 |
We zijn de 18de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
30-04-2017 |
Hij komt van het noorden 2. Constant Eeckels |
Een tijd heeft hij getreden tegen die natuur,
verwachtend dat volharding eens toch zou overwinnen;
maar voelde hoe zijn merg in dit gewest versteef,
hoe er hem elke avond minder geestdrift bleef,
hoe hij des morgens haast de kamp niet dorst beginnen.
Nu keert hij weer van het Noorden, waar schatten zijn verspild
op steppen, in de harde korst der stof gekluisterd,
waar onverschilligheid de hoogten ondersneeuwt,
en spot bijwijlen scherp om het koene pogen schreeuwt
van hem, die naar het verleidend spel der schoonheid luistert.
Wie wil, in milder oord, het leven dat hij biedt,
de warmte die hij uitstraalt, het licht door hem ontstoken,
of zal hij, altijd iemand uit het noorden zijn,
en eindelijk verdwijnen als een ijle schijn,
als een dwaalvlam, op het sluimerend moeras ontstoken?
30-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
29-04-2017 |
Hij komt van het noorden 1. Constant Eeckels |
Hij komt van het noorden, waar de vorst almachtig heerst,
waar gure wind een lijkzang huilt voor het bottend leven,
waar bitsige kou de sappen ongenadig stremt,
en zo de wortels met haar wurghand omklemt,
dat ook de taaiste plant er kwijnen moet en sneven.
Als uitgemergeld staan de luttele bomen daar,
na bloei-ontwaken dra in barheid-slaap gezonken,
de struiken krimpen er als verwrongen, als in pijn,
en droef zijgt uit de loden lucht een zieke schijn,
of daarin tranen van gestorven jaren blonken.
Wat bate er het blaken van zijn jongen moed en min,
het gestraal schoot nutteloos op weerbarstige rotsen,
verloren was het gegloei op dode boom en struik,
dronk hij soms, dorstig, aan de enige waterkruik,
dan deed dit ook de koude in het killend bloed omklotsen.
29-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-04-2017 |
Regen 2. Constant Eeckels |
En diep in mij is het ook zo dor, zo dof,
het werd even klaar: bekorend zon-beloven,
maar het hortte gauw op al-versmorend schof,
ik zag een glans na kort geworstel doven.
Het weent nu hier ook gelijk op het slijkig land
om het weinig schoon, dra na de ontvangst verloren,
hetzij de ochtend draalt, hetzij de avond zeilen spant,
ik blijf steeds het driestig regendruisen horen.
Mijn liefdevogel, eens door het licht gewekt,
en orgelend op de hoogste bomentoppen
den dag ten groet, ligt koud en stram gestrekt,
wijl grote tranen op het lijkje droppen.
28-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
27-04-2017 |
Regen 1. Constant Eeckels |
Het wordt nimmer licht, het wordt nimmer een heldere dag,
de voorwacht van het vlammenheir steeg kwijnend,
maar week zo gauw in een dicht-gesponnen rag
van nevels, als een zee door het ijle deinend.
En, altijd regen, altijd dat getraan,
ik hoor anders niet dan het spleen-verwekkend druppelen,
ik zie anders niet dan plassen langs de baan,
waarover vlug de broze blaasjes huppelen.
Een vogel roerde, wipte omhoog, en zong,
zijn lovend lied bij het lieflijk kimmenkleuren,
hij zweeg toen het zwerk de dageraad verdrong,
en zit ineen op het ledig nest te treuren.
27-04-2017, 09:07
Geschreven door André 
|
|
 |
26-04-2017 |
Winteravond 2. Constant Eeckels |
Thans glijden ze weer bij, voorbij, snel deinzend
voor het heden, dat het vroegere gulzig zwolg,
het heden met zijn sprakeloos gevolg
van uren, reeds voor het worden cynisch grijnzend.
Uit assig spansel, dat nooit gans opklaarde,
dwarrelt de sneeuw in dwaze kolken rond,
en dekt met zijn bedrieglijk-kostbaar bont
de moedernaakte, stijfgevroren aarde.
Het sneeuwt ook in de ziel, het vriest in de borst
van hem, die staat voor eindeloze duur
van treurige avonden, onthaald door guur
lijdensgewaai langs korzelige hartekorst.
26-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
25-04-2017 |
Winteravond 1. Constant Eeckels |
Bij winteravond, als het begint te dijzen,
daar het licht op het Westerslagveld is verbloed,
gaan schimmen vaak voorbij in dichte stoet,
of lang-begraven doden dan verrijzen.
Het zijn al de illusies, die ter zonne vaarden
van 's morgens af, geheel de kranke dag,
doch, wachtend tevergeefs haar levenslach,
steeds op gesloten wolkenpoorten staarden.
Ook het schemeren week. De vragende ogen loken,
al wat er, even beurend, is geweest,
verslenste en werd in lijkgewaad gedoken.
25-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
24-04-2017 |
De dag vouwt open. Constant Eeckels |
De dag vouwt open lijk een veldbloem, die
niet roeren durft, bewust van het nederig arme
dat haar in eenvoud kleedt. Weer zal geen zon
de winteraarde als jonge moeder warmen.
Geen vrolijkheid zal fladderen door het ruim,
geen zoelte wuiven van verweekt erbarmen,
en het leven zal weer ongevoelig zijn
voor hen die aan zijn poort een aalmoes kermen.
Bevangen sta ik voor het onbekende,
wat hoe ik dringend vrage, of speurend wende,
wie weet wat uit die sfinxen-uren groeit?
Mijn God, voor u al wat mij zal doen treuren,
voor u al wat, misschien, mij op zal beuren
daar met de dag het bestaan in u vervloeit.
24-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
23-04-2017 |
Hymne. Constant Eeckels |
Gij zijt mijn kracht, mijn alles. Waar ik me ook wend,
ik ontwaar u in het kleinste en grootste tevens,
ik voel u wijl ik slaap, ik zie u wijl ik waak,
gij zijt de adem, de geest, het hart mijns levens.
Al wat ik diep vereer in het wit paleis
van mijn liefde, is slechts wanhopig klampen
aan vormen, waarin vaag uw hoofd verfijnt,
lijk de Alpentop in licht-gedrenkte dampen.
Ik omhels u telkens, wen ik iemand aan
mijn boezem prang, die zwoegt om meer begeren,
u zoen ik zo ik vervoerd het schepsel kus,
u zie ik uit elke windstreek naar me keren.
God, zie mijn ogen laai, mijn wangen rood,
God, zie mijn mond droog, snakkend naar uw teugen,
God, zie mijn armen strekken naar u....God,
het is het enig woord, dat blijft in mijn geheugen.
23-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
22-04-2017 |
Licht, och licht 2. Constant Eeckels |
Het brandt me als een hellevlam, of het vervriest me als ijs,
het gepeins, dat de bekoring sluw mijn trots kan hullen
in bedelaarsgewaad, en hij, na valse peis,
ook des te uitdagender zijn oorlogskreet zal brullen.
Dat het kan huichelen zijn van de verwende mens,
die ik zo weinig ken, om het waken te misleiden
van een slagvaardige geest, en over rede-grens
het gewaande machtgebied vermetel uit te breiden.
Zo zou ik uw gena verderven tot een gif?
uw streling tot een steek? En tot vermaledijden
uw zoenend woord? O God, die toch in het wankelend rif
een ziel ziet, licht, och licht in die bekoringstijden.
22-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
21-04-2017 |
Licht, och licht 1. Constant Eeckels |
Gij, die de adem zijt van het leven, Gij, die diep
in het geheimste speurt naar mijn verholenste wezen,
o God, wiens herdersstem door zondenzwart me riep
naar het licht, dat uit uw graf met Pasen kwam gerezen.
Gij ziet hoe ik, bewust van het nietig-kleine in mij,
mijn hoogmoed buig en breek en brijzel voor uw voeten;
hoe ik, omgord met de schort van schaamte, niet tot bij
uw altaar naderen durf, en rouwend poog te boeten.
Maar soms flakt nog uit dood-gemeenden krater vuur,
en hoor ik uit het dal van menselijk vernederen
dezelfde schreeuw, als toen ik, in het opstandsuur,
met opgestoken hoofd uw grootheid dorst braveren.
21-04-2017, 13:53
Geschreven door André 
|
|
 |
20-04-2017 |
Koninklijk getooid 2. Constant Eeckels |
Ik lei ze rond de holte in uw borst, die, breed
geopend, leidt naar het hart, dat ophield bang te kloppen;
uw hart dat bij de dood nog de smaad des levens leed,
en al het zwoegend wee der wereld wou verkroppen.
Ik sierde er de nagels mee, gebeukt in voet en hand,
en iedere wond, gescheurd door puntige geselbollen;
ik strooide ze in het geplooi van de linnen lendeband,
waartussen purperig de strepen bloed verstollen.
Wat zoudt ge schoon zijn, Heer, zo koninklijk getooid
met keurgesteenten, die ik schraapzuchtig zou vergaren;
wellicht dat hun geflonk de zoon des nachts, die nooit
u zien wilt, toch naar het kruis, waarop Ge wacht, deed staren.
20-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
19-04-2017 |
Koninklijk getooid 1. Constant Eeckels |
Wat voorrecht ware het mij, o Heer, kon ik al
de tranen, die ik aan de voet van het kruis mag plengen,
verdiamanten bij hun trage droppelval,
om ze U als offer van berouw en min te brengen.
Ik maakte er van een kroon, en zette ze in de plaats
der doornen, die ik voorzichtig van uw hoofd zou nemen;
uw hoofd, bezoedeld door het zoenen des verraads,
dat kruipend U in den Olijvenhof kwam flemen.
Ik vormde er mede een glans-krans om uw ogen,
die, gesloten in de nacht, naar later dagen blikken,
uw ogen die ik gestaag toch naar me turen zie,
zo droef, veel droever dan de snijdendste uwer snikken.
19-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
18-04-2017 |
Witte Donderdag 3. Constant Eeckels |
Hij was de Herder, die van het weiland kwam
naar het woeste, waar het weerspannig diertje dwaalde,
Hij was het die, bij het blaten van het lam,
bewogen boog, het teer in de armen nam,
het streelde, en sprak als nooit een moeder taalde.
Hij plaatste het op zijn schouder, en ging voort
naar de warme stal. Daar legde Hij het zachte
in geurig hooi. Zijn goed, bemoedigend woord
herwekte vrede, die redeloos scheen gesmoord,
weer zonk er rust met peis van zoenings-nachte.
Mijn Herder, ik dool hier zolang reeds om,
hoor toch mijn kreunen door het zwijgen der woestijne;
waar is uw weg, mijn Heer, mijn Redder? Kom,
en blijf bij mij. Zie, hoe ik berouwend krom;
leid mij naar huis, en lenig mijn pijne.
18-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
17-04-2017 |
Witte Donderdag 2. Constant Eeckels |
Wat sta ik onmachtig bij uw kruis. Ik gelijk een wichtje,
dat klanken uitstoot zonder orde of samenhang,
en toch wil spreken onder diepe-ontroeringsdrang,
mijn ogen tranend in het inspaningsrood gezichtje.
O, ik wilde woorden, scherp als doornen, die uw hoofd
doorboorden; zinnen, die lijk de ijzeren bouten priemen;
snikken, die door het hart, gelijk de speren, vliemen,
en kreet als bliksem, die de wolken heeft gekloofd.
Ik zou prangen in mijn spraak het onmeetbare uwer pijnen,
in hare stroefheid uw gebergte-bewegende wee,
in hare smalle groef de smaad- en lasterzee,
ik zou in haar akelig zwart het daglicht doen verdwijnen.
Maar ach. Al wat ik zeg is hard, onwaardig, droog,
en wordt haast voor het onbeschrijfelijke een schennis,
vergeefs zoek ik iets groots in menselijke-kleine kennis,
en zwijg, zo het hulpeloos wicht na moeitevol gepoog.
17-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
16-04-2017 |
Witte Donderdag 1. Constant Eeckels |
Hij nam het brokkelig brood en brak het. Het gulden licht
der avondzon, dat door de smalle ramen zeefde,
omgloorde onzeggelijk zoet zijn goedig aangezicht,
waarop de weerschijn van des Vaders glorie zweefde.
Hij nam de kelk en zegende. Ademloos zagen, dicht
bijeengedrongen, zijn apostels het aan, en beefden
van schroom. Zij hoorden dat bij het maal, hen aangericht,
de Meester onder spijs- en drankgedaante leefde.
O sacrament, in u is tederheid die trekt,
in u is grootsheid die bevreesden eerbied wekt,
doch boven alles liefde en hemel-mild erbarmen.
Het ontzag weerhoudt de mens; maar sterker dringt de min
de ziel naar u, haar al, haar einde en haar begin,
o schenk uw schatten aan de in nood verkerende armen.
16-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
15-04-2017 |
De beker. Constant Eeckels |
Bij Goede Vrijdag.
Veel leed heb ik geproefd: en telkens was het wranger;
en telkens walgde ik meer voor iedere nieuwe dronk;
en telkens hield mijn tong de bittere nasmaak langer,
wijl het scheen alsof er vuur in mijn longen zonk.
Weer naakt het naakte lot, en biedt de beker. Banger
nog beid ik zijn bevel, dat steeds als doodsmare klonk;
is nu het avonduur van groter weeën zwanger,
en wacht me slechter teug dan ooit beproeving schonk?
Toch wil ik uw moer, o smart, niet weren. Ik zal ze drinken,
al zoent er niemand meer mijn afgezengde mond,
al voel ik de liefde dood in de warme boezem zinken,
al sterft haar dierbaarste kind, de hoop, naast haar spond.
Mijn hart, klop niet zo wild. Mijn ziel, schrei niet zo bange,
of wenst gij dat ik het kleed der lafheid om u hange?
15-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
14-04-2017 |
Gelui. Constant Eeckels |
Reeds gans de morgen luiden de urenklokken
plechtstatig in de jarentoren: droef
verwijten om een plots ontijdig sterven,
ver vervaagt het weg in het zoevend windgewoef
van ballingsheimwee langs verwaarloosde erven.
Door de nauwe straat gaat op het bronzen-bonzen
de lange lijkstoet in de rullen mist,
dof boft de stap der dragen, die moe bukken:
want bij het lijk ligt ook in de loden kist
al wat het eens aan raadsels wilde ontrukken.
Doods klompt het huis bij het vroege duister-vallen,
geen licht verguldt de ruit. Geen meisjeszang
verheerlijkt nog de liefde op het snarenbeven,
de deur staat gapend. Kelderig kuilt de gang,
er zit een rif bij het ledig bed van het leven.
En elke avond luiden de urenklokken
voor hem die zonk bij de eerste bonk ten grond,
zo een spijker wijkt voor het fors-getroffen drevel,
dan huilt vervaart de sterk-gebande hond,
zijn dode meester roepend door de nevel.
14-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
13-04-2017 |
Grafstem 2. Constant Eeckels |
Ze waren zo goed voor den verachte,
Ze wisten in zijn hart het wilde wee,
en de harde nacht aanhoorde vroom zijn klachten,
en de wind kloeg om zijn lot uit de verre zee.
Nu nog zijn zij het alleen die mogen blijven,
hij vraagt geen vreemd gebed, geen vreemde troost,
hij ziet met ledige ogen, het duister drijven,
en hoort de storm, die lange zuchten loost.
Sta, ween noch bid dus hier niet. Want uw snikken
zou licht zijn rust verstoren in het graf,
en traangedrop mocht soms den zerk verschrikken,
die log hem dekt wien men nooit tranen gaf.
13-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
12-04-2017 |
Grafstem 1. Constant Eeckels |
Sta hier niet, gij die, tredend langs deze paden,
misschien de naam op het kruisend marmer leest,
en wellicht bidden wilt, gelijk enkelen baden,
voor hem die dorde, en bloeiend is geweest.
Sta niet noch ween. Hij die hier onbewogen,
in lang gezochte rust ligt neergevlijd,
bedelt geen traan van schuldontwarende ogen,
geen zucht der borst, waarin de wroeging schreit.
Sta hier niet, ween noch bid er. In het leven
werd hij steeds door dit leven overdruist,
niet één heeft hem toen woord of kus gegeven
dan de nacht die zwijgt, en de wind die sussend suist.
12-04-2017, 12:23
Geschreven door André 
|
|
 |
11-04-2017 |
Leed 2. Constant Eeckels |
Ik voel me zo één met dat sprakeloze lijden,
Ik voel me zo één met heel dat ongeweten leed,
met al wat tegen overmacht waanzinnig streed,
met al de sukkelaars, die om karige kruimels schreiden.
Ik buig, gelijk de lucht naar de aarde, naar mezelven,
en zie het schamel hart, dat iedereen vermeet,
gekrompen door de kou van bloed-verrijzend leed,
en hoor er traag, gestaag, aan diepe groeven delven.
En is het dag nu? Morgen? Wordt het avond? Weeft het nachten
thans brede zwachtels voor het woud, die het noodlot reet?
al de uren worden, wentelen, wijken zonder klacht, en
in opgekropte borst schokt immer het scheurend leed.
11-04-2017, 09:04
Geschreven door André 
|
|
 |
10-04-2017 |
Leed 1. Constant Eeckels |
Zwart schuiven de uren langs gezakte hemelbogen,
gans overtrokken met het wakke floers van leed,
zwart schuiven ze uit de verte aan, zonder snik noch kreet,
door forse tijdendrang naar het donkere westen bewogen.
Geen regenvlaag ruist meewarig klagend neer.
Geen wind weent lang en scherp om wat hij martelend weet.
Geen takken knakken dor en kort het miserere,
het is stil, het is huiverend-stil om het huiverend-stille leed.
Aaneengeketend kruipen de uren bij, verglijden,
en altijd zijn ze zwarter van vergrotend leed,
sinds over de oude stad de wolk des onheils gleed,
als voorbode der komst van kommervoller tijden.
10-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
09-04-2017 |
Wintertijd 2. Constant Eeckels |
Er pinkelt zelfs geen ster. Een overgrote schim,
met slangenlijf en drakenkop schuilt tegen de kim,
waar wolken, opgekropt met volkenwee, bewegen.
Heel het leven lijkt een diep, een uitgestrekt moeras,
dat alles inzoog en versmoorde wat eens was,
en dat ook al wat komt zal wurgen in zijn lagen.
Het geloof dat argeloos ging, het huppelend kind der hoop,
der liefde, die zieltogend door de sporen kroop,
de wens der morgenden en het schunnig heil der dagen.
Slechts de avond groeit en heerst; want hij, hij baart de nacht,
de nacht voor de ogen en de nacht voor het gedacht,
de nacht voor hem die zoekt en nooit het licht kan vinden.
Ach, ademen in die dood van harde wintertijd,
met rondom niets dan ijs van onverschilligheid,
en eigen lijklied horen in de wijs de winden.
09-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
08-04-2017 |
Wintertijd 1. Constant Eeckels |
Het wintert in het land en in mij. Het wordt nooit dag,
de stage schemering lijkt een reuzig spinnerag,
dat wils- en weerstandskracht verlammend blijft omsluiten.
Binnen is het kouder nog dan buiten, in de wind,
ik krimp in kamerkilte als schamel bedelaarskind,
waarvoor de regentraan neerglibbert langs de ruiten.
Het vuur verwekt geen warmte, en spijzen lokken niet,
ik hoor in de schouw de klacht van het krachtig stormenlied,
ik, die moet leven, denk aan het heerlijk lot der doden.
Hoe akelig is alles hier, en ginder, en overal;
hoe nors drijft de avond aan. Hoe droef is toch de val
der zware droppels uit de half ontdooide goten.
Wat blijkt de wereld leeg. Maar leger is nog het hart,
dat als een afgrond van betrachten ligt gespard
doch niets ontvangt dan mist en sneeuw, of roet en regen.
08-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-04-2017 |
Ontwaken 2. Constant Eeckels |
Door stenen streken zwerft de liefde, wier
koortsbrandende ogen steeds naar het oosten turen,
geen zonnefee die met haar staf het raakt,
de nurkse nacht dooft zelfs de sterren-vuren,
ontstoken door de hemelwacht, die waakt.
Vol rampspoed en verschrikking is de tocht,
soms rolt een vloed voor haar bezeerde voeten,
soms staat zij voor een onoverschrijdbare kuil,
soms ijlen dwaas wanstaltige schimmenstoeten,
of klieft de orkaan de ruimte met zijn gehuil.
Dan weerklinkt er, heel ver, als een geroep,
en smelt zij vlug het vermeende noden tegen,
maar ze onderscheidt alras, en staakt haar loop,
en voelt als lood de werkelijkheid weer wegen:
het is het doodsgeluid voor haar verloren hoop.
Elk uur scheurt iets van het licht illusiekleed,
waarin zij, pas geboren, werd gewikkeld,
geen dag brengt heul. Geen avondlamp leidt naar
een herbergzaam dak. Alleen het maantje sikkelt
bijwijlen, flauw als kaarslicht naar een baar.
XXXXX
07-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-04-2017 |
Ontwaken 1. Constant Eeckels |
De dag herbloeit op het vruchtbaar Oosterveld
na zoveel uren, kostelijk door vergeten,
door kalmte, die het trachten hield omkneld,
door de slaap der vampiers, die de borst doorreten.
Nu heeft de klaarte ook alles weer gewekt,
ik voel het leven als een leger mij bestormen,
weer wroeten vretende vogels, kromgebekt,
en herbegint het knagen van de wormen.
Het jaar-oude en altijd nieuw leed
ontwaakt in het diepste van mijn wezen,
ieder geluid is de weergalm van de kreet
van mijn ziel, die niet meer zal genezen.
Uit het verleden komen zwart en groot,
als hongerige raven, de gedachten
weer aangesneld, gedreven door de nood,
met wanhoop in haar wijdgespreide schachten.
O sluimer, die zo vroeg mijn sponde ontvliedt,
wanneer zult gij eens voorgoed mijn wimpers sluiten,
en geven wat geen enkele dag mij biedt
die ik zie naderen door de bedompte ruiten?
06-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-04-2017 |
Door de steppen. Constant Eeckels |
Het leven kruipt door het karrespoor van de tijden
gelijk een zieke en weggeweerde hond,
te moedeloos zelfs om de dag te mijden
die hem voorgoed kan vellen op de grond.
Meeps plekken de ochtend uit na taaie nachten, (1)
geen zevenkleur lost op in zonnegoud,
geen liedje neurt opbeurend van verwachten,
het blijft grijs en stil en kaal en koud.
Gesparde kuilen zijn de lege dagen,
waarin al de uren bloedeloos vergaan,
na kort geleun aan waggelende hagen,
die als geraamten rond de gaarden staan.
Dra sluit de nacht weer uit zijn gore holen,
de nacht, waarmee geen zelfvergeten zijgt,
de nacht, waardoor de dagenschimmen dolen,
de barse nacht, die altijd dreigt en zwijgt.
(1): meeps=zwak
05-04-2017, 09:05
Geschreven door André 
|
|
 |
04-04-2017 |
Waarschuwing 5. Constant Eeckels |
Wel houd ik een flauw vermoeden hoe goed het waar geweest,
wen soms mijn geest verdwaalt in het leutig keuvelend midden,
wen ik, begoocheld, bij de jolige schaar ga zitten,
en even mee-geniet van des levens lente-feest,
maar dra moet ik voor de overledene weer bidden.
En droever is het dan ook. Want alles geeft zulks nooit;
hoe kan de wees de beeltenis der ouders baten?
hoe gans de wereld zien, doch nooit het huis verlaten?
Ik ben een vervallen vorst, die dwaas zich prinselijk tooit,
wijl hij het verleden leert uit oud-vergeelde platen.
Te hard is het vaste brood dat vroege wijsheid brokt,
Te krachtig is haar wijn om jongelingsdorst te laven,
o gij, die wellicht langs dezelfde baan wilt draven,
daar u het door mij bereikte doel bedriegelijk lokt,
bedenk voor verder spoeden: hier ligt uw jeugd begraven.
XXXXXXXXX
04-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-04-2017 |
Waarschuwing 4. Constant Eeckels |
Een ontzagbare berg van harde waarheid klompt
voor mijn begrijpen thans: ik heb mijn jeugd verloren,
ik sloot me in strengen ernst als in een ivoren toren,
en bleef als iemand die ongaarne in het leven komt,
om niet het malle van een kinderlied te horen.
O hymne van de mei, die ik zong noch zingen kan,
daar ik uw blijde wijs voor mooi geklaag verleerde,
zo nog mijn verre lente, die nutteloos groende, eens keerde,
zo het nog eens fris werd voor de oude jonge man,
die, falend, zorgzaam vreugde als onkruid buiten weerde.
Mij dekt een zware zerk van schoon, uitheems graniet,
heel zeldzaam zelfs, met statige beelden op de hoeken,
maar diep ligt, als een mummie, in duffe dodendoeken,
de jonkvrouw, star haar blik, die nooit de zon meer ziet,
een mond waarrond vergeefs een lach-spoor is te zoeken.
03-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
02-04-2017 |
Waarschuwing 3. Constant Eeckels |
Helaas die worgende ernst, helaas die zekerheid,
geen enkel droombeeld dat ik overspelig koosde,
geen uitgelatenheid die het oosten ooit beroosde,
geen jonge lust op de bloemsprei neergevleid,
terwijl bescheiden wind op het koel prieeltje poosde.
Toch zong ik. Het was lief. Men zegde het, en ik dacht
me groot, knaap, die zich hulde in wijde mannekleren,
ik, die weerstrevend diende, ik zou, ik moest regeren,
ik, die zwakheid haatte, ik haakte naar macht,
en heb daarvoor mijn jeugd op de offersteen geslacht.
Nu sta ik daar, waar ik wenste, en blik eens naar beneen,
o jammer, jammer. Ik zie de jonkheid kringend dansen,
ik zie rond hun hoofden pas geplukte rozen-kransen,
ik hoor hun koor weer, dat mij eertijds gekheid scheen,
daar het niet als donker klonk langs trotsverhogen transen.
02-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
01-04-2017 |
Waarschuwing 2. Constant Eeckels |
Nu is mijn tijd verbeurd. Al naar ik ouder word,
en meer de waarde van de dingen kan beseffen,
voel ik, wen ik peins aan u, een puntig mes me treffen,
ik zie alles klaarder thans, daar ik sta op hoger sport,
en boven schijn en wezen stout den geest durf heffen.
O jeugd, ik ging voorbij, en zag niet wat ge waart,
ik wilde een ernstig mens zijn in dit ernstig leven,
ik wilde, kind nog, mede aan het kostbaar laken weven,
waardoor de grote lijn der grote daden aârt,
en gouddraad van gedachten kunstig wordt gedreven.
Maar ik merkte niet dat ik uw dodenwindsels won,
ik merkte uw aanzicht niet, al smaller en al bleker,
ik merkte het kantelen niet van uw kristallen beker,
ik merkte het doven niet van uwer ogen zon,
ik was een ernstig man, en wat ik wou, was zeker.
01-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|