Berenkoud is het op de fiets. De zon schijnt uit volle borst en na de examenstress van de laatste dagen zal het potje bier bij Moeder meer dan deugd doen.
Moeder houdt een cafeetje open net om de hoek van de Schoolstraat. Behalve de verschaalde bierlucht is haar café nog helemaal leeg wanneer we aankomen. Wij, ongebreidelde wildebrassen, losgeslagen jonge honden waar net de leiband is afgehaald.
Tien jongensfietsen tegen haar gevel, twintig jongensogen smekend voor bier aan haar toog.
Ons testosteron is nog ingepakt in veel te spannende jeansbroeken, witte basketters en jeansvestjes met opstaande kraag en in alcoholstift gekliederde slogans uit de late jaren zestig.
John Lennon is eergisteren doodgeschoten.
Cool is niet meer dan het Engelse woord voor koud. Begrippen als ik ben online en stuur eens een sms zijn nog lichtjaren van ons verwijderd.
Filip steekt vijf frank in de jukebox en we halen onze luchtgitaren boven om samen met Slade Merry Xmas te kwelen.
Daar zijn de meisjes! Hun school is een half uurtje later uit in een wanhopige poging van de paters en de nonnen om de geslachten niet tegelijk de straat op de gooien.
Dat was buiten het rendez-vous huis van Moeder gerekend natuurlijk. Nog eens tien meisjesfietsen erbij tegen haar kleine voorgeveltje.
Hier en daar begint het testosteron dat nog niet door de alcohol verdoofd is, op hol te slaan.
En daar staat plots Benedicte voor mij. Hmm, ze heeft een lekkere lange jas aan, zo eentje die eerder op een slaapzak lijkt met donzen flufjes aan de kraag en de mouwen.
Als ze zich bukt of gaat zitten, spant de slaapzak zich rond haar lichaam en onthult diverse vormen die mijn hormonenhuishouding danig in de war sturen.
Wil je?, vraagt ze.
Wat?, antwoord ik.
Naar de film gaan deze namiddag
Wat speelt er?
For Your Eyes Only, een James Bondfilm
OK brabbel ik lichtjes duizelig.
Om kwart voor vier aan het Feestpalace.
Het Feestpalace is een zeer oude cinemazaal die er niet meteen uitziet als een paleis en waar er doorgaans bijzonder weinig reden tot feesten is in de veel te kleine krakende houten klapstoeltjes.
Daartegenover staat dat er een soort van foyer aan vast hangt met brede rode pluche banken en indirecte neonverlichting. Overal zijn hoekjes en kantjes om dingen te doen waarvan ik het bestaan nog niet afweet.
Ik fiets tegen topsnelheid naar huis want mama heeft frietjes gebakken.
Heb je veel bier gedronken? vraagt mama inquisitorisch.
Nee hoor, lieg ik terwijl de alcoholnevel die mij voorafgaat stilaan de proporties aanneemt van een ferme anticyclonale wig.
Zo snel mogelijk schrok ik mijn portie biefstuk friet naar binnen om daarna mijn roes uit te slapen op bed.
Om drie uur schiet ik wakker. Shit, shit, ik moet om half vier aan de cinema staan.
Waar ga je heen? roept mama nog als ik met één arm in de mouw van mijn winterjas de trap afstorm.
Naar de film roep ik nog net terwijl de voordeur met een smak dichtslaat.
Benedicte staat al te wachten in de kou als ik zweterig van mijn fiets spring en naar de kassa spurt om twee tickets te kopen. De filmzaal ruikt een beetje muf door de tonnen huidschilfers van de honderdduizenden die hier al anderhalf uur van hun leven in de harde stoeltjes hebben doorgebracht.
Onze schouders raken mekaar, Benedicte vindt het niet erg.
Sheen Easton heeft niet veel kleren aan terwijl ze de titelsong zingt.
Ik voel dat Benedicte naar mij kijkt en ik lach lief naar haar terug. Is verliefdheid an sich voldoende?
Ziet ze wel dat mijn hart in mijn keel klopt? Of moet ik nog op een andere manier uiting geven aan de duizenden vlinders die nu mijn buik terroriseren?
Waarom zit er geen handleiding bij een meisje?
Benedicte pakt mijn hand en legt haar hoofd op mijn schouder. Het is de eerste keer dat een andere vrouw dan mijn moeder zo teder is. Heerlijk.
Ik trek mij voorzichtig van haar weg en ze kijkt plots heel erg droef nu. Ik doe teken richting toilet en ze knikt begrijpend.
Even diep ademhalen en nadenken.
Dat handje-houden lijkt mij een veilig plan A. Ik heb echter geen enkel idee van waaruit een plan B zou kunnen bestaan.
Ik tracht zo gebogen en zo stil mogelijk terug op mijn plaats te geraken. Het oude klapstoeltje maakt een rotherrie maar gelukkig komt de pauze eraan.
Er zit bijna geen volk in de zaal dus zitten we even later ook bijna alleen in de rode pluche kussens van een bank in de foyer.
Alweer dat handje en het hoofd op mijn schouder. Ik leg voorzichtig mijn arm rond haar. Ze heeft wel malse schoudertjes.
En een donker vlekje in haar ranke blanke hals. Ze kijkt smachtend op vanonder haar dikke blonde krullen die door al dat gefriemel in haar ogen hangen.
Ze ziet er best wel appetijtelijk uit.
Zou ze?
Een onzichtbare hand brengt onze hoofden steeds dichter bij elkaar en ze zoent mij op de mond. Meer nog, ze kan niet stoppen, en mmm steekt haar tong bij de mijne.
God wat smaakt ze lekker. En haar dikke zachte lippen glijden over de mijne. Haar lichaamsgeur is zo zoet als honing. Het is een vreselijk cliché maar het klopt. Ik wil die zachte kasjmier trui die ze draagt nooit meer loslaten.
Daarbij draagt ze nog veel meer bijzonder leuke kledingstukken die ik graag in detail eens wil bekijken.
De bel rinkelt. Daar komt het tweede deel van de film waarin James Bond ongetwijfeld ook het handje zal vasthouden van een Russische spionne. Nadat hij nog tien autos in de vernieling zal rijden (waaronder een zeer mooie gele Citroën 2PK zo jammer) en twee keer de wereld redt van de volledige ondergang komt vast en zeker de eindgeneriek eraan.
Maar niet voor ons want wij slagen er niet in om onze ineengestrengelde lichamen van de rode pluche bank te scheiden.
Geen nood want onze avonturen zijn minstens zo intens als die van James Bond.
We dromen van kilometerslange zandstranden waar ik langs rij in een rodeAlfa Spider met witte lederen zetels om te stoppen bij een verlaten hoekje waar we mekaar de kleren van het lijf rukken en tongzoenen tot het pijn doet.
De blauwe zee neemt ons op in haar verfrissende schoot maar ik voel plots een schok bij Benedicte.
Staat de Alfa verkeerd geparkeerd?
Zitten er kwallen in de zee?
Heb ik mijn tanden niet goed gepoetst?
Wanneer ik mijn ogen open, zitten we nog steeds in de foyer van het Feestpalace.
Benedicte kijkt mij ontgoocheld aan. Ja wat? Wat dan? Doe ik iets verkeerd? Ze kijkt op haar uurwerk.
Mijn papa haalt mij af om zes uur.
Ik kijk op de grote klok die boven de grote dubbele zwaaideur van de foyer hangt en zie dat het op enkele minuten na zes uur is.
Ze zet haar rode gebreide muts op, slaat een lange sjaal om en terwijl ze recht staat om haar slaapzak aan te trekken, geeft zij mij nog een zoen. Ik smaak een laatste keer haar fantastische lippen, krijg nog een wolkje zoete lichaamsgeur in mijn rechter neusgat en dan is ze weg.
Ze lijkt een beetje op de blonde van Abba als ze door de lange gang naar buiten holt waar haar vader staat te wachten in een witte Opel Kadett coupé met rode skai zetels.
Zonder om te kijken, stapt ze in en rijden ze weg.
Ik stap door de oude witte krakende dubbele deur met geel glas de foyer terug binnen en neem mijn spullen van de rode bank. Achter de bar staat een vrouw van een jaar of vijftig te glunderen. De neonverlichting zeurt onafgebroken in monotoon gezoem.
Je hebt hier en daar wat vlekjes fluistert ze terwijl ik haar betaal voor het enige drankje dat we gedurende twee uur slechts half consumeerden.
Ik stap voor alle veiligheid het toilet binnen en zie enkele verdachte rode plekken in mijn hals, lipstick en mascara op mijn wang. Mijn lippen voelen aan als uitgerokken rode dichtingsrubbers voor steriliseerbokalen.
Eenzaam en beteuterd neem ik mijn fiets en rij in het vroege duister naar huis. De eerste sneeuw dwarrelt naar beneden.
Ga je mee naar een trouwfeest?, vroeg ze mij eergisteren.
Beetje kort dag zo, nu we nog maar amper drie dagen bij mekaar zijn. Maar hey, what the heck, ik heb tijd zaterdag, moet nergens heen tenzij naar de bakker om een brood.
Spannend, wat moeten we aan. Chique of los? Deftig of bohémien? Ik ken er niemand, niet één achtergrond, geen sfeer.
Zij weet alles en in mijn totale onwetendheid kan ik enkel maar drijven op haar expertise.
We stappen in de beige auto met bruine lederen zetels. Panama hat, grote rode papieren strandbloem op haar blauwe jurk. Zwarte bril, wat streng maar ook erg sexy.
Dan volgt een onvoorstelbare rit met een knallende zon die de donkere wolkenpakken van het nakende onweer in de verte inktblauw kleurt. Tot we dwars door een wolkbreuk haast niets meer zien, zestig, trager, vijftig, trager, dertig
Grillige bliksemschichten verlichten het duister. We vrezen het ergste voor het trouwfeest dat deels in open lucht doorgaat.
De parkeerweide dampt na van de hete zomerdag. Het onweer heeft ijsblokjes over het warme gras gestrooid. Instant mist verhult onze voeten zodat we lijken te zweven.
Met Panama hat.
Verhalen uit het verleden met appetijtelijke bruidsmeisjes en -jongens schallen door de ether en door de tent die inderhaast is opgezet om de regen te weren van onze nette pakken en ornamenten.
De Panama hangt slap rond mijn oren.
Brood en kaas en wijn, een vierkanthoeve, Franse chanson live gebracht door een spetter in een nauwsluitend enkellang kleed. Hier en daar worden knopjes ingedrukt. Hier en daar gaat in mijn hoofd een deurtje open dat al veel te lang dicht bleef.
Weemoedig dans ik op dronken ritmes. Of is het andersom? Ritmes waarbij je met de hakken op donkerbruine houten vloeren slaat. Flamenco, neen, tango, neen, ik dans merengue, mama!
Dertig kilometer later eindigen draaiende bekkens, klappende handen en dansende haarlokken op de bruine houten vloer van een slaapkamer met rode wijn en voile. Flakkerende theelichtjes overstemmen het schrale kleine nachtlampje en laten alle schaduwen in een ronde dansen.
En dan is er de zondagochtendregen. Grijze mensen lopen om en weer naar de bakker en klagen in marginaal Zuid Oost-Vlaams dialect over de ongesteldheid van de zomer.
Terug naar de zondagochtendtafel met twee dampende koppen koffie. De tranenregen op het venster droogt stilaan op en een waterzon priemt voorzichtig door het grijs. Onze uitgeputte en van mistgordijnen voorziene geesten zwijgen door het ontbijt heen.
Weet je, verbreekt ze de stilte, Iemand om mij vast te houden, dat zou heerlijk zijn.
Iemand die elke kleine droom van mij verstaat.
Heerlijk.
Het leven zou zo heerlijk zijn mocht ik iemand vinden die mijn hand neemt en met mij door het leven walst.
Iemand die aan mij vast hangt, in goede of slechte tijden.
Iemand die voor mij een of ander bossanovaliedje zingt.
Iemand die mijn hart neemt en mij het zijne geeft.
Ook minder spannend, althans voor ons, de kinderen. In juli verhuisden wij voor de gehele maand naar zee. Dit ging gepaard met taferelen waarbij het nemen van de metro in Tokyo een ontspannende bezigheid is.
Alles van bestek over beddengoed tot strandspeelgoed werd in grote groene metalen koffers gestouwd die mijn grootvader en mijn vader vervolgens met een stootkar naar het station brachten.
Van daaruit ging ons hebben en houden per spoor naar Zeebrugge waar het twee dagen later door mijn vader in drie ritten werd afgehaald.
Ondertussen verlieten wij ons lege huis en begaven wij ons in gezelschap van de hond en de kanariepiet naar zee in onze witte Ford Taunus 12m.
De rit op de autosnelweg was de attractie van het jaar en wij gaapten dan ook gedurende de volle zestig minuten de andere automobilisten aan, afgewisseld met nu en dan uitbundig zwaaien naar vermoedelijke lotgenoten.
Maar terug naar augustus, de maand van de steeds weer pijnlijke terugkeer naar het hinterland.
Het verlof van pa is op en ma zit met de 3 kinderen alleen. Uiteraard trakteren wij mama regelmatig op experimenteel kleutertheater wat zij gezien haar pedagogische achtergrond in zekere mate kan verdragen.
Wij zijn ons echter niet bewust van mamas mondaine ambities. Niet alleen mode maar ook cafébezoek zij het dan enkel in de chiquere etablissementen en uitsluitend s namiddags.
Het begint reeds in de ochtend net na het ontbijt wanneer de bel gaat en tante Elvire schijnbaar onverwacht op bezoek komt. Wij ruiken pas echt onraad wanneer moeder verschijnt in een outfit die zijzelf definieert als stadskledij maar waarmee ze niet zou opvallen tijdens de uitreiking van de Oscars. Een mantelpakje in pied-de-poule, nylonkousen met naad en stilettos.
Drie huilende kinderen later zweeft ze zachtjes heupwiegend met haar elegante handtas richting station.
Weg met de kinderkak, de snotneusjes, de chocomonden en het gezeur rond de eerlijke verdeling van de Lego blokken.
Ze koopt een ticket 1ste klasse en begeeft zich naar spoor 3 waar nog voldoende tijd is om aan de kiosk het laatste nummer van Libelle Rosita te kopen.
Als een echte filmster met het haar hoog gecrepeerd, vleit ze zich in de dikke kussens van de trein van 10u08 naar Brussel Noord. Ze lijkt voor een enkele pijprokende medepassagier zowaar een mysterieus glimlachende femme fatale.
De Martini reclame draait onophoudelijk bovenop een wolkenkrabber en ook de double chevron van Citroën kijkt uit over de Place Rogier. Mannen met hoeden en lange overjassen stappen in crèmekleurige Mercedessen met een taxiplaatje op het dak.
Autos rijden af en aan bij het Gulf tankstation waar pompbedienden in uniform met pet zich haasten om de sleuteltjes aan te nemen van de strenge sigarenrokende chauffeurs in de hoop van een vette fooi te krijgen.
Moeders mondaine uitspatting start in de Innovation waar zij zich behoedzaam ontdoet van haar spannende lederen handschoenen en deze vervolgens in haar handtas stopt. Ze loopt behoedzaam door de verschillende afdelingen, nu en dan even stoppen om aan een flesje parfum te ruiken, een rokje te betasten. Ze wil het plezier van iets te kopen uitstellen tot de namiddag.
Terug buiten wandelt ze in de late ochtendzon terug naar de Place Rogier. Ze heeft nog geen oog voor de veertiger die op haar komt afgestapt. Strak in het pak, een lange beige regenjas over de arm, zwarte lederen schoenen, het haar met brylcreem achteruitgekamd en een schildpadmontuur op de neus.
Aanvankelijk had ze haar zonnebril afgezet om volop te kunnen genieten van de warme zomerse zon op haar gezicht. Daardoor komt het dat ze hem pas ziet wanneer hij wanhopig zijn arm opsteekt en enthousiast naar haar wuift.
Een zoen. Hij ruikt haar parfum en herkent de geur van verse lipstick. Het is de tijd van de lange middagpauzes: van twaalf tot twee flaneren vader en moeder stijlvol arm in arm over de Brusselse boulevards, lonkend naar vitrines met veel te dure jurken en allerlei elektrische hulpmiddelen die het leven draaglijker moeten maken.
Uiteindelijk belanden ze in het Grand Café op de Boulevard Anspach om er een visschotel te degusteren.
Nadat Georges is vertrokken naar kantoor, trakteert ze zichzelf op een wandeling door de Rue Neuve. Niet zozeer voor de mode, wel om zich over te geven aan een laatste kinderloze geneugte: een Pèche Melba in de Bouquet Romain.
Mambo Jambo!
Dit is een wonderlijke overblijfsel van vooroorlogs Brussel. De geur van vanille overheerst de indirect groen verlichte zaal met halfhoog crèmebetegelde muren.
In het midden achter de lange inox toog hangt in rood neonlicht de naam van de zaak.
Hoge barkrukken met zachte zwarte lederen kussens dienen om de even zachte elegante derrières op te vangen en hen comfortabel vast te houden tot de milkshake genuttigd is.
Cuban Pete, de barman, is een donkere magere vijftiger van bescheiden postuur die eruit ziet als een medicus: een korte witte doktersjas met in het borstzakje wat instrumenten waarvan het gebruik in een milkbar niet meteen evident lijkt.
De zwijgzaamheid en de snelle, discrete bediening verraden dat de man al heel wat affaires de revue heeft zien passeren. Zou hij zijn memoires publiceren dan heeft dat wellicht catastrofale gevolgen voor enkele honderden huwelijken.
