Zes uur s avonds. Ik stap de wachtkamer van de huisarts binnen met mijn kloppend hoofd vol snot.
De dokter woont in een ietwat griezelig huis. De Psycho factor is prominent aanwezig. De wachtzaal is wat schemerig en er vallen streepjes schaduw door de houten halfvergane luxaflex.
In de hoek zit een koppeltje dat duidelijk nog niet lang een koppeltje is aan elkaar te pulken. Wat verder nog een man die wezenloos voor zich uit zit te staren.
Ik zet me op één van de zes overblijvende vrije stoeltjes. Geen enkel stoeltje is gelijk en de hele wachtzaal wekt een behoorlijk Kringloopwinkelgevoel op.
Op de salontafel liggen Knack magazine en Weekend Knack klaar om hun verzamelde bacteriën door te geven aan een volgend slachtoffer. Hoeveel door snot en hoofdpijn geplaagde patiënten hebben deze tijdschriften al in hun ziekelijke poten gehad? Eerst niezen, de boel schoonvegen en dan een bladzijde omslaan.
Over vieze boekjes gesproken
De deur gaat weer open en een moeder komt met haar kind en de grootmoeder binnen.
Dit wordt hommeles. Ik voel de spanning toenemen. Gedaan met de rust, de angst voor wat kan komen is alom tegenwoordig bij de wachtzaalbewoners.
Uit het gesprek tussen moeder en grootmoeder blijkt dat ze hier niet voor de kleine zijn.
Welaan, dat er dan iemand naar huis gaat met de kleine. Wachtzalen zijn niet goed voor kleine kindjes. En vooral niet voor de zenuwen van de zieke medepatiënten.
Mama fezelt sussend in het oor van de kleine. Rustig, rustig, kalm, braaf zijn, mama is hier Haar gefezel doet het ergste vermoeden over het mogelijke gedrag van haar jong.
Een doos met grote blokken komt tevoorschijn uit een enorme zak vol met baby reparatiespullen. Fopspenen, verse pampers, tubes zalf, zakdoeken, vitabiskoeken, rammelaars, het zit er allemaal in.
De doos met blokken vliegt door de kamer. In zijn vlucht opent het deksel zich waardoor de individuele blokken met luid gekletter in de buurt van mijn voeten landen.
Ik heb echt geen zin in contact. Laat mij gerust, vreemde mensen en dat geldt ook voor de even vreemde kinderen. Hou dat kind bij u. Ik heb er nu even geen zin in. Het is mijn inwendige stem die steeds luider klinkt. Mensen verwachten dat je naar kinderen toe lief kijkt, oetsjekoetsjekoe zegt en spontaan begint te spelen.
Ik niet.
Ik zit in mijn bacterieboekje te lezen en wil dat even zo houden. De kleine heeft ondertussen de blokken één voor één naar de andere hoek van de kamer gegooid.
Moeder geraakt stilaan in paniek. Op het salontafeltje trekken de felle kleuren van de andere besmette boekjes de veertien maanden oude aandacht.
Mama hoeft maar neen te zeggen en daar gaan we al. Met de twee handjes ploffen we er middenin.
Mama gaat boos worden maakt bijzonder weinig indruk. De Humo, het clubblad van Touring en het stadsmagazine 09 ondergaan een uitgebreide dissectie.
Tot moeder uitbarst en de kleine op de schoot moet. Dat is nog eens een straf. Moemoe, neem dat kind op en ga ermee naar buiten, denk ik. Het is de beste oplossing voor iedereen. Wie durft het zeggen?
Een belofte verder krijgt de kleine weer de vrije loop. Letterlijk want het pampertje wordt gevuld. De muffe wachtzaal wordt getrakteerd op een mengeling van urinegeur en kinderkak.
Bwaark.
Ocharme zegt een medebewoner.
Ze is al flink hé antwoordt een andere.
Helaas niet flink genoeg om de kringspieren bijeen te houden. Kabaal, kabaal, gekrijs en geschreeuw en mijn hoofd wordt stilaan te klein voor mijn onophoudelijk kloppende hersenen.
Klein duimpje heeft na een alles onthullende verschoningsbeurt een nieuwe activiteit gevonden: broekhangen bij de tijdelijke bevolking van dit intussen nog steeds onwelriekend pand.
Ik hoef nog steeds geen contact. Ik tracht zo streng mogelijk te kijken en neem een boekje met bacillen die ik nog niet gehad heb.
Mijn aanpak werkt nog ook. Het is net zoals met dieren, als je van meet af aan afstand houdt, geef je ze te kennen dat je liever geen contact hebt.
