|
We zijn de 24de week van 2024
|
|
|
|
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
|
30-09-2014 |
Hagen. Albrecht Rodenbach |
Het wies in Denemarken,
een edel koningskind,
zijn vader die hiet Siegeband,
zijn moeder Siegelind.
Het edel kind hiet Hagen
dat is ons wel bekend,
het wies geen wilder degen,
noch in het rond, noch omtrent.
De koning pleegde kortswijl,
met rikken welgemoed,
helaas dat veler blijdschap,
in droefheid keren moet.
Terwijl de degens vierden,
in scherts en in boehoerd,
door ene grijfen overgroot,
werd het edel kind ontvoerd.
Hij droeg het door de wolken,
op ver en eenzaam strand,
in het nest van de grijfens, Hagen
de schoonste maged vand.
De grijfens jongen reikten,
en dorstten naar haar bloed,
de held, hij douwde al de grijfens
dood, hij was van hoge moed.
De maged bloosde dankend,
hij nam ze bij de hand,
zij gingen langs de strande,
tot hij een snekke vand.
Daar voerde hij haar mede huiswaarts,
het wierd ons dikkens gezeid,
zij was hem minnelijk dankbaar steeds,
die prachtelijke meid.
De hofgezinden zagen,
de grote moedige held,
hoe blij wierd deze mare,
aan de ouderen verteld.
Hem ziende juichte Siegeband,
en weende Siegelind,
zij kuste op het voorhoofd de edele meid,
en hiet ze mede haar kind.
Toen sprak de wilde Hagen,
tot de minnelijke maagd:
ik trouw nooit ander vrouwe,
indien het u behaagt.
De meid zeeg in zijn armen,
hij hield haar op de botst,
van Denemarken Hagen is,
geweest de grootste vorst.
1878
30-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
29-09-2014 |
Liefde. Albrecht Rodenbach |
Een knecht bemint een meisje,
zij bemint een andere knecht,
die ander bemint nog een ander,
en stort zich met haar in de echt.
Uit wanhoop neemt het meisje,
goed kome het uit, een vent,
de eerste, de gereedste,
de knecht, hij is miscontent.
Dat is een oude historie,
maar zij is nog altijd nieuw,
en wie zij voorvalt gaat het,
alsof men hem het hart doorhieuw.
29-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
28-09-2014 |
Zeegezicht. Albrecht Rodenbach |
Hoe glanst in het zonlicht de blauwe zee?
Onmeetbaar, hoe groot, hoe schoon,
och, waarom ween ik nu? De lucht is rein,
de zee is blauw, hel glimt het duinenzand,
in bakerende zonneschijn, het is alles stil,
de baren alleen van de rusteloze zee,
zingt zoet en vreemd in zwijgende eenzaamheid.
En moet ik daarom wenen? Ben ik droevig?
Neen, vreugdig ook niet, ik weet niet hoe ik ben,
noch hoe de ontroering heet die mijn keel beklemt,
en mij snikken doet terwijl de tranen in mijn ogen
28-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
27-09-2014 |
Aan de avondster. Albrecht Rodenbach |
Het stervend tweelicht schemert langs de gouw,
het land betrekt de nachtelijke rouw,
de reiziger die naar gene verten spoedt,
ontroert de nacht het driftenzwaar gemoed.
Dan komt vanuit die eeuwenverre kringen,
o milde ster, uw klaarte hem beschingen,
dauwt reine vrede in het stormende hart,
doch wekt er diep een grote smart.
Gij die mijn dolend leven richt,
mijn hart en mijn ogen licht,
wier stralend beeld steeds voor mij trilt,
en in mijn hart de stormen stilt.
Hoe pijnlijk zalig voert uw stralen,
wie eeuwig ver van u zal dwalen.
27-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
26-09-2014 |
O nacht. Albrecht Rodenbach |
O nacht, o nacht, o schone nacht,
langzaam zonk in rode pracht,
de edele zon, en smolt in het glimmen,
en het blaken van de kimmen,
smolt..., en al meteen was het nacht.
Koningin van de nacht,
in de onbewolkte hemel,
zwemt de maan in het blij gewemel,
van haar pinkelende hemelwacht.
De hemel waar de maan lacht,
wederspiegelt in de vlieten,
die verzilverd henenschieten,
klaar in het donker van de nacht.
Ondertussen teder en zacht,
door de kruinen van de bomen,
lichte winden ruisen komen,
in het stille van de nacht.
Al meteen geeft alles acht,
alles zwijgt en Godwaarts klemmen,
door de stilte wondere stemmen,
het lied van de zangers van de nacht.
Nachtegaal, wind zo zacht,
klare beek, zuivere hemel,
maneschijn en stergewemel,
lofzang tot de Scheppers macht.
26-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
25-09-2014 |
De zwaan. Albrecht Rodenbach |
De spiegel van de hemel, mild en fris,
de lucht in het rond lavend,
daar ligt de vijver maagdelijk schoon,
in de stille zomeravond.
En kalm in haar avondlust,
bij de zoete schijn van de maan,
ligt langzaam drijvend op het meer,
de dromerige zwaan.
De dichterlijke vogel, mint
het maagdelijke water,
en baadt wellustig, spiegelt, drinkt,
aanhoort het lief geklater.
En onbewust bemint hem het meer,
en streelt zijn blanke veder,
en klatert zacht en spiegelt hem,
zo teer zijn beeltenis weder.
Doch weiger en bescheiden, in
bewondering verslonden,
nooit heeft deze vogel met reine min,
die maagdelijkheid geschonden.
1878
25-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
24-09-2014 |
Het land van Utopia. Albrecht Rodenbach |
In het land van Utopia,
groent en blauwt een eeuwige mei,
glanst een eeuwige lentezon,
zingt een eeuwige vogelrei,
blinken marmeren sloten,
tussen mirtenwoud en waterkant,
en het is een zalig land,
het land van Utopia.
In het land van Utopia,
draagt elke herder vurige min,
tot een puur etherisch wezen,
een vorstelijke engelin,
wier getrouwe wedermin,
zeden tart en edelstand,
en het is een zalig land,
het land van Utopia.
Och het land van Utopia,
hoe gewillig het lief ook zij,
trilt haar luchtige volmaaktheid,
de verliefden greep voorbij,
en doch, hoe verhevener ook,
feller de liefde brandt.
het is een zalig land,
het land van Utopia.
24-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
23-09-2014 |
Tovernacht. Albrecht Rodenbach |
De avond spreidt en in het wordend donker,
smelt het bonte veld dooreen,
in het hemelsblauw beeft stergeflonker,
door het lis trilt zacht geween.
Maar leutig spoken de donkere tronken,
in de schaduw van de eikentrans,
de kabouters krinkelen er rond, dronken
in wilde kabouterdans.
De nekkers in de duikers spelen,
en de harige merrie waart,
de maanschijn in de vijver spiegelt,
en over lis en gerskant wiegelt.
Met zacht geklater,
daar rimpelt het water,
een lichte reie zwemt al zingen,
en slaat op maat het meer in kringen.
De baardscheerder bij het zinnelijk wenden,
al kabbelen en dartelen om hun lenden,
en het maanlicht doet in het water, swansen
hun schonen blanke lijven glanzen.
swansen=zwaan
23-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
22-09-2014 |
Nachtelijk varen. Albrecht Rodenbach |
Een stille zomernacht lag over land en water,
weerspiegeld onbewolkt, gesternd en ongestoord,
de riem sloeg traag op maat, en klonk in zacht geklater,
een wonderlijk akkoord.
Ik voelde door mijn hart de dichterminne stromen,
het scheen alles toch zo lief, zo schoon in mijn gedacht,
en zalig wiegde mij in gelukzalig dromen,
de toverende nacht.
Ik droomde een schone droom van echt trouw minnen,
sinds ik leerde hoe men liegt met ogen hart en mond,
vloog die droom voorbij, maar diep in ziel en zinnen,
bleef mij de blijde stond.
1877
22-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
21-09-2014 |
Avondhoorns. Albrecht Rodenbach |
Rood zinkt de zon achter het donker geboomt,
stil donkert het veld door een nevel gezoomd,
zacht deunt een hoorn en de verte weerdeunt
een jager droomt op zijn vuurroer geleund.
Hij hurkt en hij zet ook de hoorn aan zijn mond,
zacht deunt zijn hoorn en weergalmt in het rond,
naderend wordt hem het antwoord geschald,
heil wie men antwoordt wanneer duisternis valt.
Vanuit de bossen een jongeling spoedt,
nadert hem met deugddoende groet,
het antwoordend schallen in tweezang versmelt,
sterft langzaam weg over het donkerend veld.
1877
21-09-2014, 08:14
Geschreven door André
|
|
|
20-09-2014 |
Trouwlied. Albrecht Rodenbach |
Door woelig jongelingsleven,
door bonte jongelingsdromen,
gelijk een elf aan het zweven,
in lichte morgendomen,
ontwaart de man de liefde,
een toverachtig beeld,
dat troostend en belovend,
gedurig rond hem speelt.
Pas eerst in haar bloesem,
het blozen op de wangen,
zij voelt in haar boezem,
een vreemd gedurig langen,
naar een aanbeden wezen,
dat rustig in zijn macht,
haar tederheden lonend,
haar steunt en op haar lacht.
Eens daagt voor 's jongelings ogen,
zijn droom, een meisjeswezen,
hij spreekt, zij spreekt bewogen,
en laat hem in haar lezen,
En God die schikt en zegent,
vereent het zalig paar,
zij blijven met Hem zalig,
en zalig voor elkaar.
1878
20-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
19-09-2014 |
Brugge. Albrecht Rodenbach |
En bij het lantaarnlicht aan de draai van de straat,
wandelden wij rond, het was donker en zeer laat,
onder de brug op het zwijgend, zwarte water,
lag stil een zwaan, wit in duisterheid.
In het water weerspiegelend,
stak zwart het huis af op de hemel,
uit de ruiten stroomde licht,
orgeltonen kwam toe bij walmen.
Donkere schimmen vlogen dansend,
voor de vensters voorbij,
kronkelend wiegend op de maat,
van die walsende harmonij.
Het was laat, wij stapten langs de leeuwenbrug,
lijk spoken; vormloos en vereend daar rezen
die oude stenen leeuwen, half verlicht
door een lantaarn, op de stenen leuning.
Alonder donker tussen zwarte tronken,
die onbeweeglijk neigden langs de kant,
daar lag het donker water, en weerkaatste
een donkere lucht, waar, achter zwarte wolken
de maan dook, en oude scherpe gevels,
zo spokig en gebekt de lucht uitsnijdend.
De toverachtige nacht herschiep het prachtige, oude Brugge,
het krielend volk verscheen op de markt in een bonte drom,
en het klonk bazuin en vedel, en de scharen dof gebrom,
ons verleden herrees in deze nachtelijke pracht.
19-09-2014, 09:01
Geschreven door André
|
|
|
18-09-2014 |
Pastoorsophaling. Albrecht Rodenbach |
De stad welgezind de nieuwe pastor viert,
haar straten bontgepint met haag, en dreven siert,
en wemelend wandelen door deze stedelijke warande,
de blijde poorters en de jeugd van te lande.
De beiaard danst, de muziek speelt en de trommels slaan,
de grote klok luidt, de bonte stoet zet aan,
de helden en de maagden, de ambachten verbeeld, en
hetgeen ons overbleef van het edel heir der ambachten.
O feest, o heugenis, ons groot en blij verleden,
herleeft een stond, onze grootheid is immers heden,
iets bleef toch zo men ziet, onze christelijke waarden,
en overleeft verval en droevig ontaarden.
1877
18-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
17-09-2014 |
Huwelijksgedicht. Albrecht Rodenbach |
In het midden van het feest,
van het spelen en het gezang,
het vlugge klappen, het vrolijk lachen,
en de bekers heldere klank,
schouwend over het lekkere feestmaal,
zit de blanke poëzij,
en het gemoed vol zoet bewonderen,
kijkt en zwijgt en mijmert zij.
Zij bewondert het werk des Heren,
die, wanneer de mens daar stond
nieuw geschapen, sprak: niet eenzaam
weze hij, en een diepe slaap hem zond,
wondere slaap wiens geheime werking,
uit de man de vrouw baart,
en tot één harmonisch wezen,
macht en zoete tederheid paart.
Zij bewondert het werk des Heren,
die gedurig herwaarts zendt,
zielen voor elkaar geboren,
en de kracht van het sacrament,
en zij spreekt:gij nieuw getrouwden,
wilt onthouden deze dag,
die hij het trouwen u zo zalig,
op elkander lachen zag.
1877
17-09-2014, 07:28
Geschreven door André
|
|
|
16-09-2014 |
De kabouters. Albrecht Rodenbach |
Er lag een man te slapen,
het hoofd op zijn vracht,
midden van een kerkhof,
tijdens de zomernacht,
door de donkere tronken,
het lijzig windje zong,
en op de oude kerk,
de heldere mane schong.
Twaalf sloeg de klok,
het ronkte en het zong in het rond,
en een aardig dingetje,
sprong van uit de grond,
licht gelijk een pluimpje,
rood van top tot teen,
het wipte op als een veer,
het danste op zijn één been.
Nog één, nog één, het krioelt er,
lijk een mierennest,
wippende op de graven,
springende om ter best,
het oud portaal gaat open,
licht stroomt uit de kerk,
het orgel speelt, ze dansen
hop, van zerk tot zerk.
Duizelig wendt de wals,
wervelend woedt de trom,
en de slaper zag ze
dringend wenken, kom,
maar daar kraait een haan,
en het dwarrelend heir verdwijnt,
en in de oosterkimme,
het morgenrood verschijnt.
16-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
15-09-2014 |
Koning van de zee. Albrecht Rodenbach |
Mijn vader was de koning van de zee,
hij doopte zijn kind in de baren,
ik speelde in de duinen en zag uit de zee,
gevleugelde snekken varen.
Ik schoot mijn vaders wapens aan,
ik hief mijn vaders bardit aan,
en wilde naar de zwanenbaan,
de blauwe zwanenbaan.
Mijn vader was de koning van de zee,
hij voerde zijn kind op de baren,
de krijgsdolheid vaarde op de snekken mee,
door storm en doodsgevaren.
Hoe menig slagen mocht ik slaan,
wat rijke strandroof trok ons aan,
hoe lustte mij de zwanenbaan,
de blauwe zwanenbaan.
Mijn vader was de koning van de zee,
na hem heerst zijn zoon op de baren,
en waar hij naartoe zeilt schreeuwt men wee,
waar hij afzeilt raven waren.
De vikings op hun schilden slaan,
en heffen luid de bardit aan,
verdwijnend langs de zwanenbaan,
de blauwe zwanenbaan.
15-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
14-09-2014 |
O zonneschijn. Albrecht Rodenbach |
O zonneschijn, o zonneschijn,
gij roert de grond de harten mijn,
sinds lang zijn eigen onbewust,
weer leeft het, klaar van levenslust.
Ik vergeet, ik ben in de gevangenis,
waar levenslust een doodzonde is,
o zie, het is zondag, zie die stoet,
zij wandelen, wandelen blijgemoed.
O vrijheid, vrijheid, vrijheid zoet.
O zonneschijn, o zonneschijn,
mocht gij hier ook een zonde zijn,
misschien weert men uw stralen af,
gewennen wij ons aan dit graf.
Herschep gij ons steeds mens en man,
God weet waarheen wanhoop voeren kan,
hoe kunt gij zo wreedaardig zijn,
o zonneschijn, o zonneschijn.
1879
(de collegestudent tot de zon)
14-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
13-09-2014 |
Het lied van de gevallen bomen. Albrecht Rodenbach |
Broeders, het waren felle bomen,
trots en onbekend met schromen,
die de noorderwind niet ontzagen,
en die lachten met de vlagen,
de wind, de wilde noorderwind.
En hij blies zijn oorlogstonen,
schudde in de storm de hoge kronen,
dat zij fel elkander raakten,
en de blote takken kraakten,
de wind, de wilde noorderwind.
En wij hoorden drie vier uren,
het woelen van de worsteling duren,
maar de bomen zijn gevallen,
hoor de noorderwind zijn zege schallen,
de wind, de wilde noorderwind.
Broeders, ik ken die trotse bomen,
die de noorderwind niet schromen,
de trotse bomen zijn gevallen,
hoor de noorderwind zijn zege schallen,
de wind, de wilde noorderwind.
13-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
12-09-2014 |
Regendag. Albrecht Rodenbach |
Och hoe droevig sleept de dag, betrokken
ligt de lucht met wolken grijs en grauw,
het stuifregent, en die hoge bomen schokken
hun kruinen, en vol vreemde rouw
ruisen zij, ontbladerend, droeve zangen.
Lijk 's avonds in het woud een dolend kind,
daar beneden door de donkere gangen,
akelig schreeuwt en huilt de wilde wind.
Sombere wolken door mijn ziel ook zweven,
nevel betrekt mijn zonneglans,
houd u sterk, o jongeling, dat is het leven,
wees uw droefheid lijk uw vreugde, wees mans.
1875
12-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
11-09-2014 |
Het klooster. Albrecht Rodenbach |
Ik kwam gewandeld gans alleen,
de avond viel, de zon die zonk,
smeltend ginder ver in het westen,
langzaam weg in rode vloed.
Voor mij lag het rustig kerkhof,
achter mij strekte zich de stede,
en ik ging voorbij het klooster,
langs de groene hagen heen,
tot ik stil bleef staan voor het kerkje,
met zijn scherpe torennaald,
van de zon zo rood beschenen,
huis van vrede en heiligheid.
Het klokje viel opeens aan het luiden,
en ik trad het kerkje in,
het altaar stond van het licht te schitteren,
mensen knielden hier en daar,
en de priester, de koralen,
traden op en het lof begon.
Naast het altaar, achter traliën,
schoof een groen gordijn nu weg,
en ik hoorde maagden zingen,
eerst gezamenlijk in koor,
dan opeens één enkele stem,
terwijl de Hoogwaardigheid, plechtig
in priesters handen, over het buigend
volk, het kruisgebaar volbracht,
het maagdenhart scheen te kloppen,
als zij zong Adore Te.
Lieve zusters, Jezus' maagden,
ook mijn hart dat was ontroerd,
en gij zou het gaarne schenken,
wist gij wat ik wensen wou.
Een gebed voor mij die jong ben,
een gebed voor deze tijd,
die mij rollen zal en wentelen,
lijk de zee de bare rolt,
recht door zee wil ik toch varen,
zusters, bidt een gebed voor mij.
11-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
10-09-2014 |
Morgendeuntje. Albrecht Rodenbach |
Het daget over dorp en land,
heel het oosten laait en brandt,
de bedauwde weiden domen,
wolken hangen in de bomen,
wolken vlieden langs de vliet,
ieder blaadje een dauwdrop giet.
Zingend door de blauwe lucht,
neemt de leeuwerik hoge vlucht,
op de daken dieft de mus,
vogels zingen in de bus,
vogels zingen onder het wied,
zingt al wat men hoort en ziet.
Over het lachend groene veld,
het rinkelend, klinkend klokje schelt,
het werkvolk met de zon al wakker,
spreidt over hof en akker,
het werk begint met gebed en lied,
het wordt al leven wat men ziet.
10-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
09-09-2014 |
Zondag. Albrecht Rodenbach |
Over dorp en veld,
het helder klinkend klokje schelt,
oude en jong, de dorpelingen
naderen langs de wegelingen,
ieder op zijn best gepint,
vrolijk en welgezind.
Wierook walm en orgelklank,
stille bede en kinderzang,
smelten in harmonisch stijgen,
midden een godvruchtig zwijgen,
en stilletjes wordt aanhoord,
Gods eenvoudig woord.
Later zit de mannenschaar,
in der linden schaduw te gaar,
en zij klappen, smoren, drinken,
bachten de haag weerklinken,
vreugdekreten bij het gerol,
van de geschoten bol.
Door de reine, blauwe lucht,
rijst er menig blij gerucht,
kinderreien zingen, klingen
op het hof in bonte kringen,
onder de brede eikentrans,
lustig aan de dans.
Over dorp en over veld,
de avond spreidt, de bedeklok schelt,
de avond heeft zijn vreugde mede,
voor de brave landmans stede,
ziel tevreden, hart gerust,
stille avondlust.
1875
09-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
08-09-2014 |
Aan L L. Albrecht Rodenbach |
Kon ik toch de liere stemmen,
en haar gouden snaren slaan,
ik zou bezingen hoe de regen,
soms de dorre velden laaft,
door de zomergloed gekloven.
Hoe de dauw de bloem verkwikt,
die haar kelkje zag verschroeien,
door de felle zonnebrand.
Hoe een goed woord machtig is,
treurende harten te verkwikken,
waar de moed gezonken was,
troost en vreugde weer te brengen.
Ik deed mijn dank in liederen klinken,
ik deed hem nemen hoger vlucht,
maar zou hij meer waarheid zeggen,
dan mijn hart u thans betuigt?
Neen, en wil mijn dank ontvangen,
uwen zang vergeet ik niet.
1872
Roeselare 1856-1880
08-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
07-09-2014 |
Acht uur. Nele Klauwaerdiene |
De wijzer wijst acht, het slagwerk slaat acht. Het is perfect in orde met de menselijke klok, en weer acht uur, gelijk het past
elke dag, op hetzelfde ogenblik.
Gij zijt misschien al gespannen gelijk een boog over uw werk, of snort op wielen naar één van de vier hoeken van de wereld.
Ik heb treinen horen gillen, de postbus horen toekleppen, stappen vernomen in en uit de pas, sirenen horen roepen, en motoren
horen draven. Ik heb de wereld horen rammelen, gelijk een oude doos.
Daar ligt mijn tuin. Daar ligt mijn straat. Horizontaal hangt de zoldering, en evenwijdig ermee de vloer. Ik ontdek mijn boeken
weer, en het onbeschreven blad papier.
Spitsuur van de ochtendkoffie. Straks zie ik een ploeg werklieden, op blok en balk, in het nieuwe gebouw bij de scheve oude
lantaarn, met hun achturenbrood.
Ik loop op mijn kamer wat over en weer. Hoe zou het nu met de koopmansdochter zijn, die hier 's nachts als spook ronddwaalt?
En ga dan, naar dagelijks recept naar beneden. Het vloerkleed ligt gedienstig. De kachel werkt. De spiegel spiegelt. De deuren
wiegen aan hun scharnieren. De zon verguldt de franjen van het gordijn.
Ik dank u dat ik de wereld zo weer terugvinden mag, en alles in en om mijn huis. Ik bewonder de dag die begint, en die het begin
is van een mooie dag, en alle mooie dagen.
De buurman neemt zijn hoed en trekt zijn mantel aan.
Tot vanavond, zegt hij, slaat de deur achter zich toe en vertrekt naar zijn werk. De melkboer kruist zijn weg. Hij is een stuk van
het volk. De weg daalt, de toren klimt. En op zijn vier kanten, gelijk koperen brillen voor zijn oude ogen, blinken zijn vier
wijzerplaten. En alle vier, een beetje vertraagd door de stramheid van de oude wielen, hebben gewacht om acht uren te slaan.
07-09-2014, 08:26
Geschreven door André
|
|
|
06-09-2014 |
Zeven uur. Nele Klauwaerdiene |
De klok slaat zesmaal. Dan hapert er iets, gelijk bij iemand die moeilijk uit zijn bed komt. Op den duur slaat de klok nog éénmaal.
Waaruit ik besluit dat mijn klok moet gesmeerd worden en dat het zeven uur is.
Onmiddellijk daarop blaft de hond. Twee hanen en twee hennen gillen. Deuren slaan. Torenklokken slaan mee. Wagens en treinen
rammelen. Ik hoor stappen, klompen en schoenen. Een roep gelijk van een pauw. Een gezoef gelijk van golven, uit ik weet niet
welke zee.
Er is geen zon. Alleen een beetje kinderachtige mist. Elke ochtend hetzelfde. Maar wat zegt de volkswijsheid? Als de mist is
opgetrokken, dan komt de zon in alle glorie. Ik ben wakker en sta voor het raam. Iedereen staat op, en kijkt naar buiten om het weer
te zien. Elke dag. Al is er voor de ene een muzikale wekker en een verwarmde vloer onder de voeten.
Goede morgen.
De goede morgens klinken mij tegen uit hoog en laag, van ver en nabij. Maar één goedendag is mij de vriendelijkste.
Alle mensen zijn nu op. Alle kinderen worden of zijn reeds gewassen. Ergens staan mannen klaar voor zwaar labeur, het gezicht zwart.
Wij zijn hier met ons vier millioen op in onze streek. Zijn wij wakker? Dat is de vraag.
Een vroeg ontbijt is heel gezond. Lekker ontbijten. Brood met kaas of hesp of confituur. En koffie. Om wakker te worden. Zo ben ik
klaar voor een nieuwe dag.
Een half uur voor de spiegel, een half uur aan tafel met de koffiepot. Dan is alles weer uit de nacht gerezen. De zon is nog niet
opgestaan. Mijn stoel en mijn tafel, mijn klok en mijn boeken, en ikzelf zijn boven de einder gerezen in het licht. Kent gij mirakuleuzer
dingen? Iedereen op deze wereld staat op zijn eigen middenpunt, wat voor iedereen een ander punt is.
Jong leven, jong voelen, jong denken op deze jonge dag. Ik ben jong en de wereld is oud.Ik ben weer juist geboren, en zo is het elke dag.
06-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
05-09-2014 |
Zes uur. Nele Klauwaerdiene |
Zes uur. Alle kerktorens en belforten slaan tegelijk zes uur. De hemel is het eens met de aarde. Wat een samenvallen. Nu is het pas
zes uur. En zeggen dat het vanochtend weer gebeurd is. Ik lig in mijn bed gelijk gewiegd. Geen bewustzijn of onderbewustzijn leggen
een verband tussen het heelal en mijzelf. De dag begint. Ik zou willen weten waarom niet alle hanen beginnen te kraaien. Nu of nooit.
Ten minste als ze de naam van haan willen hooghouden. Heb vertrouwen in reputatie.
Cieltje Quaefeniene, de dichteres, zou zeggen dat om zes uur de dag oprijst gelijk een blinkende zuil, waar de zon van boven naar
beneden zich langs laat glijden, tot ze zinkt. Alle mensen die nog niet opgestaan zijn moeten nu opstaan. En de zon gaan begroeten
die in het oosten klaar staat om te vertrekken.
Wat niet belet dat het nu zes uur is. Ik heb de hele nacht geslapen als een roos. En nu begin ik langzaam wakker te worden. Ik heb nog
even tijd en draai mij om. Heerlijk om nog wat weg te soezelen.
Wat gebeurt er allemaal om zes uur? Gelijk het zes uur was in de tijd dat wij nog in de spelonken van Spie woonden of in een paaldorp
nabij de zee. Zes uur in de tijd van Karel de Grote en Pieter Pauwel Rubens. Karel de Grote die iedereen rechts en links ging verslaan.
En Pieter Pauwel Rubens die iedereen rechts en links ging schilderen. Nu staan zij allemaal in de schoolboeken.
En morgen, en volgend jaar en binnen honderd jaar zullen 's morgens om zes uur nog steeds mensen opstaan. Alles wordt opgetekend.
Gelijk een film met de gebeurtenissen er op. Maar zijn die gebeurtenissen vooruit getekend? Of tekenen wij zelf ze op het witte scherm?
En dat terwijl de klok nog nazindert.
Zes uur. Zal ik opstaan of blijf ik liggen? Ik sta op. De dag begint niet met opstaan. Neen. De dag begint wanneer de dag zin heeft om te
beginnen. Erg is het bij het opstaan te moeten vaststellen dat al een stuk van de dag weg is, zonder dat gij er gebruik van maakt.
Dus, ik sta op. Hoe ligt mijn tuin, de huizen rondom mij, de brug, het belfort? Alles is er nog. Mijn boeken, mijn bureau. Een vrije dag
vandaag. Hopelijk mooi weer.
05-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
04-09-2014 |
Vijf uur. Nele Klauwaerdiene. |
Vijf bleke slagen, gelijk tegen wil en dank. Alsof de klok geeuwt. Als de klok ze niet moest slaan, sloeg ze die vijf uur niet. Waarom die
vijf uur slaan? De mensen die vroeg opstaan zijn al op, en zij die laat opstaan liggen nog te slapen. Misschien voor zij die de uren van de
nacht tellen. Voor de nachtwacht zit het werk er bijna op. Ook voor de anderen die 's nachts werken. Zij kunnen misschien geen daglicht
zien. Gelukkig dat zij er nog zijn. Ik denk aan de verpleegster in het ziekenhuis die om vijf uur 's nachts de koorts komt meten.
Ik heb de klok van vijf uur niet gehoord. Ik moet nog niet opstaan. En toch vertrekken er al mensen naar hun werk. Om de nachtwerkers
te vervangen. Hun dagtaak moet nog beginnen en ze zijn al moe. Een trein vliegt voorbij. Begint nu de dag? Ontwaakt nu de stad? Ik
weet het niet, ik slaap. Nu worden de misten geboren. Misschien gaat nu ergens een nachthol dicht, de jazzband hees, de flessen leeg?
Mensen die niet kunnen slapen staan nu op. De stad maakt zich klaar voor haar dagelijks leven.
Nu is het weer stil. Een verre wagen is in de stilte vergaan. Het komt mij voor alsof de wereld zich even heeft omgedraaid, en weer
inslaapt. Dat duurt kort. Een haan kraait vijfmaal, hij vergist zich en kraait nog een zesde maal. Het is nog vroeg denkt de zieke. Ik moet
bijna opstaan denkt een ander. Iedereen ziet de dingen anders. Bij de nieuwe hoed voor het raam ziet de vrouw de hoed, de man het
prijskaartje. Vijf uur komt zonder overtuiging. Alleen omdat het komen moet. Het legt er zich bij neer. Wat ik ook doe. En toch is dit uur
evengoed een schakel in mijn leven als elk ander. Elk uur is waard wat ge er in legt. De sterrennacht begint te verbleken. Hun werk zit
er bijna op. De wereld blijft draaien van west naar oost. Hopelijk is de zon op tijd in het oosten geraakt.
Om vijf uur slaap ik nog. Een laatste mooie droom. En dan heel, heel langzaam wakker worden. Tussen droom en wakker zijn. Heerlijk
is dat. Ik moet nu nog niet opstaan.
04-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
03-09-2014 |
Vier uur. Nele Klauwaerdiene |
De klokkentoren slaat vier uur. Is het nu nog nacht, of is het al 's morgens? Ik herinner mij als kind dat ik eens ben opgestaan om de
morgen te begroeten. Het was zomer en vakantie. Buiten zag ik een vage klaarte. Ik werd verwelkomt op een vogelconcert. Al de
vogels in de bomen zongen hun mooiste lied. Wat is de morgen toch schoon.
Voor sommigen is het nu nog nacht. Zij slapen nog even door en dromen. Voor anderen begint reeds de dag. Elven, spoken en kabouters
zijn ver weg terug naar hun land. De dag kan beginnen. De mensen liggen alleen met hun gepeinzen, hun geweten en hun dromen.
In de winter is het nog even zwart als middernacht. De sterren blinken fel in de sneeuw. Maar als in de zomer de toren vier uren slaat,
steken alle vogels hun kop uit hun veren en beginnen met kwetteren. Het is een waterval van vogelstemmen mijn tuin en mijn kamer in.
Zij kennen solfège en ritme. Gezelle heeft gezegd hoe ze het doen. Het zal een kwartier duren. Dan zwijgen ze weer allen gelijk, en de
lucht is leeg. Is er misschien elke ochtend om vier uur repetitie?
Eigenlijk moet nu de zon opstaan, of ongeveer. Ergens staat ze wel op, maar hier nog niet. Ik zie een wit brugje in de hemel. Is dat de
eerste voorbode van de dag? Het regent. De vogels kwetteren in de regen. De regen kwettert op de vogels. Nu is het spel compleet.
Ik zal straks aan het ontbijt kunnen zeggen: het regende om vier uur. Blij om wakker te zijn wanneer grote dingen gebeuren.
Ik hoor een trein achter de bomen. Vast is hij bleek van slaap. Of schuift hij uit een land waar het dag was, en komt hij nu gelijk een
bezoeker voorbij.
De boeren vertrekken naar de vroegmarkt, met de vierurenregen op hun groenten en op hun hersenen. Dat maakt wakker. Zo alleen. De
wagen ratelt verstoord om het vroege werk. De kop van het paard gaat op en neer, wat kunt ge anders doen wanneer ge al om vier uur
de wagen trekken moet.
Maar ook arbeiders zijn opgestaan. Zij moeten vroeg beginnen met werken. En soms nog een hele weg afleggen om op het werk te
geraken. Voor hen is de dag al begonnen. Met de vroegste trein naar uw werk. Het is toch een beetje reizen elke keer.
Vier uur maakt mij dromerig, ik voel de slaap al komen en ben even weg naar dromenland.
03-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
02-09-2014 |
Drie uur. Nele Klauwaerdiene |
Wanneer de klok 's nachts drie uur slaat, begint de nacht te keren. Drie uur telt niet echt mee, het is toch nog steeds nacht. En iedereen
slaapt. Maar is dat zo? Ik hoor de stappen van de nachtwacht die voorbijkomt. Ergens is er nog een nachtwandelaar die de sterren wilt
aanschouwen, en nu naar huis waggelt. Hopelijk vergist hij zich niet van deur. In de nacht lijkt alles op mekaar.
Drie uur. Je hebt de Drie Koningen die een ster volgden naar Bethlehem. Of Slaap, Rust en Droom die rechtsomkeer maken, terwijl de
mensen zich nog eens goed omdraaien in hun bed. Ziekte, Verzorging en Genezing. Jezus, Maria en Jozef die naar Egypte vluchten.
Geloof, Hoop en Liefde. En de wijzers van de klok: met de kleine wijzer lig je plat in bed, en met de grote wijzer zit je rechtop. Drie uur,
is dat misschien het derde bedrijf van de nacht?
De vermoorde koopmansdochter die hier ronddwaalt als spook is nog even gebleven, het is toch nog nacht. Maan, Sterren en Melkweg
zijn wat verder rondgewenteld. Ik hoor drie katten janken, en drie honden antwoorden. Ergens staan er drie eenzame huizen met een kaars
voor het raam. Hoeveel zieken meten nu hun koorts of nemen een lepel pap?
Dit is mijn kamer, mijn bed en ik. Met ons drieën. Zijn wij maar met drie? Wie is er dan nog? Wie kan dat zijn die er nog is?
Nu klopt driemaal het geweten van de wereld, ons geweten, onze ziel. Alles is zo stil. Enkel de torenklok die driemaal spreekt. Een echo
roept de torenklok na. Het is de uil.
Het is nog nacht, de nacht keert zich om. Nog tijd genoeg om even te slapen. Ik draai mij om, tel wat schaapjes en begin te soezelen.
Drie uur is toch een verloren uur... en ik slaap in.
02-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
01-09-2014 |
Twee uur. Nele Klauwaerdiene |
De nacht is zwart. De klok slaat tweemaal. De tweede slag komt vertraagd, als slaperig. Hij lijkt ook een beetje een weergalm van de
eerste slag.
Twee uur. Het is nooit zo stil geweest. Alles slaapt. Ik heb nog nooit de tweede slag gehoord. Waarom zij er geen spoken meer?
Omdat alles slaapt. De spoken ook. De spoken moeten nog leren spoken.
De wereld staat nergens. De tijd ook niet. Voor mij is het nu het midden van de nacht. De dag is reeds lang voorbij en het duurt nog
lang eer het terug dag is. Nu worden mensen plots ziek, en komt de nachtmerrie aangereden. De nachtwacht loopt sneller door om de
tijd te vergeten. Ik herinner mij een boek over een ijselijke samenzwering om twee uur 's nachts.
De windmolens staan hoekiger en zwarter. Het gebeurt vaak dat nu dijken breken en landen overstromen. Is er iets zo triest dan een
onweer dat uitbreekt om twee uur 's nachts? En als de wereld ophoudt te bestaan, zal dat wel zijn om twee uur 's nachts.
Hoor, er is niets te horen. De nacht is dik en dicht. Geen trein. Geen hond. Geen kat. De hele wereld ligt met de ogen toe. Alleen de
sterren pinkelen, en de zon spoedt zich naar de andere kant om morgen in het oosten klaar te staan. En dat geschiedt zonder lawaai.
De stilte is vierkant. Hoe kan de wereld door zo een logge stilte heen blijven draaien? Nu slapen de treinen, de auto's, de dieren en de
duivel.
Maar nu ben ik toch wakker. Ik kan ook maar schrijven over twee uur 's nachts als ik dat meegemaakt heb. En ik ben niet alleen.
Enkele honderden jaren geleden is in dit huis de koopmansdochter vermoord. De dader werd nooit gevat, en nu dwaalt zij rond op
zoek naar gerechtigheid. We hebben wat gepraat.
Ineens hoor ik een dun, leeg en afstands gerucht aan de horizon, en het groeit. Het komt dichterbij en is al in mijn straat. Het is duivels
en hels. Het blaft en het gilt. Het snijdt de stilte stuk, het tweede uur in twee. Mijn huis springt op, mijn bed beeft. De straat loeit.
Een vrachtwagen. Maar waarom rijdt hij nog? En waarom is hij niet gestopt?
Het geluid sterft weg, en verplaatst zich naar een andere straat. Zelfs om twee uur 's nachts verliest de stilte.
Ik sta op en kijk door het raam. Het is alsof er geen lawaai is geweest.Ik kijk in de spiegel en zie mezelf om twee uur 's nachts.
01-09-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
|
|
|