thuishaven
We zijn de 24de week van 2024
Zoeken in blog

Inhoud blog
  • K3
  • Kathleen Aerts
  • Elke Taelman
  • Beatrice Egli
  • Elke Taelman
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's.
    Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
    30-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hongaarse poëzie 3. Koloman Toth
    Na de regen.

    Langzaam trekken weg de wolken,
    op de bergen top vergaderd,
    nog is het zonlicht niet gekomen,
    maar men voelt reeds dat het nadert.

    Een vogel klein schudt en poetst de veren,
    die van regendruppels blinken,
    nog is het stil, maar in zijn binnenste
    zwelt reeds het lied, dat weldra zal klinken.

    En een zalige verademing,
    deelt aan bloem en struik zich mede,
    na een twist met mijn geliefde,
    sloten we altoos zo de vrede.

    Zo verdwenen de donkere wolken dan,
    die ons aangezicht omhulde,
    tot de zonnestraal van vertrouwen,
    hart en hemel weer vervulde.

    En zweeg nog op onze lippen,
    de schoonheid van het minnekozen,
    beiden voelden wij alreeds toch,
    dat het niet meer lang zou pozen.

    Blonk ook in haar oog of het mijne,
    een enkele blije traan ons tegen,
    lachend noemden wij het een druppel,
    van nog niet gedroogde regen.









    30-04-2014, 09:24 Geschreven door André  


    29-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hongaarse poëzie 2. Koloman Toth
    Gij zijt een dochter van de grote wereld,
    een stil bescheiden kring groet mij als zoon,
    uw lot is onbezorgd, vol weelde en vreugde,
    ik ben aan droefenis en aan zorg gewoon.

    Een krans is uw omgeving, en ik dien u,
    als kleine grashalm in die volle krans,
    hij heeft plaats naast de anderen, maar hij verdort,
    welnu, de roos bloeit toch in volle glans.

    Een woord is nodig maar, opdat gij alles 
    wat blinkend is en kostbaar, voor u ziet,
    een ruiker zelf bijeengegaarde bloemen,
    een kunsteloze zang is wat ik bied.

    Gij wilt ook die goedgunstig wel aanvaarden,
    en glimlacht dan om hem, die tranen vraagt,
    oprecht te voelen is zo ouderwets ook,
    een mode is het, die geen salon meer draagt.

    Ik ben in uw kring als een verdoolde zwerver,
    in een donker bos, waar wilt gedierte loert,
    de wilde dieren zijn mijn wilde smarten,
    wat heeft ooit mijn weg tot u gevoerd.


    29-04-2014, 09:30 Geschreven door André  


    28-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hongaarse poëzie 1. Koloman Toth
    Bleek een vrouw zijt gij geworden,
    meisje rood en fris van wangen,
    nauwelijks een schaduw van uzelf meer,
    een zucht heeft uw lach vervangen.

    Hecht als een rots is uw gade,
    gij, het bloempje, moet hem eren,
    gij in het dal, hij hoog daarboven
    storm noch onweer kan u deren.

    Maar ook de minnekozende koelte,
    het zonlicht schijnt hem overbodig,
    en geen rust heeft het vrouwenhart,
    het vrouwenhart heeft liefde nodig.

    In lege, stille kamers,
    sluipen traag voorbij de dagen,
    slechts mijn stem verschijnt aan uw hart,
    om de oorzaak van uw leed te vragen.
    (midden 19de eeuw)




    28-04-2014, 00:00 Geschreven door André  


    27-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lied van Mirza Schaffy 2
    Zaligste der zaligen, terwijl
    de domme wereld in haar wenteling zucht,
    en iedereen op zijn wijs het heil,
    dat voor zijn voeten ligt, misbruikt en ontvlucht,
    terwijl men hopeloos zijn eigen lichaam kastijdt,
    en zegt dat de hemel eens zal schadeloos stellen,
    ofwel zich aan de profeten wijdt,
    en dingen van de toekomst gaat vertellen,
    die de één min als de ander gezien heeft,
    dan kniel ik voor het altaar van liefde neder,
    en schrijf mijn vreugdelied teder,
    de gouden wijn uit fonkelende schalen,
    verlokkend geurend, verjaagt alle aardse pijn,
    men kan in deze tranendalen,
    met liefde en wijn als in de hemel zijn.

    Verbitter u het jonge leven niet,
    versmaad wat God u gegeven heeft niet,
    een schoner loon dan wijn en liefde,
    biedt u deze aarde voor uw streven niet.

    Wie kan van bloemen de geuren roemen eer hij de bloemen geroken   heeft?
    Wie kan de   bloemen zijn eigen noemen eer hij de bloemen gebroken heeft?







    27-04-2014, 08:04 Geschreven door André  


    26-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lied van Mirza Schaffy 1
    Als eenmaal onder hemels zangakkoorden,
    het paradijs van vromen opengaat,
    en samengeschaard uit alle wereldoorden,
    de menigte vol angst en twijfel staat,
    zal ik alleen bij al die zondaarssoorten,
    zonder vrees en zonder wanhoop staan,
    terwijl sinds lang op aarde alle poorten,
    van het paradijs voor mij open staan.

    De roos heeft smartelijk getreurd,
    de geur verdwijnt, de pracht verkleurt,
    die mij de lente had gegeven,
    ik heb de treurende opgebeurd,
    weet dat gij in al mijn liederen geurt,
    en dat gij verwierf een eeuwig leven.

    Wel weet ik kransen samen te binden,
    van bloemen fris en zelf geplukt,
    ook wel het rechte woord te vinden,
    ben ik verblijd of neergedrukt.

    Zolang ik mijn gevoel kan noemen,
    en meester van mijn zinnen ben,
    beschik ik over alle bloemen,
    en al de gedachten die ik ken.

    1874





    26-04-2014, 09:21 Geschreven door André  


    25-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Alles verdriet mij. Ludwig Beckstein
    Alles verdriet mij,
    als ik verdrietig ben,
    het verdriet in mij.

    Te koud is de wintertij,
    Te snel de lente voorbij,
    Te heet de zomernoen,
    Wie zou de herfst voldoen?

    Brengt hij de muggen niet?
    Muggen mijn kwelverdriet,
    Muggen is al wat men ziet.

    Dorren als groenen,
    ik haat de seizoenen,
    ik roep bij het gedruis in de stad,
    of ik al buiten zat.

    Ik zucht bij de rust van het veld,
    hoe mij die stilte kwelt,
    ik mompel bij elk bezoek,
    nog liever het vervelendste boek.

    Dikwijls te kijven,
    lamzalig schrijven,
    ik hou van geen zonneschijn,
    moet ik dan geblakerd zijn?

