thuishaven
We zijn de 39de week van 2025
Zoeken in blog

Inhoud blog
  • K3
  • Kathleen Aerts
  • Elke Taelman
  • Beatrice Egli
  • Elke Taelman
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's.
    Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
    31-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jezus. Carl Scharten

    Zo was verschemerd Jezus' beeld, en ik ging
    door het leven zonder Hem. Soms dacht ik wel
    aan Hem, en ik zag Hem staan van verre in hel
    zonlicht op een berg in Palestina, ik ving
    nog enkele klanken op, een herinnering
    kwam dan van heel veel liefde, of een zilver schel-
    le klank op het land, met wind wuiving die hel-
    der opklonk, maar weer wegwaasde, en er hing
    nog iets van droef verlorens in de lucht.

    Ik zag nog even het bleek gelaat opzij,
    het zacht profiel, wenend op luchten blij,
    dan drong de wereld in de schemering
    der ziel, het teer lichtend visioen verging,
    niets was er meer dan luid roezend gerucht.

    Tot eens een stil verlangen luider sprak,
    en de armen strekkend hemelwaarts, ik lag
    of eindelijk toch de zon door nevelen brak,
    smachtend in de nacht naar de zacht lichtende dag.

    Toen keerde Jezus het bleek stil hoofd, en ik zag
    hoe nader kwam zijn licht gelaat, dat vlak
    mij in de ogen straalde, en met één slag
    van hemellicht, neersloeg mij mens, zo zwak.

    Maar ik lichtte de ogen op, en O, hoe zacht,
    zag Hij mij aan met liefde zo eindeloos,
    hoe straalde mij het wit kleed van reinheid tegen.

    De armen gingen open en neergezegen,
    ben ik aan Zijn Hart, ik een kind zo slecht en boos,
    dat nu, blij wenend door zijn tranen lacht.








    31-05-2013, 08:11 Geschreven door André  


    30-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nacht. Carl Scharten

    In de alstille nacht,
    de kamer staat dromend in de schemeren schijn,
    beweegloos rein,
    samenzijn,
    het wondere ontbloeien van de
    stil ademloze aanbidding.

    De handen, de blanke handen,
    in de schemering,
    O, ik ben nu zo stil, beweging
    zou wegscheuren, handen zegening,
    de ogen stil open, open licht,
    in het gezicht.

    O, nu dun blank, dicht
    geloken in sluimering,
    kon ik geruisloos opgericht,
    nu stil, stil, heel dicht,
    op het warm blanke,
    mijn lippen zacht drukken in huivering.

    O, zo zacht in liggen de ogen,
    gesloten tussen de edel ranke
    lijning van het gelaat, met het hoge
    voorhoofd in bleke lichting.

    Het zacht ademende slanke
    lichaam, het heilige,
    het stil veilige,
    rein lichtende in de nacht.

    O, dat nu onverwacht,
    dit aangebeden, aangebeden
    ogenblik,
    moet, moet verleden
    worden, dat weg, weggaan,
    alles moet onherroepelijk.





    30-05-2013, 08:41 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stil lees ik. Carl Scharten

    Stil lees ik dit wit groen boek, in de schemering
    voor mijn open venster na lenteregen,
    in de avond wuift seringengeur mij tegen,
    de zoele lucht een stil zuivere suizeling,
    ruizelt buiten even, strijkt mijn venster in.

    O huivert niet, ontroering, lichte zegen
    over mijn hoofd, zo droevig genegen,
    in lichtend groene reinheid der stille wijding.

    Smartelijke dood dier Reinheid, die wening
    gaat mijn ziel door in dit avonduur,
    licht groene schemering is nu een droeve nacht.

    O niet voor niet hebt Gij geleden, ging
    niet in mij schijnen, een Lichten wonder puur
    van reinheid, zilveren dageraad na een donkere nacht.



     

    30-05-2013, 08:41 Geschreven door André  


    29-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gelukswoorden. Carl Scharten

    Woorden gingen stil de schemerruimte door,
    ogen bewogen in roze licht gloor,
    bleek dalend zijn in mij vreemd koel gekomen,
    de grote heerlijkheden. Maar als dromen,
    zo wonder ongelooflijk staan zij stil voor
    mij, zo zachtjes bewegen zij.

    Hoor, hoor,

    Nog eens, nog eens, nog even zingende klankenstromen,
    tot één innig broos ruisakkoord, volkomen
    teer oplichtend, lichtend weet ik nu, stil ingehouden
    geluk, zacht wenend, wenend, jubelend ontloken.
    Een roze gloed eindeloos, diep in mijn ziel gezonken,
    hoger, rood donkere klokkenklanken klonken.

    Een angst die niet weg wil, dat het gebroken
    zal worden.




    29-05-2013, 08:22 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Twijfel. Carl Scharten

    De regen stroomt uit grijze wolken neer,
    de regen striemt tegen mijn ramen aan,
    kletterend als mesgeflikker, dat een teer,
    heel geliefd leven diep in het hart zou slaan.

    In de andere kamer is nu meer en meer
    stilte, waar dokters stil, stil angstig staan
    over mijn moeder heengebogen, zeer
    zeer scherp toeziend naar een klein op en neergaan.

    Oneindige wanhoop vult mijn moede ziel,
    flauw deinend in mijn hoofd, na lang lang wachten,
    waar ik luister angstig naar elk dof geluid.

    En kon ik nu maar met heel mijn ziel, voluit
    vertrouwen op het al goede, wijze zachte
    van God, voor wie ik snikkend teneder viel.

     

    29-05-2013, 08:11 Geschreven door André  


    28-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reinheid. Carl Scharten

    Die dag, toen mij een boerenmeisje bracht,
    een schort vol bloemen, rood en paars en geel,
    en vriendelijk lachend zei, is het niet veel?
    En ik blij het kind dankte, toch heel even dacht:

    hoe bont en grof, maar dan, wat groen en zacht-
    getinte kelken plukte op een fijne steel,
    en die daartussen schikte, zodat heel
    het lelijke vervloeide in reine kleurenpracht.

    Toen zag ik in, dat blanke reinheid niet
    moet gaan, door het leven als een stille non,
    maar in het zacht lichtend kleed, zingend een lied

    van blij geluk, opdat ze de aarde een zon
    van juichend leven zij, en ze overgiet
    met stromend teergoud licht, een hemelbron.




    28-05-2013, 13:42 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liefde. Carl Scharten

    In de vroege zonnemorgen, een reine bloemenstond,
    een witte lelie, bevend lag op het teer fluweel,
    een flonkerende droppel, als een klaar juweel,
    schitterend, ook op de fijne, groene blaren rond
    de stengel, buigend even, O het reinste wat ik vond
    op aarde, die bloem, waarop één enkele dauwdrup heel
    zacht trilde.

    En daarover kwam in macht van veel
    zwellende golven, groot geluid, zo dat de grond
    dreunde waarop die bloem stond, bevend in die zang.

    Die was om haar, en vulde gans haar bloemenhart,
    bedwelmend het heel fijne, trillende............O, breid
    de armen uit, mijn lief, in grote liefde, een man
    en een vrouw, heilig doorsidderend, makend soms wel smart,
    maar eeuwig een roze hemel vol zaligheid.


    28-05-2013, 08:03 Geschreven door André  


    27-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Avond in de trein. Carl Scharten

    Toen zag ik, dat de wereld niets was, dan
    nietig zwak leven, van heel kleine dingen,
    in de verte was een lage stad, als vingen
    veel zwarte monniken heel langzaam an,
    in dichte rijen van een lange ommegang.

    Waarboven zachtjes zwartjes, kringelend hingen,
    rookwolkjes, zwak zwart, op de nevelingen,
    van vurige parelmoere kleuren van
    de zonsondergang, die over was.

    Ik zat heel stil te turen voor het glas,
    van het donkere spoor, die snelde klotsend voort,
    en boven al dat zwarte kleine, een poort
    van licht, hoog hemelicht, hoog bleek goudrood,
    O kleine mensen, kniel toch neer devoot.





