Het grootste taboe in 2008 was: geen kinderen hebben.
Mensen met kinderen kijken vol medelijden op je neer. Iedereen moét toch kinderen hebben. Al was het maar om ze per SUV naar de muziekles te kunnen brengen.
Hatelijk is het. Eerst begint iedereen rondom jou te kweken als de konijnen. Dikke buiken alom, van de trein tot in de Delhaize zie je ze. Als opgeblazen ballonnen die ieder moment kunnen knappen, lopen ze zelfvoldaan tussen de rekken terwijl ze zachtjes over hun buik wrijven. Overal moeten ze voorrang krijgen, hebben ze voorbehouden parkeerplaatsen om dan nog te zwijgen over de extra aandacht die ze als een zwart gat aanzuigen vanaf het moment dat ze hun buik ergens binnenduwen.
In tweede instantie zie je de zieltogende mannen die slaafs en vol gespeelde interesse meelopen van babywinkel naar babywinkel. Plots gaan zelfs de meest onhandige en van drie linkerhanden voorziene partners aan de slag als volleerde huisschilders om de kinderkamer te decoreren. Nu ja, decoreren is een groot woord. Meestal bestaat hun taak erin om de muren roze of babyblauw te schilderen en van die belachelijke sterren tegen het plafond te plakken die je er nooit meer af krijgt zonder het plaasterwerk te beschadigen. Die rotdingen plakken er nog tegen als de kleine al achttien jaar is.
Dan is het zover: het kruis scheurt open van voor tot achter en met een walgelijke plets komt er een substantie van tussen de benen die in eerste instantie doet denken aan wat de slager weggooit. Een vreselijke egoïst met een veel te groot hoofd komt door een veel te klein gaatje naar buiten gekropen. Met een kreet zegt hij van: kijk mannekes, vanaf nu zal alles rond mijn persoontje draaien. Ik zal kakken en jullie het opkuisen, ik zal krijsen en jullie mij voeden en als het niet rap genoeg gaat, zal ik nog wat harder krijsen.
Op kraambezoek gaan is na een communiefeest ongeveer het ergerlijkste bezoek dat bestaat. In geuren en kleuren en niet gehinderd door enig schaamtegevoel wordt alles tot in de goorste details verteld. Je mag jezelf nog gelukkig prijzen als de kersverse vader er nog geen fotos van gemaakt heeft ook. Of met zijn GSM wat staan filmen heeft.
Je geeft het cadeau in de vorm van een kruippakje dat spoedig zal ondergekotst worden, of een beertje dat snel vol slijm en snot zal hangen. Even een glas goedkope schuimwijn, een wak broodje met uitgeslagen krabsla en wat valse complimentjes als wat een mooi kindje, lijkt sprekend op jou! en je kan weer weg uit de weeë geur van kinderkak en zalf
Ja wat wil je? De waarheid dat het pasgeboren kind afzichtelijk is en eerder enkele trekken van de postbode vertoont, is een bedenking die iedereen wel heeft maar niemand durft te zeggen. Kwestie van de omvang van de onvermijdelijke postnatale depressie te beperken.
Daarna komt de discriminatie tussen de haves en de have nots pas goed op dreef. Urenlange conversaties over diverse soorten pampers, babyvoeding, wat hij al eet en wat nog niet, opkomende tandjes, eerste stapjes, de kleur van de pampervulling, hoe vaak opstaan s nachts, goede kinderartsen, slechte kinderartsen, het onthaal aan de spoedafdeling, het boertje, de reflux, het feit dat hij groeit als een kool en de dure kledij al te klein is vanaf het moment dat het uit de winkelrekken komt, de opvang en hoe hij zich onderscheidt en onder schijt tegenover de leeftijdsgenoten, de grootmoeders, de grootvaders het stopt gewoon niet.
Plots is de nieuwe cd van Daniel Melingo geen hot item meer.
Reken niet langer op normale telefoonconversaties met moeders die een baby op de arm hebben. Een telefoon kan je nog inhaken maar voor de kersverse vaders moet het een verschrikking zijn om hun lief te zien evolueren naar een broedkip.
Op een slinkse manier slaan de zelfvoldane ouders de kloof nog dieper: door opmerkingen onder elkaar dat x of y geen kinderen heeft. De enige manier om er toch bij te horen, is deel te nemen aan allerlei ingewikkelde fertiliteitsprogrammas aan diverse universitaire ziekenhuizen. Dat is meestal een statement: ze willen wel kinderen, ze zien graag kinderen maar ocharme het gaat niet. Het is als een soort vagevuur waarin je je bevindt, een situatie waar alle haves meelijwekkend naar kijken.
Maar het gaat verder. Kinderen en gezinnen met kinderen hebben overal voorrang. Op de bus, op de tram, op de fiets met hun potssierlijke aanhangers en belachelijke helmen op. Op de parking van dezelfde Delhaize waar naast de voorbehouden parkeerplaatsen voor zwangere vrouwen zich de voorbehouden plaatsen voor jonge moeders bevinden. Hé zeg, ik wil ook een voorbehouden plaats. Ik zal later geen kinderen hebben die voor mij kunnen zorgen en boodschappen doen, dus wil ik op zijn minst een voorbehouden parkeerplaats voor kinderloze ouderlingen.
Iedereen uit de weg voor gezinnen met kinderwagens. In de lift, op restaurant, terwijl ik niet de minste behoefte voel om mijn gedrag zelfs nog maar met enkele millimeters te wijzigen omdat er jonge ettertjes aanwezig zijn die ik onvoorwaardelijk leuk zou moeten vinden.
Afspraken voor etentjes onder vrienden moeten plots aanvangen op een onmenselijk vroeg namiddaguur in het belang van de kindjes en worden ook steevast voorzien van een vooraf bepaald einduur. Restaurantbezoek of uitstappen worden georganiseerd in het kader van de kindvriendelijkheid van de omgeving. Leuk of spannend, interessant of romantisch zijn op dat moment begrippen die niet aan de orde zijn.
Doch in de catacomben van het door de marketingboys georchestreerde leven bevindt zich een plek waar het goed toeven is.
Het is de ontmoetingsplaats van de kinderloze koppels. We beseffen als het ware dat het dna en de genen niet worden doorgegeven. Aan niemand. Dus moet het nu gebeuren. Alles.
We weten het op het moment dat we ze zien: geen pampertalk, geen oetsjiekoetsjie, er liggen geen cds van K3 noch van Mega Mindy in de afschuwelijk saaie gezinsbak. Wij verplaatsen ons in een Smart, een Mini Cooper of een Alfa Romeo GTV. En Kabouter Plop, is dat geen uitbater van een pretpark in West Vlaanderen?
Plots worden gesprekspartners, mannen of vrouwen, weer interessant. Plots heb je weer de indruk met een individu te praten en niet met een moeder of een vader. Het zijn mensen die hun persoonlijkheid nu eens niet onder de mat gevaagd hebben omwille van de kinderen.
We hebben allemaal medelijden met de man in een grijs pak en roze stropdas die om half acht s ochtends zijn jengelende peuter achteraan in de auto moet gespen. Meestal heeft de kleine nog een vitabis in de hand die duchtig kruimelt. Meestal hangt er snot tegen de binnenkant van de ruiten van de boekhoudersgrijze Audi A4 Avant.
Daarbij vergeleken, staan wij als kinderloos koppel minstens een uur later op, hoeven we niet noodzakelijk allebei werk te hebben, en kopen we lekker onpraktische autos voor het plezier. We zijn wie we zijn, we blijven wie we zijn en vooral: er is geen krijsende tiran om ons bioritme te verstoren. Tijdens lange weekends flaneren we langs de Ramblas, Champs Elysées en Alhambras van deze wereld in plaats van mega kinderevenementen te frequenteren in de Ethias arena.
De enige hoogmis die we beleven, is die van het ZEN: we leven hier en nu en zijn ons bewust van de noodzaak om het moment te grijpen.
Alleen.
Ik bedoel dit woord niet in de betekenis van alleen zijn, ik wil zeggen: alleen zijn er toch enkele onverklaarbare nadelen aan het kinderloos ouder worden.
Vorige maand is mijn vader overleden. Moeder zit er als een vleugellam meesje bij en alles moet voor haar geregeld worden. Wie zal dat voor mij doen als ik zo oud en vleugelloos zal zijn?
Nog pijnlijker wordt het als ik het ouderlijk huis begin op te ruimen. Plots, out of the blue vind ik enkele onomstotelijke bewijzen dat ik de zoon van mijn vader ben. Mijn pa schreef ook, net zoals ik. Hij had toen hij veertig was exact dezelfde brilmontuur als ik. Hij was gek op autos en treinen en sprak vloeiend Frans.
Mijn vader leeft voort in mij. Vroeger begreep ik die boutade niet. Hoe kan iemand voortleven in zijn kinderen?
Net zoals het gevoel dat je krijgt als een broer of zus sterft. Het is alsof iemand met een groot mes je arm afsnijdt. Leg dat maar eens uit aan iemand die het niet heeft meegemaakt.
Ik ben mijn pa en mijn pa is ik.
Of dat ik dat nu leuk vind of niet, het is gewoon zo. En toegegeven, nu hij dood is ben ik me wel meer bewust van mezelf en kan ik beter bepaalde reacties en gedachten plaatsen.
Ik denk niet dat ik aan de Prozac moet, maar het stemt me tot grote droefheid te beseffen dat ik mijn eigenaardigheidjes niet zal doorgeven, dat er niemand zal zijn om mijn bankzaken te regelen als ik met een gebroken sleutelbeen alleen thuis zit. Ook niemand om met nieuwjaar even binnen te wippen, geen verjaardag te vieren.
Daar kunnen alle Mini Coopers van de wereld en ook duizend snoepreisjes naar de Provence niet tegen op.
Alleen Daniel Melingo zal mij nog resten en als ik hem nog kan horen, zal ik tegen mezelf zeggen: Weet je nog, dat optreden in de AB net voor we naar Frankrijk vertrokken met Pasen in 2008?
Morgen denk ik wellicht gewoon terug rotjongeren als een bende koters uit een BMW X5 springt en de straat oversteekt zonder te kijken
Ik ben Jan Stephorst
Ik ben een man en woon in Gent (België) en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 06/07/1964 en ben nu dus 60 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: schrijven, scheepvaart, jazz, oude auto's, Frankrijk.
carpe diem