I
Uw eerste worp, hij wordt geluid
gij steek er al een hand naar uit:
de spiegel kan ontspringen
daar, aan dat glas, waar gij begint
u-zelve aan dat ander kind
een liedje voor te zingen.
Gij noemt de aarde dan uw land
gij bouwt uw woning aan haar wand
en staat zo lang te staren
en smeert zo kwistig met uw kwik
de spiegel dicht van het eigen ik
om gans uzelf te ervaren.
Gij zuigt gezichten naar u toe
versmelt in hen en wordt niet moe
het wonder te aanschouwen
van hart aan hart, van mond op mond,
de spiegel groeit, om wereld-rond
u het leven te ontvouwen.
II
Dan maait er één, die naast u zweeg,
aan beeld na beeld uw spiegel leeg.
Aan borsten, blikken, handen
betast gij bang uw eenzaamheid
en aan die vloed, die uit u schreit,
bespat gij alle wanden.
En als gij dan weer in hem blikt
is heel uw spiegel zo doorstikt
dat gij om uzelf te wenken
alleen van uw geschonden schoon
de schaduw van een doornenkroon
ontdekt rondom uw denken.
En lang, hoe lang, in woest verweer
doorploegt gij met uw doornig zeer
uw beeld, het onaanvaarde,
tot eindelijk al zijn kwik gelost
de spiegel, van uzelf verlost,
ontbloot de grote klaarte.
III
En waar uw voet een meer ontmoet
dat niemand, niets verroeren doet
dat soms wat windgerimpel
doorschouwt gij,dat gij niets meer zijt
op water van bezonkenheid
dan het wuiven van een wimpel.
En waar een ruimte uw omringt
en telkens toch een kelk u dwingt
u buigend in te drinken
weerkaatst u iedere druppel dauw
iets uit de hemelzee van blauw
waarin gij zult verzinken.
En waar gij uw zielediepten ziet
en mogelijk een vogellied
gaat aan uw wimpers wiegelen,
wie weet is het de mensheid zelf,
ofwel een engel of een elf,
die zich aan u wilt spiegelen?
02-05-2015, 00:00
Geschreven door André ![](https://www.bloggen.be/Images/email_vriend.gif)
|