    27-05-2013, 07:47 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn ziel. Carl Scharten

    Er groeit in het bos een witte bloem, fijn
    van kelk, ze wiegt heel zachtjes, en gaat bloeien
    te midden van het lichtgroene gras, gedein (1)
    is om haar heen van andere bloempjes, rein,
    die lachend zachtjes om haar heen stoeien,
    met tere blaadjes fluisteren, dat ze groeien,
    en groot gaan worden, edelwit, met lijn 
    van schoonheid, dat ze lelijkheid verfoeien.

    Zacht dromend drinkt mijn zielebloem, zo stil
    het heerlijk lied der vogelen, fijn getril
    van liefde is in haar, zo suizelend hoog,
    op tere stengel droef het hoofdje boog,
    als lang, weemoedig lied was om haar heen,
    ze wist niet wat haar wel het schoonste scheen.

      1896
      (1):gedein is gedans
      Carl Scharten  Middelburg 1878- Florence 1950
     

    27-05-2013, 07:45 Geschreven door André  


    26-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verjaardag in oude prenten 2
    Prenten uit grootmoeders tijd. Zo mooi is dat.

















    26-05-2013, 11:14 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verjaardag in oude prenten 1
    Prenten uit grootmoeders tijd. Zo schoon.









    26-05-2013, 11:12 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Duinenlied. J.P. Heije

    Luchtig gesprongen door het mullige duin,
    lustig gezongen op helling en kruin,
    hoor, in ons lied stemt het lied van de streek,
    het bruisen der zee en het ruisen der beek.

    Holland, zoet Holland, hoe zwelt ons het hart,
    daar waar uw duinwand de zeevloeden tart,
    waar al de schat van uw welige tuin,
    grenst aan de dorheid van het stuivende duin.

    Nederig van buiten, maar rijk in uw borst,
    zijt gij, zoet Holland, door duinen omschorst,
    wat u belaagt op de vloed of op het land,
    zwicht als de golven voor het schuttende zand.

    26-05-2013, 08:19 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De waterlelie. J.P. Heije

    De lente lacht, en het jeugdig groen der dalen
    schuilt nederig weg, in het rijke bloemfestoen,
    doch het schoonste kind van het welige seizoen,
    is het wit gebloemte dat we op de stroom zien dwalen.

    De zuivere kelk, omringt door helder groen,
    zien we in de glans der maagdelijke onschuld pralen,
    zij koestert zich in het licht der zonnestralen,
    als koningin van het wiegelend stroomplantsoen.

    Doch nauw verbruint het malse groen der bomen,
    of het bloempje zinkt in het kille bed der stromen,
    en zon en licht en leven zijn voorbij.

    Wij ontwaken snel uit de eerste en zoetste dromen,
    en het jeugdig hart, vol liefde en poëzij,
    boet al te duur haar zoetste toverij.






     

    26-05-2013, 08:19 Geschreven door André  


    25-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cecilia. J.P. Heije

    Zacht ruist de toon van het stervend harpakkoord,
    de blanke hand zinkt langs de dunne snaren,
    de ontgloeide ziel zweeft rond in reiner oord,
    en hoort verrukt het lied der engelenscharen.

    O, keer terug en geef de tonen weer,
    in het vroom gemoed met diepe kracht gedrongen,
    de luisterende aarde knielt dan aanbiddend neer,
    bij het hemels lied door uw mond gezongen.

    Zacht ruist de harp in zuivere harmonie.
    Op het maagdelijk hoofd daalt hoger de lichtglans neer,
    de heilige zingt, en in haar melodie,
    ontvangt de mens het verloren eden weer.

    25-05-2013, 08:53 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De spiegel. J.P. Heije

    Frons de blonde wenkbrauwen niet.

    Laat geen rimpel het voorhoofd plooien,
    als ge het lokkig haar wilt tooien,
    in het kristal van de effen vliet,
    en mijn spiedend oog u ziet,
    frons de blonde wenkbrauwen niet.

    In uw hut, met veil omwassen, (1)
    zou geen gulden siersel passen,
    schoner spiegel dan de vliet,
    lieve Linda is er niet,
    frons de blonde wenkbrauwen niet.

    Ik zag in rijk getooide zalen,
    menig trotse spiegel pralen,
    schoner beeld dan in de vliet,
    allerliefste, zag ik niet,
    frons het blanke voorhoofd niet.

    En zo ruwe winterstormen,
    het vochtkristal tot ijs vervormen,
    licht, zo ge in mijn ogen ziet,
    Linda, mist ge uw spiegel niet?
    frons de blonde wenkbrauwen niet.

      (1)met klimop omgeven

    25-05-2013, 08:52 Geschreven door André  


    24-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De windharp. J.P.Heije

    Zacht ruist uw toon, O windharp, als de lucht
    met dartel fluisteren,huppelt langs uw snaren,
    zacht als het suizen van de goudgele aren,
    wanneer de avondwind door het goudgele koren zucht.

    Doch schoon de storm de tuimelende baren,
    met donderend brullen zweept in wilde vlucht,
    te stouter stijgt uw stem, en klieft de lucht,
    als het harpgezang der heilige engelenscharen.

    En roept ons toe: uw ziel geeft zuivere tonen,
    terwijl de koelte langs uw slapen ruist,
    doch wint aan kracht, wanneer de stormwind bruist.

    Zwak is het geslacht van hen, die de aarde bewonen,
    en de arme mens droomt licht van krachtbetonen,
    als het liefelijk westen door zijn lokken suist.

    24-05-2013, 07:57 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schipbreuk. J.P. Heije

    De storm vliegt rond langs de opgeruide golven,
    de lucht is zwart, en zwarter is het meer,
    de ranke kiel in het schuimend nat bedolven,
    of steigerend op de rug der golven,
    trotseert het bulderend weer.

    En het moedig lied der wakkere schepelingen,
    klinkt door de storm, bij het fors en krachtig zingen,
    in des afgronds duistere schoot,
    schuilt de dood.

    Wie voor het golfgeklots gaat beven,
    wende vrij de smalle steven,
    het lust ons om als de meeuw te zweven,
    wanneer de zee het onstuimigst bruist,
    en als vrije mannen,
    het brede roer te omspannen,
    met gespierde vuist.

    Nog jaagt de storm langs de opgeruide golven,
    de lucht is zwart, en zwarter is het meer,
    doch het ranke schip in het schuimend nat bedolven,
    herrijst niet op de rug der golven,
    en het lied herklinkt niet weer.



    24-05-2013, 07:57 Geschreven door André  


    23-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sonnetten. J.P.Heije

    1.Toewijding.
    Hervond gij ooit een lint, een bloem, een blad,
    een stille herinnering aan verleden dagen,
    het vergeten beeld van vroeger vriend of magen,
    die ge eens bemind, betreurd, verloren had?

    Het smartelijk zoet, en bij het treurend klagen,
    om wat te snel verdorde op het levenspad,
    plooit soms een lach de wang, van tranen nat,
    een dartele lach van lust en welbehagen.

    Wist zo mijn luit, in het lied u opgedragen,
    de herinnering aan het verleden op te dagen,
    van het schone verleden, dat ik nooit vergat.

    Ligt zoudt ge, als vroeger in Minerva's stad,
    met blanke hand een traan uit de ogen vagen,
    om met een lach te staren op dit blad.


    2.Primula Veris (sleutelbloem)
    Lief bloempje, dat met half ontvouwde bladen,
    veelkleurig door het groene omkleedsel breekt,
    de tengere knop begerig opwaarts steekt,
    om vroeg zich reeds in het zonlicht te baden.

    Zeg, vreest gij niet, als zich de winter wreekt,
    dat hij, met sneeuw en stollend ijs beladen,
    de sappen stremmen der pas ontloken bladen,
    wier tederheid een milde pleging smeekt?

    Waarom zo vroeg uw stengels opgeheven?
    Wacht, kleine bloem, in het groen dat u omgaf,
    een luwer koelte en zoeler dagen af.

    Maar neen, uw lot is een vroegtijdig graf,
    en ik heb het vaak benijd, wie het was gegeven,
    te sterven in de lente van hun leven.

    1841

    23-05-2013, 08:54 Geschreven door André  


    22-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oude Liederen 2. J.P. Heije

    3.Bedwongen liefde.
    De mei, die kruid en bloesems geeft,
    doet menig hart verblijden,
    maar wie in het minnen onlust heeft,
    is droevig ten alle tijden.

