De lucht is azuurblauw, ruikt naar zout en teer en de zon tracht vruchteloos met haar oranje gloed de ijskoude scheepswerf op te warmen. Donkere figuren lopen tussen de enorme stalen cascos die wel op zieke walvissen lijken, aangespoeld op één of ander strand. Nu en dan flikkert het macabere licht van de lasposten, gevolgd door het wenende geluid van een slijpschijf.
Vandaag heb ik een vergadering met Véronique Reynaert (Rijnvaartcommissie) en Henk Deville (Zeevaartinspectie). In het geval van Véronique is het helemaal niet zo erg dat ze mij op de vingers kijkt bij de keuring van de schepen. De 26 jarige blondine behoort tot de familie van de langpootmuggen: eindeloos lange benen afgezoomd door een moorddadig kort rokje.
Maar ik doe mijn best om mij te concentreren op de vergadering.
François is er ook bij. Hij is ergens in de vijftig, heeft een ringbaardje en een bril die vooral hip is in ziekenfondsmiddens. Heel het jaar door draagt hij een groene parka. Het ding is zo vies en vettig dat je er in tijden van hongersnood een pittige bouillon kan van trekken.
Ze willen allemaal dat het schip dat nu op de werf staat geen vuil water meer uitstoot.
Nu enkel nog de schippers overtuigen van de noodzaak om een waterzuiveringsinstallatie aan boord te hebben om in het vervolg de koffie te zetten met hun eigen pis.
Schippers die al heel hun leven alles overboord gooien, inclusief hun dode kat. Ik zal maar een zwemvest aantrekken voor ik aan boord ga.
Het loopt al tegen de middag aan als ik in de oude roestige Peugeot J5 van de rederij kruip om naar Temse te rijden en een broodje te kopen.
Telefoon gaat.
Bé aan de lijn.
Ik zet het met roestgaten gevulde geval opzij maar laat de motor draaien omdat het vriest dat het kraakt.
Bé snikt en zoekt naar woorden. Dat het haar allemaal teveel wordt. Dat ze niet meer weet waar ze aan toe is. Dat ze mij beter beschouwt als een vriend van de familie. Ja, dat zal de oplossing zijn, op die manier kan ik toch nog op de kinderen passen als het haar uitkomt zonder een schuldgevoel op te wekken.
En nu en dan kan ik nog steeds opgevoerd worden in familieverband om geen genante onevenwichten te veroorzaken. Haar instant partner maar verder no strings attached. Behalve de hare dan.
Mijn tanden klapperen. Niet van de kou maar van de hoop onnozele praat die ik moet aanhoren. Ok, Bé, zeg ik en ik hou in gedachten dat ik er af en toe nog eens zal moeten overgaan ook.
Ik wil net de Peugeot teug in eerste gooien en vertrekken vanuit de Scheldedijk als ik alweer telefoon krijg.
t Is Elly. Zaterdag is er een vernissage van de Gentse academie en ze vraagt of ik kom.
Natuurlijk kom ik, Elly. Ik schrijf het adres in mijn handpalm.
Nu moet ik echt doorrijden anders denkt baas dat ik ervandoor ben met dit prachtige vehikel.
De Peugeot is in feite een minibus met zeven plaatsen met ramen in de zijwanden. Rond de ramen zit ook de meeste roest en het is elke keer weer spannend om sneller dan honderd te rijden.
De banden zijn al zo oud als het wegdek waarover ze bollen. Worden ze te warm van snel te rijden, dan vervormt het karkas lichtjes waardoor heel de wagen gaat dreunen.
De garagist zegt dat de banden dan vierkant worden. Eens boven de honderd dreunt het karkas zo hard dat het lijkt alsof de ramen er elk moment kunnen uitspringen. Spannend, vierkante banden.
Vanavond parkeer ik een veel te grote Peugeot J5 in een veel te kleine parkeerplaats. Ik bel aan bij huisnummer 34 in de Acaciastraat.
Vroeger had ik een sleutel maar dat kleinood gooide ik alweer enkele maanden geleden met een venijnige plof op de keukentafel, gevolgd door de belofte om hier nooit nog een voet binnen te zetten. But the times, they are changing en helaas overwint mijn testosteron dergelijke hindernissen met gemak.
Bé opent de deur en snokt mij letterlijk binnen. Huilen, armpjes open, hela, verwacht ze nu troostende woorden? Mijn neus in haar zwarte krullen die ruiken naar thuiskomen.
De kinderen zijn bij hun vader is de eerste zin waardoor ik begrijp dat het onmogelijk zal zijn om mijn zaad binnen te houden vanavond.
Ken je de Buena Vista Social Club?
Ja natuurlijk, gaat de zon op in het oosten? Het is de persoonlijke soundtrack van mijn herwonnen vrijheid na het Krengerig huwelijk waar ik tien jaar in verstrikt zat. Kreng haatte dit soort muziek.
Het is de muziek waarop ik afgelopen zomer met mijn exotische topless wagens van terras naar terras flaneerde, de Havana in mijn gezicht en niet gehinderd door enige terughoudendheid op zoek was naar pussy.
De Alto Cedro voy para Marcan Llego a Cueto, voy para Mayar
Bé danst zo zwoel op de Chan Chan dat ik niet anders kan dan meewiegen op het houten en koperen ritme van de sexy senioren.
Ik pak haar stevig vast en we dansen een soort van trage salsa waarbij elke beweging venijnig scherp uitgebalanceerd is. Tussen twee nummers door vraagt ze wat ik van het nieuwe schilderwerk vind.
Mooi maar het moet hier en daar nog wat bijgeschilderd worden. Bé haalt daarop mijn penseel boven. Tibiri tabara!
Even later lig ik bovenop Bé in haar dure Rolf Benz zetel en ze heeft plots geen broek meer aan! Ach ja, waarom ook niet. Vader, vergeef mij, het is al drie maanden geleden sinds ik een vrouw had. Mijn laatste orgasme dateert van
Binnen blijven, het licht wat dimmen, een liter caipirinha brouwen en João Gilberto die de frêle stem van Astrud Gilberto begeleidt. João en Astrud hebben niet veel instrumenten nodig, het valt nogal mee wat kabels en gedoe betreft.
De deurbel gaat en daar staat Gilberto Gil voor mij. Hij heeft Stan meegebracht, Stan Getz en ik geef hem een dikke knuffel omdat het alweer veel te lang geleden is dat we mekaar nog hoorden.
Hij vraagt of hij João en Astrud ook mag begeleiden. Natuurlijk, Gilberto en Stan, kom binnen en zet u, gasten.
Kussens op het parket, de rolkraagtrui uit de kast want we hebben het wat koud na een middag op het strand van Ipanema.
Veel is er niet nodig om de juiste ambiance op te roepen. Wat innerlijke schoonheid, een snuif verliefdheid, een gitaar en een saxofoon. Oh ja, en liefst ook nog een onderwerp of twee om verliefd op te worden.
João stemt zijn gitaar wat en neuzelt zachtjes dzjin dzjin dzjin dzjin dzjin Olha que coisa mais linda mais cheia de graça é ela menina Astrud valt in en terwijl ze dat doet, fluit haar microfoon wat.
Als Stan de laatste noot uit zijn sax geblazen heeft, gaat de telefoon. Doris! roep ik enthousiast. Doris Monteira is altijd uit op wat cafépraat. Ze vertelt me dat het heerlijk ruikt in haar keuken omdat Elis Regina en Chico Buarque er feijoada klaarmaken.
Waarom komen jullie niet bij ons en breng de schotel mee. Chico kennende zal er meer dan genoeg zijn!
Een uurtje later hoor ik het typische motorgekletter van een VW Kever die voor de deur parkeert.
Sedert de dag dat ik kerstmis ben gaan haten, nu zo een dikke zevenentwintig jaar geleden, teer ik op mijn denkbeeldige ontmoetingen met João en Astrud, Stan, Gilberto, Doris, Elis en Chico.
Tijdens het geweldig geforceerde kerstdiner met mijn theatrale broer en hysterische zus bereid ik zorgvuldig enkele ontsnappingspogingen voor. Tussen de soep en het pluimvee, het dessert en de koffie en terwijl de ijstaart uit de kelder komt.
Even naar boven glippen, weg van de donderpreken en het hysterisch gekrijs, naar mijn kamertje.
De ogen sluiten en naar Doralice luisteren, of Insensatez, Samba de minha terra, Chega de Saudade, ai ai ai Isaura, ze brengen mij instant geluk en het hoofd op hol. Miss Bikini! Carolina Carol Bela! Maria Fulô!
Net als ik ernstig overweeg om naar Zaventem te vertrekken en er als verstekeling aan boord te glippen van een vliegtuig van de maatschappij Vaspe met bestemming Rio de Janeiro of Sao Paolo, staat moeder beneden aan de trap te roepen.
Helaas moet the boy from Ipanema alweer naar beneden om het griezelverhaal in de kerstcatacomben verder te ondergaan.
Bossa Nova is waarin wij ons onderscheiden van de dieren. Geen enkel dier kan zo subtiel en gedoseerd zichzelf met zoveel emotie uiten. Less is more.
Bossa Nova is ook pure sixties. Het decennium waarin het nooit regende en de wereld nog werd voortgetrokken door donkergroene stoomlocomotieven, de echte wheels on fire.
In mijn vroegste herinnering komen we aan in een klein station. Mijn mama helpt me van de veel te hoge treden van de naar smeervet en verf ruikende wagon. Op het perron zwaait een meisje naar ons.
Ze draagt een hippe gele regenjas en een minirok. Haar prachtige benen zitten vervat in zwarte gelakte laarzen. Ze heeft lang blond haar met een zwarte band erin, een schoonheidvlekje en zwart omlijnde ogen. Mama geeft ze drie zoenen en mij een knuffel.
Door het hoogteverschil drukt ze mijn aangezicht in haar buik die fantastisch zacht aanvoelt en ruikt naar haar vers gewassen trui en heerlijke zeep.
Ze neemt mijn hand en we stappen naar de uitgang van het station. Als we het buffet passeren, ruikt het naar OXO soep en tomatensap met selderijzout.
Eens op het stationsplein, zie ik pijprokende mannen in lange jassen met een krant onder de arm en dames in piéd-de-poule pakjes die hun best doen om op een vroege Marva te lijken.
Het meisje leidt ons naar een witte Triumph Herald met een zwart dak. Wit en grijs geruite zeteltjes, veel chroomlijsten en een zwart dashboard bepalen de charme van het interieur.
De auto is nog nagelnieuw en het meisje start de motor die als muziek in mijn oren klinkt.
Mijn prachtig ontvangstcomité zet de radio aan. Uit de enige luidspreker klinkt Aguas de Marco van Antonio Carlos Jobim en Elis Regina.
Gele Mercedes taxis rijden af en aan en mijn chauffeur draagt handschoenen om te sturen. Met bijzonder veel tederheid beweegt ze de zwarte versnellingspook en omzichtig draait ze aan het grote zwarte stuur.
Alle gevoel voor dimensie is verdwenen. Waar rijden we heen? Waarom? Wie zullen we nog ontmoeten? Het heeft geen belang meer want ik voel me zo rijk als de zee diep is.
Al mijn zintuigen liggen voldaan achterover uit te buiken.
Mas que nada
dJango Stephorst
Met dank aan Nicola Conte voor de twee prachtige Viagem compilaties op het Far Out Recordings label en aan Rosalia de Souza om te zijn wie ze is. Een gouden tip voor onder de kerstboom!
Lange bebaarde oude mannen met witte sokken onder een rood kleed en met een kartonnen doos op hun hoofd. Ze halen s nachts stiekem kunstjes uit op de nok van je dak waar zwarte jongelingen en witte paarden bij betrokken zijn met de bedoeling je kinderen te verleiden.
Is de eerste bende oude mannen met de Schimmel tussen de benen tegen begin december verdwenen, dan staat de tweede ploeg al gauw klaar om het kinderlokken over te nemen. Deze keer zijn het korte dikke bebaarde oude mannen die zich per vliegende slee voortbewegen. De slee wordt aangedreven door zes lekkere rendieren.
Lekker in de zin van op mijn bord liggend in een saus op basis van rode wijn gegarneerd met veenbessen en kroketjes, want dat is voor mij de enige manier om rendieren te verdragen in mijn onmiddellijke omgeving.
De oude dikke mannen trachten van alles door je schoorsteen te proppen waardoor deze mogelijk verstopt geraakt. Dan moet je beroep doen op een schoorsteenveger maar wees niet verwonderd als er in deze periode van het jaar plots een vliegende vrouw met een paraplu voor de deur staat in het gezelschap van twee kinderen en driehonderd dansende schoorsteenvegers.
Aaaargh. Dat brengt ons naar nummer twee:
Het wordt weer een winter vol van
Melige films op de televisie!
De plastieken randverschijnselen bij een aanstormende kerstmis zijn waar te nemen in de vorm van herhalingen van afgrijselijke draken van films.
The Sound of Music, Mary Poppins, White Christmas, Chitty Chitty Bang Bang. Eerder shitty shitty en daarna bang bang wat mij betreft want na tien minuten kijken wordt de drang naar toiletbezoek overheersend. En durf ik nog niet te denken aan het aantal zeemzoeterige Amerikaanse familiefilms rond het kunststoffen kerstgevoel dat alles peis en vree moet zijn.
Kinderen die door dieren gered worden, slechteriken die plots berouw krijgen, omas en opas die de wereld redden het ergst van al zijn de films over tweelingzusjes die bij hun geboorte gescheiden zijn en in twee verschillende leefwerelden opgroeien tot ze elkaar in een zomerkamp ontmoeten en het nobele plan opvatten om hun ouders weer aan mekaar te plakken met zoete emotiebrij en tranen.
Nu, het alternatief is ook niet echt vrolijk makend.
Want het wordt ook weer een winter vol van
Idiote televisieprogrammas.
Huizenjacht bijvoorbeeld, een tv programma dat betaald is door een bende makelaars die alle gevoel met de realiteit verloren hebben vanachter het stuur van de gehuurde BMW X6.
Je krijgt na een half uurtje kijken naar deze langgerekte reclamespot de indruk dat het normaal is om driehonderdduizend euro te moeten uitgeven aan een te renoveren fermette uit de jaren tachtig van de vorige eeuw.
Hier zijn Kelly en Kevin, zegt een vrolijke achtergrondstem, Kelly is schoonheidsconsulent en Kevin werkt als warehousemanager en hun budget bedraagt vijfhonderdduizend euro.
Voor de goede verstaander: Kelly is kapster en Kevin magazijnier. De duurste firmawagen die Kevin ooit al zijn gat geschoven kreeg, is de door zijn baas geleasede vorkheftruck waarmee hij elke dag dozen stapelt. Deze mensen zullen nooit vijfhonderdduizend euro bezitten, laat staan dat ze in staat zijn om van zoveel geld ineens te dromen. Misschien twee nachten na elkaar van tweehonderd vijftigduizend euro, dat lijkt eerder haalbaar.
Het wordt weer een winter vol van
Idiote reclame.
Een reclamespotje over moeders die er eerder uitzien als topmodellen of filmsterren die al lachend keukens poetsen en met één wreef van de spons een muur akelig hard laten glanzen.
Een mama die niet zou misstaan in het augustusnummer van Playboy loopt met dichtgeknepen neus door het huis, op zoek naar een bron van stank. Doe dat maar eens na.
Het is even onontbeerlijk als praktisch om een zoektocht naar de oorzaak van een irritante geur vooral niet met een dichtgeknepen neus aan te vatten.
Eenmaal de bron ontdekt (meestal een propere glimmende WC pot) giet ze er al lachend een vloeistof in die een wolk van lavendelbloemetjes de kamer injaagt.
Wel, dat klopt niet.
Als een WC pot stinkt dan is hij niet glimmend mooi maar eerder bruin met vieze gele urinespetters en donkere randen her en der. Kwestie van een kat een kat te noemen.
Het volgende spotje toont ons een visser met een fijn geschoren baardje die in de stuurhut van zijn schip met een gelukzalige glimlach en een lepeltje een kaasje eet. Kan wel, denkt u.
Toch niet want het schip bevindt zich namelijk in het midden van een zuidwesterstorm met striemende regen, golven van drie meter hoog en windhozen die niet zouden misstaan op de dag des oordeels. Op de achtergrond zie je de bemanning met netten en touwen in de weer in de hoop hun eigen hachje te kunnen redden.
U moet mij eens vertellen hoe het mogelijk is om zich aan boord van een in alle richtingen zwalpend bootje waardig recht te houden met een kaasje in de ene en een proper lepeltje in de andere hand.
Het zou geloofwaardiger zijn mocht de schipper in kwestie, slechts voorzien van één tand, stond te brullen en te sleuren aan zijn stuurrad om de zaak in bedwang te houden terwijl hij nu en dan honderd liter zeewater door de openvallende deur van de stuurhut in de niet zo frisse kraag gegoten kreeg.
Bovendien zou het duidelijk zijn dat er shampoo noch zeep aan boord is en als de schipper tussen twee golven door toch een kaasje zou eten, dan zou hij dat zeker in één keer met papier en al in zijn mond proppen.
Zonder het gebruik van een lepeltje.
Maar over naar het anorexiezwembad waar drie skeletten yoghurt zitten te eten.
Het mag!
Ze nemen zulke grote happen dat ze wat lijken op Obelix tijdens het verslinden van een everzwijn. Het is een oude truc van anorexiepatiënten.
Ze eten één blaadje sla en dat proppen ze met veel overtuiging in hun mond zodat die helemaal vol lijkt waarna ze nadrukkelijke kauwbewegingen maken en de indruk wekken dat ze gulzig zijn.
Daar zijn de smakelozen van Huizenjacht weer! Ze schuifelen van smakeloos huis naar smakeloos huis, het ene al saaier, duurder en ongezelliger dan het andere.
Ik zie al een vergadering van de programmamakers voor mij. Op de tafel van het in strak design ingerichte kantoor met lichtgroene en blauwe wanden liggen fotos van de deprimerende panden die in het volgende programma aan bod komen.
Zielige slaapkamertjes, donkere leefkamers, achter achteroverbouw waar koepels een soort van mistroostig licht verspreiden
Maar dan zegt een van een blitse bril voorziene dynamische medewerker plots: En als we nu eens trendy namen bedenken voor de nadelen?
Gejuich alom rond de vergadertafel en even later smakken de nieuwe omschrijvingen met een goedgemikte marketingplets op de designtafel.
Wie wil nu een naar het noorden gerichte tuin? Behalve professionele depressievelingen of moskwekers. Maar als het klinkt als een blits hebbeding, wij hebben een noordtuin, weet je wel dan wil iedere smakeloze toch zijn eigen noordtuin?
Is er iemand geïnteresseerd in een slaapkamer waar je je moet bukken om binnen te komen en waar je de twee muren tegelijk kan aanraken als je je armen strekt?
Laten we eerder spreken over de masterbedroom en de nieuwsgierigheid is geprikkeld. Ik denk dan spontaan aan een zeer grote slaapkamer in koloniale stijl met in het midden een bed met baldakijn, een groot balkon en rode pluche gordijnen. In elke hoek van de kamer staan naakte slaven met grote palmtakken om koelte toe te wuiven aan het vrijend paar.
Echter, in dit geval zullen de slaven redelijk dicht bij elkaar moeten staan en in de plaats van een palmtak, zullen ze met hun vijgenblad moeten wuiven.
En is er ergens een kot op het einde van de gang waar de toenmalige architect ook geen raad mee wist, dan stelt de presentatrice het graag voor als een inloopdressing.
Een gat in de vloer van de badkamer? Een inloopdouche, meneer!
Kelly en Kevin houden net zoals alle andere opgevoerde personages in de immopoppenkast van een modern en strak design. Wellicht heeft de interieurarchitect, die overigens een geschikte kerel is, hen op het hart gedrukt om dit zinnetje te gebruiken. Terwijl ze in de grond van hun hart eigenlijk willen gaan voor de roze gelakte plakhouten kasten van Leenbakker.
Om het programma af te sluiten, mag een ander jong koppel een gooi doen naar onsterfelijke roem door zich als vlot ratelende verkoper van hun eigen huis te profileren.
Je krijgt dan mededelingen als In de garage hangt een gaswandtoestel dat werkt op gas! Dat het toestel niet op kolen werkt, is intussen voor iedereen wel duidelijk. Wat ook niet werkt, is het platte verkoopspraatje.
Meestal gaat het om samengestelde gezinnen die op een ochtend na een wilde nacht plots beseffen dat ze nu samen driehonderd kinderen hebben die in de gegeven omstandigheden vanaf de hoek van de straat moeten aanschuiven om s ochtends in de badkamer te geraken.
Frappant is ook de naamkeuze van de kinderen die vaak erg compatibel is. Dylan uit het enige gezin meets Milan uit het andere. Kylyan is het kleine broertje en het zusje van Milan heet Sienna.
Hoe moeten ze nu trouwens al die namen op de achterruit van de grijze Opel Zafira krijgen. Milan, Kylyan, Dylan, Sienna, Britney, Kevin, Kelly, Liam, Tristan, Britt, Jade en Lana aan boord is niet op één zelfklever te krijgen.
Het grappige aan de afsluiter is dat dergelijke gezinnen meestal spreken van huizen met zes slaapkamers terwijl ze een budget hebben van honderd vijfentachtigduizend euro. Om in de sfeer van het programma te blijven: Dream on, losers!
Eens buiten kijken: donker grijs weer, regen, wind en koud dat het is!
Ik haal de overvolle boodschappentas met diepvriesmaaltijden uit de koffer van de Benz en steek loom de straat over.
De gang geurt naar de swinging sixties dankzij de poetsvrouw die nog steeds in Marseille zeep gelooft. Vanachter elke hoek kan Twiggy opduiken in een korte gele mini-jurk maar Twiggy houdt zich ook vanavond niet aan de afspraak.
De enige glimp die ik opvang, is van de idiote kerstmuts die mijn bovenbuur het hele jaar draagt. Hij ligt weer eens dronken in de gang te maffen en hij snurkt deze keer luid genoeg om alle voorbijtrekkende hagelbuien uiteen te laten spatten.
Ik gooi de boodschappen op het aanrecht in de keuken en schenk mezelf een gigantische dubbele rode porto uit. En passant even op de knop van de stereo drukken. Omara Portuondo stelt mij een vraag: Donde estabas tu?. Tegelijk zet ik de televisie aan en Jan Becaus vertelt mij dat het net zes uur geworden is.
Shit, vanavond heb ik afgesproken met Elly in Het Ponton. Ze had belangrijk nieuws zei ze vorige vrijdag aan de telefoon.
Misschien eerst nog snel een glaasje porto nemen
Om kwart voor zeven en lichtjes geplaagd door maagzuur loop ik naar beneden in mijn favoriete outfit: zwarte broek, zwarte rolkraagtrui en zwart kostuumjasje. Yeahh, take five! Dave Brubeck. No stress.
Ik sla de deur van La Mercedes met een harde klap dicht, start de motor en ik geef de moeder overste van de weg de sporen. Het is al donker en de veertig kilometers naar Tielrode gaan snel wegens geen verkeer.
Elly is er nog niet als ik het café binnenkom. Het Ponton is een bruin café dat vol zit met schippers, werfgasten en geestig cultureel uitschot. Geen gebrek aan couleur locale.
Luiza, een koffietje alstublieft.
In de zomer kan het wel eens gebeuren dat Luiza, de eigenares, enkele kleinkunst coryfeeën inviteert. Ze wekt eerst hun medelijden op met haar zielige VZW ten voordele van weet ik veel wat. Daarna giet ze hen op de avond zelf zoveel drank op dat het gênant wordt waardoor ze ook geen factuur durven sturen.
Ik zoek een tafeltje voor twee dat in een hoekje staat, uit het zicht van de cafégangers maar van waaruit je wel een zicht hebt op wat er aan de toog gebeurt. Een half uur lang zit ik in de laatste Morse te lezen en ik twijfel net of ik een tweede koffie zou bestellen als de deur openzwaait en een frivole wervelwind binnenwaait.
Ze heeft rode dreadlocks, Elly, naar achter opgestoken met een brede haarband. Door de tocht van de deur wappert haar rok alsof hij van zijde is. Ze ziet er alweer prachtig vrijgevochten uit en terwijl ze aan de toog een theetje bestelt, krijgt ze mijn donker figuur in de mot.
Jantjeeee, kom hier dat ik je een dikke knuffel geef!
Ik pak haar ferm in mijn armen. Hmm, doet deugd. We gaan aan het kleine eenzame tafeltje zitten terwijl ze honderduit vertelt over Ivo, de nieuwe vlam in haar leven en hoe hij haar met één blik murw kreeg.
Ze volgden samen een workshop aan de academie van Gent, daarna dronken ze nog iets in De Groote Avond en hoe ze elkaar naar huis brachten.
Wilde seks was onvermijdelijk, net als eeuwige trouw - voor die avond althans. Maar goed, enfin, het kon wel wat worden met die Ivo.
Twee kunstenaarszielen bij elkaar een Bulgaarse poetsvrouw zou wel het minimum zijn om het huis leefbaar te houden.
Ik moet vanavond spijtig genoeg vlug terug naar Gent, zegt Elly met een blik in de ogen die het midden houdt tussen smoorverliefd en bloedgeil.
Niets of niemand kan op tegen deze twee gevoelens. Ik geef de moed op om nu nog over Be of mijn nieuw Oudejaarsavondlief te beginnen. Te gecompliceerd om in twee minuten uit te leggen. Ze drinkt de rest van haar thee op, staat recht en buigt zich voorover om mij te zoenen.
Ik loop even mee naar je auto. Ik open als een gentleman de deur voor Elly. Ze geeft mij op de parking een laatste knuffel.
Dan weerklinkt het geluid van opspringende kiezelsteentjes. Het felle licht van verblindende koplampen vangt ons beiden als verblinde konijnen op een landweg.
Er stappen twee vreemde figuren uit het Smartje. Ik weet met één blik te zeggen dat ik nu alle pogingen om op tijd naar huis te gaan, voorgoed kan opbergen.
Jan! roept een grote magere man met een sigaar in de hand. Hij slaat zijn arm rond mijn nek, Beste Jan, jongen toch je ziet eruit alsof je onder een boot gelegen hebt! Bulder, bulder, want dat heb ik vandaag ook gedaan. De schepen van de rederij staan op de werf voor hun jaarlijkse keuring. Een wolk van sigarenlucht vermengd met whiskydamp vult mijn neusgaten als Jef mij weer loslaat.
Jef en Bernardo zijn twee van mijn collegas en onafscheidelijke stamgasten van Het Ponton. We gaan naar binnen en ik ga op de middelste van drie barkrukken zitten.
Jef is een echte dandy van dertig met een sjaaltje in de hemdskraag en een kitscherige geurnevel rond het lichaam. Alles wijst erop dat hij een nicht is en dat is hij ook.
Hij tekent de plannen van de nieuwe projecten voor de rederij waar ik ook werk. Bij de verbouwing van een schip, levert hij de schetsen af en volgt de afwerking op.
Hij verschilt nogal eens van mening met de schippers, vooral wanneer het begrip chique ter discussie staat. Schippers zijn brave mensen die gek zijn op koperen klinken en ornamenten als beeldjes van herderinnetjes, plastic bloemen en kanten turkooizen gordijnen. Deze hulpstukken blinken meestal uit door hun afwezigheid in de tekeningen van Jef.
Maar het komt altijd wel goed, vooral wanneer Jef capituleert onder druk van François, de eigenaar van de rederij die altijd bang is om zonder schippers te eindigen. Wat niet geheel onbelangrijk is voor een rederij.
Bernardo is vijftig jaar, Jef s levenspartner en tegenpool: klein, nuchter, kalend en een kort geknipte baard. Hij is zo vast als eik en zijn droge humor houdt Jef met beide kunstenaarsvoeten op de grond.
Als materiaalmeester van de rederij sloft hij hele dagen rond in het magazijn, gekleed in een bruine stofjas terwijl hij de voorraadlijsten controleert. Het zal hem worst wezen wat de anderen over hem denken, zolang alles maar klopt, is er voor hem geen probleem. Vraagstukken uit de hogere designsferen kunnen hem s nachts niet uit zijn slaap houden.
De decibels in Het Ponton zwellen net als de vette levers angstaanjagend snel aan. Op een bepaald moment schuift Jef s barkruk met een geweldige smak onder hem uit.
Luiza, breng ons eens een flesje Louis David want we hebben hier enkele hersencellen over die nog leven!
Ik knipoog naar Luiza en raap de kruk weer op.
Sorry jongens, het was een zware dag vandaag en morgen heb ik alweer een boot om onder te gaan liggen. Jef, zal ik jullie naar huis brengen? Het lijkt mij redelijk onverantwoord om mijn gemarineerde vrienden zelf naar huis te laten rijden.
Jef knikt, Jaja, veeg ons hier maar bijeen, en pakt, steunend op Bernardo, zijn dure lederen jas. De twee waggelen samen naar de parking terwijl ik aan Luiza de rekening voor het kleine bacchanaal betaal.
Jef kapseist op de beige achterbank van de Mercedes en mompelt nog iets van zachte kussens alvorens zijn bewustzijn het tijdelijk voor bekeken houdt.
Bernardo stapt vooraan in. Ik steek de sleutel in het contact en we wachten tot mijn dikke Duitse voldoende voorverwarmd is.
Hoe gaat het nog met Bé?, vraagt Bernardo om toch met iets de stilte te doorbreken.
Goed zeker? antwoord ik achteloos terwijl ik achteruit manoeuvreer. Eerst Kreng, daarna Bé, het mag stilaan ophouden met al die gekke vrouwen.
Natuurlijk is er nu Lief maar daar kan ik nog niets over zeggen tegen Bernardo. Toch niet zo in vijf minuten terwijl ik de auto achteruit manoeuvreer.
Bernardo blijft ambetant lang in mijn richting kijken als er plots een reutelend geluid opstijgt vanaf de achterbank.
O nee, hij gaat kotsen.
Niet op mijn zetels!
Met een ruk stuur ik de Benz in de berm en duw de achterdeur open. Net op tijd steekt Jef zijn zat hoofd door het deurgat en met een geluid als van een oude koffiemolen katapulteert hij de inhoud van zijn maag in de berm.
Godverdomme Jef, roept Bernardo, hoe is t mogelijk dat maar ik gebaar naar Bernardo dat het nutteloos is om nu trachten door te dringen in het mistgordijn dat zich rond Jef zijn hoofd bevindt.
We dragen de door de drank verlamde en intussen schoenenloze patiënt de trap op. Ik sla het aanbod van Bernardo om een slaapmutsje te drinken af, loop naar buiten en richt even later de Duitse ster op Aalst.
Allemaal goed en wel, Elly, Ivo, Luiza, Jef en Bernardo. Maar waar zou Lief op dit moment eigenlijk zijn? Ik weet niet wat ze doet, waar ze van houdt en wie haar vrienden zijn.
Lief, waar ben je? Ik wil alles weten.
Op de radio doen Stan Getz en Astrud Gilberto een verdienstelijke poging om mij door deze hatelijke donkere dagen te slepen.
Djin djin djin djin, djin djin djin
Olha que coisa mais linda mais cheia de grace
E ela menina que vem e que passa Num doce balance caminho do mar
Oude mannen met brillen die reiken van hun voorhoofd tot hun kaken, hoog opgetrokken wenkbrauwen die verdwijnen onder de rand van hun oude pet. Ze hebben bleke papperige kaken, dunne roze lippen en mondhoeken die steeds afkeurend naar beneden wijzen. Als ze praten, rammelen hun valse tanden als een goedkoop servies in een kast terwijl een trein voorbij dendert.
Ze denken dat ze overal voorrang hebben, dat ze de belangrijkste oude man uit het heelal zijn.
Chagrijnig klagen ze over alles, het weer, de jeugd, het verkeer, de bus, de trein, de buren, de bakker en de slager.
Ze hebben volgens zichzelf altijd gelijk waardoor ze andere deelnemers aan het verkeer door middel van een slippende koppeling en veel te hoog toerental op de zenuwen werken. Ze rijden in een groene Toyota Starlet, grijze Opel Agila of lichtblauwe Suzuki Swift maar de jongste generatie durft zich ook wel een Kia Picanto aan te schaffen terwijl de meest vooruitstrevende oude mannen een Ford Fusion kiest.
Ze stoppen zomaar in het midden van de straat. Het duurt een uur vooraleer hun vrouw, zwijgzaam streng voor zich uitkijkend met de beide handen op de lichtblauwe kunstlederen handtas, begrijpt dat ze moet uitstappen.
In de buurt van een tram slaan ze al helemaal tilt en dan draaien ze steevast de andere kant op die hun richtingsaanwijzer aangeeft. Het is alsof er dan plots geen verkeersreglement meer bestaat.
Op de autosnelweg blijven ze op het middenvak rijden tegen 103,5 km/u, halsstarrig met de neus op tien centimeter van de voorruit en de armen krampachtig op het stuur alsof het hun enige houvast is in hun voor de rest zeer triviale leven.
Kruispunten durven ze niet over en het duurt dan ook een eeuwigheid vooraleer ze drie keer na elkaar met volgas vertrekken en dan beslissen om opnieuw te stoppen. Hun nummerplaten klinken als 104.AE of H.304.B.
Maar zelfs te voet vormen ze een bron van ergernis.
Als je staat aan te schuiven in de monsterfile die veroorzaakt wordt door de wekelijkse markt (die trouwens speciaal voor hen gehouden wordt want waar vind je anders nog de uit petroleumderivaten geweven kleren die ze dragen) slagen ze erin om allemaal tegelijk in dichte drommen over het zebrapad te strompelen.
Net als je denkt dat ze allemaal gepasseerd zijn, komt er toch nog een verloren gelopen oude man aangeschuifeld die halverwege het zebrapad zijn geruite pet verliest en zich niet diep genoeg kan bukken om ze op te rapen. Als hij ze bijna te pakken heeft, steekt er een rukwind op die het armtierige hoofddeksel een meter verder blaast.
Grote concentraties oude grijze mannen troepen samen in Temse, een stadje dat een echt oudemannenreservaat is.
Grijsaards met grijze regenjassen in dralon op grijze damesfietsen met grijze skai draagtassen op het bagagerek gaan naar de ziekenbond, de vakbond of de pensioenkas waar ze andere grijsaards ontmoeten en luid kwaken over het slechte weer, de oprukkende artrose of de prijs van de incontinentieluiers.
De kaailopers zijn er altijd, goed weer, slecht weer, winter of zomer.
Regelmatig organiseren hele bendes grijsaards de Wereldkampioenschappen in de weg staan waarbij ze mijn favoriete supermarkt uitkiezen als wedstrijdveld. Ze komen ongegeneerd in je rug duwen omdat ze als eerste een blik sardienen willen veroveren.
Hun besluiteloosheid is even groot als die van Yves Leterme tijdens een doorsnee regeringsformatie.
Hulpmiddelen in die competitie zijn halfvolle winkelkarren die ze in het midden van een gang laten staan terwijl ze vijf keer van gedacht veranderen bij de keuze van het vlees aan de beenhouwerij.
Ze schuiven aan bij de selfscanning kassa hoewel ze hun havermoutpap niet zelf hebben ingescand waardoor heel de rij terug achteruit moet om de oude man eruit te laten die intussen luid roept dat het een schande is hoe ze hem behandelen.
Argentijnse ouderlingen nodigen hun dames uit in stijlvolle gelambriseerde tangosalons om met klasse hun door de jaren getaande driften na te jagen.
In Engeland gaan grijsaards mee naar de pub om op groot scherm voetbalwedstrijden te volgen terwijl ze vijf liter bier in het bejaarde keelgat gieten. De beter opgeleide Britse bejaarde gaat in de regen naar het cricket wat doen alsof hij het begrijpt.
In Frankrijk spelen de oude mannen jeu de boules, met een pastis in de hand en fluitend op alles wat een rok draagt.
Zelfs Teutoonse oude mannen richten zangkoren op die namen hebben als Plattlinger Isarspatzen, Die Oetztaler Spitzbuam of Die Zillertaler Hertzbuben. Eens de met schinken und Thüringer bradwurst gevulde pens in een lederhose gehesen is, zijn we klaar om wat te jodelen.
Daarna een vaatje of twee bier legen in het gezelschap van een varken dat op een onfortuinlijke manier tegen een spit is aangelopen en thans in alle gemütlichkeit hangt te draaien boven het gezellige vuur.
Griekse grijsaards tiktakken heelder dagen in de schaduw met hun komboloi tussen hun vingers, raki drinkend, nu en dan tavli spelend en naar de vrouwen kijkend terwijl Maria het eten maakt, de was doet, de boodschappen haalt en tussendoor de kerk opruimt.
Dat zijn nog eens oude mannen!
Maar de koningen van de seniliteit zijn toch wel de Cubaanse oude mannen. Hun testosteron is prominent aanwezig op een leeftijd waar Vlaamse mannen enkel nog wat kunnen kwijlen op het massieve achterwerk van de verpleegster die hun pamper ververst.
Gesterkt door rum en dikke sigaren blijven ze macho tot op hun sterfbed.
Daarbij zit er meer beweging in hun artroseheupen dan in die van alle Miss België kandidaten van de afgelopen tien jaar samen.
Vlaamse oude mannen daarentegen, degraderen het oud worden tot triviale bezigheden waarbij uitwerpselen van duiven en mishandelde zangvogeltjes een belangrijke rol spelen. Intussen maken hun Vlaamse vrouwen in een keuken vol ongezelligheid bij het licht van één neonlamp en omgeven door een weeë urinegeur stoverij met niertjes klaar op de toile ciré.
Als ze klaar zijn met het malen van glas om de katten uit de buurt te vermoorden, lozen de Vlaamse oude mannen hun veel te kleine blaas in een urinoir dat ze tegen de muur van het schuurtje ophingen en dat via een vergeelde darm uitkomt in de goot waardoor de hele tuin naar oude mannenpis ruikt. Net zoals hun vieze grijze oude mannenbroek want soms zijn ze net te laat.
Daarom: everybody salsa! Vanaf de kleuterschool tot we tachtig jaar zijn en geen enkele tand meer in onze mond hebben (everybody falfa).
Langgerekte gele strepen weerspiegelen in de bolle motorkap van de Benz uit 1982 als ik door de tunnels rij.
Op het einde van de motorkap staat ze, sprankelend fonkelend als een hemellichaam dat steeds de weg wijst naar het noorden, de verzilverde ster gevangen op haar flexibele voet voor eeuwig verbonden aan de Duitse degelijkheid die met een daverende bariton kilometer na kilometer de wereld toeschreeuwt.
Hier hebben fijne monteurs als horlogemakers maanden aan gesleuteld, in werkplaatsen die de gesmeerde geuren van vet impregneerden in hun grijze stofjassen. Feilloos gesculpteerde assen en kleppen die nooit ophouden met draaien en tikken.
Welke betere bekroning kunnen ze bedenken dan deze schitterende ster die mij, de enige inzittende, zal behoeden voor het stranden in onherbergzame gebieden.
Deze ster stuur ik nu zachtjes deinend de tunnel uit, de duisternis in. Tot plots mijn aandacht afglijdt naar de rand van de weg. Een frêle schaduw, haarlokken die achteloos opspringen boven bleke schoudertjes waar wild zwaaiende armpjes aan vastzitten.
Ik stop.
De symfonie der vier cilinders zwakt af tot een zacht fezelen, discreet opgesteld als een souffleur in een Berlijns theater.
De ster richt zich recht op haar tengere lichaampje en mijn twee ton zware brok Duits vertrouwen heeft alle moeite om op het laatste nippertje het bleke figuurtje te ontwijken.
De Benz komt met een ontspoorde schok volledig tot stilstand.
Merde.
Enorme stofwolken omhullen de lompe contouren met een voile, een beetje beschaamd om de echte afmetingen van het koude ijzeren karkas te tonen dat in scherp contrast staat met de onbeduidendheid van het kleine wezentje waar het rakelings langs is gescheerd.
Twee carbonkleurige ogen kijken mij aan. Ik buig voorover en draai het raampje aan de passagierszijde open.
Oostende? is het enige woord dat van tussen de rode lippen komt. Niet zomaar de naam van de stad, eerder een wens, een uitgesproken verlangen dat ongeremd vanuit de kleine longen via de luchtpijp door de stembanden naar buiten wordt gekatapulteerd.
Ik knik. De deur gaat open en het meisje vleit zich neer in de veel te grote beige lederen zetel. Anaïs is de geur die zich in mijn neusholte nestelt om er nooit meer uit te gaan.
Ze sluit haar ogen en haar ademhaling wordt rustiger. Een wit kleedje tot net boven de knie, mouwloos en met een ronde hals boordt haar strakke lichaampje af.
Hoe heet je?
Coralie
Coralie hoe?
Coralie Wilson
Het rechter achterwiel van de Benz draait blij springerig door in het grind als ik het langwerpige gaspedaal induw. Coralie Wilson heeft rood haar en het is haar natuurlijke kleur.
Ha, Coralie.
Bijna overhaalt ze mij tot onmiddellijke onnozelheden. Ze heeft een hese stem die even overslaat als ze vertelt waar ze heen wil, een hotel in Oostende dat eigendom is van haar oom, een oude eenzame sater.
Ik parkeer de Benz aan de Lousbergkaai. Zwijgend verlaten we de auto en stappen in het donker naar nummer 102. Klakkende hakken op de blinkende kasseien. Een zweem van Anaïs prikkelt mijn reukorgaan als ze haar arm rond de mijne draait.
We kloppen aan bij een herenhuis met een donkerblauw geschilderde dubbele voordeur met vergulde zuilhoofden. Je klopt er aan alleen en soms ook in gezelschap.
Een dienster opent zwijgend de deur en gaat je voor. Talloze trappen en eindeloze barokke gangen volgen elkaar op, gevuld met vergulde engelen en beelden van Afrodite en Salomé. Ze zegt dat ze kamer 44 wilt, de kamer die Cleopatra heet met aan de deur twee naakte mannen, zwijgend en wuivend met palmtakken.
De mannen openen de deur en volgen je mee binnen om de nog onbestaande hitte te verdrijven, de stomme getuigen van wat in de plafondspiegel dadelijk zal reflecteren.
Coralie kirt, schreeuwt, lacht, giechelt en krijst. Snerende gitaren, op hol geslagen bas en een drum die het ritme nauwelijks bij kan houden.
De volgende ochtend zit ik aan het ontbijt met nonkel sater in een dikke met gouddraad afgeboorde fluwelen kamerjas. Hij lijkt wel op een neef van Jack Nicholson die geveld door diabetes het leven wars van alle opwinding doorbrengt.
Enkel zijn mephisto-wenkbrauwen bewegen nu en dan, afgewisseld met het druppelend geluid van de koffie die hij vanuit een zilveren kan uitschenkt.
Nu en dan monkelt hij iets naar zijn nichtje, lichtjes lachend om het geheim dat ze samen delen.
Helemaal weg van deze wereld ben ik, moegestreden, het lichaam murw gekneed. Mijn gewrichten vertonen een tot nu toe onbekende elasticiteit. Alle zin voor tijd en ruimte blinkt uit in afwezigheid.
Ergens staat de Benz intussen afgekoeld te verkleumen, te wachten op de volgende opdracht, het volgende lichaam om te vatten in de simililederen beige zetels voorzien van ouderwetse springveren.
Coralie fluistert in mijn oor dat het tijd is om te vertrekken. Waarheen weet enkel de atmosfeer waar we momenteel op surfen.
Het gaat richting luchthaven. Ik parkeer de Benz in een betaalparking en Coralie haalt haar koffer uit de auto. Mijn zeer bescheiden reisuitrusting ligt op de achterbank en bestaat uit een zonet gekochte zwembroek, een tandenborstel en wat ondergoed.
Mijn zwarte broek, zwart colbertje en mijn zwarte rolkraagtrui volstaan volgens Coralie volledig voor the occasion.
De zilveren DC4 is hoogbejaard maar van een schoonheid waar hedendaagse vliegtuigen niet kunnen aan tippen, met bolle vormen en motoren die rook en vuur spuwen bij het starten.
De geur van kerosine is nooit ver weg als we de startbaan opdonderen met een zwetende piloot die achteloos enkele tuimelschakelaars op en neer wipt terwijl de hele kist schudt en beeft alsof ze elk moment uit elkaar kan spatten.
Trouwens, heb ik die piloot niet eerder gezien? Naakt en wuivend met een palmtak?
Horendol worden we van de jankende, brullende en zwetende motoren tot we ons losmaken van de tarmac en even later gaat het lawaai over in een diep grommende maar geruststellende ondertoon.
Op de vloer van de cabine liggen zebravellen, er staan vier gepolsterde clubfauteuils en in de hoek een bar in bamboe.
Noilly Prat? vraagt Coralie loensend van lust.
Een Marseillanais met ijs vervolg ik.
Waar gaan we heen? vraag ik aarzelend.
Maar voor Coralie kan antwoorden, voel ik een enorme doffe klop. Ik vlieg vooruit en raak met mijn hoofd iets hard. Plots voel ik me zo moe, mijn ogen vallen dicht.
Mensen praten rondom mij. Steeds luider en overal zie ik lichtflitsen. Een fel wit licht schijnt plots recht in mijn ogen en ik hou mijn hand hoog om toch iets te kunnen ontwaren.
Het is ijskoud en vochtig in de Benz. Ik draai verkleumd het raampje naar beneden, een onaangenaam scherpe stem stelt plots honderd vragen.
Gaat het? Ben u gewond? Bent u alleen? Wat doet u hier op de pechstrook, meneer?
Weet ik het, in slaap gevallen zeker? Ik open het portier dat eerst een beetje klemt. Ik stap strompelend uit de auto en zie rook opstijgen vanonder de misvormde motorkap. In het licht van de koplampen zie ik her en der brokstukken verspreid liggen op het natte asfalt. Wat heb ik geraakt?
Voor ik iets kan opmaken uit de brokstukken komt een takelwagen piep piep piep achteruit gereden. De chauffeur heeft zijn arm door het raampje gestoken, de pet diep over het aangezicht getrokken terwijl hij manoeuvreert. Hij pikt met een vork de voorwielen van de auto op, stapt uit en maakt ze vast met een riem.
De politie stelt niet aflatend lastige vragen waar ik geen antwoord op heb, de alcoholtest geeft safe en ze laten mij hoofdschuddend gaan.
De chauffeur van de sleepdienst biedt mij een lift naar het station aan. De zwaailichten kleuren de straten caleidoscopisch oranje. Eens we rijden, neemt de chauffeur zijn pet af. Ik herken hem onmiddellijk.
Heeft u ooit al met een DC4 gevlogen? vraag ik.
Wat is dat, een DC4? grolt hij.
Laat maar, antwoord ik. Ik kan moeilijk vragen of hij ooit al naakt in een Oostendshotel met palmtakken heeft staan wuiven.
Het station is troosteloos eenzaam. Zelfs geen saaie loketbediende meer te vinden. De grote B lichtreclame buiten aan de gevel zoemt onophoudelijk en knippert af en toe. Ik haal mijn ticket uit een automaat en stap door de lekkende tunnel naar het juiste perron.
Het regent terug, ik heb geen paraplu en stilaan begin ik echt te verkleumen.
Na een kwartier wachten, suist de trein zachtjes langs het perron om op het einde met één vreselijke schreeuw tot stilstand te komen. De diesellocomotief is donkergroen met gele strepen en er hangt een zwart plaatje aan de zijwand waar in zilveren letters COCKERILL op staat.
Ik stap naar de eerste wagon en druk op de knop die de deuren met een sissend geluid opent. Hoewel de wagon helemaal leeg is, ruik ik het pendelaarszweet van vijf uur nog.
Ik nestel mij in een hoekje dichtbij een verwarmingselement om mijn verkleumde bast iet of wat warm te krijgen.
Met een schok vertrekt de trein. De acht cilinders van de Cockerill dieselmotor grommen diep en traag, je kan de slag van de zuigers in de cilinders één na één volgen. Het gegrom gaat na enkele seconden over in een alles overstemmend luid gebrul, gestamp en gesis als de machinist alle registers opentrekt om de honderden tonnen staal op snelheid te krijgen.
Achter mij hoor ik de schuifdeur in de middengang open glijden. De conducteur stapt vastberaden op mij af.
Reiskaartje alstublieft.
Het is eerder een hese meisjesstem. Ik kijk op en zie een bleek tenger meisje in een iets te groot uniform zelfzeker mijn ticket afwachten. Onder haar kepie merk ik rood opgestoken haar. Haar ronde zwarte karbonkels van ogen priemen dwars door mijn ziel.
Even wil ik vragen of ze neen.
Ik geef haar mijn ticket en achteloos knipt ze er een gat in.
Avond, meneer! tikt ze tegen haar pet.
Ze stapt terug naar de andere wagon maar net op het moment dat ik Coralie! roep, slokt het ongegeneerde gebrul van de optrekkende Cockerill diesel mijn woorden volledig op.
Op deze blauwe maandagochtend heeft de grote baas in Brussel tussen twee slokken whisky in beslist dat mijn opleiding erop zit.
De drie maanden durende opleiding is drastisch ingekort tot de voorbije maand.
De reden is een acuut gebrek aan inspiratie omtrent het opleidingsparcours. Afgelopen week heb ik meegedraaid in het magazijn in Brussel waar iedereen (inclusief de verantwoordelijke) er in gespecialiseerd was om zich zo vakkundig mogelijk weg te steken tussen de rekken teneinde te vluchten voor iedere activiteit die voor werken zou kunnen doorgaan.
De verantwoordelijke had een lachwekkende voornaam: Zorro. Hij kwam dagelijks pas om negen uur aan en vertrok alweer om drie uur in de namiddag. Als je cijfers goed zijn, kan je je dat permitteren klonk zijn uitleg.
De laatste week nam een rondreizende inspecteur mij op sleeptouw, tot groot ongenoegen van de man zelf.
De eerste dag viel in het water door onduidelijke omstandigheden waardoor de grote baas me een kaart voor het autosalon in mijn handen duwde en in mijn oor fluisterde dat hij me die dag niet meer wilde terugzien.
De rest van de week reden we van garage naar garage aan een slakkengangetje om niet te snel terug op kantoor te zijn. Mijn mentor leek erg goed op Peter Sellers in een Pink Panther film en toonde me de mooiste plaatsjes in Vlaanderen waar een rondreizend inspecteur zijn boterhammen kan nuttigen.
Maar nu zit ik in Ledeberg en het moment van de waarheid komt met rasse schreden dichterbij: ik zal eindelijk zal het werk mogen uitvoeren waar ik voor aangenomen ben.
Ik voel me als een Romeinse honderdman en mijn troepen bestaan uit drie soldaten die zo uit het Romeinse kamp Petibonum zijn weggelopen:
Eén hyperkineet die leeft op porties friet met mayonaise,
Eén slome Brusselaar met een brilletje waar glazen inzitten die niet zouden misstaan als behuizing voor de modale goudvis,
Eén zware Gentenaar die wel van goede wil is maar zijn gewicht tegen heeft om snel voor de dag te komen.
Ik ben er zeker van dat het voor hen even bang afwachten is als voor mij.
Er heerst een regime waarbij veel uren geklopt worden, ook op zaterdag waardoor er in de week als het druk is veel mensen afwezig zijn. Mijn Hongaarse baas is dat beu en wil daar zo snel mogelijk verandering in brengen.
Maar dat zal toch niet vandaag zijn.
Ik ben het beu om op de meest onmogelijke uren te werken en wil stilaan terug een geregeld leven opnemen. Het is eeuwen geleden dat ik mijn boot nog gezien heb. Die ligt nog in het pittoreske Geraardsbergen waar ik een plaats heb gekregen in het klein haventje net voorbij de sluis. Onder de permanente bewaking van de sluiswachter. Hoop ik.
Zaterdag 10 februari
Het is de eerste zaterdag dat ik van dienst ben.
Het goede nieuws is dat ik hierdoor maandag thuis ben. Ik ben er niet alleen, vier verkopers dragen samen met mij dit kruis.
Geef toe, niemand werkt graag op zaterdag maar Hongaar wil absoluut op zaterdag meer diensten verlenen dan het invullen van bestelbonnen door verkopers.
Ik ben blij als ik om vier uur in de namiddag de deur terug op slot kan doen. Toch twee klanten geholpen vandaag.
Maandag 12 februari
Het regent pijpenstelen als ik om negen uur wakker wordt. Lief is al lang weg naar school en als ik in pyjama naar beneden strompel, ligt er een briefje op tafel met de boodschap dat ze van me houdt. De woonkamer ruikt nog naar de thee die we gisterenavond dronken.
Met een slaperige kop slenter ik richting keuken om te zien of er nog iets eetbaars in de kast ligt.
De ontgoocheling is groot bij de vondst: enkele sneden oud brood en de bodem van een pot Nutella choco. Dan maar toast met choco.
De geur van verse koffie verdringt die van oude thee en ik nestel me in de zetel. Daar blijf ik op een hoopje liggen tot na de middag, nu en dan slaap ik nog een beetje en de enige die me gezelschap houdt is Muis, onze huisknuffel.
Het magere licht kleurt vaal op de houten plankenvloer en even voel ik een walging bij de gedachte dat ik morgen terug werken moet. Is dat normaal? Hoort het erbij dat het bovenmenselijke inspanningen vergt om zich naar het werk te slepen?
Ik denk het niet. Stilaan moe getergd door de idiotie van een valabele carrière en de vaak lachwekkende positie van anderen op de hiërarchische ladder zie ik het nut er niet meer van in.
Het nut om mij eerst gedurende maanden lang te laten behandelen als een stuk stront om toch maar aan een baantje te geraken en daarna op het zelfde elan door te gaan tegen betaling van een loon, zichzelf wegcijferend tot meerdere eer en glorie van iemand anders met wie ik niet getrouwd ben.
Vrijdag 16 februari
Hongaar ontploft als ik hem op de hoogte breng van mijn plan. Ik zie denkbeeldige stoom ontsnappen uit zijn puntige oren, de pupillen van zijn ogen zijn zo klein geworden dat ze als naalden priemen.
Hij verdient volgens zichzelf een standbeeld voor zijn opoffering, zijn moed en doorzettingsvermogen. Dit geheel in tegenstelling tot mij, simpele luierik, ongelooflijke gemakzuchtig persoon met een acuut gebrek aan enig karakter.
Toch blijf ik bij mijn standpunt: vandaag, vrijdag zal mijn laatste dag zijn in deze georchestreerde chaos.
De lillende vleesmassa die mij moest opleiden lacht even later stiekem in zichzelf als hij het nieuws van mijn ontslag verneemt.
De drie legionairs in het magazijn blijven verweesd achter. Ik sla voor de laatste keer de deur van de bedrijfswagen dicht, haal mijn paraplu uit de koffer en loop breed glimlachend in de gietende regen naar huis.
Het is ongeveer een wandeling van vier kilometer tot thuis waar Lief op me wacht. Angstig omdat ze verwacht dat ik een depressie zal krijgen die in omvang kan wedijveren met het ego van Marco Borsato.
Hoewel ik geen enkel idee heb over hoe ik vanaf maandag aan geld zal geraken, ben ik blij. Of neen, eerder vredig.
Bij een buitentemperatuur van slechts vijf graden straalt een warme gloed tot in alleuiteinden van mijn lichaam.
Vanaf dit moment kan het met mijn beroepsleven niet meer stuk. Ik besef eindelijk dat ik niet op zoek moet gaan naar werk maar dat het werk mij nu maar moet vinden.
En dan nog.
Ik bots later toevallig op een knotsgekke drukker die me koste wat het kost wil aannemen, een rondleiding geeft en mij belooft te zullen contacteren in verband met een loonsvoorstel dat ik tot op vandaag nog moet krijgen.
Ik heb geleerd dat ik niet functioneer in afgelijnde standaard arbeidsovereenkomsten.
Misschien dat ik dat beter overlaat aan mensen die elke tien jaar blinkend nieuwe meubelen kopen bij Morres, bij een dagje uit spontaan denken aan Molecule of graag doelloos rondstruinen in het Wijnegem shoppingcenter.
Teveel vraagtekens in de ogen van teveel tegenpartijen hebben me doen inzien dat ik wellicht niet beantwoord aan het huisje-tuintje-kindje ideaal waar onze marketingboys ons mee bestoken tijdens de reclameblokken.
En dan word ik natuurlijk een risicofactor waar een werkgever liever in een ruim beschreven boog omheen loopt. Terwijl ik nu eerder degene ben die wijde bogen zou moeten maken.
Maandag haal ik onze boot weg in Geraardsbergen. Juliette moet naar de scheepswerf om haar ronde welgevormde onderwaterschip te behandelen. Een plastisch genoegen waar ik al lang naar uitkijk.
Ik zal in twee dagen naar Gent varen, het haar in de koude wind, stinkend naar een combinatie van smeerolie, vet en uitlaatgassen. Het enige gezelschap aan boord komt van Daniel Melingo, een even prettig gestoorde geest. Zijn diepe bariton stem warmt hart en ledematen.
Als ik onder de opgehaalde bruggen doorvaar, kijken tientallen loonslaven mij verwijtend aan omdat ze nu tien minuten te laat op hun werk zullen arriveren.
Ik steek mijn hand op en wuif naar de bruggenwachter en stilletjes roep ik:
Ledeberg, here I come. Ik stap om 8u stipt door de dubbele glazen deur van het gebouw waar ik de komende maanden en misschien wel jaren 8 uur per dag zal doorbrengen.
De wenkbrauwen gaan de lucht in als ik het kantoortje van mijn Franstalige baas binnenstap.
Jan, jij moest toch naar Brussel vandaag? Met de glimlach vertel ik over het telefoontje op vrijdag 31/12 waarin de personeelsdirecteur me vanuit Brussel instructies gaf om mijn eerste werkdag in Ledeberg door te brengen.
Dat kwam volgens hem nog goed uit ook want dan kon ik meteen mijn nieuwe firmawagen in ontvangst nemen zodat ik op dinsdag reeds per extra legaal voordeel naar Brussel kon komen.
Tot overmaat van ramp is de collega die mij moet opleiden die dag ziek. Dat verhindert de baas niet om de arme man uit zijn bed te bellen en hem te verplichten zijn zieke lijf en leden tot Ledeberg te slepen.
Een uur later zit ik aan een klein tafeltje met naast mij een enorme hoop hoestend vlees die duidelijk niet in zijn hum is met de onverwachte wending van de dag.
Mijn eerste werkdag blijkt puur tijdverlies te zullen worden en meer dan een bronchitis zal ik niet mee naar huis kunnen nemen.
Slechte start, slechte start, gonst het in mijn hoofd.
Wanneer ik s avonds thuiskom, tracht ik mijn verstand op nul te zetten en een afwachtende houding aan te nemen. Het beste van de hele dag, was het in ontvangst nemen van een hele mooie glimmende auto die nu voor de deur geparkeerd staat.
Woensdag 3 januari.
Bach. Die klinkt door de wekkerradio om 6u30. Wat een ontiegelijk vroeg uur om op te staan. Lief slaapt gelukkig door want zij heeft nog de hele week vakantie. In het midden van de nacht hijs ik me in de nieuwe auto om de weg naar Brussel aan te snijden.
Gelukkig zit er een bekerhouder in het ding en bij het eerste benzinestation dat open is, koop ik een kop koffie teneinde een minimale hersenactiviteit te genereren in mijn nog slapende grijze massa.
Vijfenveertig minuten later parkeer ik het bedrijfsblik in een slaperig kasseistraatje in Brussel en wandel het hoofdkantoor van mijn werkgever binnen.
Mannen met snorren in sjofele pakken met foute dassen lopen af en aan, dikke veertigers en vijftigers die eruit zien als dikke zestigers met dikke papieren dossiers en door nicotine geelomrande vingers staan samen met mij te wachten op de lift.
Afgaande op hun brilmonturen waan ik me in een Franse politiefilm uit de jaren zeventig. Ook de interieurinrichting ademt de seventies uit met veel plastic, bruin gefumeerde glazen deuren en dik vasttapijt op de vloer.
Ik meld me aan in het kantoor van de personeelsdirecteur, de grootte van een voetbalveld met mahoniehouten meubelen, koperen lichtarmaturen en een bureaustoel die niet zou misstaan hebben in het paleis van een doorsnee Afrikaanse mensenetende dictator.
Gelaten onderga ik mijn lot en de man neemt me op sleeptouw door het gebouw waar iedereen het eerste uur van de werkdag gebruikt om koffieslurpend en geeuwend al roddelend wakker te worden.
Een blozende man met een snor en een foute brilmontuur blijkt de Algemeen Directeur Onderdelen te zijn. Hij geeft me vriendelijk de hand, nodigt me uit om te gaan zitten in zijn veel minder groot kantoor.
Hij declameert het programma van mijn vier maanden durende opleiding.
Ik zal meewerken in verschillende afdelingen van het bedrijf, verspreid over Vlaanderen. Antwerpen, Brussel centrum, Drogenbos, Evere, kortom mijn geografische kennis zal de komende maanden zwaar uitgebreid worden, aangevuld met de nodige couleur locale.
Ik stel voor dat je vanaf morgen naar Antwerpen gaat, eindigt hij.
En vandaag? antwoord ik.
Ik weet niet, de collegas hier wat leren kennen zeker?.
Dit plan blijkt toch wel iets te hoog gegrepen. Niet alleen heeft niemand de tijd om onverwacht een onbekende leerling op sleeptouw te nemen. Ik spendeer de meeste tijd aan de koffiemachine terwijl ik wacht op dhr. X of Y.
Na de middag komt de onrustwekkende mededeling dat mijn leraar in Antwerpen de hele week verlof heeft.
Dus ben ik de rest van de week veroordeeld tot een leeg bureau en een stapel vaktijdschriften om de tijd te doden.
Om half vijf stroomt het gebouw in een recordtempo leeg. Op -en neergaande bomvolle liften met dezelfde snorren, geruite hesjes en gedemodeerde trenchcoats die hun fantasieloze werkdag achter zich laten en terugkeren naar hun fantasieloze echtgenotes in fantasieloze huizen
Frankly, my dear, not really my cup of tea.
Het leukste moment van de dag bestaat erin om in de auto naar mijn lievelingsmuziek van het moment te luisteren. Distinto differente. Even het verstand op nul tot in Gent.
Zaterdag 6 januari
De koopjesperiode is gestart. Hordes mensen bestormen gewapend met hun portefeuille de stad.
Lief en ik willen alleen maar een kleine wandeling maken door het centrum maar dat is even buiten de koopzieke massa gerekend.
Dikke vrouwen met strenge gezichten, het purperen permanent stijf gekapt, vullen de kuip van onze stad.
Oude bleke mannen met veel te grote brillen schuifelen met een expressieloos gezicht achter hen aan. Ze dragen grijze jassen in dralon waarvan je je afvraagt waar je ze in godsnaam nog kan kopen en ze zetten steeds een witte pet op het hoofd.
Ze kruipen na de koopwoede in hun grijze Toyota Corolla en vertrekken met een huilende motor richting Boerengat.
Trouwens, het is een steeds weerkerend fenomeen dat je op een autobuslading gepensioneerden die richting Monschau evolueren doorgaans tien purperen permanenten telt per witte pet.
Hoe komt dat?
Omdat de mannen eerder sterven dan de vrouwen.
Wat niet verwonderlijk is bij die bevolkingsgroep. Als ik veroordeeld zou worden tot een tank met een purperen hoofd die enkel nog interesse toont in het aankopen van Duitse pannen en een halve kip gegarneerd met liedjes van Eddy Wally, zou ik met graagte de witte pet aan de kapstok hangen en kiezen voor een uitstrooiing op de weide van een middelgroot Oost-Vlaams bloemendorp.
Zondag 7 januari
Kwaliteitsmoment: een heerlijk ontbijt met verse croissants en Daniël Melingo, mijn nieuwste tango ontdekking, zit mee aan tafel. Straks fietsen we naar het centrum waar we de traditionele nieuwjaarsreceptie onveilig maken. Lief is in vorm, de jenever loopt goed binnen en uiteindelijk is het al drie uur in de namiddag als we doodop in de zetel ploffen.
Jezus, morgen moet ik naar Antwerpen. Ik probeer niet al teveel over het juiste uur van vertrek na te denken aangezien dit mij zeker depressief zal maken.
Ach, het went wel, zei een vriend me eerder op de week aan de telefoon. Hij rijdt dagelijks van Erembodegem naar Zaventem en vertrekt om 6u15 om rond 8u15 aan te komen.
Maandag 8 januari
Neen, het zal nooit wennen, denk ik bij mezelf nadat ik om 6u15 de E17 ben opgedraaid. Ik heb medelijden met de rest van de bevolking die mijn lot deelt en zich in het midden van de nacht naar een werkgever moet reppen om de heer Bostoen tijdig te kunnen terugbetalen.
Is het Weltschmerz of ben ik abnormaal? Ik passeer in de file een busje van een bouwbedrijf uit West Vlaanderen dat gevuld is met slapende mannen wier hoofd op het ritme van het wegdek heen en weer klutst. Eén enkele heeft de winterjas opgerold tot een hoofdkussen en ligt met wijdopen mond tegen de ruit te ademen.
In Antwerpen wordt ik opgewacht door een soort van legerofficier mét snor en een groene trui met epauletten. Hij is de chef van het magazijn en zijn afdeling is één van de grootste depots van Vlaanderen.
De magazijniers lopen er rond als zenuwachtige kippen die denken dat elke dag hun laatste kan zijn. Ondertussen brult de generaal orders en durven de kippen nauwelijks op te kijken van hun werk. Chicken Run live.
Ik loop die dag met elke kip een stukje mee, kwestie van zicht te krijgen op de verschillende handelingen in een dergelijk groot magazijn.
Daglicht komt nergens binnen en ik ben maar wat blij als het tijd is om te eten. Ik spurt naar buiten en vind in de buurt een kleine sandwichbar waar ik een omeletje bestel.
Nooit had ik gedacht dat een omelet me zo zou smaken. Voor een half uurtje was ik terug in de echte wereld.
Om half vijf was mijn eerste dag in de kazerne een feit maar het beste moet nog komen: Herr Stürmbahnführer nodigt me uit om de volgende ochtend anderhalf uur vroeger te starten om de ontvangst van de nachtlevering eens in levende lijve mee te maken.
Niet dat mijn lijf om dat uur al veel leven zal vertonen maar goed, ik stem ermee in om mijn nog steeds aanwezige goede wil te etaleren.
Zaterdag 13 januari
Mist in mijn hoofd. Het is half twaalf en ik ben net opgestaan. Na de middag wordt het mooi weer maar ik krijg mezelf niet bijeen geraapt om iets meer te doen dan in de zetel voor de televisie te vegeteren.
De Antwerpse week heeft mijn bioritme danig aangetast.
Her en der liggen stofpluizen maar de stofzuiger weegt minstens driehonderd kilo vandaag.
Pijnscheuten tergen mijn troebele geest bij de gedachte dat ik straks om vlees moet naar de Delhaize die hier nochtans net om de hoek is.
En zeggen dat ik morgen een afspraak heb om met een vriendin naar een boot te kijken die ze wil kopen in St. Quentin, op driehonderd kilometer van hier.
Ik val in slaap en droom over gigantische magazijnen vol militaristische mannen met kaplaarzen die in het Duits van vijf uur in de ochtend tot zes uur s avonds orders schreeuwen.
Ik loop zelf rond in een streepjesplunje en als ik s avonds doodmoe naar huis mag, wemelt het op de autosnelweg van de grijze Corollas met aan het stuur oude mannen met veel te grote brillen die in dichte drommen tegen zeventig kilometer per uur in het midden van de weg rijden.
Naast hen zit een dikke vrouw met purperen permanent en de handtas op de schoot stuurs voor zich uit te kijken.
Naast het halsstarrige middenstroken, remmen ze bij het nemen van een afrit nog eens af tot vijftig km per uur.
Ze stoppen op 30m voor het verkeerslicht en als het op groen springt, blijven ze tergend lang staan alvorens ze hun Japanse investeringsobject in beweging zetten.
Zondag 14 januari
23u30: Nog even kort iets opschrijven. Het was een prachtige dag maar ik ben doodmoe.
Mijn vriendin had ook haar vriend meegebracht een toffe kerel die houdt van knappe Alfa Romeos en snelle vrouwen. Of omgekeerd.
De boot die we gezien hebben, bleek volledig opgetrokken uit papier-maché en dus de moeite niet waard.
Maar St. Quentin is een erg mooi Frans stadje dus snel een terrasje opgezocht, een restaurantje gedaan, kortom, het was een erg Bourgondische uitspatting vandaag en daar betaal ik nu spijtig genoeg de tol voor.
Lief is nog klaarwakker en babbelt er nog op los terwijl ik halverwege de trap eigenlijk al slaap. Mijn bed! Mijn bed! Snel!
Ik zal Deerlijk kiezen. Of neen, het automerk. Er is vanavond een toneeloptreden van een uiterst sympathieke voormalige collega.
Het is een stuk van Hugo Claus, 'Suiker' en het valt mij een beetje zwaar op de maag.
Tijdens de pauze denk ik dat het zeker het automerk wordt.
Maar na afloop bedenk ik hoe leuk die Volvo V50 er wel niet uitziet die ik in Deerlijk zal hebben.
Zo 19/11/06
In Deerlijk zal ik meer op de baan gaan, meer vrijheid hebben.
Bij het automerk ben ik heel de tijd bezig met een onderwerp dat me mateloos boeit.
Ma 20/11/06
Bij de dood van mijn broer heb ik psychologische ondersteuning gezocht bij Elvire. Ondertussen ben ik ervan overtuigd dat iedereen recht moet hebben op zijn eigen 'Elvire'.
Onze relatie is uitgegroeid tot een onwaarschijnlijk baken, een referentiepunt in mijn leven. Bij elke moeilijke beslissing, ga ik te rade bij deze mooie blonde dame uit Sint Martens Latem.
Ik bel haar en mag dadelijk langsgaan. Een uurtje later en 35 euro armer weet ik het: het automerk!! Denk ik.
Di 21/11/06
Het regent niet zo hard als vorige week. Ik kom op tijd aan in de kasteelwijk te Deerlijk en bel aan.
De stevige dame laat me binnen en steekt in koor met haar man een eerste van een eindeloze reeks sigaretten aan.
We praten over enkele concrete zaken zoals de opleiding waarvoor ik gedurende drie weken naar Hamburg moet.
Niet zo fijn, vind ik dat. Hamburg is de ideale bestemming voor eeuwige optimisten om zich toch nu en dan eens wat depressief te kunnen voelen. Veel vet vlees, dun bier en magere geesten bijeen.
De deurbel gaat en wie staat daar weer aan de deur? De opperpoppemie uit Waregem. Ik vloek in mijn binnenste en blijkbaar hadden de twee kettingrokers haar ook niet meer verwacht.
We spreken over de auto, over de stijl van het bedrijf, wat ze precies verwachten, hoe ze het zien, enfin we blijken erg veel ideeën gemeen te hebben.
Dan verandert het onderwerp naar mijn toekomstig loon en -ik wist het, ik wist het- de pop begint geluid uit te stoten. Zij permitteert het zich mijn voorstel (waar de tegenpartij in eerste instantie geen probleem mee had) naar beneden te draaien. Hela, ik ga daar wel niet mee akkoord hé.
Ze pingelt zomaar tweehonderd euro af en plaatst daartegenover een zeer vage en ondoorzichtige onkostenregeling.
Op dat onzalige moment zie ik dat het alweer half twaalf is. Ik moet de trein van vijf voor één halen in Gent Sint Pieters om tijdig in Brussel te zijn.
Ik beloof hen dat ik morgen iets zal laten weten.
Potvernondepillekes zou Lief zeggen.
De fauteuil in de eerste klasse wagon van de rechtstreekse trein naar Brussel is lekker zacht. Ik zoef tegen honderd veertig kilometer per uur mijn lot tegemoet.
Maar de confrontatie in de stad van t Ketje is niet wat ik ervan verwacht. Ik moet testen maken! Daarna nog een gesprek met de secretaresse van de personeelschef maar hem zelf krijg ik niet te zien. Het is zeer vervelend dat ik nog niet weet waar ik sta als ik terug op de trein naar Gent zit.
Als ik thuiskom, kan ik mijn ontgoocheling niet verbergen voor Lief. Ik ben ook doodmoe, twee intensieve sollicitatiegesprekken per dag is echt wel veel. Een trappistje later lig ik voor pampus naar de televisie te kijken.
Woe 22/11/06
Als ik om tien uur wakker wordt, zet ik meteen mijn gsm aan. Er staat een bericht op het antwoordapparaat van de interimbabe uit Waregem. Ik bel terug en tracht wat tijd te winnen.
Wat zullen we vandaag een keer doen? Vrijdag verjaart mijn moeder, ze wordt 83. Ik fiets naar de FNAC om wat rond te scharrelen op de muziekverdieping.
Joe Dassin. Hoort ze graag, dat weet ik wel zeker. In 1973 had de man een hit met 'L'été indien' en dat plaatje is toen zoveel gedraaid in huis dat ik het voor de rest van mijn leven op elk moment uit het hoofd kan debiteren.
Terug thuis kijk ik 5000 keer mijn mailbox na en vorm drie keer na elkaar het nummer 1230 op mijn gsm. Kwestie van zeker te zijn dat er niemand stiekem een boodschap op het antwoordapparaat heeft in ingesproken.
Niets.
Do 23/11/06
Het blijft oorverdovend stil. Zowel ter hoogte van Brussel als in Deerlijk. De hele dag loop ik zenuwachtig heen en weer. In de namiddag hou ik het voor bekeken en neem de fiets richting boot. Ik zet alles uit: computer en gsm. Voilà, dat ze maar een boodschap inspreken.
Martin hangt rond in de jachthaven en hij vraagt me of ik een eindje wil meevaren en hem enkele knepen voor het aanleggen wil bijbrengen.
Daar zeg ik geen nee tegen, we gooien de touwen van zijn boot los en varen naar de Brusselse Poort waar een sluis is, een kaaimuur en wat bolders. Ideaal.
Telkens we dichter bij de sluis komen, zien we de werkloze sluismeester recht veren in de hoop dat hij zijn sluis eens kan draaien.
Maar onverbiddelijk draaien we net op het laatste moment de boot weer om. Hèhè!
Martin heeft ook wat bier aan boord. Heerlijk.
Vr 24/11/06
Feest! Mama is jarig. Lief heeft les en kan er jammer genoeg niet bij zijn.
Blijkbaar heeft mijn moeder niet op een euro gekeken en flink wat taart en champagne gekocht.
Op het moment dat de kurk met een maagdenscheetje uit de fles komt, gaat mijn gsm rinkelen. Ik zie op het schermpje dat het een Brussels nummer is en ik krijg de krop in de keel. Snel loop ik de kamer uit en loop naar boven naar mijn oude slaapkamer om ongestoord te kunnen praten.
Een donkerbruine mannenstem spreekt me toe en heet me welkom bij het automerk. Het is de personeelsdirecteur himself. Bij het overlopen van de voorwaarden en werkomstandigheden word ik lichtjes vrolijk.
Ik start op twee januari 2007 wat me de tijd geeft om nog enkele karweitjes op te knappen.
Ik storm als een gek van de trap en roep triomfantelijk dat ik werk heb! De champagne heeft er een reden bij gekregen. Mijn moeder is overgelukkig, ik ook want het voelt alsof er een last van duizend kilogram van mijn schouders is gevallen.
Ik stuur een sms naar Lief, Dina, Dirk, Martin Verdorie, als ik een keer goed nieuws heb, mag heel de wereld het weten.
Na een laatste stukje taart dat zoals steeds net teveel is, rij ik op vleugels terug naar Gent.
Als Lief er is, halen we nog een goede fles champagne boven en drinken ze helemaal leeg. We bestellen Grieks, trekken nog een flesje rood open en genieten van dit heerlijke moment. Vier maanden na het overschrijden van zijn eigen deadline heeft Jan Stephorst terug werk.
Za 25/11/06
'Hello Julie? Hi, it's Jan from Belgium. How are you? Julie, would it be possible to book our favourite room in your Bed & Breakfast for Christmas? No problem? Great! I'll give you a call as soon as we 've crossed the channel! See you! Bye!'
Honderdduizenden mensen staan onder een loden zon stil op autosnelwegen. Schreeuwende kinderen, oververhitte moeders en op de rand van een zenuwinzinking verkerende vaders. Stuk voor stuk tijdbommen die op het punt staan van te ontploffen. Sommigen zijn al ontploft, anderen eerder geïmplodeerd. Te warm om nog ruzie te maken, kinderen met opgedroogd snot en tranen die tegen de zijruit liggen te slapen. De ouders met een glazige blik en open mond starend naar de inzittenden van de andere autos.
Het is ondraaglijk. Niet alleen de hitte maar ook de hallucinante stupiditeit van de mensheid waarin wij een actieve rol spelen.
Marie Françoise vroeg ons eerder die ochtend aan de telefoon om niet later dan 4 uur in de namiddag te arriveren.
Iets wat gezien de omstandigheden hoe langer hoe onwaarschijnlijker wordt. Lief belt even op om te verwittigen dat we het niet zullen halen. Marie Françoise zal un petit mot voorzien.
De zon kapseist in létang de Thau en staat toe aan de wind om wat minder heet te blazen. Zilt komt in de plaats van de alles verschroeiende woestijnwind en de weeë geur van schaaldieren dringt binnen in onze aan negentig kilometer per uur voortbewegende habitat.
We rijden tweemaal voorbij het stoffige baantje dat naar ons bed voor vannacht moet leiden. Het is een weggetje met putten waar in de winter wanneer ze gevuld zijn met water een doorsnee nijlpaard zou kunnen in baden.
Gelukkig zitten hier geen nijlpaarden noch andere dikhuiden, neen, de enige in het wild levende speciën zijn roofvogels, vossen, marters, muizen en ratten. En wat dieper in het water natuurlijk de oesters hoewel die enkel wat wild rond zich heen kunnen spuwen.
Het baantje slingert zich rond de heuveltop en duikt daarna steil naar beneden het bos in. Nog meer koelte. Ik zie de vleugels en de motorkap van onze Britse trots langzaam op en neer deinen, vredig langzaam als een ja knikkende eminentie in eenclubzetel met een whisky in de hand. Plots rijden we een erf op, voor ons staat een met klimop begroeid kasteel.
Ik stuur de Spirit of Ecstacy tot voor de deur waar een wit A4-tje hangt met duizend excuses en waar we alles kunnen vinden. De deur staat wijd open.
Aarzelend stappen we binnen en komen in een gang met een brede stenen trap. Hoge plafonds, geportretteerde voorouders aan de muren en gordijnen met gouden koorden larderen de immense bogen.
De echo's van het gekir, gekrijs en gegiechel van Melody Nelson weergalmen in enkele kamers van mijn hoofd.
We gaan rechtdoor, passeren een salon waar chaos ons zit op te wachten in vergane pluche zetels. Achter elke hoek verwacht ik creoolse dienaars die met enorme waaiers de bewoners koelte toewuiven.
We openen de deur die uitgeeft op het royaal terras met witte ijzeren draadstoelen, we snuiven de ambiance van het lichtjes decadente feestje van gisteren.
De helft van de gasten is met iets teveel whisky op en alle kleren aan in het étang de Thau gesprongen, hebben gezwommen, gierend lachend tot aan het kleine motorbootje dat even verder uitnodigend op vertier lag te wachten.
De nachtelijke tocht op het meer, de lege flessen aan boord en de kou die genadeloos toesloeg, maakten een einde aan het feest.
De handdoeken liggen nog in de stoelen.
We trachten ons zo onzichtbaar mogelijk te installeren.
Onze kamer baadt in de oude glorie en in elk hoekje vinden we artefacten van de glorieuze geschiedenis die zich hier heeft afgespeeld.
Speech ter gelegenheid van een huwelijk in 1932.
Maar vergane glorie is toch nog steeds glorie.
Ach, alles mag en niets moet, als we de volgende ochtend iets zoeken dat min of meer op een ontbijt lijkt, ontmoeten we de adellijke eigenaars.
Ja, ze zijn lichtjes decadent maar niet hautain, hij is rond de zestig, zij rond de veertig.
Op de tweede verdieping ontdekten we fotos aan de muur. Ze was op zijn minst fotomodel, hij wellicht toen al een oude sater die haar aantrok met zijn decadente intelligentie. Ah, Melody.
Maar het hield stand. En nu zijn we hier, binnengetreden in een liedje van Gainsbourg of was het Brel.
We zijn het vergeten.
We zijn alles vergeten.
Omwille van de stilte.
Omwille van de ondraaglijke warmte.
Omwille van alle zintuigen die tegelijk prikkelen, de zilte zoetheid van de schaaldieren, de kleuren rond het meer en de smaak van zoute lucht op je lippen.
Het leven sleept zich hier voort als een péniche op het Canal Du Midi. Aan boord zitten Django, Coco Briavel et les autres en als ze ons zien, knikken ze traag en gaan voort met het componeren van een meesterwerk.
Hoe zal ik zijn binnen twintig, dertig jaar? Ben ik tegen dan toch gevallen voor de alom aanzwellende trend van het Nordic Walking? Misschien loop ik met mijn kromme rug lichtjes kwijlend door één of ander Ardeens bos met naast mij een instructeur die mij tracht te tonen hoe ik met die vervloekte stomme stokken moet omgaan.
Nordic Strompeling. Tracht ik op die manier mijn krakende gewrichten en andere pijnlijke lichaamsonderdelen soepel te houden terwijl de zwaartekracht de rek in mijn sluitspieren overklast?
Honderd vijftig meter verder staat de bus die ons terug naar het rustoord moet brengen. De bus die ik zodadelijk zal onderkotsen want ik ben al sinds mijn geboorte ziek op autobussen. Gelukkig heb ik nog al mijn echte tanden want het zou pas bijzonder onsmakelijke worden als de verpleger die met ons meereist op zijn knieën door mijn geëxtrapoleerde maaginhoud moet kruipen op zoek naar mijn vals gebit.
Leven in de toekomst is zo moeilijk, vooral omdat je ze helemaal niet kent. Het verplicht je ook om constant dingen te plannen en te regelen voor later. Dingen die helemaal niet zo leuk zijn om doen en die je waarschijnlijk voor niets doet omdat later toch anders zal zijn.
Neen, dan is leven in het verleden toch makkelijker. Je hebt tenminste wat meer houvast bij het invullen van hiaten.
Ik ben de nostalgicus imaginandus, le nostalgique dimages. Hij die het verleden lief heeft en denkt in beelden.
Het verleden herinnert je eraan hoe glorieus je zelf eens was en geef toe, de herinnering aan een bruingebrande torso in een Alfa Spider is ook wel aantrekkelijker dan die van een uitgezakte buik en een looprekje.
Niet denken aan later.
Deze ochtend ben ik een ongeschoren Dustin Hoffman in The Graduate als ik op het terras onder de olijfboom zuinig van mijn kopje koffie slurp. De dag is nog jong en alle nog onbekende kansen liggen nog wijd open op mij te wachten.
In de film stapt de jonge Dustin in de eerder vernoemde Alfa Spider om onder muzikale begeleiding van Simon & Garfunkel flink wat Amerikaans straatstof te doen opwaaien.
Feelin groovy.
Je hebt mensen die leven in reclamespots maar ik leef in filmscènes en creëer op die manier mijn kleine momenten van welbehagen. Misschien heb ik daarom wel die rode auto gekocht.
Lief was er eerst heel erg op tegen, in de eerste plaats omdat we eigenlijk niet echt een rode auto nodig hadden. De saaie grijze familiebak voldeed nog prima en was voorzien van alle comfort.
In eerste instantie heeft ze eigenlijk gelijk, waarom overschakelen van een comfortabel gebruiksvoorwerp naar een klein rood blikken doosje waarvan de constructeur vergeten is om er veren onder te steken en waarin je geen adem kan halen omdat er bijna geen ruiten open kunnen.
De reden waarom ze toch geen gelijk heeft, schuilt in de toekomst van het verleden. Nu al spreken we over de legendarische reizen die we er in het recente verleden mee maakten.
Als nostalgicus imaginandus komt het erop aan het vat vol herinneringen tijdig te vullen met lekkernijen waarop je kan teren in tijden van nood wat die nood ook moge zijn. Misschien de krakende ledematen en de toiletstoel in de hoek van de kamer. Misschien loop ik morgen onder een bus of valt er een meteoriet op ons huis en komt er helemaal geen tijd van nood.
De inhoud van het vat vol beelden en herinneringen kun je larderen en kruiden naar believen met enkele bestofte knotsgekke plannen, rode autos en andere onverantwoorde avonturen.
En omdat je nu eenmaal niet kan blijven rondlopen in andermans film, draai ik af en toe mijn eigen film om er nadien helemaal alleen in een klein kamertje te kunnen naar kijken.
Aaah, Schotland met kerstmis.
Vijf dagen verlof, SLECHTS vijf dagen om de tweeduizend tweehonderd kilometer af te haspelen. Vierhonderd vijftig kilometer per dag. Op kerstavond aankomen, uit eten gaan bij de Indiër bij gebrek aan andere restaurants die open zijn en op kerstdag zelf in de namiddag terug vertrekken.
En dus vijf dagen met mijn kersvers lief in een auto die vijfentwintig jaar oud is, nogal wat roestplekken vertoont en als enig punt van vertrouwen een ster heeft op het einde van de ellenlange motorkap.
Wat een rotherrie maakt het ding bij 120 per uur. De bediende van het toeristisch bureau in Canterbury verklaart ons compleet gek om in dit wrak en met die weersvoorspellingen tot Edinburgh te rijden: sneeuw. Lief juicht. Ik juich iets gematigder omdat ik goed besef dat achterwielaandrijving en versleten banden niet ideaal zijn bij een glad wegdek.
The Farthings is de B&B waar we overnachten in York. Een beetje op het randje toch, die naam. Met één letter verschil luidt de vertaling het laten van scheten. De eigenaar is een voormalig Schotse truckchauffeur van twee meter hoog op anderhalve meter breed. Quite a lot of truckdriver. En ongetwijfeld een hoop scheten in zijn cabine. En haggis is een Tupperware potje. Vriendelijke man toch, ondanks alles geurloos, die goed begrijpt waarom we deze missie willen volbrengen. De weg is het doel op zich. En passant toont hij op de kaart enkele idyllische plekjes langs de Schotse kust waar we volgens hem zeker halt moeten houden.
MOOI, de sneeuw heeft een vuistdik tapijt aangelegd en het vriest dat het kraakt, lijkt het alsof we in een verhaal van Charles Dickens rondwandelen.
De volgende ochtend schallen de christmas carols onder een helblauwe hemel vanuit de hemelshoge kathedraal recht het plein op waar wij toevallig wandelen. Tranen wellen op en het vat der herinneringen loopt stilaan vol. Weldra loopt het over want vier uur later zitten we op een Schots strand te kijken naar de golfslag en de speciale langgerekte luchten terwijl de zon door een vol whiskyglas schijnt. Heftig is dit zo bij min tien graden Celsius. De eerste zonsondergang in mijn leven die zich voltrekt om 3 uur in de namiddag.
Zou het dezelfde herinnering zijn met een blinkende grijze familiebak en een vooraf tot in de puntjes geregelde reis? Je kan beter slechts enkele pikante details (een nieuw lief, een roestbak) vooraf inbouwen en de rest overlaten aan het toeval om de herinnering een bepaald timbre te laten krijgen.
Ik zal later met plezier terugdenken aan de ijskoude skai zetels waarin we al die uren naast elkaar zaten met als enige tijdverdrijf elkaar beter leren kennen, de verwarming die maar niet deed wat ze moest doen en het enorme stuur dat ik s ochtends bijna niet rondgedraaid kreeg bij afwezigheid van ook maar de geringste vorm van bekrachtiging.
Straks scheur ik weg van hier in mijn knalrode auto. Niet dat het een sportwagen is maar de deuren hebben geen raamomlijsting, het interieur is nogal sportwagenachtig ingericht en het geproduceerde geluid heeft iets van een Alfa Spider.
Neen, ik lijk niet op Dustin Hoffman in 1969, maar naast mij zit plots iemand die verdacht veel op Nancy Wilson lijkt. Haar lange haar is opgestoken in een beehive en ze draagt een mouwloos oker kleedje tot net boven de knie.
En om even in een Bondfilm te kunnen rondlopen, is het alvast een goed begin om je een beetje Sean Connery te voelen. Laat het testosteron maar komen. Eén van de voordelen van de rode auto in dit verband is dat hij er nogal retro uitziet. Ik kijk op de grote ronde klokken en over de bolle voorvleugels die uitmonden in de chroomomrande koplampen. In combinatie met de uitgeschoten baard en blitse zonnebril zet ik voor mezelf een statement neer. On her majestys secret service om een brood te kopen.
Yeah! Ik glip cool en nonchalant de bakkerij binnen. Het bakkerinnetje is als gewoonlijk ontzettend vriendelijk en Nancy Wilson knipoogt als ik terug naar de auto loop. We rijden zodadelijk naar het einde van de wereld met een geheimzinnige missie.
Geen paniek hoor, het is niet echt het einde maar een landtong die zo ver in zee reikt dat de grens tussen water en land niet altijd even duidelijk is.
Het stoffig baantje vol putten die zo diep zijn dat onze rode auto er volledig in verdwijnt, is niet populair bij de toeristen.
We zijn er alleen en het riet langs weerszijden van de weg is metershoog opgeschoten.
Hier en daar een verlaten cabane met een dak in verroeste golfplaten. Wat verder trekt het landschap open en zien we grote blauwe plassen met roze flamingos. Een kakigroene gedeukte Toyota Landcruiser pick-up truck kruist hotsend en botsend ons pad. In de laadbak zitten vier mannen mee te hotsen. Ze dragen groene uniformen en de wagen stopt ter hoogte van onze auto.
De zwart bebaarde en van wild krulhaar voorziene chauffeur gebaart mij te stoppen en wil iets zeggen. Ik verwacht net dat hij zich zal voorstellen als el commandante en Jefe waarop hij ons zal arresteren en geboeid tussen de mannen in de laadbak zal laten kruipen als hij in perfect en lichtjes bekakt Frans ons wijst op de gevaren van de trip die we ondernemen.
Mul zand, diepe putten (nog dieper) en het verbod om ook maar iets aan de natuur toe te voegen of weg te nemen. Het zijn boswachters. Enfin, eerder opzichters van het natuurgebied waar we ons in bevinden gezien het acute gebrek aan bossen.
A todo Cuba le gusta we rijden over een uitgestrekt strand onder een loden zon. Ik parkeer onze Cubaanse oldtimer net voor de waterlijn, we trekken onze kleren uit en Celina Gonzalez en ik plonzen in de rimpelloze zee.
Een oud ventje met een ezeltje vertelde ons vanmorgen in het dorp vanwaar we vertrokken dat je met je handen in het zand van de zeebodem moet graven. Je voelt vele kleine schelpdieren die je er met wat geluk zo kan uithalen. We verzamelen ze in waterdoorlatende zakken.
Uit de enorme koffer van ons voormalig Amerikaans slagschip diep ik een klein gasvuurtje en een gamel op.
Celina heeft nog wat olijfolie meegegritst die ze nu rijkelijk in de gamel uitgiet terwijl ik dikke knoflookbollen pel en pers.
Ik ben haar carretero en haar blonde haar dat stijf staat van het zout uit de zee kleurt goud op haar getaande huid in het licht van de ondergaande zon.
De schelpjes smaken heerlijk met de witte wijn die we aan een kraampje op de nationale kochten. De zon staat bijna op de horizon en verlicht een tweetal vervallen staketsels. In het tegenlicht lijken het wel reusachtige skeletten van onbekende beesten.
Voor de zon helemaal weg is, ruimen we op en rijden terug naar het begin van het pokdalig weggetje met een hele zwerm reusachtige zwarte libellen om ons heen.
Even verder stoppen we bij bar El Ché waar een caipirinha slechts drie euro kost. Het plafond is er zeer hoog, er hangen welgeteld drie neonlampen voor de hele zaal en in het midden hangt een oude kromme ventilator voor piepende verkoeling te zorgen. Achter de toog braakt een vergeten radio flarden van La Colegiala uit.
Het draait nog rond een drukkende dertig graden. We zijn net vertrokken naar de veerboot die ons naar de hoofdweg brengt. Er staan enkele autos voor ons in de rij te wachten.
De hoge haag die het riet hier vormt, kleurt rood in het licht van de nacht. Even rood als het autootje waar Lief en ik op dit moment inzitten. De man van de veerpont doet teken dat we de laadbrug van zijn schip mogen oprijden. De chauffeur voor ons leurt met lederen hoeden, riemen en portefeuilles. Het is een Liberiaan die met behulp van een aftandse Renault 18 uit de vorige eeuw tracht een menswaardig leven op te bouwen.
Scheefhangend in mijn rolstoel zal ik terugdenken aan Lief, haar zoete geur, het okergele kleedje, het goudgele haar op de bronzen huid en de eerste schattige rimpeltjes die zich manifesteerden in haar décolleté. In gedachten veer ik plots recht uit de rolstoel, ga naar het kamertje in mijn hoofd met een scheve blauwe deur en daar, onder een late zon op een krakend bed liggen onder lakens met lavendelgeur twee vervlogen dromen die ik dringend nog eens wil herbeleven.
Van Scharendijke tot Burgh-Haamstede terwijl je elk dier dat ons pad kruiste luid imiteerde.
Hoe je samen met mij in de auto sliep op de Brouwersdam terwijl dat van de politie eigenlijk niet mocht. Maar hey, fuck the police en vooral fuck mij wat heerlijk was met de strandmatjes voor de ramen geschoven en de voorzetels achteruit geklapt zodat het interieur van de auto in een groot bed veranderde. s Ochtends bij de bakker om warme broodjes en ze op het wijde verlaten strand oppeuzelen. Kruimels op je blauw en wit gestreepte trui met boothals die je rood verbrande hals zo mooi accentueerde.
Hoe je vorige vrijdag thuiskwam met je gitzwarte haar kortgeknipt in een mod kapsel. Twiggy meets Judith. Je ronde grote groene ogen, de onpeilbaar diepe vijvers van je ziel, vanaf nu onmogelijk te ontwijken.
Hoe we s avonds na veel te veel opwindende roséwijn op het knotsgekke idee kwamen om het weekend aan zee te spenderen. Zonder reservatie of wat dan ook met de verboden kampeerpartij tot gevolg.
We trokken er ons niets van aan. We hadden enkel interesse in de warmte van het zand, de koelte van de zee die ons met haar kleine golfjes zachtjes streelde terwijl we in haar vruchtbare schoot verenigd waren en de wind die onze getaande huid zilt liet geuren.
Hoe we op onze hilarische huurfietsjes bij elke halte nog meer in verwondering vielen voor de verrassende schoonheid van de zoete omgeving en elkaar.
Hoe we op zondagavond met vers lood in onze schoenen de laatste met mosselschelpen beklede veerboot namen in Kruiningen terwijl we mekaar voedden met lepeltjes vanille-ijs. Het was koud aan dek, wij alleen tegen de natuur en het opspattend zeewater. Je getaande huid rook zoet naar zout en zonnebrand.
Een sjaaltje eerder gekocht in Zierikzee in je haar geknoopt en mijn veel te grote dikke fleece om je kleine lichaampje gewikkeld, god ik heb het ding dagenlang niet gewassen om je toch maar bij me te houden. Elegantie in alles wat je doet, aantrekt, sixties, bohémien, zelfs de meest kleurloze vod krijgt een diepere betekenis als ze rond jouw lichaam hangt.
Que Reste-T-Il De Nos Amours speelde op de radio terwijl we op de E42 de duisternis aan diggelen reden en onze harten zich voorbereidden op een onmogelijk afscheid en de onvermijdelijke diepe wonde die dit zou slaan.
Maar voorlopig nog niet, voorlopig zijn we nog de tango van het oude koppel dat elkaars warmte opzoekt om te kunnen overleven in de koude realiteit.
Toch kwam in oktober de storm en het einde van een liefde vol constructiefouten.
Tweeëntwintig ben ik en vers uitgespuwd door de school. Het is 1985 en volgens de opgeluchte schooldirecteur de hoogste tijd om met mijn beroepsleven te starten. Gezien de economische crisis ben ik blij met een baantje dicht bij het ouderlijke huis, kwestie van de vaste kosten wat te beperken.
In De Streekkrant lees ik een advertentie die me wel boeit: Stijlvolle zaak in het centrum van de stad vraagt een verkoper van luxeartikelen voor onmiddellijke indiensttreding.
Het kan slechter voor een beginneling. Donkere magazijnen vol stinkende kartonnen dozen of schamel verlichte fabriekshallen waar dikke vijftigers lopen te schreeuwen en te vloeken zie ik niet meteen als decor om acht uur per dag van mijn jeugdige leven in door te brengen.
Luxeartikelen vragen bij mijn weten geen vorkheftruck om ze uit een rek te halen. Geen lopende band nodig om ze in te pakken noch kauwgomkauwende dikke vrouwen met vettig achterovergekamd haar in spannende blauwe schorten en bloemetjesleggings.
Winkels gaan niet voor negen uur s ochtends open wat mogelijkheden biedt aan mijn ambities om een bloeiend nachtleven uit te bouwen.
Ik schrijf mijn brief en kijk, drie dagen later gaat de ouderlijke telefoon en nodigt een vriendelijke heer mij uit voor een gesprek. Mijn blitse zwarte sixtiespak dat ik vorige week voor tweehonderd frank op de kop tikte in de kringwinkel voldoet ruimschoots in combinatie met het purperen streepjeshemd, mijn witte das en zwarte puntschoenen.
Mijn Lambretta 150 Ld start gelukkig vlotjes en in een Italiaanse tweetaktwolk schuif ik door het verkeer naar het centrum van het kleine provinciestadje waar ik woon.
Het blijkt om een hele grote juwelierszaak te gaan. De sfeer tijdens het eerste gesprek zet meteen de toon voor de volgende twee jaren van beroepservaring die mij te beurt zullen vallen.
De man tegenover mij is nauwelijks ouder dan mijzelf en zijn eerste vraag gaat over mijn durf om een ladder te beklimmen. Ongetwijfeld is dit een poging van de jonge baas (Frederik) om zich te outen als psychologisch wonder en primus inter pares in het stellen van strategische vragen.
Langs mijn kant van de tafel komt het eerder over als een vraag die in geen enkel opzicht relevant is voor de uitoefening van het beroep van enkelkettingverkoper.
Want, laat ons eerlijk zijn, zelfs voor het vervangen van een horlogebandje is geen ladder nodig. Laat staan voor het reinigen van de collectie briljanten ringen. Geen ladder nodig. Waarom dan die vraag?
De combinatie van mijn antwoord (ja, ik durf een ladder op) en mijn hardnekkig recidivistisch verleden in katholieke scholen bezorgt mij uiteindelijk de baan.
Al spoedig na mijn aanwerving wordt duidelijk waar Frederik's obscure drang om zich aldus te manifesteren vandaan komt.
Hij is gehuwd met Cleo, de dochter van de juwelier. Ze is volledig opgetrokken uit make-up en eye-liner en bezit een ego zo groot als een gemiddeld onbewoond eiland in de Stille Zuidzee.
Als een echt enfant terrible is zij nimmer tevreden over het werk dat het personeel uitvoert, niet zozeer omdat ze van kwade wil is maar eerder omdat ze meent dat het zo hoort. Te pas en te onpas trakteert zij het volledige klantenbestand op complete klaagzangen over 'haar personeel'.
Zij, Cleopatra, alsof wij, haar persoonlijk uitgekozen eunuchen, bij het aanhoren van haar kritiek met ingetrokken staart naar onze werkplek zullen vluchten, zweepslagen vermijdend en de bange hoop koesterend alsnog in aanmerking te komen voor onze schamele maandelijkse aalmoes.
Overduidelijk hoort haar man ook bij het personeelsbestand, niet in het minst in de ogen van haar vader. Frederik roert zich als een duivel in een gouden wijwatervat om zich toch maar boven ons in de pikorde te positioneren. Een missie waarin hij nu en dan openlijk en pijnlijk mislukt met als gevolg dat alle personeelsleden uit medeleven doen alsof hij werkelijk de baas is.
Schoonpapa heeft er alles aan gedaan opdat het vergaarde kapitaal in handen van de familie zou blijven en geeft aan Fredje enkel schijnverantwoordelijkheden. Zijn rol beperkt zich tot het regelen van enkele herstellingen bij snode goudsmeden die onvermijdelijk luisteren naar namen als 'De Beer' of 'Schmidt'.
Ook het afnemen van kwalitatief twijfelachtige sollicitatiegesprekken bij de aanwerving van een nieuw personeelslid horen bij zijn met veel moeite afgedwongen beslissingspakket.
Op dat moment ligt de weg open om zich tegenover de zwakkere en met onwetendheid gevulde kandidaat te manifesteren, om de trend te setten en zich een bepaalde air van ondoorgrondelijkheid aan te meten.
Het moet de bedoeling zijn dat de sollicitant zich onderweg naar huis suf piekert waarom een bepaalde vraag gesteld zou kunnen zijn. Wellicht om op een slinkse wijze zijn psyche te verlichten zodat menige duistere kantjes nu naakt en onomwonden zijn gaan bovendrijven in het voor de werkgever klare pompwater.
Helaas zou dit teveel eer zijn voor Frederik, de air van ondoorgrondelijkheid is niet aanwezig omdat er bij hem gewoon niets te doorgronden valt.
Frederik houdt van een goed pak friet, luide FM rock op de radio en een rode Mitsubishi met dikke banden, een spoiler en mistlampen die erg nuttig kunnen zijn tijdens een zandstorm in de Sahara. Op zich is daar niets mis mee tenzij je gehuwd ben met miss Sofisticated.
Nu is hij gewoon het echte zwarte schaap, de enige gecastreerde slaaf van de zaak.
Waar wij als personeel na onze gepresteerde uren namelijk gewoon naar huis gaan, duurt een werkdag voor hem 24 uur. Zelfs als hij snurkt in bed moet dat conform de normen gaan.
Al snel worden mijn zorgeloze dagen gevuld met het schieten van gaatjes in te vette oorlellen, het aanpassen van gouden enkelkettinkjes aan veel te dikke kuiten en het ultrasoon reinigen van aangekoekte verlovingsringen.
Maar de vakantieplannen van Frederik en zijn geplamuurde vrouw doorbreken regelmatig het dagelijkse, wekelijkse en maandelijkse ritme.
Bij die gelegenheid komt de oude generatie boven de winkel wonen omdat de verzekeringsmaatschappij eist dat het pand ten allen tijde bewoond blijft.
Dan is het feest. Het is het moment dat de winkel niet meer zo stipt om negen uur opent. In plaats ervan komt zo rond half tien een verwaaide figuur (die verdacht sterk op Frederik's schoonvader lijkt) in pyjamabroek en allesbehalve okselfris onderlijfje de deur losmaken.
De eerste verwonderde klanten worden in dit uniform smakkend bediend. Tussen twee klanten door is het tijd voor een scheerbeurt in het toilet dat in de winkelruimte uitkomt en eigenlijk voor de klanten bedoeld is. Hij geneert zich niet om ingezeept met scheerschuim over de toonbank te komen druipen en stinkend uit de bek commentaar te geven op de keuze van de klant.
Eau et gaz à tous les étages. De man heeft zich gespecialiseerd om tijdens belangrijke verkoopsgesprekken over briljanten ringen van 800 000 frank op tijd en stond zonder verpinken uit één of andere lichaamsopening een gaswolk te laten ontsnappen.
Terwijl ik aan de toonbank ernaast toevallig een klant help met de keuze van een communicantenhangertje met passende heiligenbeeltenis, komen mijn lachspieren onder enorme druk te staan.
Doch het summum der lachwekkende gasontsnappingen wordt bereikt buiten het decor van de winkel. In de tijd dat TC Matic, The Human League en andere Dreiklangsdimensionen de hitparade regeerden, had ik nog een relatief mager, ja zelfs licht atletisch lichaam.
Het goede voornemen om dit zo te behouden, noopt mij ertoe om nu en dan te hardlopen. Ik hou dit al jaren vol samen met Joris, een vriend die de wekelijkse rondjes in het stadspark eveneens een goede voorzorgsmaatregel vind om niet te veranderen in een levende Michelin reclame.
Nu blijkt dat Frederik en schoonpapa eveneens wekelijks een rondje lopen. Niet alleen om afwezig te zijn bij hun vrouwen maar ook bij wijze van training. Hoewel het één het ander natuurlijk wel een beetje de hand geeft.
Fredsuggereert al een hele tijd dat we even goed samen eens kunnen trainen. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Na lang aandringen (ik wil privé en werk zoveel mogelijk gescheiden houden) kan ik niet anders dan uit beleefdheid een samenloop organiseren.
Het gebeurt op een bijzonder mistige novemberavond. Zo mistig dat een loopje in het stadspark er eigenlijk niet inzit. Daarom stelt Frederik voor om een in aanbouw zijnde sociale woonwijk te kiezen als parcours omdat het daar verlicht en minder drassig is.
Zo gezegd, zo gedaan. Het eerste rondje verloopt dan ook vlekkeloos in alle opzichten.
Tot op het moment dat mijn vriend en ik op kop lopen en wij plotsklaps net achter ons een donkerbruin geluid horen opstijgen.
We geloven geen van beiden wat we horen en onze gerede twijfel over de oorzaak van het geluid helpt ons om normaal te kunnen doorlopen.
We hebben het vast verkeerd gehoord, waarschijnlijk is het een overvliegende duif geweest die iets te enthousiast aan de uiensoep heeft gezeten.
Enkele minuten later schrikken we weer op door twee kleinere explosies, een tiental meter achter ons. De onbewoonde huizen en de laaghangende nevel werken als een versterker.
Het is dus toch Joris en ik trachten niet naar elkaar te kijken maar we voelen een verlammende lach opkomen.
Hierdoor lopen onze achtervolgers op ons in zodat de geluiden steeds harder weerklinken en het ook duidelijk is dat ze vanuit verschillende lichaamsopeningen gelanceerd worden.
Tot grote hilariteit van ons, twee onschuldige jongens, worden sommige geluiden in de wijde wereld losgelaten op de cadans van het looptempo.
Op een gegeven moment begint onze sterke façade af te brokkelen. De sterke dijk die we tussen ons twee aanlegden door niet naar elkaar te kijken, barst door een korte maar goedgemikte stevige scheet. Mijn vriend lacht even kort. Dan ik. Dan proest hij het weer uit waarna een alle sérieux vernietigende flatus van schoonvader de volledige dijk in één beweging wegspoelt.
Daar gaan we. Beiden kunnen we niet anders dan uitbarsten in een respectloze gierende lach. Brullend, huilend, met tranen die over onze wangen bengelen, stoppen we met lopen. Frederik en schoonvader steken ons met een onbegrijpende air gezwind voorbij terwijl er hier en daar in de verte nog wat geluid uit het behang ontsnapt.
Met schaamrood op de wangen kruipen we zonder omkijken naar Joris auto, nog steeds dubbel geplooid in een spastische lachkramp.
Twee maagzweren en even zoveel jaren later kiest Frederik net zoals ik voor een juwelenarm leven. Hij heeft nu een doe-het-zelf zaak en verkoopt ladders.
Ik parkeer de wagen vlak voor het restaurant waar we afgesproken hebben. Het is eigenlijk eerder een kruising tussen een sjofel eethuisje en een kroeg voor bruine geesten met dertig verschillende stoelen en half afgedropen rode kaarsen op tafel.
Er waait een kille wind en ik zet toch even mijn kraag recht bij het uitstappen.
Als ik binnenstap, zie ik links en rechts wat mensen zitten. Een Einstein type met muf pak en gedemodeerde principes in het gezelschap van een jonge vamp. Hij komt zo uit één of andere universiteitsbibliotheek waar hij samen met de jonge studente enkele belegen stellingen heeft proberen te bewijzen.
De laatste te bewijzen stelling, volledig opgetrokken uit kleffigheid, is overeind gebleven tussen haar, aantrekkelijke, jonge en wulpse prooi die kickt op intellect en hem, oud en krakend roofdier met strenge zwarte montuur, licht uitgezakt en stinkend naar verschaalde sigarenrook.
Ik zet me aan een tafeltje in een hoekje met mijn boekje en bestel een rode port. Het zijn lange minuten, afwisselend volg ik de thriller in mijn boek en die in het café. De zachte stem van Billie Holiday is soms onverstaanbaar door de schrille kreten van een groepje jongeren dat vergeten is om in het weekend iemand anders op de zenuwen te werken. Hun ouders bijvoorbeeld.
Dan gebeurt het.
De deur zwaait open en achteloos zweeft ze binnen. Haar blonde haar kleurt goud in het licht van de spots aan de deur. Het lijkt wel of ze in slow motion beweegt, het wervelende haar, de lange zwarte zigeunerrok met frulletjes, haar handtas met het pluche konijn en de lange zwarte jas met imitatie bontkraag.
Ze ziet me en er verschijnen kleine lachrimpeltjes aan haar azuurblauwe ogen. Als op een goddelijke wolk drijft ze naar me toe, haar rondingen en décolleté bewegen zo sensueel dat geen man op aarde er zou kunnen aan weerstaan.
Naarmate ze dichterbij komt, ruik ik haar lichaamsgeur, een mengeling van de lente en zongedroogde was. Ze lacht opnieuw waarbij mij opvalt dat er ook enkele lieve rimpeltjes verschijnen ter hoogte van haar neusbrug.
Over die neusbrug alleen al kan ik een boek vullen met lyrische gedachten, een lust voor het oog! Groot, maar bijzonder welgevormd, Cleopatra zou er jaloers op zijn. Dit is zonder twijfel de meest sensuele neus ter wereld.
Lichtjes ruisend met de rok draait ze zich, trekt haar jas uit en hangt hem over de stoel naast de hare. Ze buigt zich voorover naar mij toe en geeft me een zoen op mijn wang. Met een donkerbruine hese stem zegt ze:Helaba wat ik alleen maar kan beantwoorden met wat onhandig gestamel gezien mijn onwaarschijnlijk uitzicht op een bodemloos décolleté.
Plots krijg ik medelijden met het Einsteintype, hem wacht nog een ware lijdensweg vol akelige ontdekkingen. Zijn tafelgenoot kent Billie Holiday niet en denkt dat Miles Davis een merk van regenjassen is. Wijn is er in het wit en in het rood.
Alles moet hij nog aanleren, bang afwachtend of haar jonge hersentjes sponzig genoeg zijn om te absorberen. En ja, het perfecte figuur heeft ze wel maar niet de wulpse boezem of de donkerbruine hese doorleefde stem.
Het grote gebrek aan art de vivre gaapt als een diepe afgrond tussen hen beiden en onderstreept pijnlijk het verschil in leefwereld.
Ondertussen wordt mijn lief nog met de dag mooier, grappiger, liever en voluptueuzer.
We drinken de beste wijn, eten de beste fettucini, maken de mooiste wandelingen en kijken samen naar de mooiste sterren.
We bellen elkaar geregeld op ook al delen we elke nacht hetzelfde bed.
We spreken af om vier uur in het Damberd of we komen elkaar toevallig tegen in de Veldstraat.
Op die momenten ontsnapt mijn ziel met een knal uit de half toegeknepen tuinslang waaruit het dagelijks bestaan krampachtig spuit.
Zij heeft het, zij is het, alles wat een vrouw mooi maakt met daarbovenop een grenzeloos goed gevoel voor humor.
Het hoeft niet altijd doffe ellende, kommer en kwel te zijn nietwaar. Ik kijk al uit naar het moment dat ze op Chris Lomme begint te lijken
In Villeneuve-lès-Béziers staat een prachtig oud notarishuis met stijlvolle lambrisering.
De eigenaars zijn beiden jong gepensioneerden die nog iets willen doen in hun leven. Alle begin is moeilijk, ze zijn nog maar drie maanden geopend en we hebben bij wijze van extra sponsoring ook de tables dhôtes gereserveerd voor s avonds. Alles gaat er nogal stijlvol aan toe, eerder op het randje van snobisme als we op het gevraagde uur wat opgekleed aan tafel verschijnen.
De man van het huis steekt niet weg dat hij veel van wijn afweet, sterker nog, hij koketteert er mee. In de woonkamer speelt vooral klassieke muziek, de ene aria na de andere vult de woonkamer. Niet omdat hij er gaarne naar luistert maar vooral omdat het belangrijk klinkt. Alles is Belangrijk. Hij buigt zich steeds belangrijk voorover naar zijn echtgenote om haar zo omzichtig als mogelijk belangrijke vragen te stellen.
Hij heeft een snobistisch brilletje op zijn neus dat zijn manier van doen volledig tekent. Er zitten enkele vreemde krullen in die totaal niet functioneel zijn ook niet mooi maar er enkel zitten omwille van het design. En dat is voor hem natuurlijk belangrijk.
Vergelijk het met een gevulde vitrine van een winkel die verder leeg is. Wat opvalt, is dat de man je nooit in de ogen kijkt maar via zijn kleine afgelikte beweginkjes altijd een oogcontact weet te mijden.
Dit staat in schril contrast met enkele andere hebbelijkheden van zijn artificieel imago.
De volgende morgen staat de vriendelijke man in zijn Laurent Perrier shirtje aan de strijkplank met naast hem een berg te strijken was die tot ruim boven het tafelniveau reikt. De Nieuwe Man als snobistisch fenomeen is een variant op het thema die mij tot nu toe onbekend was.
Het strijkijzer is uiteraard niet zomaar een strijkijzer maar een blits hebbeding met zeker zes versnellingen vooruit en twee achteruit.
Ware de kans op brandwonden niet pertinent aanwezig geweest, de ontwerpers hadden er nog een telefoonfunctie met camera, MP3 speler en internettoegang in voorzien.
In alle geval zitten er teveel knopjes op het toestel waardoor onze designslijmjurk even het noorden verliest en in zijn meest omfloerste bewoordingen bij zijn echtgenote bevestiging zoekt rond de juiste positie van de temperatuurknop. De knop moet op minimum hé chérie?
Het antwoord komt even prompt als ontnuchterend in de vorm van een schetterende vrouwenstem vanuit de keuken die roept: Neen, maximum!
Het verschil tussen minimum en maximum met alle mogelijke tussentemperaturen is zo gigantisch groot dat onze afgestofte vriend met een gestileerde plof als een magret à point door de rijk gestoffeerde mand valt.
De stilte die erop volgt is even gênant als de berg strijk hoog is. We laten dit duo in hun kokende biotoop sudderen en trekken een dagje naar het strand om onze bij de tijdelijke dorpsgenoten misbaar opwekkende huidskleur iets bij te stellen.
Als we in de late namiddag met blinkende rode schoudertjes terug binnenkomen, staat de arme man nog op dezelfde plaats waar we hem s ochtends hebben achtergelaten. Spoedig tracht hij een discussie aan te zwengelen over de foire des vins die hij zo graag frequenteert.
In een dorpje aan de Lot, niet zover van St. Cirque Lapopie, heeft een koppel stijve Engelse harken een oude boerderij gekocht. A real bargain in hun ogen, maar toch wel veel te veel geld voor een ruïne.
Het dakwerk is uitmuntend gerestaureerd, met prachtige eiken balken die eeuwig zullen overeind blijven. Helaas blijven het Engelsen en het kamerbreed tapijt, de bacon and eggs en de geruite hemden op een roze short zijn nooit ver weg.
De twee kinderen van het koppel lijken wel Harry Potter en Hermelien. Ze zijn super beleefd in hun taalgebruik.
De man is een stuk ouder dan zijn vrouw en hij voelt zich duidelijk beter bij winterse avonden met dikke sokken aan nippend van zijn whisky voor de kolenstoof.
Dat Franse gedoe goed dat zijn jonge vrouw hem zo verwent. Zijn bleke huid wil maar niet bruinen en zwetend als een rund loopt hij met een knalrode kop onhandig te worstelen met tuinslangen, haspels en gereedschap waarvan hij het doel nog niet heeft ontdekt.
Heel fier meldt zijn in Holly Hobbyachtige kleedjes gehulde echtgenote dat zij ook Tables dhôtes organiseert. Even twijfelen we om te reserveren, we zijn per slot van rekening in Frankrijk. Hoe slecht kan Engels eten smaken als het bereid is met Franse ingrediënten.
Toch slaan we de spaghetti bolognaise met kip drie avonden na elkaar af met een steeds groter wordend schuldgevoel.
In het noorden van de Dordogne ligt een dorpje waar Annie sinds de dood van haar man van de lege kinderkamers in haar boerderij chambres dhôtes gemaakt heeft. Aan de telefoon vermeldt ze dat we ten laatste om zes uur s avonds moeten aankomen.
Op een militaristische manier geeft ze om dat uur een soort van briefing: alle gasten staan op een rij en we zeggen één voor één onze naam. Daarop krijgen we ons kamernummer en de sleutel.
Bij nader inzien blijkt onze kamer eerder een groot uitgevallen kast te zijn, met een piepklein driehoekig raampje dat uitgeeft op de drukke nationale. Om acht uur s ochtends moeten we present zijn voor het ontbijt.
Daag, madame Annie.
De Champagnestreek. Een klein stadje dat Château Thierry heet en waar De La Fontaine geboren is. Op zoek naar een restaurant dat open is op kerstavond, vragen we ons af of Le Wilson iets voor ons is. Onze hospita, een Parisienne die enkel stopt met praten als ze slaapt (en dan nog), neemt mij bij de arm en gebiedt ons op een samenzweerderige toon dat we daar toch niet moeten gaan. Ce sont des Arabes!!, fezelt ze met haar diepe doorrookte stem.
Als we dan vragen wat er verder de moeite waard én open is, antwoordt ze heel enthousiast dat er net om de hoek een zeer goed restaurant is. Het heet Le Marrakech
Duitse Zimmerfreis waar dikke matrones in borstrok tegen hun zin je bord met Schinken, Zwiebeln und Käse op tafel gooien met de mededeling Heiss!, omdat het bord heet is. Pforzheim waar je op een zondagochtend merkt dat een respectabel aantal inwoners nog steeds problemen heeft om de rechter arm geplooid te krijgen. Op het kerkplein lijkt wel een bijeenkomst van de Hitlerjügend aan de gang. Blijkt dat het enkel maar om de kerkgangers voor de elf uren mis gaat.
Oostenrijk slaan we over en we trachten de herinnering aan dit land te bedekken met de mantel der liefde.
Italiaanse bergdorpjes waar restaurantuitbaters Cicco heten. We proberen vruchteloos andere en duurdere wijn dan de huiswijn te bestellen maar Cicco slaat onze bestelling in de wind. Die wijn moet je nemen, dat is de beste.
Stilaan beseffen we waarom. Op elke tafel staat dezelfde, reeds ontkurkte fles. Het geheim komt uit een gele jerrycan, komen we te weten als we na afloop van het etentje een flesje willen kopen.
Een ex-Playmate in Cassis, die om een onduidelijke reden fors tegen haar zin een kamertje in de luxevilla verhuurt en slechts gekleed in een soort van schoenveter rond het zwembad paradeert terwijl haar echtgenoot een ritje maakt met de klassieke Ferrari.
Of Kreta: op een avond hadden we iets teveel raki gedronken. Is dat nu een echte neen, kan toch niet. Ze beweegt niet of toch wel. Is het een slang? Het was er één, maar dan een tuinslang. Raki is een wondermiddel.
Onze vriend Manolis heeft een genummerde ketel waar hij de wonderdrank mag in brouwen. Heb je een vuile muggenbeet: smeer er raki aan, het ontsmet door de alcohol en het maakt geen vlekken.
Raki is ook een afdoend middel tegen hoofdpijn, maagpijn, diarree, kortom het helpt tegen alle kwaaltjes.
En als je op een ochtend wakker wordt en je merkt dat de rechterdeur van je gehuurde Fiat Panda een enorme deuk vertoont, dan zit de raki er ook zeker voor iets tussen. Oichi problema, geen probleem.
De oranje Kretenzische wijn met brokjes en de raki in staan er meestal in jerrycans achter de toog omdat hun zelfgestookt brouwsel dat overigens geweldig goed smaakt niet meer mag verkocht worden. Met dank aan de Europese Gemeenschap.
Nu hebben we als Belgen wel een streepje voor bij de Kretenzers. Aanvankelijk denken ze dat we Duitsers zijn want we zeggen ook ja en nee. Maar als we in Jean Marie Pfaff-Grieks onze nationaliteit trachten te uiten, komt er plots een brede glimlach op de getaande gezichten. En de prijzen zakken met de helft.
Ooit hebben we een appartementje gehuurd in de buurt van Moni Kapsa, een prachtig klooster aan de zuidkust van het eiland.
Om drie uur in de namiddag kloppen we aan bij een soort van stal waar een zelfgeschilderd bord hangt met de woorden Roms (rooms) en Simer (zimmer). Maria komt halfnaakt de deur openen en meteen ontneem ik jullie alle soorten van perverse gedachten want Maria was zeker tachtig jaar oud.
De eerste huurprijzen die we te horen krijgen, schommelen zeker rond het dubbele van wat we tot dan toe aan overnachting uitgaven.
Tot Maria vraagt van welk land we afkomstig zijn. Belzium, hahahaa, then iet ies for you only twenty evro. But in the other appartement, Zermans are staying. Dont speak with them about the price you get from Maria. Otherwise, Maria krrrrr. Daarbij maakt ze een gebaar alsof iemand haar de keel oversnijdt.
Ach, Moni Kapsa zelf is ook een belevenis. We mogen er niet binnen in onze westerse short en minirok.
Gelukkig hebben ze net naast de toegangsdeur een hele garderobe vol zedelijke kleren waar we onze goesting mogen in zoeken.
Niet zo eenvoudig daar de gemiddelde Kretenzer vijf koppen kleiner is dan ik. Met een grijze flanellen lange broek die tot halverwege mijn kuiten komt en die ik ophoud met een stukje koord, en mijn lief in een nylon bloemetjesschort inclusief de zweetgeurtjes van de vorige dertig gebruikers, maken we onze blijde intrede.
De non die ons begeleidt, is niet alleen zeer oud, ze heeft ook nog wenkbrauwen als Mefisto, een pukkel op haar kin waar drie zwarte haren op groeien en één tand die eenzaam staat te wezen in haar mond. Bovendien loopt ze volledig voorover gebogen.
Het bezoekersprogramma is even eenvoudig als spectaculair. Ze toont mij waar de gieter staat en nadat ik deze gevuld heb, toont ze me alle planten die ik moet gieten. Kato! Pano! krijst ze. Hoger of lager. Iemand had me zo eens moeten zien lopen met de flanellen broek halfweg mijn kuiten en de kostuumvest waar ik ben in opgehangen met de overvolle gieter achter de schetterende non aan die met haar stok wijst waar ik moet gieten.
Na deze demonstratie van Westerse goede wil komt het serieuze luik van het bezoek eraan.
We gaan binnen in een kapelletje waarvan de wanden en het plafond beschilderd zijn met prachtige frescos. Aan het altaar staat een zilveren kistje met bovenaan een ovale opening waar iets doorsteekt.
De non doet ons voor wat er van ons verwacht wordt: het ding dat door het gat steekt, strelen. Blijkt dat het de schedel is van de stichter van het klooster.
Maar als er één constante is in tegenvallende logeeradressen, dan is het logeren bij andere buitenlanders.
Een Duitse die op Kreta een internationaal guest house uitbaat. Niet doen.
Ten eerste zijn Duitsers sowieso al niet wereldvermaard om hun gastvrijheid. En wat je zeker niet wil is Thüringer bratwurst eten in Sitia.
Het was alsof ons plots alles werd ontnomen wat Kreta aantrekkelijk maakte. We hadden te maken met dikke Duitsers vol gemutlichkeit in plaats van macho Kretenzers met een bouzouki. We kregen het slechtste eten van het eiland dat dan ook nog een keer was klaargemaakt in boter.
BOTER! Op het eiland met de grootste olijfolieproductie van het heelal! Ik durf het bijna niet te vertellen maar in de wijnkast zag ik flessen Moeselwijn liggen. Uiteindelijk betaalden we ook een Duitse prijs voor wat ongeveer de slechtste logies in Kreta was.
In dezelfde reeks: logeren bij Belgen in het buitenland. Om de kriebels van te krijgen. Meestal zijn het gezinnen met kinderen die dat doen. Hij met kortgeschoren haar in een korte broek op bottines en witte sokken, zij in een bloes met pofmouwtjes en een fleecejasje van The North Face en 2,4 kinderen op de achterbank.
Ze willen degelijk op reis gaan, zonder verdachte ovenschotels, niet in te schatten tafelmanieren en vooral om in hun eigen taal bediend te worden. Ze rijden in een grijze Volkswagen Sharan voor de zekerheid. Of een grijze Audi A4 en dan noemen ze zichzelf autofanaat. Maar daarover later meer.
Baas heeft nogal wat paranoïde trekjes. Hij verdenkt zijn personeel ervan goedkope pennen van het merk Bic mee naar huis te nemen voor eigen gebruik. Hij belt soms naar kantoor om te zien hoe snel we de telefoon opnemen. Bij mij ligt dat wat moeilijker omdat ik zo vaak op de baan ben.
Daarom belt hij op mijn gsm om te controleren of die wel aan staat. Waar ben ik mee bezig? Werk ik wel voor hem en hou ik er geen louche activiteiten op na die ik lustig botvier tijdens mijn door hem schamel betaalde werkuren?
Honi soit qui mal y pense.
Vertrouwen en waarom het moeilijk werken is zonder.
Gelukkig heb ik een bende zeer geestige collegas.
Trouwens, één van hen heeft mij uitgenodigd voor een etentje. Op een donderdag zit ik om acht uur s avonds samen met Ella Fitzgerald in de Mercedes op weg naar Gent. Neonlampen trekken langgerekte gele strepen over de donkerblauwe motorkap.
Het is mijn alternatieve kerstfeest voor dit jaar. Balen is dat, kerstmis. Bing Crosby bedekt de straten met zijn melige gekweel, familiefeest, vrede op aarde aan al wie Cartier sjaals koopt.
Gigantische mensenmassas in de supermarkt en een kunstmatig aangelegde ijspiste die eigenlijk als uitgestelde huilbui fungeert in combinatie met etnische zuiveringen bij het pluimvee. Alles wat van ver op een kalkoen lijkt, gaat eraan.
Bejaarden die zich een weg door mijn living banen richting toilet nadat hun incontinente kringspieren vlekken produceerden in onze geleende zetels.
En dan moeten ze allemaal nog naar huis gevoerd worden waardoor ik niet mag drinken.
We zijn nu een week later en het is van dattum: een dikke ongeschoren pedofiel in een belachelijk rood pakje moet zich s nachts door mijn onbestaande schouw wurmen en zonder vlekken te maken een hoop cadeautjes klaarleggen.
Plots moeten we allemaal Duitsland minded worden: kerstmarkten bezoeken en glühwein drinken. Ik haat Duitsland. Ze kennen niets van wijn brouwen, hun bier is bedroevend slecht en de worsten die ze produceren, zijn delicatessen voor honden.
Kerstmis zelf wordt niets omdat ik te oud ben voor pedofielen en mijn onbestaande schouw echt onbestaand is.
Onder mijn dekens wegkruipen en de hele dag in bed blijven. De honger slaat toe tegen de middag, in mijn koelkast staat enkel nog een pot beschimmelde spaghettisaus. Even vakkundig de witte paddestoelen wegscheppen, pasta in de pot en hop, we hebben weer eten.
Dan maar een anti-kerstfilm opzetten: The Blues Brothers. Yeah, ik voel me nog altijd een beetje Elwood Blues met mijn oude Mercedes bluesmobile. Ik ben gek op de film en de muziek.
Terwijl mijn leeftijdsgenoten dweepten met new wave, Simple Minds en U2, vertelde ik honderduit over Wilson Pickett, Sam & Dave, Arthur Conley en Booker T & the MGs. Met akelige stiltes tot gevolg.
Stijl, beste vrienden, is alles. Als twintigjarige reed ik in een pak met een Lambretta door de straten van het kleine provinciegat waar ik opgroeide. De Lambretta was een scooter zoals een Citroën DS een auto is: laag, stijlvol gestroomlijnd en voortdurend in panne vallend. Maar vooral goed voorzien van het betere buikgevoel.
Dat is eigenlijk met alles zo. Als ik moet kiezen tussen een oude Peugeot 504 en een Volkwagen Golf, kies ik zeker voor de 504. Een abonnement op Touring Assistance zal onontbeerlijk zijn en ieder jaar zal ik met klapperende tanden in de file voor het keuringsstation staan aan te schuiven. Maar als het ding rijdt en gekeurd is, is het elke keer feest als ik instap.
To the bottom. Leven alsof elke dag je laatste is met een zo laag mogelijk zwaartepunt. Dat is zo ongeveer het belangrijkste wat ik geleerd heb sinds Kreng me anderhalf jaar geleden van de trap duwde. En de wetenschap dat ik alleen op mezelf aangewezen ben om dat doel te realiseren. Jezus, ik klink als een incontinente bejaarde.
Overal in Gent hingen affiches voor De Langste Nacht op 31 december. Misschien is dat wel iets voor de eenzame ziel die ik op de laatste nacht van het jaar zal zijn. Nog een keer de ultieme fuif om de zaak af te sluiten.
Baas wil dat ik die avond start in de kamer waar de server staat om de milleniumbug onder controle te houden.
Mijn pseudo avontuurlijke oudejaarsavond krijgt een programma:
kijken of de computers niet tilt slaan en ze daarom uitschakelen.
(naar Bé voor een aperitief).
naar Ma voor kreeft bellevue!!
naar Gent voor salsa op De Langste Nacht.
Het grote lichtpunt is het acuut gebrek aan zelfvoldane vrienden, Kreng en diverse schoonmoeders. Maar bij Bé aperitieven is wat link. Dat kleine agendapuntje toch maar beter schrappen.
Om negen uur rij ik naar mijn moeder. De milleniumbug is zelf gaan vieren en zal waarschijnlijk te zat zijn als hij om middernacht nog probeert om ergens een server plat te leggen.
Jongen toch, ga jij nu nog helemaal naar Gent rijden?
Ja moeder, ik ga nog helemaal naar Gent rijden. Het liefst zou ik er ook willen blijven. Voor de rest van mijn leven welteverstaan want dit kleine provinciale boerengat komt mij de keel uit. Dat denk ik bij mijzelf als ik mijn oude Duitse zit voor te verwarmen. Lekker kreeftje overigens.
Moeder staat naast de auto en roept nog dat er morgen om half twee oesters zijn, mocht ik er zin in hebben. Haha, MOCHT ik zin hebben in oesters. Is de aarde rond? Gaat de zon elke dag op? Oesters en ik zijn onafscheidelijk. Er zijn nog zekerheden in het leven. Ik steek mijn hand op en wuif. Ze verdwijnt in mijn achteruitkijkspiegel samen met een onverantwoord foute zwarte dieselwolk.
Salsa con sabor! zingt Yolanda Rayo vol overgave ter hoogte van Erpe Mere.
Veel volk op de parking van Flanders Expo. Vijf zalen, Vijf muziekstijlen. Radio twee, bwaark, Radio één met de hele avond Gorki op het podium, Studio Brussel met onbeluisterbare noise en Radio Donna met hersenloze pop.
Maar dan, in zaal drie, voltrekt zich een internationaal wonder in de vorm van Polé Polé: salsa, merengue, samba en een live band uit Afrika die zich niets aantrekt van het aftellen naar middernacht maar wel fantastische soukous brengt.
Mijn zwaartepunt is drastisch aan het zakken, het zelfvertrouwen stilletjes aan het stijgen. Na het gedruis om twaalf uur start het nieuwe jaar met merengue: La Gran Manzana. Ik draai mij om en voel iemands voet onder de mijne. Ik zie een kleine blondine die mij met grote ogen aankijkt.
Sorry roep ik veel te hard in haar oor. Ze trekt zich eventjes weg maar lacht naar mij.
Ik begin te dansen op de merengue. Zij danst meteen mee. Ik grijp haar rond haar middel, zij legt haar hand in de mijne en het is alsof we al jaren samen dansen.
Het valt mij op dat ze een ongelooflijk mooie neus heeft. Man, ze kan dansen ook. Jezus Christus, wat een heupen.
We banen ons een weg naar de bar. Twee caipirinhas later zitten we in de gemakkelijke zetels gegevens uit te wisselen. Ik raak haar even aan. Ze legt haar hand op de mijne. Willy Deville komt de zaal binnen en zingt spontaan Demasiado Corazon. Wij springen recht voor wat de zwoelste dans uit ons leven zal worden. Bezweet en dronken van het ritme vergeten we alles rondom ons. Enkel haar groene ogen, haar in het rond springende blonde haar en haar ronddraaiende heupen bepalen mijn gezichtsveld.
Op een Gentse nachttafel niet zo heel ver van Flanders Expo ligt een GSM te loeien en op het schermpje verschijnt een Aalsters telefoonnummer.
In mijn armen ligt Lief en hoewel het al lang tijd is om oesters op te slurpen, draai ik mij om en leg het draagbare telefoontoestel definitief het zwijgen op. Mijn gezwollen lippen doen een beetje pijn.
Op dinsdag hoeft Lief pas om tien uur op school te verschijnen waardoor ik om acht uur alleen aan de ontbijttafel zit. Zij mag nog een uurtje onder haar warme dekentje liggen dromen van alles wat ze leuk vindt.
Als ik om tien voor negen de voordeur dichttrek, komt de regen met bakken uit de lucht gevallen. Het is zeer lastig rijden naar Deerlijk.
Ik rij zelfs een beetje verloren in Deerlijk city en vraag aan de bediende van een tankstation het juiste adres. Blijkt dat het een gewoon huis is in een gewone mmm woonwijk. Villawijk. Eerder kasteelwijk. Mensen lief, wat een kasten van huizen!
Uiteindelijk stop ik voor een huis waar twee grote SUV's voor de deur staan. Eentje voor de deur is al erg, twee ronduit degoutant.
Ik bel aan en er komt een forse jonge vrouw openmaken. Ik stap snel binnen want het regent nog steeds oude wijven.
Ik mag plaats nemen in een designzetel in een designleefkamer met een designbaby in een designpark. Het duurt even voor haar echtgenoot (van een iets minder geslaagd design) erbij komt zitten en het gesprek start moeizaam.
Het trage gesprek wordt constant onderbroken door telefoonoproepen op de verschillende design-gsm's die op tafel liggen.
Plots gaat de designdeurbel.
De Deense dog die in de tuin in de regen rondloopt, springt als een gek tegen het raam. Het is ondertussen tien voor tien en blijkbaar staat de tweede kandidaat al op de stoep. De vrouw heeft de grootste moeite om hem buiten te houden wat niet geheel onbegrijpelijk is gezien het aantal oude wijven dat intussen uit de lucht gevallen is.
Ze komt net weer bij ons zitten als de deurbel alweer gaat en deze keer is het de opperpoppemie van het Waregemse uitzendkantoor A in hoogsteigen persoon, de baas van Elien.
Wat zij hier zo onaangekondigd komt doen, is mij volslagen onduidelijk. De Deense dog hervalt in zijn hysterische aanval en zijn baasje steekt hem voor de peis en vree in de garage.
Het gesprek kabbelt voort.
Poppemie vertoont daarbij het ergerlijke gedrag om zich te mengen in de conversatie en uit haar van lipstick voorziene bovenste kringspier ontsnappen woorden waarvan ik denk dat ze volslagen naast de kwestie zijn.
Het wordt pijnlijk duidelijk dat de poppemie niet eens weet wat een baan als vertegenwoordiger juist inhoudt. Ik schaam mij in haar plaats.
Maar het beste moet zoals altijd nog komen.
Om tien over tien staat mijn concurrent alweer aan te bellen en deze keer slaagt hij er wel in om zich binnen te wringen. Kordaat stapt hij de living binnen, geeft iedereen een klam handje en komt naast me zitten.
Iedereen zwijgt.
Ik ook.
Het is een vervelende situatie tot de zaakvoerder in het bijzijn van iedereen oppert dat het misschien toch beter is om de kandidaten nog even gescheiden te houden. 'Ja maar', zegt zijn vrouw, 'waar gaan we die tweede kandidaat dan steken?'
'In de garage, kom maar mee', oppert de man.
De garage! Waar een halve minuut geleden een hond ter grootte van een jonge koe is opgesloten. Met van die enorme modderpoten en liters kwijl dat uit zijn schuimende bek druipt.
Dan zou ik toch voor de oude wijven buiten kiezen.
Het gesprek gaat verder en de forse vrouw zegt dat ze mannen met dassen HAAT. Ik draag gelukkig een rolkraagtrui maar mijn concurrent daarentegen Ik roep 'YESS' in mijn binnenste. Mijn ogen tranen door het onophoudelijke roken van het werkgeverskoppel.
Ons gesprek duurt nog tot half twaalf! In de garage is het ondertussen heel stil geworden. Ik ben benieuwd wie er wie heeft opgegeten.
En de dag is nog niet voorbij. Ik ben om half één terug thuis en verga van de zenuwen. Lief belt om te vragen hoe het geweest is en als ik het verhaal met de tweede kandidaat, de hond en de garage schets, weet ze al genoeg om te zeggen: 'Niet doen!'
De grote wijzer kruipt zeer langzaam voorbij op de klok.
Twee uur: de telefoon gaat over. Het is Elien uit Waregem die me met veel vreugde in haar stem aankondigt dat ik volgende week dinsdag opnieuw in Deerlijk moet zijn om mijn loon te bespreken.
Zoals Obelix pleegt te zeggen als hij iets teveel aan de wijn heeft gezeten: Broeva! Haro! De eindmeet van mijn werkloze periode is in alle geval zicht.
De autoconstructeur in Ledeberg is in vogelvlucht slechts op drie kilometer van ons huis verwijderd maar door het Gentse verkeersplan dat bijzonder weinig rekening houdt met vogels, is het in de praktijk vijf keer zoveel.
Ook daar heb ik een interessante babbel, ik krijg het gevoel alsof ik thuiskom (mijn eerdere automobielervaringen had ik in een garage van hetzelfde automerk) en ik ben meteen mee als ze vragen stellen.
Bovendien ken ik nog een hoop mensen van het garagenetwerk uit mijn vroegere periode.
Na een uurtje kletsen, zegt de dame dat ze overtuigd zijn van mij en dat we wat hen betreft samen in zee kunnen.
Huh?
Do 16/11/06
Lief is ziek. Mijn arm liefje heeft het de laatste dagen zwaar te verduren gehad. Een lastige periode op school met een tegendraadse directeur en collega's die niet echt samenwerken. En nu heeft ze nog koorts ook.
We moeten vandaag zeker langs het UZ Gent gaan, we hebben er een afspraak voor een routine onderzoek. Ook dat nog.
Ik zal maar een beetje voor mijn schattebout zorgen, haar overal heen voeren, mee wachten in diverse wachtzalen vol beduimelde magazines en ook actief aan apotheekbezoek doen.
Als ik op de dienst gynaecologie wat loop te ijsberen op de gang, valt me op dat de dokters in dit ziekenhuis wel erg toepasselijke namen hebben.
Dr. De Pypere, afdelingshoofd vruchtbaarheidsbehandelingen. Maar zijn collegae doen nog beter:
Dr. De Decker, gynaecologie met als assistent een zekere dr. Neuckermans. Wat verder hangt er een reeks kaders met foto's van nors kijkende bejaarde mannen die eruit zien alsof ze een kerkfabriek voorzitten.
Ik maak 's middags een omeletje klaar, een eigen recept om even de indruk te wekken dat we in de Provence vertoeven.
Rond twee uur heeft mijn sensibilisatiecampagne haar eerste succes want Lief gaat tevreden glimlachend in de sofa zitten. Ik breng haar een dekentje om onder te kruipen terwijl mijn GSM afloopt.
Een dame vraagt in gebroken Nederlands of ik dinsdag om tien uur kan langskomen op de hoofdzetel van het automerk in Brussel.
Jajajaja maar dat wordt moeilijk want ik moet om half tien in Deerlijk zijn. We vinden een compromis waardoor ik om twee uur bij haar moet zijn.
De inhuldiging van het nieuwe kantoor van de rederij te Brussel. Daarom liggen die één, twee, drie, vier, vijf schepen hier op het kanaal aan het Saincteletteplein.
Het idee is van Baas. Goed idee overigens, feestelijk met wimpels en lampionnenslierten, iedereen die passeert ziet dat er wat aan de hand is. Eén klein probleempje toch. De schepen moeten er al van dinsdag liggen en blijven tot vrijdag en van de havendienst moet er al die tijd iemand aan boord zijn.
Rokerige avondlijke vergaderingen met de schippers leren dat niemand aan boord wil slapen. Ze hebben allemaal schrik van onze donkerbruine medemensen die driehonderd meter verderop in het Klein Kasteeltje wonen.
Ik heb mijn hand opgestoken toen baasje een vrijwilliger zocht. De voorwaarden zijn niet zo slecht, enkele dagen in een exotisch kader wonen en daarvoor nog betaald worden ook.
En alles is beter dan mijn kot tegenwoordig. Bovenbuur heeft een abonnement op alcohol en Dana Winner. Een vreselijke combinatie. Zijn dag is onze nacht geworden met De oude man en de zee op de achtergrond voor heel het blok. Gruwelijk.
Het is november, ik rij vanwege de kou terug met de Mercedes. Dyane en DS staan op stal.
Kreng en ik schurken tegen de officiële scheiding aan. Op vijftien januari komt ons dossier de eerste keer voor op de rechtbank van Dendermonde. Tussendoor hebben we nog vijf sessies ondergaan met een relatietherapeut. Met een uitbarsting van therapeutische verwondering over het feit dat we toch nog tien jaar bijeen zijn gebleven. Onverenigbare karakters.
En Bé? Mijn golden summer is voorbij. De fuiven en terrasjes die bulkten van zelfvertrouwen, de ritjes met mijn bejaarde vervoermiddelen, de seks in mijn bejaarde vervoermiddelen Het voordeel is dat ik nu veel minder alcohol verbruik.
Dit eindejaar gaat Kreng op bezoek bij de zelfvoldane vrienden. Omdat dit onverenigbaar is met mijn aanwezigheid, moet ik iets anders doen. Solofeest.
Het is niet alleen daarom een memorabel vooruitzicht, het is ook nog een keer de eeuwwisseling.
Dinsdagavond wuif ik de schippers uit als ze in hun Nissans Micra vertrekken naar het veilige Temse. Vanaf nu woon ik heel alleen in Brussel, in de kajuit van het mooiste schip dat ik ooit gezien heb. Gebouwd in 1926 en met lichte ouderdomsverschijnselen maar nog steeds met een ranke lijn en een geveegde kont. Dat is de vorm van het achterschip, het heet gewoon zo. Hoewel ik tegenwoordig serieus geld zou betalen om nog eens een echte mooie kont te strelen.
Op vier meter boven het wateroppervlak ziet de wereld er heel anders uit. Ik luister nog wat naar een nieuwe cassette die ik afgelopen weekend compileerde. Aangrijpende kleinkunst uit mijn jeugd. Zjef, Wannes en de anderen veroorzaken een krop in mijn keel. Alles is nog bij het oude zingt Wim De Craene en dan krijg ik het toch echt even moeilijk. Gelukkig is er Guiness aan boord, ik word er weer wat ouder bij.
Klop klop.
Donker figuurtje aan de deur. Bé. Wat moet ik ermee. Blijkt dat ze naar een vernissage moet in de Jardin Botanique en ze wil niet alleen gaan. Mooie schilderijen hoop ik als we langs de grote Brusselse boulevards lopen. Ze pakt mijn hand maar ik wil niet. Gelukkig zijn we al eens geweest.
Mooie schilderijen. Nogal Provençaals, oranje en blauw maar ook abstract. Eén schilderij vertolkt perfect mijn ziel op een blije dag.
Orgastisch zegt Bé. Im not really sure, my dear. Wat moet ik anders zeggen na de meest afgrijselijke duizend kilometer uit mijn leven? Dans cette nuit, jai envie de me perdre, le son de la ville me rend amoureux.
Regen valt met bakken uit de lucht als we teruglopen naar mijn kajuitje. De Guiness smaakt zo laat op de avond. Geveegde konten, Bé in bed, haar geur, natte kleren op de radiator, zou ik?
Ik denk dat ik maar terugkeer, mijn kleren zijn zo goed als droog.
Ik denk eerder: Geef mij een kus, voor de laatste bus.
Dedju toch, dat ik mijn libido niet in de hand kan houden. We liggen te rollebollen in de kleine kajuit. Het schip slingert hevig heen en weer, niet door ons maar door de wind en de regen die als een zweep tegen de ruiten slaat. Op de maat van het seizoen vrijen we er stevig op los, hoempapa, hoempapa, hoempapa, hoempapa, in vierkwart slaat het schip tegen de kaai.
Vulkanische uitbarstingen in het Beco-dok.
Guiness, Jardin Botanique, Brussel in de regen, ik hou van u, mijn hoofd tolt donne moi une bise
Bé is vertrokken, mijn lippen gekloven en gezwollen, zoete smaak van de liefde.
Und jetzt? Na twee eenzame avonden nagenieten brengt mijn trouwe Duitse ster mij naar Aalst. Lichte anticlimax. Het schip is geladen met al mijn melancholie en opgedroogde passie weggevaren. Koortsachtig denk ik aan onbestaande oplossingen. Een onbestaande relatie met af en toe een climax.
Als een van zelfvertrouwen borrelend vat zweef ik het kantoor binnen. Mission accomplished, scheepjes geteld, baasje content, drie dagen in Brussel gewoond en nog eens goed van de grond gegaan ook.
Misschien haal ik het jaareinde nog wel zonder depressie. Misschien is dit het begin van mijn golden winter. Ik weet waar ik kan fuiven, waar er seks te vinden is, waar mijn nieuwe vrienden schuilen voor het leven en vooral welke wijn ik moet kopen in de Delhaize.
Is deze verzameling wetenswaardigheden niet voldoende als kapstok om er mijn ziel aan op te hangen voor de volgende weken en maanden? Downsizing. Geen vijfjarenplannen meer. Meepakken wat ik kan.
Eigenlijk wordt alles mooier als je het materialistische achterwege laat. Loslaten, no more de streber uithangen, dan vallen de leuke dingen vanzelf wel in je schoot.
Leven op de toppen van de golven in plaats van in de dalen.
Opstaan. Geen tijd voor ontbijt. Lief staat in de badkamer met een halve jurk aan, de strijkplank is opgesteld en een lichte vorm van paniek kruipt tevoorschijn uit een ongestreken bloes.
Zo star mogelijk voor mij uitkijken. Zoveel mogelijk de zeer nabije toekomst negeren. Het is de enige optie om nu te overleven. We zullen zodadelijk enkel een autoritje maken, niets meer. Maak ik mezelf wijs.
En waar rijden we dan naartoe?
Naar een tot restaurant omgebouwde hoeve in West Vlaanderen want het is communiefeest!! De Zandberghoeve, het Lusthof, het Boerenhof, de Berendrechthoeve, de Lullenzeikhoeve, Hof ter Kloten,
Fucking klote fucking communiefuckingfeest. En ook nog klote.
s Ochtends verzamelen al de zinderende zieltjes in een kerk vol onschuld. Het is de enige dag in het jaar dat het gebouw afgeladen vol zit met vaders die hun uit de hand gelopen zaadcellen heilige liederen willen horen zingen. Moeders die de uitgebroede eicellen voorbeden horen scanderen waar ze zelf niets van begrijpen omdat ze nooit naar de mis gaan.
Het is het hoogtepunt van het jaar voor de katholieke kerk en de commercie die de handen in mekaar slaan in een wanhopig complot om twaalfjarigen met cadeautjes en een feest te rekruteren zodat de continuïteit van de sekte veilig gesteld is.
Een kerk waar niemand nog in gelooft met een leider van verdacht allooi die onverdraagzame middeleeuwse praat uitkraamt alsof hij nog steeds een bruin hemd en zwarte laarzen draagt. Met een rechter ellebooggewricht dat soms nog verdomd moeilijk te plooien is.
Handlangers in indrukwekkende erectie verbergende gewaden die zich achter alle hoeken en kanten te pletter neuken en even later met plezier misbruik zullen maken van dezelfde onschuldige communicanten in hun witte paterskleed wanneer deze als misdienaar de rokken van de geile pastoors zullen optillen.
Niets ontziende handelaars die zonder scrupules inpikken op de ratrace van het mooiste ensemble, die het zelfs niet in vraag stellen of er wel zoveel geld moet uitgegeven worden. Het spenderen van veel geld is een dogma. Gezinnen die moeten lenen bij de bank voor de mooie ogen van onze lieve heer. Wedstrijden tussen de moeders van de ouderraad over de styling van het evenement.
Na de heilige mis rijden de boekhoudersgrijze Audis, de donkerblauwe Opel Vectras en de overmaatse terreinwagens om de kinderen veilig naar school te brengen af en aan.
Een hoop familie die je erbij hebt moeten nemen maakt zijn opwachting in een zaal waarvan de akoestiek even goed is als op perron 5 van het Brusselse Centraal station terwijl een diesellocomotief met tweeduizend pk voorbij dendert.
Familieleden die van Mars afkomstig zijn, na twee uur blijkt dat ze eerder van Jupiter zijn maar eigenlijk komen ze van Pluto. Zo ver zijn ze van mijn leefwereld verwijderd. Zes volle uren moeten we met hen doorbrengen. Eén uur gezwam over koetjes en kalfjes - in dit kader letterlijk te nemen, opgefokte kinderen in linnen apenpakjes met een ego dat intussen door geen enkele deur meer kan. Jean Marie Dedecker meets Mickey Mouse. Ellendig kwetterende stemmetjes die als breinaalden door je trommelvliezen gaan.
Daarna een uur lang proberen om de mierzoete prut achterover te kwakken, rood van kleur met een kers uit een bokaal op een tandenstoker en rauwe bloemkool in oranje saus die wat later enkele nonkels de controle over hun sluitspier doet verliezen. Vervolgens witte soep die zo vettig is dat je lepel er kan in recht staan.
Twee ongepaste doch geheel terechte opmerkingen over de aanwezige familieleden later een voorgerecht met iets oranje dat vermoedelijk ooit in de zee zwom.
Dode vogels op groentebedden, kroketten uit de vriezer en fluitjeswijn die behoorlijk duur geserveerd wordt door dikke diensters met veel te kort haar, een bril met glazen waar ooit goudvissen in rondzwommen, een borstrok en ballonbenen. Als ze over je komen hangen om bij te schenken, ruik je nog het opgedroogde okselzweet van gisteren.
Opgezwollen buiken, bijna knappende broeksriemen en door het alcoholpromille in de gemeenschappelijke aderen aanzwellend gekwaak. Het is ondraaglijk nu. De eerste kinderlijke huilsessies komen eraan, gelardeerd met blauwe plekken, gescheurde kinderjasjes en platgetrapte communiecadeaus.
Maar daar komt onverbiddelijk het hoofdgerecht al aangewaggeld, een zwijn dat het niet gehaald heeft met wat bonsai wortelen en broccoli. Hete gratin dauphinois, zo heet dat je de boel een half uur moet laten bekoelen vooraleer je het in je mond kan steken zonder blaren te veroorzaken. Maar tegen dan is je zwijn alweer bijna bevroren.
Luid smakkende ooms en tantes die bevrijd van enige gêne de inhoud van hun muil tonen aan al wie het wil en als het nodig is hun eetkamer eruit halen om gemakkelijker te kunnen eten.
Boerende schoonbroers die scheefgezakt en half in slaap hun echtgenotes laten opdraaien voor alle intussen ontspoorde kinderellende en de stront tussen de billen van de kleinsten.
Ruzie over de veel te dure rekening, over de veel te dure fotosessie die later nog compromitterend zal werken in het liefdesleven van de communicant, de veel te dure kleren.
Ruzie tussen de koppels die dan maar naar huis gaan voor de lieve vrede, voor de overlevenden intussen koffie die smaakt naar het afwaswater van gisteren met een betongebak erbij als toetje.
Om zes uur s avonds thuiskomen met knallende hoofdpijn en spannende ingewanden. Mijzelf naar boven slepen en nog net voldoende energie over hebben om mijn pijama aan te trekken. In bed kruipen met twee panadols.
Dat zijn Vlaamse communiefeesten. Diegene die beweert dat het anders is, liegt. Al opent dat natuurlijk perspectieven voor de bezettingsgraad der Vlaamse biechtstoelen.
Maar was het geen mooi feest? Neen. Een écht communiefeest waar de familiewaarden en het geloof centraal staan. Neen. Niemand houdt van communiefeesten. En familiewaarden zijn zo saai. Niemand neemt de organiserende instantie nog serieus.
Iedereen hypocriet!
Tel degenen die werkelijk vanuit hun geloof hieraan deelnemen en er zit nog slechts tien man in de kerk.
Het is de hoogste tijd om paal en perk te stellen aan de allesverblindende en geldverslindende hypocrisie.
En val er in de toekomst alstublieft iemand anders mee lastig.
Allerheiligen. Thuis binnen blijven. Koffietje drinken, beetje schrijven, beetje eten, koffietje drinken, beetje schrijven, beetje eten Mijn lieve schat werkt boven voor school. Om vijf uur nemen we samen een aperitiefje en zitten in de zetel dicht bij elkaar wat te kletsen. Mmmm, herfstdagen op hun best.
Do 02/11/06
Ik heb gemerkt dat er in de Picasso een rammeltje zit. Telkens ik de tramsporen dwars, lijkt het erop dat een aantal onderdelen eraan twijfelen of ze nog verder willen deel uitmaken van het geheel waar ze aanhangen.
Het duurt al even maar het manifesteert zich steeds duidelijker. Kort na de middag zit ik in de garage tussen al het blinkend blik te wachten. Het verdict komt even snel als verrassend: de twee voorste draagarmen zijn versleten.
Dit euvel heeft ook een vervelend financieel gevolg: Ik zal samen met de oude draagarmen driehonderd vijftig euro moeten achterlaten. Euro's die ik op dit moment niet heb tenzij ik mijn spaarpotje aanspreek.
Mijn triestigste blik, mijn donkerste grafstem en wat gepingel en gezeur brengen de rekening terug naar 250 euro.
Mooi zo. Hebben wij het van de Kongolezen of hebben de Kongolezen het van ons?
Ik bedoel het afbieden.
De gsm rinkelt en een zeer enthousiaste jonge dame die zich voorstelt als Elien uit Waregem nodigt mij uit voor een gesprek in haar uitzendkantoor van het merk A.
Woe 8/11/06
Het enige wat ik vandaag te doen heb, is een praatje slaan met de dame van het incassobureau annex callcenter waar ik kans maak op de halftijdse baan. Om twee uur stap ik in de lift en druk op het knopje waar '10' op staat.
Eens boven kom ik in een grote zaal met enorme ramen die een prachtig zicht bieden op de stad.
Vania, een jonge blonde in ultra korte minirok, komt me tegemoet en de babbel die we in het volgende uur hebben, is best leuk. Het loon dat ik hier zal verdienen, behoort blijkbaar toch tot de categorie der best bewaarde geheimen ter wereld want ook Vania kan me er geen antwoord op geven.
Een tweede probleem heb ik met de werkdruk: elke werknemer wordt geacht om 250 euro per uur aan invorderingen binnen te brengen en dat wordt dagelijks geverifieerd.
Een derde probleem heb ik met de stelling dat alle werknemers voor altijd uitzendkrachten blijven. Niemand wordt in vast dienstverband aangenomen. Nooit. Je kan je niet permitteren om ziek te zijn want na x aantal keer je 250 euro niet verdiend te hebben, vlieg je gegarandeerd, ook als je er al een aantal jaren werkt.
Toch wel andere koek dan het jongetje met de veel te grote vest mij vertelde. Maar voor Vania is alles ok, ik mag starten. Ik ontwijk een overhaaste beslissing door op te werpen dat ik eerst nog wat details wil regelen met het uitzendkantoor.
Vr 10/11/06
Het wordt een mooie dag vandaag. Hoop ik. Net voor ik vertrek naar een selectiekantoor in Borgerhout, luister ik even naar de radio waar ik hoor dat er twintig kilometer file staat op de E17 richting Antwerpen.
Ik zal maar omrijden via de expresweg Knokke-Antwerpen. Het betekent wel een kwartier extra maar liever dat dan een uur aanschuiven natuurlijk. En met dit weer op de autosnelweg eens goed doorrijden met de pas herstelde Picasso geeft mij een lentegevoel. Feeling groovy ...
Tweeënzeventig kilometer later kom ik aan te Borgerhout. Naar goede gewoonte ben ik veel te vroeg. Even kijken of Dina beschikbaar is voor de lunch na het gesprek. Heb ik tenminste nog een mooi vooruitzicht als het gesprek flopt.
Ik meld mij aan de receptie en een vriendelijke dame nodigt mij uit om de lift naar de derde verdieping te nemen. Het is een oud gebouw, de lift is klein en ruikt naar uitgedroogde sigarettenrook. Het duurt eeuwen voor de deur in het slot valt, er plakt een soort gekrakeleerd balatum tegen de vloer. Typisch voor de jaren zeventig net zoals de dikbuikige mannen met groene jagerstruien en ringbaarden die af en aan lopen. Iedereen die er werkt, is heel vriendelijk en attent voor mij, zo ook de zwangere dame die me ontvangt in haar bureau.
Wat nu volgt is iets minder vriendelijk:
1. De job is al ingenomen maar (Zal ik daarvoor 144 kilometer gereden hebben?)
2. Wij willen een wervingsreserve aanleggen en misschien (Wervingsreserve?Misschien?)
3. Iemand aanwerven als tweede collega
4. Het gaat over een job als loketbediende (Loketbediende? In de advertentiestonden ronkende titels als 'verantwoordelijke', 'draaischijf', 'organisator' ) 5. Ik zie het niet meer zitten
6. Zou ik kwaad weglopen?
7. Neen, ik blijf als een geslagen rund zitten
8. Blijkt dat er een procedureslag van vijf ronden zal volgen om misschien reserveloketbediende te worden
9. Daaag!
Ma 13/11/06
De zon schijnt alweer, op de E17 richting Kortrijk is er geen verkeer. Ik neem de afslag Waregem en wat later parkeer ik vlak voor het uitzendkantoor A waar Elien werkt.
Elien is een vrolijk meisje dat volledig overtuigd is dat zij me aan werk kan helpen. Wat ik overigens een erg sympathieke eigenschap vind.
We overlopen het bundeltje vacatures dat ze voor mij heeft afgeprint. Veel interessante dingen zitten er niet tussen. Logistiek directeur, waar ze haastig aan toevoegt dat het eigenlijk om werk als magazijnier gaat.
De meest interessante vacature is die als vertegenwoordiger in een opstartend bedrijf. Mmmm, in mijn brein gaan allerlei alarmsysteempjes af en ik stem pas na aandringen van Elien in met een ontmoeting van deze mensen.
Nog steeds niet overtuigd van deze zaak, stap ik in de auto en rij terug naar Gent. Ik heb mij laten inpakken door het ontwapenende enthousiasme van Elien en ook wel een beetje door haar Het is ondertussen al dik middag geworden. Mijn maag maakt allerhande ongepaste geluiden waardoor ik thuis even moet stoppen om snel een boterham naar binnen te werken.
Om twee uur val ik alweer met de deur in huis bij het selectie en uitzendkantoor waar ik met het onzekere boysband-jongetje de nuchtere feiten van het incassobureau zal bespreken. De naakte getallen waar het om gaat, quoi.
Na een kwartiertje blijkt dat het inderdaad om getallen gaat die bijzonder weinig aan het lijf hebben. Zeshonderd vijftig euro zal ik netto aan mijn tewerkstelling bij Vania met de korte rok overhouden. Pardon? Of zoals mijn halfdove vader steeds weer vraagt aan de sprekende klok: wil u nog even herhalen? Dat is minder dan vier draagarmen van een Citroën Picasso.
Het is voor mij plots geen optie meer om bij wulpse Vania te werken. Ik heb bijna tweehonderd euro meer door simpelweg te stempelen. Komt daarbij de werkzekerheid van een verkoper van droogkasten in de Sahara. Na de mensen te bedanken voor hun moeite sta ik weer buiten en het is beginnen regenen.
Ik ben net thuis en heb me met een koffietje in de zetel geïnstalleerd om mijn spannend boek verder te lezen als de telefoon gaat. Het is Elien uit Waregem en ze heeft voor mij een afspraak geregeld bij het jonge opstartende bedrijf dat gevestigd is in Deerlijk. Ik moet er morgen om 10 uur zijn. Dank u wel, Elien.
Terwijl ik aan het bellen ben, zie ik dat er een tweede oproep binnenkomt. Het is Patsy, de verantwoordelijke van het kantoor waar ik net vandaan kom.
Zij heeft behalve het deeltijdse onderbetaalde incassobaantje bij Vania nog een vacature in de aanbieding, ditmaal bij een autoconstructeur.
Het gaat steeds beter klinken als ik hoor dat het om een directiefunctie gaat inclusief representatieve firmawagen, beslissingsrecht en verantwoordelijkheid. Ik stem in met een afspraak.
Tien minuten later belt Patsy terug met het heuglijke nieuws dat ik morgen om vier uur in Ledeberg moet zijn.
De spanning loopt op. Ik ben gewoon al heel blij dat het eindelijk lijkt alsof de boel de goede kant opgaat.
Ik geef Lief die intussen thuisgekomen is een enorme knuffel en ja, er heerst een zekere feestvreugde in huis. Daarom nemen we nu al een aperitiefje. De alcohol brengt de flitsende gedachten in mijn hoofd aanvankelijk tot rust maar ik kan maar niet ophouden met allerlei doemscenario's te bedenken gaande van besnorde mannen met giftige okseldampen over onbetaalde onkosten bij pas opstartende bedrijfjes.
Die nacht luister naar de regelmatige ademhaling van Lief. Na tien keer van zij te veranderen, sta ik op en ga beneden een beetje niksen. Ik maak een kopje thee. Mijn hart bonst in mijn keel. Uiteindelijk ga ik terug naar boven, neem een half slaappilletje en kruip terug onder het deken. Lief draait zich om en streelt mij terwijl ze zachtjes sust.
Ik ben Jan Stephorst
Ik ben een man en woon in Gent (België) en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 06/07/1964 en ben nu dus 60 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: schrijven, scheepvaart, jazz, oude auto's, Frankrijk.
carpe diem