Niet uit noodzaak hebben zij deernis, wier zachte moed gelijk hun lijden is, groot tot het bittere einde. Want aan dezen geschiedde, dat zij zalig zijn geprezen.
De zwarte schaduwen, verzet en vreze, heeft hunner ziel glans teruggewezen, als het blanke beeld, los van zijn donkere nis, staan zij van de eigen bekommernis.
Zo zien wij hen, en schoon is het, te schouwen, hoe vorstelijk hun gelatenheid de vouwen van haren mantel plooit, die dekt hun pijn.
Wanneer daar zullen wezen onze tijden, dan dragen lichter wij de last van lijden, omdat hun beeld ons voor ogen zal zijn.
1925
07-10-2012, 10:43
Geschreven door André
Ter ruste. Elize Van Kaathoven
Toen voor het laatst wij je ter ruste brachten, liet ik stil nederzinken, je terzijde, mijn lichtste, mijn tederste gedachten en mijne, je zo dierbare vrolijkheid.
Dat bij jou zouden zijn ten alle tijde, die dingen die je lief te wezen plachten, en toen wij keerden, voelde ik mij bereid, vreugde arm, te gaan de dagen die mij wachtten.
Doch jij, die waart getreden door het leven, met het zacht en vorstelijk gebaar van geven, naamt wel mijn liefdegaaf, maar bood mij meer.
Want komt tot mij je stem, je beeld, dan zingen, er duizend, lieve, lichte, blijde dingen, in mij. Jij gaaft mij dieper vreugde weer.
07-10-2012, 10:23
Geschreven door André
06-10-2012
Weemoed. Elize Van Kaathoven
Als aan de zeeharpen de golven slaan, haar greep en zangen wegbreken in klachten, dan moeten wel al de eenzame gedachten, naar de zee uitgaan,
die dolen door des harten schemerstraten, en zij, o zij vooral, voor wie er gedolven werd een diep graf in lang voorbije tijd.
Zij rijzen op uit harten vergetelheid, en wenden zich tot de zee stil gelaten, en wiegen zich op het wenend lied der golven, het hart leeg en al verlaten.
1924
06-10-2012, 00:05
Geschreven door André
Gedachtenissen. Elize Van Kaathoven.
Nadat de handen, strak belijnd, ivoren, op het stille hart voor altijd rusten gingen, werd een weemoedige zachtheid geboren, in het wezen van vele, vertrouwde dingen, die eenzaam schenen nu en als verloren.
Zwijgen, eerbiedigheid en schroom, omhingen, met hunnen sluier al het toebehoren, dat het vervlogen leven placht te omringen. Toen werden deze dingen tot kleinoden, doorlicht van schone herinnering aan de dode.
Zo ziet zij ons hart, door zachte glans omgeven, en een aandachtig schouwen doet herleven, somwijlen, droom van onvergankelijkheid.
1924
06-10-2012, 00:00
Geschreven door André
05-10-2012
De eigen gekozen namen. Elize Van Kaathoven
De eigen gekozen namen die wij geven, aan wie ons dierbaar boven allen zijn, klanken van grote tederheid, of klein speels woord, waarin toch hartetonen beven,
zijn onzer lippen lichte vreugden, zwevende, als blanke vleugelslag door zonneschijn..., totdat aan onze mond een scherpe lijn, een smartelijke, ze afspert van het leven.
Stil wordt het in ons, o hoe stil, als zij, gaan rusten in de diepe hartegronden, door allereerst gedenken, zacht omwonden.
Maar het lieve woord, dat gaarne tot ons zeide, een dierbare stem, sterft niet. Door haar gedragen, klinkt het van verre zacht door onze dagen, ...tot stervens...tijde
1923
05-10-2012, 09:59
Geschreven door André
Toen de kinderen slapen gingen. Elize Van Kaathoven
Toen, spelensmoe, de kinderen slapen gingen, omgaven hen al de vertrouwde dingen, de vriendelijk gezinde, van de dag.
Er hingen klanken nog, van spel en lach, in de grijs donzen avond, die zich breidde, boven de moede lijfjes en de als zijde, zo zachte kruintjes, donker, bruin en blond.
Stil werd het. Om de rust der kinderen wond zich als een heiliging de snoer der gezangen, waarmede wij uitbidden ons verlangen, in lichte woordenval, gedempt refrein, dat zoet de slaap der kinderen mogen zijn.
Doch nu de mensen slapen gaan, is het nacht, o, om te mogen vinden een zang zo zacht, en rustvol, dat de slaap kome gegleden, over het trillen van de oogleden.
Erbarmen van de nacht schenkt duisternis, en stilte, en slaap aan de mens die moede is, o, het blanke lied van het warme mededogen.
1923
05-10-2012, 09:39
Geschreven door André
04-10-2012
Luisteren naar de wind. Elize Van Kaathoven
Uit de regenavond is de wind verlopen, om de stille huizen waarin rustig openbloeien de avonduren, de wind kreunt zijn klacht.
Boven verre blauwe zee werd hij geboren, tegen grauwe regens brak zijn kracht, verloren gaat hij sterven uit de regennacht.
Door het dicht getralie der gutsende stralen, met al flauwer stoten schokt zijn ademhalen, en men zegt: de wind zal liggen gaan.
Doch een enkele blijft in de nacht, de duisternis, naar de grote Zwervers stem hunkerend luisteren, gewis, om haar stervend rythme te verstaan.
1923
04-10-2012, 09:54
Geschreven door André
Herinnering. Elize Van Kaathoven
Het verlangen naar verleden, lieve dingen, het leed om dierbaren die van ons gingen, wij willen het niet ontheiligen door klachten, begraven niet in duistere zieleschachten.
Maar het opwaarts voeren met eerbiedig zachte beweging, naar de hoogten der gedachten, tot waar door nevelen ten hemel dringen, de blanke toppen der herinneringen.
En als de smart ons hart dreigt te bevangen, bij het moeilijk stijgen van ons zielsverlangen, naar uitzichtsvelden boven droefenis,
dan zullen wij gaan tot de klare stromen, die van de hoge, lichte verten komen, en aan hun wateren drinken lafenis.
1923
04-10-2012, 09:29
Geschreven door André
03-10-2012
Tuin bij maanlicht. Elize Van Kaathoven
De maansikkel snijdt daarboven, oogst van zilveren draden, in de tuin kwam een smalle schove, nederdalen.
Waar de halmen vielen, gingen schijnselen opbloeien, willen deze zachte hemelingen, ook hier groeien?
Aan de schaduwen ontstijgen blanke, stralende aren, en de tuin omvangt in roerloos zwijgen, het wonderbare,
zacht lichtende koren, gegleden uit de hemelschuren, in de stille gaarden dromen vredevol, de uren.
1923
03-10-2012, 16:05
Geschreven door André
Zandwegen. Elize Van Kaathoven
Waar de stilte houdt de wake, waar in de valleien, lang vergeten dromen slapen onder bloemenspreien, waar in het kruid als honingdruppels hangen gouden bijen, daar ontglijden, brede, dromerige wegen aan de heide.
Langs de wijde, wijde velden en de eenzame hoeven, gaat hun ruige, schuchtere schoonheid, dienend het behoeven, van wie onder zware arbeid winnen het brood van heden, maar die de ochtendluchten kennen en de avondvrede.
Als een krachtige avondteug gaan zij door het woud, storten tussen donkere dennen stromen zonnegoud, blank en zuiver liggen zij als het maanlicht komt gegleden, lijk de melk de schone dieren die hen daags betreden.
Stil verdroomd ten zomermiddag rusten zij op het land, als de hitte trillend waas van zilvergazen spant, maar in strenge winterdagen gaat hun stage moed, tussen strakke, stugge lijnen de einder tegemoet.
En wanneer dan de avondwolken rode wieken spreiden, vleugt langs hen een zachte gloed, die dromen doet, van purpere zomerheide.
1923
03-10-2012, 10:19
Geschreven door André
02-10-2012
Liederen. Elize Van Kaathoven
Liederen zijn de zacht deinende boten, die over de lichtende wateren gaan, aan boord is er plaats voor vele genodigden, uit nevelige verten glijden zij aan.
Haar werf lag waar de rythmen van het leven, als fijne hamers in de polsen slaan, naar lichte ruimten wenden zij de steven, de vlugge golven zijn haar welgezind.
De stuurman voelt langs strak gespannen reven, de grote adem van de wereldwind, liederen zijn de zacht deinende boten, die over de lichtende wateren gaan.
1923
02-10-2012, 09:50
Geschreven door André
Najaar. Elize Van Kaathoven
De zomer stierf in het vlammengoud der bomen, een schone dood. In het stille woud, ten avond is hij uitgevaren.
Vereenzaamd waren, nog enkele vogelroepen door het hout, vorstelijk bekleed staat de aarde nu te dromen, in goud en rood.
Doch ijler wordt, het weefsel dat de takken spreiden, en langzaam glijden, omlaag de bladeren, ritselend en verdord.
En witte nevels als gewaden, komen.
Het westen ontsloot, zijn brede poort, de winden tuimelen aan, zij gieren, op het takkenspel hun wilde wijzen en zwieren.
En huilen, en jagen voort, maar in de veilige holen schuilen zachte dieren.
1923
02-10-2012, 09:34
Geschreven door André
01-10-2012
Leven. Elize Van Kaathoven
Schoon is het om de morgen van het leven, op ranke, glanzende schouders te dragen, het fiere, jonge hoofd rechtop geheven, vooruit te schrijden tussen rozenhagen.
Het is schoon, de volle lichtdag te beleven, de hand beraden aan de ploeg geslagen, met stoere zin dat zuiver zij gedreven, het levensspoor door aarde's zware lagen.
En komt de avond de mensen vrijheid schenken, de werker kan rustig zijn gedachten denken, door ogen die de verten klaarder zien,
dan het eerst nabije, het leven te bestaren, iets van zijn heiligende zin te ontwaren, dat is het allerschoonste nog, misschien.
1923
01-10-2012, 11:00
Geschreven door André
Ruisende bomen. Elize Van Kaathoven 1863-1941 Leiden
Daarbuiten ruist in zoele avondlucht, het breed gevederte der iepebomen, ook door mijn hart woei even een zoet gerucht, een blij gevoel, al ging je morgen komen.
Vervlogen..., doch gelijk een drenkeling, in enkele tellen schouwt zijn ganse leven, zo heeft aan mijn ziel, herinnering, één oogenblik, het verleden weergegeven.
Ik zie mijzelve door ons huis weer gaan, het vreugdevol, het bijna vroom bereiden, want begenadigd is de mens, die aan, wie hij zeer lief heeft, zorgend zich mag wijden.
En als in alles wat je zal omringen, gelegd is zoveel liefde als ik vermag, is het mij alsof de levenloze dingen, de glans weerkaatsen van je warme lach.
Eindelijk, eindelijk zal je dan komen, ik zet mij neer, alleen, waar ik de gracht, kan overzien. Het ruisen van de bomen, verbreekt de stilte telken maal, ik wacht...
Tot aan je komst wil ik mijn hart beluisteren, en horen vreugde's naderende tred, doch plotseling voel ik mijn gezicht verduisteren, mijn handen samengaan als in gebed,
mij grijpt de werkelijkheid, jij ligt gebed, waar de avondwind nu ruist door de hoge bomen, en nooit, nooit meer, zal jij bij ons komen.
1923 Elize Van Kaathoven gaf les Frans aan de middelbare meisjesschool van Leiden.
Ik wijd aan u, deze verzen, zwaar geslagen, van Passie, en Verdoemenis, en Trots, in doodsbleek marmer of dooraderd rots, al naar mijn kunstenaarswil en welbehagen.
Zij zijn doorleefd: ik heb daarin neergedragen, rijkhandig, al wat, in de loop des Lots, aan mensenliefde of hoge liefde Gods, dit doodarm wezen heeft te voelen wagen.
Ik, die mijn leven, uit te zeggen zoek, heb al mijn lieve voelen, zoeken, tasten, en weten in dit somber boek gevat.
En ik bied, met dit mijn eerste en laatste boek, een laatste groet aan u, die met uw vasten stap, naast mijn al te wankele schreden tradt.
30-09-2012, 00:00
Geschreven door André
29-09-2012
6. Schemering. Willem Kloos.
Nauwelijks zichtbaar wiegen op een lichte zucht, de witte bloesems in de schemering, ziet, hoe langs mijn venster nog, met zacht gerucht, één enkele, al te late vogel vliedt.
En ver, daarginds, die zacht gekleurde lucht, als parelmoer, waar iedere tint vervliedt, in tederheid...Rust, o wonder vreemd genucht, want alles is bij dag zo innig niet.
Alle geluid, dat nog van verre spreekt, versterft; de wind, de wolken, alles gaat, al zachter en zachter, alles wordt stil.
En ik weet niet, hoe thans dit hart, zo week, dat al zo moe is, altijd luider slaat, altijd maar luider, en niet rusten wil.
29-09-2012, 00:00
Geschreven door André
28-09-2012
5. Ik ben een God. Willem Kloos
Ik ben een God in het diepste van mijn gedachten, en zit in het binnenste van mijn ziel ten troon, over mijzelf en het al, naar rijksgeboden, van eigen strijd en zege, uit eigen krachten,
en als een heir van donker, wilde machten, joelt aan mij op en valt terug, gevloon, voor het heffen van mijn hand en heldere kroon.
Ik ben een God in het diepste van mijn gedachten, en toch zo eindeloos smacht ik soms om rond, uw overdierbare leden de arm te slaan, en, luid uitsnikkende, met al mijn gloed,
en trots en kalme glorie te vergaan, op uw lippen in een wilde vloed, van kussen, waar ik niet langer woorden vond.
28-09-2012, 00:00
Geschreven door André
27-09-2012
4. De eerste dag. Willem Kloos
Zij hoorde het twisten en de doffe smak, zij kwam niet, zag niet, zag in mijmering, altijd die ene plek, waar de appel hing, en de appel zelf aan diezelfde tak.
Zij dacht, is het al een droom..., herinnering...? Was het mijn...hand, wee mij, Gods hand, die hem brak...? toen trad Gods engel tot haar, kalm, en sprak, "de Heer zegt: vrouwe, zie uw zoon" en ging.
En golvend vielen op zijn vaal gelaat, haar lokken, toen zij viel, de goudenen, wijl het zware hoofd aan het outer bonsde, en lag...
Zij roept het lijk... roept God... die zwijgt en haat... zij wist niet dat de dood zo stil was...en voelt dat zij was vervloekt, van de eerste dag...