    Al is mijn vrager rijk van goed,
    al is hij hoog geboren,
    al dunkt het heel mijn maagschap vroed,
    mij zal hij niet bekoren.

    Wie mij bemint en trouwe biedt,
    dien sluit ik uit mijn harte,
    wie ik bemin, die vraagt mij niet,
    is dat geen bittere smarte?

    Wie ik bemin, die wil mij niet,
    dien spreek ik, ach, zo zelden,
    zo zelden, dat zijn oog niet ziet,
    wat nooit mijn mond durft melden.

    De vogelkens in het groene woud,
    gaan onbedwongen vrijen,
    daar is geen dwang van jonk of oud,
    die haar dien lust benijen.

    Wat doet die eer, die lelijke eer,
    al maagden lust ontbreken,
    dat zij niet vrij, naar heur begeer,
    van liefde mogen spreken.

    Ach, dat zo menig jonk gemoed,
    in stilte leed moet dragen,
    mij dunkt, mijn leed ware al verzoet,
    dorst ik mijn liefde klagen.


    4.Als.
    Men kan niet altijd vrolijk zijn,
    soms moet men treurig wezen,
    och, waren alle waters wijn,
    mij dunkt ik waar genezen.

    Toch moesten dan uw lippen,
    er het eerste nog van nippen,
    mijn liefelijke maagdelijn.

    Ik heb een hut van dennenhout,
    een buks om het wild te jagen,
    och, waren alle bergen goud,
    mijn lief, ik ging u vragen.

    Toch kan op koningstronen,
    geen trouwer liefde wonen,
    dan in het groene woud.



    22-05-2013, 06:08 Geschreven door André  


    21-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oude Liederen 1. J.P. Heije

    1.Scheiden.
    Vaarwel, vaarwel, mijn zoete lief,
    niet langer kan ik beiden,
    ik ga zover, zover van hier,
    wel over zand en heiden.

    Wel over heiden, wel over zand,
    zo droef van hart en zinnen,
    gewin ik ook mijn vaderland,
    geen liefde zal ik winnen.

    En bloeien dan niet overal,
    de bloempjes in de dalen,
    en zingen dan niet overal,
    de kleine nachtegalen?

    Zij zingen over heiden en zand,
    gij zult het kwelen horen,
    tot in uw verre vaderland,
    wat trouw ik heb gezworen.

    Al hoort mijn oor de zoete klank,
    waar ik dwaal langs zand en heiden,
    toch treur ik wel mijn leven lank,
    om het al te bitter scheiden.


    2.Meiplanting.
    Een dauw van morgendroppen,
    viel op het groene gras,
    van alle rozenknoppen,
    mijn lief de schoonste was.

    Mocht ik haar lipjes kussen,
    zoals de dauw het doet,
    het zou, zo dunkt me sussen,
    het leed van mijn gemoed.

    De winter is geweken,
    en bloemen strooit de mei,
    de heldere kronkelbeken,
    besproeien veld en wei.

    Och, in de groene dalen,
    daar is het genoegelijk zijn,
    daar zingen de nachtegalen,
    en menig vogellijn.

    Wel voor mijn liefjes deure,
    plant ik als minnepand,
    de meiboom, zoet van geure,
    en bied haar hart en hand.

    En zeg haar: lief kom blijde,
    nu voor uw venster staan,
    het zoete meigetijde,
    is toch zo snel gedaan.








    21-05-2013, 09:51 Geschreven door André  


    20-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen 8. J.P. Heije

    15.Herinnering.
    Ik mocht zo gaarne dwalen,
    langs bos en heuvelkling,
    als ik de dorpeling,
    langs het voetpad af zag dalen,
    en het lied der nachtegalen,
    de herdersfluit verving,
    dan mocht ik gaarne dwalen,
    langs bos en heuvelkling.

    Ik mocht nog liever dwalen,
    als ik langs de heuvelkling,
    als ik meibloem en sering,
    in het licht der maan zag pralen,
    en het bleke groen der dalen,
    vol zilverdroppels hing.
    dan mocht ik liever dwalen,
    langs bos en heuvelkling.

    Maar het liefst mocht ik er dwalen,
    als ik langs de heuvelkling,
    aan Clara's zijde ging,
    en dan bij het nederdalen,
    na lang en blozend dralen,
    een kus van haar ontving,
    O, mocht ik weer zo dralen,
    langs bos en heuvelkling.


    16.Stilte.
    Is er stilte in loof en twijgen?
    Is er stilte in beek en vloed?
    Waarom jaagt een wilde gloed,
    door mijn bloed,
    dat de borst naar adem hijgen,
    het hart naar lafenis smachten moet?

    Schoon de nacht, aan allen goed,
    koele dauw doet nederzijgen,
    zoele winden waaien doet,
    stilte heerst in loof en twijgen,
    stilte heerst in beek en vloed,
    drift, die in mijn ziele woedt,
    zult gij nimmer, nimmer zwijgen?







    20-05-2013, 08:38 Geschreven door André  


    19-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen 7. J.P. Heije

    13.Des vissers dochtertje.
    Zij zit op het barre zeestrand neer,
    van het morgenrood tot de avondstond,
    haar oog ziet wild en schichtig rond,
    langs het witte schuim van het woedend meer,
    en angstig roept haar bleke mond,
    mijn vader, mijn vader.

    De wind giert woester langs het meer,
    en zweept de golven in dicht gedrang,
    met hangend haar en doodse wang,
    zit zij op het barre zeestrand neer,
    wat toeft ge lang, ik ben zo bang,
    mijn vader, mijn vader.

    De maan stijgt op en kleurt het meer,
    met zilveren tint en grillig licht,
    is er geen boot daar in het zicht?
    Des vissers boot keert nimmer weer,
    ge toeft vergeefs, rampzalig wicht,
    uw vader, uw vader.

    De wind giert woester op en neer,
    langs het witte schuim van het woedend meer.




    14.Nachtwake.
    Gij sluimert zoet, onschuldig kind,
    bij het snerpen van de hageljacht,
    bij het vreselijk gieren van de wind,
    die loeit en schuifelt door de nacht,
    en lachjes zweven om uw koon,
    zo vrolijk droomt gij en zo schoon.

    Zo heb ik aan des levens borst,
    eens het jeugdig hoofd ter neer gevleid,
    gedroomd van weelde en zaligheid,
    en wat het harte vergen dorst,
    en dacht dat storm noch winterkou,
    die schone droom verstoren zou.

    O, sluimer voort, mijn dierbaar wicht,
    ontwaaktet gij ook nimmer weer,
    ik drukte een kus op uw gezicht,
    en zou niet morren tot de Heer,
    wie eens zich zalig heeft gedroomd,
    te vreselijk voor het ontwaken schroomt.






    19-05-2013, 08:20 Geschreven door André  


    18-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen 6. J.P. Heije

    11.Oogspiegel.
    Ach, zo gij spiegels der ziele waart,
    ogen vol leven,
    waarin ik vroeger zolang heb gestaart,
    nooit was haar ziel mij verholen gebleven,
    nooit waar mijn hart door minne gedreven,
    zo gij de spiegels der ziele waart.

    Was niet mijn beeld in haar boezem bewaard,
    ogen vol leven,
    zag ik dat beeld niet, en, immer gepaard,
    diep in uw glanzende spiegels gedreven,
    ach, was het niet in haar ziele gebleven,
    zo gij de spiegels der ziele waart.


    12.Stroomvaart.
    Lustig gegleden langs het kabbelende water,
    rustig  gedreven voor wind en voor tij,
    minnelijk murmelen de golfjes ter zij,
    brekend en plassend met kletterend geklater.
    Wij,
    fluisteren en konten als zij.

    Vreest gij het steken der vinnige stralen?
    Vreest gij van het zonlicht de gloed en de glans?
    Straks gaat de maan op de golfjes ten dans,
    schuil achter het zeil tot de schemering mag dalen.
    Thans,
    bied ik u beker en krans.

    Is er wel zoeter dan lustig te zweven?
    Rustig te glijden voor wind en voor tij?
    Minnelijk murmelen de golfjes ter zij,
    plassend en brekend op zwaarden en steven.
    Wij,
    denken en peinzen er bij.










    18-05-2013, 07:45 Geschreven door André  


    17-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen 5. J.P. Heije

    9.Punschlied.
    Buiten doet des winters stem,
    woest en scherp zich horen,
    al de bloemen die ge vindt,
    staan op het vensterglas, mijn kind,
    schitterend, doch bevroren.

    Maar een gloed, die nooit verkoelt,
    hoe de stormen razen,
    blinkt, geperst uit blad en ooft,
    door een warmer zon gestoofd,
    ginds in volle glazen.

    Laat de zon, voor de ijzeren staf
    van de winter vluchten,
    lieve, flukst de blinden dicht,
    wij behoeven geen zonnelicht,
    bloemengeur noch vruchten.

    Zonneglans en bloemengeur,
    geeft de volle beker,
    en zo het geurig brandend vocht,
    minder hel ook wezen mocht,
    warmer is het zeker.

    Sneller vindt de vlugge geest,
    scherts en zoete woorden,
    bij des bekers blij gezicht,
    dan bij het flauwe zonnelicht,
    van het verstijvend noorden.

    Laat dan vrij des winters hand,
    het droeve zonlicht blussen,
    wij behoeven het niet, mijn kind,
    wij verachten sneeuw en wind,
    drinken punsch en kussen.


    10.Zwaluwenvlucht.
    Zij strijken langs het water der rimpelende beek,
    zij ontwijken de boorden der groenende kreek,
    zij ontmoeten elkander voor het laatst in de streek,
    en groeten het bos, waar de zomer ontweek,
    de herfst is gekomen.

    De vreugden des levens, die het jeugdig gemoed,
    verheugden en streelden met koesterende gloed,
    ontvluchten het hart, dat verkoud is van bloed,
    en tranen noch zuchten weerhouden hun spoed,
    de herfst is gekomen.


    17-05-2013, 13:32 Geschreven door André  


    16-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen 4. J.P. Heije

    7.Maneschijn.
    Blanke stralen,
    hogen het zilver der jasmijn,
    zoet is het dwalen,
    als het flikkerend stergeflonker,
    zwicht voor heldere maneschijn,
    maar om het lieve kind te vinden,
    dat mij toeft bij gindse linden,
    wenste ik liever, dat het donker,
    donkerder mocht zijn.

    Als de stralen,
    van de gloeiende middagzon,
    nederdalen,
    kan men schuilen in het bosschaadje,
    in de koele grot der bron,
    maar de maan weet ons te vinden,
    onder het dichte loof der linden,
    en verklapt van de vrijaadje,
    wat ze zwijgen kon.

    Heldere stralen,
    schuilt een weinig, kan het zijn,
    laat ons dwalen,
    in een half doorschijnend donker,
    in een halve schemerschijn,
    straks, om achter gindse linden,
    het ruwe bospad weer te vinden,
    zal uw rijk en het geflonker,
    dubbel welkom zijn.


    8.Weifeling.
    O, geef mij weer wat ik verloren acht,
    sinds ik u aanschouwd heb,
    O, geef mij weer wat jong en onbedacht,
    ik u vertrouwd heb,
    en vaak berouwd heb,
    de zoete ruste.

    Maar of de bloem het dartel koeltje vraagt,
    haar rust te laten,
    het wappert voort, zolang het hem behaagt,
    en min of haten,
    en mag niet baten,
    tot zoete ruste.

    En zo gij al die rust en vree mij liet,
    zo hoog geprezen,
    misschien, helaas, begeerde ik ze dan niet.
    Zou hoop en vrezen,
    licht zoeter wezen,
    dan zoete ruste?





    16-05-2013, 09:18 Geschreven door André  


    15-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen 3. J.P. Heije

    5.Sylfiden.
    Staak de lichte dans,
    door de zuivere lucht,
    als van de oostertrans,
    ster bij ster ontvlucht,
    als het geurig kruid,
    knop bij knop ontsluit;
    wij vluchten en staken de vrolijk dans,
    als het ochtendrood schemert aan de oostelijke trans.

    Schuilt in het rozenblad,
    als de middag gloeit;
    speelt en baadt in het nat,
    in de kelk gevloeid;
    vliedt daar het zonnevuur,
    van het middaguur;
    wij schuilen en spelen, als het middagvuur gloeit,
    waar geurig en fleurig de rozenstam bloeit. 

    Zingt bij dartelen dans,
    als ge op de effen vliet,
    het maanlicht, bleek van glans,
    spiegelend blinken ziet;
    nacht en maneschijn,
    past bij uw festijn,
    wij zingen en dansen bij het suizen van het riet,
    als het flikkeren der sterren weerkaatst in de vliet;
    ginds stijgt de maan met reine glans,
    het is nacht, ter feest, ten dans.


    6.Vogelenlied.
    In de eik, die met bladen,
    haar venster omringt,
    een vogeltje springt.

    Zij wenste zo lang en zo gaarne, te raden,
    waar het kwelend van zingt.

    Wat staat gij, en luistert,
    met heimelijk verdriet,
    naar het slepende lied?

    Ik heb het zo vaak in uw oren gefluistert,
    en, weet gij het nog niet?








    15-05-2013, 08:14 Geschreven door André  


    14-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen 2. J.P. Heije

    3.Mededogen
    Vriendelijk speelt de zonnestraal,
    om de dorre, vale tronk,
    die beroofd, van dos en praal,
    half in het kabbelend water zonk,
    glinsterend huppelt hij in het rond,
    schoon hij groen noch bloesem vond.

    Doch één enkele tere spruit,
    diep verborgen in de vloed,
    heft de tenger twijg er uit,
    zacht, zich koesterend in de gloed,
    en het geel en kwijnend blad,
    fleurt en tiert in het zoele nat.

    Neen, verstoort niet wreed en hard,
    hem, op wiens verbleekt gelaat,
    het merk van ongeneesbare smart,
    vast en diep getekend staat,
    hem, wie het overwicht van het leed,
    het fiere voorhoofd bukken deed.

    O, zo in zijn duistere ziel,
    slechts één blik de doortocht vond,
    slechts één straal der liefde viel,
    ligt, dat uit diens koude grond,
    schoner spruit te voorschijn brak,
    dan uit gindse dorre tak.


    4.Molenaars-elsje.
    Het schuimende water,
    dat bobbelt en spat,
    met murmelend geklater,
    langs spaken en rad,
    verdringt zich en springt, wie der golfjes zo klaar,
    het eerst en het zeerst bij het molenrad waar.

    Maar verder gedreven,
    in vluchtige haast,
    is geen er gebleven,
    het meest en het naast,
    wie toefde en beproefde tot alles was stil,
    de leste, het beste, het kust naar zijn wil.

    De vrijers verdringen,
    om Elsje zich heen,
    en bieden haar ringen,
    van kostbare steen,
    zij zweven en streven om het dartele kind,
    zij lacht wat en wacht wat alvoor zij bemint.

    Ik hoorde bij het dolen,
    door het bloeiende dal,
    de stortbeek der molen,
    der jonkeren gekal,
    ik toefde en beproefde, zij drongen steeds voort,
    mijn wachten en trachten heeft Elsje bekoord.

     Jan Pieter Heije. Hij was arts te Amsterdam.




    14-05-2013, 07:28 Geschreven door André  


    13-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen 1. J.P. Heije

    1.Hollands Vrouwen.
    Lieflijk ruist op blijde noten,
    krachtig stijgt wijd en zijd,
    het lied, aan hart en mond ontsloten,
    Hollands Vrouwen toegewijd.

    Wat er rijke zangen klonken,
    wat de boezem deed ontvonken,
    Hollands Vrouwen, Hollands Schoon,
    klinkt de rijkste, zoetste toon.

    Vorstenglorie, Dichteren-lover,
    boog in het ridderlijk weleer,
    voor het minnelijk getover,
    voor hun teder lachje neer.

    Roest bedekt des ridders wapen,
    het lover dorde om hoofd en slapen,
    Hollands vrouwen, Hollands Schoon,
    klinkt altoos de zoetste droom.

