|
We zijn de 24de week van 2024
|
|
|
|
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
|
30-09-2015 |
Meidroom. Hélène Swarth |
Ik droomde een droom van het mei-seizoen,
ik lag in het lover en zoende het groen,
lijk lang geleden was het lente in mij,
zo wild zo fris zo jong zo blij.
Zo enig lokte de merelfluit,
zo koel doorklokte het brongeluid,
de wind doorwuifde de wildernis,
zo blij zo jong zo wild zo fris.
Ik rolde in het mos en het varenmeer,
in eenvoud één met de aarde weer,
en lachte en weende en juichte en zong,
zo fris zo blij zo wild zo jong.
Kom weer, o tedere meidroom,
en ik zing gelijk met jou mijn wensdroom,
een leeuwerik, met melodieën mild,
zo fris zo blij zo jong zo wild.
30-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
29-09-2015 |
Een marmeren masker. Hélène Swarth |
Een marmeren masker heeft mijn wil uitgehouwen,
een sterke vesting voor mijn zwak gelaat,
waar achter wandelen, vrezend geen verraad,
zo veilig vrij, mijn vreugden en mijn rouwen.
Ik weet dat mijn masker holen openlaat,
waar onbeschermd mijn ogen heen door blauwen,
doch koel en roerloos blikken die getrouwen,
op het laag gewoel der volk betreden straat.
Toch bergt mijn burcht één enkele verrader,
een argeloos kind, dat goud en paarlen steelt,
uit de open schatkist van zijn milde vader.
En ze, in de poort, aan het lachend volk verdeelt;
ik straf niet, want het lieve kind is mij toch nader,
het is het lied dat mij op de lippen speelt.
29-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
28-09-2015 |
Leliewei. Hélène Swarth |
De grijze voorhang van de winter week,
en ik zag de hemel in een droomgezicht,
een leliewei vol zilveren meilicht,
en spelende engelen, stengelteer, in bleek
en blij getinte klederen. Het aangezicht
zo rein extatisch, kwelend zacht, zo week
een melodie dat, nevelend heen, bezweek
de donkere smart die mij ten gronde richt.
En ik zie ze spelen in de meiwei
vol blanke bloemen, in de blanke lentelucht,
een tederkleurige, neuriënde rei
van meisjes rank, zo ziet mijn hemelzucht
de engelen weer in zoet gespelemei,
die leliewei, waarheen mijn heimwee vlucht.
1902
Hélène Swarth Amsterdam 1859- Velp 1941
Hélène Swarth kreeg een Franstalige opvoeding in Brussel. Haar eerste gedichten schrijft zij in het Frans.
Op advies van Pol De Mont begint zij in het Nederlands te schrijven. Zij schrijft gedichten, verhalen en
sprookjes. Zij vertaalt werk van Alfred De Musset en van Elisabeth Barrett-Browning. Zij vertaalt ook
Roemeense volksliederen van Hélène Vacaresco.
Zij woont van 1884 tot 1894 in Mechelen waar haar eerste dichtbundels verschijnen. In 1894 keert ze terug
naar Nederland.
Hélène Swarth heeft zoveel gedichten geschreven in tijdschriften, dichtbundels, toevallig neergepend; dat het
bijna onmogelijk is om heel haar oeuvre te verzamelen.
28-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
27-09-2015 |
Die winter is vergangen. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Die winter is vergangen,
zo zong uw vreugd haar lied,
en blije lentevogels
verstonden zijn bedied.
Want alles toog aan het zingen,
met kele hoog en luid,
de lente ging aan het geuren,
gelukkig om haar buit.
Waar winter is vergangen,
daar bloeit de hele aard,
daar schiet de zon haar stralen,
die lang zij heeft vergaard.
Daar tooit het hart zijn dagen,
met schoonheid blank en jong,
en luistert naar de vreugde,
die eens het liedje zong.
Soms is het mij of de klanken
bijna verstorven zijn,
zo zwak hoor ik de tonen,
die trillen na van pijn.
Ik wou het luider horen,
en spits mijn luisterend oor,
het komt van ver getogen,
een echo is het die ik hoor.