Helemaal voldaan stapt Anna van de trein, de namiddagzon kleurt haar haren acajou. Tijdens de wandeling naar huis neemt ze afscheid van haar mondaine snoepjesdag om even later drie uitzinnige kinderen in haar armen te drukken.
Tante Elvire wisselt enkele veelbetekende blikken uit want boterhammen met choco, frietjes met stoofvlees en in de namiddag nog een toetje bovenop hebben niet kunnen verhinderen dat er de hele dag lange minuten zijn afgeteld.
Spoedig komt september en het besef dat het nooit meer beter zou worden.
September is net ietsje uit de maat. Desafinado, vals met andere woorden. Klinkt als goede jazz. Het is strikt genomen nog steeds zomer maar toch al wat verraderlijk kil in de ochtend.
En ja, de gekke hete zomer is voorbij. De donkere winter moet nog komen en september is de maand waarin de realiteit het terug overneemt van de verplichte vakantiehysterie. Gedaan met allerhande uittochten, maar toch nog niet de grote somberheid van november bijvoorbeeld.
Geen gigantische files meer op de autoroute du soleil waarbij iedereen koste wat het kost Lyon binnen de twee uur wil bereiken en in de daarop ontstane file bergen neuskeutels op de grond vallen.
Geen chaos meer bij de wegrestaurants, waar iedereen van de file gebruik maakt om een lunchpauze in te lassen.
Op de parking luid toeterende egos, 4x4 autos klimmen als gigantische spinnen over bloemenperken en laagdrempelig straatmeubilair om toch maar een plaatsje te bemachtigen. Drie meter hoge kampeerwagens vormen een massieve muur die het zicht op het laatste restje natuur in de achtergrond volledig ontneemt.
In het restaurant huilende, gierende en ongehoorzaam opgeschoten spermatozoïden die allen tegelijk naar Disney films willen kijken in het kinderhoekje en allen tegelijk beslissen dat de gele camion de hunne is.
En nadat iedereen gedurende een uur in een duizelingwekkend lange rij staat aan te schuiven om het vege lijf te vullen met een van de vierhonderd kippen die het leven lieten in een niets ontziende slachtpartij, lasagne die bijna kan spreken of ratatouille van verdacht allooi, staan we met zijn allen anderhalf uur later aan te schuiven om de darmen te ledigen. Cloaca mundi.
Maar in september ontbreken de Hollanders met kleine vierkante caravans van het merk 'Kip' vol halfrotte meloenen uit Cavaillon. Weg lawaaierige Duitsers, dronken Engelsen en onnozele Spanjaarden uit Barcelona die met een derdehandse Seat de drie keer zo grote caravan bovenop de Provençaalse heuvels trachten te sleuren.
Enkel nog beschaafde Fransen in september. En enkele bejaarden die twintig jaar geleden nog goed konden rijden maar nu met glazige blikken door de ruit van een tourincar zitten te staren. Was het vandaag Salon of Gordes? Maakt het wat uit? De gekromde ruggen behangen met gehaakte gilets, witte dralon broeken en met haarlak doordrenkte hoofddeksels schuifelen van markt naar markt. Hier en daar kan hun bus niet door omwille van een scheef geparkeerde Engelse Rover met dure van airco voorziene caravans. Of een Duitse Mercedes met passagiers die er een uur over doen om het looprekje in de koffer te krijgen.
De negende maand (volgens de Romeinen de zevende maar dat Italianen niet kunnen tellen, weet iedereen) zit vol charme. Weg vakantiehysterie. Weg vakantiestress. We staan niet langer met de voeten op pagina 58 van de Neckermann catalogus.
En regen mag in september want het is tenslotte de eerste herfstmaand. Dus ook daarover geen stress meer!
We zijn net terug uit Oostenrijk en hebben een week regen gehad klinkt een stuk minder dramatisch in september dan in juli. Tja, september hé, dan kan je al eens slecht weer hebben. Schouders ophalen, armen in de lucht maar verder niets aan de hand.
Het is perfect maatschappelijk aanvaard en je kan toch pochen met het feit dat je vakantie geslaagd was. Niemand die medelijden heeft met het meteorologisch debacle waarin je gedurende een week bent ondergedompeld.
En de kinderen en leerkrachten moeten terug naar school wat impliceert dat de kinderloze koppels de parken, zwembaden en musea voor zich alleen hebben. Kinderloze koppels zijn nu eenmaal erg geïnteresseerd in cultuur en archeologie. Ze moeten wel want ze hebben voor de rest bijzonder weinig om zich op te concentreren. Sommigen kopen een hondje dat de enorme krater van de onvervulde kinderwens moet opvullen. Pathetisch. Maar nog pathetischer wordt het als ze ook aangepaste kledij en transport in de vorm van een verbouwde kinderwagen gebruiken om hondlief van museum naar museum naar kathedraal te sleuren.
Het septembert. De zeilen worden gestreken tegen de dag dat de regen komt in oktober. In de regen van oktober kwamen wij elkaar voor het eerst tegen .
Indian summer, oranje strand, verliefde wandelingen in het goud -en bruinkleurende park, harten vol onuitgesproken zomerverlangens tijdens mosselen met friet op het strand van Cadzand.
Enkel op de middag gloeit het zand nog, s avonds voelt het heerlijk fris aan. En na de laatste strandwandeling keer ik samen met Miss Bikini terug naar ons huis achter de duinen. We drinken er Noilly Prat terwijl de ondergaande zonnebol het langwerpig parket en de witte muren vult met oranje licht. In ons kubistisch minimalistisch ingerichte bossanova huis leg ik La garota de Ipanema op. De versie van Stan Getz met een jonge en onzekere Astrud Gilberto waarbij de microfoon in het begin even fluit.
Miss B vleit zich tegen mij aan, ik ruik de zonnebrand op haar huid en streel door haar zwarte zilte haar. Geen Oostenrijkse regen, geen Franse files. Gewoon Bé en ik en Astrud Gilberto in onze designzetel op het houten parket.
Niet de vrouw die naast ons woont, nu en dan een pilletje te weinig neemt en dan roept en tiert als er een auto wat scheef voor haar deur staat.
Niet de kleine Marokkaanse Marseillaan die mij spontaan aanspreekt als ik met een draagbare generator onder de arm voorbij wandel. Zijn vrouw is une Gantoise maar hij heeft zijn hart verloren in Bretagne. Zijn tandarts is al jaren overleden, te zien aan de twee overblijvende half weggerotte stukjes tand die zijn mondholte bevolken.
En is het dan de tijd van het jaar? Neen, niets vreemd aan. Met een Indian summer die hopelijk nog moet komen.
Of de drukte op de Ledebergse markt misschien, de tram die afgeladen vol zit met koopjesgeile randbewoners. Neen, niets vreemd aan, ze komen elke week.
Zelfs haar lach klinkt nu vertrouwd. En ook waarmee ze moet lachen.
Ik ben de enige vreemdeling in huis.
Mijn hart is een vreemd hart.
Mijn vreemde geest hoort niet meer thuis in mijn vreemd lichaam.
Een lichaam dat de afgelopen weken zinnelijk bruiste, als een boog gespannen stond, dat verviel in extremen van genot, in eindeloos passionele nachten tot half zeven, dronken van verliefdheid en de tripel, met de ochtenden daarop monsterachtig grote katers die me steeds opnieuw samen met alle door mijn pokdalig bestaan veroorzaakte miserie over de afgrond duwden.
Is goed of is fout ik weet het niet.
En nu moet ze lachen met een grap die zo oud is dat ik niet meer weet wanneer we er voor de eerste keer moesten om lachen.
Middenveld is de prijs die je betaalt voor een leven zonder ups en downs. Een kabbelend leven waarin je rustig aan kan rondwandelen, nu en dan genieten van de goede dingen des levens zonder risico op al te veel afgronden of kwaadaardige katachtigen wiens enige reden van bestaan het verkopen van een ochtendlijke uppercut is.
Maar de zon schijnt nu wel onophoudelijk overdag en hoewel de nachten nog wat moeilijk zijn, is er daar ook wel sprake van enige beterschap. Of toch tenminste van nachtrust, want in volle zee is ze onvindbaar.
Hoewel je je natuurlijk wel kan afvragen of het herontdekken van het middenveld echt beterschap is.
A fond of niet.
Plankgas met het haar in de wind in een Mercedes 280 S cabriolet terwijl drieduizend geuren en kleuren alles prikkelen wat er maar te prikkelen valt.
Of tegen dertig kilometer per uur in een Toyota Aygo met de airco op aanmodderen.
Was ik maar in New York in de herfst waar Central Park zo mooi kleurt in de Indian summer.
Was ik maar een schrijver van columns die over seks gaan.
En dan in New York wonen in een bohémien appartement en verder niets anders hoeven te doen dan nu en dan eens verliefd worden op rijke vrouwen van boven de vijftig die mij, behalve dat ze mij van alles bijbrengen op het erogene vlak, ook nog eens onderhouden en leuke cadeautjes geven.
In ruil voor de passie breng ik ze ook en passant nog wat Frans bij. Dat staat naar het schijnt erg chique in NY City.
Tussendoor kan ik me terugplooien en lekker vintage zijn in mijn fantastisch appartement met vloeren met ongelijke brede houten planken, hier en daar een flauw verlicht donker hoekje met een tafeltje waarop een fles en twee glaasjes op een zilveren plateau uitnodigend staan te wachten op de volgende onverwachte bezoeker.
Oh ja, mijn slaapkamer is erg maritiem ingericht, met veel wit en blauw geschilderd hout, een ruw houten lambrisering en schelpjes op de badkamer. Net of je zo van het strand komt en je verwacht van de zee te zien door het raam in de living.
En volgende week zijn ze dan weer weg met hun sexy bloemetjeskleedjes en uitgestelde orgasmes, de vriendinnen. No regrets, op naar de volgende en het liefst eentje met een huis aan de Hamptons en een petit yacht. Er bestaat al een serie en twee films over.
Maar neen. Geen Hamptons en ook geen zee voor mij. Geen yacht en ook geen sexy bloemetjeskleed.
Ik zit in Gent op mijn middenveld aan mijn bureau enkele passionele wonden te likken terwijl de dag alweer naar regen gaat.
Tot de wolkbreuk in mijn hoofd alle registers opentrekt en ik mezelf niet meer kan volgen. Wat moet ik nu beginnen, waar kan ik je strelen, je minnen, ik kom van de aarde en jij woont bij de godinnen.
Maar ik kan nu eenmaal niet zo goed overweg met godinnen. Te wispelturig, hun goddelijk karakter houdt geen rekening met aardse eentonigheid.
Ver boven het middenveld spelen zij hun goddelijke zelf, cirkelen als gieren boven onze zielen tot één van de middenvelders een zwakte vertoont en ze zich tegen een duizelingwekkende snelheid naar beneden storten. Waarna ze zich te goed doen aan onversneden passie met het verse zieltje.
Learn how to fall before you learn to fly. Dat is een beetje de samenvatting van de zomer van 2010. Bezint eer ge begint.
Eenmaal bezonnen, ruk ik je de kleren van het lijf. We zakken samen door het bed. Emmenez-moi au bout de la terre.
Zolang we daarna maar wakker worden in mijn vintage wereld vol houten plankenvloeren en schelpjes waarna we lekker pannenkoeken bakken en een lange strandwandeling maken in de warme Indian summer. In NYC.
De blaadjes vallen van de bomen en kleuren de stoep goud. Het wordt tijd om een rolkraagtrui uit de kast te halen.
Nooit eerder hield ik zo van de aanstormende herfst.
Thelonious Monk op de cassettespeler, geen al te goed weer maar hé, who gives a fuck about the weather?
Ze draagt een witte trui met boothals en horizontale blauwe lijnen. Haar zwarte licht golvend haar zit in een staart samengebonden met een groen en rood psychedelisch gebatikte sjaal.
Hoe in hemelsnaam is het zover gekomen dat ik op deze vrijdagnacht richting Wissant rij in ma Déesse?
Bé en ik, waren we al niet lang uit mekaar? De herinnering aan haar fabuleuze dochters nog slechts een schaduw in mijn geest? Het is redelijk warm voor een januaridag, veertien à vijftien graden met wat wind, ja en vooral een onweerstaanbare hitte in de DS.
Ons beider egos zijn verlicht door het flauwe witgele licht van het dashboard. Twee verlangens die puur fysieke doelen nastreven en die chemisch gezien zo onontkoombaar zijn dat ik er mijn oude Franse dame voor van stal haal om haar met de drift van een twintigjarige richting Frankrijk te jagen, bocht na bocht verlicht door de meedraaiende koplampen.
De kracht van de gedachte: gisteren belde Bé mij op. Of ik geen zin had om haar ouders te bezoeken.
En er de sleutel op te halen van het strandpaviljoen dat ze in de jaren zeventig kochten van een bende overjaarse hippies.
De wiet was op, de free love ongemakkelijk geworden en de roestige VW bus met bloemetjesmotief stond al een eeuwigheid defect langs de kant van de weg.
De nood aan comfort werd steeds groter, ze kozen het hazenpad richting semi kapitalisme in de vorm van een huurflat en een lichtgroene Renault R5 op afbetaling.
Dat was het moment waarop Bés vader toesloeg, de vers geregulariseerde commune opkocht om er zijn strandhuis van te maken. With a little help from my friends.
JA! zegt haar vader, omgeven door een geluidsbehang van jazz, op de kast fotos van hem met Miles Davis, Ella Fitzgerald, Oscar Peterson Ja, ze zijn hier allen geweest.
Natuurlijk, de sleutel ligt in de kast en in januari is er toch geen kat.
Vader Bé realiseerde zich dat we nood hadden aan ons eigen little playhouse en gaf de sleutel graag.
Vrijdagavond laat breken we tijdens een januaristorm binnen in het strandhuis. De houten wanden kraken onder de dreunende wind en golven. All along the lighthouse, spookachtig wit licht flitst elke minuut over de zwarte wolken.
We steken snel licht en vuur aan in de reuzengrote chalet die nog vrij luxueus blijkt ingericht. En die vooral in het wit geschilderd is. Witte plankenvloer, witte wanden en witte gordijnen. Doodmoe ploffen we neer op het bed, de bagage op een hoopje in de hoek van de kamer. Tanden poetsen en licht uit: slapen.
Door het open raam hoor ik de zee luid tegen de golfbrekers beuken. Een geruststellend gedruis waar niemand van verwacht dat je er kan mee in slaap vallen wat ik toch bijna onmiddellijk doe.
Twaalf uur later is de zee gekalmeerd. Nier dat de zon schijnt of zo, nog steeds dreigt de hemel met zwarte over mekaar rollende wolkenkathedralen.
Maar de wind is weg.
Ik ben het eerst wakker en trek mijn schoenen aan om ergens een bakker te vinden die open is. Stokbrood. Camembert van Président. Koffie Lavazzo.Links en rechts reclame voor Pastis. Vreemd zo in het noorden maar de pastis is dan ook onlosmakelijk met vakantie verbonden.
Bé staat onder de douche als ik thuiskom. Gewoon even de reis van zich afspoelen wat ik dadelijk ook zal doen. Ze is wat ver. Het is dan ook lang geleden dat we intiem waren.
Zwijgen aan de ontbijttafel. Dreigende wolken binnen en buiten. Koffie, nog meer koffie tot ik plots enkele klanken uitstoot. Zullen we een strandwandeling maken?
Blij als een kind vliegt ze naar de slaapkamer om een witte linnen broek en een witte wollen rolkraagtrui aan te trekken. Het is wat met dat wit, ik ben net in de hemel bij een engel aanbeland. Wat gedeeltelijk wel klopt behalve dat ze niet zo van die grote vleugels heeft wat in veel gevallen wel praktisch is.
Het strand is winderig nat en de lucht nog steeds zeer dreigend. Koud zout aan de blote voetjes. Aan de overkant van de duinen steken de straatlantaarns uit. Het is twee uur in de middag en ze branden al. Het geeft iets gezelligs, verwarmend als een kleine lampadère die haar best doet om een donker hoekje toch wat op te vrolijken.
De wind vlecht de zwarte lokken van Bé tot iets chaotisch waartegen ze steeds weer vecht. Ze heeft het koud en komt dicht bij mij stappen, legt mijn arm over haar schouder. Ik ruik de wind en de zoute zeelucht in haar haar, sommige lokken zwiepen in mijn aangezicht. In de verte zien we een flits, een hoekige bliksemlijn die de zwarte wolken met de zee verbindt.
Het dondert in januari.
We nemen het zekere voor het onzekere en we stappen terug naar het strandhuis. Maar halverwege draaien de hemelsluizen toch open en we moeten vluchten voor de striemende regen.
We gieren en lachen en roepen van alles naar mekaar. Ze valt, ik keer terug om haar recht te helpen. Haar wollen trui zit al vol water en de linnen broek plakt tegen haar benen.
Even zitten we neer op het terras. Tinten van grijze luchten en zee versmelten. Enkel het beige strand contrasteert nog met het grijs. Het is te koud, Bé rilt en ik rol haar in een handdoek.
Uit die natte kleren. Warme douche. Warme huid, beige bed en licht terwijl Dinah Washington de All or Nothing Blues zingt.
Alles of niets, dat is Bé ten voeten uit.
Makin Whoopee. In bed.
De wind blaast de gordijnen naar binnen en ik moet nog snel in mijn blote flikker rechtspringen om het raam tegen te houden voor het aan diggelen slaat tegen de witte boekenkast. Bé giert het alweer uit.
