Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's.
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
13-10-2012
Duinendelling. Charlotte Van Herwerden
Roerloos te liggen onder bewogen luchten in een duinendelling, rond mij en over mij schaduwen voort te zien vluchten, het helm te zien wuiven op een zandige helling,
en peinzend te luisteren, te luisteren, naar gezangen, die over de duinen komen aanzwieren van zee, en het nauwelijks hoorbaar bewegen
der ziel, wanneer de ingesponnen gedachten en dromen, van schoonheid, als vlinders ontpoppend, blij, wiektrillend al hoger en hoger komen gestegen,
niet achtend de uren, die glippen voorbij, om dan steeds te grijpen en aldoor nader te grijpen, om ze eindelijk in het zuiver geknoopte woordennet te vangen.
1899 Een duinendelling is een duinvallei
13-10-2012, 10:58
Geschreven door André
De Molen. Charlotte van Herwerden
Tegen wild bewogen nachtlucht, zwart, roerloos, groot, een molen boven het lage land, de wieken stil, een mens in smart, ten hemel de armen, wanhopig stom geslagen.
Schuur en huizen naast hem leunen laag, half door dampen omsluierd die opstijgen, schijnen vrouwen in stil gebed, en geklaag van wind, gaat rond hun toverkring van zwijgen.
Vreemd vervormde wilgen kreunen, het haar woest schuddend, het riet zucht steunend, als gebogen, als gebogen... angstig gedreven vluchten nevelen, maar...
De anders door het minste gewaai bewogen, molen, nu onder het wilde wolkenjagen, tussen het zwiep gegolf van wilgen en weiden,
staat onwrikbaar. Beeld van tragisch lijden, onbewogen in hoogste smart, niet kunnen klagen.
1899
13-10-2012, 10:33
Geschreven door André
12-10-2012
De zaaier. Charlotte Van Herwerden Utrecht
In gouden luchtzee dreef de avondzon, het bloedend hemelhart naar het strand der nacht, zonk neer zijn bloed in donkere aarde, die wacht, of zij uit haar winterslaap ontwaken kon.
Ik zie hoe langs de voren langzaam treedt, tegen die goddelijke gouden grond, reusachtig zwart, alsof hij zo ontstond, uit de aarde zelf van zwarte klei gekneed.
De zaaier, strooiend uit met volle hand, de korrels graan. Het zijn gouden zaden in gloed der zon, zich mengende met zonnebloed, peinzende gaat hij langs het ontvangende land.
En aldoor stiller wordt het... ik hoor niets meer, dan de weerklank zijner stappen. Alles zwijgt bij het heilig werk, nu van het nieuwe leven zijgt, het zaad in de open zwarten aardschoot neer.
Charlotte Van Herwerden is geboren rond 1870. Haar vader was een zeer gewaardeerd hoogleraar in de Griekse taal- en letterkunde te Utrecht.
12-10-2012, 09:27
Geschreven door André
Voor C. Frank Van Maerle
Drie dingen zijn mijn ziele goed, de lente, het licht en de bloemen, en wat mij het mooiste en het liefste is, dat wil ik naar hen noemen.
Jij bent mijn lente, een lente luw, die teder sterk hebt gedragen, in mijn droeve verlatenheid, een wonne vol behagen.
Jij bent mijn licht, mijn vaste ster, die laat zijn stille stralen, in mijn ziele donkerten, klarelijk nederdalen.
Jij bent mijn bloemen geuren zwaar, mijn kleuren tere kelken, die ranken om mijn donker huis, en nimmerweer verwelken.
Ik heb je lief als het allerschoonst, als lente, en licht en bloemen, jij bent zo sterk, zo klaar, zo zacht, als lente en licht en bloemen.
Nu is mij uit pijnen veel en groot, een wondere vreugd geboren, die zal mij waar ik ook henen ga, standvastig toebehoren.
Dat ik mijn ziel zo veiliglijk, heb in jouw ziel geborgen, dat is mijn rust, mijn vreugde en kracht, nu heb ik vrees noch zorgen.
Dat zal ik peinzen ten alle tijd, in smarten zwakte en zonden, dat ik zo grote veiligheid, en vrede heb gevonden.
Dit is een weten inniglijk, dit wordt mij nooit genomen, van jouw diepste beminnelijkheid, in mijn leeg hart gekomen.
En wat mijn leeg hart nog ontvalt, in dit zwak wereldleven, dit ene zal bestendig zijn, en nimmer mij begeven.
1901
12-10-2012, 00:00
Geschreven door André
11-10-2012
Mijn lief. Frank Van Maerle
O lief, jij hebt zo droeviglijk gedragen, om mijn liefde blindheid, pijnen groot, o mijn zacht lief, en toch mijn ziel ontsloot, dit paradijs van licht, die al mijn dagen
bevloeit met louter licht. Hoe kon ik klagen om uw wreedheid? O mijn lief, die mij brood en wijn gaaft van uw ziel, o wonder groot van deernis en gena, die tot zo lagen
staat mijner slechtheid, hebt tederlijk gebogen uw zonden zuivere ziel, o die verstilt mijn rustloos leed en de verwarring wild,
van driften, o mijn lief, mijn lief, wel logen mijn smarten blind ... maar nu is het licht en ik wil gaan in zuivere klaarheid sterk en stil.
1901
11-10-2012, 09:31
Geschreven door André
Hooglied. Frank Van Maerle
Ik zing mijn liefs hooglied in klinkende sonnetten, en statig stijgt omhoog hun breed gewiekt geluid, zie, zie, ik zink neer en strek mijn wijde armen uit, en lang naar u, ik wil op het aardse doen niet meer letten.
En als bazuingeschal en triomfant trompetten, als forse harpeslag, als het zuivere gefluit van engelenlippen, rijst mijn ritmen sterk geluid, ik zing mijn liefs hooglied in klinkende sonnetten.
Geen meisje lief kan zo mijn ziel in vlammen zetten, o mijn onnoembaar lief, wier klare zuiverheid, Gods helder licht om mijn verdonkerd wezen breidt.
Wiekt op en draag mijn ziel, ruisvleugelige sonnetten, o schoonheid, hemels lief, wier glorie mij eens verscheen, tot uw ongelooflijk licht, ruist nu mijn liefde heen.
1901
11-10-2012, 09:10
Geschreven door André
10-10-2012
Een bloem. Frank Van Maerle
Een nachtgeboren bloem, nauw uitgebroken, en de ochtend kwam, toen steeg de zuivere zon, en blad na blad is trillende ontloken, reikend naar het licht, dat geen bereiken kon.
Zo is mijn ziel, waar nu is uitgebroken, een blijheid groot om uwer liefde zon, die heeft zo schoon mijn diepste zijn ontloken, en droefenis dat ik u niet bereiken kon.
Maar zoals des werelds licht rijst elke dag, zo vloeit er steeds nieuw leven en verlangen, in iedere bloem die 's nachts het hoofd liet hangen.
O lief, mijn lief, geen dag dat ik u niet zag, o mijner ziele zon, zo rijst gestadig, uw licht en loutert mijn droefenis genadig.
1901
10-10-2012, 10:07
Geschreven door André
Menselijkheid. Frank Van Maerle
Dit leven is een schijn van zwakte en leed, omdat ik maar een mens ben, moet ik lijden, en willoos nemen, wat de dracht der tijden mij geeft, omdat ik mens ben en ik weet.
Niets in mij dan verlangen naar de wijde, vloeden van liefde en blijheid, honger heet naar glorie en geweld, en rustloos wreed, begeren van verdelging en wild strijden.
Maar dit is schijn van leven, die ik wil verachten, een sterk man ondergaat, wendloze pijn rustig, met trots gelaat.
En hoonlacht om zijn smart, zo is het mijn wil, ik zal om mijn menselijkheid niet langer klagen, maar sterk en trots dit doemlijk leven dragen.
1901
10-10-2012, 09:52
Geschreven door André
09-10-2012
Sparrenbos. Frank Van Maerle
Het is stil rond mij, waar hoogreikend het statig sparrenbos oprijst, niets hoor ik dan de schal van mijn bijl, en de echo als een knal, helder en ver, bij het heffen regelmatig,
der armen, dan de dof ruisende val..., even is het rust, en ik luister naar het pratig gegons der hoeve, en weer keert regelmatig, der armen heffing, en het heldere geschal.
Stom rustend staar ik over het zonlichte land, waar takkenstapels zomen, vale dammen, het dofbruin smaragd der witgeknotte stammen.
Tot ik plotseling door de leeggerooide laan haar zie, lief groetend langs mij henen gaan, flikkerend zwaait weer de bijl mijn woeste hand.
1901
09-10-2012, 00:00
Geschreven door André
Toverland. Frank Van Maerle
Het was een droom, wij beiden hand in hand, gingen vereend door mijn rijk toverland, daar rezen hoog wijd welvige paleizen, ver bloeiden onze wilde paradijzen.
Wij gingen stil en rondom ons dreef blank licht, licht was uw haar, licht uw lief aangezicht, gezegend zij mijn droom, gezegend zij, mijn lief, mijn lief, die leidde en lichtte mij.
Ben ik nu gans alleen, o mijn verlangen, o mijn lief licht, hoe zal ik nu verder gaan? Het is donker en ik ben bang, er lichten maan
noch sterren..., ik weet geen weg..., o mijn verlangen, o mijn lief licht..., het is voor altijd voorbij..., die droom...? Mijn lief, gezegend zijt gij mij.
1901
09-10-2012, 00:00
Geschreven door André
08-10-2012
Het bos. Frank Van Maerle
Er stoeien kinderen in het licht glanzend bos, door het regende goud der zon bestroomde struiken, breken zij stormend heen en onderduiken, het laag reikend rijs, er joelt hoog luidend, los (1)
warpraten en gelach, hoe trippen het mos, hun voetjes tot de heg der bramenstruiken, hun vingers woelen voor hen waar zij kruipen, hun oogjes blinken naar de volste tros.
Die smult gulzig maar toe, die vult zijn mandje, maar één plukt stilletjes door, het blauwe, druipende handje, vol bramen, brengt hij het haar, en het meisje lacht.
Zo wilde ik naar u gaan, mijn lief, en dragen, het schoonste wat ik vond, het diepste wat mijn ziel ooit dacht, tot uw vertrouwelijkheid, en niets meer vragen.
1901 (1) rijs: takken
08-10-2012, 00:00
Geschreven door André
Het nieuwe leven. Frank Van Maerle Nederland
Eens heb ik uw grote stem zwaar dreunend horen klinken, boven dit wild gewoel, waar ratelt, raast en gromt, de donkere stad en het volk dof gonzend langs mij dromt, haastend met ruw gebaar, hun ogen zie ik blinken.
Uw stem was mij als een storm die over het slagveld komt, donder rolde aan, ik voelde een nacht mij overzinken, roofvogels vlogen laag, de doden te verminken, mijn boze, ik vond dit schoon, ik zag het rustig, streng verstomd.
Nu wil ik henen gaan, waar ik schoner vrede mocht vinden, naar dennenbos en heide, waar wijd de hemel blauwt, stil is mijn ziel, nooit was mij stilte zo vertrouwd.
Hoe is mijn ziel verzacht, weer noem ik mensen vrienden, mijn lieve, die zo teder vertrouwelijk naast mij gaat, hoe hoor ik uw stem zo klaar, hoe licht mij uw lief gelaat.
Niet uit noodzaak hebben zij deernis, wier zachte moed gelijk hun lijden is, groot tot het bittere einde. Want aan dezen geschiedde, dat zij zalig zijn geprezen.
De zwarte schaduwen, verzet en vreze, heeft hunner ziel glans teruggewezen, als het blanke beeld, los van zijn donkere nis, staan zij van de eigen bekommernis.
Zo zien wij hen, en schoon is het, te schouwen, hoe vorstelijk hun gelatenheid de vouwen van haren mantel plooit, die dekt hun pijn.
Wanneer daar zullen wezen onze tijden, dan dragen lichter wij de last van lijden, omdat hun beeld ons voor ogen zal zijn.
1925
07-10-2012, 10:43
Geschreven door André
Ter ruste. Elize Van Kaathoven
Toen voor het laatst wij je ter ruste brachten, liet ik stil nederzinken, je terzijde, mijn lichtste, mijn tederste gedachten en mijne, je zo dierbare vrolijkheid.
Dat bij jou zouden zijn ten alle tijde, die dingen die je lief te wezen plachten, en toen wij keerden, voelde ik mij bereid, vreugde arm, te gaan de dagen die mij wachtten.
Doch jij, die waart getreden door het leven, met het zacht en vorstelijk gebaar van geven, naamt wel mijn liefdegaaf, maar bood mij meer.
Want komt tot mij je stem, je beeld, dan zingen, er duizend, lieve, lichte, blijde dingen, in mij. Jij gaaft mij dieper vreugde weer.
07-10-2012, 10:23
Geschreven door André
06-10-2012
Weemoed. Elize Van Kaathoven
Als aan de zeeharpen de golven slaan, haar greep en zangen wegbreken in klachten, dan moeten wel al de eenzame gedachten, naar de zee uitgaan,
die dolen door des harten schemerstraten, en zij, o zij vooral, voor wie er gedolven werd een diep graf in lang voorbije tijd.
Zij rijzen op uit harten vergetelheid, en wenden zich tot de zee stil gelaten, en wiegen zich op het wenend lied der golven, het hart leeg en al verlaten.
1924
06-10-2012, 00:05
Geschreven door André
Gedachtenissen. Elize Van Kaathoven.
Nadat de handen, strak belijnd, ivoren, op het stille hart voor altijd rusten gingen, werd een weemoedige zachtheid geboren, in het wezen van vele, vertrouwde dingen, die eenzaam schenen nu en als verloren.
Zwijgen, eerbiedigheid en schroom, omhingen, met hunnen sluier al het toebehoren, dat het vervlogen leven placht te omringen. Toen werden deze dingen tot kleinoden, doorlicht van schone herinnering aan de dode.
Zo ziet zij ons hart, door zachte glans omgeven, en een aandachtig schouwen doet herleven, somwijlen, droom van onvergankelijkheid.
1924
06-10-2012, 00:00
Geschreven door André
05-10-2012
De eigen gekozen namen. Elize Van Kaathoven
De eigen gekozen namen die wij geven, aan wie ons dierbaar boven allen zijn, klanken van grote tederheid, of klein speels woord, waarin toch hartetonen beven,
zijn onzer lippen lichte vreugden, zwevende, als blanke vleugelslag door zonneschijn..., totdat aan onze mond een scherpe lijn, een smartelijke, ze afspert van het leven.
Stil wordt het in ons, o hoe stil, als zij, gaan rusten in de diepe hartegronden, door allereerst gedenken, zacht omwonden.
Maar het lieve woord, dat gaarne tot ons zeide, een dierbare stem, sterft niet. Door haar gedragen, klinkt het van verre zacht door onze dagen, ...tot stervens...tijde
1923
05-10-2012, 09:59
Geschreven door André
Toen de kinderen slapen gingen. Elize Van Kaathoven
Toen, spelensmoe, de kinderen slapen gingen, omgaven hen al de vertrouwde dingen, de vriendelijk gezinde, van de dag.
Er hingen klanken nog, van spel en lach, in de grijs donzen avond, die zich breidde, boven de moede lijfjes en de als zijde, zo zachte kruintjes, donker, bruin en blond.
Stil werd het. Om de rust der kinderen wond zich als een heiliging de snoer der gezangen, waarmede wij uitbidden ons verlangen, in lichte woordenval, gedempt refrein, dat zoet de slaap der kinderen mogen zijn.
Doch nu de mensen slapen gaan, is het nacht, o, om te mogen vinden een zang zo zacht, en rustvol, dat de slaap kome gegleden, over het trillen van de oogleden.
Erbarmen van de nacht schenkt duisternis, en stilte, en slaap aan de mens die moede is, o, het blanke lied van het warme mededogen.
1923
05-10-2012, 09:39
Geschreven door André
04-10-2012
Luisteren naar de wind. Elize Van Kaathoven
Uit de regenavond is de wind verlopen, om de stille huizen waarin rustig openbloeien de avonduren, de wind kreunt zijn klacht.
Boven verre blauwe zee werd hij geboren, tegen grauwe regens brak zijn kracht, verloren gaat hij sterven uit de regennacht.
Door het dicht getralie der gutsende stralen, met al flauwer stoten schokt zijn ademhalen, en men zegt: de wind zal liggen gaan.
Doch een enkele blijft in de nacht, de duisternis, naar de grote Zwervers stem hunkerend luisteren, gewis, om haar stervend rythme te verstaan.