Zeker niet als het risico bestaat op een snotspoor op je rechter broekspijp.
Mama pakt de kleine op en zwiert ermee in het rond. De kinderkakgeur heeft zich intussen vermengd met die van pommade.
Kijk, Jenny is een vogeltje. Zwierezwaaiezwierezwaai.
Een dikke druppel speeksel hoopt zich op ter hoogte van de onderlip van het vliegeniertje. Eén seconde later druipt een lange spuugrekker van de onderlip tot bijna op de vloer. Door de vloeiende beweging gaat de rekker heen en weer als een slinger om op kwart voor tien af te breken en mits een spectaculaire salto op het rechter brilglas van mijn buurman te belanden.
Oh pardon, roept mama.
Jenny is niet zomaar een vogel. Jenny is een kwijlvogel.
Buurman is danig onder de indruk van de nieuwe vogelsoort en veegt de druppel en de ergernis af met zijn zakdoek.
Wil er iemand ons verlossen van deze vertoning?
Niet dus.
De kwijlvogel wordt moe en hongerig en dat is te merken aan het aantal aanwezige decibels.
Ook de andere wachtenden beginnen het moeilijk te krijgen. De eerder aanwezige sympathie voor de kleine is nu geheel weg.
Waarom gaat u met de kleine niet naar huis?
Het floept eruit als een paling uit een emmer snot.
Ik kon me niet meer houden en merk dat mijn droge opmerking een averechts effect heeft. Iedereen die daarnet nog zichtbaar geïrriteerd was door zoveel wangedrag van een hoopje in het rond schijtend klein grut, keert zich meteen tegen mij.
De verontwaardiging is groot, de aangezichten vertonen blikken als in De Schreeuw.
Eerst volgt een pijnlijke stilte, gevolgd door wat gemor in de gelederen der bacteriecultiverende stelsels.
Hoe durft u, mijnheer, spreekt een vrouw met bevende stem.
Dat kind kan er toch helemaal niet aan doen.
Inderdaad, het kind kan er niet aan doen. Maar de moeder daarentegen
Net op het moment dat de andere aanwezigen mij zullen lynchen, klinkt een verlossende stem uit de hemel: De volgende alstublieft!
Ik veer recht en de adrenaline in mijn aderen maakt dat mijn hoofdpijn plots veel minder is waardoor ik ogenschijnlijk niets mankeer als ik opgelucht door de gang loop.
Leen geeft mij een duw waardoor ik van de trap val. Daardoor valt het geplande uitje naar Zeeland in duigen.
Geen haar op mijn hoofd denkt eraan om nu twee uur op de moto te gaan zitten met haar achterop. Ik haat het mens.
Woensdagavond, morgen is het vijftien augustus, het begin van een lang weekend.
Wat zal ik doen? s Avonds is er een fuif in open lucht, op het erf van een boerenhof. Sergio komt ook om de inhoud van zijn bierglas terug in het publiek te spuwen maar alles is beter dan samen met het kreng in één ruimte te moeten blijven.
Ik drink me lazarus en moet nog met de moto naar huis. Gelukkig is het niet ver, slechts vijf kilometer. En gelukkig weet mijn oude legermoto de weg. Tijdens de fuif dans ik met verschillende donkere schoonheden van wie ik mij de naam noch het gezicht zal herinneren.
Wellicht kruip ik in mijn bed want ik wordt er de volgende ochtend rond een uur of tien in wakker. Hé, ik heb helemaal geen kater dus toch niet zoveel gedronken gisterenavond.
Krengetje is er niet, het bed is leeg op het moment dat ik wakker wordt. Geen briefje, niets. Goed zo. Ze zal wel bij haar idiote moeder zitten.
Ik neem een douche met Tahiti doucheschuim. Dat is zondigen want dat mag eigenlijk niet in huis komen wegens te duur.
Ik ruik helemaal naar kokosmelk, mocht ik een meisje zijn, ik zou mezelf verslinden. Denk ik.
Na het ontbijt bedenk ik dat ik mezelf niet hoef te straffen. Ik zou naar Zeeland rijden, het fantastische land waar een strand nog echt een open plek is en waar de duinen niet overgaan in hoogbouw.
Wat later tank ik mijn Citroën DS helemaal vol. Een hydropneumatisch ritje naar mijn favoriete land is net wat ik nodig heb.
Yeah, man, een cassette vol bossa nova wordt mijn enige compagnon in mijn heldendaad van vandaag.
Bergen op Zoom? Neen, verdomme, ik kies voor de route langs Hulst en de veerboot Perkpolder Kruiningen. Een heel speciaal gevoel bekruipt mij als ik sta te wachten aan de kade tot de Prinses Margareta heeft aangelegd.
Verschillende mensen kijken vol bewondering naar mijn Franse godin maar voor mij is het niet meer dan een statement. Loskomen van de wereld en je zorgen? Ja, maar dan wel ineens met stijl hé jongens.
Op de boot ben ik terug zes jaar oud en lijk ik wel eeuwig met vakantie te zijn. Ik zie in mijn fantasie mijn vader met een beige broek, sporthemd met sjaaltje in de kraag en een zonnebril zoals James Dean. Tevreden glimlachend staat hij in het gangboord.
Eens de overkant bereikt is, wacht iedereen vol spanning tot ik mijn oude dame start maar ik moet slechts een halve keer op de knop drukken en we verrijzen alweer boven het gemiddelde niveau. Samba do Aviao weet je.
Met een ruk schiet ze vooruit en we rijden richting Zeelandbrug. Ooit al geweest? Eén van de meest magische plekken ter wereld. Hopelijk is het beweegbare deel opgehaald en moet ik een half uur wachten.
Ja hoor. Ongeveer dertig meter lager passeert half Europa per boot. Wel de beter gegoede helft van Europa, maar kom. Intussen snuif ik de zilte zeelucht op, mijn haar in de wind, kijkend naar de meeuwen die zo laag boven de brug stilhangen dat je ze bijna kan pakken. Windwijze wimpels wapperen hoog in de zon. Liesbeth List in enkellang wit kleed aan de waterkant: de Pastorale.
Gas geven, open raam en overmoedig de op mij afkomende kilometers laten opslokken door de onverantwoord brede smoel van de DS.
En dan le moment suprême: Scharendijke!Een onbeduidend dorpje gelegen achter een dijk met een inspiratieloos centrum. Een Albert Hein, een bruine kroeg en een would be surferscafé.
Het geheim zit hem in de staart: net buiten het dorp rij je eerst onder de dijk door en dan er weer bovenop. Wat een zicht! Water, water, water. Rechts de Oosterschelde, links de Noordzee en ertussen in een dijk van een dijk. Met hellend vlak waar je kan op rijden als in een racecircuit. Ik ben in Le Mans.
De DS parkeer ik net voor de duinen. Het is nog tien minuten stappen tot de waterlijn. Vooruitziend als ik ben, heb ik thuis al mijn zwembroek aangetrokken. Veel volk aan het strand maar omdat het zo groot is als een gemiddeld Vlaams dorp, valt het niet op.
Het water is heerlijk. Zeesterren, krabben, en 1,92m aan Aalstenaar verenigen zich in het zoute sop. Na een halfuurtje heb ik reuzenhonger gekregen.
Er staat een frietkot vlakbij de auto. De dame die bedient, heeft een hoog tantegehalte en het lijkt er even op of ze mij extra goed wil soigneren.
Hollandse frieten. Verafschuw ze in België maar verslindt ze in Nederland. En spoel ze door met een Oud Bruin want Heineken is en blijft paardenpis.
Tussen Antwerpen en Rotterdam, op de snelweg naar het verre noorden rij ik met mijn schroothoop richting België.
Ik zie net de lichtjes van de laatste veerboot weerschijnen in het water van de Westerschelde. Het zal de Liefkenshoektunnel worden.
Snelle Antwerpse zakenlui stuiven in hun oersaaie Audis voorbij tegen geluidsbrekende snelheden. Ik hou het bij ambachtelijke stuurmanskunst en luister naar de snelheden die mijn Franse mechaniek het beste kan verdragen.
In de Scheldetunnels glijden de lichten over de lange motorkap terwijl Zjef zingt dat je niet zonder de anderen kan. Daar ben ik het vandaag helemaal niet mee eens. Ik hunker naar het alleen thuiskomen, niemand die zit te wachten om bakken ellende over mij uit te storten. Werkelijk alleen en ook alleen kunnen beslissen, kunnen genieten van de zon op mijn huid, de wind in mijn haar en de zilte geur van de zee.
Intussen sta ik alweer op de oprit van mijn afgrijselijke nieuwbouwhuis. Koop nooit een nieuwbouw. Het huis heeft geen ziel, geen historie, koude grijze en witte stenen vloeren met een opmerkelijk onderhoudsgemak. Grote rechthoekige en vierkante ruimtes vol van slechte akoestiek, koel en killig en zonder emoties.
Jezus, waarom heb ik dit huis ooit gekocht.
Onder druk van de familie van Krengetje en ook een beetje omdat ik het niet zag zitten om een verbouwing van een oud kot op mijn eentje te dragen. Want zij zou niet helpen, haar vader was dood en de rest van haar familie druk bezig met hopen geld bijeen te harken.
De beroemde Vlaamse zelfstandigen weet u. Voldaan van zichzelf en van goedkoop bier uitbuikend in zaal Pax of De Welkom. Hespenrolletjes met asperges. Koude schotels met maïs en tomaten. Opgerolde koek. Gehaktbrood met krieken. En morgen weer om zes uur op om te werken tot elf uur s avonds.
Daarom heb ik dus dat fucking nieuwbouwhuis gekocht maar ik heb er allang spijt van. Zoals over zoveel. Al de rest eigenlijk.
Ik sluip naar binnen maar ze staat me op te wachten en ze vraagt met vlammen in haar ogen waar ik in godsnaam ben geweest.
Even om en weer naar Zeeland, zeg ik achteloos. Ik zie zo dat ze me niet gelooft.
Ik geloof je niet. Je bent zeker bij één of andere del gekropen.
Jaja, dat zal het zijn. Daar heb ik nu nood aan, om de zaken voor de sport nog wat ingewikkelder te maken. Ach, ze is onbegrijpelijk idioot. Aanstellerij, de slachtofferrol in al zijn aspecten uitbuiten wat toevallig haar sterkste kant is.
Volgend weekend heb ik om een vergeten reden terug twee dagen verlof. Verlengd weekend en om te bewijzen dat ik de waarheid spreek, beloof ik haar dat ze mee mag naar Zierikzee. Ik zal haar al mijn geheime plaatsjes tonen zodat ze zelf kan kiezen of ze er zal van genieten of niet.
Wat een vreselijke werkweek. Drukdoende onbehouwen klanten die geloven dat hun gat het centrum van het universum is. Om vijf uur bellen ze om te vragen of hun auto klaar is. Als je dan vraagt welke auto ze hebben, antwoorden ze:Een Citroën. Ja, mevrouw, dit is een Citroën garage, dewelke bedoelt u?
Om zes uur staan ze daar, de hele familie is meegekomen en vader boekhouder die stinkt naar oudemannenzweet en seboum klaagt nogmaals over het feit dat de centrale vergrendeling niet werkt.
Uw auto heeft geen centrale vergrendeling meneer. Pittig detail: het wrak van een BX waar hij mee rijdt, is al tien jaar oud en hij is de eerste eigenaar wat het nog pijnlijker maakt.
In dezelfde reeks: mijn auto trekt niet goed meer. Instappen, voetenmat van onder het gaspedaal trekken en gas geven. Meestal met een gigantische zwarte rookwolk tot gevolg. Schaamrood op de wangen van de eigenaar die op de passagiersstoel zit.
Enfin, om half acht s avonds sluit ik de garage en morgen rij ik met Kreng naar Zeeland. Hopelijk is ze het vergeten en gaat ze bij haar idiote moe wat crocheren.
Highway to hell op de radio onderweg naar huis. Ik rij in een directiewagen die toevallig een dijk van een stereo standaard heeft ingebouwd. Volume op negen. Het lied is nog niet uit als ik de oprit oprij en de motor stilleg.
Nog even naar AC/DC luisteren.
Nog wat luider.
Living easy, living free, dont need reason dont need rhyme
No stop signs no speed limits no ones gonna slow me down
Im on my way to the promised land
Ik kom het huis binnen en daar ligt ze dan, onderaan de trap in een onnatuurlijke houding en het hoofd lichtjes bebloed. Ze slingert wat onverstaanbare verwijten naar mijn kop.
Leentje, Leentje, Leeeentje! roep ik tevergeefs.
Wat later komt de MUG met loeiende sirenes de straat in gescheurd. Ik rij mee en volg het parcours op de spoed, onder de scanner, de hele rimram van onderzoeken, quoi.
Een gebarsten wervel en een hersenschudding, dat valt best mee bedenk ik als ik de volgende dag over het strand van Scharendijke wandel met mijn linnen broek opgerold en mijn voeten in het warme water. Ik zie een vette garnaal voorbijspringen.
Het is een prachtige zomeravond en ik sta buiten in het donker op het dek van de laatste veerboot die me naar Kruiningen brengt. Doegdoegdoegdoegdoeg, de motoren stampen vredig voort.
Het allesomvattend vakantiegevoel overvalt mij terug. In Cadzand is er een vliegerfestival ter afsluiting van de vakantie
Vanavond zal ik alleen thuiskomen. De start van een onomkeerbaar proces.
Ik ben Jan Stephorst
Ik ben een man en woon in Gent (België) en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 06/07/1964 en ben nu dus 60 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: schrijven, scheepvaart, jazz, oude auto's, Frankrijk.
carpe diem