|
We zijn de 24de week van 2024
|
|
|
|
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
|
28-02-2017 |
Morgen 3. Caesar Gezelle |
Het dropt bloed om u, die het niet en helpen kunt,
mijn getraan is om u, die het niet en stelpen kunt,
o mijn kroon, gij mijn kind en mijn kruis.
Gij vreugd mijner ziel, dat ze jubelt erbij,
gij doorn in mijn hart dat het bloedt binnen mij,
gij die kroont mij, of breekt me tot gruis.
Mijn blik in de diepte uwer blikken gedaald,
vindt weer, uit uw gloeiend paar ogen gestraald,
immer weer die onpeilbare gloed.
Kom, dicht om den hals mij om uw armen gevaamd,
mijn arm om uw jagende boezem gepraamd,
voer ik varen den vlammende vloed.
28-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
27-02-2017 |
Morgen 2. Caesar Gezelle |
Mijn zon, ach, wat maakt uw gestraal mij zo zoet,
mijn daglicht, wat streelt mij uw luister zo goed,
mijn leven, maar wat zijt ge broos.
Mijn liefde, wat maakt uw macht mij zo groot,
het gestraal van uw licht, alle licht straalt dood,
mijn liefde, ach, uw beet is me boos.
Mijn hart was voor immer, zo waande ik, gestraald,
er was vrede op zijn bodem, voor immer, gedaald,
er was rust in zijn diepte, voor goed.
Helaas, en o blijdschap, ocharme en wel mij,
ik lijd weer en jubel, ik ween en ben blij,
ik lach tranen, mijn hart dropt bloed
27-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
26-02-2017 |
Morgen 1. Caesar Gezelle. |
Wat zinkt daar vanavond het zonnelicht zoet:
verkwijnend in het goud-roden bad van haar bloed,
biedt ze ons afscheid, de goede, en gaat neer.
Wij treuren om het sterven van het vriendelijk licht,
dat heengaat zo traag en zo node uit ons zicht,
waarom treuren, het daagt morgen toch weer.
Ja, morgen zal het dagen, en doodgaan weerom,
zo gaat heel de stoet onzer dagen alom,
en zo gaan dag aan dag wij voorbij.
Nog nauwelijks is het morgen of het avondt alreeds,
het wordt nacht weer voor mij, zware nacht wordt het steeds,
zware nacht wordt het immer voor mij.
26-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
25-02-2017 |
Duinen 4. Caesar Gezelle |
Hoe groots gij duinen mij daar staat,
Gods eigenhandig werk,
langlijdend als het tijdsverloop
en als de tijd zo sterk.
Hoe schandelijk is de hebzucht van
der mensen dwaze voeren,
dien, schendend, met hun gierige hand
uw oude pracht beroeren.
Uw hand daaraf, o mens, die nooit
een echte schoonheid kent,
waar immer gij de schoonheid vindt
met schuldige hand ze schendt.
Houdt af en laat ze hun wilde pracht
de duinen onbetreden,
en gaat en woekert en wint veel geld
in het lelijke uwer steden.
XXXXXX
25-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
24-02-2017 |
Duinen 3. Caesar Gezelle |
Dan bijst het wervelend zand: daar giert
het rillend duinengroen,
doch stand houdt gij, door al het geweld
dat de wind en baren doet.
Gij houdt stand en blijft de aloude kust
van Vlaanderlenland bewaken
van storm of springvloed of wat el
van watersnood mocht maken.
Wat zie ik geerne het zonnewiel,
te westen vorstelijk rood,
te rusten gaan in het bloedbed van
de zee haar gouden schoot.
En, boven op uw kop gestaan,
de heldere sterrenwachten
en het toverlicht der zee aldoor
de heimelijke nachten.
24-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
23-02-2017 |
Duinen 2. Caesar Gezelle |
Hoe blekt gij, duinen groen en wit,
bij het nuchter zonnedagen,
hoe hangt de lucht hier wijd en blauw
en wolkeloos diep bij dagen.
Hoe ruist de machtig grote zee
hier vredig aan uw voet,
en temt haar wilde golfgeweld
en zacht u strelen doet.
Soms, bulderend op uw flanken breekt
ze haar losgewoelde baren,
die, bijtend in de baard u, doen
hun zilte schuimvlies varen.
Die winden gaan uw ernstig aan
en geselen uw lijf,
en het zeegeweld zijn schoot zwelt, vol
ontzettend doodsbedrijf.
23-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
22-02-2017 |
Duinen 1. Caesar Gezelle |
Standvastige eerbiedwaardigheid
der oudgedaagde duinen,
wat hoor ik, hoe de zeewind raast
om uw schiernaakte kruinen.
Door duinendistel, biezegras
dat, schaars, uw schedel vlekt
en armoedig mager groen
uw bleke flanken dekt.
De trage nacht, het schemerlicht
ontduikend opgerezen,
laat zien het grillig lijnen van
uw statig duinenwezen.
Zo gauw het oosten kleurt, de zon
haar nevelkamp vertrekt
en het nieuwe leven weer
onze oude wereld wekt.
22-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
21-02-2017 |
Bomen 4. Caesar Gezelle |
Zoetezingend bladerenlied,
waarom, waarom, ik weet het niet,
bij zomeravondstonden,
mijzelf vergetend urenlang,
ik sta te luisteren, in uw zang,
uw stillen zang verslonden.
Heimelijk talend loverlied, (1)
was is het, wat is het? Ik weet het niet,
bij zomeravondstonden,
daar u de wind aan het ruisen stelt,
al wat gij mijn ziel vertelt,
aan uw geruis verbonden.
Zielezalvend bomenlied,
zo dikwijls, dikwijls balsem giet
op ongenezen wonden,
als gij uw leisen lispelt zoet (2)
en het hart zijn leed vergeten doet,
bij zomeravondstonden.
Wonderdiepe loverlied,
en zingt mijn eigen ziele niet,
bij zomeravondstonden,,
met u vereend één zelfde zang
die, mijns omwillens, wederklank
heeft binnen mij gevonden.
Vredevoerend blarenlied,
en hebben wij te gare niet,
bij zomeravondstonden,
een ongerepte vrede in Hem
die ruist door blader- en zielestem
de vrede Gods gevonden.
(1):talen=spreken
(2):leis=gezang
XXXXXXXX
21-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
20-02-2017 |
Bomen 3. Caesar Gezelle. |
Stilruisend ging der bomen stem:
"gij vraagt ons hoe het verging met hem
die ons in het leven stelde:
wij zeggen hetgeen wij weten u
zo het nimmer gaat zo ging het nu:
de boom viel waar hij helde".
Nacht is het, diepe nacht, en de uren
glijden traag. Al door het geblaarte
giet de maan op gers en muren
haar zilverbleke klaarte.
Rijzig zacht zo staan mijn bomen
hel beschenen, zwart bij vlekken,
laten het stille maanlicht komen
op de vloer hun schaduw trekken.
Lijzig als mijn ademtijgen
loop de wind door hunne blaren
en door het wiegelen van hun twijgen
suizelen zoete tovermaren.
Zacht geritsel van de blaren,
heimelijk teder manelichten,
ruist nu zacht, verlicht mijn staren
op geliefde droomgezichten.
20-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
19-02-2017 |
Bomen 2. Caesar Gezelle |
O bomen, uw taal me spreekt
van hem die beide ons groot gekweekt,
van hem die heeft aan de aarde
uw stam vertrouwd, en, toen gij schoot,
verzorgde u en tot bomen groot,
zijn zorgen niet ontwaarde, liet groeien.
Deze avond doet uw aanzien,
uw gefluister zoet,
mij ver terugwaard keren,
wilt mij, in uw langlevendheid,
van leven, dood en eeuwigheid,
wat wetenswaard is, leren.
Zegt wat gewerd van hem die mij
en u liet worden, zegt waar hij
geland mag zijn, of heden
hij blijdzaam op ons nederziet
zijns kinders beide, en of hij niet
nog roepende is; of hij klaagt,
en mijn hulp en vraagt.
19-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
18-02-2017 |
Bomen 1. Caesar Gezelle |
In het groot seminarie van Brugge stonden 5 populieren. Geplant door de vader van Caesar Gezelle.
Gij bomen zonder knoop of knuist,
veel rechter zijt mijns vaders vuist
als ik, ocharme, ontschoten.
Hij plooide u, toen gij het plooien nog
verdragen wildet. Buigen toch
en zal men oude poten.
Gij weet, het is al omniet gewrocht
aan het jongske dat niet recht en zocht
te gaan in 's werelds wegen.
Mij staat gij daar als voorbeeld nu,
dien rechte stam benijde ik u
die kromhout ben bedegen. (1)
(1)bedegen= geslaagd zijn, naar het volmaakte toe.
18-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
17-02-2017 |
De gulden zomer is voorbij 2. Caesar Gezelle |
Het staat alles nu verlaten en
zijn eigen dood te treuren,
ontbreken doet het zonlicht om
het bloed weer op te beuren.
Hun stem verliezen mens en dier,
hun ruisen de oude bomen,
noch draalt hier het rood van het avondvier
noch breekt het ochtenddomen.
Haar kranke licht de zon bespaart,
de zieke dagen krimpen,
en krassend vliegt de rave en vaart
dien ondergang beschimpen.
XXXXX
17-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
16-02-2017 |
De gulden zomer is voorbij 1. Caesar Gezelle |
De gulden zomer is voorbij,
voorbij zijn bloei, zijn blijheid,
zijn tenten slaat het herfstgetij,
en het mist in mijn nabijheid.
Het vonnis valt, alom geveld,
het doodsvonnis der blaren,
de winden lopen het, heengesneld
alover het land, vermaren.
Ze schudden het schamel Godssamaar
der bomen, duizendtallen
van blaadjes uit hun blinkend haar,
lijk gouden gensters, vallen.
16-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
15-02-2017 |
Pasen 2. Caesar Gezelle |
Eiers gaan ze neerstig zoeken roodgeverfd, geel en bruin,
gaat in kanten en in hoeken bing bang bong al in de tuin,
kleine kinders gaan ze vinden eitjes lekker ende zoet,
legt ze vol uw kleine spinden en weest wakker en weest goed.
Grote kinders, ei, laat zingen hoog de klok haar Pasenlied,
en vergeet de grote dingen van het goddelijk Pasen niet,
het paasei was het graf en het leven, God die daar begraven lag,
God die schijnbaar dood gebleven, levend werd de derde dag.
Grote kinders, smaadt het manen van de klok haar Pasen niet,
laat ons ook uit het graf opstaan
en zingen het verrijzenislied
Alleluiah.
15-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
14-02-2017 |
Pasen 1. Caesar Gezelle |
Pasen luidt, de stille dagen zijn alweer voorbij,
Pasen luidt, het is uit met klagen, elkeen is blij,
Het zonnewezen haalt zijn stralen vers de schranken uit,
en het rept zijn vogeltalen al wat ruit of muit,
Pasen, het groen bestrooit de bomen over berg en dal,
en de lente bloesems komen bortelend overal.
Bing, bang, bong, het galmt de gaten der klokkentoren uit,
die daar dagen stille zaten zingen oost, west, noord en zuid,
Bing, ze zijn teruggekomen,
Bang, al van de verre vaart,
Bong, ze zijn terug van Rome,
eiers hebben ze vergaard.
14-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
13-02-2017 |
Witten donderdag 2. Caesar Gezelle |
Het zal gemalen en gezeefd tot spierwit bloemenmeel,
tot het beste dat God geschonken heeft,
tot brood, en het zal de muil des ovens ingaan,
in de brand geworden tot manna Gods, voor het Beloofde Land.
Een manna Gods, Zijn tarwegraan vereenzaamd en veracht,
ook eenmaal werd in het graf gedaan en bleef daar dag en nacht,
doch eenmaal ook verrijzen zou het en, levend opgestaan,
de wereld vol met stalen doen van hemelstarwe staan.
Het werd gemaaid, gedorsen en gepletterd en gemaald,
uit het ovenvuur der minnen als een zielebrood gehaald,
en dient ons nu tot spijs en drank, het geeft kracht ons, laaft en voedt,
Gods manna in deze wildernis dat eeuwig leven doet.
XXXXXXX
13-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
12-02-2017 |
Witten Donderdag 1. Caesar Gezelle |
De zaaier schrijdt op maat en zwaait volsarms uit zijne hand,
de milde grepen koren en zaait ze in het groeizaam akkerland,
hij gaat, hij zwaait, hij zaait en schouwt betrouwend, onder het gaan,
hoe het speerst alvoor zijn voeten, het goudgeboende tarwegraan.
Nu ligt het stil, begraven in der aarde moederschoot,
in het duister land gedolven ligt het, levend, schijnbaar dood,
verbeidend de verlangde stond, waarop het, ontkiemend, zal
met jeugdig groen de moedergrond bedekken overal.
Het wast in de heldere lucht en fier tot aren zwaargeladen,
die buigend en manshoogte in het vier der zon te bakeren staan,
te bakeren en te barsten, dat eenieder het horen kan,
te bloeien duizend bloesems en de streek stoort ervan.
Het valt voor het slaan der pikke en ligt gebundeld overend,
geschoofd al op de stoppel staat het, gestuikt, gelegertent,
het zit machtig in zijn schelven, het zet zijn wijde schuren vol,
hem zal nu hard de vlegel slaan, zal pletteren het zwaar gerol
der scherpe molenstenen.
(Witten = boekweit, tarwe)
12-02-2017, 10:35
Geschreven door André
|
|
|
11-02-2017 |
Wilde nacht 2. Caesar Gezelle |
Doch vriend is mij die wilde kracht
der stormen, vriend de heksennacht,
wat wil ik meer mij wensen,
ik heb vrede met God en mensen.
Hierbinnen blijft het kalm en goed,
hel lichten mij de lampen doet,
stil warmen mij het vuur en
zo zacht verlijden de uren.
God spare u die te bane zijt,
vermetend aan die reuzenstrijd
der woeste hellenachten
uw zwakke mensenkrachten.
XXXXXXX
11-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
10-02-2017 |
Wilde nacht 1. Caesar Gezelle |
Kerjoel, het is joel, het is heksennacht,
het is wanweer, hoor de wilde jacht
vaart voor de storm al tieren,
de winden sabbat vieren.
De mensen schokken, het huis begeeft,
de weerhaan krijst, de bodem beeft
en in de kopersnaren
slaan huilend de harpesnaren.
Hier rondom mij ligt muis en man
en slaapt het al wat slapen kan,
de last van 's levens zorgen
ligt af en beidt tot morgen. (1)
Maar, vlaag op vlaag, één buienmacht,
al rammelend drijft een hagelvracht
al kletterend op mijn ruiten,
wanhagel is het daarbuiten.
(1):beidt=wacht
10-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
09-02-2017 |
Later op de dag 2. Caesar Gezelle |
Eens later op de dag, wanneer
dat onverbiddelijk leven
heeft evenmin te wachten meer
van u, als u te geven.
Dan wil het u derfer dag aan dag (1)
te gauw zijn rug toekeren,
het bestraft op uwen mond de lach,
het wil het lachen u ontleren.
Uw vreugde is zeldzaam, en ze is waar,
veel zorgen het hart u knagen,
uw leed is echt, uw lijden zwaar,
en het bangt bij donkere dagen.
Bergaf nu gaat het, het spoedt en glijdt
al vluchtend naar beneden,
op het haastig vlieden van de tijd
en zijn vergankelijkheden.
Gij gaat, gemanteld in de pracht
van treurig menselijk ervaren,
en twijfelt of ooit door de nacht
de morgen weer zal klaren.
Want tendenuit de levensbaan,
ziet gij het vraagpunt rijzen
dat dreigend op den overkant
des levens staat te wijzen.
(1): derf=kleurloos
XXXXXXX
09-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
08-02-2017 |
Later op de dag 1. Caesar Gezelle |
Hoe lief is het jong gespelemei
des levens vroege morgen,
als het licht en dartel, fris en gei (1)
nog huppelen zonder zorgen.
Is het kind nog en het en weet alsdan
tenzij van blank en geuren,
het zingt van weelde en droomt ervan
en het leeft met klank en kleuren.
Het zingt van liefde en leed zo zacht,
zo teder en ontvankelijk
als bloemen van één enkele nacht,
en evenzo vergankelijk.
Het waant dat het een hart bezit,
dat kan iets meer dan minnen,
en het zucht zijn zwarte leed, al is het
zo blank als sneeuw van binnen.
Een glimlach beeft in elke traan
die het leed hem kan ontwringen,
het poogt te grollen, maar het en kan
zijn diepste grol wordt zingen.
Ja, fris is het leven gei genoeg,
als het zorgeloos u lacht tegen,
als het jong en dartel, 's morgens vroeg,
al huppelend gaat zijn wegen.
(1). gei=blij
08-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
07-02-2017 |
Met tweeën. Caesar Gezelle |
(Aan iemand die vroeg om samen te werken)
Ik wil wel maar ik kan niet,
ik zie het spel, maar ben de man niet
om het klaar te spelen, daar,
doet gij het, en laat me gerust zijn,
mijn onmacht mij bewust zijn.
Wees groot alleen, dan maar,
wees sterk en laat me zwak zijn,
wees wijs ik wil een kwak zijn.
Laat middelmatigheid
de stempel van mijn doen zijn,
de mate van mijn schoên zijn,
gaat voren, geeft bescheid.
Maar wilt nu toch met mij niet
uw wonderen doen, kunt gij niet
me poenderen zien alleen?
Ik late u rust, laat gij mij
mijne onmacht, dan zijn wij
veel groter nog met tween.
07-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
06-02-2017 |
Honderd gulden plaat. Caesar Gezelle |
(Bij de ets van Rembrandt)
De wonderdoener staat het hoofd met licht omstraald,
uit het diepe duister in de schrille dag getreden
en aan zijn voeten ligt daar, smekend neergebeden,
al het schrijnend mensenwee, daarop zijn medelijden daalt.
Zij komen, kreupel, krank met in hun oog de dood,
en smeken aan zijn hand en vragen uit zijn ogen,
zij liggen lam, melaats, op een kruk of stok gebogen,
ze komen blind en doof en klagen hem hun nood.
Halfduister, halfverlicht, aan 's meesters linker kant
daar gaapt de deur waaruit steeds meer ellenden komen,
en uit zijn Godsgebaar steeds meer genaden stromen,
met het groeien van de nood verbreedt zijn goddelijke hand.
En rechts, het gekalkte graf, het addergebroed,
daar grimt het schijnheilig pak der hoge steunpilaren
van goedheid, waarheid, recht: staan de edele schrijfleraren,
en lachen in hun baard en hunkeren naar zijn bloed.
06-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
05-02-2017 |
Vriesganzen. Caesar Gezelle |
Het vriest al dagenlang
en het wintert ongenadig,
het ligt alles vast en toe.
Op het scherpe van de lucht,
van zuid naar noorden, trekt
en wisselvliegt gestadig
het hoog gewiegel van
een wilde ganzenvlucht.
Ze slaan hun schrille klacht
en drijven schuin op reken,
wijl al wat oog heeft hier
beneden, bekijkt ze gaan,
naar het woeste moerenland.
De wilde waterstreken,
waar eindeloos stil en doods
de stomme winters staan,
ze drijven het vriesgat in,
versmalen en verdwijnen,
Hun noodgeroep versterft,
het ligt al weer stil en dood,
alover het barre land
hangt bleek de maan te schijnen
bij klare dag, en woedt
de grimmige winternood.
05-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
04-02-2017 |
Hoe dikwijls. Caesar Gezelle |
Hoe dikwijls en gebeurt het niet,
dat haastig aangelopen,
den put wij eerst gaan dekken, als
het kalf reeds is verzopen?
Hoe dikwijls en gebeurt het niet,
dat wij den stal gaan sluiten
als het peerd gestolen, het ledig sliet
te laat ons hoort besluiten.
Dat hel noch duivel, nimmerweer,
noch mens ons zal veschalken,
eilaas, het zijn ijdele woorden dit,
beloften aan de balken.
Laat hetzelfde net gespannen zijn,
spijts weerzin, wil en wapen,
wij terden nogeens, wenend, in
weeral dezelfde trapen.
Ach zijn wij zwak en broos en veil
en wankel, ongedurig,
wie heden reus, is morgen dwerg,
straks lauw wie nu vurig is.
En zweren, ach het en helpt geen zier,
waarom de lucht bestreken
met koene woorden? Even koen
gaan wij die morgen breken.
04-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
03-02-2017 |
Onvruchtbaar. caesar Gezelle |
Hoe gretig grijpt mijn hand soms naar de dichterveder,
en legt ze, onmachtig, op het blanke blad weer neder,
de dichterbronne sluit haar boezem weiger toe,
en eer ze aan het wellen gaat, is het wellen zij reeds moe.
Mijn hart wou gudsen met van geestdrift bevende handen,
veel, moegerust, de pen ik in mijn vingers branden,
en beelden in het gelid daar barensveerdig staan,
de zware strijd met het woord, het weerbarstig woord, vangt aan.
Wat kwel ik mijn gemoed, waarom mijn veder plagen,
die wanen dorst dat zij weer rijpe vruchten zou dragen?
De bronnenhoofden staan mij gierig toegesluisd,
mijn geest en hart en ziel zijn God weet waar verhuisd.
03-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
02-02-2017 |
Communio Sacra. Caesar Gezelle |
Hoe roerend dit vertoog, hoe troostelijk aan te zien,
daar, aan de voet van het kruis, met bloedend op haar knieën,
haar doodgemarteld kind, Gods diepbedrukte moeder.
Hier aan het vredemaal, haar ander kind, verzoend,
de moeder van het lam, zijn zieledruft voldoend
aan het lichaam, aan het bloed van zijn geslachten broeder.
O dwazen, wisten wij de diepe zaligheden
van het goddelijk zielemaal, waartoe wij dagelijks treden,
met zoveel liefde onthaald, zo kwalijk voorbereid.
Om Gods gast te zijn voor de eeuwen eeuwigheid,
die onvermengd geluk terstond te mogen erven,
zo wensen wij wel duizend doden te mogen sterven.
02-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
01-02-2017 |
Leren schrijven. Caesar Gezelle |
Gij wilt, zo sprak de meester tot
zijn leerling, leren schrijven,
mij wel, zo zult ge uw leven lang
drie wetten gehoorzaam blijven.
Vooral: "heb iets te zeggen" dit
is de eerste en zwaarste wet,
de tweede: als ge iets te zeggen hebt
dan "zegt het" klaar en net.
De derde is wel het lastigst om
van een schrijvant te krijgen:
als hetgeen dat gij te zeggen had
gezeid is, dan te "zwijgen".
01-02-2017, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
|
|
|