Is winter nog vergangen?
Is lentes boodschap blij?
o zing het mij in klanken,
die dreunen luid door mij.
Of kan ik niet meer luisteren,
en hoor ik een hiaat,
in die eens zoete klanken,
waar heel mijn hart naar gaat?
Toch zal ik blijven luisteren
een lenteleven lang,
dit lied is voor mijn wezen
van tijd en eeuwigheid de zang.
27-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
26-09-2015 |
Afwezigheid. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Nachten
dragen mijn gedachten
ginder naar de stille plek,
waar de sterren helder blinken
het lied van nachten zo doet klinken
dat het de droom tot leven wekt.
Waar het gefluister van de winden
over hoge bergenkruin
een verloren traan doet vinden
in het dal van bloementuin.
Waar de lichte glimlach vlindert
die zijn tocht van hier begon;
lach en traan en weemoed, het zindert
al in het goud van blijde zon.
Nachten
dragen mijn gedachten
naar de verre vreemde plek
waar de sterren lichte dromen
die van ginder herwaarts komen,
diep en schoon verlangen wekt.
26-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
25-09-2015 |
Avondlied. Antoinette Buckinx-Luyckx |
De dag heeft zich weer toegeplooid,
geborgen in vergetelheid;
in het zilver van de sterrentooi,
heeft zich de nieuwe nacht bereid.
De koelte rilt mij door het hart,
en door de warmte van mijn leen,
ginds aan de donkere einders gaat,
een stuk van mijn verleden heen.
Het sluit zich van mijn leven af,
zoals de dag zich van de nacht
afsloot, en in het herhaald begin,
een eender lichte morgen wacht.
Dit alfa en dit omega,
hangt vast in het ritme van de tijd,
maar eens vervloeit mijn avondgang,
in het wentelrad van eeuwigheid.
25-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
24-09-2015 |
Mijn ziel. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Mijn ziel ligt open als het wijde land,
dat tot de bodem van zijn onkruidbrand
is omgeploegd, en klaar om goede vrucht te dragen,
zoveel het u, Zaaier, mag behagen.
Mijn hart is het helder koele meer,
waar Gij u spiegelt telkens weer,
bij het neigen naar mijn eenzaamheid,
die in uw beeltenis verglijdt.
Als erica zo wit en blij,
keert zich mijn blik naar het herfstgetij,
bij volle zomer reeds geborgen,
in het leven van een nieuwe morgen.
Want alles wentelt onverpoosd,
in het eeuwig rad dat slaat en koost,
maar vruchtbaar is mijn eenzaamheid,
Heer, zo zij in uw beeld verglijdt.
24-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
23-09-2015 |
Aan de liefde. Antoinette Buckinx-Luyckx |
De vreugde om uw zijn doorstroomt mijn ziel,
als warme zomerzon verkilde leden,
waar gij kwam op mijn levensweg getreden,
daar leek het of al het andere mij ontviel.
Nu heb ik niets dan u die alles zijt:
een paradijs vol schoonheid en vol zegen,
een wereld waar het kan leven en bewegen,
als in Gods rijke geschapen heerlijkheid.
Waar ik Hem telkens in uw beeld herken,
en ik u nooit van Hem zal kunnen scheiden,
zodat ik door de eenheid van u beiden,
in trouw gedragen en beveiligd ben.
Laat dan dit blijde lied een bidden zijn,
in diepe vreugde met gevouwen handen,
verwijlen in Gods zonnelichte landen,
waar het hart niet afdwaalt naar wat ijdele schijn.
En waar het brandend heimwee niet als smart,
maar als een lied zich nestelt in ons wezen,
wie Liefde toebehoort moet nimmer vrezen,
God legt Zijn gouden zegel op dat hart.
23-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
22-09-2015 |
Het oud verhaal. Antoinette Buckinx-Luyckx |
De struik van wilde rozen ruist een oud verhaal,
en alles in mij luistert naar zijn innige taal,
hij voelt zich veilig in de schaduw van de toren,
die slechts als echo zijn verhaal komt storen
hij weet dat de horizon zelf tot het verbond behoort,
en nu begrijpend luistert naar het ruisend woord,
dat deuren opent van een wijde wereld,
waar tuinen, lentefris en dauwbepereld,
zich sluiten tot een dicht en donker woud,
waarover het verdriet zijn mantel vouwt.
De toren en de horizon, zij kenden reeds het verhaal,
door een wilde rozenstruik verteld in de eigen taal,
wanneer zijn povere bloei verstikt in het lover,
de droom wil binden aan zijn kort getover,
van voorjaarsschoonheid en van zonnebloei,
het beeld van vluchtig aards gestoei,
maar altijd luisteren horizon en toren,
als waren zij met een hart geboren,
naar het schoon en tragisch heimwee van het verhaal,
een mensenleed geborgen in een bloementaal,
dat echo wekt tot achter de horizon,
maar in geen mensenwereld binnenkon.
22-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
21-09-2015 |
Late zomer. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Weer hangt de trots van uitgebloeide zomer over het land,
die mild de volle maat van schoonheid heeft gegeven,
en plechtig als een wijze vorst zijn rijk beschouwt,
waar kleurgirlandes door het lover zijn geweven.
Steeds weer herhaalde hij zijn wonder-grandioze bloei,
waar hij in koninklijk gebaar weer van kon scheiden,
en met een lach zich roven en zich sterven liet,
om hart en ziel van heel een aarde te verblijden.
Veel dieper is het geluk van hem die geeft dan van die heeft,
nu ruist zijn trotse zwanenzang door het rustig lover,
want eeuwig draagt hij in zijn vruchtbare schoot de schone wet:
wie het sterfelijke verliest, het onsterfelijke verovert.
21-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
20-09-2015 |
Goede reis. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Goede reis,
de zon geleide u op uw wegen,
een fakkel in de nacht,
het licht dat als een zegen
Gods mildheid openlacht,
dat als een wijde mantel,
met plooien zonder end,
ons beiden houdt omsloten,
en afstand telt, noch kent.
Goede reis,
Ik berg voorzichtig in die plooien
van het gouden zonnekleed,
mijn schamel-stille groeten,
mijn liefde en ook mijn leed,
dat àl u vergezelle
en nimmer u verlaat,
zo deze reis als de andere,
die naar het einddoel gaat.
20-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
19-09-2015 |
Lentelied. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Ik hoor een merel, ik hoor de nachtegaal,
het geheimzinnig ruisen van het lover,
als elfendans in lente's sterrenlicht,
als broze tonen van een blij gedicht,
het lied houdt mij gevangen in zijn tover.
De klanken zijn een langgerekte roep,
die vlindert weg in zoekend tasten,
tot hij zijn weergalm ergens ver ontmoet,
die de andere lentetonen zwijgen doet,
en stilte met verlangen komt belasten.
Want in die zang van elfen's lentelied,
schuilt diep de pijn van staag verlangen,
en méér dan merel en de nachtegaal,
spreekt nu de lange stilte een taal,
die ik niet in het eigen hart kan vangen.
Zij zindert, jubelt, schreit heel diep in mij,
mijn hart is klein, ik moet grenzen breken,
ginds verder lokt de schoonheid van een lied,
dat méér dan lente en licht voor mij bediedt,
het moet de vlam van eeuwigheid ontsteken.
Doch in de broosheid van een lentelied,
en het wonder fluisteren van het lover,
daar hebben wij gewandeld door het schoon;
is de aarde nu niet ons beider dierbare woon,
haar schoonheid houdt ons in haar stage tover.
En in die tover schuilt de eeuwigheid,
wij moeten samen dat ontdekken,
we weten, het is een verre, zoete tocht,
waar striemend-scherp op elke bocht,
het kruis ons uit een droom komt wekken.
19-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
18-09-2015 |
Zang van aarde en eeuwigheid. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Ruis over mij uw zoete akkoorden,
en til mij naar de top van uw geweld,
o lied van de aarde zonder woorden,
waarvan ik alleen de klanken hoorde,
waar het wild verlangen van mijn hart naar smelt.
Dat nadreunt door mijn stille dagen,
en zindert in het kloppen van mijn bloed;
o, wil mijn ginder, verder dragen,
waar eindeloze broze klanken schragen,
en waar de aarde de eeuwigheid ontmoet.
Verleidend lied, o blijde zangen,
met klanken van het paradijs doortrild,
doorhuiver mij in diep verlangen,
laat storm en pijn mijn hart bevangen,
dat niets wat eindig is het stormen stilt.
Gij stage zang van Godes aarde,
in u is geen verwelken en geen dood,
hoe zou ik u mijn geloof belijden,
zo ik eeuwigheid van aard moest scheiden;
ik beluister slechts een lied, onsterfelijk, groot.
18-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
17-09-2015 |
Herfstavond. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Hoeveel sterren zouden nu wel blinken
tussen u en mij?
het zijn de vroege, weemoedvolle sterren
van het herfstgetij.
Hun stil gestraal als het blinken van veel tranen
bij donkere nacht,
is diamanten dauw op stervend lover,
dat 's morgens lacht.
Want herfst, zoals het diep verborgen lijden,
weent 's nachts zijn pijn;
daar worden tranen kristallijnen vazen
van edele lijn.
Hoeveel tranen zouden nu wel blinken
tussen u en mij?
geborgen in de fonkel-stille sterren
van het herfstgetij.
17-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
16-09-2015 |
Herfstmijmering. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Het geluid van stappen over dorre blaren,
klinkt als de verre tonen van een dodenklok,
een kreet van pijn, die met een harde zinder,
door fijne vezels van mijn wezen trok.
Een kreet van pijn om al het schoon van de aarde,
dat in de dood al weer een stuk verleden werd;
het komen en het gaan van zoveel beelden,
als filmen geboetseerd in het rusteloze hart.
Waarover stage stervensweemoed sluiert,
als wazige beelden voor een sterke lens,
die het lichte, wijde perspectief belemmeren,
waar het mooiste wordt afgesloten door een dichte grens.
Maar al wat heengaat is niet slechts verleden,
het is het voorspel van een heden en een ver verschiet,
het blijft in ons gelijk herinneringen,
wier stempel in ons wezen diepe tekens stiet.
Verleden is de weg die wij allen gingen,
en waarvan alles ons met bloed getekend heeft,
de pijn en vreugde, schoonheid, deugd en zonde,
ook wat wij haten nu heeft eens in ons geleefd.
Zo gaan wij met de stukken van het verleden,
hetzij lief of leed, door het heden naar een nieuwe dag,
maar vreugde moet de droefheid overstralen,
want over de donkere herfst bloeit toch een gouden lach.
16-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
15-09-2015 |
De eerste herfstdag. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Hangt zomer saamgescholen in het rustig lover,
dat reeds de tinten draagt van vroege najaarszon?
het bedrieglijk goud waarover glans een weemoed wikkelt,
om het sterfelijke dat, bloeiend, moeilijk sterven kon.
Waarom brengt herfst altoos weer stilte over de aarde?
die binnensluipt tot in de diepst-verlorenheid
van elke mensenziel, en in de donkere angsten,
om schoonheid, die de weg niet gaat van eeuwigheid.
Is alle schoonheid stof? Heeft alle stof een einde?
O gouden najaarskleuren vol geheimenis,
ligt in uw schoonheid ook der mensen eind getekend?
is aardsheid voorbereiding tot een dodendis?
Maar iets, o harde wet van het vergankelijk-schone,
ontsnapt de greep van uwen dodendans,
want Goddelijk is de mens waar hij zal grenzen breken,
God zelf gaf hem daartoe zijn nooit te falen kans.
De kans om eeuwig schoonheid te boetseren
in het eigen wezen, en in dat wat hij bemint;
want liefde is een penseel dat tovert eeuwige kleuren,
wat de aardse mens verliest, de onsterfelijke het wint.
15-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
14-09-2015 |
Lied van de herfst. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Al zit ik met mijn lichaam hier gevangen,
in het lokkend-schone van het herfstfestijn,
al kan mijn oog niet los van al de kleuren,
die op het doek van herfst getoverd zijn.
Toch toeft mijn ziel niet in deze broze weelde,
en gaat mijn hart zijn eindeloze gang,
die verder reikt dan het spel van de seizoenen,
ver over het schoon van kleuren en wat zang.
Een gang met u, waar niets mij houdt gevangen,
wat eens, als stof, zijn glans verliezen moet;
een gang met u, waar heimwee moet verstillen
tot rust, zoals de ebbe na de vloed.
Mijn hart, het gaat zijn eindeloze gangen,
als vreemdeling in dit gouden herfstfestijn,
zijn gang met u naar droom-verloren verten,
waar droom en werkelijkheid vervulling zijn.
14-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
13-09-2015 |
Gebed van de dichter. Antoinette Buckinx-Luyckx |
O Heer, sinds Gij mij noodet aan Uw rijke tafel,
in zalen, waar het licht me omhulde als vlammend goud,
en waar de geuren als bedwelmend mij doorstroomden,
hebt Gij, in dit festijn, mijn leven opgebouwd.
Want sinds dwaal ik door lente en zomers van deze aarde,
met in mijn hart de honger naar Uw rijke dis,
en zie ik in geen enkel mensenoog nog lichten,
één vonk van wat het goud Uwe zalen is.
Gij hebt mijn ziel geraakt tot in de diepste diepten;
het jaagt mij rusteloos en als een zwerver voort;
ik ben getekend met het branden van Uw liefde,
waartoe in eeuwigheid mijn hele zijn behoort.
Waarom hebt Gij mij naar Uw tafel uitgenodigd,
als eenzaamheid de resten zijn van dit festijn?
Als lente en zomer en als alle mensenliefde
toch maar een bron van leed en scherper heimwee zijn?
Hebt Gij mij dan met naar U toe te trekken,
steeds verder van de mensen en hun vreugd verjaagd?
zie Heer, ik ben de armste van Uw mensenkinderen,
sinds ik mij in het licht van Uwe zalen heb gewaagd.
Ik heb nog het woord dat als een pijl schiet naar Uw verten,
deemoedige vorm van klaaglied of van minnezang,
het woord dat mij gebleven is uit Uwe zalen,
waar Gij mij mee getekend hebt voor het leven lang.
13-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
12-09-2015 |
Mijn verhaal. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Ik hoor de regen ruisen,
en schrijf aan mijn verhaal,
ik teken vroom de letters,
tot levensblije taal.
Zij leven als symbolen,
hier onder mijne hand,
gedweeë marionetten,
maar wankele, broze band.
De aaneengeregen letters,
zij schijnen mij niets méér,
dan, onder het jonge stoeien,
een vorm van hard verweer.
Zo danst dan, dartele woorden,
want regen ruist zijn pijn;
tragiek van harlekijnen,
zal mijn verhaal dan zijn.
12-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
11-09-2015 |
Gebed van de moeder. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Als rijpe korenhalmen wiegend op de warme velden,
zo ligt mijn leven soepel in de palmen van der aarde hand:
ik heb geput aan bodem, die, doordrenkt van rijke sappen,
steeds weer de vreugde bloeien deed van het harde, vruchtbare land.
Ik heb mij gebogen over het kind in lach en traan en zorgen,
doorheen dit buigen geurden bloesems van een zonnig-jeugdige mei,
en brandde het stralen van een volle, rijke zomer,
zoals ook weemoed van een herfst op het al zijn droefheid lei.
Ik heb kwistig meegedeeld wat ik zuinig mocht vergaren,
het bloed van mijn warme hart, zoals de gaven van mijn geest,
het brood dat ik breken mocht met blije en met vermoeide handen,
het is alles voor de grootheid van mijn levenstaak geweest.
De jonge planten groeiden naar het licht en naar de verten,
steeds immer verder groeiden zij van eigen stam en eigen grond,
het gelaat gekeerd naar toekomstbeelden uit een nieuwe wereld,
waar ik, met stille, moede blik, niet meer de richting vond.
Zo groeit dan naar het lokkend, volle licht, o jonge planten.
Is moeder-zijn iets anders wel dan leeg te vloeien in het kind?
O Heer, laat deze taak van elke dag mijn bede wezen,
als tijd ontbreekt en als ik voor het gebed geen woorden vind.
11-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
10-09-2015 |
Moederliefde. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Ik zal rozen om uw hoofdje vlechten,
ze strooien rond u elke dag,
opdat uw jeugd zou zijn één lach,
en vast ge u aan uw woon zou hechten.
Waar later ge immer aan zult denken
met diep verlangen, een groot gemis,
en waar, als het eenzaam in u is,
u de oude liefde weer zal wenken.
Ik wil zonne in uw leven brengen
dat het rond u licht en mooi zou zijn,
opdat uw hartje, vrij van pijn,
hier nooit een enkele traan zou plengen.
Ik zal om u al uw dagen weven
mijn grote, diepe liefde, kind,
waarin ge later sterkte vindt
in harde strijd van 's mensenleven.
10-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
09-09-2015 |
Bij 's kindjes komst. Antoinette Buckinx-Luyckx |
O, toen jij in ons huisje kwaamt
die dag,
en allen je begroetten met
een lach,
en allen staarden naar je lief
gelaat,
en naar de blankheid van je wit
gewaad,
toen heeft mijn hart getrild van groot
genot.
Ik stuurde stil een dankgebed tot
God,
om al de vreugde die het moederzijn
me schonk,
ik zag hoe in je vaders ogen
blonk,
een supreme liefde, een diep geluk,
een licht,
zo glanzend schoon, door u, o
klein wicht.
09-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
08-09-2015 |
Je ogen. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Laat me staren
in je ogen,
die de schoonheid dragen
zonder logen.
Die heel stille
tot me spreken,
wijl je handen het brood
der liefde breken.
Die zo hunkerend
kunnen vragen
naar wat zon
in zonneloze dagen.
Die soms droef-
verwijtend staren,
als ik je woorden zeg
die smarten baren.
Blauwe ogen
van mijn jongen,
die soms droomden, leden,
maar ook zongen.
O ga nimmer
uit mijn leven,
wat zij dragen
kan me niemand geven.
08-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
07-09-2015 |
De deemstering in onze woon. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Voelt ge niet het teer-supreme,
dat onze lieve woning wijdt
tot een klein hemelhuisje,
tot een oord van innigheid.
Voelt ge niet de blijde stemming
die om al de dingen hangt,
zegt mijn blik niet, hoe mijn ziel nu
naar een zoen van u verlangt.
Naar een zoen van uwe liefde,
die zo diep en innig-schoon
bloeit in uwe manneziele,
en die leeft in onze woon.
Die de kruisjes van het leven
als een zoete last steeds schraagt,
en de plicht als eeuwige schoonheid
door de stille dagen draagt.
Ik neig mijn hoofd heel dicht naar het uwe,
zoen mijn hunkerende ogen, kind,
voelt ge niet het innig-tedere
dat zich om onze zielen windt.
07-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
06-09-2015 |
Vogeltje. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Vogeltje, wat heb je deugd
van die mooie zon,
ik hoor je de hele dag al kwelen,
ik zie je in de bomen spelen,
huppelend vrij,
en zo blij,
van het een naar het ander takje.
Vogeltje, kom dichterbij,
ik ben een van je vrienden,
ik zal je pluimpjes niet bezeren,
maar elk onheil van je weren,
ik wil je strelen,
met je spelen,
tot we beiden moede worden.
Ik zal je dan vertellen, stil,
van mijn grote vreugde,
wat het wondermooie leven
mij ruimschoots heeft gegeven,
ik zeg het u,
daar ik nu
mijn geluk en vreugde moet uiten.
En jij zult dat wel verstaan,
jij bent zelf gelukkig,
zet je dicht nu bij mij neder,
één stonde, en vlieg dan weder
in de bomen
spelen, dromen,
zacht gekoesterd door de zon.
06-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
05-09-2015 |
Op de dag van ons huwelijk. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Ik heb roeerloos uw komst verbeid,
mijn bruidegom,
nog voor de zon aan het dagen was
en straalde alom,
nog voor het blomken wakker werd,
en blijde loech,
nog voor de landman werkte op het veld
met eg of ploeg.
In bruidstooi sta ik hier voor u,
mijn bruidegom;
met vreugde in het hart en heel mijn ziel
van stil geluk;
O kom, dat ik u voor eeuwig zoo
aan het harte druk.
Als het priesterwoord ons dra verbindt
zo plechtig-vroom,
en maakt tot eeuwige werkelijkheid
onze mooie droom,
dan zingt mijn ziel zijn schoonste zang
van dankbaarheid,
zijn zang van liefde die u eeuwig
blijft gewijd.
05-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
04-09-2015 |
Kleingedichtje. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Als het avond wordt, en over alles
de schemering hangt,
dan voel ik hoe mijn hele ziel
naar u verlangt.
Dan wacht ik naar een innig woordje
van u, mijn kind,
één enkel woord, het eeuwig mooie:
dat ge me mint.
Dan zoekt mijn mond heel stil uw lippen
tot gij me kust,
en ik blijf bij u tot gij me zalig
in slape sust.
04-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
03-09-2015 |
Zeg me. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Zeg me, lieve, zeg me stil nu,
of ge gans gelukkig zijt,
of ge buiten onze liefde,
niets meer, geen geluk verbeidt.
Of mijn liefde u kan geven,
alles wat ge ervan verwacht;
of de droom van één te worden,
u, als mij, blij tegenlacht.
Ik zal mijn hoofd naar het uwe neigen,
dicht, heel dicht, o zeg het me nu;
ik hoor zo gaarne die zalige woorden:
"kind, ik hou het meest van u."
"Ik ben gelukkig in uw liefde,
niets, o niets verlang ik meer,"
ik laat mijn hoofd dan dichter nijgen,
kus u innig, dankbaar teer.
03-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
02-09-2015 |
Avondliedje. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Toen gij mij vroeg een versje te maken,
ben ik blijde naar mijn kamertje gegaan,
en heb er lang, gelukkig zitten dromen,
tot ik overal de schemering zag gaan.
Ik zag het alles vager en vager worden,
tot heel mijn kamertje in het duister lag;
maar door het venster piepten heldere sterren,
en het werd weer licht als bij een zonnedag.
Ik zag uw beeld, in het licht van al die sterren,
zo indrukwekkend, o, ik vergeet het niet,
het was het echte beeld van mijn liefde,
en heel mijn ziel zong een innig lied.
Een lied voor u, mijn grote lieve jongen,
een versje dat wij alleen verstaan,
omdat onze zielen steeds elkaar begrijpen,
en in elkaar geheel zijn opgegaan.
Ik maak voor u mijn schoonste, liefste liedjes,
ik zing u al wat in mijn harte ligt,
want, o mijn jongen, heel mijn simpel leven,
het is aan u, één diep en mooi gedicht.
02-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
01-09-2015 |
Liefde. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Ik dank u liefde om hetgeen ik mocht genieten,
toen ik mij zalig-zat door u veroveren liet,
er ruiste in mijn ziel een nieuw liefdeslied,
zo ongekend en vreemd, maar o zo hemels,
dat mij aan boeien lei en steeds mij hield omkneld.
Zo innig-teer met een almachtig zoet geweld,
ik kon niet heen, ik moest mij overgeven,
ik was mij zelf niet meer, gij liefde leefde in mij,
ik was slechts uw werktuig dat zijn wil in de uwe lei.
En dat door u slechts kon, vermocht te leven,
ik dronk met volle teugen alles wat gij bood,
ik had al aanvaard de stond al ware het ook de dood,
O, nu ik uw pijn, maar ook uw zoetheid smaakte.
O liefde, ik kan nu zonder u niet leven meer,
ik verlang naar u, naar uw zoetheid weer,
ook naar uw pijn; want ieder mensenziel
die zich door u veroveren liet wordt sterk en groot,
aanvaardt met het zoete ook al het lijden dat ge bood.
01-09-2015, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
|
|
|