    Ruis dan lieflijk langs de wanden,
    stijg dan krachtig wijd en zijd,
    lied dat harten doet ontbranden,
    lied de vrouwen toegewijd.

    Het zij der reinste kunst verbleven,
    het reinste lof en eer te geven,
    Hollands Vrouwen, Hollands Schoon,
    klinkt de rijkste, zoetste toon.


    2.Keuze
    Geuren ademt de avondwind,
    over berg en dal,
    als een streep van zilverlint,
    blinkt de waterval.

    Blijde koren,
    doen zich horen,
    waar de landjeugd samenschoolt,
    zoet gefluister,
    hoort ge in het duister,
    waar een paar in het lommer doolt.

    Wilt ge door het schemerend dal,
    dwalen heen en weer,
    rusten bij de waterval,
    aan de zoom van het meer?

    In het koren,
    u doen horen,
    waar de landjeugd samenschoolt,
    wilt ge luisteren,
    naar het fluisteren,
    van een paar dat eenzaam doolt?

    1838
    Amsterdam 1809-1876








    13-05-2013, 08:22 Geschreven door André  


    12-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moederdag in oude prenten 2
    Leve de moeders en de grootmoeders.

















    12-05-2013, 10:36 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moederdag in oude prenten 1

    Vandaag vieren wij alle moeders en grootmoeders.

















    12-05-2013, 10:32 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Klokkendeun. Nine Van der Schaaf

    Welk vreemd klokkengelui hoor ik in mijn droom nu zingen,
    zo zilverig zacht en kleurig van toon?
    Het komt van de oude weelde der dingen.

    Rondom het lotgeval weiland en water,
    Rondom de lentedroom  dorpen, gehuchten,
    staken hun torenspits fijn in de luchten.

    Klokkenspel, maan-stem in kinderlijke dromen,
    over het weiland, op de golven van de wind,
    meldend en zingend het gaan en komen,
    rondom het uur en de dag die bindt.

    Vaders stem en moeders stem, jong nog en roerig,
    toekomststem, klokkendeun, donker en licht,
    droeve belevenis en blijde vervoering,
    het leven zo bloeiwarm in donker en licht.

    12-05-2013, 07:35 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Goudvlinder. Nine Van der Schaaf

    Goudvlinder.
    Goudvlinder is als een ziel geruisloos gekomen,
    scheepje van licht dat het oog treft met helle straal,
    jij slaat het duister, goudvlinder, wijl je je spel speelt,
    jij bent op het zwart land de eerste verblijdende praal,
    jij bent een kind en een wolkje van God gedreven,
    jij weet van duivel niet in je blij heiligenkleed,
    jij weet de storm niet als jou het windlied omneuriet,
    jij weet de dood niet als je het bloemenhart betreedt.


    In de zee van het al.
    Droom en wereld van mijn daags bezit,
    zijn maar tijdelijk van elkaar gescheiden,
    ik ben stof die naar de aard vergaat,
    ik ben de ziel die leef in het verschijnen,
    eenzaam ben ik in der dagen ban,
    door mijn zijn omsloten, breekbare wand,
    als ik sterf zullen wij samen monden,
    in de zee van het al, droom en ik verbonden.





    12-05-2013, 07:35 Geschreven door André  


    11-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vergeet-mij-niet. Nine Van der Schaaf

    Er lag een dijk langs het water,
    in de hellingen speelde en luwde de wind,
    in het vochtig lage groeide het fijnste kruid,
    in de zon, op de dijk, in de harde windvlagen

    liepen twee meisjes vol plannen, en zagen de vage
    verte van landen en woningen: nog hier, aanstonds
    weg van dit wijde, en steeds ogen nodigende veld.

    Zij namen afscheid, peinzend: toen wij kinderen waren,
    zocht wij hier de meest beminde der bloemen, de lieve
    vergeet-mij-niet. Zie hoe zij welig nu oprijst in de biezen.

    Zij gingen trager, zeiden: juist hier en daarginds
    niet meer. De droomrode, de gele, de witte, al het rijke
    gebloemte leek een eigen wereld nu te bezitten, doch het blauwe
    vergeet-mij-niet sproot uit zoete herinnering, koel lavend.


    11-05-2013, 07:41 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De twee. Nine Van der Schaaf

    Twee wezens staan als kinderen, spel verenigd, diep gescheiden,
    de één denkt: iets vormen, iets doen worden, en hijzelf
    wordt reeds, het oog blij, de geest rijpend. In de ander, mat
    van oog bij het worden, laait een glinstering van geest
    op, als hij plotseling denkt: werp neder. En
    het lijkt spel, vechtspel om een kinderkasteel,  en reeds
    gerijpte liefde voor ding of mens. Geen kent zichzelf,

    nog de andere juist. Want woede, en drift van pret, en
    het overslaan van felle kleine vlammen uit het hart,
    van de één naar de ander, dat tot vrede in de natuur
    leidt, vraagt de eerste zuivere duidelijkheid. Dan
    volgt een immer nieuwe groei van tweespalt, immer
    warrige vrede van grijpstruiken met bloemen, die hen
    het leven steeds verwarder, steeds vergroot doen schouwen.

    Spelend wisselen zij schijnbaar van aard, zij doen
    elkander na. En wie zij zijn is het weten van een
    God alleen. Een tovenaar heeft die twee bij de bouw
    van de wereld, bij het rusteloos worden en verworden,
    samen geschapen. De één het beminde kind van zachte
    krachten. De ander gevaar, rood in drift, zwart in haat en
    lust. In één hart soms verankerd beide. Steeds de twee
    verwisselbaar door toverij van spel en liefde.

    11-05-2013, 07:40 Geschreven door André  


    10-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De reizigers. Nine Van der Schaaf

    1.
    Wij dwaalden ver en eenzaam, groot omsloot de nacht ons,
    en door de opening van onze tent blonk nog een ster,
    voor het slapen gaan. Gedoken in het klein tehuis,
    reikten wij van het goede stro naar het lage dak,
    zeiden goedenacht elkander en de wereld.

    Maar deze revolteerde en sloop in,
    als klein gedierte kroop het om ons leger,
    en in ons loom bewustzijn drong de grote onrust,
    volgde ons in de droom en wekte ons voortijds,
    tot wij de beelden zagen van het daags bestaan,
    en toonden loom elkaar een sleep van onze zorgen.

    Maar dit is niets, alleen de nacht rondom,
    alleen de hoge nacht heerst, de geliefde is daar.

    En in de nachttij ben ik vrede, zei de stem,
    en al mijn bloemen slapen op het veld,
    ik doe de onrust slapen in het hart,
    ik doe het aardse wijken van de leden,
    en zachter deint de vloed die mij bestrijkt.

    Ik doe de reizigers de grootste reis begeren,
    tot van begeerte de zielen zwaar zich keren,
    geheel naar mij, ik ben een kind, een ster,
    ik ben een licht, een speling, maar ik ben de meerdere,
    die van het andere zijn de sluier heft,
    doch slechts voor ogen in de slaap verzonken.

    Zo suste zij, en droeg ons, kinderen, mee,
    tot wij in een weidse tent de slaap hervonden,
    rustend op het stro, in de droomtij van de ster.


    2.
    Eerst is een kleine vogel op een twijg gekomen,
    vangt te zingen aan. Er is melodie in de lucht,
    in de verte klinkt het gerucht van mensenschreden,
    en breken van droog houtgewas. Er is verwarring
    en donkerheid in de paden. Een tedere bloem
    is het geloof, dat zich stil geeft in zijn geur en kleur.

    Maak een blij vuur nu de dag klimt,
    stap op en breek uit de witte wade,
    slaap en dood zijn de wonderdingen die wij,
    in droom verstaan, maar de slaap is brekelijk,
    de dromen wijken, wij stijgen verwonderd uit.

    Zoek nu het koele water, en wassen wij onze
    loomheid weg, werpen de nacht van ons
    in het klaar beekwater, dat ritselend
    onze lijven omspoelt, en wakker maakt in ons,
    een vogelenheer van blijdschap: het dagleven.