    Ik hou van geen regenvlaag,
    nat zijn is mij een plaag,
    mij is de wind te guur,
    mij is het brood te duur,
    mij is de wijn te zuur,
    bierpap of zuivel,
    gun ik de duivel.

    Ginds wordt geschertst, gespeeld,
    Ginds wordt gedanst, gekweeld,
    Ginds wordt het blijdschap.

    Wis zijn ze stapelzot,
    hier schijnt van kop tot teen,
    het hele gezelschap van steen.

    Spreek toch of ik ga heen,
    liet gij mij komen,
    om mij te zien dromen?

    Waar ik ook ga of sta,
    sluipt mij mijn schaduw na,
    steeds vervolgt ze mij,
    ergernis, laat mij vrij.

    Maar als zij van mij vlucht,
    dank zij een grauwe lucht,
    hoe ik dan mor en zucht,
    als een blauw scheentje,
    sta ik in mijn eentje.

    Alles verdriet mij,
    als ik verdrietig ben,
    het verdriet in mij.
    1840





    25-04-2014, 08:47 Geschreven door André  


    24-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Drie kussen. Heinrich Menzel
    Een jongeling zag een meisje blond,
    en kuste driemaal haar lieve mond,
    met deze woorden:

    Mijn eerste kus heb ik u toegewijd,
    omdat gij de schoonste jonkvrouw zijt,
    hier aan de Donau's boorden.

    Mijn tweede kus omdat in het brandend oosten,
    uw minnelijk beeld mijn heil is en mij zal troosten,
    in woelige tijden.

    Mijn derde kus, omdat ik op het hoogaltaar,
    een gouden kroon wil zetten op uw haar,
    mijn trouw u wijden.

    Is uw hart gelijk uw blik zo teer,
    geef mij, lieveling, mij het drietal kussen weer,
    en wordt de mijne.

    Zij sloeg haar ogen peinzend neer,
    maar gaf geen drietal kussen weer,
    gelijk aan het zijne.

    Duld, sprak zij, duld dat ik andermaal,
    die zoete schuld terugbetaal,
    van harte.

    Ik zend er één als afscheid, als mijn voet,
    de kloosterdrempel overschrijden moet,
    mijn huis van smarten.

    Ik zend er één in deze stond,
    een laatste groet die mijn trouw verkondt,
    uw droefheid lenigt.

    De derde,vriend, geen kus van aards genot,
    die geef ik eerst  wanneer ons God,
    bij Hem heeft herenigt.

    1837






    24-04-2014, 08:10 Geschreven door André  


    23-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ode aan de Westenwind. Percy B Shelly
    Adem van de herfst, ontembare Westenwind,
    die zonder spoor de bladeren van  het woud,
    tot roof kiest en voortdrijft pijl gezwind,
    als wichelaars hun geesten, flets en koud
    en tering ziek, een troep melaatsen, gij,
    die het wapperend zaad een winterbed ontvouwt,
    waar het roerloos ligt in muffe slavernij,
    als lijken in hun somber graf, tot weer
    uw zuster de lente, haar melodij
    van de dromende aarde toezingt, heinde en veer,
    als weidde zij de lammeren, veld en paan,
    bestrooiend met een geurig knoppenheer,
    ontembare Geest, die beurtelings doet vergaan,
    en roept te leven: hoor, hoor mij aan.

    O  Gij wiens drift in aamechtig hijgen,
    de losse nevelen als loof ontbloot,
    en meesleurt uit de hemel dichte twijgen,
    met bliksemvuur of water in hun schoot,
    reeds zie ik op uw glad azuren sop,
    weer schitterend, als de vlechten van een groot
    en woest Nimfen hoofd, vanaf de top
    des spansels tot het deinzend firmament,
    de kuiven van de orkaan. O lijklied op
    het stervend jaar, wiens middernacht de tent
    zal worden van een reuzen groeve, ontstaan
    en ingenomen door geheel uw bent
    van zwarte dampen, waaruit vonken slaan
    en regenjachten: hoor, hoor mij aan.

    O Gij, die wekte uit zijn zomerdromen,
    de kristallijnen Middellandse vloed,
    waar hij gesust door het kabbelen zijner stromen,
    nabij een puinsteenrif aan een baai voet,
    al slapend torens en paleizen zag,
    en op dier tinnen, vonkelend in de gloed
    der diepte, azuren kruiden, die geen dag
    zo schoon penseelde. ondwingbare, voor wiens baan
    het Atlantisch meer zijn dammen met één slag
    tot kuilen botst, terwijl de dorre blaan,
    van slijkerige wouden en het riet,
    en het zeegebloemte uw barre stem verstaan,
    en rillend van angst hun kleur verschiet,
    zich plotseling zelf plunderen, hoor mij aan.

    Ware ik een dorrend blad dan hoordet gij,
    Ware ik een wolk die schielijk met u vlood,
    een rappe golf die enkel minder vrij,
    door uw macht beteugeld voorwaarts schoot,
    als tolk van uw verschrikkingen. Wanneer
    ik nog een knaap was, en uw tochtgenoot
    kon worden in de ruimten, als weleer,
    toen nauwelijks mij het beschamen van uw spoed,
    een droombeeld dacht, ik riep u uit de sfeer,
    niet biddend af en pijnde mijn gemoed.
    Grijp als een golf, een wolk, een blad mij aan,
    ik val op 's levens distelen, ik bloed,
    een juk van uren kromde en deed vergaan,
    een ding als jij: trots, vurig, onweerstaan.

    Maak mij uw lier gelijk het dreunend woud,
    zo vallen ook mijn vege bladeren vrij,
    de bruising uwer noten, fors en stout,
    ontlokt ons beiden een najaarsmelodij,
    weldroef, toch liefelijk tevens. In uw bond
    neem mij op, onstuimige, wees mij.
    Verhef mijn dode zangen, dat de stond
    mag doemen van verrijzing, hemelwaart,
    en schud en slinger bij deze tovervond,
    als sprenkels uit een ongebluste haard,
    mijn liederen onder het mensdom heen en weer.
    Galm door mijn lippen aan de sluimerende aard,
    uw profetieën uit: "O storm wanneer
    de winter naakt, is dan de lente veer?"

    1879 vertaald gedicht
    Het gedicht is geschreven in het bos aan de Arno, op een dag dat de onstuimige wind,
    waarvan de temperatuur zoel en prikkelend is, de dampen vergaart die de herfstbuien 
    ontlasten. Het begint tegen zonsondergang, vergezeld van donder en bliksem, eigen aan
    de Cis Alpijnse gewesten. De plantengroei op de bodem van de zee, meren en rivieren komt
    overeen met het land in de kentering van de seizoenen. En staat dus onder invloed van de wind. 












