Mijn
wandeling gaat vandaag naar het museum voor schone kunsten. Dat
gebouw zou evengoed in Parijs kunnen staan. Ik ben direct
teleurgesteld want de achterkant ; het museum voor hedendaagse kunst,
is gesloten. De vaandels hangen er nog zodat ik kan zien wat ik
gemist heb. De voorkant is gelukkig wel open. Er is een zaal gewijd
aan Matta. Ik zag al wel betere werken van hem dan deze die de
Chilenen toebehoren. Van hem weet ik tenminste nog wat ik gisteren
zag, de rest is al vergeten. Het museum ligt in de groene long van de
stad die langs de rivier loopt. Wat Santiago in overvloed heeft zijn
zitbanken op de parken en pleinen, die trouwens goed onderhouden
zijn. Over de brug ligt de universiteit en daartegenover ligt een
cluster van restaurants en cafés die er eerder voor toeristen dan
voor studenten uitzien. Er is hier nog een groot huis van Pablo
Neruda dat je kan bezichtigen. Dat in Valparaïso had ik misschien
moeten bezoeken, hier blijf ik ook buiten. Via een ander park vang ik
de terugweg aan maar loop te ver zodat ik pas na een lange wandeling
terug op hotel ben. Frans heeft goed geskied. Het is tijd voor onze
siësta.
Het culturele centrum van de stad is maar een paar blokken wandelen. Het verrast dat het half onder de grond zit, onder een plein. Er is een tentoonstelling over ruiters. Misschien had ik de spectaculaire lederen zadels moeten fotograferen maar jullie krijgen enkel een detail van een Mexicaanse poncho. De naam van de Chileense meubelontwerper ben ik vergeten maar ik vond de mallen wel knap waarin het hout voor de stoelen werd geklemd. 's Avonds eten we heel lekker bij een Chinees. We zijn
vooral blij met de vele groenten en bloemkool in de chopchoy.
De Miranda's hebben een waterskimeer in hun tuin die op een goed half uur rijden van het centrum ligt. De twee aanwezige jonge gasten, de piloot en de coach, kennen Frans al van in Florida (ze zijn Engels en Argentijns). De Miranda's hebben een huis in Santa Rosa beach en skiën daar als het hier wintert. Het is een kleine wereld. Voor mij valt er niet veel te beleven. Ik nam zelfs geen foto's. Ik lees voort in 'Sapiens' van Yuval Noah Harari (een aanrader trouwens) en geniet van het windje en de schaduw op het terras. Op de terugweg eten we in de plaatselijke 'lunch garden'. Daarna ga ik op wandel met onze was. De 'lavanderia' in de buurt staat te huur. Ik volg wat aanwijzingen maar beland met mijn pak was in het park 'cerro santa Lucia'. Het is een grappige heuvel met een kasteeltje, een kluizenaarskapel, en vooral een heleboel trappen waarvan de bovenste naar het populaire uitzichttorentje leiden. Mijn waszak kan er nog net bij. Foto's heb ik niet want mijn handtas zit bij de was en mijn fototoestel past niet in het kleine tasje dat ik mee heb. Frans heeft mijn gsm omdat de zijne kapot is. Op de terugweg geraak ik toch van mijn vuil gerief af. Ik loop een warenhuis binnen. De solden zijn hier nog rommeliger dan bij ons en spotgoedkoop. Ook de nieuwe collectie is niet duur maar stelt niet veel voor. Mijn shoppen heeft niet lang geduurd. In één galerij zitten alleen maar kapperszaken. Op maandag, nu alles open is, is de buurt heel levendig.
's Avonds speelt er nog een geweldige band in het midden van de straat in Valparaïso. Ze krijgen veel applaus.
Tijdens
de rit van anderhalf uur naar Santiago zien we zowaar naaldbomen!
Daarna wordt het weer redelijk dor op de heuvels. Wijnbouw is er
natuurlijk ook te zien. Het is rustig rijden, dat hebben we te danken
aan de vakantie en de zondag. Alles is wel gesloten in de buurt van
ons hotel. Het 'museo de arte precolumbino' is vandaag gratis.
Vooral de tijdelijke tentoonstelling en het textiel is knap. Verder zag ik al veel
van de Amerikaanse culturen in andere musea. Daar vlakbij is de
plaza de armas. Kinderen zoeken er wat verkoeling in de fontein.
Santiago is erg warm. Op culinair gebied moet je op
dit stadsplein niet veel zoeken. En dan heb ik nog geen 'chorrillana'
gefotografeerd. Dat is een schotel waar er allerlei gebakken vlees en
een spiegelei op een dikke laag frieten ligt. Niet moeilijk dat de
meeste Chilenen te rond zijn. In de namiddag loopt iedereen er ook met een ijsje op straat. Bij het terug wandelen zit er een verdwaald 'vleerhondje' op de grond. Het is een heel speciaal diertje, heel plat en met een heel dun vel. Een paar jongens zetten het op een boomstam, daar gaat het rustig voort met zich langs alle kanten te krabben.
Voor
de middag bezoeken we het culturele centrum waarop we kijken vanaf
ons terras. Het zit in de vroegere gevangenis. Het oudste gebouw van
de stad zit er ook en was een opslagplaats voor kruit. Blijkbaar zijn
het vrijwilligers die begonnen met het terrein op te kuisen en in te
richten. Daarna is het geheel serieus verbouwd. Er worden allerlei
activiteiten georganiseerd. (geen foto's want mijn batterij zat niet in mijn toestel)
Daarna
nemen we de bus naar Viña del mar, dat is zowat het Oostende van
hier. Je vindt hier ook nog oude hotels en villa's (Normandische
stijl), niet allemaal even goed onderhouden. De winkelstraat heeft
ook de sfeer van een badplaats bij ons. De buitenlanders zitten in
Valparaïso en de Chilenen brengen hier hun vakantie door. Er is nog
een park met mooie bomen. We gaan pas op de terugweg naar het strand,
de zon liet vandaag op zich wachten. Het zit goed vol op de smalle
strook zand maar iedereen schijnt zich weer uitstekend te amuseren.
Na de zwembeurt van Frans nemen we de metro terug. De buschauffeur op
de heenweg reed zo agressief dat we liever een omweg maken. In de
benedenstad is er een wedstrijd tussen brandweerkorpsen aan de gang.
Het oudste stadsgedeelte verlaten we al weer snel. Hier is alles
nogal op het randje. Tijd om de collectivo naar boven te nemen.
Vandaag
wandel ik naar het toeristische centrum. Overal zie je streetart,
soms mooi, soms spuiten ze er maar op los, zonder respect. In een
oude villa (art nouveau – art Deco +...) zit het 'museo de bellas
artes'. Een groot deel bestaat uit de collectie van de eigenaar die
hier in Chili fortuin maakte. Dat zijn vooral Franse schilderijen.
Een ander deel zijn Chileense landschappen en portretten. Niet zo
super allemaal maar in combinatie met het huis toch de moeite. Daarna
verken ik de kleine straatjes op de heuvels die volzitten met
galerijtjes en restaurantjes. Op verschillende plaatsen heb je
uitzichtpunten. Een paar van de oude liften werken nog, op andere
plaatsen zit er niets anders op dan stijl trappen te klimmen. Zo
proper als Cartagena was zo vuil vind ik deze stad. Ze is natuurlijk
veel moeilijker te onderhouden. De benedenstad is ook niet
aantrekkelijk. Er is veel verval en drukte. Na het diner gaan we nog
iets drinken op het terras van de 'via via'. Het is een mooie plek,
het gebouw (art deco) zou in de baillet Latourlei kunnen staan. Ze
hebben een gezellig terras, als je tenminste trappen wil doen. Het is
er dan ook te kalm, je moet een reden hebben om het te ontdekken.
Augustin
spreekt vlot Engels maar is een echte babbelaar. Wanneer we op
wandeling vertrekken is alle koelte al uit de lucht. (Het rode op de cactus is volgens mij een parasiet en geen cactusbloem.) Gelukkig is er
het frisse zwembadje voor erna. Autosnelweg, afritten en verkeer op
de weg ; ik ben het niet meer gewend. We begrijpen ook dat de
Chilenen hun wijnen exporteren, ze kunnen alles wat er hier wordt
aangeplant moeilijk zelf opdrinken. De ranken staan tot heel hoog op
de toch wel dorre bergen. De rit naar Valparaïso duurt twee uur. De
hellingsgraad van de straten kan hallucinant zijn. Onze B&B is
mooi, met uitzicht over de stad en de haven. Het is hier wel een
echte 'bric à brac'. Stadsplanning hebben ze hier nooit van gehoord,
totale anarchie. Huizen staan soms bijna over elkaar. Nieuw en krot
staan door elkaar en alles wordt met spuitbussen te lijf gegaan.
Ontelbare trappen slingeren tussen de huizen door. Om terug te gaan
zijn er gelukkig de 'collectivo's' ; die racen de hellingen op en af.
Ik
kijk er al naar uit om de volgende pas over de Andes over te steken.
Vijfendertig kilometer gruisweg in het eerste deel kunnen de pret
niet drukken. Deze grensovergang gaat door een grote vallei waarbij
we de hoogste top van Zuid-Amerika passeren. Links van ons stroomt
weer rood water, de bergflanken schitteren door hun subtiele kleuren.
We zien nog eens vrachtwagens maar ze zijn er niet in grote getale.
De 'puente del Inca' is een natuurlijke brug met spectaculaire
kleuren. De ruïnes eronder verknoeien de boel wel, het waren vroeger
baden. Een beetje verder ligt het park “Aconcagua”. We hebben
gelukkig tijd voor een kleine wandeling zodat we de hoogste berg
helemaal kunnen zien. De lucht is blauw, goed voor diegenen die de
top proberen te bereiken. Die doen er twaalf dagen over. Het is
vooral de hoogte die de klimmers parten speelt. De prijs is ook
aanzienlijk om te mogen afzien op deze kanjer. Na de tunnel komt de
grenspost. We klaren de grensovergang in een half uur, ons record. In
het skihotel Portillo eten we een sandwich met zicht op het bergmeer.
Daarna gaan we voorzichtig naar beneden langs een spaghettisliert met
25 haarspeldbochten. De Chileense afdaling is wel indrukwekkend maar
minder mooi dan de Argentijnse kant. De B&B waar we nu logeren is
geweldig. Dit was 200 jaar geleden het douanekantoor. Ik denk niet
dat ze toen het stenen zwembadje al hadden dat wordt gevoed door een
kanaaltje met bergwater. We genieten na in de tuin met hortensia's en
fruitbomen en zicht op een heuvel met cactussen. Volgens de eigenaar
is onze grenspassage uitzonderlijk snel geweest. Geluk? Of misschien
zien we er al uit als ervaren reizigers.
Het
is een half uurtje rijden naar het park 'leoncito'. Onderweg zien we
de bergketen in zijn volle glorie (alleen de Mercedario staat op de
kaart 6770 meter hoog). In het park krijgen we aanwijzingen wat wel
en niet te doen mochten we een poema tegen komen. Frans stopt me maar
meteen een stok in de hand als we aan ons wandelingetje beginnen.
Gelukkig zien we alleen drie hazen en een soort marmotjes (die staan
op het menu van de poema, denk ik). Het kleine riviertje maakt het
verschil in dit valleitje. Soms moet het wel enorm aanzwellen, dat
zie je aan takken en stro die tegen de bomen in de kleine canyon
plakken. Na een uurtje wandelen rijden we een paar kilometers verder
bergop naar de sterrenwacht. We krijgen een rondleiding met drie
Argentijnen. Hier is geen wetenschapper meer nodig om de boel
draaiende te houden, alles wordt vanop afstand, en in verschillende
landen, bediend. In 1963 begonnen ze een locatie te zoeken voor de
telescoop en pas in 1986 heeft hij het eerste sterrenlicht gezien. In
de (zuidelijke) winter is het hier heel helder, de telescoop wordt
zo'n 270 nachten per jaar gebruikt. Nu (zomer) zijn er bijna iedere
avond wolken. Een tweede, kleinere telescoop kan je ook na
zonsondergang bezoeken. Een deel van het park bestaat uit een grote
zandvlakte waar je met zeilwagentjes kan rondrijden. Op de middag is
er alleen een eenzame motorrijder te zien. Ik ga naar de kruidenier
achter het hoekje en koop wat groenten om vanavond eens wat te
kokkerellen. Ik zal wel eens naar de potten in de andere bungalows
moeten kijken want de onze ziet er niet gezond meer uit. Ezequiel,
een babbelaar uit Buenos Aires zal ons wel willen helpen. Hij kwam
hier gisteren met zijn familie toe, na twee dagen autorijden. Er komt
veel wind op maar ik geniet buiten van het spel van de ondergaande
zon met de wolken en het licht op de bergen. We lunchen bij een
andere babbelaar, die ons een les geeft in Argentijnse beenhouwerij.
We kunnen de namen van de stukken vlees niet onthouden, zeker niet
als de regio's ze nog eens anders benoemen.
Sorry,
dat ik weer in herhaling moet vallen maar het was weer een prachtige
rit. We nemen zelfs geen foto's meer van de 'gewone' rode en groene
bergen. Het was een weg waar je amper bewoning tegen kwam. Er zat ook
een schitterende afdaling tussen op een prima wegdek. Dan was er de
vallei waar er een rode en een heldere stroom naast elkaar vloeiden.
En dan kwamen er weer gekleurde heuvels en aan de andere kant het
zicht op wel vijf besneeuwde bergtoppen. Het kan niet op. Op onze
bestemming, Barreal, nemen we het eerste restaurant. Het ziet er van
binnen uit als een bergchalet. In Argentinië voel ik me minder
schuldig om een keer een steak te bestellen. Hij is heel mals maar ik
had meer smaak verwacht. We praten met een Frans koppel naast ons.
Hun dochter studeert in Argentinië. Zij vertellen dat de hele
landbouw massaproductie is. Er is een overaanbod aan vlees en de
overheid stimuleert de bevolking om vooral veel vlees te eten. Dat is
hier heel goedkoop. Ieder dorp heeft dan ook verschillende
beenhouwerijen (en één disco). Wij missen ondertussen de menu's van
de vorige landen met rijst, bonen, sla en een beetje vlees of vis.
Onze 'cabaña' heeft ook zicht op de Andes. We zitten op 1700 meter
maar het is weer goed warm. Tijd voor een siësta, zoals de locals.
Mooie
rit, de eerste vallei waar we doorsteken (Miranda) heeft weer rode
rotsen. Dan hobbelen we 60 kilometer over de ene zonk na de andere.
In sommigen zit er rode modder of water. We zoeken nog naar een
restaurantje in Huaco. De hoofdweg, met fietspad en dubbele brandende
lampen doet meer vermoeden dan de paar zandstraten die erachter
liggen. We moeten nog wachten. De laatste vallei naar San José de
Jachal wordt doorsneden door een smalle weg. We toeteren bij iedere
bocht. Ze geeft uit op een stuwmeer. Het is verrassend om plots veel
water te zien. Een dorp verder zien we de grappige theepot op het
plein. Misschien zwaait hier een vrouw de plak. San José slaapt als
we eraan komen. Het is dan ook zondagnamiddag. Gelukkig is er één
restaurant open. Ons hotelletje is redelijk triestig maar zit nu wel
vol. Gelukkig is de wifi er goed en de airco werkt want het is buiten
om te bakken. Ik bel mijn moeder en hang drie kwartier aan telefoon
met Chloé. Dat was heel lang geleden. In Sao Paulo is blijkbaar
alles kits, behalve dat Thomas nog steeds zijn werkvergunning niet
heeft.
Nu er
wolken zijn waag ik me buiten. Het verbaast me dat de deur van de
toeristische dienst open gaat. Aan de overkant zet ik mijn handtekening in een tentje met
protestslogans. Het stadje heeft echt een probleem. Boven op de berg
zit een goudmijn die het water vervuilt. Vaak is er zelfs geen water.
Aan de vergane kleur van de foto's leid ik af dat hun protest nog
niet veel heeft uitgehaald. Wel erg want niemand wil zware metalen in
zijn drinkwater. Ik neem dus maar een slokje cola zero uit de ijskast
in plaats van een kopje thee te zetten.
's Avonds is dit een andere stad. Nu staan alle tafels van alle restaurants op straat. Er wordt een podium gebouwd. Er is animatie. Het midden van het plein en de terrassen zitten vol volk. Het concert begint pas na 11 uur. Wij zijn nog niet gewend aan dit ritme en kruipen ons bed in.
Het
blijft goed regenen. Gelukkig kregen we net voor het slapen gaan
terug stroom. Ik duik dan maar in de gids van Zuid-Amerika. Frans
heeft een spannend boek. Tegen de middag is het droog. We bezoeken
Samay Huasi, dat is een boerderij van de oprichter van een
universiteit. Het is allemaal wat oubollig maar we kunnen wel een
aangenaam wandelingetje maken onder de oude druivenstokken en even
omhoog klimmen. We zien zelfs een kleine vos met grote oren.
Het
mooie huis met de cactustuin, verder op de weg, is spijtig genoeg
niet meer te bezoeken.
We
rijden verder naar 'estacion 2'. De bezienswaardigheid van Chilecito
is een kabelbaan, gebouwd tussen 1903 en 1905. Ze heeft maar 17 jaar
dienst gedaan om de ertsen en mineralen van 4600 meter hoogte over 34
kilometer (en 262 palen) naar beneden te brengen. De crisis van de
jaren dertig heeft ze de das om gedaan. Er zijn negen stations.
Station 2 ligt 400 meter boven de stad en geeft prachtig uitzicht op
de hele omgeving, besneeuwde toppen incluis. We hebben geluk dat de
wolken net zijn opgetrokken en we de extra sneeuw van gisterenavond
kunnen bewonderen. De verdere stations kan je alleen per 4x4, met een
gids bezoeken. Je hebt er de hele dag voor nodig. Wij zakken dan maar
terug naar station 1. Het museumpje is niet veel waard, behalve een
boek met foto's van de bouw van de baan. Je ziet hoe alles met man-
en ezelkracht naar boven gebracht wordt.
Alles
is nu dicht in het stadje behalve de ijssalons en een restaurant waar
we een late lunch eten. We moeten het weer uithouden tot negen uur.
We hebben het zwembadje voor ons alleen. De zakkende zon beschijnt
terug de besneeuwde toppen.
Deze
morgen wilden we nog meer ateliers bezoeken. We hebben geen
weefgetouw meer gezien maar wel deze oude krakken. Aan de banden kan
je zien of ze nog in gebruik zijn (deze doen allemaal nog dienst).
Ons
stuur is bijna te heet om te rijden. Leve de airco want de
temperatuur stijgt nog verder tijdens de rit van drie uur. Er zit
vandaag weinig variatie in het landschap. De grond blijft zanderig,
soms roze. De struiken zien er wat stoffig uit en de bergen zijn
gespikkeld. We stoppen bij het eerste restaurant dat we in Chilecito
tegen komen. De menukaart, met vertaling, helpt niet echt bij het
bestellen. De ober legt uit dat Peceto rundvlees is en wijst naar
zijn ribben. 'Op zijn Portugees' is erg lekker met veel groenten in
tomatensaus. Dit is trouwens het eerste land (US inbegrepen) waar we
van ons eten kunnen genieten zonder voetbal in onze maag gesplitst te
krijgen. Hier krijg je vaak (Argentijnse) muziek.
Het
is nu veertig graden. In onze cabaña is er geen wifi maar wel airco
en een zwembadje. In het stadje zijn we onze gsm en portemonnee gaan
bijladen. Bij terugkomst is het onweer dichterbij gekomen. Zo
dichtbij dat we nu zonder elektriciteit zitten. Er waren een paar
enorme knallen en het heeft goed geregend. Gelukkig bracht de regen
ook verkoeling zodat het raam nu als airco kan dienstdoen.
Eerst
goed voltanken! Er staat een lange rij aan het station en we krijgen
de mededeling dat we het eerste uur niets kunnen krijgen omdat de
tanks gevuld worden.
Het
is dan wel raar dat er niemand staat aan het andere station. Is het
te duur, is de benzine niet goed...? We nemen er toch maar wat liters
in voorraad want er is geen ander station in de omgeving.
Er
zijn hier amper bruggen maar wel heel veel zonken in de weg om het
water door te laten. Het heeft blijkbaar geregend in de bergen want
hier en daar worden onze banden nat en zijn ze het slijk van de weg
aan het ruimen.
Onze
eerste halte na 50 kilometer is 'Quilmes', dat was een stad van zo'n
5000 inwoners rond 1200. Je ziet heel goed het patroon van de stenen
waarop ze hun huizen bouwden. De ronde vormen met een heel smalle
doorgang naar het huis waren de voorraadkamers. Het deel dat
gerestaureerd is diende ter verdediging, het ligt tussen twee
'forten'. Er werd toen aan terrasbouw gedaan maar nu lijkt het hier
te droog voor bewoning. De cactussen houden het wel uit.
Onze
volgende stop is 'Amacha del valle', waar er en populair museum zou
zijn, én een naftstation. Je kan het museum niet missen. Hier is
geen postbode aan het bouwen gegaan maar een schilder en wever ;
Hector Cruz. De combinatie van stenen en cactussen is
geslaagd. Zijn wandtapijten zijn mooi, in de schilderijen zijn
de kleuren te hard. . In één gebouw is een collectie mineralen te
zien.
De
dorpen waar je hier door rijdt stralen allemaal iets zuiders uit. De
lucht is minder zuiders want er hangen dikke grijze wolken over de
bergen. We rijden verder door de brede vallei. Die verandert bij
Hualfin waar er weer een paar gekleurde bergen verschijnen en een
soort duinen. Voor Belén dalen we af door een smalle vallei. Hier
wordt er heel wat gefietst. In Belén zijn de meeste huizen verzorgd.
Sommigen zouden Monsieur Hulot wel bevallen. Er wordt hier nog
geweven op traditionele wijze. Bij één atelier staat de lamawol te
pruttelen in een soepje van uienschillen, matethee of notendoppen. De
natuurkleuren zijn erg mooi. Ik wil graag iets kopen maar zie geen
toepassing voor wat ze maken.
De
restaurants gaan hier pas om 9 uur open. En wij zijn de eersten. De
porties zijn prima voor de vier kerels die net de hoogste berg van
Zuid Amerika beklommen. Wij kunnen maar beter wat voor de hond
laten.
Onze
uitstap vandaag gaat naar de 'quebrada de las flechas' in de
Calchaquies vallei. We starten door de wijnvelden. Heel vaak is er
een zonk in de weg om het water dat van de bergen komt door te laten
maar voorlopig staat alles kurkdroog. De boeren pompen hun water op
uit de grond. Sommige wijngaarden zijn omzoomd door cactussen. Ik had
de twee nooit samen verwacht. Verder in de vallei wordt het droger en
krijgen we weer imposante rotsmuren te zien. Het asfalt is
ondertussen wel verandert in een zandweg maar hij blijft breed en
rijdt vlot. We komen langs enkele kleine dorpen met vernieuwde
scholen. Een vetpot kan het hier wel niet zijn.
De
rotspartijen zijn weer knap maar zandkleurig. Op de terugweg koop ik
nog druiven tegenover het kleine kerkje. Ze maken er binnen een
rommeltje van. Onderweg zie je naast de meeste huizen een oven van
klei. We eten in San Carlos, een wijndorp met een grote beschaduwde
plaza. Het zit er goed vol. In de namiddag houden we siësta zoals de
rest van de bevolking. Daarna maak ik nog een wandeling in het
stadje. Er zijn hier heel veel bodega's die je kan bezoeken en dat
schijnt ook de activiteit van heel wat toeristen te zijn. Met die
combinatie schijnen ze hier goed te boeren in Cafayate.
Gisterenavond
hebben we ons aan onze eerste 'asado' gewaagd. Je krijgt dan een hete
schotel met gegrild vlees voorgeschoteld. De ribben en zwezeriken
waren herkenbaar. Dan was er nog worst en bloedworst en de rest
konden we geen naam op kleven. Het meeste was lekker maar het wordt
zeker niet onze dagelijkse kost.
Bij
het buiten rijden van Salta hebben we nog vaker voor rode lichten
gestaan dan wanneer je langs Schoten, door Merksem naar Antwerpen
rijdt. Daarna was het aangenaam rijden door een groene brede vallei.
Tot we de bergen inreden en het landschap weer droger werd. De
'quebrada de las conchas' is weer spectaculair. De tinten zijn vooral
baksteenrood een groen. Een aantal stops hebben we gemist, we hadden
niet onmiddellijk door dat de groene bordjes wezen op de namen van
speciale rotsformaties. In Chili werden alle toeristische
bezienswaardigheden in het bruin aangekondigd. Het is hier wel een
sauna zodat je ook niet geneigd bent om ver te wandelen. In het
'auditorium' doen een soort papegaaien de muzikanten concurrentie
aan. De muzikanten winnen. We eten onderweg empanadas die net
loeiheet uit de buitenoven komen.
Cafayate
is vooral bekend voor zijn wijnbouw. Het is één van de weinige
plaatsen in Argentinië waar er witte wijn gemaakt wordt. Het stadje
heeft vele terrassen rondom het plein. Je zou je in het zuiden van
Frankrijk kunnen wanen. We eten heel lekker en bestellen een glas
wijn te veel (ze zijn groot, en de witte is inderdaad lekker). Voor
ons valt de devaluatie van de peso natuurlijk mee. De Argentijnen
hebben de waarde van hun centen met de helft zien dalen. Een jong
koppel in het hotel is blij dat ze twee jaar geleden een reis in
Europa hebben gemaakt. Wij hebben nu 10 betaald voor een zeer
mooie schotel in het beste restaurant van het stadje. Op het plein
wordt er nog gedanst en muziek gemaakt.
Deze morgen een paar rekeningen betaald en mijn blog bijgewerkt. Het was best lawaaierig en druk op de overdekte markt waar we lunchten met soep en caneloni. Na 13 uur houden ze hier siësta tot 5 uur. Het is vandaag een stuk warmer, ik heb dus ook maar even gewacht om de 'cerro' te beklimmen. De vraag aan de politie of het veilig was, had ik niet hoeven te stellen. De trappen naar boven werden druk belopen en bewandeld. Ik heb een goede tijd neergezet en maar 25 minuten geklommen in plaats van de vooropgestelde 45 minuten. Er zit dus toch nog wat sap in mijn spieren! Toch zal ik meer moeten sporten want ik was een beetje slap bij het terug wandelen. Boven waren er watervallen aangelegd en enkele terrassen. De eitjes om de berg op te komen zijn niet meer van de jongste. De omgeving van Salta is in alle geval heel groen. Verder is onze was weer gebeurd en Frans is op zoek naar startkabels voor de auto.
Een nieuw land wil ook weer zeggen :
zorgen voor een nieuwe telefoon chip, geld afhalen...
Gelukkig is alles hier goedkoop want
het geld zelf is duur. Je betaalt hier soms 10% en je kan per keer
maar een 100 afhalen. Je hebt ook redelijk wat kans dat de
machines leeg zijn. We zitten drie nachten in een oud maar aangenaam
hotel in het centrum. We nemen hier een paar dagen rust na al die
uren kilometers vreten. De kathedraal op het plein is binnen wel
spectaculair. Het altaarstuk is uit Spanje over gekomen. De foto met toren is een andere kerk. De rode foto
heb ik genomen in het museum voor hedendaagse kunst. Het geeft wel
goed de triestige sfeer weer van de vele indigena's die hier proberen
hun waar te verkopen. Je zou van ze allen iets willen kopen maar ze
bieden allemaal hetzelfde aan.
Voor de lunch treffen we wel een
uitstekend restaurant. Het is groot en zit stampvol. Iedereen krijgt
als hapje aubergines met grote witte bonen, het is heerlijk. Goed
gevuld wandelen we verder langs stalletjes met handwerk. Het museum
'de la historia del norte' leert ons meer over de streek. De stad is echt ontworpen door de Spanjaarden, de straten zijn kaarsrecht. Het 'casa
de la cultura de america' zit in een soort art deco gebouw met mooi
houtwerk. Op de valreep bezoek ik nog het museum met inca mummies.
Die zijn hier ook hoog op een vulkaan gevonden maar veel beter
bewaard. De stofjes van de kleine popjes bij het graf zijn zo helder
van kleur dat je zou twijfelen aan hun echtheid. We besluiten enkel
een dessertje te eten als avondmaal maar daarvoor hadden we in Peru
moeten zijn waar iedereen 's avonds nog koffie drinkt en gebak eet.
Nu krijgen we vooral gekonfijt fruit. Aan suikers geen tekort.
We beginnen met een wandeling langs de
gekleurde rotsen. Het is weer genieten. We wandelen tot bij de
kampeerwagen die een geweldige plek heeft gevonden. Het blijkt een
Waalse familie te zijn die met hun twee kinderen door Zuid Amerika
trekken. Veel ruimte zullen ze niet hebben met hun vieren. In Salta
zijn ze dan ook eens op hotel geweest. We krijgen nog enkele tips
voor onze verdere tocht. Niet alle wegen zijn goed berijdbaar in
Argentinië.
Benzinestations blijken hier schaars te
zijn. Er staat dan ook een file wanneer we in Juyuy wille tanken. We
tanken zelf bij met een 'Napolitano', dat is zware kost met frietjes
en gepaneerd vlees met kaas. De Argentijnen eten bijna allemaal een
gemengde gril. Van 'minderen met vlees' hebben ze hier nog niet
gehoord. Van daaruit volgen we de kleine weg. Nu zitten we echt in
het groen, we worden zelf bijna groen van de vele kronkels. Er
rijden hier nog wel wat vakantiegangers die de bossen opzoeken.
Salta is een aangename stad met een
prima klimaat. We laten 's avonds wel onze halve pizza staan, de
korst is als karton.
De Pasa de Jama is hoog en een lange
rit maar hier verveel je je niet. Iedere 'salina' of 'laguna' die je
voorbij komt is anders. Er zitten altijd wel dieren die je kan
observeren en de tinten in het landschap zijn schitterend. Bovendien
hebben de goden hier wat rotsen in het rond gestrooid die Dali
misschien in zijn dromen heeft gezien. Gelukkig zijn we al gewend aan
de grote hoogte want de rit is adembenemend mooi. Dan is er de
grenspost (in the middle of...). Er kwam net voor ons een bus aan
maar gelukkig mogen we voor. De vier loketten gaan erg snel. We eten
onze lunch in de auto want we waren vergeten dat de avocado's en de
tomaat de grens niet over mogen. De controle van de auto is miniem.
In minder dan een uur zijn we de grens over, een record. In
Argentinië gaat het moois voort. Op grote hoogte blijft het
landschap gelijkaardig, wel krijgen we voor het eerst in lang regen
te zien. We stoppen even in Susques, het eerste dorp over de grens.
Daar is een voetbaltornooi aan de gang op rode velden. De rivier is
een rode slang door het groen, waanzinnig!
Dan belanden we in een grote vlakte met
de 'salina grande', wit en spiegelend, en een toeristische attractie.
De chalet erbij is opgetrokken uit zoutblokken (nogal gebarsten).
Als we daarna haarspeldbocht na
haarspeldbocht krijgen belanden we in de mist. Gelukkig schilderen ze
hier duidelijke lijnen op het wegdek en staat er voor iedere bocht
een teken. Onder de wolken duiken we weer in een surrealistische
vallei met dikke reuze cactussen, vreemde structuren en tinten.
Purmamarca waar we logeren doet er nog een schepje bovenop. Op
restaurant drinken we de eerste lekkere wijn in maanden (Frans eet
lama in wijnsaus). Argentinië is geweldig!
De 'valle de la luna' is één van de
bekendste attracties in San Pedro en ligt dicht bij het hotel. Ze is
het mooist bij zonsondergang maar is dan ook heel vol. 's Morgens is
ze toch ook heel mooi en het is ook minder warm. Ik geniet van de
wandeling over de rotskam waar ik bijna alleen ben en kan op het
uiteinde zelfs rondom filmen zonder iemand in beeld. (Frans voelt
zich minder goed en maakt een kleinere wandeling.) Van daaruit rijden
we meteen terug richting Calama om verder een afslag te nemen naar
Rio Grande. Het is mooi rijden. Bij de Petrogliefen vragen we of er
eten te krijgen is in de vallei. We moeten het doen met wat we in de
auto hebben (noten, crackers, een soort vruchtenpasta, banaantjes).
We rijden nog even bergop na de haarspeldbocht over het riviertje en
krijgen bij de ingang van Rio Grande een geweldig uitzicht op de
smalle vallei. In het valleitje naar 'valle arcoïris' moeten we een
paar keer het water door. De attractie is niet verstopt. De rotsen
hebben hier inderdaad de kleuren van de regenboog. Vooral het groen
is heel speciaal, zeker in contrast met de rode aarde. Er zit zelfs
een beetje blauw in de berg. Op de foto's komen de kleuren niet echt
tot hun recht. We genieten enorm van de prachtige wandeling.
Gelukkig heeft Frans het idee om toch nog verder de vallei in te
rijden. Daar vinden we rotsen als orgelpijpen en zien we een koppel
Andes condors die een show voor ons opvoeren. Nu pas komen er andere
auto's aanrijden. Op de terugweg stoppen we nog even om de
rotstekeningen te zien. Terug in San Pedro wil ik deze keer de
zonsondergang niet missen. We rijden een beetje omhoog, staan niet op
een ideale plaats maar zien toch hoe de woestijnkleuren verhevigen
met de zakkende zon zodat we ook eindigen met het thema 'kleur'.