    10-05-2013, 08:12 Geschreven door André  


    09-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De storm. Nine Van der Schaaf

    Het maakt zo stil de storm te voelen komen,
    de wolken kondigen de wil van de natuur,
    en de wind roept niet, maar spreekt verborgen,
    nu is de storm in de mensenmassa gelegen.

    Overal is het gemompel, en het fluitend hoge
    alarm dat samenroept, de wolken donkeren,
    het antwoord is weifelend, het geluid is breed,
    de mensen hurken samen, om samen te durven.

    De wolken schuiven dichter, het is nauw op aarde,
    geen hemel, doch lichtflitsen verlichten ons,
    de grauwe uren zijn zonder helder geloof,
    dan alleen dat ene dat de storm aanvaardt.

    Van de hartstochtelijke moeder, die doet rijpen
    de bloeivelden der vreugde, en in leed-voren
    zaaide het verzet, dat tot een laaiend koren
    aanwies; meer dan bewustheid van klein
    begrijpen, is van haar wil het omhuld bedoelen.


    09-05-2013, 08:28 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De toren. Nine Van der Schaaf

    Hoe minde ik in het nabij, hoe streefde ik ver te zijn,
    toen ik meermaals zat gebogen, over een wild visioen
    in een plaatboek: toren in zee en eenzaamheid,
    en om mij ging dan het zachte heil verloren,

    dat in de kamer was. En ook de weemoed van
    het kleine leven week. Het was geducht en schoon,
    dat golvenlied te horen, en bij het licht te zijn
    dat in de toren brandde. En alleen te zijn.

    Wie zou daar komen bij die witomschuimde woning?
    Een poppetje keek over de balustrade in zee,
    rond hoofdje en rompje, juist te zien, het was schoon,
    dat poppetje te zijn op die hoge toren.

    09-05-2013, 08:27 Geschreven door André  


    08-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herinnering. Nine Van der Schaaf

    Ik weet, ik was toen als een kind reeds daar,
    waar die rivier van blank blauw water stroomde,
    de biezen raakte met zijn golfslag, die in spleet
    en bochten speelde waar ik langs liep, af en aan
    gleden de schepen langs de vruchtbare rand.

    Af en toe vormde mijn ziel zijn simpele sproken,
    de groene glans en het blank gesprankel vulden het hart,
    maar ook dreigde in de stroming donkere wijsheid,
    waarmee ik streed omdat die kille vloed,
    de blijheid van mijn kleine vizioenen schaadde.

    Wat ik toen droomde is zolang vergaan,
    het heeft zijn waarde vaak om niet verloren,
    nu ben ik vreemd aan dat ik innigst weet,
    nu rust het kind in de stroom van blanke dromen,
    en vindt  het antwoord van zijn tederheid,
    en drijft zo koel, zonder angstvalligheid,
    door een stoet van eeuwig jonge bloei- en winterdagen.

     1927





    08-05-2013, 20:10 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen VIII. Nine Van der Schaaf

    16.
    Het meisje zegt: laat mijn niet zwerven
    op aarde, andere geur dan deze rozen wens ik niet,
    ik wil hier wonen al de jaargetijden, al de bloei
    en dorheid, wat aan leed en lust hier valt wil ik hier
    beiden, ik zal niet vluchten schoon ik voor de toekomst beve,
    maar het is vreugd te dromen van het onbekende leven,
    dat ik hier vind, als mij de liefde mint.

    Nu hoor ik in de stilte zoet eentonig,
    altijd de woorden die mijn liefste sprak,
    hij is ver en ik mag zijn beeld mij dromen,
    hij nadert en de dag wordt immer schoner,
    ik hoor die verborgen klank die ik niet duiden kan,
    ik buig mijn hoofd, verschuil mij in deze heimelijke weelde
    die rankt om mij, die mij deze zachte zomer schonk.

    Ik wil verborgen zijn tot hij mij komt bevrijden,
    ik zal de blijde dag, de langste nacht niet scheiden,
    want ik droom en min, en in mijn kleine wereld,
    bereid ik al mijn gaven hem, al mijn weelde,
    van vergankelijke rozen en wat eeuwig bloeit.



     

    08-05-2013, 20:10 Geschreven door André  


    07-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen VII. Nine Van der Schaaf

    14.
    De vrouw tot de man zegt,
    geef mij het kind dat ik liefheb,
    dat ik liefheb in de uitbundigheid,
    en in de stilte van mijn hartdromen.

    De ogen van het kind zullen mijn ogen doven,
    het kind zal zijn als ik val bij de stervenden,
    het kind zal groot zijn in het zoete daglicht,
    en wij dalen tezamen in de nacht, in de koele vrede van de nacht,
    eeuwig gebondenen zullen wij aarde en hemel in Gods licht zien.

    De vrouw tot de man zegt:
    dat ik u geve mijn liefde, dat ik gans u ben,
    dat mijn hart woont bij uw hart, dat ik niet hoorde
    dat uw hartslag, uw stem, dat gij gevangen mij nam.

    En ik woonde in uw droom waar mijn droom als bloemen,
    blijder ontloken. Ik kwam in de dag waar de wolken zware,
    de ruisende regen der lente de aarde verdonkert, opdat zij
    betoverend schoon in haar bloemenkleed ontwaakt in de lente.

    Ik hoorde de zachte geluiden omhoog en van ver
    van de regen, zovele stemmen, zovele geruchten van liefde
    en lang gekoesterd verlangen. Zoals de ruisende regen
    zeeg ik op aarde, machteloos van zwaarte; de lichtere geluiden,
    mijn zangen stegen tot u die mijn leven draagt in uw handen.


    15.
    Uit de zee van het leven heffen wij de geheime,
    de fonkelende stenen die op de bodem verborgen zijn,
    onze lijven zijn krachtig en teer en met ons duizenden,
    zijn wij het weerbare volk dat van God werd gezonden,
    in de somberheid van de onoplosbare geheimen,
    in het wild vreugdehuis, waar het goud
    onzer dromen gloeit, en de dans en de zang
    in het licht van de ronde uitbundige zon nooit sterft.

    En de eenzame weet hoe de legers
    van zijn genoten, opgaan ten strijd, ten val,
    hij is geworpen in de geweldige weelde, van stille
    en ruime landouwen, waar hij huivert in vrees, om zo stil
    de stem van zijn God te ervaren. Waar hij tovert de tonen,
    van duizelend hoge vreugde en vrees, een leger van tonen
    dat uitgaat ten strijd, ten val.

    En de eenzame toeft en zwijgt en luisterend,
    huiverend niet meer, ziet hij het wuiven van bomen van ver,
    en de wolken hem naderen en in het zachte gesuis van de wind,
    hoort hij het fluisteren van tedere klachten, en in de doodstilte
    des nachts, is hem een glimlach die hem scheidt van het nabije,
    het hemelse rijk, dat zich welft tot een fonkelende boog
    in de nacht. Hoort hij in stilte de vluchtige, valse
    geruchten van voeten die schuiven, die lijken te komen,
    zo wacht en waakt en glimlacht, verdroomt de nacht.

    En vervult de vluchtige dagen, met zijn oneindige liefde
    en drang, tot het eind als hij hoort en sterft.










    07-05-2013, 07:38 Geschreven door André  


    06-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen VI. Nine Van der Schaaf

    12.
    Wij zijn kinderen van de onstuimige goden,
    die zijn niet teder, doch fors en schoon en donker,
    zij hebben de donkere dood op de aarde geworpen,
    in de donkere dood was hun tederste liefde verborgen.

    Toen kwam de lente, toen bloeide hun liefde te teder,
    in verre zonnevlam weken de onstuimige goden,
    en de dragende aarde, beminde, verlatene,
    wacht en lacht in haar dromen,
    bewustloos van pijn en wonder.

    Wij zijn kinderen van het almachtige vuur,
    van het nooit rustende, verwoestende vuur,
    waar de gedachte in stijgt en vergaat,
    waar het bevend verlangen in gloeit en verstilt,
    tot een stil wit gelaat in de stil witte gloed.

    In de rust van het wild rood vlammengebied,
    in de witte rust, in de rode hevigheid zijn wij geboren.


    13.
    Een zachte stem heeft mij gewekt,
    ik zocht het vage morgenlicht,
    doch hoorde: ik ben de morgen voor, ik wacht
    het snelle licht niet af, ik ben de ijle bode die
    ragfijne en wondersterke vleugels heeft, die gij
    zoudt zien bij het morgenlicht, als langer dan een droom
    ik toefde.

    Twee zielen waren teer en groot,
    zij beefden niet, zij vlogen als
    heel stille grote vogels over het land, en
    wijde zeeën. Daalden, stegen op, hun ogen
    zagen in het eindeloze, waar de wolken
    en de landen, altijd anders voor hun starre blik
    vergleden, en hun machtige
    vleugelslag verzwond in het eindeloze, en hun 
    verziende ogen vonden nimmer
    andere heil, dan dat het verglijdend heer
    van wolken en van aarde
    en hemel, het groot en onbereikbare
    vluchtig vreemd gebaar.

    Twee zielen waren bloemen, die
    ver onder fiere vleugelslag
    van vogels, stil op aarde prijkten,
    onder de schaduwen van de wolken,
    in het licht van de hooggestegene
    zomerzon, en in de regen die ze deed geuren.

    In de koelte en in de geuren,
    zweefde de zomerse feeën, en de ruisende
    wind, trok als het gehuiver
    van hoger verlangen door het veld; de feeën doken,
    de wolken weken, de bloemen blonken.

    Twee zielen waren uit hoge luchten,
    vogels gelijk, gedaald op aarde
    in de nacht, en de witte feeën,
    aan de rand van het bos bij de hoge bomen,
    bewogen zich fluisterend, en de donkere kruinen
    bewogen omhoog, en de schuwe donkere vogels
    verjoegen de tedere witte feeën
    over de velden, haar lichte voeten
    raakten de bloemen, het zachte geruis
    van haar vlucht werd vernomen in bloemendromen.

    Toen ben ik gekomen uit een verre ether,
    voor het morgenlicht deed ik mijn stem horen,
    de eenzame donkere zielen bond ik,
    in de eindeloosheid ben ik het wonder,
    ik leidde de dag in, mijn zangen klonken
    zo zacht, zo luid als de kreet
    van de vluchtende vogel, ten hemel vluchtend,
    mijn vleugels gloeiden in het morgenrood,
    wijl ik vlood en de feeën keerden,
    de bloemen blonken.







     



    06-05-2013, 08:13 Geschreven door André  


    05-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen V. Nine Van der Schaaf

    11.
    Van de strijders, die bouwen willen de toekomst,
    fiere koningen op aarde, die weinig volgers hebben,
    gaat een roep naar de verscholen, liefhebbende harten,
    naar de duizende. Gij kunt een koninkrijk vormen
    dat op aarde onoverwinnelijk staat. De horden barbaren
    zullen zich stoten aan uw machtige eenheid, dan zullen
    ook zij weifelend, wapenloos ingaan, vergroten
    uw koninkrijk, en de aarde zal eindelijk
    een goede woonplaats voor allen zijn. Maar de liefhebbende harten
    zijn als onnozele kinderen, schenken hun gaven
    blind, en nooit velen beantwoorden de roep der strijders.

    Want liefde is hoogste wijsheid, die onwetend stroomt
    van de alwetende. Liefhebbende harten hebben zich zwijgend
    gegeven, en zijn heengegaan zonder bitterheid. Op aarde
    leven zij verborgen in  paleizen en in alle kluizen
    zeldzame sieraden. Strijders roepen vergeefs
    die goeden samen, zij zijn eeuwig verspreid en hun armen
    omstrengelen, verwarmen, die koud zijn en verstard in misdaad
    en worden aan geen ontrouw. Liefde doolt
    met de dolende. Strijders willen een leger,
    vast aaneen en machtig op aarde. Zij zijn altijd
    machteloze verscheidenheid. De strijder, de fantast,
    die liefdes gloed laaien zag over heel de aarde,
    vindt haar, die blind is, eenmaal aan zijn zijde,
    als hij ontwaakt in het dal waar zij huist.

    Water vloeit om haar dat zij niet ziet,
    vrucht die te veld staat gedijt, zij zegt hem:
    zie, ik ben klein, van al het grote op aarde,
    zie ik niets, ik hoor de beken wenen en weet
    dat op aarde veel droefs is, in de nacht
    ga ik bergop en roof de eenzamen, die vermoeid
    neerzonken, zo voerde ik u ook mee en behoud u, ik woon
    eeuwig in het dal waar de droeve beken ruisen,
    doch zal u stijgen doen in de hemel der vreugde.

    Zo is hel weten,
    machtiger dan liefde,
    de wetende koning op aarde,
    liefde eeuwige bruid,
    blank in vlammengloed.

    Om een liefste,
    wordt die liefheeft een koning ontrouw,
    of om een koning,
    de liefste.

    Mijn lief, gij huist
    als een koning in mijn dromen.


    05-05-2013, 08:07 Geschreven door André  


    04-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen IV. Nine Van der Schaaf

    8.
    Ons land waar wij krijgers vormen,
    komt met uw zwakke gezang gij nader?

    Wij strijden bij dag en nacht een verwoede strijd,
    vijanden zijn sterker dan wij, doch onze bitterheid
    wint de krijg. Onze wil is een fier stil ding,
    dat wij dragen met ons, een onzichtbare
    banier, waarvan wij niet wijken. Wij sterven
    stil en laten een stille kracht na, die vlood
    uit onze dode lijven.

    Mijn gezang zal slapen en waakt over uw slaap,
    Mijn zwakke gezang hult zich als een donker gewaad,
    op de blinkende strijder en verbergt hem,
    het gedruis van de krijg,
    wijkt af van de dromende.

    Hij was eens de tedere knaap die sterven wou,
    zegevierende dood na veel woeste en blijde dagen,
    een man die zijn wapentuig rustig in orde hield,
    doch meer tedere knaap, die wenend droomde in de nacht
    van bloed en bloemen, witte en rode, van al de schone
    liefdedingen die vergaan, van lach en bloemen, veelkleurige,
    en zij de schoonste van al, zijn bruid, die hem kuste,
    en tooide met haar gaven. Maar stil en levend
    heeft hij de grote dood tot zich genomen.

    Ik zag zijn glimlach: zijn fierheid is wel gestegen,
    hij is een machtig vorst nu, de joelende kinderen
    kennen hem niet, zijn veelkleurig en rijk gewaad
    lijkt hem grauw, maar ik minde zo lang
    verscholen bloemen, die ik vaak eenzaam zocht,
    peinzend van minnaar mijne, die van ver komen zou,
    en vond eens mijn liefde, toen ik hervond de schone
    bloemen in de geheimnis van zijn stil
    en toverig huis.


    9.
    Mijn lief, kom mij bevrijden uit de waan,
    heden en toekomst zijn altijd één,
    en wij moeten in het heden leven,
    na het heden leven wij in de eeuwigheid:
    zo is het weten dat mij vrijer doet ademen.

    Mijn gang is luchtiger, ik ben nu buiten,
    de hemel is wijd zichtbaar en uw huis weet ik,
    dat gebouwd werd in deze tijd, zo is het ook
    bereikbaar in het heden, en aan uw huis,
    legde ik al mij zorgen neer en het aardse,
    dat ik heel licht daar binnenga.


    10.
    Zij was arm en wist alles van armoe,
    en van rijkdom niets. In haar grauw kleed
    liep zij het pad langs, waar bezijden de bloemen bloeiden,
    en sprak: wijl ik grauw ben heb ik u lief,
    kleurige bloemen. Als zij van de vogels hoorde het hoge
    gefluit sprak zij: wijl de vreugde in mijn hart gevangen is
    in veel droefheid, heb ik u lief vrije vogels.

    Toen zij de pralende koning zag in zijn gouden mantel,
    viel zij te voet hem en sprak: ik heb u lief
    wijl gij de koning zijt. Ik ben grauw,
    uw paleis is hier ver vandaan, uw reis
    voert u nimmer weer
    zo ver van huis, daarom vaarwel.

    Toen de koning heen was, fluisterde een stem haar:
    werp van u dat grauwe kleed,
    zo zult gij een schone bloem gelijken,
    leen van een vogel vleugels, zo zult gij
    's konings ver paleis bereiken.