     

    23-04-2014, 17:29 Geschreven door André  


    22-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het lijden van Jezus. Vertelling
    Tweeduizend jaar geleden was mijn stad een lijden. Een wreedaardig en laf volk uit het onbekende Romeinse heuvelland had ons
    veroverd en vernietigd. Wij leefden onder een verschrikkelijke terreur. Wij waren slaven. Om elke verzet tegen te gaan werden 
    verdachte personen of zelfs volledig onschuldige mensen gekruisigd. Het was een dagelijks tafereel. Iedereen moest openlijk de
    veroordeelden haten en bespotten. Anders werden zijzelf gekruisigd. En of dat niet genoeg was, werden de vrouwen aangerand en
    baby's vermoord. 
    Wij dachten dat het einde van de wereld nabij was. Want erger kon niet meer. Regelmatig kwamen mensen naar voor die zich profeet
    of god noemden. Zij voorspelden het einde en maanden ons aan om boete te doen. De Romeinse verdrukkers lieten dat toe. Die 
    godheden en profeten waren ongevaarlijk en maakten de angst nog groter.
    Een van die profeten was een zekere Johannes. Hij doopte de mensen aan het water dat door onze stad loopt. Lang,mager en gekleed in
    een harig gewaad wou hij de mensen tot God brengen. Alleen dat kon ons nog redden. Eenmaal weigerde hij iemand te dopen. Een
    zekere Jezus. "Ik ben het niet waard om zelf zijn slaaf te zijn." Maar een Goddelijk teken, niet zichtbaar voor ons, gaf hem de opdracht
    om Jezus te dopen. Johannes werd met rust gelaten. Tot hij de plaatselijk heer bekritiseerde om zijn gedrag.Die had zijn vrouw verstoten
    om diens zuster te huwen. Johannes werd aangehouden en onthoofd.
    Stilletjes hoopten wij dat er iemand zou opstaan om ons te bevrijden van de verdrukker. En wij dachten aan die ene Jezus. Hij was hier 
    geboren en was een rechtstreekse afstammeling van de stichter van onze stad. Hij had zijn jeugd doorgebracht in een nabije stad waar
    zijn vader gewerkt had aan de bouw van de kathedraal. Zijn vader was vroeg gestorven.  En de familie was teruggekeerd naar het ouderlijk
    huis. Zijn moeder had graag gehad dat Jezus timmerman werd zoals zijn vader. Maar met angst en droefheid moest zij aanzien dat Jezus 
    een andere weg opging.
    Hij predikte over een betere wereld, over goedheid, over naastenliefde en vergeving. Hij genas mensen en liet doden opstaan. Hij 
    vertelde verhalen met een diepere betekenis. De godsdienst moest er voor de mensen zijn. Gedaan met al die regels die de mens zo
    zwaar belasten. Dat vraagt God niet. Jezus kwam met een blijde boodschap. God zal ons bevrijden en Zijn heerschappij zal op aarde
    zegevieren.
    De moeder van Jezus was heel bezorgd. Hoe zou dat aflopen? De Romeinen zagen hem als een profeet en dus ongevaarlijk. Maar de
    bevolking zag in hem hun bevrijder. En dat werd heel duidelijk. Toen hij na een tocht terug onze stad binnenkwam werd hem hulde
    gebracht en door de stad gevoerd als een held.
    Jezus ging bidden in de kathedraal. Maar de kathedraal, een plek van rust en gebed, was ingenomen door handelaars die er hun
    waren verkochten. Jezus was zo aangedaan dat hij al de kooplieden wegjoeg.
    Nadien ging Jezus met enkele volgelingen eten. Hij wist dat het zijn laatste avondmaal was. Hij stelde Petrus als zijn opvolger aan en
    vertelde dat iemand Hem zou verraden. Ongeloof alom. Na het Laatste Avondmaal ging Jezus bidden op een zanderige heuvel aan de rand van de stad om te wachten wat komen zou.
    En toen reageerde de overheid. Een van Jezus' volgelingen werd gedwongen te zeggen waar Jezus was. Uit angst voor een opstand werd Jezus gearresteerd. Jezus moest voor de Romeinse overheid verschijnen. 
    De geestelijken zeiden dat hij God belasterd had. En godslastering werd door de verdrukker niet bestraft. Dat wisten de geestelijken. Zo
    hoopten zij nog om Jezus vrij te krijgen. Jezus gaf eerst geen enkel antwoord. De  landvoogd sprak onder vier ogen met Jezus.
    En Jezus zei aan de landvoogd: "Ik kom het Rijk van mijn Vader stichten." Dat was voor de landvoogd genoeg. Jezus was een
    vrijheidsstrijder. En dus moest hij  sterven aan het kruis. 
    Om elk verzet de kop in te drukken moesten de mensen schreeuwen dat zij de dood van Jezus wilden. Anders werden zij ook gekruisigd.
    En de landvoogd ging nog verder. Hij liet de keuze: Jezus vrij of een vrouwenmoordenaar vrij. En iedereen moest schreeuwen om de
    vrouwenmoordenaar vrij te laten. Uit angst om zelf niet gekruisigd te worden.
    Jezus was nu door iedereen verlaten. Zijn volgelingen waren gevlucht. Ene Judas, die uit angst voor de kruisdood, Jezus verraden had
    pleegde zelfmoord. En Petrus, Jezus' opvolger, ontkende driemaal Jezus te kennen. En toen kraaide de haan.
    Jezus werd gegeseld en met een zwaar kruis op de schouder door de stad gejaagd. De bevolking werd verplicht Hem uit te jouwen.
    Op de Grote Markt aangekomen werd Jezus gekruisigd samen met twee andere veroordeelden. Geen van hen was goed of slecht, alleen
    slachtoffer van brute overheersing. Op het kruis stond de reden van de kruisdood vermeld: "koning van onze stad." En dat konden de
    Romeinen niet toestaan. Een kluizenaar die op een eiland woonde buiten de stadsmuren heeft enkele druppels bloed opgevangen van de stervende Jezus aan het kruis. Hij heeft alles goed bewaard.
    Vandaag nog, met hemelvaart wordt het Heilig Bloed in processie rondgedragen in mijn stad. De mooiste dag van het jaar.
    Wij hadden Jezus verkeerd begrepen. Wij dachten dat Jezus ons zou bevrijden van de Romeinse heerschappij. En dat dachten de
    Romeinen ook. Maar Jezus wou ons slechts verzoenen met God.
    Na Jezus' kruisdood waren wij bang. Wij sloten ons op. Wij hoorden verhalen dat Jezus uit zijn graf was opgestaan. Dat konden wij niet
    geloven. En er waren getuigen van. Jezus had enkele volgelingen ontmoet bij de stadspoort. En toen verscheen Hij in ons midden. Het  
    was toch waar dat Jezus was verrezen. Misschien was er toch hoop voor de toekomst.
    Een heel droevig verhaal eindigend met hoop. Maar het ergste gebeurt vandaag nog. Wij hebben Zijn boodschap nog altijd niet begrepen.
    Wij zijn nog altijd niet bevrijd. Jezus, kom terug naar onze stad en wij zullen U ontvangen als onze bevrijder en Uw Boodschap
    begrijpen.

     Jaren geleden vertelde een oude man mij het verhaal. Ik heb alles netjes opgeschreven.







    22-04-2014, 00:00 Geschreven door André  


    21-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pasen in oude prentkaarten 3
    Prentkaarten uit grootmoeders tijd. Zo schoon.

















    21-04-2014, 20:54 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pasen in oude prentkaarten 2
    Prentkaarten uit grootmoeders tijd. Zo schoon.

















    21-04-2014, 09:22 Geschreven door André  


    20-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pasen in oude prentkaarten 1
    Mooie prentkaarten uit grootmoeders tijd. Zo schoon.

















    20-04-2014, 09:18 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pasen
    Een zalig paasfeest aan iedereen. De paasklokken zijn terug. Nu nog de paaseieren oprapen.
    zalig Paasfeest. 
    zalig Paasfeest.
    zalig Paasfeest aan iedereen.
    De paasklokken zijn terug.
    Nu nog de paaseieren oprapen.
    Smakelijk.
    Hoera. En maar genieten.
     Ik wens jullie allemaal nog 365 dagen zomer.

    20-04-2014, 00:00 Geschreven door André  


    19-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De bij. Th Moore
    Wanneer de eerste zomerbij,
    langs de jong roos zal zweven,
    zal ik mij tot u begeven,
    lieveling, even vlug als zij.

    Zij naar de bloemen, ik naar uw lippen,
    waar de honing overvloeit,
    wat voor een ontmoeting zal dit wezen,
    beiden in de liefde ontbloeit.

    Dan snort zij van plant tot plant,
    door de gaarde heen en weer,
    altijd steeds getrouw en teer,
    daar ik bij u toef, in liefde ontbrand.

    Dan snelt zij om nieuwe zoetheden,
    steeds naar duizend bloemen heen,
    maar dat zoet van duizendtallen,
    vindt mijn hart slechts bij één.

    vertaald gedicht

    19-04-2014, 00:00 Geschreven door André  


    18-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij de dood van een meisje. Th Moore
    Pleng geen tranen om hen, die in de bloei van hun jeugd,
    door de sluier van het graf zijn ontrukt aan uw oog,
    eer de zonde de bloem deed verwelken der deugd,
    of eer de aarde had ontwijd, wat ontlook voor omhoog.

    De bron die verkild is door de adem van de dood,
    zij bevroor even rein als zij de akkers doorvloot,
    en zij slaapt tot het zonlicht van de hemel ze ontboeit,
    tot verfrissing van het Eden, dat ze eerst heeft besproeid.

    Ween om haar niet, de bruid van de vallei, noch betreur
    de allerliefste, aan ons midden zo plotseling ontroofd,
    eer de glans van het leven, verschoten van kleur,
    en de krans van de liefde verdorde om haar hoofd.

    Ja, haar tijd was het toen, toen zij de aarde moest ontvlieden,
    zodat haar geest niet het donker van de wereld zou zien,
    en de zang aan haar mond onder het sterven ontvloden,
    werd door haar lippen als herhaald voor Gods troon.

    Ween om haar niet, zij is jong naar die oorden gesneld,
    waar geen kluister de zielen weerhoudt in hun vaart,
    en nu ziet zij, als het gesternte op de dauw blikt van het veld,
    met een glimlach neder op de tranen van de aarde.

    1838
    gedicht is vertaald door S J Van den Bergh



    18-04-2014, 08:45 Geschreven door André  


    17-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De laatste zomerroos. Th Moore
    Het is de laatste zomerroos,
    die alleen in bloei bleef staan,
    al haar tedere gezellinnen,
    zijn ontbladerd en vergaan.

    Niet één bloempjes van haar maagschap,
    Niet één knopje is haar nabij,
    om haar blosje weer te kaatsen,
    of te zuchten aan haar zij.

    Ik wil u zeker niet achterlaten,
    om te kwijnen op uw steel,
    nu de lieven zijn gaan slapen,
    zij de sluimering ook uw deel.

    Daarom strooit mijn hand uw blaadjes,
    zachtjes langs het bloembed uit,
    waar uw zusters neder liggen,
    geurloos en de dood ten buit.

    Even spoedig moge ik volgen,
    als de vriendschap mij is ontvloon,
    als de parel is ontvallen,
    aan de rijke liefdekroon.

    En als trouwe vrienden sterven,
    En de dierbaren zijn vergaan,
    wie wenst dan alleen te wandelen,
    op de droeve levensbaan?

    1838


    17-04-2014, 07:25 Geschreven door André  


    16-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stangen. William Wordsworth
    Hoe kalm glijdt langs de azuren baan,
    de lieve maan,
    schoon haar wolken vaak omhuiven,
    de luister dovend van haar licht,
    zodra zij uit elkander stuiven,
    hoe helder is haar aangezicht.

    Niet traag, al is de wind van de kust,
    in slaap gesust,
    niet voortgezweept, ofschoon de vloed,
    de storm zich tot de hemel verheft,
    blijft zij even statig voorwaarts spoeden,
    draagt zij gelaten wat haar treft.

    En schamen wij het geveinsd verdriet
    bij haar ons niet?
    wij die ook het hoofd doen hangen,
    ofschoon het zoete des levens tot ons stroomt,
    wij huichelaars, op wier hetse wangen,
    het ganse jaar geen lachje koomt.

    Zo ooit die zonde van het gemoed,
    mij struikelen doet,
    geduldig aan de trans verheven,
    dan snelt u mijn verbeelding na,
    en leert van uw blijmoedig leven,
    en vindt  voor die zonde gena.

    1840
    1770-1850 Engels romantisch dichter
    vertaald gedicht



     


    16-04-2014, 06:40 Geschreven door André  


    15-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wallonië in oude prenten 1
    Prentkaarten uit grootmoeders tijd. Zo schoon.

















    15-04-2014, 18:21 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gescheiden 4. Jean Ingelow
    Stout verbreden de wateren hun banen,
    daverend gedruis meldt ze het schemerend verschiet,
    wapperende zeilen, die reuzige zwanen,
    knotten de lelie's en kraken het riet.

    Waar is de bedding die wij overspanden?
    Het schuim voor die boeg gold bij oorsprong een meer,
    en wie voorspelde bedrijvige stranden?
    Het frisse groen lint dat ons aansloeg van veer.

    Harte, mijn harte, dat wegkrimpt van rouw,
    schreiend valt het mij arme, zo zwaar,
    straks als naar de andere oever ik schouw,
    het stipje te volgen in  het woelen dier schaar.

    Verder al verder, maar zien is nog groeten,
    tot het mijn blikken in tranen ontgleed,
    om het alleen in mijn hart weer te ontmoeten,
    waar ik verlaten de levensweg treed.

    Toch wijkt de twijfel die vlijmend mij griefde,
    Toch is het me blijde in mijn binnenste te moe,
    lief had hij mij en wijd me nog zijn liefde,
    inniger, beter dan ik het hem doe.

    Het zoete bewustzijn verzekerd zich zelve,
    ruist de rivier ook zo gram aan, mijn zij,
    over uw breedte en diepte hoe welven,
    steeds zijn gedachten zich bogen tot mij.

    1820-1897 dichteres en romanschrijfster
    gedicht vertaald uit het Engels







    15-04-2014, 07:30 Geschreven door André  


    14-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gescheiden 3. Jean Ingelow
    Even of rust boven rang viel te kiezen,
    Even als streelt haar de schepper niet meer,
    ligt daar de maan bij die wuivende biezen,
    legt zich bleek op de wateren er neer.

    De schitterende hemel maakt droef haar te moede,
    medegevoel zag zij in de schemerende dauw,
    en of het beekje haar stemming bevroedde,
    stillen zijn golven zich, ademen nauw.

    Voort om het gras waar geen wind om wiegelt,
    Voort schrijden wij in het schijnsel van de maan,
    tot ons gelaat al haar droefheid weerspiegelt,
    vreugde in de knop reeds verwelkt en vergaan.

    De adem van het leven in frisheid ontwakend,
    getjilp door het lover, aan de oever geschreeuw,
    gegons en geklep aan het morgenrood hakend,
    wolken in het oosten, zo donzig als sneeuw.

    Groenende vlakten waar runderen op grazen,
    dalen met hagen van dorens omtuind,
    en waar de nevel ter zij wordt geblazen,
    heuvels door suizelend geboomte gekruind.

    Rozerood schittert de hemel van stralen,
    goud is het licht dat om de eikentop gloeit,
    hoe op de vloed wij de weerschijn zien dalen,
    beekje dat stroom werd, maar statig nog vloeit.

    Zwemend naar zilver bij het wijken van huiver,
    glijdt hij langs neerbuigende ooftbomen voort,
    waar slechts de klacht van verlaten duiven,
    het loflied er minnen in zijn schateren stoort.

    Dauwdrop en golfkruin wedijveren in ijver,
    op rijst de lelie, ontwaakt is de roos,
    doch wij twee blijft de dageraad duister,
    wuiven wij elkaar niet vaarwel voor altoos?

    14-04-2014, 00:00 Geschreven door André  


    13-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gescheiden 2. Jean Ingelow
    Wisselziek drijft boven het weiland de heuvel,
    kraaien doorklieven al krijsend de lucht,
    voorwaarts en aarzeling verbreedt hun gewemel,
    schaduw bij schaduw op het stille genucht.

    Ook op de beek die het gras nu weet te scheiden,
    als een lief meisje het lokkig haar,
    zeker dat lachen van de zon haar verbeiden,
    waar zij het glinsterend gelaat wordt gewaar.

    Dartelend zingt zij, hoe zingen wij mede,
    tot één van beide stapt over de vliet,
    stapt? maar die oevers scheidt nauwelijks een schrede,
    hand nog in hand rijst langs weerszij ons lied.

    Echter verbreedt zich het vonkelend geklater,
    los laat ik hem en wij staken de zang,
    het scheiden verstomd ons, al gaat ook het water,
    zingende de neigende zon, zijn gang.

    Hij zegt: "kom tot mij", maar ik durf het niet wagen,
    ik roep:  "spring over",  maar de beek is te breed,
    het hangen van handen maakt kouten tot klagen,
    pijnlijk ontveinzen wij in lachen ons leed.

    Zuchten die wederzijds uit deernis wij smoren,
    woorden wier zin ons ter harte niet gaat,
    toch slaat de beek, even blij als te voren,
    dansend bij het luchtig liedje de maat.

    Huivering bevangt mij, de kloof blijkt zo wijd,
    "Lieve komt tot mij, de golfslag wast aan",
    "Waar het te doen", suist van de andere zij,
    nauwelijks vernomen, te goed maar verstaan.

    Keren? Ter heide? de dag is aan het zinken,
    keren naar de oorsprong? wij dwaalden te veer,
    "Kom toch", nog zie ik het avondrood blinken,
    "Kom toch eer het schemert", "Helaas", klinkt het weer.

    Smartelijke kreten en strekking van armen,
    beide vergeefs, want de beek wordt zo wild,
    hoe haar hartstochtelijke bede om erbarmen,
    sterft in het geruis, dat haar schreien niet stilt.




    13-04-2014, 09:01 Geschreven door André  


    12-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gescheiden 1. Jean Ingelow
    Wolkeloos luchtruim op de bloeiende heide,
    goud zijn flikkerglans, purper haar kleur,
    dwars door die bloemenzee waden wij beide,
    honing verkwistende, tredende geur.

    Bijengedommel omsuist onze gangen,
    sprinkhaan bij sprinkhaan omhipt onze voet,
    hoog in de lucht schijnt de leeuwerik te hangen,
    juichend en jubelend om een ochtend zo zoet.

    Over de kloof, die het purper in het helle
    tooit, met een ruiker verblindend geel,
    zweven zo sluimerziek bruine kapellen,
    zijgen zij op het bremloof vermoeid van het gespeel.

    Voort gaan wij, voort, waar de heibloemen kwijnen,
    Voort waar het dorre gras alle plaats beneemt,
    waar wij van verre ons iets blinkend zien schijnen,
    groen als een lint, waar het gekronkel naar zweemt.

    Over de grasstoppels stoven wij nader,
    argeloos waren zo blij wij te moe,
    "Het heerlijke lint", juichten wij beiden te gader,
    ach waarom klonk ons geen waarschuwing toe?

    "Het frisse, groene lint", hoe de knieën wij bogen,
    het vochtige lies deden wijken op zij,
    tot ons die oorsprong er vonkelde in de ogen,
    druppels en stralen, een zangerig geglij.

    Lustig, lustig, sprong  het en zong het,
    Lustig koutten en koosten wij mee,
    toverklokachtig ging het, en drong het
    diep ons ter harte, het fluisteren van de fee.

    Daar bleek het licht in de schemering geschreden,
    weer, zo zeiden wij, het groen weert de zon,
    en toen zijn hand in mijn hand was gegleden,
    kom wij volgen naar het westen de bron.
     


    12-04-2014, 09:49 Geschreven door André  


    11-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leven 2. William Cullent Bryant
    Het zij zo, echter rijst mijn dank,
    ik werd een zoete wijle lang,
    de duisternis van het stof onttogen,
    en ik zag,
    al was het één enkele dag,
    U, Heer van het Alvermogen,
    de lichtglans van Uw Majesteit,
    omhoog, omlaag, alom verspreid.
    En ik wist dat de inspraak die mij stierde,
    soms veracht, soms gesmoord,
    allengs met straffer stem gehoord,
    op het heir van driften zegevierde,
    dat alle kennis, alle kracht,
    dat de adeldom van ons geslacht
    uitblinkt, ook als het heeft gezondigd,
    in het rouwdragende gemoed,
    al wat de onsterfelijkheid verkondigt,
    slechts van Hem kwam, Hem, het Hoogste Goed.

    Mijn kind, gewis zal traan bij traan,
    uw blauwe ogen dof toen staan,
    als ik, te vroeg, u worde ontnomen,
    mijn zerk,
    zijdelings van de kleine kerk,
    u vaak met verse bloemen ziet komen.
    Maar wacht een week, een maand, een jaar,
    het gemis wordt licht, al viel het zwaar,
    en het hier zijn zal u een genot wezen,
    tot gij gekromd, verzwakt, geduld,
    volgaarne uw plaats ruimen zult,
    waarin ge schijnt verrezen.
    Dan ligt gij op uw beurt in een graf,
    het vergankelijk omhulsel af,
    och, werd ons bij die schijnbare rust,
    de schemerige toekomst klaar,
    van al het goddelijke ons bewust,
    van onze liefde voor elkaar.

    Amerikaans dichter 1794-1878
    vertaald gedicht








    11-04-2014, 08:53 Geschreven door André  


    10-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leven 1. William Cullent Bryant
    O Gave, die mijn oog aanschouwt
    in het roerloze mos van het woud,
    als in zijn wiegende bladeren,
    genucht,
    mij omgeurende in de lucht,
    en het bloed bevleugelend in mijn aderen.
    Gij die de hemel weergalmend prijst,
    als met de dag het zonlicht rijst,
    O Onverklaarbare geest, O leven,
    hoe blinkt, hoe straalt, hoe gloeit uw vreugd,
    de blikken uit de blijde jeugd,
    haar overstelping prijsgegeven.
    Vlug, vrolijk, vrij in dartele vaart,
    de vlinder na, van verre ontwaard,
    verrukt zij me in de lieve jongen,
    die springend en zingend mij vergezeld,
    waar beek bij beek, met schuchter sprongen
    dan wilde dieren, door het lover snelt.

    Met uw weergaloze kracht,
    die hier uit bos en beemden lacht,
    die al hun bladeren en bloemen teelde,
    het insect,
    in het sluimerend stofje wekt,
    en ieder ruim vervult met weelde,
    het water de vissen beschikt,
    de wolken met gezang verkwikt,
    de weiden briesen doet en loeien,
    ach, moet uw adem die mij blaakt,
    en dag aan dag uw wonderen smaakt,
    eens aan mijn vegen mond ontvloeien.
    Vonk voor vonk, drop voor drop,
    bij telkens flauwer harteklop,
    mijn kreunend krimpend lichaam ontwijken,
    een schaduw van hetgeen het was weleer,
    en doodsnacht op mijn ogen strijken,
    als heersend licht noch liefde meer.

    Geen schepsel dat aanschijn heeft,
    of het schiet van de aarde, het stijgt, het streeft,
    uit ingeslapen lust in luister,
    omhoog,
    naar de heldere hemelboog,
    maar zinkt als het sterft weer weg in het duister.
    Al wat ge neigen zag ten val,
    Al wat uw adem wekken zal,
    verleden en toekomst licht verborgen,
    schuilt achter het wapperend sluierkleed,
    door u uit geur en glans gereed,
    door u verplooid met iedere morgen.
    Hoe liefelijk het in mijn oren ruist,
    omgolft alreeds mijn donkere kluis,
    het verheelt de ziertjes thans vertreden,
    maar die slechts wachten op mijn dood,
    om fluks de ruimte te bekleden,
    waarin ik aarde en lucht genoot.








    10-04-2014, 08:14 Geschreven door André  


    09-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het schaakbord. Owen Meredith
    Heugt u lieve, met wier trouw ik mij vleide,
    eer ons zo droeve wijsheid scheidde,
    heugt u, wat zoets de winter had,
    bij het haardvuur prettig omgevlogen,
    waar wij ons over het schaakbord bogen,
    vaak door elkanders blik schaakmat.

    Ik zie nog je poezelig handje spelen,
    met de eerste veroverde pion,
    daar doet ge beschut tussen de kastelen,
    uw koningin de strijd bevelen,
    de raadsheer schijnt zich weg te stelen,
    of hij een nieuwe list verzon.

    Hoe raken eensklaps onze vingeren,
    elkander aan, je lokkig haar 
    omgolft mijn wang, en dwars door het slingeren,
    word ik je blanke hals gewaar,
    is het een wonder dat de gulden netten,
    op het onvoorziene schaak mij zetten.

    Ook mat, de slag heeft uit, verheerd
    ligt wie zo fier de kroon mag dragen,
    en heeft ons het lot, in later dagen,
    verplicht wel stouter zet te wagen,
    wat heeft het falen als het slagen,
    wat droeve wijsheid ons geleerd.

    Slechts dit helaas, dat gij noch ik,
    al sloot het saai voor dubbele ruiten,
    niet enkel storm en sneeuw weer buiten,
    maar ook wat slaat met felle schrik,
    ook 's werelds ogen, 's werelds oren,
    wij ons nooit, neen nooit, nooit weer zien gloren,
    wat zoete jonkheid blijft beschoren,
    het schaakmat zijn door elkanders blik.
    1860
    vertaald gedicht

    09-04-2014, 08:54 Geschreven door André  


    08-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het lied van de valk 2. J M'Lellan jr
    Waar de winden minziek zweven,
    om de bergtop warm van lust,
    daar, mij uw schoonheid prijs gegeven,
    daar, de wilde tocht geblust.

    Maar gij leed de slavernij,
    Maar gij aarzelt bij het gefluit,
    weg, ik achtte u vrank en vrij,
    weg, ik wil u niet tot bruid.

    Wat dan bloodaards zou ik telen,
    het paar, waaruit ik sproot, tot schand,
    niemand die zich liet strelen,
    door de voederbiedende hand.

    Neen, de moeder van mijn jongen,
    heeft in 's jagers lijk gewroet,
    op de rots ons nagesprongen,
    en verpletterd aan haar voet.

    Welk een weelde dus, zijn wieken
    uit te spreiden, zonder dwang,
    van 's ochtends schemerkrieken,
    tot  's avonds ondergang.

    Weelde, het weerlichtsnelle drijven,
    langs de glinsterende trans,
    Weelde, het sierlijk kringbeschrijven,
    door de schepping noodt ten dans.

    Weelde zonder schrik te roven,
    wijl ik allen overmag,
    en het bereik van kruid te boven,
    in het zwerk de rook belach.

    Toon uw sterke, forse vleugels
    Toon die thans in stouter vlucht,
    ginder viert de storm de teugels,
    in de wolkenzwangere lucht.

    Luider klinkt alreeds de donder,
    van de verre oceaan,
    het middagzonnelicht duikt onder,
    mag dat oorlogsschip vergaan.

    En de wilde baren schuimen,
    En zij steigeren torenhoog,
    even of haar blanke pluimen,
    het loden wicht geen aasje woog.

    Op de rasting strijk ik neder,
    om de wimpel zwier ik rond,
    want de vrees kreukt mij geen veder,
    schoon het geschut zijn nood verkond.

    Hoe de hoge masten trillen,
    Hoe de wolk van zijden slinkt,
    gretig vangt mijn oor het gillen,
    van de schare die verdrinkt.

    Wie is thans de god der aarde,
    wat vermag zijn heerschappij,
    het liefelijk blauw van de hemel klaarde,
    toen ik hoger steeg, voor Mij.
    1843
    vertaald gedicht








    08-04-2014, 00:00 Geschreven door André  


    07-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het lied van de valk 1. J M'Lellan jr
    Waar beken, het bos ontkomen,
    leven schept in het eenzaam dal,
    waar de donkere dennenbomen,
    huiveren bij de waterval.

    Waar de zomerzon de rotsen,
    heel een etmaal lang bestraald,
    waar haar kruinen wolken trotsen,
    in een onweer afgedwaald.

    Daar ontplooien zich mijn wieken,
    tot de vrije, verre vlucht,
    ieder gaaiken dekt haar kieken,
    rijst mijn roofkreet in de lucht.

    Eer het gebergte zijn laatste galmen,
    steven hoort in het verste meer,
    daalt mijn schaduw op gouden halmen,
    van een vruchtbaar landschap neer.

    Daalt er op en is al ver,
    immer evenaar ik in spoed,
    het vallen van een ster,
    de bliksems rosse gloed.

    Schip bij schip doemt aan de kimmen,
    zie daar zeilen zij onder mij,
    en het flikkerende glimmen,
    van de zee zelf is voorbij.

    Waar ter wereld heerst een koning,
    over erf, mijn erf gelijk,
    het ganse luchtruim is mijn woning,
    alle hemelen zijn mijn rijk.

    Slechts wanneer ik blind mij staarde,
    waar het licht zijn oorsprong neemt,
    daal ik deinzende af naar de aarde,
    poos ik boven bos en beemd.

    Trots het woest gedruis der steden,
    beeft noch trilt mijn vleugelpaar,
    nauwelijks wordt mijn blik beneden,
    het kruipend mensenras gewaar.

    Dwarrelt ginds een wolk van duiven,
    over het vale bruin der hei,
    het is of rossen het zand doen stuiven,
    ha, daar hoor ik valkgeschrei.

    Wees gegroet, gij telg van het noorden,
    die uw prooi voert in uw klauw,
    ga met mij naar stouter oorden,
    ga van uit dit nevelgrauw.
    1843

    07-04-2014, 08:02 Geschreven door André  


    06-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ganzenvlucht. Guy de Maupassant
    Het is rondom alles stil, een stilte als van de dood,
    de vlakte is witbesneeuwd, de hemel grijs als lood,
    alleen de raaf aast op zijn prooi. Hij zoekt zijn beet,
    wroet in het sneeuwwitte veld, en smet het vlekkeloos kleed.

    Maar luister, in de verte verheft zich plots een kreet,
    kom nader, kom nader, het is een wilde ganzenstoet,
    de  halzen uitgerekt, het zuiden tegemoet,
    steeds sneller ijlend in hun tomeloze vlucht,
    zo vliegen zij voorbij en snorren door de lucht.

    Eén voert als gids de schaar dor grauwe pelgrims aan,
    ver over de bergen, langs de wijde oceaan,
    en waar het nodig is hen tot vlugheid aan te sporen,
    laat hij van tijd tot tijd een schrille maankreet horen.

    En ruisend slingert zich de brede karavaan,
    een dubbel lint gelijk langs de effen hemelbaan,
    maar zie hun broeders ginds in het veld. Zij zijn gevangen
    en als verstijfd van kou. In zware, lome gangen 
    voert hen een haveloos kind, al fluitend op en neer.

    Als logge schepen gaan zij schommelend heen en weer,
    straks horen zij de kreet van de anderen, zie zij staren
    verwonderd naar omhoog. Als zij hen dan ontwaren,
    die vrije reizigers doorklievend de lucht,
    dan richten zij zich op, als reppend zich ter vlucht.

    Hoe voelen zij op die stem de vrijheidszin ontwaken,
    die sluimerde in hun hart, hoe zij hun armen koortsig haken,
    naar het vrije mateloze ruim, naar het zoele zuideroord,
    zij spoeden zich door de sneeuw angstig waggelend voort,
    lang nog, lang nadat hun broeders zijn verdwenen,
    klinkt over het doodse veld hun schrille noodkreet henen.
    1880
    vertaling J N Van Hall


    06-04-2014, 07:55 Geschreven door André  


    05-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'s Nachts in de sneeuw.Guy de Maupassant
    Beweegloos ligt het veld in donzen wintervacht,
    geen kreet, geen ademtocht, het leven is geweken,
    slechts hoort men nu en dan de doodse stilte breken,
    door het huilen van een hond die ronddoolt in de nacht.

    Geen gezangen in de lucht, geen grasspriet meer ontloken,
    de winter heeft elke lied en elke bloem gedood,
    de bomen steken, van hun bladerendos ontbloot,
    hun wit geraamte omhoog, als droeve norse spoken.

    De bleke maan schijnt in de bodemloze gaarde,
    het is of zij koud heeft aan de hemel zo alleen,
    zij laat haar doffe blik ver weiden over de aarde,
    ziet alles doods en naakt in het rond, en spoedt zich heen.

    Koud vallen ze op ons neer, haar laatste zilveren stralen,
    Fantastisch schijnsel dat zij al gaande nederstrooit,
    en met de wondere glans van het bleke licht getooid,
    blinkt in de verte de sneeuw in de eenzaam stille dalen.

    En welk een nacht is het voor de vogels in het woud,
    een wind als ijs giert om, de wilde stormen huilen,
    geen loverdak in het rond om voor het weer te schuilen,
    geen slaap verkwikt hen meer, zij hebben het veel te koud.

    En bevend zitten zij, verwilderd en verstomd,
    op de afgedorde tak, met ijzel overtogen,
    zij staren naar de sneeuw met angstig zoekende ogen,
    en wachten, wachten op de nacht die maar niet komt.
    1880
    vertaling J N Van Hall







    05-04-2014, 07:42 Geschreven door André  


    04-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Haar Naam. Victor Hugo
    De lieflijke ambergeur van lelie, het schitterend glansen
    van stralen, die het hoofd van de Moedermaagd omkransen,
    het laatste geluid van de dag, wanneer hij zijn ronde sluit,
    de deernis van een vriend, wiens tranen ons vertroosten,
    de blos van de herauten in het levenswekkend oosten,
    de liefdeskussen hun zoet geluid.

    De zevenkleurige sjerp, zo welkom aan onze ogen,
    die het vliedend onweer op de donkere wolkenbogen,
    ten zegeteken aan het zonlicht achterlaat,
    het onverhoopt genot een dierbare stem te horen,
    de stem van een bloedverwant, te lang, te wreed verloren,
    de herinnering aan een goede daad.

    De toon van een zilveren luit die smelt in de avondwind,
    de reinste, de eerste droom van een schuldeloos kind,
    de zoetste wensen van een pas ontloken maagd,
    het kwijnend licht van de maan dat door het loof gaat spelen,
    in de zomeravond de dans van de Filomelen,
    die de koelte door de velden draagt.

    Het verrukkend lied van een koor dat weerklinkt in de verte,
    het kind haar eerste lach zo dicht bij het moederhart,
    het ruisen van een beek gekust door Zefir's adem,
    het murmelen van een klank die wegsterft in de dalen,
    al wat de geest zich nog zoeter tracht te malen,
    is minder liefelijk dan Haar Naam.
    1838






    04-04-2014, 08:14 Geschreven door André  


    03-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aan het rijm 3. Joseph Delorme
    Duld niet in een vers, dat de dwang
    van de klank,
    van frisheid beroofd en van leven,
    de lettergreep eenzaam verzucht en alleen,
    die van geen het antwoord verkrijgt,
    haar te geven.

    Eens dat ik mijn hand in het zwijgende woud,
    langs het goud,
    de snaren van het speeltuig liet dwalen,
    zag ik eensklaps een hagelwitte duif in de vlucht,
    uit de lucht,
    op het ebbenhout klankenrijk dalen.

    Maar dat zij zich bij mij kwam wagen,
    was niet om mijn lied,
    welke zoetheid haar oor mocht bekoren,
    het gemis van haar echtgenoot doordrong haar van rouw,
    en haar trouw,
    vroeg mij naar de droevig verlorenen.

    Beminnelijke vogels, Ik hoorde veeleer,
    u maar weer,
    tweelingstem zingende paren,
    gij stoeide veel liever met vrolijk getier,
    op mijn lier,
    en uw vleugels dekten mijn snaren.

    Dat een draad uit zijden vlecht,
    u verhecht,
    aan een wolk, mij dienende als wagen,
    zo zouden jullie, als trekspan van de godin
    der min,
    in Venus bospaadjes mij dragen.




    03-04-2014, 08:27 Geschreven door André  


    02-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aan het rijm 2. Joseph Delorme
    Rijm, ring van juweel, die omhoog
    aan de boog,
    de luchters verhecht, die er slingeren,
    of  's avonds de vaas, waar de wierook in brandt,
    door uw band,
    bevestigd in Moedermaagds vingeren.

    Rijm, sleutel die de ark ontsluiten weet, 
    waar op het altaar,
    het Hoogheilige in de nacht ligt verholen,
    of die met uw zegel het geurende vat,
    als een schat,
    in een cederen kist houdt verholen.

    Rijm, tovergodin met gevleugelde voet,
    die de stoet,
    voorafgaat van zangerige koren,
    terwijl de wolkenkoets van verzen in vlucht,
    door de lucht,
    geleidt langs lichtende sporen.

    O rijm, wie gij zijt, ik wijk u,
    ik buk voor uw juk,
    hoe lang kan ik u weerstand bieden?
    ik geef mij over, ik zweer niet meer,
    als weleer,
    uw invloed weerspannig te ontvlieden.

    Maar vlied dan ook gij, vlied niet heen,
    als de gloed,
    van de dichtkunst mijn hart doet jagen,
    maar schenk mij uit deernis een vriendelijke blik,
    wanneer ik,
    uw machtige bijstand zal vragen.








    02-04-2014, 09:48 Geschreven door André  


    01-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aan het rijm 1. Joseph Delorme
    O rijm, dat de steun geeft aan klaterende klank,
    aan gezang, 
    O rijm, harmonie van akkoorden,
    gaf niet de galm van uw trillende stem,
    daaraan klem,
    die nooit oren of harten bekoorden.

    O rijm, dat de wedergalm is van het geluid,
    dat zich uit,
    uit hoorn en veldpijp gedreven,
    vaarwel van een scheidende vriend, die zijn ach
    door het beklag 
    zijn vriend trouw terug hoort gegeven.

    Rijm, spaan, die het water dartelend splijt,
    en doorsnijdt,
    boeg, stout door hun golvenjacht dringend,
    rijm, ijzeren spoor, gouden toom,
    naar de wet,
    van heilzame regels dwingend.

    Rijm, haak om de heupen van een wulpse godin,
    van de min,
    het luchtig sluiergaas windend,
    en vast om de borst van de liggende held,
    op het veld,
    de koperen draagband verbindend.

    Rijm, engte waardoor zich het bronnat verdringt,
    dat ontspringt,
    in opwaarts gedreven stralen,
    die stuivend door het ganse zonlicht gelonkt,
    en ontvonkt,
    in kleurige stroomzuilen dalen.
    1837
















    01-04-2014, 09:03 Geschreven door André  


    Videoweerbericht
    De plaatselijke tijd in Brussel:
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog als favoriet !

    Startpagina !

    Mijn favorieten
  • Venster op de wereld
  • Restaurantgids
  • boeken
  • Wikipedia
  • Nieuwe encyclopedie
  • Vertalingen
  • Synoniemen
  • Onze Taal
  • Wetenschappen

  • Zoeken met Google



    Archief per maand
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs