknotte stammen.

    Tot ik plotseling door de leeggerooide laan
    haar zie, lief groetend langs mij henen gaan,
    flikkerend zwaait weer de bijl mijn woeste hand.

    1901





    09-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Toverland. Frank Van Maerle

    Het was een droom, wij beiden hand in hand,
    gingen vereend door mijn rijk toverland,
    daar rezen hoog wijd welvige paleizen,
    ver bloeiden onze wilde paradijzen.

    Wij gingen stil en rondom ons dreef blank licht,
    licht was uw haar, licht uw lief aangezicht,
    gezegend zij mijn droom, gezegend zij,
    mijn lief, mijn lief, die leidde en lichtte mij.

    Ben ik nu gans alleen, o mijn verlangen,
    o mijn lief licht, hoe zal ik nu verder gaan?
    Het is donker en ik ben bang, er lichten maan

    noch sterren..., ik weet geen weg..., o mijn verlangen,
    o mijn lief licht..., het is voor altijd voorbij...,
    die droom...? Mijn lief, gezegend zijt gij mij.

    1901

    09-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    08-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het bos. Frank Van Maerle

    Er stoeien kinderen in het licht glanzend bos,
    door het regende goud der zon bestroomde struiken,
    breken zij stormend heen en onderduiken,
    het laag reikend rijs, er joelt hoog luidend, los (1)

    warpraten en gelach, hoe trippen het mos,
    hun voetjes tot de heg der bramenstruiken,
    hun vingers woelen voor hen waar zij kruipen,
    hun oogjes blinken naar de volste tros.

    Die smult gulzig maar toe, die vult zijn mandje,
    maar één plukt stilletjes door, het blauwe, druipende handje,
    vol bramen, brengt hij het haar, en het meisje lacht.

    Zo wilde ik  naar u gaan, mijn lief, en dragen,
    het schoonste wat ik vond, het diepste wat mijn ziel ooit dacht,
    tot uw vertrouwelijkheid, en niets meer vragen.

    1901 
    (1) rijs: takken

    08-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het nieuwe leven. Frank Van Maerle Nederland

    Eens heb ik uw grote stem zwaar dreunend horen klinken,
    boven dit wild gewoel, waar ratelt, raast en gromt,
    de donkere stad en het volk dof gonzend langs mij  dromt,
    haastend met ruw gebaar, hun ogen zie ik blinken.

    Uw stem was mij als een storm die over het slagveld komt,
    donder rolde aan, ik voelde een nacht mij overzinken,
    roofvogels vlogen laag, de doden te verminken,
    mijn boze, ik vond dit schoon, ik zag het rustig, streng verstomd.

    Nu wil ik henen gaan, waar ik schoner vrede mocht vinden,
    naar dennenbos en heide, waar wijd de hemel blauwt,
    stil is mijn ziel, nooit was mij stilte zo vertrouwd.

    Hoe is mijn ziel verzacht, weer noem ik mensen vrienden,
    mijn lieve, die zo teder vertrouwelijk naast mij gaat,
    hoe hoor ik uw stem zo klaar, hoe licht mij uw lief gelaat.

    1901






    08-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    07-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Olypmische Spelen Londen 2012 9. atletiek springnummers 2

    1.Silke Spiegelburg Duitsland polstok
    2.Martina Strutz Duistland polstok
    3.Lisa Ryzih Duitsland polstok
    4.Holly Bleasdale Engeland polstok
    5.Minna Nikkanen Finland polstok
    6.Angelica Bengtsson Zweden polstok
    7.Jenn Suhr USA polstok
    8.Elena Sokolova Rusland verspringen
     
















    07-10-2012, 17:02 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zij die verduren. Elize Van Kaathoven


    Niet uit noodzaak hebben zij deernis,
    wier zachte moed gelijk hun lijden is,
    groot tot het bittere einde. Want aan dezen
    geschiedde, dat zij zalig zijn geprezen.

    De zwarte schaduwen, verzet en vreze,
    heeft hunner ziel glans teruggewezen,
    als het blanke beeld, los van zijn donkere nis,
    staan zij van de eigen bekommernis.