    04-05-2013, 07:38 Geschreven door André  


    03-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen III. Nine Van der Schaaf

    6.
    Wij zijn ver weggestroomd van het bloeiende leven,
    onze handen zijn teer en bevend en voeren geen spel,
    als de sterke kinderen doen die hun dagfeest vieren,
    ons gefluister gaat niet buiten de wanden die ons omsluiten.

    De luide juichkreten doen ons het spel wel volgen, en wij dromen
    weemoedig een wijl met die anderen, ver van ons;
    na bruisend leven komt stilte, dan horen wij
    ons gefluister weer, en spelen glimlachend ons zacht spel
    der gedachte, en binden de grote dood.

    Wij willen schoon zijn om onze God te eren,
    wij allen zijn ijdele kinderen, en streven
    omhoog met kracht van leden,
    of zacht vliedende gedachte.
     

    7.
    Zal ik tot u komen,
    in de onzichtbare nachtadem,
    en verdwijnen
    voor de morgennevel?

    Niet ledig kom ik tot u in zo een verborgen uur,
    in duisternis en slaap verborgen,
    geen gaven, maar een spel dat ijl en eeuwig is
    voer ik mee, en licht zal mij het komen zijn.

    Zwaarder het heengaan, of ik u iets roofde,
    en dragen moest,
    of gij mij vleugels roofde en ik blijven moest.

    Ik ben altijd met u, in licht en donkerheid,
    dagen en nachten zijn gelijkelijk schoon, in onze droeve
    en goede gedachten. Het gezang is het vloeiende leven,
    gaat van ons uit naar het licht en de donkerheid,

    als windgeruis. Of blijft stil in bewogenheid als geklank
    van een eenzame kerkklok, de tonen zijn allen gelijk, en komen
    in lome rijen van de rustige stee, en bereiken het landvolk,
    om de rust van een lange zomerse dag in te luiden.

    Zulk een gelui dat over blankbloeiende velden stroomt,
    en de vree van het heel zomergetij luid uitspreekt;
    ziet gij van ver mensen komen, die klein zich
    voortspoeden, al haastiger, nu het gelui sterft?

    Zij komen te saam in het dorp, vreemdelingen zien hen,
    maar zoeken de dag buiten de woningen, dwalen het veld in,
    enkele dwalen zo ver dat zij dromen: daar was geen woning
    dan het wijd buiten, zij zijn gasten van de goden,
    van hemel en wind en wolken, maar zij zijn niet genode.

    En het boerenvolk ziet hen, vanaf de vaste hofsteden,
    meewarig na. Enkel die zwervers vinden een kostbaar ding
    in het veld en allen roemen de schone zachte dag, die geduldig
    zich welft over hun hoofden. Hun stemmen sterven in het wijde.

    Wij horen hun stemmen niet. Zij zijn in de verte
    geblink van vlinders, onze woning bereiken zij niet,
    want onze woning is door zoveel geboomte omgeven,
    als een paleis uit een sproke. Hoven waar vruchten rijpen

    zijn er bezijden, en ster-fonkelende bloemen,
    open in daglicht. Wij gaan betoverd langs haar,
    en vinden een waterweg, doch als wij varen,
    omsluit het geboomte ons al dichter, schemer omhult ons

    op volle dag. Witte stille vlinders zweven met ons, en dringen
    mee in de groene verborgenheid, en als wij niet verder gaan,
    dalen zij in langzame rondedans naar de rand van ons vaartuig,
    plooien hun vleugels tot rust daar, hun witte betovering
    beeft niet meer.










    03-05-2013, 07:58 Geschreven door André  


    02-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen II. Nine Van der Schaaf

    3.
    Ik kom arm tot u en gij moet mij veel meedelen,
    mijn handen zijn ledig, ik zal fluisterend tot u komen,
    want het gejubel van mijn liefde verstomt in uw nabijheid.

    Ik zal ver van u gaan in de reine verre klaarheid,
    en toch tot u weerkeren. Ik wil uw rijkdom,
    ik wil zalig zijn in uw zachte gedachten.

    Geen droefheid zal mijn overweldigen, zolang mijn armoe
    neigt naar uw rijkdom.


    4.
    Zang van de helle dag is geëindigd,
    zonnerood van de avond betovert de ziel,
    en de liefdegloed bleekt niet als de zonnegloed bleekt.

    Blanke handen wuivend in de helle dag,
    roerloos ineen nu, twee geliefden die van elkander niet scheiden,
    maar het nachtelijk eenzaam licht
    van een ster, die klein is en eenzaam fonkelt,
    komt na het avondrood van mijn droom.

    Ik ben alleen in de nacht met de levende
    geheimvolle ster.


    5.
    Ik waak en houd in de stilte wacht,
    niemand roept mij en geen die mij aflost,
    om mij is donkerheid van een zoele zomernacht,
    om mij is lover van grote stille bomen.

    Ik zie van bloemen veel geblink aan mijn voeten,
    mijn voetstap alleen breekt stilte van de zomernacht,
    de nimfen zweven geruisloos nader, vinden mij,
    en verlaten mij. Eens meende ik:
    één die mij lief was zou hier binnenkomen.

    De bloemen zijn mij lief die mij misleidden,
    Eénmaal zal ik in de nacht een licht aansteken,
    daarmee in mijn hand langs de bomen gaan,
    want zo is het teken.

    Dan zal één komen die stil mij aflost,
    zal het licht nemen en in mijn ogen zien,
    en het licht uitdoven. Zo stil gebeurt
    sterven van mensen.







    02-05-2013, 08:02 Geschreven door André  


    01-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liederen I. Nine Van der Schaaf

    1.
    In harten lees ik en in het verborgene dringt licht,
    maar dat ene hart is mij  duister,
    en het meest op aarde dierbaar is mij de rust van zijn koel hart.

    Hij heeft zich een huis op een rots gebouwd,
    daarin woont hij eenzaam en schuwt het licht,
    en ik mag daar niet binnengaan.

    Maar de zeeën rondom zijn diepe wonderen,
    zij staan op uit hun doodse rust tot bruisend leven,
    en keren langzaam tot hun rust weer, hun
    woest lied ruist in zachte melodieën traag over de aarde,
    eindeloos. Oren die horen worden die eentonige zang niet moede.

    Mij zijn de geheimen van zijn koel hart dierbaar,
    gans mijn leven weef ik aan één lief gewaad,
    en zoek de bekoring van de eindeloze droom,
    stervens zal ik ontwaken.


    2.
    In het land waar woorden geen klank hebben,
    waar de bloemen vergaan,
    gaat de fee van het leven rond,
    en wekt het levende.

    Gij ziet haar éénmaal, dan wijkt zij van u
    in de eeuwigheid, en de duur der tijden vangt aan,
    en draagt de machtige stroom van nieuw leven voort.

    Ik draag in mijn klein hart grote liefde,
    ik moet over eindeloze zeeën varen,
    en mijn liefde bewaren.

    De golven zeggen mij in somber gedreun,
    wij kennen uw liefste niet en kennen u niet,
    wie zijt gij?

    Ik geef geen antwoord, maar zij dringen aan en eindelijk
    fluisterend zeg ik: mijn liefste is die ik niet noemen kan,
    want geen vrolijk bloemenspel omwond mijn hoofd.

    Ik ben de bruid niet die de rozen der liefde kroonden,
    om die rozen treur ik, maar mijn treurnis draag ik
    zonder geklaag, ik drijf op uw stroom, vreugdeloos

    en smarteloos, mijn liefde bewaar ik, en in mijn hart
    bloeit de droom. Ik drijf maar blijf de wonderen der aarde
    nabij. Mijn ziel draagt geurende rozen mee,
    over de donkere vloed van het leven 







    01-05-2013, 08:48 Geschreven door André  


    Videoweerbericht
    De plaatselijke tijd in Brussel:
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog als favoriet !

    Startpagina !

    Mijn favorieten
  • Venster op de wereld
  • Restaurantgids
  • boeken
  • Wikipedia
  • Nieuwe encyclopedie
  • Vertalingen
  • Synoniemen
  • Onze Taal
  • Wetenschappen

  • Zoeken met Google



    Archief per maand
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs