Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's.
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
31-08-2011
Hoor, het is de wind. Guido Gezelle
Hoor, het is de wind, de wind, de wind, en zoekende zucht hij, om rust te vinden, overal rond, en hij vindt er geen, nooit, of hij de daken van de huizen verstrooit, of hij de vliegende bladeren doet ruisen, of hij de bomen daarboven doet buisen,(1) of hij de torens hun toppen afwaait, of hij de malende molens draait, of hij de zee in de wolken doet botsen, of hij haar slaat op de zuchtende rotsen, of hij de schepen daarbinnen begraaft, of hij door het schuimbekkend zeewater draaft, nimmer vindt hij rust, de wind, de wind, en nimmer zal hij nog rust vinden, maar één keer rustte hij, toen Jezus sprak: Ik wil. En hij rustte.
1859 Gedichten, Gezangen, Gebeden (1)buisen: met veel lawaai te keer gaan
31-08-2011, 12:59
Geschreven door André
30-08-2011
De mijnwerkers. Arnold Sauwen
Zwart stofrand om de ogen, met hun wezen stoer en stug, komen zij van het werk gereden, grauwe schoftzak op de rug.
Hunkerend naar lucht en zon, in der mijnen donkere schacht, stegen ze op naar het blijde daglicht, als uit een sombere kerkernacht.
Als kabouters onder het welfsel, van hun duistere rotsspelonk, stonden zij daar, schatten delvend, zwarte kolen, bonk bij bonk.
Zij weten het, helse nachten, huizen in der aarde schoot, het grauwvuur sluimert in de lagen, in de gangen loert de dood.
Thans heeft het uur der rust geslagen, langs de landweg, in de kroeg, jankt het orgel, vrolijk lokkend, en het werk gaf dorst genoeg.
Het bier schuimt, de glazen klinken, blijdschap uit zich in gezang, moeheid, angsten zijn vergeten, bij de frisse, koele drank.
Stoere wroeters om den brode, duur hebt ge uw vreugde gekocht, gij, die in de nacht der mijnen, voor de mensen welzijn wrocht.
30-08-2011, 10:41
Geschreven door André
29-08-2011
De herberg.Arnold Sauwen
Herbergzaam huis, dat wel een eeuw daar ligt, de landweg langs die leidt naar verre steden, hoe velen hebt ge, als tot een gastvrij sticht, uw uitgesleten dorpel op zien treden?
Wie moede zijn stap de avond tegenricht, en loomheid zwaar voelt wegen in zijn schreden, groet blijderhart van wijdt uw lampelicht, waar zoete nachtrust wacht zijn matte leden.
Wel hem, die eens langs zijn levensbaan, het huis van zijn verlangen in mag gaan, waar tedere zorgen zijn komst verbeiden.(1)
Waar op de drempel Liefde wacht, en de waardin, het welkom spreekt bij dis en haard en zacht, haar blanke handen het warme bed spreiden.
(1)verbeiden: afwachten 1857-1938. geboren te stokkem.
29-08-2011, 11:43
Geschreven door André
28-08-2011
Kleingedichten 2.Guido Gezelle
4.Jezus wijs en wondermachtig, wees mij, arme man, indachtig, leer mij spreken Uw naam, maak mij, ofschoon onwaardig, voor Uw lof mijn tong vaardig, en voor Uw eer mijn lied bekwaam.
5.Was ik een bij en de bijenkorf mijn woning, dan zou ik mijn leven lang zingen en werken blij, maar ik ben een dichter en Gij de koning, van heel de schepping en van mij.
6.Maria zoet, aan het hoofd van de maagdenstoet, de sterkste vrouw van al, en het eerbaar vrouwental.
1859 Deze kleingedichten zijn echte gebeden, maar ook een brokje poëzie.
28-08-2011, 14:27
Geschreven door André
Het spookhuis.Vertelling
In mijn stad hebben we een echt spookhuis. Het is leeg. Niemand wilt erin wonen.Want regelmatig wordt het spook nog gezien. Het is een droeve geschiedenis. Eeuwen geleden was het een koopmanshuis. Op een dag was de koopmansdochter alleen thuis. De koningszoon was het huis binnengedrongen en had het meisje vermoord. Sindsdien doolt het meisje als spook rond op zoek naar haar moordenaar. De moordenaar werd nooit gevonden en is nu reeds lang dood. Daarom zal het meisje moeten blijven spoken tot het einde der tijden. Ik vond dat een interessant verhaal en zo een jong spookje zou ik wel eens willen ontmoeten. Ik kocht het huis en richtte het in. Ik had een bordje geplaatst met "welkom spook" en ik had de tafel reeds klaargezet. Een zachte zetel en wat drankjes, een haardvuur en mooie spookmuziek. Het spook mocht gerust afkomen. Maar ineens was het spook daar. Ik schrok geweldig. Gelukkig had ik mij super geheim anti spookwapen bij. En dat is...een waterslang. Ik opende de kraan en spoot het spook kletsnat. Toen hoorde ik een lief stemmetje:"wat doe je nu?" en het natte hoofdje van mijn buurmeisje kwam van onder het laken te voorschijn. Was dat nu de oplossing van een eeuwenoud spookverhaal? Mijn buurmeisje met een wit laken rond haar lichaam? Dan begon mijn buurmeisje nog te wenen. En iets waar ik niet tegen kan is een lief meisje dat weent. Ik voelde met slecht en schuldig. Ik gaf haar mijn mooiste handdoeken om haar tranen te stelpen en ook om haar nat spookkleedje wat te drogen. En zij vertelde mij het verhaal. De moordenaar van het koopmansmeisje had wroeging gekregen en was gaan biechten bij de abt van het klooster buiten de stadspoorten. En de abt had hem een penitentie gegeven. Hij moest het spook om vergiffenis gaan vragen. Hij is vergiffenis gaan vragen en het spook heeft hem streng gestraft. Zo was het spook bevrijd en kon naar de hemel gaan. Maar nu hadden wij geen spookhuis meer. De buurvrouw die toen leefde verzon een plan. Je moet weten, onze twee huizen zijn met mekaar verbonden door een onderaardse gang.Vroeger gebeurde dat veel. Zo kan je bij mekaar komen zonder buiten te gaan. Gemakkelijk he. Die buurvrouw had een spookkleed gemaakt en ging regelmatig spoken. Zo bleef het spook bestaan. Zij gaf het door aan haar dochter en zo ging dat van moeder op dochter voort. Ik leerde het van mijn moeder en ik zou...en weer een huilbui. Ik was radeloos en zocht iets om het meisje te helpen. En ik vond het. Weet je, zei ik tegen het meisje, je gaat je zondagse spookkleed aantrekken, je komt spoken en ik maak enkele prachtige foto's. Zo hebben we een bewijs dat het spook bestaat. Mijn buurmeisje huilde niet meer en ze glimlachtte. Ze vond het een goed idee. Even later verscheen mijn zondagse spook en ik maakte verschillende zeer goede foto's. Ik ging de foto's ontwikkelen en bekeek het resultaat. Toen kreeg ik de schok van mijn leven. Mijn haren zijn grijs geworden. Ik ben veel ernstiger geworden en ik hou me nu bezig met de vraagstukken van het leven. Op de foto's zag je ons zondagse spookje. Maar daar in de hoek... zag ik het echte spook dat even naar haar collega was komen kijken. Vele jaren geleden heeft een oude man mij het verhaal verteld.Ik heb alles netjes opgeschreven.
28-08-2011, 10:56
Geschreven door André
27-08-2011
Een doosje. Free Souffriau. Lied
Ik wou dat ik een doosje had Waarin ik af en toe eens wat Momenten kon verzamelen voor later.
En in dat mooi en magisch ding De schatkist der herinnering Bewaarde ik de uren dat we praatten.
Ik sluit mijn ogen, zie dat beeld De dromen die ik heb gedeeld De warme haard werd geen seconde kouder.
Ik herinner me nog elke geur Een bord met "Welkom" op de deur De warme glimlach van mijn lieve ouders.
Ik wou dat het weer bedtijd was De boeken die je me toen las De stemmetjes bij al die mooie plaatjes.
Die vader uitvond keer op keer En moeder hield het plots niet meer We lachten samen, veegden onze traantjes.
Want ik herken mijn eigen lach Nu ik mijn kinderen elke dag De liefde die ik van jullie kreeg, kan geven.
En ik herken mij eigen lach Nu ik mijn kinderen elke dag De liefde die ik van jullie kreeg, kan geven.
27-08-2011, 09:24
Geschreven door André
26-08-2011
Zij.Free Souffriau.Lied
De wekker gaat ik kruip uit bed Gisteren veel te laat gewerkt Eerst een diner nadien een concert Dan hoor ik haar stem en ze zegt "mama" En ik herleef
Zij is het allermooiste dat me in Mijn leven overkomen is Zij is mijn reden voor bestaan Zij geeft aan elke dag betekenis Een vlinder fladdert voor het eerst Niets is er altijd al geweest Een bloem gaat open voor de eerste keer En haar verbazing raakt mij telkens weer Mijn kind, alles begint
Zij is het mooiste op aarde, Niemand is ooit zo mooi geweest Zij is het mooiste op aarde Ik zie de wereld voor het eerst Zij laat me plots het leven zien Zoals ik het nooit zag voordien Voor haar is elke nieuwe dag een feest Zij is het mooiste op aarde Niemand is ooit zo mooi geweest
Zij is mijn nu, zij is mijn straks Zij is mijn wat-er-ooit-nog-komen-mag De wereld ademt met haar mee Zij is de ochtend van een nieuwe dag Alles is mooi, alles is jong Alsof het gisteren pas begon Zij kijkt me met die grote ogen aan Alleen mijn hart dat even stil blijft staan Mijn kind, alles begint, alles begint
Zij is het allerliefste op aarde Niemand is ooit zo lief geweest Zij is het allerliefste op aarde Ik zie de wereld voor het eerst Zij laat me nu het leven zien Zoals ik het nooit zag voordien Voor haar is elke nieuwe dag een feest Zij is het allerliefste op aarde Niemand is ooit zo lief geweest
Zij laat mij nu mijn leven zien Zoals ik het nooit zag voordien Van haar hou ik het allermeest Zij is mij grootste schat op aarde Niemand is ooit zo mooi geweest Niemand is ooit zo lief geweest
Uit vale velden rijst omhoog mijn grijze stad, Eerwaarde stad van kerken en prelaten, Vervallen stad van lang verlaten straten, Met een bruinverweerde huizenschat.
Kazerne en klooster, priester en soldaten, De vesten langs, die houden het stadje omvat, Stroomloze vaart en landschap boomloos plat, Met zwart omhuifde vrouwen, dof gelaten.
Stugge stad waar ik zo lang leefde en leed, Hoe kunt gij nog zo zoet mijn weemoed lokken, Als ik uw reuzenpoort weer binnentreed.
Wanhoopsstad, ik zal om je verleden niet wrokken, Zij het voor de harten die ik daar kloppen weet, Dode stad, vol met klank van sombere doodsklokken.
1895
25-08-2011, 11:18
Geschreven door André
24-08-2011
Tot de maan.Guido Gezelle
Hoe schoon vaart gij daar, helderblauwe maan zo klaar, hoog boven veld en wee, zwemmend in een wolkenzee.
Ik denk dat gij weet en ziet, al wat hier beneden geschiedt, en wilde ik of wenste ik kwaad, ik werd al benauwd van uw gelaat.
Leidt al wie goedwillig is, door deze wereldwildernis, en verlicht hem langs de baan, waar ik u schoon beeld zie staan.
Schoon, wel zeker duizendmaal, is al dat nachtelijke gestraal, van de sterren en van de maan, die hier diep in het donker staan.
1873 Gedichten, Gezangen, Gebeden
24-08-2011, 10:39
Geschreven door André
23-08-2011
Wals van kwart voor middernacht. Paul Van Ostayen
Alsof zij iets zingen ging trilt de luit en de lieve luit achterna hinkepinkt de piano hinkepoot linkepoot ik denk niet dat de luit iets zeggen zal kwart voor middernacht al trilt, zij trilt toch?, de luit nu weer Eer de luit daarover heeft nagedacht of zij zingen zal kwart voor middernacht is het reeds lang kwart na middernacht Waarom trilt de luit dan zo klokje kwart voor middernacht Wist maar iemand dat dat trillen van de luit Lieveke dieveke doderideine do en deinen de luit heeft zich bedacht en zwijgt
Heb ik dat van dat trillen wel verwacht
23-08-2011, 12:25
Geschreven door André
22-08-2011
Iris.Jacques perk
Ik ben geboren uit zonnegloren, en een zucht van de ziedende zee, die omhoog is gestegen, op wieken van regen, gezwollen van wanhoop en wee. Mijn gewaad is doorweven met parels, die beven, als dauw aan de roos, die ontlook, wanneer de dagbruid zich baadt en voor het schuchter gelaat, een waaier van vlammen ontplook.(2)
Met tranen in het oog, uit de diepten omhoog, buig ik ten kus naar beneden, mijn lichtende haren befloersen de baren,(3) en mijn tranen lachen tevreden. Want diep in de zee, splijt de bedding in twee, als mijn kus de golven doet gloren,(4) en de aarde is gekloofd en het lokkig hoofd, van Zefir komt lachend naar voren.(5)
Hij lacht, en zijn zucht jaagt mij, arme, in de lucht, en een boog van tintelende kleuren, is mijn spoor als ik wijk naar het dromerige rijk, waar ik eenzaam om Zefir kan treuren. Hij mint me als ik hem, maar zijn lach, zijn stem, zijn kus is een zucht, wij zwerven omhoog, omlaag, wij willen gestaag,(6) maar wij kunnen noch kussen, noch sterven.
De sterveling ziet mijn aanschijn niet, als ik uitschrei hoog boven de wolken, en de regenvlagen met ritselend klagen, mijn onsterfelijke weedom vertolken. Dan drenkt mijn smart het dorstende hart, van de bloem, die smacht naar mijn leed,(7) en met dankbare blik naar mij opziet, als ik van weedom het wenen vergeet.
En dan verschijn ik door het nevelgordijn, dat mijn Zefir verscheurt, als hij vliegt, somber gekromd, tot de zonneschijn komt, en op het rag mijner wieken zich wiegt.(8) Dan zegt op aarde, wie mij ontwaarde, de gouden Iris lacht, en stil oversprei ik de vale vallei, met een gloed van zonnig smaragd.
Mijn handen rusten op de uiterste kusten, der aarde, als in roerloos peinzen, één bonte gedachte, ik mijn liefde verwachtte, die mij achter de zon zal doen deinzen. Ik zie 's nachts door mijn armen de sterren zwermen, en het donzige wolkengewemel, en de maan die mij haat, en zich koestert en baadt, in de zilveren lach van de hemel.
Mijn pauwenpronk is de dos, die mij schonk, de zon, om de sterveling te sparen, wanneer mijn lichtloze blik zou bleken van schrik, en mijn droeve gestalte vervaren. Nu omspan ik de trans met mijn armen van glans, tot mij lokt Zefirs wapperend gewaad, de lokkende zon mij verlaat.
Ik ben geboren uit zonnegloren, en een vochtige zucht van de zee, die omhoog is gestegen op wieken van regen, gezwollen van de wereldse wee. Mij is gemeenzaam, wie even eenzaam, het leven verlangende slijt, en die in tranen zijn vreugde zag tanen, doch liefelijk lacht als hij lijdt.
1859-1881
(1) Iris: regenboog(als godin) (2) ontplook: ontplooide (3) floers: bedekken als een sluier (4) gloren: stralen (5) Zefir: zachte, aangename, zuidwestelijke zeewind (6) gestaag: onafgebroken (7) de regen (8) rag: weefsel Het gedicht beschrijft de onmogelijke liefde tussen de regenboog en de zeewind.
22-08-2011, 21:52
Geschreven door André
21-08-2011
Kleingedichten 1.Guido Gezelle
1. Met het kruis in de top, zo varen wij, door het wereldtij, de hoge Hemel op.
2. Hoger als mijn ogen dragen, verder als de winden jagen, dieper als de diepste zee, over alles heerst God alleen.
3. Blank papier, wat schrijft men op uw glad geglimde banen al niet, dat gij, schuldloos ding moet harden, wilt ge of wilt ge niet?
Schande, die ooit de pen durfde roeren, en op uw blank papier, de stroom uitgieten van zijn hart, al kende hij u niet.
(kleingedichten zijn korte gebeden en korte bezinningsmomenten.Deze kleingedichten zijn geschreven rond 1858.)
21-08-2011, 16:17
Geschreven door André
De schatkist.Vertelling
Mijn stad is beroemd om zijn oninneembare vesting. Zijn de stadspoorten gesloten, dan geraakt niemand nog binnen. Eenmaal heeft een leger uit een ver land het geprobeerd. Nu nog versieren de buitgemaakte gulden sporen onze kerken. En het belfort op het marktplein is ook oninneembaar. Als een stoere waker bewaakt hij de stad. Het is dan ook de beste plaats om onze schatkist te bewaren. Je moet binnengaan langs een onzichtbare poort beschermd met drie sloten. Langs een wenteltap ga je tot de tweede verdieping en je gaat binnen langs een onzichtbare deur beschermd met zes sloten. In de schatkamer staat een onzichtbare kast beschermd met twaalf sloten. Daarin bevindt zich de schatkist. Volledig veilig. De roem van onze stad strekt zich uit tot ver buiten de stadsgrenzen. In een nabijgelegen stad zocht men naar een veilige plek om hun schatkist te bewaren. En er was niets dan in aanmerking kwam. Daarom besliste het stadsbestuur om hun schatkist veilig te laten bewaren in onze stad. De schatkist werd geplaatst in de schatkamer op de eerste verdieping. Zo kon er geen verwarring onstaan met onze schatkist op de tweede verdieping. En de schatkist zat ook in een onzichtbare kast beschermd met twaalf sloten, in een zaal die je betreedt langs een onzichtbare deur beschermd met zes sloten. Maar na enkele jaren kwam de nabijgelegen stad in de greep van het Kwaad. De nabijgelegen stad sloot een verbond met het Hoogste Kwaad. En daartegen kan je niets doen. Daardoor geraakten de ridders van de nabijgelegen stad door onze stadspoorten. De koningin en de kroonprinses vluchtten in de kerk gelegen bij de stadspoorten en baden om bescherming. Maar de ridders van het Hoogste Kwaad reden met hun paarden naar het belfort. Langs de onzichtbare poort beschermd met drie sloten geraakten ze binnen. Even later kwamen zij buiten met de schatkist en reden de stad uit. Wat een ramp voor onze stad. Maar Onze Lieve Vrouw van de kerk gelegen aan de stadspoorten had het gebed van de koningin en de kroonprinses verhoord. Even later geraakte het bekend. De ridders van het Kwaad waren tot de eerste verdieping gegaan. En daar hadden ze een schatkist gezien. En die schatkist hadden ze meegenomen. Maar de schatkist op de eerste verdieping was de schatkist van de nabijgelegen stad. Zo hadden de ridders van het Kwaad hun eigen schatkist gestolen. De schatkist van onze stad stond nog veilig en wel op de tweede verdieping. In processie ging iedereen naar de kerk gelegen aan de stadspoorten om God te danken. Het stadsbestuur, de koningin en de kroonprinses offerden een grote kaars ter ere van Onze Lieve Vrouw. En nu nog gaan de inwoners van onze stad jaarlijks in processie naar de kerk gelegen aan de stadspoorten om drie grote kaarsen te offeren.
Door mijn woning, speelt een zonnig licht. Ik voel me een kleine koning, in mijn gouden plicht. Vrouw en kind te schragen, op mijn sterke jeugd. En ze hoog te dragen, in mijn vreugd. En ze hoog te dragen, in mijn vreugd.
Daar op het schouwtje, prijkt mijn enig kruis. Wees mijn engel,vrouwtje, wees mijn hemelhuis. Wees mijn stoutste roemen, wees mijn zoetste troost. Frisse levensbloemen, krachtige kroost. Frisse levensbloemen, krachtige kroost.
O mijn kinderen, graag gebroken brood. Zal het geluk verminderen, als de last vergroot? Gaat men armoe lijden, om een mondje meer? Waar twee mensen strijden, helpt de Heer. Waar twee mensen strijden, helpt de heer,
20-08-2011, 12:01
Geschreven door André
19-08-2011
Egidius.Oud lied.
Egidius, waer bestu bleven? Mi lanct na di, gheselle myn, Du coors die doot, du liets me tleven, Die gheselscap was goet ende fyn.
Het sceen si moeste ghestorven syn, Nu bestu in den troon verheven, Claerrer dan die sonnescijn, Alle vrucht es die gegheven.
Nun bidt for myn, ic moet nog leven, En inde weirelt lyden pyn, Bewaer myn stede hier bineden, Ic moet nog singhen een liedekyn.
In de oude straat, waar vreemd de voetstap klinkt, En welig gras voortwoekerend ongestoord, In een groene lijst de grauwe keien vat, Staat, droef vervallen, het lang verlaten huis.
De ruiten blinken blauw, in het licht der maan, En staren, stil en strak, met glazen blik, De blik van ogen, die geen licht meer zien, De blik van iemand, die zich heeft blindgeweend.
Droef zingt de klok van de middeleeuwse kerk, Hoog boven het stadje, een oude melodie, En wanneer alles zwijgt alom, Weeklaagt een vedel, smeltend zacht, In de sombere nacht.
1886 (1859-1941)
18-08-2011, 00:00
Geschreven door André
17-08-2011
O ruisen van het ranke riet.Guido Gezelle
O ruisen van het ranke riet, wist ik toch uw droevig lied, wanneer de wind voorbij u voert, en buigend uw halmen roert. Gij buigt ootmoedig nijgend neer, staat op en buigt ootmoedig, weer, en zingt al buigend het droevig lied, dat ik bemin, o ranke riet.
O ruisen van het ranke riet, hoe dikwijls zat ik niet, nabij de stille waterboord, alleen en van geen mens gestoord. Ik lonkte het rimpelend water na, en sloeg uw zwakke stengels ga, en luisterde naar het lieve lied, dat jij mij zong, o ruisend riet.
O ruisen van het ranke riet, hoe menig mens aanschouwt u niet, en hoort uw zingende harmonij, doch luistert niet en gaat voorbij. Voorbij alwaar het hart hem jaagt, voorbij alwaar het klinkend goud hem plaagt, maar uw geluid verstaat hij niet, o mijn beminde ruisend riet.
Nochtans, o ruisend ranke riet, uw stem is zo verachtelijk niet, God schiep de stroom, God schiep uw stam, God zei: "Waait", en de wind hij kwam, en de wind woei, en wabberde om (1) uw stam die op en neder klom, God luisterde, en uw droevig lied, behaagde God, o ruisend riet.
O neen, mijn ranke ruisend riet, mijn ziel misacht uw eigen taal niet, mijn ziel die van dezelfde God, het gevoel ontving, op zijn gebod. Het gevoel dat uw geruis verstaat, wanneer gij op en neder gaat, o neen, o neen, mijn ranke riet, mijn ziel misacht uw eigen taal niet.
O ruisen van het ranke riet, weergalmt in mijn droevig lied, en klagend kom ik u te voet, gij die ons beiden leven doet. Gij die zelf de taal bemint, van het ruisende, ranke riet, verwerp dan ook mijn eigen taal niet, ik, arme, kranke, klagende, riet.
1857 dichtoefeningen. Guido Gezelle is te Brugge geboren op 1 mei 1830 (gestorven 1899) (1) wabberen:lichtjes waaien
17-08-2011, 21:25
Geschreven door André
16-08-2011
Singer.Paul Van Ostaijen
Singer Singer naaimasjien Hoort Hoort Floris Jespers heeft een Singernaaimasjien gekocht Wat Wat jawel Jespers Singer naaimasjien hoe zo jawel ik zeg het u Floris Jespers heeft een Singernaaimasjien gekocht Waarom waardoor wat wil hij Jawel hij zal hoe zo circulez want
SINGERS NAAIMASJIEN IS DE BESTE
de beste waarom hoe kan dat wie weet alles is schijn Singer en Sint-Augustinus Genoveva van Brabant bezit ook een Singer die Jungfrau van Orleans Een Singer? jawel jawel jawel jawel ik zeg het u een Singer versta je geen Nederlands mijnheer Circulez Bitte auf Garderobe selbst zu achten ik wil een naaimasjien iedereen heeft recht op een naaimasjien ik wil een Singer iedereen een Singer Singer zanger meesterzanger Hans Sachs heeft Hans Sachs geen Singermasjien waarom heeft Hans Sachs geen Singer Hans Sachs heeft recht op een Singer Hans sachs moet een Singer hebben jawel dat is zijn recht Recht door zee Leve Hans Sachs Hans Sachs heeft gelijk hij heeft recht op
SINGERS NAAIMASJIEN IS DEBESTE
alle mensen zijn gelijk voor Singer Circulez een Singer Panem et Singerem
Panem et Singerem Panem et Singerem Panem et Singerem et Singerem et Singerem
Ik wil een Singer wij willen een Singer wij eisen een Singer wat wij willen is ons recht ein Fester Burg is unser Gott
Panem et Singerem Panem et Singerem Panem et Singerem et Singerem et Singerem
Waarom hoe zo wat wil hij wat zal hij Salvation Army Bananas atque Panama de man heeft groot gelijk hij heeft gelijk gelijk heeft hij jawel jawel jawel waarom wie zegt dat waar is het bewijs jawel hij heeft gelijk
Panem et Singerem Panem et Singerem Panem et Singerem Singerem Singerem
SINGERS NAAIMASJIEN IS DE BESTE
1896-1928 (Paul Van Ostaijen spot met de reklame die gemaakt werd voor Singer door zelf een reklamespot te maken. Heb je nu geen zin in een Singer?)
Zoals ik eenmaal beminde, zo minde er op aarde nooit één. Maar ik vond, tot wie ik mij wendde, slechts harten van ijs en steen.
Toen stierf mijn geloof in vriendschap, mijn hoop en mijn liefde verdween. En zoals mijn hart doen haatte, zo haatte er op aarde nooit één.
En sombere, bittere liederen, zijn aan mijn lippen ontgleden. Zo somber en bitter als ik zong, zo zong er op aarde nooit één.
Verveeld heeft mij eindelijk dat haten, dat eeuwige gezang en geween. Ik zweeg, en zoals ik nu zwijg, zo zweeg er op aarde nooit één.
1835-1894
15-08-2011, 10:52
Geschreven door André
14-08-2011
Oude prenten van Brugge 5
1.Augustijnenbrug 2. Jeruzalemkerk
14-08-2011, 14:53
Geschreven door André
Het verdwenen koningskind. Vertelling
In mijn stad hebben wij sterke koningen gehad. Maar we hebben ook zwakke koningen gehad. Ik herinner mij zo een zwakke koning. Hij had alles om een groot vorst te worden. Hij was sterk, moedig, knap en edel. Hij trouwde met een prinses uit een stad waar de kinderen gouden lokken dragen en de meisjes ook nog een gouden hart bezitten. Het werd een prachtig huwelijksfeest. Heel de stad vierde mee en dankte God. De abt uit het klooster buiten de stadspoorten zegende het huwelijk in en voorspelde een gouden toekomst. Maar helaas het liep anders uit. Na een jaar werd de kroonprins geboren met edele tekenen. De eerste minister die zelf hoopte om koning te worden stal het kind en legde het buiten de stadspoorten op een plek vol met wilde dieren. Door een goddelijke ingeving kwam de abt van het klooster buiten de stadspoorten even later voorbij. Hij zag de edele tekenen van het kind en nam het kind mee naar zijn klooster. En hij vroeg aan zijn zuster om het kind op te voeden als een prins. Na een jaar werd een prinses geboren met edele tekenen. Zij zou haar vader opvolgen. De koningin week geen millimeter van het kind en zo kon de eerste minister de prinses niet stelen. Toen de prinses zeventien jaar was dacht de eerste minister zijn slag te slaan. Hij beschuldigde de koningin en de prinses van verschrikkelijke dingen. En de koning, volledig onder invloed van de eerste minister, geloofde hem. Hij eiste een godsoordeel. Een tweegevecht met het zwaard tussen de eerste minister en een ridder die de koningin en de prinses diende. Maar niemand durfde het opnemen tegen de eerste minister. De prinses wou dan zelf vechten, God was toch met haar. Maar ze had geen zwaard en niemand durfde haar een zwaard te geven. De eerste minister voelde zich reeds gewonnen. Maar plots kwam er een ridder aangereden. Hij zat op een sneeuwwit paard. Hij had de gouden lokken van de koningin en hij had de edele blik van de koning. Hij stapte van zijn paard. In de ene hand een zwaard, in de andere hand het wapenschild van de kroonprins. De koning schrok. "Hoe durft die man". De ridder stapte naar de koningin, knielde, boog het hoofd en zei: "moeder, geef mij je zegen, ik kom voor je vechten". De koningin omhelste haar zoon en zegende hem.Toen ging de ridder naar de prinses en knielde ook voor haar en zei:"lieve zus, geef me je groet, ik zal voor je vechten". De prinses groette haar broer. Toen riep de ridder naar de koning:"Vader, jij krijgt mijn groet niet want je hebt mijn moeder en zuster verdriet aangedaan". De koning werd bleek. De ridder sprong op zijn paard, reed naar de eerste minister en met één slag van zijn zwaard wierp hij de eerste minister uit het zadel. Hij sprong van zijn paard en onthoofdde de eerste minister die nog op grond lag. God had duidelijk de kant van de koningin gekozen. De koning begreep nu hoe dom hij was geweest en trok zich terug. De kroonprins werd koning, maar niet alleen. Hij wilde dat zijn moeder en zijn zus zouden mee regeren. Zij hebben met wijsheid geregeerd en mijn stad kreeg terug haar faam van weleer. Vele jaren geleden vertelde een oude man mij het verhaal. Ik heb alles netjes opgeschreven.
14-08-2011, 11:37
Geschreven door André
13-08-2011
Van twee coningskinderen.Oud lied
Er waren twee coningskinderen, si hadden milkander so lief, si conden bijeen niet comen, het waeter was veel te diep.
Wat stak si op, drie keersen, drie keersen van twaelf int pont, om daer mee te behouden, conings soone van jaeren so jonck.
Maer daer quam eene queene, een oud en vilainig vel, en si blies uut die keersen, Daer verdronck dien jongen helt.
Ach, moeder, seyde si, ach, moeder, myn hoofdje doet mynder so wee, maeg ic een cort half uurtje, spanceeren al langhs de see?
Ach,dochter, seyde si, ach dochter, alleene een meugt gy ni gaen, weckt u jongste suster, en laet sy met uu gaen.
Myn alder jongste suster, sy is nog eenen cleenen kint, sy plukt maer alde roosjes, die sy in haeren wegen vint.
Sy plukt alleene de roosjes, en die blaeren laet sy staen, dan seggen maer die lieden, dat hebben conings kinderen weer gedaen.
Die moeder ginck naer de kercke, die dochter ginck haeren ganck, sy ginck maer also verre, daer sy haer vaders visscher vaant.
Ach, visscher, seyde si, ach, visscher, myn vaders visserkyn, wildet gy een weynigh visschen, sal u wel geloonet syn.
Hy smeet syn net int waeter, de lootjes ginghen ten gront, hoe haest was daer gevisset, conings soone van jaeren so jonck.
Wat trock sy van haeren handen? Een vingerlinck, root van gout. Hout daer, myn vaders visscher, das isser ihne loone vir jou.
Sy naem him in den armen, sy custe him voor den mont, ach, mondelinck, cost ghy spreken, ach, hertje, waerde ghy tog gesont.
Sy naem him in haeren armen, sy spranck meede in see, adieu myn vader en myn moeder, van sy leven siet ghy my niet weer.
Adieu myn vader en myn moeder, myn vriendekens allen geleyck, adieu myn suster en broeder, ick vaere naer themelryck.
13-08-2011, 14:52
Geschreven door André
12-08-2011
Annabellee.Oud lied, Liane Bruylants
Het was voor wel honderd maal honderd jaar in een koninkrijk bij de zee. Daar woonde een meisje, ook gij kent haar, want haar naam was Annabellee. Zij zwoer slechts bij mij, en ik zwoer bij haar, en geen liefde ooit was groter, weleer, ik was een kind, en ook zij was een kind, in dat koninkrijk bij de zee.
En de wereld was heen, en er bleef nog alleen, ik en mijn Annabellee. En wij minden zo zeer, dat de hemelse heer, afgunstig keek op ons neer. En dat was de reden, dat, ach, lang geleden, in dat koninkrijk bij de zee, een spel werd bedreven, dat nam het leven, van de lieflijke Annabellee.
Toen zwoeren te samen, de edelen van name, en mijn liefste, ze namen haar mee. En borgen haar op in één van de graven, in dat koninkrijk bij de zee. Nooit was het geluk der goden in Lethe (1) zo groot, en zij haatten ons zeer. En dat was de reden, dat, ach, lang geleden, in dat koninkrijk bij de zee, een spel werd bedreven, dat nam het leven, van de lieflijke Annabellee.
Maar ons beider beminnen, met hart en met zinnen, kan geen dezer verderven, die heerst over leven en sterven. Noch zij, de stralenden, hoog boven de wolken. Noch zij die de donkerste diepten bevolken. Nooit zullen zij scheiden de harten dier twee, Van mij en mijn Annabellee.
En geen nacht nog kan komen, of hij brengt mij dromen, van mijn lieflijke Annabellee. En geen ster nog kan dalen, of zij zal mij verhalen, van mijn lieflijke Annabellee. Zo zijn al mijn nachten, een steeds durend wachten, bij mijn lieve, mijn lieve, mijn tederlijk zachte, in haar graftombe daar bij de zee, in haar graf bij de deinende zee.
Hoog boven het kerkplein zwermen zilveren duiven. In het lindenlommer speelt en joelt de schooljeugd. Een blonde troep met blozende appelwangen. Op al die hoofdjes valt de zware schaduw van de reuzetorens, hoog in het blauw zich verheffend, de armzalige aard van de kinderen verzachtend voor de hemel.
Ginds, bij de zijpoort, strooit een vriendelijk meisje, een handvol korrels voor de lieve duifjes. In het bleek gezichtje blinken zachtblauwe ogen, en het zwarte kapje ontglijdt een gulden haarlok. Ze blikt omhoog en lokt met zoete woordjes, de witgewiekte, vlugge vogelbende.
Reeds, trippelen, hier en daar, de rozebekjes. En, schuchter blij, één vinger op de lippen, aanschouwt de kleine het lief tafereeltje en ze glimlacht.
Een enkele duif versmaadt de blonde korrels, of ... zij ziet ze niet. Zij zweeft heel ver van de aarde, hoog aan de hemel, hoger nog dan de reuzetorens.
De duif bekijkt de aarde van op afstand. Ze heeft een ander beeld. En ziet dingen die de andere duiven niet zien.
1886
11-08-2011, 21:03
Geschreven door André
10-08-2011
Aanroeping. Guido Gezelle
Bloempjes, lieve bloempjes zoet, die uw harten opendoet, bij de eerste morgengroet, schittert in mijn gezangen.
Beekje, klappend beekje klaar, dat uw blanke waterbaar, over het zand laat varen, daar, vaart ook in mijn gezangen.
Helmende nachtegaal,(1) gij die spreekt de dichtertaal, laat uw bossen en komt eenmaal, helmen in mijn gezangen.
Windje, dat op het water sliert, of al door de bossen tiert, als God de teugel viert, wappert in mijn gezangen.
Donder, die al donderend komt, die in de uitgeholde wolken bromt, die mens en dier verstomt, dondert in mijn gezangen.
Bloempje, beekje, nachtegaal, windenstem, dondertaal, blanke, bleke manestraal, looft God in mijn gezangen.
Ik zag Cecilia komen op een zomernacht twee oren om te horen twee ogen om te zien en verre vingers tien Ik zag Cecilia komen op een zomernacht aan haar rechterhand is Hansje aan haar linkerhand is Grietje Hansje heeft een rozenkransje Grietje een vergeet-mij-nietje de menseneter heeft ze niet gezien ik heb ze niet vergeten ei ei ik en gij de ezel speelt schalmei voor Hansje en voor Grietje Hansje met zijn rozenkransje Grietje met haar vergeet-mij-nietje zijn langs de sterren gegaan Venus is van koper de andere zijn goedkoper de andere zijn van blik en van saffraan is Janneke maan twee oren om te horen twee ogen om te zien Twee handen in het lege en verre vingers tien
09-08-2011, 11:57
Geschreven door André
08-08-2011
Aan Rika. Piet Paaltjens
Slechts éénmaal heb ik je gezien. Gij waart gezeten in een sneltrein, die de trein, waarmee ik reed, passeerde in volle vaart. De kennismaking kon niet korter zijn.
En toch, zij duurde lang genoeg, om mij het eindeloos levenspad met fletse lach te doen vervolgen. Ach, geen enkel blij glimlachje liet ik meer, sinds ik je zag.
Waarom heb je ook van dat blonde haar, waar de engelen aan te kennen zijn? En dan, Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar? Je wist toch dat ik daar niet tegen kan.
En waarom mij dan zo voorbijgesneld? En niet, als het weerlicht, het rijtuig opgerukt, en om mijn hals je armen vastgekneld? En op mijn mond je lippen vastgedrukt?
Je vreesde mogelijk een spoorwegramp? Maar, Rika, wat kon er zaliger voor mij zijn, dan onder hels geratel en gestamp, met jou verplet te worden door een trein?
1838-1894
08-08-2011, 12:16
Geschreven door André
07-08-2011
Oude prenten van Brugge 4
1. het oude station 2. de spinolarei
07-08-2011, 18:24
Geschreven door André
De trouwe dienaar. Vertelling
In mijn stad leven er goede mensen. Maar er wonen ook slechte mensen. Ik denk nu vooral aan de slechte koopman. Hij behandelde zijn dienaren als slaven en hij bedroog zijn klanten. Door laster, omkoperij en vernietigen van andermans goed was hij reeds de tweede koopman van de stad geworden. Nu wilde hij kost wat kost de eerste koopman worden. Hij bedacht een hels plan. Hij bezocht de eerste koopman en sprak van de strijdbijl te begraven. Hij nodigde de eerste koopman uit om in zijn atelier de vredespijp te komen roken. De trouwe dienaar van de eerste koopman waarschuwde zijn meester nog: "pas op, het is een valstrik". Maar de eerste koopman was op verzoening uit en hij ging. Twee dagen later werd het dode lichaam van de eerste koopman gevonden. Iedereen wist wie de dader was, maar uit angst werd er gezwegen. De slechte koopman was nu eerste koopman geworden. De dienaren van de dode koopman gingen werken bij andere kooplieden. Alleen de trouwe dienaar, daarmee ging het bergaf. Hij werkte niet meer en hij begon te drinken. Hij werd gezien in verdachte kroegen en liep dronken over straat. Hij begon te dobbelen en ging om met slechte vrouwen. Vreselijk. De troubadoer zong er droeve en kwade liederen over. De abt van het klooster buiten de stadspoorten trachtte de trouwe dienaar te overhalen. Tevergeefs. Zelfs naar vader abt luisterde hij niet meer. Op een dag was de trouwe dienaar in een kroeg,gelegen tegenover de zaak van de slechte koopman. De dienaren van de slechte koopman waren ook in de kroeg. Zij zagen hoe de trouwe dienaar dronken op grond lag te lallen en om een de jonge dienster zat te roepen. Een totale afgang. De dienaren van de slechte koopman hadden plezier en gingen hun meester halen. De slechte koopman kwam mee om zo de vermoorde koopman nog meer te kunnen vernederen. Hij kwam blijgezind de kroeg binnen... Maar wat was dat? Daar lag geen dronken, lallende goede dienaar op grond. Daar stond een koene, fiere krijger met het zwaard in de hand en hij siste:" Je hebt mijn meester laffelijk vermoord. Neem je zwaard. Dit is een gevecht op leven en dood". Maar de slechte koopman viel op zijn knieën en smeekte om genade. De goede dienaar was woedend. Was zijn meester door zo een worm vermoord? Wat een vernedering. En hij sloeg met zijn zwaard het hoofd van de slechte koopman af. De trouwe dienaar had iemand gedood en ging zich aangeven bij de koning. Op weg naar de koning zong de troubadoer een loflied, de dichter uitte zijn geluk met mooie verzen en jonge maagden strooiden bloemen op straat. Er werd gedanst en de trouwe dienaar kreeg een krans van rozen om de hals. Maar hij had een koopman gedood en zou moeten sterven. "Ik ben niet bang voor de dood", zei de trouwe dienaar. Toen zei de koning tot de troubadoer:"Zing mij een lied voor ik uitspraak doe". En de troubadoer zong van een parasiet die de mensen uitzoog, van een virus die de mensen doodde en van een worm die wegkruipt als hij betrapt wordt."Majesteit", vroeg de troubadoer, "wat doe je me zo een worm"? "Doodtrappen", zei de koning."Majesteit", antwoordde de troubadoer,"dat heeft de trouwe dienaar ook gedaan". De koning zei daarop:"De trouwe dienaar heeft een goede daad gedaan. Hij mag de zaak van zijn meester overnemen en zorgen dat onze stad weer een edele stad wordt". Vele jaren geleden vertelde een oude man mij het verhaal. Ik heb alles netjes opgeschreven.
07-08-2011, 15:43
Geschreven door André
Zomeravond. Een herinnering.
Ik zit voor het open raam en geniet. Het is donker. Maar niet volledig. De maan laat zich zien en schenkt ons haar licht. Engeltjes hebben duizenden sterretjes aangestoken. Zij zijn onze gids en wegwijzer in de nacht. Op mijn tafel ligt een blad papier en een pen. Ik wil alles opschrijven. Maar het blad blijft leeg. Geen engeltje dat mij een vers komt toefluisteren. Er zijn alleen muggen die naar mijn lamp vliegen. Ik begrijp het. Ik moet buiten zijn. De lichtjes aan de hemel, de zachte warmte, de geur van tuinbloemen. Daar hoort muziek bij. En er is muziek. Een buurmeisje speelt de maanlichtsonate op haar piano. En ik luister mee. Kinderen spelen verstoppertje in de tuin. Zij zijn de tijd vergeten. Krekels dansen in de nacht. En ze laten het je horen. In de verte hoor ik de stem van een meisje dat een lied zingt over liefde en trouw. Alles leeft. Zo mag het blijven. Er komt meer licht. Felle lichtflitsen verschijnen aan de hemel. Ik voel enkele druppels. het kan mij niet deren. Een kleine verfrissing. Ik blijf dromen. Maar een donderslag maakt mij wakker. Dan gaat het vlug. Alle water uit de hemel vliegt naar beneden. Iedereen loopt naar binnen. Geen pianomuziek meer, geen spelende kinderen meer. En het meisje heeft opgehouden te zingen. De droom is voorbij.
07-08-2011, 12:56
Geschreven door André
06-08-2011
Het daghet in den oosten. Oud lied
Het daghet in den oosten, het lichtet overal, hoe luttel weet mijn liefken, al waer ick henen sal?
Och warent al mijn vrienden, dat mijn vianden zijn. Ick voerde u uuten lande, mijn lief, mijn minnekijn.
Waer soud gy mi voeren, stout ridder welgemeyt? Ick ligge in mijn liefs armkens, mit groter waerdicheyt.
Lig gy in uu liefs armen? bilo, gy en segt niet waer. Gaet henen ter linde groene, versleghen so leyt hi daer.
Tmeysken nam haren mantel, ende ghinc enen ganck, al totter linde groene, daer sy den dooden vant.
Ach lig gy hier versleghen, versmoort in al u bloet? Dat heeft gedaen uw roemen, ende uwen hoogen moet.
Die my ten troosten plach, Wat heb gy my gelaten? So menighen droeven dach, so menighen droeven dach.
Tmeysken nam haren mantel, ende sy ginck eenen ganck, al voor haer vaders poorte, die sy ontsloten vant.
Ach is hier eenig heere, oft eenig edelman, Die my mynen dooden, begraven helpen can?
Die heeren sweghen stille, Sy een maakten geen gheluyt. Dat meysken keerde sich omme, Sy ghinck al weenende uut.
Sy nam hem in haren armen, en custe hem voor den mont, in eener corter wijlen, tot also menigher stont.
Mit sinen blancken swaerde, dat sy die aerde opgroef. Mit haer sneewitten armen, Ten graeve dat sy hem droech.
Nu wil ic my gaen begheven in een cleyn kloosterkijn. Ende draghen swarte wijlen, ende worden een nonnekijn.
Met haer stemme claere, die misse dat sy sanck. Met haere sneewitten handen, Dat sy dat belleken clanck.
06-08-2011, 10:15
Geschreven door André
05-08-2011
Het vlakke land.Will Ferdy.Lied
Met enkel nog de Noordzee als ongerept gebied, met enkel nog het duin dat stormen weerstand biedt, met enkel brakke rotsen, zo hopeloos verspreid, ontvoerd door de getijden na opgeheven strijd. Bevrijdt zich uit de sluier van eindeloos trieste mist, en tart de westenwind, die zich in kracht vergist. Het vlakke land dat het mijne is.
Met stoere kathedralen als wakers uit het verleden, met forse klokkenklanken soms zingend zonder reden. Met torens en kantelen die haast de hemel raken, en die door het weer geveld soms bange zuchten slaken. Met grauwe regenvlagen bij dagen koud en kil, getuigt de oostenwind van zijn steeds vaste wil. Het vlakke land dat het mijne is.
Met een zo lage lucht die vaak op droefheid wijst, met een zo lage lucht die vaak als schaduw grijst, met een zo grijze lucht die het hart soms droefheid geeft, met een zo grijze lucht dat men het hem vergeeft. Bij felle noorderwind die gierend stuurloos raakt, bij barre noorderwind wordt het weer oud en kraakt. Het vlakke land dat het mijne is.
Maar met een straaltje zon dat langs de schelde draalt, en uit het ontwakend landschap de felste kleuren haalt. Met nieuw herboren dromen, beloften van de mei, met rillend warme velden, zinderend in zomertij. Met gouden korenzeeën gewiegd door zuidenwind, herleeft en zingt en juicht als een uitgelaten kind: Het vlakke land dat het mijne is.
O jeugdig beeld, verheerlijkt beeld der doden, zo vaak aanschouwd in zalige weemoedsdromen, u blijf ik trouw, hoewel de jaren vlogen, de vluggewiekten, die niet wederkomen.
Nog voel ik een tranenvloed mijn ziel doorstromen, wanneer ik aan je denk en hoe de goden, je zo vroeg, een koele wijkplaats boden, melodisch door de wiegenzang der bomen.
Ik hoor je stem in het lied van de nachtegalen, ik zie, van milde zilverglans omgeven, je blonde haren in blonde manestralen.
Ik zie aan het hemeleind je ogen blauwen, en ik voel je adem liefdevol omzweven, mijn handenpaar, aanbiddend samengevouwen.
1884
04-08-2011, 00:00
Geschreven door André
03-08-2011
Tot de zon.Guido Gezelle
Zon, als mijn groene bladeren vol waterparels staan, en gij komt uitgevaren, schouwt mijn bloeiend hart u na.
Tronend op de troon gezeten van de rode dageraad, wilt het bloempje niet vergeten, dat naar u te wachten staat.
Langs de hoge hemelpaden, zijt ge nimmer klimmens moe, ik volg u, van zodra ik mijn bladeren het 's morgens opendoe.
Kom en zoek mijn hart en vindt het, u behoort het, voor altijd, u verwacht het, u bemint het, gij, die mijn hemelminnaar zijt.
's Avonds als het begint te donkeren, als ge in het gloeiend westen daalt, schouw ik naar uw laatste vonkelen, zinkend met u nederwaards.
Hangende op mijn stengel, gebogen, ween ik de nacht rondom,(1) van u niet te aanschouwen mogen, kom toch weer, o zon, kom.
Een heer die de straat afdaalt een heer die de straat opklimt twee heren die dalen en klimmen dat is de ene heer daalt en de andere heer klimt vlak voor de winkel van Hinderickx en Winderickx vlak voor de winkel van Hinderickx en Winderickx van de beroemde hoedenmakers treffen zij elkaar de ene heer neemt zijn hoge hoed in de rechterhand de andere heer neemt zijn hoge hoed in de linkerhand dan gaan de ene en de andere heer de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende de rechtse die daalt de linkse die klimt dan gaan beide heren elk met zijn hoge hoed zijn eigen hoge hoed zijn bloedeigen hoge hoed elkaar voorbij vlak voor de deur van de winkel van Hinderickx en Winderickx van de beroemde hoedenmakers dan zetten beide heren de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende eenmaal elkaar voorbij hun hoge hoeden weer op het hoofd men versta mij wel elk zet zijn eigen hoed op het eigen hoofd dat is hun recht dat is het recht van deze beide heren
02-08-2011, 18:44
Geschreven door André
01-08-2011
Avondliedje. Alice Nahon
Het is goed in eigen hart te kijken, Nog even voor het slapen gaan, Of ik van dageraad tot avond, geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik geen ogen heb doen schreien, Geen weemoed op een wezen lei, Of ik aan liefdeloze mensen, een woordje van liefde zei.
En vind ik in het huis mijns harten, Dat ik één droefenis genas, Dat ik mijn armen heb gewonden, rondom een hoofd dat eenzaam was.
Dan voel ik op mijn jonge lippen, Die goedheid lijk een avondzoen, Het is goed in eigen hart te kijken, en zo zijn ogen toe te doen.