    Zo zien wij hen, en schoon is het, te schouwen,
    hoe vorstelijk hun gelatenheid de vouwen
    van haren mantel plooit, die dekt hun pijn.

    Wanneer daar zullen wezen onze tijden,
    dan dragen lichter wij de last van lijden,
    omdat hun beeld ons voor ogen zal zijn.

    1925

    07-10-2012, 10:43 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ter ruste. Elize Van Kaathoven

    Toen voor het laatst wij je ter ruste brachten,
    liet ik stil nederzinken, je terzijde,
    mijn lichtste, mijn tederste gedachten
    en mijne, je zo dierbare vrolijkheid.

    Dat bij jou zouden zijn ten alle tijde,
    die dingen die je lief te wezen plachten,
    en toen wij keerden, voelde ik mij bereid,
    vreugde arm, te gaan de dagen die mij wachtten.

    Doch jij, die waart getreden door het leven,
    met het zacht en vorstelijk gebaar van geven,
    naamt wel mijn liefdegaaf, maar bood mij meer.

    Want komt tot mij je stem, je beeld, dan zingen,
    er duizend, lieve, lichte, blijde dingen,
    in mij. Jij gaaft mij dieper vreugde weer.



    07-10-2012, 10:23 Geschreven door André  


    06-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Weemoed. Elize Van Kaathoven

    Als aan de zeeharpen de golven slaan,
    haar greep en zangen wegbreken in klachten,
    dan moeten wel al de eenzame gedachten,
    naar de zee uitgaan,

    die dolen door des harten schemerstraten,
    en zij, o zij vooral, voor wie er gedolven
    werd een diep graf  in lang voorbije tijd.

    Zij rijzen op uit harten vergetelheid,
    en wenden zich tot de zee stil gelaten,
    en wiegen zich op het wenend lied der golven,
    het hart leeg en al verlaten.

    1924



    06-10-2012, 00:05 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedachtenissen. Elize Van Kaathoven.

    Nadat de handen, strak belijnd, ivoren,
    op het stille hart voor altijd rusten gingen,
    werd een weemoedige zachtheid geboren,
    in het wezen van vele, vertrouwde dingen,
    die eenzaam schenen nu en als verloren.

    Zwijgen, eerbiedigheid en schroom, omhingen,
    met hunnen sluier al het toebehoren,
    dat het vervlogen leven placht te omringen.
    Toen werden deze dingen tot kleinoden,
    doorlicht van schone herinnering aan de dode.

    Zo ziet zij ons hart, door zachte glans omgeven,
    en een aandachtig schouwen doet herleven,
    somwijlen, droom van onvergankelijkheid.

    1924



    06-10-2012, 00:00 Geschreven door André  


    05-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De eigen gekozen namen. Elize Van Kaathoven

    De eigen gekozen namen die wij geven,
    aan wie ons dierbaar boven allen zijn,
    klanken van grote tederheid, of klein
    speels woord, waarin toch hartetonen beven,

    zijn onzer lippen lichte vreugden, zwevende,
    als blanke vleugelslag door zonneschijn...,
    totdat aan onze mond een scherpe lijn,
    een smartelijke, ze afspert van het leven.

    Stil wordt het in ons, o hoe stil, als zij,
    gaan rusten in de diepe hartegronden,
    door allereerst gedenken, zacht omwonden.

    Maar het lieve woord, dat gaarne tot ons zeide,
    een dierbare stem, sterft niet. Door haar gedragen,
    klinkt het van verre zacht door onze dagen,
    ...tot stervens...tijde

    1923






    05-10-2012, 09:59 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Toen de kinderen slapen gingen. Elize Van Kaathoven

    Toen, spelensmoe, de kinderen slapen gingen,
    omgaven hen al de vertrouwde dingen,
    de vriendelijk gezinde, van de dag.

    Er hingen klanken nog, van spel en lach,
    in de grijs donzen avond, die zich breidde,
    boven de moede lijfjes en de als zijde,
    zo zachte kruintjes, donker, bruin en blond.

    Stil werd het. Om de rust der kinderen wond
    zich als een heiliging de snoer der gezangen,
    waarmede wij uitbidden ons verlangen,
    in lichte woordenval, gedempt refrein,
    dat zoet de slaap der kinderen mogen zijn.

    Doch nu de mensen slapen gaan, is het nacht,
    o, om te mogen vinden een zang zo zacht,
    en rustvol, dat de slaap kome gegleden,
    over het trillen van de oogleden.

    Erbarmen van de nacht schenkt duisternis,
    en stilte, en slaap aan de mens die moede is,
    o, het blanke lied van het warme mededogen.

    1923


    05-10-2012, 09:39 Geschreven door André  


    04-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Luisteren naar de wind. Elize Van Kaathoven

    Uit de regenavond is de wind verlopen,
    om de stille huizen waarin rustig openbloeien
    de avonduren, de wind kreunt zijn klacht.

    Boven verre blauwe zee werd hij geboren,
    tegen grauwe regens brak zijn kracht, verloren
    gaat hij sterven uit de regennacht.

    Door het dicht getralie der gutsende stralen,
    met al flauwer stoten schokt zijn ademhalen,
    en men zegt: de wind zal liggen gaan.

    Doch een enkele blijft in de nacht, de duisternis,
    naar de grote Zwervers stem hunkerend luisteren, gewis,
    om haar stervend rythme te verstaan.

    1923


     

    04-10-2012, 09:54 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herinnering. Elize Van Kaathoven

    Het verlangen naar verleden, lieve dingen,
    het leed om dierbaren die van ons gingen,
    wij willen het niet ontheiligen door klachten,
    begraven niet in duistere zieleschachten.

    Maar het opwaarts voeren met eerbiedig zachte
    beweging, naar de hoogten der gedachten,
    tot waar door nevelen ten hemel dringen,
    de blanke toppen der herinneringen.

    En als de smart ons hart dreigt te bevangen,
    bij het moeilijk stijgen van ons zielsverlangen,
    naar uitzichtsvelden boven droefenis,

    dan zullen wij gaan tot de klare stromen,
    die van de hoge, lichte verten komen,
    en aan hun wateren drinken lafenis.

    1923

    04-10-2012, 09:29 Geschreven door André  


    03-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tuin bij maanlicht. Elize Van Kaathoven

    De maansikkel snijdt daarboven,
    oogst van zilveren draden,
    in de tuin kwam een smalle schove,
    nederdalen.

    Waar de halmen vielen, gingen
    schijnselen opbloeien,
    willen deze zachte hemelingen,
    ook hier groeien?

    Aan de schaduwen ontstijgen
    blanke, stralende aren,
    en de tuin omvangt in roerloos zwijgen,
    het wonderbare,

    zacht lichtende koren, gegleden
    uit de hemelschuren,
    in de stille gaarden dromen vredevol,
    de uren.

    1923


    03-10-2012, 16:05 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zandwegen. Elize Van Kaathoven

    Waar de stilte houdt de wake, waar in de valleien,
    lang vergeten dromen slapen onder bloemenspreien,
    waar in het kruid als honingdruppels hangen gouden bijen,
    daar ontglijden,
    brede, dromerige wegen aan de heide.

    Langs de wijde, wijde velden en de eenzame hoeven,
    gaat hun ruige, schuchtere schoonheid, dienend het behoeven,
    van wie onder zware arbeid winnen het brood van heden,
    maar die de ochtendluchten kennen en de avondvrede.

    Als een krachtige avondteug gaan zij door het woud,
    storten tussen donkere dennen stromen zonnegoud,
    blank en zuiver liggen zij als het maanlicht komt gegleden,
    lijk de melk de schone dieren die hen daags betreden.

    Stil verdroomd ten zomermiddag rusten zij op het land,
    als de hitte trillend waas van zilvergazen spant,
    maar in strenge winterdagen gaat hun stage moed,
    tussen strakke, stugge lijnen de einder tegemoet.

    En wanneer dan de avondwolken rode wieken spreiden,
    vleugt langs hen een zachte gloed,
    die dromen doet,
    van purpere zomerheide.

    1923

    03-10-2012, 10:19 Geschreven door André  


    02-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen. Elize Van Kaathoven

    Liederen zijn de zacht deinende boten,
    die over de lichtende wateren gaan,
    aan boord is er plaats voor vele genodigden,
    uit nevelige verten glijden zij aan.

    Haar werf lag waar de rythmen van het leven,
    als fijne hamers in de polsen slaan,
    naar lichte ruimten wenden zij de steven,
    de vlugge golven zijn haar welgezind.

    De stuurman voelt langs strak gespannen reven,
    de grote adem van de wereldwind,
    liederen zijn de zacht deinende boten,
    die over de lichtende wateren gaan.

    1923

    02-10-2012, 09:50 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Najaar. Elize Van Kaathoven

    De zomer stierf in het vlammengoud der bomen,
    een schone dood.
    In het stille woud,
    ten avond is hij uitgevaren.

    Vereenzaamd waren,
    nog enkele vogelroepen door het hout,
    vorstelijk bekleed staat de aarde nu te dromen,
    in goud en rood.

    Doch ijler wordt,
    het weefsel dat de takken spreiden,
    en langzaam glijden,
    omlaag de bladeren, ritselend en verdord.

    En witte nevels als gewaden, komen.

    Het westen ontsloot,
    zijn brede poort,
    de winden tuimelen aan, zij gieren,
    op het takkenspel hun wilde wijzen en zwieren.

    En huilen,
    en jagen voort,
    maar in de veilige holen schuilen zachte dieren.

    1923



    02-10-2012, 09:34 Geschreven door André  


    01-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leven. Elize Van Kaathoven

    Schoon is het om de morgen van het leven,
    op ranke, glanzende schouders te dragen,
    het fiere, jonge hoofd rechtop geheven,
    vooruit te schrijden tussen rozenhagen.

    Het is schoon, de volle lichtdag te beleven,
    de hand beraden aan de ploeg geslagen,
    met stoere zin dat zuiver zij gedreven,
    het levensspoor door aarde's zware lagen.

    En komt de avond de mensen vrijheid schenken,
    de werker kan rustig zijn gedachten denken,
    door ogen die de verten klaarder zien,

    dan het eerst nabije, het leven te bestaren,
    iets van zijn heiligende zin te ontwaren,
    dat is het allerschoonste nog, misschien.

    1923

     

    01-10-2012, 11:00 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ruisende bomen. Elize Van Kaathoven 1863-1941 Leiden

    Daarbuiten ruist in zoele avondlucht,
    het breed gevederte der iepebomen,
    ook door mijn hart woei even een zoet gerucht,
    een blij gevoel, al ging je morgen komen.

    Vervlogen..., doch gelijk een drenkeling,
    in enkele tellen schouwt zijn ganse leven,
    zo heeft aan mijn ziel, herinnering,
    één oogenblik, het verleden weergegeven.

    Ik zie mijzelve door ons huis weer gaan,
    het vreugdevol, het bijna vroom bereiden,
    want begenadigd is de mens, die aan,
    wie hij zeer lief heeft, zorgend zich mag wijden.

    En als in alles wat je zal omringen,
    gelegd is zoveel liefde als ik vermag,
    is het mij alsof de levenloze dingen,
    de glans weerkaatsen van je warme lach.

    Eindelijk, eindelijk zal je dan komen,
    ik zet mij neer, alleen, waar ik de gracht,
    kan overzien. Het ruisen van de bomen,
    verbreekt de stilte telken maal, ik wacht...

    Tot aan je komst wil ik mijn hart beluisteren,
    en horen vreugde's naderende tred,
    doch plotseling voel ik mijn gezicht verduisteren,
    mijn handen samengaan als in gebed,

    mij grijpt de werkelijkheid, jij ligt gebed,
    waar de avondwind nu ruist door de hoge bomen,
    en nooit, nooit meer, zal jij bij ons komen.

    1923
    Elize Van Kaathoven gaf les Frans aan de middelbare meisjesschool van Leiden.






    01-10-2012, 10:35 Geschreven door André  


    Videoweerbericht
    De plaatselijke tijd in Brussel:
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog als favoriet !

    Startpagina !

    Mijn favorieten
  • Venster op de wereld
  • Restaurantgids
  • boeken
  • Wikipedia
  • Nieuwe encyclopedie
  • Vertalingen
  • Synoniemen
  • Onze Taal
  • Wetenschappen

  • Zoeken met Google



    Archief per maand
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs