 |
We zijn de 18de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
31-03-2016 |
Avondstemming. Willem Gijssels |
Waarom mijn dichterziel,
niet vrij van aardse banden,
na etherische tochten
weer in hun klem belanden?
Waarom moet uw verlangen
naar onbevlekte luchten,
voldaan in reine zangen,
vergaan in wrange vruchten?
Te schoon voor deze wereld,
verzwinden mijne dromen,
waarom mijn dichterziel,
terug op aard gekomen?
Word slijk, om in de laagte
geen nederlaag te vinden;
en o, die avondbomen
in het ruisen van de winden.
31-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
30-03-2016 |
O schone logen. Willem Gijssels |
Gaat de dichter begenadigd
roekeloos door de tijd
en hoe meer hij zich verzadigt
groter honger lijdt.
Schoonheid zoekt hij u te schenken
en gij gaat voorbij
om nog enkel hem te krenken
met uw medelij.
Hij begrijpt de geest der dingen,
luister naar zijn lied,
hij begrijpt en laat ze zingen,
u begrijpt hij niet.
O mysterie in uw ogen,
dat van liefde spreekt
en terwijl, o schone logen,
hem het leven breekt.
30-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
29-03-2016 |
Waarom? Willem Gijssels |
Waarom op mijn gezang
uw levenslied gezongen,
en dan, gelijk een snaar,
die plots is afgesprongen,
uw tover uitgedoofd?
En mochten het dromen zijn
ons zelven voorgelogen,
ze droegen mijn geluk;
ik zag het voor mijn ogen
en heb erin geloofd.
Ik wil, toch vruchteloos,
uw levenslied verdringen;
het ruist mij altijd na,
waarom, om het te zingen
hebt gij mijn hart geroofd?
29-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-03-2016 |
Oproep. Willem Gijssels |
Geliefden komt, gij fee, gij elven,
rukt in vervoering op mij aan,
ik zie u samen in mezelven,
in eenen kring van liefde gaan.
Nu slingert gij in bonte ronde
met uwen tover om mij heen,
en, zwartgelokte, bruine, blonde,
gij wordt maar een, zij alleen.
Hoe dwaas zou het wezen eerst bezinnen
wanneer het hart gesproken heeft,
hoe dom, niet durven te beminnen,
niet het leven, doch de liefde leeft.
28-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
27-03-2016 |
Mondscheinsonate. Willem Gijssels |
Terwijl zilverstromen glijden uit de maan,
de sterren door de ruisende eeuwen gaan,
gaat Beethovense zielsmuziek aan het zweven.
Haar hoofdje, dat op mijn boezem ligt,
weerkaatst zijn zilver op mijn aangezicht,
op zilveren ritmen golft ons beider leven.
In dieper golving wiegt ze met mij mee,
ze luistert naar mijn hart en voelt de vree
in zich ongekende diepten stijgen.
Zij ademt zacht en geurt van zaligheid,
ze ligt zo dicht aan mijn borst gevleid,
dat wij op een en zelfde ritme hijgen.
27-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
26-03-2016 |
Nacht. Willem Gijssels |
Nacht gij kunt een sluier werpen,
kom, op mijn geheimenis,
in een zee van groot verlangen
nu mijn hart getuimeld is.
Nacht verberg mij heel de wereld,
neem mij op in uwen schoot,
laat mij voor de mensen en de
mensen voor mij dood.
Nacht ik heb een wereld in me
sedert ik haar heb aanschouwd,
tot het einde aller dagen,
groter meer dan honderdvoud.
26-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
25-03-2016 |
In de meiennacht. Willem Gijssels |
In zoet geruis
versmelten de avondzangen;
een stemme trilt
waarin een zwoel verlangen
naar liefde smacht;
de eenzame nachtegaal
in roerend zingen
doet mij de ziele naar de lippen dringen
in de meiennacht.
Mijn lief, gij zijt zo waar,
een weelde wuift
uit uw aanvlijend haar,
en sterren willen uit uw ogen vlien
naar verre dromennacht,
waar zij een tegenhemel zien
in de meiennacht.
De stilte ligt
om alles heen gekluisterd
en wekt tot tederheid
wat, in het hart verduisterd,
naar klaarte tracht;
laat ons in zaligheid
stil neergezeten
de wereld, zowel goed als kwaad, vergeten
in de meiennacht.
25-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
24-03-2016 |
Nimf 2. Willem Gijssels |
O die lach uit witte tanden,
rinkelend als het fijnste kristal,
o die voeten, o die handen,
in het bewegen van ritmenval.
Wellust brandt mij in de boezem
en slaat om in duistere pijn,
van de kelk en tot de droesem
zwelg ik al de zwoele wijn.
Straks is het tafereel verzwonden,
het lover heeft nog zijn geruis,
en ik voel mij met duistere wonden,
als in een verlaten huis.
Geuren komen en verlomen
mij het hoofd, het koortsig hoofd,
neem van mij de kwade dromen
weg, o Heer, en wees geloofd.
24-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
23-03-2016 |
Nimf 1. Willem Gijsels |
Door het ruisend lover spelen
zon en lommer kussenzwaar;
het water lokt en ligt te stelen
in zijn spiegel elk gebaar.
Stille waters, diepe gronden,
ik mijmer weg in het vloeiend goud,
is het waarheid, is het zonde
wat mijn oog gevangen houdt?
Blank in het glinsterend goudgehuiver
wipt een lentenimf omhoog;
het water schijnt me nog zo zuiver
waar haar tover zich bewoog.
Zie hoe zich de golven weren
voor wie het eerst haar strelen mag;
krinkelen van genot en veren
op en keren slag op slag.
O de gracielijke vormen,
die, tot Al-natuur terug,
jagen het bloed in wilde stormen
over lijnen slank en vlug.
23-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
22-03-2016 |
Gouden regen. Willem Gijssels |
Geleek het water
een spiegelglas,
zij keek, maar zag niet
hoe schoon zij was.
De droom van het water,
de albasten kroon
der leliën, vond ze
zo schoon, zo schoon.
De zon verspeelde
haar fijnste goud
in duizend peerlen
vermenigvoud.
Een goudenregen
boog over haar,
zijn loof van gouden
bellekens zwaar.
Er gudste goud in
mijns harten grond,
terwijl zij daar in
der goudregen stond.
22-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
21-03-2016 |
Kollebloem (klaproos). Willem Gijssels |
Kollebloem, waar gij staat,
draagt gij liefdedromen,
het vuur dat niet uit keien slaat,
op het land gij laaien laat;
vanwaar zoude het komen?
Van beloften gauw gedaan,
als in avondlanden
twee geliefden minnen gaan,
het vuur blijft op uw stengel staan
lijk een lampke branden.
Slaan er veel hun vlam bijeen,
ween, mijn harte, ween,
vlamt er één gans alleen,
denk erom dat anders geen
trouw kan zijn, dan één.
21-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
20-03-2016 |
Als een sprookje. Willem Gijssels |
Aan gindse oude Scheldebocht
stond plots, als uit mijn droom getogen,
een wonderhuisje voor mijn ogen,
het veil omvlocht
het met festoen,
een venster keek door het strelend groen.
Een haagdoorn naar het venster stak
zijn takken uit vol bloemenzwaarte,
een wierookvat in roze klaarte,
de merel brak
toewiet wiet wiet,
de stilte met zijn innig lied.
Een sprookje, neen, het was geen droom,
mijn lieve, ik wist u uit te beelden
te midden van die zoete weelde,
ik nam van de boom
een tak, en pas
nu voel ik hoe alleen ik was.
20-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
19-03-2016 |
De handen. Willem Gijssels |
Uw handen roeren in de lijn
van gracielijk bewegen,
uw handen vol aromen zijn
een zegen.
Nu gaan ze naar uw hart, bereid
te ontvangen en te bidden,
ik heb mijn hart er op geleid
in het midden.
Het is het uur waarop het mysterie doet
zijn fijnste wierook branden,
gij houdt een kelk met louter bloed
in handen.
19-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
18-03-2016 |
Waar gij verschijnt. Willem Gijssels |
Waar gij verschijnt in het slank bewegen
van uw zwierige gestalt,
is het al muziek, is het of een zegen
van bloemen uit de hemel valt.
Uw vroom gelaat straalt als een klaarte
van heilig licht in ebben schrijn,
waar gij verschijnt, laat gij de zwaarte
van weemoed afgenomen zijn.
En van uw stem, wij zwervelingen,
wij zuchten: welke een zoet geluid;
er gaat een licht, er gaat een zingen
met fijne wierook van u uit.
En zijt gij uit het oog verdwenen
er slaat een kilheid om het gemoed;
als waart gij voor het laatst verschenen
met al wat schoon is, schoon en goed.
18-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
17-03-2016 |
Wij hebben niet zoveel gezegd. Willem Gijssels |
Wij hebben niet zoveel gezegd,
de eerste keer dat wij elkander zagen,
ik scheen uw beeld reeds lang in mij te dragen.
Wij waren niet zozeer verbaasd,
omdat gij waart, omdat ik was gekomen,
gij waart een van mijn vleesgeworden dromen.
Wij keken trouw elkander aan,
het is zo dat wij elkander kennen leerden,
onze ogen zegden meer dan wij begeerden.
Wij namen afscheid van elkaar,
ik heb toen mijn droom als beeld met u verzwonden,
met weemoed in mijn hart terug gevonden.
17-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
16-03-2016 |
Wijsheid. Willem Gijssels |
Van het woord tot de daad
ligt een zucht of een zee,
ligt de tijd van een wenk
of de vlucht van een eeuw.
Waar het gevoel overheerst
zwijgt het nuchter verstand,
als het hart is op zee,
is de mond nog aan land.
Niet mijn nuchter verstand,
maar mijn hart richt mijn lot,
laat het goed zijn of kwaad,
en zo helpe mij God.
16-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
15-03-2016 |
De kruisberg. Willem Gijssels |
Liefde heeft mij neergebogen
onder het kruis, dat zwaarder wordt,
telkens na een pijnlijk pogen
ik het neder heb gestort.
Ik moest het torsen op mijn schouder
zonder rusten, zonder duur,
worden mijn leden ouder,
jonger wordt mijn liefdesvuur.
Scherpe pijlen die niet doden
jagen mij de kruisberg op,
en, waar rust is mij geboden,
zie ik rijzens zijnen top,
om in het hemeldiep te boren.
Ik volg hem,
ik volg hem tot zo ver,
ik zie er eene sterre gloren,
die me kluistert van zo ver.
Zijt gij soms daaruit geboren
en heb ik u weer verloren,
u, geliefde,
in die ster?
15-03-2016, 15:33
Geschreven door André 
|
|
 |
14-03-2016 |
De straten zingen. Willem Gijssels |
De wijzen spreken,
laat ze het laatste woord,
als zij de weg uw levens
met hun gegevens breken,
slaat ze voort.
Hoor, de straten zingen,
de lucht is vol geluid,
de klankenpijlen springen,
ta ra ra joem joem jeom,
in blijde gensters uit.
Alhier, aldaar, vrijage,
gelach, gerekkebek,
rions un peu des sages:
ta ra joem joem joem
hoe gek.
De gekke wijzen stromen,
stilaan naar verdere kust,
de dromen komen,
lijze,
legt zich de stad te rust.
14-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
13-03-2016 |
Meidagmorgen. Willem Gijssels |
In de frisse meienmorgen,
of het een verre herder ware,
zit een zoete schuiffelare,
ongetwijfeld zonder zorgen,
want hij fijfert al maar door.
Langs zijn rietje gaan de zoenen
aller bruidegoms en bruiden,
aller bloembeluste kruiden,
die in het lentewonder groenen,
het zijn al zoenen die ik hoor.
En of het palmen zijn die groeten,
buigt het gebladerte op en neder,
en in rijen breed en breder
zie ik tederblanke stoeten
treden naar het heilig koor.
13-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
12-03-2016 |
Meizang 2. Willem Gijssels |
Zie de morgen blomt
als een lied van sotternije,
mijn geliefde komt,
komt gelijk een morgen in de meie.
Uit de hemel viel
daar een ster bij het ochtendgloren,
in mijn dromenziel
viel een lied, een lied zo zoet om horen.
Dit gebeurde toen,
dat de jonge zonne streelde
met een warme zoen
het blonde land tot eenen tuin van weelde.
En mijn harte klom
als een blom tot zoet verblijen,
mij geliefde, kom
zoenen lijk een morgen in de meie.
12-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
11-03-2016 |
Meizang 1. Willem Gijssels |
De winter is voorbij,
in de stilte kiemde het leven
van de nieuwe mei,
uit der dromen goud gedreven.
Hoor de wind schalmeit
zilver uit zijn zeven rieten,
houd de kroes bereid
om met honing vol te gieten.
Honingdauw van vreugd:
glansen, geuren, kleuren, zangen,
die herboren jeugd
dartelen doen in ons verlangen.
Alles liefdelacht,
geeft zich geen tijd verloren,
mijn geliefde wacht
feller drang na lang bekoren.
Mijn geliefde laat
langer niet de lente groenen,
zie de wereld gaat
zwanger onder rode zoenen.
11-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
10-03-2016 |
Het roodborstje. Willem Gijssels |
Het roodborstje wipt gezwind
de veren uit
zodra de nachtegaal
de zangbron sluit.
Het voert in zijn schild een sprank
van het zonnegoud
zoals dit op zijn stem
ter kim ontvouwt.
Het is een virtuoos
zo fijn besnaard
dat elk natuurgeluid
zijn lied doorvaart.
Het wipt, het tript, het is weg
waar gij het ziet,
hoor nu, waar gij het hoort,
daar is het niet.
En zijt ge ver van mij,
dan is mijn zucht
naar u zo sterk dat zij
mijn geest bevrucht.
Met zo een verbeeldingskracht,
dat gij daar zit,
verheugd, naast mij, terwijl
ik u aanbid.
10-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
09-03-2016 |
Nachtlied. Willem Gijssels |
O hemelschone zomernacht,
fluweel en rood-papaver,
de lucht besterreld, koel en zacht
na het bange zongedaver.
Door het ruisen van de bomen schiet
er hier en daar een triller,
het nachtegaaltje melodiet
en maakt de nacht nog stiller.
O sterren die daarboven dwaalt,
laat mij dit lied u wijden,
hoort hoe mijn hart nachtegaalt,
in het eeuwig lied der tijden.
09-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
08-03-2016 |
Zeewier. Willem Gijssels |
O zeewier, dat te plukken door haar hand
de oneindigheid der zee wierp op het strand,
gij draagt nog het spoor van de eerste scheppingsdag,
van bijtend zout en goud van zonnelach.
Het purper adert door uw nerven, alchemie
van duizend duizend jaren in een relikwie
gedragen op de baren van de tijd.
O, in mijn hand een wijl de oneindigheid
te voelen van de zee...en o, de zee is in mij...,
to love is sweet and sweeter still to die.
08-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-03-2016 |
Terwijl ik u schrijf. Willem Gijssels |
Terwijl ik u schrijf,
ruist de zee in de verte
haar eeuwig gezang
in mijn luisterend oor.
Ik huiver en weet
niet waarom in mijn hart
het lied van de zee
zich een schuilplaats verkoor.
Een nevel van licht
had de einder omtogen,
ik dacht aan een bruid
in haar witte gewaad.
En in het komen en gaan
van de golven bewogen
mijn hart, waar een zee
zo bewogen in slaat.
Het golvengestreel
liep te loor op de oever
en toen ik ging zien
vond ik schelpen in het zand.
Ik weet niet waarom,
maar ik voelde me droever,
gelukkig ik vond
nog haar zoen in een plant.
uit de bundel: Leven en droom
1934
07-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-03-2016 |
De molen. Willem Gijssels |
De oude met zijn paterskap,
en zijn grauwe kiel,
is nimmer zonder grof gesnap,
bij het doen van zijn stiel.
Windje, windje, blaas hem tegen,
of hij staakt het werk,
hebt gij hem aan gang gekregen,
o, dan is hij sterk.
Twee paar armen zwieren zwaaien,
welk een raar vertoog, eens naar boven,
eens naar onder, dan terug omhoog.
Hoor hem knarsen op zijn tanden,
wijl hij koren maalt, hij verplettert,
bijt dat het klettert, en hij zegepraalt.
De oude heeft zijn werk gedaan,
twee armen hangen stil,
twee steken uit of hij de maan,
al dromend grijpen wil.
Windje, windje, laat hem dromen,
speel nu in het riet,
morgen moogt ge hem wekken komen,
met een lustig lied.
06-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-03-2016 |
De scheper. Willem Gijssels |
De weide ligt in purperen mist te slapen,
langsheen de dijk, waarop de Schelde slaat,
bewaakt de herder zijn kudde schapen.
Ze kijken naar het water met verbazen,
en voeren bij het geklots hun bang geblaat,
of trippelen ruisend verder wijl zij grazen.
De waakse hond loopt her en der verlegen;
hij sleurt, wanneer een schaap te verre gaat,
het weder bij in de aangeduide wegen.
De kalme rust omringt de stille scheper
met zielevree geprint op het bruin gelaat,
het zijn dromen die gij drijft, o goede dweper.
05-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
04-03-2016 |
Storm. Willem Gijssels |
De meeuw vliegt dieper landwaarts in
al slakende bange kreten;
zij melden des stormen aanbegin
gerukt uit der vlagen keten.
De lucht wordt zwart, de Schelde wringt
de baren in wervelkringen,
en uit de hemel klaterend springt
de bliksem op vurige zwingen.
Haho huilt de wind ontzind,
bij het rijzen van het gedonder,
dat, holderdebolder, zijn krachten ontbindt
in slangen van boven naar onder.
Ach liefje, in mijn gram gemoed
een storm is er losgebroken,
die vrede brengt, waardoor gij boet,
want eens het onweer uitgewoed,
dan is al mijn lijden gewroken.
04-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-03-2016 |
Morgen. Willem Gijssels |
Het oosten schiet in vlammen,
de stem van kanteklaar
wekt in de loverstammen
het gekweel der vogelenschaar.
De Schelde stuwt de baren
al dieper in het land;
het windje komt gevaren
met geuren allerhand.
O frisheid van de morgen,
gij opent ziel en hart,
die zweven gaan en zorgen
dat niets hun heil verzwart.
Het is alles licht en luister,
het is alles goed en schoon,
vergaan is alle kluister
en alle leed gevloon.
03-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
02-03-2016 |
Mijn hart. Willem Gijssels |
Mijn hart gelijkt een plechtig meer
met gronden diep en stil,
ge roept, de klanken klinken weer
met helder droef getril.
Mijn hart gelijkt een plechtig meer
dat alles spiegelen zou,
het geeft het goede, het kwade weer
met even vollen trou.
Mijn hart gelijkt een plechtig meer
dat rustig blijven zal,
toch teistert het een stormig weer,
het schuimt met wilt geschal.
Mijn hart gelijkt een stormig meer
dat niet te temmen is,
ontmoet het slechts een woordje weer,
van vroeger droefenis.
02-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
01-03-2016 |
Winter-minnelied 4. Willem Gijssels |
Woe woe, de wind
blaast stevig;
ik voel, mijn kind,
hoe hevig
uw boezem klopt vol liefdevier,
al zijt gij ver van hier.
Wee wee, de nacht
draagt dromen,
die uw gedacht
doen schromen;
uw hoofd, ik voel het breken schier,
al zijt gij ver van hier.
Geen angst, zo hij
niet viel;
o kind het is mij-
ne ziel,
de wind, die draaft met fel getier
tot u zo ver van hier.
01-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|