Rollebollen in bed. Heerlijke blote huid tegen huid in witte lakens en eigeel licht. The Things We Did Last Winter mmmmmmmmmmmmm.
Dan gaat de storm alweer een beetje liggen. Honger. Het is een cliché maar wel een leuk cliché wanneer Bé mijn hemd aantrekt. Ze wiebelt naar de keuken terwijl ze haar zwarte weerspannige lokken achter de Mickey Mouse oortjes vast steekt. Ik hoor potten en pannen rammelen, boter sissen en eieren breken.
Klop, klop, klop, de geur van vers gebakken pannenkoeken dringt mijn slaperige neusgaten binnen.
We snoepen van de voluptueuze pannenkoeken. Ze maken deel uit van het zintuiglijk orgasme dat al de hele dag duurt.
De natuurelementen en wij. Wij en de natuurelementen. Wind, regen, kou, warmte, hout, huid, licht, zoet, en volle smaak.
En benzinegeur als ik de oude nobele Déesse start om in stijl terug te keren naar de hel van het dagelijkse leven.
Eén zaterdag hard labeur, dat is alles wat ik je vraag.
Ik zie het in eerste instantie niet zitten om wat een geweldig leuke zaterdag zou kunnen worden te verknoeien door mijzelf onder te dompelen in een mix van Antwerpse bourgeoisie, bouwpuin, afval en uitgegraven grond in the little house of horror.
Het is ook nog maar een week geleden dat ik de Heilige Volvo gevuld met allerlei familieleden naar Antwerpen bracht om daar het gruwelijke beeldverslag van het huwelijk te bekijken. Iedereen zag er behoorlijk oranje uit en mijn broek en mouwen leken nog korter dan in werkelijkheid. Hier en daar kwamen uitvergrote momenten die nog meer walging veroorzaakten.
Na de koffie gooide schoonzus vier angstaanjagend dikke albums vol van waas voorziene trouwfotos op de tafel waar we ons nog doorheen moesten worstelen alvorens de door de tand des tijds gecorrodeerdedonkerblauwe Zweedse terug naar Aalst te brengen.
Eén zaterdag hard labeur dus.
Maar broer klinkt zeer autoritair en dat is het gevolg van het feit dat hij een controlefreak is en graag papa over mij speelt.
Het fantastische herenhuis dat Broer en Schoonzus kochten, heeft een tuintje. Alleen jammer dat de het huis van de buren negentien verdiepingen telt waardoor zelfs een eenvoudig grassprietje het hard te verduren krijgt door de totale afwezigheid van zonlicht.
De hele handel toe bouwen is de enige oplossing en zal ervoor zorgen dat Schoonzus als het klaar is, thuis zal kunnen werken.
Op het programma van die ene zaterdag hard labeur staan twee puntjes.
Ten eerste moet hij van de aannemer die de achterbouw zal zetten, vijftien centimeter grond uitgraven. Een snelle berekening van Broer leert ons dat die overeenkomt met vier containers van zestien kubieke meter.
Dat zullen we even in de voormiddag doen.
Het tweede agendapunt voor deze vrolijke dag zal bestaan in het uitkappen van een venster tot een deuropening.
Daarmee zijn we rond drie uur in de namiddag klaar. Rest ons nog de tijd om iets te drinken en wat naar de overige fotos te kijken. Bovendien zorgen wij voor eten en drinken.
Het klinkt zowaar als een dagje in een pretpark.
Moeder oefent druk uit. Je moet werken, jongen, niemand is daar aan doodgegaan.
Ok, daar ben ik gedeeltelijk mee akkoord. Maar ik heb nu eenmaal geen interesse in een carrière als bouwvakker.
Journalist, ja, of bon vivant, schrijver, samensteller van radioprogrammas, diplomaat in een Caraïbisch eiland, dat zijn de beroepen die mij meer interesseren.
Of iets onbestemds waarbij je een hele dag kan flaneren in een smetteloos pak, flamboyant kijkend met één opgetrokken wenkbrauw als David Bowie in Lets Dance terwijl je in de ene hand je Panamahoed houdt terwijl je met de andere af en toe de dikke Cubaanse sigaar naar je mond brengt om een kringetje rook te blazen.
Toch parkeer ik op een bewolkte zaterdagochtend op een onfatsoenlijk vroeg uur mijn diep grollende BSA motor voor de van asbakken voorziene garagepoort van Broer.
Zenuwachtig opent hij de deur nog voor ik kan aanbellen. Snel, snel, dit en dat en hier en ginder want de eerste container komt er zo aan.
In de gang heerst chaos. Een kruiwagen verspert de weg, spades en schoppen liggen her en der klaar om het beste van zichzelf te geven.
Dan stopt de vrachtwagen met de eerste lege container voor de deur. De chauffeur loopt door de gang naar de tuin waar Broer net instructies declameert van waar ik moet beginnen graven.
De chauffeur moet hard lachen als hij het plan van Broer hoort.
De man heeft een stukje van een dikke sigaar in de rechter mondhoek dat bij elk lachsalvo angstaanjagend op en neer danst terwijl het er net niet uitvalt. Een hele reeks opmerkingen verlaten zijn mondholte die nauwelijks open gaat om de sigaar niet te verliezen.
Wat ik begrijp uit zijn gebrabbel, is dat hij vier keer zal langskomen deze voormiddag en dat we de containers niet te vol mogen laden.
Piece of cake, jubelt Broer die in zijn gedachten al vijftien centimeter later zit te lunchen in een smetteloos egale tuin.
Ik gooi de kruiwagen vol aarde en Broer rijdt ermee naar de container. Om de vijf kruiwagens wisselen we van job om het draaglijk te maken.
Vijfendertig kruiwagens later zitten we puffend en hevig zwetend uit te rusten op de deurdrempel. Je moet al goed kijken om het belachelijke uitgegraven putje te ontdekken in de tuin. En in de container is nu toch al één hoekje gevuld met aarde.
Versterking zal nodig zijn en Broer belt Schoonbroer en Schoonlief op en sommeert hen op niet mis te verstane wijze dat we diep in de problemen zitten en dat hun hulp even onmisbaar is als een hulpkonvooi in Darfoer.
Twee mannen vullen nu zwijgend de twee kruiwagens. Twee vrouwen rijden zwijgend af en aan naar de container.
Af en aan, af en aan en met succes want wanneer de chauffeur met de kleefsigaar zijn vrachtwagen voor de container parkeert, ligt die vol.
Té vol.
Veel te vol.
De dames hebben de boodschap niet goed begrepen volgens Broer, maar ik heb helemaal geen boodschap gehoord. Hij vergat hen te zeggen dat de container niet op een hoopje mocht gevuld zijn.
Vloekend kruipt Kleefsigaar in zijn cabine en start de motor en de pomp die de haak achterover doet plooien. Eens aangepikt geeft hij vol gas, een siddering gaat door de hele vrachtwagen als de container zich verzet, de haak plooit terug en de bak gaat omhoog.
Maar niet alleen de bak. Stilaan verheft de cabine met Kleefsigaar erin zich van de grond, steeds hoger tot ook de beide voorwielen in het ijle zweven.
Spannend. Hoe zal dit evolueren? Het lijkt erop alsof de hele vrachtwagen klaar is om gelanceerd te worden naar een verre Russische deelstaat of zelfs de maan.
Wat mij overigens geen onaangename gedachte lijkt.
Dan rolt de bak piepend en hijgend over het kantelpunt en met een indrukwekkende plof landt de vrachtwagen terug op de grond.
Kleefsigaar ziet wat bleekjes. Niet zozeer van angst, eerder van woede denk ik.
Ik voel een plots opkomende en onweerstaanbare drang om alvast een eerstvolgende kruiwagen te vullen, kwestie van mij snel uit de voeten te maken.
Broer krijgt de volle lading van Kleefsigaar. Zestien kubieke meter scheldwoorden braakt hij uit over het ego van Broer dat daardoor onherstelbare schade oploopt gezien het feit dat alle negentien buren vanaf hun terras staan toe te kijken.
Het is één uur s middags wanneer Kleefsigaar voor de tweede keer weg rijdt. En ook voor de laatste keer vandaag want de man werkt op zaterdag maar een halve dag.
We hebben nog niet één vijfde van de opdracht vervuld. Het is een lachwekkend klein stukje tuin dat uitgegraven is.
Schoonbroer en het bijhorende Lief zijn ervandoor.
Het gebulder van Broer was inderdaad niet leuk want hij geeft iedereen de schuld van deze gigantische mislukking terwijl die enkel en alleen bij zijn eigen inschattingsvermogen ligt.
Maar een broodjeslunch doet deugd en na de pauze beginnen we aan deel twee van onze olympiade.
Ach, we doen dit nog even daarmee is onze dag toch niet gans verloren. Broer heeft terug wat moed.
Hij haalt twee loodzware metalen koffers uit de garage waar telkens één Hilti klopboor in zit.
Gehuurd in de Brico, zegt hij fier. Ik heb gekozen voor de zwaarste modellen zodat het werk goed vooruit zal gaan.
Wat verlengdraden in mekaar prutsen, helm en stofbril op en daar gaan we. Zon boor weegt wel wat, zeg. Daar ga ik dan, de muur te lijf met evenveel enthousiasme als een slager die op het punt staat om een vers geslacht varken uit te benen.
Gigantische stofwolken stijgen op door ons enthousiasme, verduisteren het licht, lawaai als op het einde der tijden, vonken en gensters vliegen in het rond voor minuten lang. Tot we beiden niets meer zien door het stof en even halt houden vooraleer we in een onbewaakt moment mekaars ledematen eraf drillen.
Hoesten, niezen, even de deur open zetten.
De stofwolk klimt naar buiten en lijkt daarbij op een fors uit de kluiten gewassen schouwbrand.
De negentien buren kijken van op hun achterste terras toe hoe Broer en ik hijgend en als mijnwerkers onherkenbaar tegen de achtergevel leunend staan te hoesten.
Wanneer de stofwolk opgetrokken is en onze longen min of meer stofvrij zijn, gaan we terug naar binnen om het resultaat van al het geweld te bekijken.
Eén vierkante centimeter beton is door mijn toedoen verdwenen. Broer heeft ook een volle vierkante centimeter weggebeiteld maar is met de drilboor even uitgeschoten in een elektrische leiding waardoor er nu ook geen elektriciteit meer is.
Het is intussen drie uur geworden en de drang om mijn BSA te starten, wordt alsmaar groter. Broer hult zich in een ontgoocheld stilzwijgen, kwaad op mij omdat ik nu ook overstag ga en hij alleen zal overblijven om het bouwtrauma te verwerken.
Ik neem nog even een douche. In de living staan intussen ongeveer honderd potjes confituur af te koelen. Aha, ga je een winkeltje beginnen? vraag ik achteloos met als enige bedoeling het ijs te breken.
Tja, wat moet je zeggen als blijkt dat alle horizontale vlakken in huis gevuld zijn met potten aardbeiconfituur die overigens geen van beide huisbewoners lusten.
Er komt een antwoord zo giftig als een pijlgifkikker, een gloeiende blik en net geen schuim op de lippen. Nog snel grits ik mijn helm en handschoenen van de enige stoel zonder confituurpotten en storm de trap af richting voordeur.
Even samenvatten.
Een zaterdag als mislukte bouwvakker opgeofferd aan het overschatte ego van Broer.
Tweeëndertig kubieke meter grond uit een donker tuintje gehaald. Het resultaat is nauwelijks zichtbaar.
Vier vierkante centimeter beton weggehakt van de onderkant van een raam dat ambities heeft tot een grotere kaderfunctie namelijk die van deur.
En tot slot van de rekening nog eens weggejaagd door de kersverse Schoonheks.
Och, zegt Broer tussen twee trekken aan zijn sigaret die hij buiten aan de garagepoort staat te roken, het is de dans der hormonen. We zijn zwanger! Ah, en tot volgende zaterdag dan maar? oppert hij lichtjes opportunistisch.
Net op dat moment schiet de ééncilinder met een oorverdovende knal in gang.
Ik roep van alles terwijl ik de motor aan de praat hou, dat ik een afspraak heb met de paus volgend weekend, dat er dringend een betoging moet georganiseerd worden tegen de teloorgang van het regenwoud te Erpe Mere, dat de NASA mij volgende zaterdag nodig heeft om de motor van het ruimteveer te helpen starten
Mooi dat hij dat zo zegt, denk ik als ik door de Kennedytunnel bulder, maar ik zie vooral een afgrijselijk roze doopfeest vol slaapverwekkende mensen die allerlei vestimentair wansmakelijke eisen stellen, veel te vette hapjes, een vermoeiend ritje met de bejaarde Volvo en een cameraman die mij te pas en ten onpas voor de voeten loopt.
Zo kun je de cadans beschrijven van de motor die één van de schepen van Baas aandrijft. Achtendertig meter lang en vijf meter en vijf centimeter breed.
En traag in werkelijk alle aspecten.
Niet alleen de ABC driecilinder draait tergend traag, je kan ook beter geen haast hebben om het ding te starten. Kranen open, kranen toe, pompen, kranen open, kranen toe, pompen en perslucht blazen.
Met een imposant gesis en geblaas als van een draak die je na honderd jaar tot leven wekt, komt de scheepsdiesel tot leven.
Eerst een kleine stamp bij wijze van assertiviteit. Ik ben hier! Daarna een tweede stamp, zowaar een derde en ja, daar beginnen we aan de wals:
doeg/doeg/doeg doeg/doeg/doeg doeg/doeg/doeg au troisième temps de la valse/nous valsons enfin tous les trois/ de schipper, de ABC en ik.
En intussen op het achterdek sta je te kijken naar de kleine rookkringetjes die de uitlaat blaast en is het onmogelijk om stil te staan. De dekplaat onder je voeten davert namelijk op het ritme van de scheepsdiesel.
Touwen los en we denderen de eerste sluis in. Millimeterwerk want de sluis is veertig meter lang op vijf meter twintig. Maar geen paniek want alles gaat traag op het water. In tegenstelling tot het winstbejag van Baas en de horde seksloze broekrokken die aan de sluis staat te popelen om ons oude schip met geklonken gewrichten en verbanden te bespringen.
La folle farandole van de consumptie, de met koude schotels gevulde magen overgoten met streekbieren en onvermijdelijk toiletbezoek tot gevolg. Alles de rivier in.
Intussen draait Ghislain bocht na bocht geduldig aan het stuurrad, niet gehinderd door enkele van witte jachten voorziene Antwerpse egos die denken dat ze overal voorrang hebben.
Niet dus en Ghislain stuurt vastberaden de dikke kont van het schip rakelings langs de oevers, de majestueuze kop nadrukkelijk elke verse bocht in, dominerend op het ritme van de wals van de ABC driecilinder.
Onze honderd ton geklonken staal zal het rivierleven wel bepalen en niemand die haar voluptueuze afvaart kan verstoren.
En dan, na twee uur lang van tolereren, legt Ghislain onze oude dame met de brede heupen vast langs een steigertje.
Iedereen van boord, snel, snel, la parade des poules is voorbij, snel naar de autobus die ongeduldig staat te wachten. Drummen op de loopplank, drummen op de kaai, het gekakel sterft stilaan uit.
Met een luide klonk van verlichting schudt mademoiselle haar ballast af en kraakt ze even de roestige klinknagels.
Ghislain vaart verder stroomafwaarts tot de zwaaikom waar hij kan keren.
Intussen zijn enkele donkere figuren onzichtbaar aan boord geslopen. In alle stilte monteren ze hun instrumenten en ongevraagd beginnen ze te spelen in de aula van mijn hoofd.
Niets dat er nog toe doet, in alle traagheid sleept het leven zich voort van Ninove tot Geraardsbergen met aan boord Django, Jacques, Serge et les autres.
De zon is een oranje bol die wegzinkt in de weiden aan stuurboordkant. Ik zit op het voordek, de scheepsdiesel slaat nu nog slechts heel discreet de driekwartsmaat en behalve het ruisende water, gebroken door de stompe boeg, hoor ik zachtjes een accordeon.
Een frisse bries verjaagt alle spinrag en doet me dronken vergeten.
In de jeugdclub hangen Herbert en Anja het zelfvoldane koppel uit.
Niet te geloven maar binnenkort hebben ze een afspraak in een winkel vol roze gipsen engeltjes om een huwelijkslijst samen te stellen.
Een huwelijkslijst. Het roept spontane braakneigingen op.
En ze slagen erin om daar ook nog stress rond te hebben ook!
Vreselijk.
Als tegengewicht tegenover Herberts gelikte Honda Goldwing heb ik een oude BSA motorfiets gekocht.
De nummerplaat is net zoals enkele andere onderdelen met ijzerdraad bevestigd, er zeikt langs alle kanten olie uit en de kickstarter heeft iets tegen mijn scheenbeen.
Telkens ik de motor wil starten door een flinke stamp op de kickstarter te geven, slaat het ding zo hard terug tegen mijn scheenbeen dat ik tranen in mijn ogen krijg.
Die drogen snel op eens ik mijn Highway Patrol helm heb opgezet en tegen negentig per uur door de agglomeratie bulder.
Inderdaad, bulderen want mijn oude BSA, een ééncilinder motor met een lange slag, maakt een indrukwekkend geluid.
Veel haast heeft hij overigens niet, dat komt vooral door de versnellingsbak die gemaakt is om door het mul zand te rijden. En ook trappen op te rijden wat sowieso voor een motorfiets geen normaal gedrag te noemen is.
Maar wat is normaal gedrag, denk ik als ik naar het aanstaande bruidspaar Anja en Herbert en hun kleffe plannen kijk.
Tegenwoordig wordt ik voorafgegaan door een walm van olie en benzine. Heb ik geen reputatie om mij vooraf te gaan, ik heb op zijn minst dit.
In de Stock Américain vond ik gisteren zelfs een oude vliegeniersbril die mij in combinatie met de CHiPs helm een zeker imago geeft. Ruig, zonder meer, maar hey, what the hell. Liever single en stinken naar de olie dan een namiddag tussen de roze hummeltjes moeten vertoeven op zoek naar geschikte braadpannen.
Het nieuws dat Broer gaat trouwen, komt bij deze dan ook zeer ongelegen. De vreselijke Antwerpse del die hij heeft uitgekozen is zowat de vleesgeworden bourgeoisie. Helemaal niet compatibel met een BSA om maar een voorbeeld te noemen.
Moeder opent een charmeoffensief om toch maar te capituleren voor de lieve vrede en de Antwerpse plastieken jetset.
Moeder stuurt ons uit om passende kledij te huren.
Kledij huren? Wordt het een verkleed bal?
Moeder zal betalen.
En dus sta ik enkele dagen later samen met mijn communistische schoonbroer in een winkel die okselzweet en mottenballen verhuurt. Ik heb speciaal mijn BSA ingezet om luid daverend de speciale parkeergarage voor klanten binnen te denderen. Ik parkeer mijn wrak naast de rode gedeukte 2pk van mijn schoonbroer. Yeah, anarchie en co zijn hier!
Een pitteleer bij god, denk ik in mezelf als ik het vreselijke nieuws in de winkel verneem. Een pitteleer. Een pitteleer. Ik kan het niet geloven dat ik in deze wereld als een pinguïn moet rondlopen.
Een slijmjurk die maar al te graag tegen elke prijs mijn binnenbeen wil meten, praat ons verschillende modelletjes aan. No way dat hij met zijn gemanicuurde fikken nog maar mijn knie aanraakt.
Lichtjes gedegouteerd door de zwarte olievlekken op mijn sokken keert hij zich hoofdschuddend tot mijn moeder die de rekening betaalt.
Hij markeert mijn kostuumpje en dat van Mao en vraagt om ze tijdig te komen afhalen omdat de winkel de dag voor de trouw extra vroeg sluit.
The spirit of ecstacy op de motorkap van de protserige Rolls Royce blinkt extra hard. Het lijkt wel een beetje een lijkwagen, met bloemen behangen, ook op de zijwanden. Broer gaat zich ook wel een beetje begraven in een gruwelijk huwelijk vol plichten en bijzonder weinig baten.
Voor je het weet zit je avondlange discussies te voeren over de noodzaak van een traploper van 10000 euro, vergulde badkranen, gordijnen in exotische zijde, beurtsystemen om het afval buiten te zetten en het feit dat je niet mag roken in huis en dat het wellicht handig is als er een asbak aan de buitenkant van de garagepoort hangt.
Als een echte charmezanger komt Broer uit de Rolls gestapt en belt aan bij de schoonouders. Enkel en alleen voor de mannen van de videoploeg die tot trieste taak hebben dit moment van pure horror te bewaren voor de generaties van de volgende honderd jaar. Want eigenlijk is Broer niet met de Rolls gekomen maar heeft eerder op de ochtend zijn doorgeroeste Renault 14 TL om de hoek geparkeerd.
Zelfs zijn snor is geföhnd, de strik gesteven hij ontbreekt enkel nog een rode bolhoed en een plastieken bloemetje in zijn revers waar water uitspuit. Pipo de clown.
Met dat verschil dat Pipo s avonds gewoon weer zichzelf is en zich in de circusbar laat vollopen met goedkope Russische wodka. Dat geluk is Broer zelfs niet meer toebedeeld.
Tot overmaat van ramp is er ook een ceremoniemeester aanwezig. Het is het meest afgrijselijke beroep ter wereld, zo antipathiek mogelijk zijn en intussen alle lichaamsopeningen stevig dichtknijpen en van andere mensen hetzelfde verwachten. Faut le faire, nooit lachen op feesten en blijde gebeurtenissen.
Snel snel mijn pitteleer aantrekken. Schoonbroer en ik verdwijnen even met de grote witte plastieken zakken waar Henny Handtastelijk de gehuurde mottenballenvodden in verpakt heeft.
Verdorie, die broek spant zo vloek ik half luidop. En dat vestje! De mouwen spannen verschrikkelijk en de naad op de rug neigt tot barsten. Ademen zal slechts een optie zijn.
Bij mijn commie schoonbroer net het tegenovergestelde. Maar hij heeft een broeksriem bij en dus is er geen risico dat zijn broek halverwege de kerkdienst op zijn enkels zal hangen.
De ceremoniekwijlbal sommeert ons nu naar beneden te komen. We kijken nog even na of die klotebediende van de verhuurzaak ons niet de verkeerde kostuums heeft meegegeven, maar neen hoor. Onze namen kloppen met de aangetrokken pakken. Toch vermoed ik dat Hennie in een vlaag van vreselijke wraakgevoelens de naamlabels heeft omgewisseld enkel en alleen omdat ik lichtjes dwars lag in zijn winkel.
Maak plaats want Bassie en Adriaan komen eraan, is het enige waar ik kan aan denken als we langs de trap naar beneden komen.
Schoonmama is nogal breed van schouders in haar gezicht. Ze is gewikkeld in iets dat op een overschot van een kamerbreed tapijt lijkt. Haar veel te vette schouders zijn onbedekt en her en der doen diverse kwabben verwoede pogingen om zich te bevrijden uit het ingewikkelde schoonmoederbehang.
De ceremoniekwal sabelt mij neer met zijn kwijlerige blik. Hij verdenkt mij ervan met opzet een te kleine pitteleer te hebben aangetrokken om de Quasimodo te kunnen uithangen.
Even later stopt onze kitschkaravaan voor het Antwerpse stadhuis. Ik ben zo blij dat ik erg weinig mensen ken in Antwerpen. Onze belachelijke bende kruipt op aangeven van de ceremoniedweil één voor één uit de verlengde limos die, vermoed ik, ooit nog dienst deden voor een Zuid-Amerikaans drugkartel.
Na een krampachtige ceremonie op het Schoon Verdiep gaan we te voet naar de kathedraal voor een kerkelijke dienst.
Mijn veel te korte broekspijpen flapperen een beetje als halfstok hangende vlaggen halverwege mijn knieën en mijn kuiten.
Eindeloze teksten voorlezen die groene snottebellen en zoute tranen trachten op te wekken. Ook Quasimodo moet nog een tekst voorlezen. Het is al niet erg genoeg dat ik in mijn apenpakje gewoon aanwezig ben, ik moet mij ook nog eens voor het voltallige publiek mateloos belachelijk maken.
Het betere BSA gevoel is wel erg veraf. In de plaats daarvan enkel doffe ellende die dan ook nog eens gefilmd wordt door de opdringerige videoboys die zich stilaan ware paparazzi allures beginnen aan te meten.
Het ergste moet nog komen in de vorm van een oerklassiek Vlaams trouwfeest in een heel chique maar ongezellige zaal vol rook.
Een trouwfeest met een dj die recht van achter de microfoon van Radio Ellende is getrokken.
Een trouwfeest met de meest slijmerige openingsdans der openingsdansen: Ill always love you van Dolly fucking Parton , met nasale tussenkomsten van de steeds zatter wordende dj die almaar luider en onverstaanbaarder vermenigvuldigen roept.
Uiteindelijk belandt iedereen op de grond in lange rijen om De Marie Louise en andere Noordzeekusten mee te lallen. Dat ze maar niet beginnen met The Strangers denk ik bij mezelf terwijl ik heel de tijd op mijn uurwerk zit te kijken. Wat niet moeilijk is door de veel te korte mouwen van mijn vestje.
Mijn gedachten zijn nog niet koud of daar dreunen al de eerste tonen van AAAntwaarpen, gaa zè toch veur maa
Het goede nieuws is dat de bodem nu tenminste toch bereikt is. Schoonmoeder is zat en ze begint er stilaan uit te zien als een vergeten kerstboom: eind januari, de naalden en de ballen zijn eraf gevallen, de herders, koningen en alle andere klaplopers zijn allang naar een andere stal waar ze tenminste bier schenken en de vergeten kerstboom heeft enkel nog een scheefgezakte ster als ornament.
Als ze maar niet begint te zingen. Als ze even later begint te zingen, stort ze zich zo allesomvattend op de microfoon dat ze samen omvallen, een kapseizend schip dat met een geweldige elektronische knal op de mengtafel van de dj belandt. Vuurwerk, gepiep, een kleine explosie met wat rook.
Daarna enkel duisternis in het lokale heelal.
Met één stevige stamp op de kickstarter schiet het Engelse monster wakker. Eerst nog traag koude olie rondpompend door reumatische motoronderdelen die kraken, klepperen, hijgen en briesen alsof ze uit hun hum zijn nu ze zo ongevraagd aan het werk moeten.
Heel de BSA davert en slingert op het ritme van de motor. Ik stap op, zet mijn helm op, de stofbril en trek mijn handschoenen aan. Op de bagagedrager twee grote witte zakken vol doorrookte pitteleers en ongenoegen. Die zal ik even met gepaste assertiviteit aan Handtastelijke Henny terugbezorgen.
Broer verlaat het ouderlijk nest en gaat alleen wonen. Heerlijk, het vooruitzicht van mijn eigen kamer die ik zestien jaar lang met Broer heb moeten delen.
Inclusief zijn verwoede pogingen om Angie van de Rolling Stones uit zijn goedkoop vals gestemd gitaartje te krijgen.
Gelukkig was het geen elektrische gitaar want hij was ook fan van Deep Purple en Smoke on the water.
De smoke was wel degelijk aanwezig, hij vond het al psychedelisch om Belgas te roken, samen met mijn zus de lampadère af te dekken met roze vloeipapier dat hij meebracht van het college om vervolgens angstaanjagende choreografieën te bedenken.
Dat allemaal op het onchristelijke uur waarop ik na het verorberen van een appeltje en een laatste glaasje Vichy Selestin door mama bedwaarts wordt gestuurd.
Probeer maar eens te slapen in de sigarettenrook met de riff van Deep Purple op de achtergrond en een zus die ligt te kronkelen alsof iemand dringend haar appendix eruit moet rukken.
Maar dat is verleden tijd. We rijden op een donkere koude herfstdag in papas Volvo 144 S (die S is vooral zeer belangrijk voor het ego van mijn vader) naar de eerste Ikea van België die in Ternat net de deuren geopend heeft.
Op het dak een ferm bagagerek want de Volvo is een vierdeurs berline waar een matras op geen enkele manier in past.
Summer night city van Abba op de radio. We wanen ons redelijk onaantastbaar, mijn broer en ik. Samen onderweg om zijn toekomst uit te bouwen. En de mijne.
Straks zal ik voor het eerst zijn huurflatje zien, spannend.
Slenter, slenter door de Ikea. Een matras maar ook een kleerkast, een beddenbak, drie lampen, vier stoelen, een tafel en een kamerplant belanden op de kar. De kleffe posters van David Hamilton neemt hij wel van thuis mee.
Gelukkig zit alles in platte kartonnen dozen verpakt, behalve de matras die we gezwind op het bagagerek van de Volvo zwieren.
De arme Zweedse zakt een beetje op haar knieën bij het torsen van al dat huisgerief en nadat we de matras onwrikbaar vastmaken op het bagagerek, kiezen we het ruime sop richting vrijgezellenflat van Broer.
Alleen, Broer stopt na twee kilometer op de pechstrook van de snelweg. Er scheelt iets aan de auto.
De gedachte om dit te moeten uitleggen aan Vader, doet het angstzweet over onze rug gutsen. Nee toch. De Volvo die heilig verklaard is en waar niets mag aankomen, de Volvo met honderd paardenkrachten dankzij de dubbele Stromberg carburator (vandaar de 'S'), de onverwoestbare en onneembare vesting, die Volvo staat op de pechstrook met een gebrek aan vermogen. Drie weken van diplomatiek overleg, het inzetten van al onze jokers inclusief een charme-offensief om Moeder voor onze kar te spannen en nu staan we hier schoon.
Een amateuristische blik onder de motorkap brengt niets bij vooral omdat Broer nog nooit onder een motorkap gekeken heeft en niet goed weet waar hij precies moet naar kijken.
Dan maar terug vertrekken.
Misschien was het wel inbeelding. Het is namelijk onmogelijk dat de stipt onderhouden tien jaar oude Zweedse tank het uitgerekend nu zou laten afweten.
Eerste versnelling, tweede, derde, alles gaat goed tot bij de vierde. Broer duwt haast een gat in de bodem maar onze Agnetha wil niet harder dan negentig per uur. Een Citroën 2PK die ons inhaalt bevat enkele passagiers die vol ontzag naar ons stukje Zweedse staalindustrie kijken.
Even later komt een Renault R4 voorbij met jongeren voorzien van foute kapsels, patchoulie en van okselkringen voorziene t-shirts vol revolutionaire boodschappen. Ze wijzen lachend naar ons kleinburgerlijk vervoermiddel.
Ik hou het niet meer uit en draai het raampje naar beneden. Ik steek mijn hoofd buiten waardoor mijn Jommekeskapsel danig in de war geraakt.
Meteen heb ik de oorzaak van het vermogensverlies ontdekt. De matras is met rekkers vastgesjord. Die zijn niet sterk genoeg om aan de rijwind te weerstaan waardoor de matras vanaf tachtig kilometer per uur als een rockabilly kuif rechtop gaat staan. Als een gigantische Mickey Mouse hand die naar iedereen ligt te zwaaien. Dé ochtenderectie onder matrassen.
Redelijk hilarisch maar gelukkig scheelt er niets aan onze geleende heilige Zweedse.
Een half uurtje later staan we halverwege een onbekende traphal te hijgen, volledig geblokkeerd met een matras tussen ons in.
Na een drie kwartier durend gevecht met het bed en de kast, de stoelen en de kamerplant, rusten we wat uit in het paleis van Broer.
Toegegeven, het kon slechter. Plankenvloer, wit geschilderde woonkamer met een erker, een sjofele maar gezellige badkamer en een slaapkamer waar nog menig spermatozoïde tegen de muur of het plafond zal belanden.
Of toch niet want Broer doet een verrassende bekentenis. Hij heeft een lief. Ze heet Christel.
Plots tovert hij een verfrommelde foto uit zijn bezwete broekzak.
Jezus Christus, niet slecht die Christel. Blond en lang haar, wespentaille, in haar uniformpje van SABENA!! Jaaaa, ze is airhostess.
Ok, geen sperma tegen de muur of plafond. Maar de matras die we net binnengehesen hebben brrrr. Ik mag er niet aan denken welke lichaamssappen die allemaal te verteren krijgt.
We zullen de kleerkast eens monteren, zegt Broer. Ik had liever eerst iets gedronken. Ben namelijk buiten adem van al die weerspannige meubels die niet naar boven wilden.
Komt daar nog eens bij dat ik voortdurend moet denken aan Christel. Chrissie Hynde mag van mijn part een kilo of tien rapen gaan uittrekken.
Neem het plan, zegt Broer nogal autoritair. Zo is hij wel een beetje, met zijn belachelijke rijkswachtersnor annex zonnebril. Misschien daarom dat Christel op hem valt. Met de ogen half toe en in tegenlicht lijkt hij van ver misschien een beetje op een piloot die een Jupiler of drie op heeft.
De plannetjes van Ikea zijn waardeloos. Het lukt maar niet om de schuifdeuren in de kast te krijgen. Eens ze erin vallen, doen ze van alles behalve openschuiven. Eruit vallen, ja en de boel blokkeren à volonté.
Maar netjes vlot openschuiven behoort blijkbaar niet tot hun takenpakket.
Broer merkt wel op dat de rand bovenop de kast handig is om reiskoffers aan het zicht te onttrekken.
Een kast met een rand bovenaan Hebben die Zweden wel zo ver nagedacht. Of hebben we het plannetje onderste boven gehouden? De Zweden hebben niet zover gedacht. We hebben de kast integraal op zijn kop gemonteerd omdat Broer het plannetje heel de tijd onderste boven hield.
Wat zou Christel daarvan zeggen? Hopelijk houdt zij de Kamasutra vast als ze de matras inwijden. Anders zal het pijn doen.
Broer begint de smalle stukjes muur tussen de ramen van de erker wit te schilderen. Het ruikt naar hout, hars, Ikea meubels, verf en prille liefde.
Daar gaat de deurbel van het herenhuis waarvan Broers appartementje deel uitmaakt. Christel huppelt als een hinde naar boven. Lange benen, mmmm, tot mijn grote spijt ben ik nog maar zestien en is het lief van mijn broer helemaal niet geïnteresseerd in Kleine Broers met Jommekeskapsels.
Ze komt een keer poolshoogte nemen van de werken aan het liefdesnestje. Niet dat ze hier permanent zal verblijven. Haar ouders zijn nogal conservatief en vooral steenrijk.
Niet echt het stel ouders om uitgebreide generatieconflicten mee uit te vechten. Dan toch maar liever braaf wachten op de erfenis en het dolce far niente dat daaruit zal voortvloeien.
Broer is gewoon een Lucky Bastard. Terwijl ik in een klas vol ongewassen puisterige pubers Griekse lierdichters moet bestuderen, kan hij vrolijk rampetampen met langpootmuggen.
En zich laten rondrijden in de spiksplinternieuwe VW Golf Rabbit die ze van vaderlief gekregen heeft voor haar vierentwintigste verjaardag.
Het testosteron is niet eerlijk verdeeld in de wereld.
We keren s avonds laat terug naar Aalst, terug naar mijn kamertje met posters van diverse Volvo modellen. Broer slaapt nog één keer bij mij. Morgen zal hij al zijn kleren in enkele sporttassen proppen en er met zijn goedkoop gitaartje vandoor gaan. Joepie.
Op de radio klinkt alweer Summer night city van Abba. Ik weet dat het laatste beeld van de videoclip een Volvo 164 toont.
Heerlijke auto. Vooral met Agnetha Fältskog aan het stuur.
Mijn genen denken nog maar aan één ding: plezier maken. De jeugdclub is een plaats waar dat af en toe kan, afhankelijk van de gemiddelde leeftijd in combinatie met de BMI der aanwezige tooghangers.
Maar raadt eens wie ik vandaag tegen het lijf liep, zomaar tussen de rekken van de Match terwijl ik op zoek was naar bier? SIEN! Ach Sientje! Parel voor de zwijnen toen we allemaal zestien waren en onze hormonen krampachtig volhielden dat we de meerderjarigheid reeds voorbij waren.
Sientje met haar prachtige spannende jeans, jeansvestje en zwarte blouse waarvan de bovenste drie knoopjes nooit dichtgingen. Never.
Sientje draaide op de dansvloer nogal uitvoerig met haar achterste en vervolgens met haar tong. Menig jongensondergoed werd bevuild enkel bij de gedachte aan een avond met Sientje. En ze heeft ze allemaal gehad. Jan, Pier, Joris en Corneel, Barten in overvloed, Koenen in alle soorten en maten, Karls, Peters, Krissen, Lucen en drie Marken in verschillende gewichtsklassen.
Ik bleef zo afzijdig mogelijk van het betere tongdraaiwerk omdat ik heilig overtuigd was van de onbestaande kans dat Sien ooit de hare in mijn keel zou rammen.
Maar dan werden we echt achttien en gingen een beetje uitzwermen naar Brussel, Gent of Leuven. Sientje bleef redelijk alleen achter om in de zaak van haar vader mee te werken. Het kleuren van textiel is een vak apart dat weliswaar wars van allerlei amoureuze avonturen wel degelijk geld in het laatje brengt.
Gedaan met de seksuele experimenten op zaterdagavond en vaders klantenbestand eist eerder een deux-pièces dan een spannende jeans. Sientje zit nogal vaak op zaterdagavond alleen te wezen op een barkruk aan de toog van ons ooit zo favoriete danslokaal.
Tot ik haar dus op die bewuste zaterdagnamiddag ontmoet in de Smatch. Zij met een winkelkarretje vol onbestemde dingen, ik met een kar vol onverwacht verlangen om mijn overleden droom te reanimeren.
En ja hoor. Het gesprek loopt als een zescilinder diesel, komt wat traag op gang maar uiteindelijk schrikken we allebei als de bediende aan de kassa de sluiting van de Smatch aankondigt. Anderhalf uur staan we hier te palaveren en Sien geniet er zichtbaar van.
Zeg, ik durf het bijna niet te vragen, maar zullen we eens samen uitgaan? Like the good old days.
Ik stamel en stotter dat het goed is. Waar wil ze heen?
God, zegt ze, ik wil niet teveel op het verleden voortborduren. Er is in Zottegem naar het schijnt een geestige discotheek: de Krypton.
Aaaargh. De Krypton.
Het is de ark der verloren gelopen jeugdzielen. Degenen die met het oog op een academische titel naar Leuven, Brussel of Gent verhuisden, hebben geen boodschap meer aan boerenfuiven in gaten of fuiven in boerengaten.
De achterblijvers kruipen bij mekaar in speciaal ontwikkelde ruimtes zoals discotheken, opgericht voor jonge werkmensen zonder smaak en oude kalende mannen in foute geruite dralon kostuums die zich iets misrekend hebben bij de scheiding van hun universiteitslief.
Daar wil Sientje mij heen slepen. Of ik haar. Om het even waar.
Maar hoe geraken we in Zottegem? vraagt Sientje zich luidop af.
Ik heb een auto! antwoord ik enthousiast.
Aha, en welke auto dan? vraagt Sien nieuwsgierig.
Een rode mompel ik nogal ontwijkend. Een rode Zastava 1100 is het eigenlijk en dus niet meteen een model waarbij in bikini gehulde blonde babes voorzien van spons en zeepsop zich spontaan op de motorkap werpen.
Het is eigenlijk een ex-oostblok geval. De enige babes die ooit in de buurt kwamen van de motorkap, hadden wellicht maat 48, een borstrok, lieslaarzen en een KGB lidkaart.
Ach, zegt Sientje vertederend,zolang het maar rijdt
Laat dat nu net het probleem zijn. Voor vijftienduizend frank (driehonderd vijftig euro) koop je een berg roest met een versleten koppeling en zeer zachte comfortabele okerkleurige zetels. Die bovendien nog eens plat kunnen.
Gezien het aanwezige testosteron is dat geen slecht compromis. En mijn Zastava is eigenlijk een afgeleide van de Fiat 128, een ultrasportieve Italiaanse gezinwagen. Hij heeft van die grote ronde klokken op het dashboard en een redelijk agressieve blik in de chroomomrande koplampen.
Het kan niet stuk gaan mompel ik in mezelf als ik de Zastava met een zwier op de oprit van Sientjes huis parkeer. Zal ze een spannende jeans dragen of eerder een pied-de-poule mantelpakje?
Geen van beide. Haar moeder opent de deur met de melding dat Sientje nog even bezig is. Het resultaat daalt enkele minuten later gracieus de trap af in een minirok, geen spannend geval maar eerder een tennisrokje maar dan in het zwart. Daarop een mouwloos t-shirt met rolkraagje. Sientje verspreidt een heerlijk parfum.
Mensenlief, ik ben blij dat ik al zover geraakt ben. Hoeveel van mijn leeftijdsgenoten verdroomden niet de helft van de godsdienstles met gedachten aan Sientje in minirok en blote armen.
Sien geeft mij een arm en we stappen naar de rode Russische Italiaan. Mijn Zastava is even opgewonden als zijn chauffeur en doet zijn best om zo sportief mogelijk te klinken als ik over de kleine wegjes scheur onderweg naar de planeet Krypton.
Het is stikdonker geworden op de immense parking. De neonreclames flitsen opdringerig pastelblauw en roze. Het regent lichtjes en ik heb natuurlijk geen paraplu bij. Sientje weigert mijn jas om over haar hoofd te leggen.
De deurgatvullende portier ziet eruit alsof hij nog maar tien minuten geleden een koe de strot afgebeten heeft. Griezelig volk. Ik word gefouilleerd.
Logisch, want het zou best kunnen dat ik recht uit Rusland kom met een verse lading Kalasjnikovs in de kofferbak. Zo zie ik er namelijk uit met hier en daar wat fout donshaar en andere restanten van een pas geleden puberteit in mijn gezicht.
Het publiek binnen varieert zoals verwacht nogal sterk in stijl en leeftijd. Veertigjarige kale vertegenwoordigers in kantoormeubelen draaien rond achttienjarige kapstertjes, vijfentwintigjarige boerenzoons met blozende wangen en gestreepte gesteven hemden trachten met belachelijke danspasjes vijfendertigjarige van kantoormeubelverkopers gescheiden vrouwen te veroveren.
Ieder diertje zijn pleziertje. Barry White, Bohannon, Gloria Gaynor, Marianne Rosenberg, Jezus Christus. Al heeft die laatste geen soft soul gemaakt.
De dj verhoogt het geluidsniveau per uur en om twee uur s nachts kunnen we ons niet meer herinneren van welke parochie we afkomstig zijn.
Sientje roept in mijn oor dat ze weg wil. Nog geen enkele trage heeft die verdomde dj gedraaid. Ik zie mijn kans in fysiek contact dan ook slinken voor de euh.. maan.
Tenzij.
Tenzij Sien na een lang gesprek op café alsnog mijn huid wil aanraken. En hopelijk nog veel meer.
Ik start de Zastava. Enkele dissonanten stijgen op uit de versnellingsbak. Krak, daar schiet het juiste tandwiel toch in het juiste gat en we rijden traag de parking af.
Zottegem.
Heeft een groot station en een fantastische krantenwinkel annex sigarenwinkel annex koffiehuis waar je de drie grootste geneugten van het ochtendgloren na de erectie kan combineren. Het zijn dan ook de cafés recht tegenover het NMBS gebouw die als enige nog open zijn.
En dan pakt ze mijn hand en vraagt mij om haar te ontvoeren naar een plek om naar de sterren te kunnen kijken.
Allebei gelukzalig glimlachend stappen we in de Zastava. Het zal ervan komen, popel ik zo ongemerkt mogelijk .
De Zastava helpt door van de eerste keer te starten.
Maar dan komt het: ik kan geen enkele versnelling meer nemen, het is alsof ik in een grote pot soep roer.
Vreemd genoeg kan ik de versnellingspook optillen en hem ook helemaal wegduwen in een bodemloze put. Maar hoezeer ik ook gas geef, de auto beweegt geen centimeter.
We staan onder het felverlichte raam van een volkscafé waar de aanwezigen reeds samentroepen om van ons spektakel te genieten.
Geen sterren vanavond.
Wat scheelt er? vraagt Sientje voorzichtig.
We kunnen niet weg. Ik bel de wegenwacht antwoord ik zwaar ontgoocheld terwijl ik de laatste ster definitief zie verdwijnen in het zwarte gat waar ik ook de versnellingspook kan induwen.
Ach, dan drinken we intussen gewoon nog een koffietje in dat leuk sigarencafeetje Sientje pakt het nog goed op.
Ze vlijt zich erg dicht tegen mij op de rode pluchen bank, legt haar hoofd op mijn schouder en ik geraak helemaal bedwelmd door haar zoete lichaamsgeur. In mijn hoofd hoor ik een weemoedige bandoneon.
Net op het moment dat Sientjes lippen de mijne opzoeken, zwaait de deur open en roept een dikke ongeschoren wegenwachter:Wie rijdt met de rode Zastava?
Het is een complot. De auto, de wegenwachter, mensenlief hebben ze nog nooit van timing gehoord? Drie miljoen opeengepakte zaadcellen die zich intussen klaarmaakten voor een nakende lancering, beginnen stilaan af te druipen.
We hijsen ons aan boord van de takelwagen die ons naar huis zal brengen. Weg moment, weg sterren, weg Sientje.
Wat overblijft is het oranje schijnsel van de zwaailichten die het onbestaande verkeer op de landwegjes moeten verwittigen dat we eraan komen: ik, mijn bijna lief en een rode desillusie van elfhonderd kilogram.
De wegenwachter is zo galant om even te wachten tot Sientje veilig binnen is.
Dan draait hij de vrachtwagen en voert mij tot thuis.
Een schoon meiske hé zegt hij terwijl hij nogal meewarig naar mij kijkt.
Och, gewoon een vriendin minimaliseer ik. Ik gun het hem niet om op de koop toe nog een keer plezier te beleven aan mijn miserie.
De Zastava heb ik de week erop verkocht aan een depressieve ambtenaar.
Sientje heb ik pas drie jaar later nog eens teruggezien op de parking van dezelfde supermarkt.
Ze zet de maxicosi in het winkelkarretje terwijl ze roept:Schat, de auto is nog niet gesloten.
Ik hoor mezelf haar naam roepen en zwaai naar haar.
Ze glimlacht terug en ik stap in mijn intussen drie jaar oude Fiat Panda met beige zachte zetels die je kan omvormen tot een bed.
Ergerlijk: ik loop Kreng tegenwoordig voortdurend tegen het lijf. Bij de bakker, bij de slager, in de bib Ze heeft al lang door dat het niets wordt met Bé en ze is de messen aan het slijpen.
Officieel zijn we nog niet gescheiden, ons huis is drie maanden geleden verkocht en de boel verdeeld, maar zij is voor de wet nog steeds mevrouw Stephorst.
Dat is iets waar ik dringend verandering moet in brengen volgens de brave man waar ik wekelijks met mijn ziel op onderhoud ga.
Duidelijkheid, Jan, duidelijkheid voor iedereen. Tap nu eens klare wijn, concretiseer de keuzes die je eerder nam.
Gemakkelijk gezegd vanuit een rode pluche fauteuil met armsteunen terwijl je achteloos de net verdiende vijftig euro in je borstzakje steekt.
Maar ik moet de schijn eerst een beetje ophouden, ik moet eerst door het vagevuur.
Als ze op een dag alweer aanbelt met een cake die ze toevallig gebakken heeft, laat ik haar binnen in mijn oranje appartementje.
Ach Jan, laat ons helemaal opnieuw beginnen, een nieuw huis zoeken en met een schone lei een nieuwe start nemen.
Koude rillingen kruipen op mijn rug naar omhoog bij de gedachte om haar moeder, miss Broekrok, opnieuw ontmoeten samen met de heilige drievuldige naarstigheid in de vorm van haar landbouwersschoonbroers vol blozende wangen en de andere inhoudloze hoofden die toevallig wat chromosomen delen met Kreng.
En vooral terug naar Moorsel, het oord der verderf, de hoofdstad der mauve permanenten. Spijtig genoeg is er geen zeehaven in de buurt om met een havenuitbreiding als excuus het hele dorp te bedelven onder enkele miljoenen tonnen slib. Dat zou nog eens een idee zijn.
Ik zet mijn pokerste face op en zeg haar dat het onverantwoord zou zijn om gezien de gebeurtenissen van de afgelopen eeuw zomaar zonder begeleiding opnieuw ons leven te gaan delen.
Met glazige ogen stemt ze zwijgend in.
Laat ons in therapie gaan, gooit ze plots in het midden van de kamer. Goed idee, antwoord ik in een vlaag van perfecte timing.
We maken een afspraak voor een huwelijkstherapie-sessie binnen drie dagen in het centrum waar ik nu reeds wekelijks passeer voor de zielebabbel.
Kreng is nog maar net buiten als Bé belt.
Dat ze lamskoteletjes over heeft en of ik geen zin heb en dat het zo jammer is van ons en van de koteletjes als ze alles moet weggooien.
Ik heb nog niet gegeten vanavond, dus Zal ik de Krengcake meenemen? Neeeuh, dat zou pervers zijn.
Ik hijs mezelf in mijn dikke Duitse met de ster op het eind van de motorkap en diesel met enkele indrukwekkende rookwolken richting Bé.
De koteletjes zijn nog warm.
De dochters zijn niet thuis.
De cd van Ibrahim Ferrer staat op.
Die minirok is wel heel erg kort.
En er is in de verste verte geen ondergoed te bekennen.
Hmm.
Na twee glazen rode wijn en één koteletje gaat mijn duivelse telefoon rinkelen.
Baas.
Er is vanavond een nieuwjaarsreceptie in Temse en hij wil mij aan enkele mensen voorstellen.
Moeilijk opper ik.
Gaat ook sommeert Baas aan de andere kant van de ether.
Godverdomme, met slechts één lamskotelet achter de kiezen, zonder orgasme en met een ongemakkelijke testosteronophoping ter hoogte van mijn kruis, rij ik richting kantoor.
De rode Toyota Hiace kotsbus staat al met draaiende motor half op de stoep geparkeerd.
Erik, mijn financiële collega zit ook in de bus. Ik trek de schuifdeur open en zet mij op de met grijze skai beklede achterbank.
In de bus hangt een vreselijke kleffe geur die het midden houdt tussen tenenkaas, ongewassen onderbroeken en in dralon vastgehouden okselzweet.
Baas rijdt zeer onregelmatig. Op de expresweg is er geen verkeer, geen enkele tegenligger, zelfs niet één konijn dat in een overmoedige bui wil oversteken.
Maar als baas zwijgt, geeft hij fors gas en wanneer er ergens in zijn brein de neiging ontstaat om via zijn mondholte geluid uit te stoten, remt hij.
De bus schommelt dan ook als een roeiboot in volle zee bij windkracht zes. Zo zwalpen we drie kwartier lang over een kaarsrechte weg tot in Temse.
De receptie is vooral een bijeenkomst van oude vieze mannen die stinken naar de urinevlekken op hun nylon broeken.
Ze braken nietszeggende zinnen uit terwijl hun adem het parfum van de rauwe bloemkoolhapjes vermengd met tandprotheselijm in de reeds duffe atmosfeer slingert.
Om tien uur s avonds braak ik de restanten van de receptie en een lamskotelet uit ter hoogte van Appels.
Baas noch Erik hadden het zien aankomen. Toegegeven, het is donker en dan valt het niet zo op als je groen uitslaat op de achterbank van een Toyota Minibus.
Schuifdeur open en bwaark. Alles eruit.
Toch wel heel wat anders dan wat ik in het begin van de avond verwachtte. Dat was namelijk eerder alles erin.
Ik kan bij aankomst aan het kantoor nog net in mijn Mercedes kruipen. Gedachteloos navigeer ik naar mijn appartementje waar mij nog een waanzinnige tocht naar boven staat te wachten, drie etages lang want de lift is kapot.
Als ik de volgende ochtend in mijn kleren op bed wakker wordt, besef ik dat het vandaag vagevuurdag is.
Eerst naar het werk waar ik Baas onder ogen moet komen: de terrorist der zwakkere maagmiddens.
Maar vooral: vanavond is de eerste huwelijkstherapie. Om zeven uur nog wel zodat je zeker niets ervoor en niets erna kan doen.
De kans op een door derden veroorzaakt orgasme is nu wel geheel onbestaande.
Daar zitten we dan in een licht vervallen herenhuis met vzw - geel en blauw geschilderde plinten en deurkozijnen. De pluche zetels beginnen te lijden onder de miljoenen emoties die ze te verwerken krijgen. Hier en daar piept er een stuk witte vulling door een naad.
De therapeute ziet er nogal lesbisch uit, met mannelijk kortgeknipt grijs haar, een strakke gifgroene bril en een sportbeha die haar schouders nog gespierder laat lijken dan ze al zijn. Mogelijk bijt ze één van ons de kop af bij het geven van een fout antwoord.
Nu ja, het gesprek zelf valt eigenlijk wel mee. Pijnlijke momenten komen onvermijdelijk weer boven tot het wekkertje gaat: het uur is voorbij. Oef en tot volgende week!
Week na week zie ik steeds dieper wordende rimpels in het voorhoofd van onze therapeute.
Even krijgt Kreng mij zover om nog een huis te bezichtigen. De therapeute doet het af als je reinste onzin om uitgerekend nu zon beslissing te nemen maar ik ga toch mee om de wanhoop alle kansen te geven. Het wordt niets.
Na zes weken is onze gefronste therapeute uitgezongen. Volgens haar moet er minstens een wereldoorlog uitbreken, een aardbeving van negen op de schaal van Richter of een storm met windkracht tien passeren om ons nog terug bij mekaar te krijgen.
Zij en ik zijn het erover eens dat we beter onze energie richten op een fatsoenlijke scheiding. Kreng wil niet wijken en ziet het anders. Tja.
Nog acht sobere weken en het tweede millennium is voorbij. Zo ook mijn eerste huwelijk want Kreng en ik hebben een afspraak bij de rechtbank op vijftien januari.
Er is weinig om mij op te vrolijken want de dagen korten nog steeds, het wordt ook kouder en het blijft ook akelig stil op romantisch gebied. Zelfs ter hoogte van de Zeelandbrug is geen zon te bespeuren.
Ik denk dat het de hoogste tijd is voor een mengeling van de volgende ingrediënten: één warm bad, een kaars of dertig, één fles Gato Nero en de verzamel cd van Astrud Gilberto.
Tall and tan and Young and lovely, the girl from Ipanema goes walking.
And when she passes, each one she passes, goes aaaahhh.
En ja, het is Astrud, niet Astrid. Niet alleen haar stem is erotiserend, zwoel en elke mannelijke weerstand verpulverend. Ook haar naam is dat.
Het is intussen zomer in Rio de Janeiro. En ook in mijn bad.
Kreng wil een reeks therapeutische sessies met een huwelijksconsulent organiseren. Bé wil eerder mijn ondergang tout court organiseren hoewel ik niet goed weet waaraan ik dat verdiend heb.
September en nog mooi weer. En een erg eenzaam weekend in het vooruitzicht dat enkel kan gevuld worden door Bovenbuur en zijn Dana Winnerverslaving.
In combinatie met de goedkope Aldi pils die hij in gigantische hoeveelheden op zijn ouderwetse fiets aansleept is dit dodelijk voor (klein)kunstminnende zielen als ik. Alleen al die idiote Kerstmanmuts die hij winter en zomer op zijn kale schedel ploft, verdient de doodstraf in Talibanmiddens.
Als hij dan op een gemiddelde zaterdagavond dertigduizend keer meekweelt met De oude man en de zee, is dat ronduit ondraaglijk.
Maar geen met kerstmutsen getooide kaalkoppen zullen mijn zaterdag vergallen.
Mijn zomerauto, de Citroën Dyane, is nog steeds ingeschreven en verzekerd en daar ga ik nu nog eens flink van profiteren. Want vanaf volgende week rij ik terug met Dikke Bertha, de Mercedes 200 d die ook wel een levende legende is maar toch een andere sfeer oproept.
Hoe zou het nog zijn met mijn geliefde Zeelandbrug waar ik een jaar geleden heen trok om een start te maken met mijn persoonlijke bevrijdingstocht? De brug die symbool staat voor al het zinnelijke dat mij de laatste jaren door Kreng ontzegd was, de drank, de sex maar ook het gevoel van zout op mijn huid, de geur van de zee en de combinatie van alles.
Genieten an sich. Yeah, man, ik zie het volledig zitten. Niemand in de weg die wijd open ligt richting Zeeland.
Op de Dyane staat wonder boven wonder een trekhaak. Geen idee wat je met dertig pk en zeshonderdtwee cc kan trekken maar veel zal het niet zijn.
Het autootje zakt al twintig centimeter als ik de fietsdrager monteer. Nog eens twintig als ik mijn fiets op de drager zet. Ik raak net de grond niet met het chassis.
Perkpolder, here I come!
Dakje open, de zon en de frisse lucht spelen tegen negentig kilometer per uur met mijn haar en Astrud Gilberto zit naast mij.
Binnen een uurtje parkeer ik in Kattendijk waar ik met de fiets verder rij richting Zeelandbrug. Spuwende oesters verspreiden hun weeë zilte geur en overal zie ik Belgische duikers de bierbuik in een wetsuit persen.
Na een klein brugje en een prachtig sluisje te passeren, fiets ik het laatste stuk voorbij Kats tot Colijnsplaat. Maar al vanaf Kats doemt het silhouet van mijn favoriete brug op, met de zon in het westen lijkt ze nog machtiger.
Er staat wel een felle wind als ik de brug oprij maar aan de overkant ligt mijn dampende beloning te wachten in de vorm van een pannenkoek met een donkere Leffe.
Eigenlijk ben ik wel een beetje trots als ik in het midden van de brug stop om mijn haar en huid te laten strelen door de westenwind.
De meeuwen vliegen lachend laag voorbij. Ze zijn heer en meester in de wind en de zon en draaien heel plezierig rondom mij.
Ik sluit de ogen, snuif de geur van de zee op en denk aan mijn jeugd en de zeedijk in De Haan aan Zee met Nora de ijsjesverkoopster in een vanillekleurige Fiat 500 met een zonnetentje erbovenop terwijl Julien Clerc in een blauw en wit gestreepte boothalstrui This Melody zingt
Op de achtergrond strandstoelen en de geur van Luikse wafels, barrevoetse boules de Berlin verkopers, Nivea, zout en teer.
De pannenkoek heeft niet alleen gesmaakt, ze heeft ook wat brandstof geleverd voor de terugweg richting Kattendijk. De Leffe zorgt dan weer voor de nodige instabiliteit rond het voorwiel.
Met september komt de koude en het duister rond halfzeven dus ik rep me richting Kruiningen om de ferry naar Perkpolder te halen.
Enkele gabbers die uit een Golf GTI kruipen, lachen wat meewarig met de Dyane met fiets of is het fiets met Dyane maar ik sta op het dek uit te kijken over de Westerschelde.
The more Im with you pretty baby, the more I feel my love increase
Thuis laat ik het bad vollopen.
Mijn haar is vettig van het zeezout, mijn oren zitten vol Julien Clerc en ik heb nood aan alcohol om de toppen wat af te vlakken.
Een fles Gato Nero gaat eraan.
Ik vind nog ergens een cassette met de Pastorale van Liesbeth List en honderd kaarsen. Die zet ik in de badkamer en ik steek ze één voor één aan waarna ik met de zwarte kat en Liesbeth in het warme sop kruip.
Ben ik de kou, ben ik het ijs, ben ik de dood aaaaaaaaaaah: ik ben de liefde!
Enkele jaren geleden zat ik deprimo te wezen op de lichtbruine achterbank van de gifgroene Toyota Corolla van het lief van mijn zus. Het is net uit met mijn lief en ik ben hopeloos down door een liedje van REO Speedwagon: Keep on lovin you. Het enige lichtpunt in mijn triestig bestaan was de film Ragtime die we gingen zien in Brussel.
Brussel! Het leek wel een uitstapje naar het buitenland, alles was er anders, de taal, de gebouwen Grandeur die mijn kleine provinciale hometown miste.
Vier jaar later staat Brian Adams intussen op één in de BRT Top 30 met het liedje Heaven. Een tearjerker van jewelste maar omdat ik nu eenmaal als emokikker geboren ben, doet het mij alweer iets. Vooral als ik op de donkere dansvloer sta te plakken met Anja in mijn armen.
De donkere dansvloer hoort bij de jeugdclub waar Anja werkt en waar ik lid van ben. Jeugd is een relatief begrip als ik kijk naar de rimpelclub die aan de toog hangt. De enige uitzondering is vijfenveertigjarige Jean maar dat komt omdat hij honderd vierenvijftig kilogram weegt waardoor zijn huid nogal strak gespannen staat.
Franske is de oudste met zijn volle tweeënzeventig jaar. Marianne volgt op twintig jaar en Freddy die op de zeldzame nuchtere momenten in zijn leven bij de brandweer is, ziet er zestig uit maar is eigenlijk tien jaar jonger. Bovendien geeft hij als brandweerman een geheel nieuwe invulling aan het begrip open deuren instampen.
Marianne gaat alleen door het leven behalve op zondag wanneer haar zus en bijhorende uitbreiding komt lunchen. Elke week dezel fde hatelijke vraag: Wat zal ik zondag klaarmaken?
Als malafide jongeren zijn we intussen gespecialiseerd in het verzinnen van nieuwe gerechten om Marianne uit de nood te helpen. De meest spraakmakende creatie van ons collectief tot nu toe is kanarievogeltongetjes in Madeirasaus. Als ze aan de slager vraagt hoeveel kanarietongen ze per persoon nodig heeft, slaat de aanvankelijke verwondering over in platte hilariteit bij hem en de vijftien andere aanwezige klanten. En de vierduizend volgende die in de volgende maand gewoon een stukje hertenkalf komen kopen.
Het resulteert in drie weken algehele stilte aan de toog, een poging van de oude garde om ons, jonge leeuwen het leven zuur te maken. Helaas is daar meer voor nodig. Anja bijvoorbeeld. Waarom is ze bij zon klier van een vent? Herbert heeft de snor van een walrus en een Honda Goldwing.
Niets speciaals, ware het niet dat hij met dat vreselijke overkill ding zes maanden lang door de Verenigde Staten heeft getoerd en zich nu heel de tijd geheimzinnig monkelend gedraagt alsof hij een vlag in het maanoppervlak gepland heeft. En nu heeft hij verdorie ook nog mijn favoriete auto gekocht en eigenhandig gerestaureerd: een Volvo Amazone. Tot slot van de rekening heeft hij ook nog eens het meest fantastische lief in het universum waar ik geheel toevallig en passant ook knalverliefd op ben.
Het is bijzonder jammer dat ik Anja niet meer dan een Fiat Panda kan aanbieden. En een Lambretta 150Li, ook geheel eigenhandig gerestaureerd maar naast een Volvo Amazone even indrukwekkend als een Fiat Panda naast een euh Volvo Amazone. Jezus. Ik zou toch wel eens heel graag met Anja in Gent ronddolen, of een keer met haar kamperen aan de zee. In dat kader stel ik de gecamoufleerde vraag aan de toog van de jeugdclub in de hoop dat niemand dit ziet zitten behalve Anja.
Helaas. Iedereen vindt het een schitterend idee behalve Anja. Herbert heeft niet graag dat ze langer dan één dag weg blijft, ook al wonen ze nog niet samen. De bezitterige walrus geeft mij zelfs de kans niet om zijn lief te versieren achter zijn rug. De anderen laten mij echter niet met rust wat betreft het in hun ogen schitterende idee van een kampeerweekend aan zee.
De nonkel van Geert heeft een camping in De Haan aan Zee. Dan zijn er nog Wendy en Hilda, honderd vijftig kilo per stuk die nog nooit in hun leven een tent gezien hebben, laat staan erin geslapen hebben. Het moet volgens mij ook al een redelijke grote tent zijn om te voldoen aan hun omvangrijke noden.
Prijs. Ze prikken een weekend vast in september. The last point of return ligt nu een paar dagen achter ons want de dames hebben zonder mijn medeweten al een spiksplinternieuw tentje gekocht in de Aldi.
De grote auto van Geert heeft het laten afweten en dus bevinden wij ons in de gietende regen met vier personen, twee tenten en kleren voor een weekend in een Fiat Panda 750L op de E40. Als ik over de brugnaden rij, slepen de banden tegen de carrosserie want in de plaats van het gewicht wat te verdelen, zijn onze twee dumbos samen gaan hokken op de achterbank. Met de koplampen verlicht ik vooral de onderkant van de vliegtuigen die gevuld met zelfvoldane Herberten en Honda Goldwings vast onderweg zijn naar de Verenigde Staten.
Maar alla, we mogen niet te negatief zijn en hoewel de enige reden tot vreugde uitblinkt door haar afwezigheid, moet ik trachten het beste te maken van de komende achtenveertig uur.
Anderhalf uur later rijden we een verlaten camping op. In de jaren zeventig moet het hier druk geweest zijn. Nonkel Camping geeft niet thuis en Geert doet teken dat we ergens een leuke stek moeten kiezen. Die vinden we in twee plaatsen die gescheiden zijn door een berk. Geert en ik slapen samen in zijn driepersoon tent die in een wip recht staat. Kies altijd een tent voor één persoon meer dan je effectief bent, is een gouden regel om comfortabel te kamperen.
Terwijl we onze sporttassen uit de koffer van de Panda halen, zien we dat de dames druk in de weer zijn met het grondplan van hun tweepersoon Canadienne. Een half uurtje later kijken Geert en ik onder het drinken van een pilsje naar een zeer vreemd bouwwerk dat uit het grondplan van de Canadienne ontstaan is. De schuine wanden van het tentje vertonen indrukwekkende uitstulpingen die de overlangse steunlat tussen de twee tentuiteinden angstaanjagend laten doorbuigen. Onvermijdelijk breekt het aluminium latje na een kwartiertje in drie stukken. Hysterisch giechelend worstelen twee massieve figuurtjes met het onverwacht naar beneden gekomen tentzeil.
Geert kan het niet aanzien en breekt alvast een redelijk dikke tak af van de berk waar we onder staan. Geduldig begint hij met zijn zakmes de twijgjes en de bast eraf te pellen. Tegen het moment dat de twee uit hun verwarde situatie gekropen zijn, steekt Geert zelfzeker de dikke tak door de lussen van de tent en verbindt zo opnieuw de twee verticale tentstokken.
Nu nog een luchtmatras oppompen en we kunnen eten zoeken. Luchtmatrassen en kamperen gaan niet samen maar dat wisten Hilda en Wendy nog niet toen ze een tweepersoon luchtmatras kochten in de Lidl. Onhandig omdat je met twee constant ligt te bewegen en het is ook nog eens ijskoud omdat de lucht in de matras niet opwarmt. Ze neemt bovendien flink wat plaats in wat in hun geval meer dan een handicap is. Vooral omdat het model dat ze gekozen hebben nog eens voorzien is van apart opblaasbare hoofdkussens.
Een biertje in de Pan Am op de dijk, nog een wafel met slagroom voor Hilda en Wendy en nog een biertje voor Geert en mij. Dan wandelen we naar de camping waar Geert en ik ons vrolijk maken bij de rubberen geluiden die opstijgen uit tent B. Na een uur wordt het wat rustiger en schijnt iedereen zijn draai gevonden te hebben.
Om zes uur komt de zon op maar het is niet zij die Geert en mij wakker maakt. Het zijn alweer aanzwellende rubberen geluiden. Geroezemoes ook in tent B. Nog meer rubberigheid en dan een plotse knal gevolgd door het flubberend geluid van een snel leeglopende luchtmatras.
BOEM FRRRRRRRRRR.
Een ijselijke gil die overstemd wordt door het gegier, gehuil en tranengelach van Geert en mijzelf. One canadienne down!
Als we buiten gerold zijn, zien we dat van het tentje intussen niets meer overblijft, de berkentak is weliswaar nog in één stuk maar de naden van de Canadienne hebben zo onder druk gestaan dat de stof er van rond gescheurd is.
ANJA! Denk ik als ik op zaterdagavond met de Panda alweer vliegtuigbuiken verlicht op de E40. Maar Anja strijkt op dit moment wellicht het hemd van Herbert, die in de hoek monkelend geheimzinnig doet over de Verenigde Staten. Op het hemd is een badge genaaid waarop staat keep on trucking. Pfoeh, hij verdient helemaal geen Volvo Amazone. En zeker geen Anja.
Misschien wel een truck om een beetje in de Verenigde Staten mee rond te rijden. 'Sweet Home Alabama'. En dan liefst voor minimum zes jaar. Kan hij samen met zijn walrussnor in Hotel California overnachten terwijl hij Glenn Frey en Don Henley de stuipen op het lijf jaagt.
Een jong koppeltje wandelt de garage binnen waar ik werk. Hij, een late reeds kalende twintiger heeft een auto gekregen van zijn werkgever. Hij heeft of liever had rood haar, zijn wenkbrauwen zijn even zichtbaar als een ijsbeer in de sneeuw en het weinige haar op zijn hoofd lijkt eerder op dons dan op haar. Calimero.
Hij aarzelt niet om met zijn titel te zwaaien: MIS manager. Ik weet helemaal niet wat dat is.
MISlukte manager die ze in een bureeltje apart gezet hebben met wat nutteloze cijferreeksen om na te kijken?
Of MISschien volgend jaar manager maar nu even niet want nog te groen?
Of zet hij gewoon lege zakken recht bij De Post?
Zij, een wat jongere twintiger, heeft van haar overleden suikernonkel een Citroën DS gekregen. Bouwjaar 1967, veertigduizend kilometer op de teller en een perfecte onderhoudshistoriek.
Maar zij ziet het helemaal niet zitten om in haar onberispelijke donkerblauwe deux-pièces een onoverzichtelijke en van kuren voorziene Franse routière te temmen.
Dus wilt ze de DS inruilen voor een Saxo, toch een wel veel degelijker en betrouwbaarder instrument want het is eigenlijk een gecamoufleerde Peugeot 106.
Het wil net lukken dat Citroën een premie uitlooft aan alle Calimeros die een auto van minimum tien jaar inruilen voor een nieuwe Saxo. Honderdduizend frank krijgen ze voor de DS! Hier tekenen alstublieft.
Een uur later is de DS door mijn kordate optreden eigendom van mijn baas die door zijn vrouw onmiddellijk gek wordt verklaard. Oud ijzer stallen in de dure nog niet afbetaalde garage? No way, José. Het ding moet weg en wel even snel als het gekomen is.
Dank u baas.
Hier is tachtigduizend frank, de rest moet je mij nog aan achterstallig loon.
Aanvankelijk stond de hele schoonfamilie op zijn kop toen ik vertelde dat ik een oude Citroën wilde kopen.
WAAAAT? Tachtigduizend frank voor een schroothoop? Dat was helmaal niet naar de conservatieve zin van schoonmama.
In haar universum is het verboden om geld om te zetten in genot. Sparen, dat moet ik doen. Later zou dat geld zeker van pas komen. Yeah, right, later om mijn kist te betalen. Of eerder de hare, hopelijk.
De schoonbroers en zussen deelden die mening. Somber, in alle vroegte opstaan om hard te werken in de kou, afzien, dat is het leven. Maar zeker niet durven genieten. Ho ho ho! Zondig!
Bovendien is een auto een gebruiksvoorwerp, een ding zonder ziel dat dient om het geproduceerde inkomen te vervoeren, eender of dat nu bloemen of kinderen zijn.
En wat kun je nu voor gebruiksgemak hebben aan een achtentwintig jaar oude bak tenzij je graag een beetje met panne langs de kant van de weg staat kostbare tijd te verliezen?
Leen, mijn vrouw, twijfelde. Moeder of man? Toch maar man? Ik kreeg de tachtigduizend flappen. Schoonmoeder en heel de familie kunnen mijn rug op. En eigenlijk ook Leen want ik heb nogal wat overtuigingskracht en diplomatie moeten steken om haar te overtuigen van mijn licht egoïstisch gelijk.
En dat egoïstische gelijk is zich nu aan het voltrekken.
Het is een prachtige zonnige zondagochtend in april en ik zweef hydropneumatisch richting Antwerpen. De geur van de lente, oude olie en vet, de ceremonie om de Citroën DS na een lange winter vertrekkenklaar te maken spannend.
De soundtrack voor mijn tripje naar Antwerpen heb ik deze week nietsvermoedend uit de bibliotheek gehaald.
En sindsdien heb ik naar niets anders meer geluisterd. Donkerbruine stemmen, gesatureerde klanken, voor mij kan er op dit moment niets completer uit de muzikale hemel komen vallen.
Dit is geen muziek, het is een levensstijl! Die mij verdomme goed bevalt.
Een sigaar in mijn bakkes, de zon op mijn vel, verse lucht die door het open raampje van de DS mijn neusgaten invliegt en de oude mannen van de Buena Vista Social Club of The Afro Cuban All Stars op de cassettespeler.
Meer moet ik niet hebben om gelukkig te zijn.
Distinto Diferente!
Dan is er de Antwerpse speelgoedbeurs in Hangar 17. Ik loop wat rond op zoek naar nostalgie tussen veel rommel en vervelende kinderen die met snot aan hun neus nergens hun poten kunnen af houden tot groot ongenoegen van de standhouders.
Ik stop bij een standhouder die miniatuurtreinen verkoopt. Märklin. En wat ziet mijn lodderig oog? Een V200 in perfecte staat.
Wat the fuck is een V200?
Herinner u de tweede wereldoorlog en het einde van Duitsland.
Herinner u de wederopstanding van dit land door de wetenschap, het Wirtschaftswunder, de oorlogsmachine omgevormd tot vredige vooruitgang.
Wel, de V200 was de eerste diesellocomotief van de Duitse spoorwegen voor lange afstanden. En niet alleen de techniek had gewonnen, ook het design. Diep rood van kleur met een bolle, gestroomlijnde neus met een V afgezoomd en contrasterende zwarte vlakken.
De machine ademde snelheid uit terwijl ze nog stil stond. En een soundtrack die de gemiddelde tussenwervelschijven doet trillen wanneer het monster alles geeft om honderden tonnen staal in beweging te zetten.
Een miniatuur V200 in perfecte staat voor dertig euro. Hier met die handel! Mijn dag kan niet meer stuk.
Nadat ik op de Scheldekaai een vintage porto ter waarde van tweehonderd frank in mijn kast gegoten heb, stap ik onder een nog steeds blakende zon op mijn crèmekleurige Franse chica af.
Achteloos stuur ik mijn rijkelijk met chroom gelardeerd strijkijzer de E17 op, cruisend met eens stuk Cubaanse tabaksindustrie in mijn muil, de Cubaanse muziekindustrie in de cassettespeler en een Duits wetenschapswonder in de koffer op weg naar huis.
Het is mijn eigen kleine Wirtschaftswunder. De wederopstanding uit mijn eigen kleine derde wereldoorlogje.
Viva de dichterlijke vrijheid, viva de fantasie, viva het gat in mijn hand!
Op de zetel naast mij ligt een verfrommelde bruine zak met een half opgegeten chocoladebroodje. Ik martel mijn oude diesel en jaag ze bocht na bocht door de Vlaamse Ardennen naar Geraardsbergen.
Gisteren belde baas nog op om mij een last minute opdracht in de versleten schoenen te schuiven. Volgende week wil hij een feestelijke opening van het vaarseizoen organiseren. Geen idee hoe hij dat wil doen en wie daar in godsnaam in geïnteresseerd is.
Intussen heeft hij één of andere lokale tv zender zover gekregen om bij wijze van preview een reportage te maken over een boottochtje op de Dender, van Geraardsbergen naar Ninove.
Hij vertrouwt de schipper en zijn vrouw niet op het vlak van hun mediagenieke capaciteiten. Waar hij wel een punt heeft.
Brylcreem en krulspelden zijn attributen die je op de meeste binnenschepen nog aantreft in het badkamerkastje. En is de brylcreem op dan zijn er nog voldoende alternatieven om het haar Elvisgewijs mee achterover te leggen.
Vlakvet, schroefasvet, kettingvet, rollagervet
En dan de garderobe. Het is vandaag al een erg warme dag in het voorjaar, ik schat een graad of achttien en het is nog maar negen uur. Op een stalen schip zal de temperatuur algauw oplopen tot vijfentwintig graden.
Het nieuwste hawaïhemd zal uit de kast gehaald zijn, een gebloemde legging de dikke billen omsluiten.
Ik parkeer achter de bus die reeds vroeg in de ochtend een bende haveloze ouderen bij elkaar sprokkelde om de boot te vullen. Ze dachten wellicht aan iets anders bij het woord gratis cruise en dat is duidelijk van hun gerimpelde gezichten af te lezen.
Gelukkig is er ook een gids aan boord. Tijd heeft de arme man niet om de pers te woord te staan, hij heeft de grootste moeite om de bende gratiszoekers in toom te houden.
Ze stellen allemaal moeilijke vragen, over beloofde ontbijten, een gratis koude schotel s middags en of hun kleinkinderen en poedels gratis mogen meereizen als ze op hun schoot blijven plakken.
Ghislain de schipper start zonder verpinken de hoogbejaarde tweetakt GM dieselmotor die gerecupereerd is uit een verdwaalde Amerikaanse Sherman tank net na de tweede wereldoorlog.
Het ding schiet met een indrukwekkende rookontwikkeling in gang, de wind zit verkeerd en de gratis bejaarden worden gratis getrakteerd op een gratis dieselwolk.
Valse gebitten vliegen nog net niet in het rond maar veel scheelt het niet tijdens de hoestbuien die zich op dat moment aan dek manifesteren.
De tv ploeg wil nog snel een kort interviewtje met Ghislain. Ik hoor net te laat dat ze allerhande delicate vragen stellen terwijl ik benedendeks slappe koffie sta te drinken met Yana, de schippersvrouw.
In een poging om toch de aandacht van de tv ploeg af te leiden van Ghislains desinformatie, spurt ik naar de trap om boven te geraken.
Spijtig genoeg verspert Ghislains volslanke figuur mij elke uitweg naar buiten. Hij staat boven tegen de deur geleund, in Hawaïhemd en fuchsia short.
Blijkbaar vind Ghislain het zo warm dat het niet nodig is om enige vorm van ondergoed te dragen waardoor ik gratis een splendid view op het glockenspiel heb.
De tv boys kiezen het euh jaagpad wat alweer ontstemming veroorzaakt bij het aan dek verblijvende bejaardentehuis. Geen croissant, geen koude schotel en nu ook niet op tv komen.
Enkel maar in de rook van een even bejaarde tweetakt diesel een uur of twee aan boord verblijven van een pseudo passagiersschip met een Hawaïaanse schipper en zijn slaafse vrouw in een elke vetrimpel onthullende bloemetjeslegging die slappe koffie zet.
Je zou voor minder een moord begaan. Of eerder van boord gaan maar dat laatste is intussen niet meer mogelijk.
Ghislain trekt zich niets aan van al deze onvrede, hij is het zelfs gewoon en hij stuurt zijn schip vastberaden de sluis in. Terwijl de sluis leegloopt belt Baas mij op en vraagt mij of ik wat reclame heb kunnen maken voor de zaak.
Ik hoor hem zuchten bij mijn relaas. Het verhaal over de onderbroekloze confrontatie hou ik nog voor mezelf. Wellicht zullen opdrachten in het oog van de media niet meer aan mij besteed worden.
Daar ben ik alleen maar opgelucht over.
Eigenlijk heb ik ook geen zin om aan boord te blijven. Het is vandaag zondag, de dag dat iedereen rust behalve sluiswachters en schippers van pseudo passagiersschepen.
Voorzichtig klim ik op de glibberige sluisladder naar boven, zwaai even naar de sluiswachter en stap recht op mijn blauwe Benz af als mijn gsm alweer loeit.
Lief.
Euhh, neen ik heb vandaag niets te doen.
Dan kom ik vanmiddag langs met een verrassing. Meer zeg ik niet!.
Dikke Bertha werkt zich alweer de olie uit de pakking om mij op tijd door de Vlaamse Ardennen te loodsen.
Een lichte vorm van paniek maakt zich van mij meester als ik in de living kijk. Ok, de lege flessen in de glasbak, asbakken leeg, zeven oude Humos in de papierbak, schoenen en kleren in de kast proppen en de deuren dicht.
Rest nog: stofzuigen, dweilen en de afwas van twee weken.
Stress.
Och, en naar de bakker om koffiekoeken want van zoveel huisvlijt krijgt een mens honger.
En daar gaat de deurbel al!
Ik druk op de buzzer om Lief binnen te laten en roep nog zenuwachtig luid door de parlofoon dat het op de derde verdieping is dat ze moet zijn.
Shit, shit, shit.
Ik zet de deur op een kier maar ze staat al in de gang, dus ze moet mij nu maar nemen zoals ik eruit zie, ongeschoren met mijn haar in de war.
Hele zwermen vlinders verplaatsten zich in mijn buik als ze op haar tenen staat en mij zoent terwijl ze mijn arm vastpakt om haar evenwicht te bewaren.
Appelcake!
Beter dan die smerige koffiekoeken van de bakker op de hoek. Appelcake met koffie en verhalen als middagmaal.
Verhalen over lange moeilijke relaties, verlatingsangst, alleen achterblijven. Over impulsieve reizen naar overzeese gebieden om te vluchten of net niet.
Over de kleine dingen van t leven, de afwas, de boodschappen, koken en het nut van eenpansgerechten.
Over Brazilië waar zij al geweest is en mijn verslaving aan Bossa Nova. Over caipirinha en feijoada, moceca en zarzuela.
We zitten in mijn sofa en Lief leunt met opgetrokken beentjes tegen mij aan met een warme kop thee in haar kleine handjes. Intussen valt er al een beetje duisternis buiten.
Ik moet naar huis want ik heb nog werk voor school.
Zal ik je brengen?
Je mag mij brengen.
Haar stem klinkt hees, zwoel bijna als ze dit zegt. Ik help haar in haar jas, hou de deur voor haar open en laat ze instappen in de Mercedes.
We glunderen allebei als we wat later de snelweg opdraaien richting Gent. Het vredige geronk van de dieselmotor, Duke Ellington en Lief op de zetel naast mij Een beetje thuiskomen hoewel ik net van huis wegrijd.
Nadat Lief is uitgestapt, rij ik nog een blokje om en parkeer de wagen. Ik moet frisse lucht hebben, teveel vuur op één dag dat dringend moet geblust worden.
Het is geen hitsig vuur deze keer, geen orgastische hitte of zwaar gehijg. Het is veeleer een warme gloed, een knisperend haardvuur dat veel warmte brengt maar zonder de likkende en alles verterende vlammentongen.
Ik stap de Albertlaan af tot aan het station. Ik kijk even rondom mij naar al die statige gebouwen die mij met hun grote vensters aanstaren. Het is net alsof de dag vijfentwintig uren telt.
Deze ochtend was ik nog in een ander werelddeel. Deze namiddag in Brazilië. Deze avond in Gent.
Mijn gsm loopt alweer af als een wekker en ik zie dat het Bé is die mij belt. Ik duw op het rode knopje. Een seconde later piept een bericht. Ik sluit mijn gsm af voor vandaag.
Ach ... some feelings never change. Een van de mooiste herinneringen uit het leven van Jan Stephorst ... Daarom op algemeen verzoek een herhaling van het stukje dat ik op nieuwjaar van 2009 te grabbel gooide.
The U.K: here I come! En voor de rest: hopelijk overleven jullie de kerstsfeer en spreken we mekaar in de laatste week van het jaar.
Cheers, mate. Have fun!
Het is als een bevrijding. Ik in een klein keukentje van twee op vier op deze ijskoude nieuwjaardag, samen met acht borden, zestien glazen, vier potten en drie heel erg vette pannen.
Bovendien is er geen verwarming, waait de droge ijzige oostenwind naar binnen en druipt het condensatievocht van het plafond.
Toch is het een bevrijding.
Na tien jaar kerstmis en nieuwjaar gevierd te hebben in het teken van de familie is het enige waarover ik mij nu vrolijk maak dat het dit jaar MIJN nieuwjaar is.
Geen foute schoonbroers die enkel over de prijs van de bloembollen raaskallen, geen schoonzussen die niet zouden misstaan in maagd Maria - lookalike wedstrijden
Zelfs de boertige neefjes zonder manieren blinken uit door hun afwezigheid.
Het heen en weer gerij met in broekrokken gehulde aangetrouwde bejaarden was er dit jaar ook niet bij.
Voer jij moemoe terug naar huis? Jullie hebben toch geen kinderen die om acht uur in bed moeten? Dat mens slaagde er telkens weer in om mijn enige lichtpunt dat het alcoholmisbruik in deze duisternis was, met een achteloze beweging uit te knippen. Geen wijn voor mij want ik moet moemoe naar het afgrijselijke dorp Moorsel brengen.
Als er een ranglijst zou bestaan van meest belachelijke dorpen in België, dan zou Moorsel zeker in de top vijf staan. Moorsel is een foutje van de natuur, de dienst urbanisatie en één of ander opperwezen tegelijkertijd. Het dorpje ligt op een boogscheut van het al evenmin tot de verbeelding sprekende stadje Aalst waar de volledige zelfkant van de maatschappij gevestigd is.
Toegegeven, Daens, Dirk Martens en Louis Paul Boon zijn er geboren of hebben er gewoond maar daar houdt het dan ook bij op.
De stad hinkt zowat bij alles achterop, trends, ecologisch beleid, je kan stellen dat als het in Gent twaalf uur slaat, Aalst nog aan het ontbijt zit en Moorsel op dat moment nog in bed ligt. Het is het Louisiana van Oost Vlaanderen, zij het dat de alligators er broekrokken dragen en voorzien zijn van een purperen permanent.
Het is een dorp waar het nut van naamborden om de dorpsgrenzen aan te duiden noodzakelijk is. Je rijdt er zo door, er is een kapel en wat huizen met een veranda. O ja, natuurlijk ook een parking op een pleintje dat de markt zou moeten voorstellen.
Terwijl dat alles voorbijschiet, denk je: Hierachter zal vast nog wel een gezellige dorpskern liggen, met een tweetal volkscafeetjes en een zaal die De Welkom of Pax heet.
Helaas, driewerf helaas, er is achter de kapel en de markt niets te vinden van dat alles. Nog wat meer fermettes met veranda en een Opel Kadett op de oprit doen de grijsheid er in al haar glorie gapen.
Het summum van de teloorgang van het intellect bevond zich de afgelopen tien jaar telkens weer op de dag dat moemoe terugkeerde van haar jaarlijkse busvakantie naar het Zwarte Woud.
Vast aangeworven door mijn huwelijkscontract was het mijn plicht moemoe op te halen aan de bushalte en Moorselwaarts te voeren. Mits een kleine hatelijke stop aan mijn eigen huis waar haar dochter een avondmaal voorzien had voor de uitgeputte moemoe.
Het resulteerde telkens weer in een eindeloze opsomming van alle eten dat in haar maag was verdwenen met een gedetailleerde beschrijving van de reactie van de diverse ingewanden op het Duitse vetvoer.
Driehonderd fotos van onbekende hoofdeloze mensen (de werking van een fototoestel had nog steeds geheimen voor moemoe), schotels met asperges in hesp gerold, verschillende dode vogels op groentebedden passeerden de revue.
In Duitsland staan ook vele dakloze gebouwen, kerken met halve torens en in twee gespleten fonteinen. Enorme aantallen sokkels van standbeelden, parkings met groepen onherkenbare reisgenoten en onderdelen van de autobus, het haar van de buschauffeur, het hield niet op.
Op zich wel hilarisch natuurlijk, alleen moet je met twee zijn om er te kunnen mee lachen en dat was net het droevige aan de hele situatie. Ik stond alleen.
Intussen begin ik aan de kookpotten, het water is wat vuil en lauw geworden. Ik spoel het weg en terwijl ik de wasbak opnieuw vul, loop ik even de living in om een nieuwe cd op te zetten. Buena Vista Social Club.
Mijn lief is vanochtend op skivakantie vertrokken en ik gun het haar van ganser harte. Want het is mijn lief, het was gisteren onze oudejaarsavond die volledig in het teken van onszelf stond, met ongebreidelde sex, liters wijn, champagne en trappist.
Dus ben ik wat blij op deze nieuwjaarsdag samen met mijn goede Cubaanse bejaarde vrienden mijn schotels te kunnen wassen in de kou.
Heel traag rij ik de parking op en parkeer de corpulente Benz behoedzaam naast een Smartje. Mijn zwarte hoed lag al een tijdje in de kast bestoft te wezen maar vanavond zal hij goed dienst doen tussen al die artboys en girls. Ik probeer zo flamboyant mogelijk te kijken als ik het tot evenementenhal omgebouwde klooster binnenstap.
Terwijl ik mij door de menigte een weg baan naar de exporuimtes, ontwaar ik hier en daar vaag een bekend gezicht. De voormalige kloosterkapel is indrukwekkend en volledig aan het werk van de leerlingen van de Gentse academie gewijd. Waaronder Elly.
Bij de ingang van de kapel, in de ruimte waar ooit de doopvont gestaan heeft, is een geïmproviseerde bar ingericht. Jef en Bernardo zwaaien luidkeels naar mij. Ik had het kunnen weten dat die twee schobbejakken hier ook zouden rondhangen.
Joehoe, Jantje! roept Jef die er stilaan begint uit te zien als de zanger van The George Baker Selection.
Ik kom, roep ik haastig, maar ik ga eerst naar Elly en Ivo. Een beetje beleefdheid hé
Dag Elly, dag Ivo. Ik geef hen beiden een kus.
Elly trekt aan mijn mouw. Kom eens hier, ik moet je aan iemand voorstellen.
Ze sleurt mij de hele zaal door naar buiten in een gang waar kleiwerk en keramiek staan opgesteld.
Behalve de kunstenaar zelf is er niemand in de ruimte waar Elly mij binnentrekt. Dit is Hubie. Ik steek mijn hand uit naar de magere grijzende veertiger. We vinden zijn werk allemaal het beste wat de academie heeft voortgebracht, maar hij verkoopt niks.
Wil jij niet eens het goede voorbeeld geven en een milde schenking doen om Hubie aan een bakfiets te helpen? Toeeeee?
In de ruimte staan enkele zeer abstracte voorwerpen die mij eigenlijk totaal koud laten. Maar ik twijfel er niet aan dat een bakfiets al een hele stap vooruit is in het chaotische leven van een alternatieve kunstenaar.
We maken een deal, stel ik voor, ik koop iets van Hubie en jij doet er mij iets uit jouw collectie bovenop.
DEAL, roept Elly en ze kletst op mijn hand alsof ze me tien koeien verkoopt.
Tweehonderd vijftig euro later vraag ik mij af waar ik het keramisch ding zal zetten.
Het schilderijtje van Elly dat erbij hoort, vind ik wel mooi, erg oranje, warm en expressionistisch.
Ik stap net achteruit om Hubies werk van op iets grotere afstand te bekijken als iemand met een schotel met zestien champagneglazen passeert.
Ze kan mij niet meer ontwijken en het gerinkel en gekletter blijft eindeloos duren. Redelijk gegeneerd over mijn eigen lompigheid help ik alles oprapen en ik wil mij net excuseren tegen de blonde vrouw in een LBD als ik denk dat ik die prachtige neusbrug nog al gezien heb ...
LIEF!
Blijkbaar kan ik haar niet op een beschaafde manier ontmoeten. Ofwel trap ik letterlijk op haar tenen of ik loop ze omver samen met zestien champagneglazen.
We stappen zwetend naar de geïmproviseerde bar in de kapel om een nieuwe voorraad champagne te halen.
En wat komt gij hier doen? vraagt ze. Ze kan haar sexy West-Vlaamse accent slechts met moeite verbergen.
Elly is een oude vriendin.
Elly is een leerling van mij, antwoordt ze onmiddellijk. Aha, ze geeft les aan de academie.
Sorry, sorry, dat ik u blijf omver lopen.
Ge staat nu wel serieus in t krijt hé manneke. Ge zult mij straks naar huis moeten voeren hé, als compensatie voor de opgelopen blauwe plekken.
Wie ben ik om daar neen tegen te zeggen.
Het loopt al tegen middernacht aan als Lief in mijn oor fluistert dat ze binnen een uurtje wil vertrekken.
Lawaai in de kapel trekt mijn aandacht een opstootje? Nee, toch niet. Ik baan mij een weg naar de barruimte om daar een languit gevloerde Jef te vinden.
Bernardo onderneemt verwoede pogingen om het dronken kunstenaarsgevaarte weer op de been te krijgen.
t Es da loatste woaterke da t hem eet gedoan! brabbelt Jef alweer verontschuldigend.
Afgrijselijk. Samen met Bernardo lukt het toch om de scheve toren van Pisa weer recht te krijgen en arm in arm strompelen Jef en Bernardo de zaal uit, de trap op.
Het wordt vier uur in de ochtend. Vier uur! Begint de dj om één uur nog Cubaanse salsa en merengue te draaien!
Lief is net ingestapt en ik laat mijn vermoeide vege lijf en leden ook in de zachte kussens van de Mercedes zakken. De Smart is al vertrokken en we trachten niet teveel naar de grote plas braaksel te kijken die naast de parkeerplaats ligt. Definitely Jef en Bernardo.
Lief is wat te klein voor de immense zetel van de Benz. Ze verdwaalt er een beetje in. Het heeft ook iets chique, zo een klein tenger meisje in een stokoude limousine. Het lijkt een beetje alsof de oude auto zijn best doet om het jonge tengere vogeltje zo voorzichtig mogelijk vast te houden.
Naar huis dringt ze doodmoe een beetje aan. Tijdens de rit door Gent speelt Van Morrisson op de radio. Well its a marvellous night for a moondance, with the stars up above in your eyes.
Het witte dashboardlicht weerkaatst in haar ogen en op haar bleke huid.
Ze geeft me summiere aanwijzingen om naar haar huis te rijden. Links, rechts, weer links, rechtdoor
De slaap dwingt Lief naar bed. In haar rommelig huis, stop ik haar onder met oranje lakens.
Zelf zoek ik een plaatsje in de zetel beneden. Ik kan mijzelf niet bij Lief in bed proppen, dat zou een ongevraagde brug te ver zijn op.
In de verte hoor ik het slepend geluid van een opengaande deur. Shit, shit, ik heb nog dezelfde rokerige kleren aan, stink waarschijnlijk uren in het rond uit mijn bek en zie er op zijn zachtst gezegd een klein beetje onappetijtelijk uit.
Ik dacht vóór Lief wakker te worden en stilletjes naar buiten te sluipen, een gigantische liefdesbrief achterlatend.
Twee blote benen komen van de trap. Lief bukt zich om te zien of ik er nog ben. Heerlijk warrig haar. Bedroom eyes.
Sorry, verontschuldigt Lief zich. Mijn coördinatiecentrum is nog niet voor de volle 100% in orde en bij het rechtop zitten in de zetel voel ik een scherpe pijnscheut in mijn door alcohol mishandelde hersenen.
Wil je wat koffie?
Eigenlijk ook een bad, een tandenborstel en een paar verse kleren, denk ik bij mezelf.
Twee minuten later komt Lief naast mij zitten met twee koppen heerlijk ruikende Senseo.
Je mag gerust een douche nemen, zegt Lief. Blijkbaar ben ik niet de enige die last heeft van mijn eigen stank.
Graag, zeg ik waarop ze rechtstaat en wat handdoeken uit de kast neemt. Daarna komt ze met opgetrokken knieën naast mij zitten in de zetel.
We drinken zwijgend onze koffie op.
Waar denk je aan? vraagt ze.
Ik zie u eigenlijk wel zitten, zeg ik schuchter.
Ik ben bang. Kunnen we het voorlopig op een goede vriendschap houden?
Tja, we zien wel, maak ik mij sterk. Ik trek naar boven naar de douche die nog niet is afgewerkt.
Plots schuift het douchegordijn en ik heb geen andere keuze dan mij over te leveren aan enkele orale geneugten.
Goede vriendschap kan soms ook wel heerlijk zijn.
De zon schijnt uit alle macht en er is geen verkeer op de E40.
Bij windkracht zes stampt en slingert de Seacat als een briesend roofdier tegen de rijbrug die haar met de kaai verbindt. Kleine fluorescerende mannetjes doen teken dat ik moet wachten om op te rijden. Bonk, bonk, opspattend zeewater tegen de voorruit en dan komt het sein: go, go, go!
Mijn oude Mercedes 200 d protesteert hevig als ik het gaspedaal vloer en hoestend en kuchend schiet mijn Dikke Bertha dan toch in gang. Maar net voor ik de rijbrug bereik, springen de fluomannetjes recht en zwaaien uit alle macht dat ik moet stoppen. Dat lukt maar net, Bertha steekt haar kont hoog in de lucht en schuurt met haar breed bakkes tegen het begin van de oprij brug. Ik moet terug achteruit rijden en nog een keer proberen.
De derde poging lukt en met en diepe zucht van opluchting stappen we uit in het ruim van de Seacat. Twee fluomannetjes komen eraan. Ze dragen samen een pak zeer dikke kettingen. Blijkt dat die dienen om de achtersteven van Dikke Bertha extra vast te sjorren.
Als de Seacat wegvaart van de kade gaat het er nog redelijk rustig aan toe. Papa en mama kuieren gemoedelijk van winkeltje naar winkeltje op het centrale dek.
Jinglebells, jinglebells, jingle all te way
De kindjes kijken vol verwondering naar de kerstversiering en opa twijfelt nog of hij een doos Werthers Originals karamellen zou kopen voor oma.
Maar eens de havenpier gepasseerd, begint de zeekat te grollen, te brullen en te stampen. Ze gooit alle veertigduizend aanwezige paarden in de strijd om haar corpulente lijf door de golven te slepen.
Hierbij beklimt ze elke golf tot de top om daarna in het ijle naar beneden te storten.
De gevolgen voor de gemoedelijkheid op het centrale dek zijn niet te overzien: kotsende kindjes, kokhalzende mamas en groene papas die kampen met een acuut tekort aan plastic zakjes, grootouders die op handen en knieën op zoek zijn naar vermiste prothesen die aan mekaar plakken met resten Werthers Originals.
De Seakots dus. De wilde zee heeft de geur van vanillezeepjes en kerstkaarsen veranderd in een zurige walm van halfverteerde Betterfood koeken.Ach, het is als door het vagevuur gaan om de hemel te bereiken want
Wij vertrekken naar Yorkshire!
Gent, 22/12/2007
Overvolle winkelstraten, ellenlange wachtrijen aan allerhande kassas en gevechten in regel om de laatste parkeerplaats zijn niet aan ons besteed.
We zwijgen ook nog over de idiote muzak die uit 80% van de luidsprekers in de Veldstraat knalt en Perry Como een pensioen bezorgt.
Daarom vertrekken wij naar Yorkshire!
Engeland denkt u, is dat niet het Walhalla der kerstsfeer in het kwadraat? Met winkels als Harrods die het bruto nationaal product van een doorsnee Afrikaanse staat spenderen aan gevelverlichting. Of de Christmas shopping tours die vanuit heel Engeland busladingen vol koopgeile smakelozen naar London brengen?
Heel Engeland?
Neen, in Noord Engeland is er een dappere streek die moedig weerwerk biedt aan het door Amerikaanse multinationals gedicteerde kerstgebeuren.
Feit: in Noord Yorkshire (de Yorkshire Dales) is Christmas shopping een onmogelijke zaak. De belangrijkste reden daartoe is het totale gebrek aan winkels. Zelfs als je zou willen dan kàn je er gewoonweg geen kerstpop kopen.
Het houdt ook een bijkomend risico in om zomaar zonder overleg deze onherbergzame streek te doorkruisen. Het ene dal volgt het andere op en evenzoveel keer maak je kans op andere atmosferische storingen.
Je kunt op honderd kilometer regen hebben, mist, sneeuw, zon of hagel. De temperatuur schommelt tussen de vijf en de min vijf graden Celsius. Regent het in het ene dal, het sneeuwt in het andere waardoor het geheel afgesneden is van de bewoonde wereld.
De colonne verlichte Coca Cola trucks die al jinglebellend komt aangereden, zou zich hopeloos vast rijden in de smalle onoverzichtelijke bochten die allen afgeboord zijn door een venijnig stenen muurtje. Ze geraken de hellingen met 24% stijgingspercentage nooit op met een bende vloekende als kerstmannen verklede chauffeurs tot gevolg.
Noord Yorkshire en meer bepaald The Swaledale is the place to be. De achthonderd kilometer lange rit is verre van eentonig. Allereerst komt het laatste avondmaal aan boord van de Franse ferry die ons vanuit Calais naar Dover brengt. Het is de allerlaatste kans om in blind vertrouwen een gerecht te bestellen in het chique scheepsrestaurant.
Hoewel de Engelse keuken de laatste decennia een enorme vooruitgang heeft geboekt, blijft het nog steeds een zeker risico om iets van de menukaart te bestellen zonder eerst te informeren naar de aard van het dier dat die namiddag geschoten is en welke onderdelen ervan zijn klaargemaakt. Kwestie van gekookte en in muntsaus drijvende schapendarmen vakkundig te vermijden.
Eens ontscheept in Dover is het wel wat wennen aan het links rijden natuurlijk maar het is vooral een bevrijding. Engeland is zoals aankomen op een vreemde planeet waar mensen nog beleefd zijn in het verkeer.
Toon mij in België een parking waar een honesty box staat, waar je niet gedwongen maar gevraagd wordt om 50p parkeergeld te deponeren.
Zelfs na wegenwerken staat een bord waarop de aannemer zich uitgebreid excuseert voor de opgelopen vertraging.
En acht uur lang naar BBC Radio One luisteren, het is bijlange geen straf.
Oxnop Hall Gunnerside, 23/12/2007
Wots your name dear?
Het haar in een grijze dot opgestoken en een grijze nylon schort: onze gastvrouw lijkt sterk op Mrs. Doubtfire en ze spreekt ook op dezelfde alles vertroetelende toon.
Zullen we honger hebben?
Certainly not als we haar twee massieve blinkende zonen bekijken. Mrs. D. houdt zich bezig met het verzinnen van de meest waanzinnige lunchpakketten die ze meegeeft aan haar wandelende gasten.
Boterhammen met black pudding, saucage and egg, beans in tomatosauce cholesterolbommen waarbij de Belgische boterham met choco plots voer lijkt voor sissis.
Kerstmis zelf is een formaliteit tussen het melken van de koeien en het ruimen van de varkensstal door.
Uiteraard heeft de kalkoen het niet gehaald en de fles Château Neuf du Pâpe komt vermoedelijk uit de Lidl van Hawes, het dichtstbijzijnde marktstadje.
Maar het gevoel van rond te dwalen in een verlaten natuur, honderden kilometers verwijderd van de rest van de wereld die een poging doet om het wereldrecord kneuterigheid te verbeteren, dat gevoel is onbeschrijflijk.
Ter hoogte van Malham Cove komen we een andere verdwaalde kerstmishater tegen op ons pad.
Dan roepen we Merry Christmas naar mekaar, kijken elkaar aan en schieten in de lach omwille van dit surrealistisch tafereel.
Een week later moeten we terug rechts rijden in het verkeer enkel en alleen omdat we terug in België zijn. Intussen is de kerstellende in Gent alweer verdwenen. De ijspiste is gesmolten en hier en daar hangt nog een uitgeregende kerstman tegen de gevel maar ook zijn uren zijn geteld.
Met Nieuwjaar likken we nog even ons volledige bestand aan familie en kennissen af terwijl we wat ongemeende wensen uit onze luchtpijp laten ontsnappen en daarna hop!
Ik ben Jan Stephorst
Ik ben een man en woon in Gent (België) en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 06/07/1964 en ben nu dus 60 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: schrijven, scheepvaart, jazz, oude auto's, Frankrijk.
carpe diem