Inhoud blog
  • De nachtvlucht
  • Barmoeder
  • VW Kever Cabrio
  • Iets minder geslaagde feestjes (2)
  • Ford Taunus Coupé 1973
    Zoeken in blog

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Misschien wordt het morgen beter

    03-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Barmoeder
    Klik op de afbeelding om de link te volgen








    Vrijdagavond. ‘Niet te laat, hé!’ roept moeder mij nog na terwijl ik mijn fiets om acht uur ’s avonds buiten zet.

    Wit jeansvestje met de kraag rechtop, spannende bordeaux geribde jeansbroek, ‘All Star’ basketters aan mijn voeten, deze jongen is klaar om zijn ongeduldige hormonen hun uitzinnige gang te laten gaan.

    Let’s get some solid rock! Rock and roll is mijn geloof dezer dagen en Dire Straits zijn de hogepriesters van het ogenblik.

    Ik fiets veel te snel out in the street naar de zaal waar de laatstejaars hun laatste honderd dagen op school vieren.

     

    En geloof mij, daar zijn we allemaal niet een klein beetje blij om.

     

    Bezweet hang ik het slot rond mijn blitse fiets. Die heb ik vorige week helemaal zwart geschilderd met gele en rode vlammen op het voorste spatbord en de kettingkast. Een grote chroom koplamp, een dik rood achterlicht en een witte spatlap met de letter ‘B’ op, kwestie van geen twijfel te laten over mijn nationaliteit mocht ik per malheur de grens van ons zielig koninkrijkje overschrijden.

     

    Door al die geschilderde vlammen ben ik nu wel verplicht om steeds aan topsnelheid door de stad te vlammen, frustraties opwekkend bij snorfietsgebruikers en eigenaars van brommobielen die ik gezwind een poepje laat ruiken op het vlak van snelheid.  

     

    Ik loop door de eindeloze gang die toegang geeft tot het fuifzaaltje met de discutabele naam ‘De Barmoeder’. Een baarmoederhals is het inderdaad, die lange gang met daarachter de baarmoeder die reeds tjokvol zit met wriemelend jong zaad en bevallige eitjes.

     

    Ik hoor reeds mijn favoriete muziek dreunen: ‘Tunnel of love’ … ‘And in the roar of dust and diesel’ zag ik Pieter staan.

     

    Hoi Pieter.

     

    Twee pintjes.

     

    TC Matic, ‘Oh la la la’.

     

    En daar zie, de Jo!

     

    Nog twee pintjes.

     

    De Kreuners, ‘Nummer één’.

     

    Karl en Filip komen erbij.

     

    ‘Vier pintjes voor de mannen van de zagerij’ roept Filip terwijl hij slechts twee vingers opsteekt. Woeha, de tapkraan met platte hilariteit loopt à volonté.

    Hup hup hup, dansen en springen.

     

    Katrien en Ilse, twee moordgrieten, springen mee.

    The Rolling Stones, ‘Start me up’. Daar is niet veel meer voor nodig als ik naar Katrien kijk. Mmm.

     

    The Specials, ‘Too much too young’. Het bier beukt als een mini tsunami tegen mijn onschuldige maagwand.

     

    Jo heeft touch.

    De bastard, kruipt met Ilse stilletjes weg richting Zachte Zetels, een deel van de zaal waar het plafond te laag is om te dansen en de uitbater gewoon enkele oude salons heeft neergepoot waar je kan tongen en tasten zoveel je wil.

     

    En dan komt het. Het meest afgrijselijke moment en tegelijkertijd het meest cruciale moment van de avond. ‘La Bamba’ knettert door de luidsprekers. Tijd voor de kusjesdans.

     

    Bezweet, half dronken, met een hoofd dat van mijn schouders dreigt te rollen en de onverbiddelijke noodzaak om mijn arm op de schouder van een ander bezweet mannenlijf te leggen terwijl zijn stinkende okselput mijn voorarm dreigt te raken, haak ik in tussen deze op hormonen drijvende krankzinnige farandole.

     

    Hopelijk komt er snel een einde aan deze hel, het mag zelfs een schele dikke rosse zijn met een beugel en een bloemetjeskleed die mij uit mijn lijden verlost.

     

    Ja, ze mag stinken naar de hamburgers met choucroute die ze daarnet aan het kraam voor de Barmoeder tot zich genomen heeft en waarvan de stille getuigen mij onvermijdelijk even breed lachend als zijzelf zullen aankijken van tussen haar beugel. Want zelfs die geur is aangenamer dan wat er uit de poriën van mijn buurman ontsnapt.   

     

    Tot er plots uit het niets een lang tenger meisje voor mij opduikt. Ze heeft blond krulletjeshaar en een rond gezichtje met twee blauwe ogen. Ze draagt muiltjes, onder een kleedje van Laura Ashley.  

     

    Ze verlost mij uit mijn lijden, haalt mij met haar wenkend vingertje uit de cirkel van belegen testosteron, slaat haar arm om mijn hals en geeft me een heel klein lief zoentje op mijn wang.

    Het lijkt wel uren te duren, dat zoentje en ik voel haar kleine zachte lipjes als een lief diertje op mijn wang zitten.

     

    De dikke kalende marginaal die elke vrijdag en zaterdag achter de knoppen van de Barmoeder staat, weet wel iets van muziek en timing.

     

    ‘On a dark, desert highway

    Cool wind in my hair’

     

    Daar staat ze dan samen met The Eagles bewegingsloos voor mij. Ik sla mijn arm om haar middel en de symbiose is compleet en wederzijds. We zweven boven één tegel van de Barmoeder.

     

    ‘The warm smell of colitas

    Rising up through the air’

     

    Onze lippen raken, onze lichamen strengelen ineen.

    De eerste vrouw uit mijn voorts triviaal bestaan die mij op de mond kust. En hoe!

     

    Twee liedjes verder en we zweven nog steeds boven dezelfde tegel.

     

    ‘Angie, where will it lead us from here’.

     

    Iemand raakt aan haar schouder. Een vriendin. Papa staat te wachten voor de deur van de Barmoeder en kijkt elke drie seconden op zijn uurwerk.

     

    Marie Hélène vraagt nog snel mijn adres wat ik zo goed en zo kwaad mogelijk op een doorweekt bierkaartje neerpen.

     

    Samen met mijn 3,5 miljoen teleurgestelde spermatozoïden wuif ik haar uit en zie hoe ze in papa’s knalrode Mercedes 350SL stapt.   

     

    ‘Theme for great cities’ van ‘The Simple Minds’ die hun groepsnaam alle eer aandoen.

    Ik heb het niet zo voor deze donkere zwartzakkerij maar in dit geval lever ik mij met graagte over aan drieduizend nieuwe vreemde gevoelens die zich als een koekoek in mijn hart genesteld hebben en pogingen doen om de controle over mijn denken volledig over te nemen.

     

    Jan Stephorst

    03-07-2011 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VW Kever Cabrio
    Klik op de afbeelding om de link te volgen










    Feestje. Chic. Good Times. Le Freak. I want your love. One night in a disco on the outskirts of Frisco, I was cruising with my favourite gang …

     

    Ongehinderd door enige gêne beman ik de dansvloer alwaar ik bekken en benen hun gang laat gaan.

    Hoge jukbeenderen, zwart krullend haar en azuurblauwe ogen ontsnappen niet aan mijn aandacht.

     

    ‘Ofwel ga ik nu en haal ik net de laatste trein, of je brengt mij naar huis’, poneert ze nogal zelfzeker en uitdagend rechtstreeks in mijn buis van Eustachius.

     

    Om drie uur ’s nachts vraagt Ria of ik haar naar huis wil brengen. Op de BSA nota bene. Naar huis, waar is dat huis? Aan zee? Cadzand? Verwacht ze dan dat ik nog helemaal terugkeer ook?

    Gelukkig heb ik steeds een tweede helm bij in de lederen zijtas van de BSA.  

     

    Mijn hoogbejaarde legermotor brult tegen negentig kilometer per uur op de E40 richting Aalter. Het gele koplicht telt de witte lijnen, er is geen verkeer en ik bid en smeek de Engelse Motorgoden om mijn diep grommende oliezuiper nu niet in panne te laten vallen.

     

    Ria ’s grootouders hebben een oude Engelse cottage met een klein bed en lakens die naar buiten geuren. Ze verhuisden vorig jaar naar een serviceflat maar het huis staat nog steeds ter beschikking van de familie.

    Ik vraag mij af wat iemand als Ria in mij ziet, ik een notoire lelijkerd zonder geld, zonder werk met als enige eigendom een hoop dromen en een olielekkende  BSA met gescheurde kader.

     

    In Amerikaanse weekendfilms uit de jaren zeventig verplaatsen geblondeerde Farah Fawcett klonen zich met een compacte Japanse sportwagen (een Toyota Celica). Ze werken in kantoren waar de Amerikaanse telefoon heel de tijd ringt en waar de IBM typemachines vrolijk ratelen.

    Ze luisteren naar muziek van Barry White en zijn plastieken Love Unlimited Orchestra die graag met een strijkkwartet in de regen lopen.   

    Ze dragen foute mohair truien met diepe decolletés en ze vallen op geföhnde glimmende mannen in een lichtblauw kunststoffen pak, bruine gebreide das en een snor.

    Het zijn smeerlappen die eerst eens ferm hun gang gaan en er ’s ochtends voor dag en dauw zonder scrupules vanonder muizen in hun Mercedes 280SL, een ravage van gekwetste gevoelens en gebroken harten achterlatend.  

     

    De onnozelaars.

     

    Wat is er nu net spannender dan naast een nog onbekende vrouw wakker worden, de gebogen lijn van haar dijen ontwaren en kijken hoe ze zonder gêne en ondergoed naar de douche stapt. Zelfs al is het een fout geföhnde Farah Fawcett trut. 

     

    Het is haar lichaamsgeur die helemaal op jou hangt. Het perspectief van het ontbijt. De zondagochtend in bed rollebollen, levensverhalen vertellen met zicht op de vliegen op het plafond. Haar uitbundige lach.

    De witte lakens die nu naar liefde ruiken. Het borrelen van de koffie die doorloopt. De geur van croissants in de oven.

    Het opstaan met warrig haar, een geleende wijde pyjamabroek met streepjes die met een touwtje nonchalant vast hangt op je bekken.

     

    Warm, het is warm maar bewolkt en wanneer je het grote raam naar het terras openschuift, komt de zilte zeegeur je tegemoet. Lachende meeuwen scheren over de beukende grijze golven. Een verkouden reus die ademhaalt.

     

    Ontbijt met haar mooie blauwe ogen, brede grijns en korte zwarte krullen die eigenlijk een wasbeurt verdienen. Zomers porselein in zonnige kleuren en zullen we er een dagje van maken?

     

    ‘Misschien kunnen we de Kever van Opa nog aan de praat krijgen?’ smeekt Ria mij terwijl haar gezwollen onderlip lichtjes pruilt. 

     

    De garagepoort is de afgelopen twee jaar niet opengegaan. We moeten met een schop het zand weghalen om ze te kunnen openen. De verroeste hengsels piepen en ik baan mij een weg tussen de spinnenwebben en stofnesten. 

     

    Even kijken, batterij aansluiten, oliepeil checken, enkele keren het gaspedaal vloeren en contact. Luid kuchend draait de motor rond maar slaat niet aan. Ik stap uit en loop naar de BSA die buiten op de oprit staat. Busje startpiloot uit de lederen zijtas, in de luchtfilter van de Kever spuiten en nogmaals proberen.

     

    Bang. Een respectabele steekvlam uit schiet uit één van de twee uitlaatbuizen en katapulteert de familie Donkerbruine Huisspin met vrouw en kinderen tot ver buiten de garage.

     

    We rijden langs de dreigend stormachtige kustlijn in Opa’s zilverkleurige Volkswagen Kever Cabriolet. De lak is al een beetje mat uitgeslagen. Hier en daar pelt de vernislaag af als een vervellend reptiel.

    Het is eigenlijk een gedeukte rammelende roestbak maar hij past uitermate goed bij mijn ego. De Kever stoot hetzelfde soort van donkerbruin geluid uit als mijn BSA terwijl we naar Breskens rijden.


    Ria heeft een oude wollen trui met boothals van haar oma uit de kast gehaald omdat de wind los door het gammele dak van de Kever raast. De olijfgroene trui is net iets te groot voor haar, hangt een beetje af en ontbloot haar rechter sleutelbeen en schoudertje.
    Ze zit kaarsrecht wanneer ze het autootje voorzichtig op de parking van de veerdienst stuurt.


    Op de veerboot naar Vlissingen staan we in het gangboord wat weg te waaien en gezouten foto’s te nemen. Ria ’s korte rode lederen vestje staat haar zo goed, de nog steeds vettige zwarte krullen dansen in de wind en verbergen nu en dan haar speelse amandelvormige blauwe ogen.

     

    Ga voor de baslijnen, de zware diepe donkerbruine baslijnen die je hoort met je onderbuik en niet met je oren. De totale overgave aan het moment, de hele wereld die rondom ons wegdeemstert, een fait divers, de wereld die er enkel maar is om ons van te bedienen op dit hoogtepunt van wederzijds verlangen.

    Daarom zingen die vogels zoveel mooier als je verliefd bent. Of zijn de kleuren van de ondergaande zon zoveel feller en warmer.

     

    In Amerikaanse psychologische drama’s rijden de intellectuele hoofdpersonages in vintage Kevers of Volvo ’s.

    Meestal zijn ze flink verroest maar ze herbergen een koppel jonge leerkrachten, hij met een baard en bril in velours colbertje, zij sexy slobber.

    Spannende jeans die haar dijen voortreffelijk laat uitkomen onder een slobbertrui met boothals die steeds één van haar frêle schoudertjes ontbloot.

     

    In de Verenigde Staten is het een intellectueel statement om zich in een dergelijk voertuig te verplaatsen.

    En ze vallen nooit in panne ook al zijn ze dertig jaar oud wat niet kan gezegd worden van de equivalenten die in het echte leven rondrijden. De deuken die erin zitten, vinden we helemaal niet erg wegens Andermans Deuken en niet De Onze.

     

    Samen gaan ze hun nieuwe toekomst tegemoet in een fantastisch houten herenhuis in Frisco. Die toekomst ligt spijtig genoeg bezaaid met een heel scala aan hindernissen zoals ongewenste zwangerschappen, ideologische verschillen en levensbedreigende ziektes. 

    Drama alom want je rijdt niet zomaar ongestraft storingsvrij in San Francisco rond in een fantastische oldtimer.

     

    ‘Pannenkoeken’ roept Ria hongerig. Ze gaat aan de slag met twee pannen, bloem, suiker, melk en eieren. Buiten hangt er een stormsfeertje, gitzwarte wolken pakken zich samen en dreigen de wereld te laten vergaan.

    Voor het zover is, parkeer ik opa’s kever in de garage, koppel de batterij terug af en snuif de geur van nostalgie op. Een mengeling van muf leder, verstorven canvas, verbrande motorolie en herinneringen aan een fantastische tijd. Vroeger en nu.

     

    Geen heden zonder verleden.

     

    De volgende ochtend dreun ik eenzaam en alleen richting Eigen Bed, volledig voldaan van geuren en kleuren, de BSA discreet grommend tussen mijn benen.

    Het regent lichtjes maar dat vind ik niet erg.

     

    Jan Stephorst

    07-06-2011 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    26-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Iets minder geslaagde feestjes (2)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen














    Eddy  toch.

    Lief om mij uit te nodigen hoor. Hopelijk niet vanuit het idee van ‘nodig eens een eenzame uit’.

    Eddy is breed van schouders in zijn gezicht. Een grote muil met een peperkoeken hart. ‘Nee, nee,’ roept hij nog tegen mijn trommelvlies, ‘ze hebben gereserveerd voor tachtig personen, er zijn er maar veertig komen opdagen en de drank moet op.’

    Tja, wat kan ik daar tegen inbrengen? 

    Nog snel douche nemen, kijken of ik bij wijze van presentje iets vloeibaars kan missen uit de frigo en hop, mijn oude Japanse gasketel starten om naar Gent te vlammen.

    Eddy is in goeden doen wanneer hij de deur openmaakt en mij met een drankwalm verwelkomt.

    Het is een zootje ongeregeld dat als opgetrommelde gast fungeert om de flessen leeg te maken.

    Een beroepsmilitair met de mond steeds open (opgelet voor de vliegjes!), een kale buurbuik in een vies marcelleke en afgrijselijke short  met witte sokken eronder.

    Telkens wanneer ik met één van de aanwezigen een conversatie tracht op te bouwen, valt hij mij bulderend middenin de rede. Steeds meer dronken, steeds luider en lallender. Neen, dan nog liever de beroepsmilitair met een straaltje kwijl in de mondhoek.

    Hathaway: ‘What is love’ … Milk Inc of zoiets waarop iedereen de handjes in de lucht steekt en ‘Horny – 98 radio edit’ van een groep die zich Mousse T heet. Tja. We zijn slechts enkele lichtjaren verwijderd van de muziek die ik fijn vind. Boemboemboemboem.

    Vrouwen van boven de vijftig met kort blond haar en rok tot net over de knie die iets doen wat zij bestempelen als dansen maar er vooral op neerkomt dat ze met hun ellebogen werken.

    Barry Manilow en Barry White. ‘You’re the first, the last, my everything’.

    Zelfs al waren ze de laatste vrouwen op aarde, dan nog zou ik nog liever kiezen voor spontane castratie gevolgd door overdreven consumptie van sedatieven dan met hen de continuïteit van de menselijke soort  te garanderen.

    Zo, die hebben we allemaal gehad. De idioot, de dronken buurman, de hopeloze vrouw … nu enkel nog de man van middelbare leeftijd die scharrelt met jonge kuikens.

    Daar gaat de bel. Dat zal hem zijn, onze ontbrekende Vieze Man. Een inmiddels laveloze Eddy zwalpt naar de parlofoon en laat het individu binnen.

    Neen, het is niet onze ontbrekende man. Integendeel, het is een Mooi Meisje. Ze komt duidelijk ook van buiten de feestkring want ze kent niemand. Eddy doet de moeite om het jonge ding aan iedereen voor te stellen. De buurbuik laat een zeer luide boer. De militair moet zijn zakdoek bovenhalen om zijn kwijl te kanaliseren en heeft alle moeite van de wereld om zijn oogbollen in hun kassen te houden.

    Kathy is best interessant. Alvast boeiender dan een beroepsmilitair en een buurbuik samen. Ja, ze heeft een mooi figuur en is één meter tachtig hoog. ‘Ik speel viool’ zegt ze achteloos. Volgende week is haar eerste optreden in Oosterzele waar niemand haar kent en waardoor ze niet zo zenuwachtig is.

    Kathy de Langpootmug. ‘Pick up the pieces’ van de ‘Average White Band’. Yeah, ik schiet mij op de dansvloer met een dubbele heupzwaai en laat de bassen het ritme uit mijn heupen trillen.

    Knietjes doen wel pijn na een minuut. En heup is niet zo soepel als ze twintig jaar geleden was. Maar Kathy de Langpootmug staat naast mij volop mee te swingen.

    ‘Ken je dit?’ vraag ik tussen twee hipshakes door.

    ‘Neen’, zegt ze, ‘maar het is de favoriete muziek van mijn vader’.

    ‘Hoe oud is uw papa?’ vraag ik ongegeneerd.

    ‘Hij is geboren in 1966’, roept ze met haar lieflijke volle rode lipjes zomaar in mijn oor.

    AAAAAAARRRRGH! Een bliksemflits. De wereldbol stopt even met draaien. Het wordt zwart voor mijn ogen die voor het eerst het licht zagen in 1964. Ik zie mezelf vanuit vogelperspectief stilstaan op de dansvloer terwijl alle anderen vervagen tot schimmen en strepen.  Dit … dit zou Bé’s dochter kunnen zijn. Ik sta te flirten met een meisje dat mijn dochter, nichtje, stiefdochter zou kunnen zijn. De volgende generatie, quoi.  

    Het daagt bij mij dat ons groepje marginale hangburen wel degelijk compleet is want IK ben die oude vieze man van middelbare leeftijd die met jonge meisjes aanpapt!

    Ik denk hardop ‘beam me up, Scotty’ in de hoop dat een toevallig passeren ruimteschip mij met een straal zal desintegreren en mij zachtjes terug op mijn oude vertrouwde Denderschip zal projecteren. Hoewel dat ook enkele nadelen heeft zoals het feit dat mijn Japanse roestbak in Gent blijft staan zodat hij morgen bij daglicht zeker wordt weggesleept.  

    Maar de USS Enterprise hangt wellicht ergens boven de planeet Blob waar het meest intelligente leven bestaat uit bellen blazend groen snot.

    Anyway, ik voel plots twee armen rond mij. Lilane, Eddy’s vrouw, heeft in de mot dat ik net een generatietrauma heb opgelopen en begeleidt mij naar de dichtstbijzijnde barkruk op de tonen van ‘Cold Sweat’ van James Brown. Ze slaat nog net geen cape over mijn schouders maar ze heeft wel degelijk goed gezien wat er zich afspeelt.

    In de plaats van de USS Enterprise, neem ik de USS Subaru Legacy om mij naar Denderleeuw te begeven. Het is pikdonker omdat Hilde Crevits het licht ’s nachts uitknipt. De Subaru verslindt 120 km asfalt per uur en om vijf uur in de ochtend kruip ik doodmoe in mijn bed. De hele zondag lig ik te sterven. Niet meer gewoon om laat uit te gaan, niet meer gewoon om te dansen en dan nog die mentale uppercut … de volgende zeventien weekends blijf ik gewoon thuis om de planten te gieten. Die ik niet heb.

    Jan Stephorst.  

    26-04-2011 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    12-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ford Taunus Coupé 1973
    Klik op de afbeelding om de link te volgen










    Waarom trouwde ik ooit met Kreng?

     

    Voor de zekerheid?

     

    Ze had zo’n mooie donkerblauwe mantel die klasse uitstraalde. En ze speelde piano. Heel wat anders dan mijn zuipende jeugdclubvrienden en het onvoorspelbare leven op een BSA motorfiets.

     

    Mijn mama zei: ‘Jongen, kom toch eens met je voetjes op de grond!’ – mijn gemotoriseerd leven had in haar ogen een veel te hoog nietsnutgehalte. Toegegeven, ik frequenteerde nu en dan wel eens een rythm & blues optreden op een zomerse wei waar het publiek vooral bestond uit behoorlijk foute motorrijders die volle blikjes bier kapot klopten op elkaars hoofd.

     

    Maar goede muziek, dat wel! Gebracht door bands met een naam die klonk als een whiskymerk en ruig uitziende knapen met Christuslang engelenhaar dat met grote zekerheid slechts tot hun achtentwintigste zou standhouden.

     

    Je weet wel, een baan bij de bank, een kind, een huis of een combinatie van alles.

    ’s Ochtends om vijf uur wakker van doorbrekende tandjes, om zeven uur de kleine afgooien bij de onthaalmoeder, een doos pampers en fruitpap op de rug, een streep snot op de schouder en dan hop naar de stresserende nieuwe werkgever waar je jezelf nog volledig moet bewijzen.

    ’s Avonds maar half kunnen eten omdat de kleine alles uitbraakt aan tafel, naar de dokter van wacht met een gloeiend kind op de schoot, ‘het zijn de tandjes meneer, dat is dan vijfentwintig euro’.

    Vervolgens alweer niet slapen om in een geur van zure kinderkots wakker te worden terwijl de aannemer die de oprit moest aanleggen samen met een voorschotfactuur zijn kat stuurt.

     

    Je zou van minder kaal worden.

     

    Maar in mijn geval ademde volgens mijn ouderlijke omgeving alles dat het tijd was voor het echte leven. Een leven gevuld met familie, met vaste patronen en dagelijkse schema’s zoals opstaan en uit werken gaan. ’s Avonds spruitjes met worst en wortelpuree toe. De wekelijkse boodschappen in de Aldi op zaterdag en op zondag naar moemoe toe voor slappe koffie met opgerolde koek. Settelen, zonder meer. 

     

    Ach ja, als je gek bent op een stijlvolle donkerblauwe jas en je hoort graag piano, dan moet je er soms wat dingen bijnemen.

     

    Bijvoorbeeld neonlicht boven de eettafel en in de keuken. Laat het ons vooral niet te gezellig maken. Hard werken. Efficiëntie. Licht is licht en die gezellige lampen verbruiken een hoop stroom en geven maar half zoveel lichtopbrengst.

     

    Nog ongezelliger is de rest van de familie Kreng die katholieker is dan de paus. Zedige bloesjes met kanten kraagjes, grijze tweed rokjes tot net onder de knie. En slecht gecamoufleerde kaalheid bij de mannen. Een troosteloze bende.

    Wat doet de prijs van de anjers? Zijn de koeien ziek geweest?

    Het toilet van moemoe bevindt zich in de garage. Het ruikt er naar verschaalde citroen door de veel te oude luchtverfrisser. Het kleine raampje staat wel open maar laat onvoldoende lucht door om de geur in het toilet echt draagbaar te maken.

    Dat wordt dus pissen bij neonlicht in de citroenstank.

    Na mijn olielekkende, sissende, briesende BSA motorfiets rij ik nu in een bijna nieuwe Renault R5 Campus op en neer naar mijn werkgever.

     

    Een baantje als magazijnbediende biedt zekerheid van inkomen maar bijzonder weinig rock and roll. Kreng heeft daarbij nog eens unilateraal beslist dat zaterdagavond onze vaste poetsavond wordt. Omdat ik het daar niet mee eens ben, rij ik in een rebellerende bui op een blauwe zaterdagavond alleen in onze glimmende R5 naar Blankenberge.

     

    Tien om te zien. Of liever: tien om niet te zien. Wist ik veel dat de oranje en felgroene blazers van VTM Blankenberge hadden overgenomen.

     

    Blankenberge dus. Waar ik enkele jaren geleden nog een zwoele nacht doorbracht met drie monitrices van de vakantiespeelpeinwerking. Jaaa, niet één, niet twee maar drie prachtige rondborstige monitrices! Een blonde, een zwarte en een rosse.    

     

    De vader van de blonde heeft een huurappartement in Bredene dat dit weekend leeg staat. Even later zit ik met drie moordgrieten op de trein naar Oostende. Dan met de tram naar Bredene om dezelfde avond nog naar Blankenberge te liften.

    Het is de chauffeur van een donkerbruine Ford Taunus coupé uit 1973 die ons meeneemt. And it stoned me. De zoete sigarettengeur spat uit alle ventilatiemonden.

     

    Blankenberge.

     

    Dancing in, dancing uit, Marcia Baila door Les Ritas Mitsouko, Lou Reed, The Velvet Underground en de eerste tram van Blankenberge naar Bredene om half acht in de ochtend terwijl ik mijn best doe om bij elke wissel allerhande lichaamssappen binnen te houden.

     

    Die drie moordgrieten hebben het wel goed bekeken. Ze zullen met mij zeker geen last hebben, want ik val onmiddellijk in slaap na het lozen van de inhoud der verschillende  ingewanden.

    Wanneer ik achteraf bij vrienden opschep over mijn wilde nacht in één bed met Kaat, Ann en Greet, gelooft niemand mij. Nochtans was het zo. Spijtig dat ik enkel maar kon slapen, of misschien gelukkig want ik was zeker het bed uitgezet maar dat hoeft natuurlijk niemand te weten.

     

    Toch wel verhalen vol rock’n’roll waar broekrokdragende en opgerolde koek producerende moemoes geen enkele rol in spelen. Zelfs geen miniem bijrolletje.  

     

    Maar terug naar af. Ik ben al enkele maanden terug thuis na het Blankenberge-débacle en luister naar de nieuwe cd van Jan De Wilde. Hij kan gewoon zingen over de eerste sneeuw waar ik straks door moet in mijn Renault R5, op weg naar mijn klotejob als fucking magazijnier.

     

    Daarbij doet Jan De Wilde zijn verdomde zin. Laat zijn ‘Jan De Wilde’ baard groeien. Luistert naar Bach als het hem uitkomt. Maakt iets over zijn kat als hij dat wil. En hij woont in Aaigem!

     

    En ik, ik kan enkel dromen van een knapperend haardvuur en een nog onbekende geliefde die niet wenst te poetsen op zaterdagavond.

     

    Een ongekend lief met schoonbroers wier haardos die eerder een vrijzinnig gedachtegoed evoceert. Schoonbroers in rolkraagtruien met wie ik ongegeneerd in de sfeervol verlichte living revolutionaire plannen smeed terwijl moemoe met hippierok en een bloemenkrans in het grijze haar verse tapa’s brengt en ongegeneerd doorratelt over liefde en seks.

    Schoonbroers die achteraf met hun bruine Ford Taunus coupé naar huis rijden bij een seksueel vrijgevochten schoonzus in hotpants en hoge laarzen. The dukes of Erpe Mere.

     

    Een rythm & blues moemoe met geen toilet en geen garage. Wel een scheef schuurtje achteraan in de tuin met een aftandse groene deur waar een hartje in zit. Het ruikt er niet naar citroen maar naar haar joint van gisterenavond.

     

    Of ben ik nu te veeleisend?  

     

    Jan Stephorst

    12-04-2011 om 23:05 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.La Montonera
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

















    Gisteren nog was het warm weer, de gloed van de oranje ondergaande zon kleurde de donkere plankenvloer van Bé’s slaapkamer, het oranje licht dat overging in het rood van de gordijnen en het dansende schemer van een bende kaarsen.

    Open een fles rode wijn van dertig jaar oud, ruik de zoete geur van haar prachtige lichaam, voel  de alles verbrandende passie, de innige verbondenheid tussen onze twee kunstenaarszielen die naar twaalf jaar zonder enige hindernis eindelijk terug bij mekaar zijn, elkaar opdrinken met een niets ontziende gulzigheid.

    Gisteren nog rook de ochtend naar regen na de wolkbreuk in mijn hart. De avond duurde tot half zeven deze ochtend terwijl de ordinaire werkdag heimelijk in al zijn banaliteit ontluikt.

    Gisteren nog. De bijna-kus. De bijna-stoeipartij. Het ongebreidelde hormonaal verlangen en de zoet smakende opgezwollen lippen. De geuruitwisseling die volgde op het moment dat ik haar voor de eerste keer in mijn armen hield.

    Dan kwam het spannende moment van de alles overstemmende nood aan het gevoel van huid op huid. Wie eerst? Wie komt als eerste dichterbij en geeft zich bloot? Letterlijk. Wat erna? Hoe snel zullen we vervallen in routine, hoe snel worden die mooie spannende naakte schoudertjes gewoon schouders.

    Gisteren nog sloeg ik tien jaar oude dromen voor de ogen van iedereen aan diggelen, vluchtte met pak en zak en al mijn hemden in de auto gepropt naar een imaginair land vol zoete dromen, valse dromen, vluchtige dromen in de hoop dat het felle zonlicht mijn miserie zou laten verbleken.

    Gisteren nog had ik geen enkel perspectief. Hoe het verder moest. Waarom en met wie en waar en …

    Gisteren nog besefte ik dat ik niet anders kon. Dat het leven te kort is om met minder genoegen te nemen. Dat de platte triviale horizon zonder pieken of dalen te zwaar weegt voor mijn levenskunstenaarziel. Dat het artistieke aangeboren is en zich manifesteert op alle mogelijke vlakken van het zijn en niet enkel in het scheppen of uitdrukken van al dan niet geslaagde artistieke creaties. 

    Maar op een blauwe zondagochtend klinkt ‘La Montonera’ terwijl we nog tussen de lakens liggen. Ik kijk opzij en zie mijn prachtig nieuw lief naast mij, helemaal ontdaan van textiel en helemaal voldaan na een voluptueuze nacht. Ze zal wellicht Wendy, Gwendy, Winny of Kelly heten en afkomstig zijn uit een ander zonnestelsel dan ik.

    Dadelijk zijn er croissants en koffie. Django Reinhardt zit met een Pink Martini al aan tafel te wachten. Eitjes koken en zwoele blikken schieten over en weer naar haar loensende ogen. Straks maken we met onze door liefde verwaaide kapsels een wandeling in het bos. In een stadspark waar de bladeren al vallen, maken we zachte plannen voor een Indian Summer.  Ik kan niet anders dan mij volledig overleveren aan haar met zoet parfum doordrongen perfecte rondingen.

     

    Jan Stephorst

    04-04-2011 om 22:24 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Loesje snoepje
    Klik op de afbeelding om de link te volgen










    De ochtend ruikt naar regen na de wolkbreuk in mijn hart. De avond duurde tot half zeven deze ochtend. Mijn lichaam beweegt zich verder in de richting van de ordinaire werkdag die heimelijk in al zijn banaliteit ontluikt.

    De bijna-kus. De bijna-stoeipartij in bed. Het ongebreidelde hormonaal verlangen en de zoet smakende opgezwollen lippen. De eerste geuruitwisseling die volgt op het moment dat ik haar voor de eerste keer in mijn armen hou.

    Het spannende moment waarbij verlangende blikken overgaan in fysiek contact. Wie eerst? Wie komt als eerste dichterbij en geeft zich bloot? Wat erna? Hoe snel zullen we vervallen in routine, hoe snel worden die mooie spannende naakte schoudertjes gewoon schouders.

    Dan komt het beslissende moment: volledige  overgave aan de sensualiteit of toch de ratio die de bovenhand haalt.

    Die laatste haalde het vannacht waardoor ik nu  vol spanning zit wachten op een telefoontje, op een nieuwe e-mail, op een berichtje op facebook of een simpel Sms’je. Bevestiging zoeken. Voelt ze het ook zo aan of heb ik mij alweer laten gaan? Onnozele Jan toch. Check de mailbox. Nog eens. ‘F5’. Dan maar over facebook maar daar is ze ook niet. Misschien intussen in de gsm. Neen, het blijft dood.

    Dat was het dan. Of toch niet? Grr. Huiveren bij de idee om een douche te nemen omdat je haar geur niet kwijt wil. Een blauwtje lopen en een week treuren of morgen je met smoezen gevulde agenda overhoop zetten om haar toch maar terug te zien.

    Mijn grootmoeder heette Barbara Lucie Haven. Maar Barbara vond ze niet mooi klinken dus ze liet zich consequent Lucie noemen.

    Twintig jaar oud ben ik en op het einde van het laatste jaar lerarenopleiding waar ik in gesukkeld ben. Ik zie er niet uit, veel te hoog opgeschoten met veel te kort haar en geen spoor van gezichtsbegroeiing het vernoemen waard. Daarom  verkeer ik  in het volle besef van de aversie die tegenover mij bestaat vanwege het andere geslacht. Zonder hoop op een lief. Zonder uitzicht op een lief. Zonder testosteron.

    Lucie. De geslaagde leerling van de klas. Lichtjes rebels, lichtjes abnormaal naar de normen van een katholieke nonnenschool maar heerlijk creatief met kleurige rokken, gebloemde haarbanden en over en weer springende rosse lokken.

    Maar Lucie’s toekomst ligt in tegenstelling tot de mijne vast, meer bepaald door haar relatie met Gaetan de Raveschoot. Jaja, van adel, steenrijk, donkergroene loden en steeds in pak en das wanneer hij haar komt afhalen in de gloednieuwe Peugeot 205 GTI die hij van papa en mama voor zijn achttiende verjaardag kreeg.

    Daar kan mijn Italiaanse scooter, een Lambretta 150 LD uit 1957 helemaal niet tegenop.  Vooral met rotweer en harde wind is het een afknapper voor mogelijke liefjes om a) een helm te moeten opzetten en b) in de kou, nattigheid en wind onstabiel naar huis te rijden. Daarbij klinkt de uitlaat als een loodjesgeweer, pang pang pang padang pang pang. Gigantische blauwe tweetakt rookpluimen ontsnappen uit het minuscuul uitlaatje en hullen ons in een vettige tweetaktnevel. Bovendien heeft mijn Italiaanse furie een eigen Italiaans karakter. Ze laat mij regelmatig staan, hoe hard ik ook op de kickstarter stamp. Heel vervelend bij eerste afspraakjes.

    De komende week heb ik haar echter niet nodig. We moeten volgens het nonnenschoolscenario op retraite. Hoe verkoop  je dat aan een bende rebelse jonge leerkrachten? Je noemt het ‘crea-stage’ in plaats van retraite. Dat wekt  alvast iets minder weerstand op.

    De Grimhoeve staat in de schaduw van de abdij van Grimbergen en is het adres bij uitstek voor een weekje collectief zweven. Bij onze aankomst worden we meteen al geconfronteerd met  enkele bosnimfachtige lesgevers die  gehuld in een groene legging en bijpassende rolkraagtrui meteen aanmanen om de muur rond ons hart af te breken. Miel Cools meets Robin Hood.

    Mannen met ringbaarden en ziekenfondsbrillen vertellen met een therapeutische stem in een gedempt decor van vast tapijt en kleurige kubussen over waarden en relaties tussen jongens en meisjes.

    Dikke vrouwen met kort haar, grijze broeken en donkerblauwe gilets hebben het over onderwerpen waarvan ik niet zeker ben of ik ze snap. Wat wil je? Twintig en nog steeds een volwaardige hormonenbom, klaar om te detoneren en ik kan daarbij maar aan één ding denken: Lucie.

    Na steeds weer nieuwe namiddagen vol verf, papier, behangerslijm en schaartjes, eten we droge boterhammen met salami als avondmaal. En nonnenkoffie. Ik weet niet waar ze die halen. Bestaan er misschien speciale plantages in Brazilië waar een apart ras van koffiebonen geteeld wordt? De nonnenboon? Smaakt altijd hetzelfde, slap en muf, de geur alleen al volstaat om oud behangpapier te doen vallen.

    De nachten zijn een marteling. Sommige van mijn mannelijke medestudenten snurken de pannen van het niet geïsoleerde dak. IJskoud en slechts een dun dekentje. Brrr. Er zit een duif binnen die van balk naar balk fladdert. Hopelijk schijt ze op het bed naast mij.

    Op de laatste volledige dag brengen twee positievo-kabouters ons op een irritante manier het verlossende bericht dat we voldoende muren gesloopt hebben,  dat de wereld er weer even tegen kan en dat er een mogelijkheid is om vanavond een afscheidsfuifje te organiseren met een kleine cassetterecorder. Yihaaa! Wein, Weib und Gesang!!

    Die avond is er in de refter Grimbergen van ’t vat, een kleine cassetterecorder en enkele cassettes met behoorlijk foute muziek.

    En dan klinkt plots het meest waanzinnige lied dat je op dit moment kan verwachten.

    ‘Looking out on the morning rain, I used to feel so uninspired/And when I knew I had to face another day, God, it made me feel so tired/Before the day I met you, life was so unkind but you’re the key to my peace of mind/You make me feel, you make me feel, you make me feel like a natural woman’

    Lovely Aretha Franklin. Vanuit een donkere hoek zie ik een hoop rosse krollen naderen. Lucie staat plots voor mij en sleurt mij op de dansvloer. Ze pakt mij stevig vast en begint te zoenen. Zoete, zwoele, gulzige zoenen. Ik voel haar dijen tegen mijn been. Instinctief neem ik haar stevig vast net boven haar bekken.  Miljoenen vlinders verplaatsen zich geheel ongegeneerd door mijn ingewanden. Bepaalde delen in mijn hersenen flirten met een meltdown.

    Veel meer is er niet gebeurd met Lucie. Net zoals afgelopen nacht overigens. Haar lichaamsgeur heeft nog vierentwintig uur in de kleren gehangen.

    Ik schuif achter mijn bureau. De collega’s landen één voor één uit hun banale leventje vol pampers en onthaalmoeders. De radio staat op ‘Nostalgie’ en er speelt een liedje van The Isley Brothers: ‘This old heart of mine (is weak for you)’ …

    Jan Stephorst

    22-03-2011 om 22:43 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    03-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.devastated
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



















    Devastated.  Verwoeste gewesten. Een bulldozer die over mij heen gereden is, de afdruk van de rupsband nog zichtbaar op mijn borstkas terwijl ik spartelend naar lucht hap.

    Afgezaagde poten, ingestorte muren,  alles meesleurende aardverschuivingen, bevingen van 8 op de schaal van Richter. Gigantische stofwolken boven het puin die maar niet optrekken.

    11 oktober 2010. Dan is het gebeurd. Mijn eigen persoonlijke Twin Towers zijn ingestort. Het einde van de jeugd. Het begin van … ja, van wat eigenlijk.

    Jan Stephorst kan even niet schrijven. Het leven heeft hem een stomp in de maag gegeven. Zo eentje waarbij je de volgende seconden even niet meer kan ademhalen.  Hij zag het niet aankomen en alsof het nog niet genoeg was, verkocht het leven hem nog twee, drie stompen bij.

    Intussen heeft Jan allerlei voorbereidingen getroffen om het leven te hervatten. Een nieuw leven zonder puin en zonder hypotheken. Geen wankele muren meer maar een solide basis.

    Even geduld en binnenkort verschijnen hier opnieuw columns over leven en liefde.

    Dank voor uw medeleven.

    Jan Stephorst

    03/2011

    03-03-2011 om 23:37 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    31-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Iets minder geslaagde feestjes (1)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen












    Vader veroordeelt hem als langharig werkschuw tuig. Ik vind dat hij eruit ziet als Jezus. De werkschuwe Jezus is verliefd op Zus en staat klaar om ons verkrampt bourgeois gezinnetje binnen te dringen.

     

    Kerstavond 1977. De blonde van Abba teistert de hitparade en mijn fantasie.

    De eerste kerst met zes. Vijf van ons plus het lief van Zus.

     

    Spannend.

     

    Zal hij luid smakken, boert hij na het eten of veegt hij straks met zijn communistische linkermouw de soeprestanten weg die zijn rossige baard bevolken? Allemaal zaken waar Vader ons voor waarschuwt.

     

    De proletariërs, het plebs dat in de fabriek gaat werken als ze niet op de ziekenkas staan. Ze hebben geen manieren, ze hebben geen benul van geld. Ze weten niet waar het in de wereld om draait.

    Je laat ze beter in hun linkse hok liggen of stapt er met een wijde boog omheen.

     

    Een siddering gaat door mij heen wanneer de deurbel gaat. Ik kijk van op mijn jongenskamer door het raam naar buiten en zie een knalrode Renault R4 voor onze garagepoort staan.

    Een echte sossenbak, zo eentje waarmee in blauwe overall gehulde proletarische fabrieksarbeiders zich elke ochtend naar de lopende band slepen. 

     

    Even later staat Hugo in onze living te blinken. Zijn mama heeft tussen het herstellen van de blauwe overall en het voederen van het varken door haar best gedaan om zoonlief zo bourgeois mogelijk uit te dossen.

     

    Maar een communist in een pastoorshabijt blijft een communist.

     

    Zijn lange haren zijn netjes geföhnd tot iets wat nog het meest op engelenhaar lijkt. Hij misstaat niet naast de kerststal.

    Het jeanshemd hangt voor één keer niet uit zijn broek te wapperen en zelfs het bovenste knoopje is zedig dicht. Hij lijkt wel een te hoog opgeschoten boyscout. Of een verloren gelopen communicant.

     

    Zus neemt zenuwachtig zijn jeansjasje aan dat naar jasmijn ruikt in plaats van naar de doordeweekse patchoulie.

    Gretig knikt hij glimlachend en schudt handjes. Broer bekijkt hem met één opgetrokken wenkbrauw, Vader negeert hem compleet.

     

    Ach.

     

    Terwijl Mama aan de kalkoen vraagt of hij al gaar is, schenkt Broer een aperitiefje in. Neen, geen pintje maar iets gesofisticeerds waarbij je behalve ijs nog twee andere ingrediënten in het glas moet mikken alvorens het drinkbaar wordt.

    Het is de laatste nieuwe designdrank die furore maakt in bepaalde Leuvense universiteitsmiddens.

    Het is bovendien ook een poging om Hugo het schaamrood op de wangen te toveren. Broer geniet er al stilletjes van dat hij dadelijk rare snoeten trekt na het binnengieten van het gemeen brouwseltje.

     

    Terecht ook want het is niet te drinken, wat Hugo hem ook vrij direct meedeelt.

     

    Oei, oei. De eerste kreuk in het vers gesteven imago van mijn universitaire Broer.

    Iedereen wil een pintje om het afgrijselijk stroperige cocktailgeval door te spoelen. Zelfs Vader die gretig zijn lippen tuit en in één beweging het bierglas leegmaakt. Ad fundum. Hips.

     

    Het eten is klaar! Mama heeft moeite om het gigantische dode dier op de tafel te laten landen.

    Kroketten, veenbessensaus, appelmoes en rode wijn, gelardeerd met een oorverdovende stilte.

     

    Vader smakt en boert zeer luid tussen twee happen kalkoen in. Dat is erg vervelend, vooral omdat ook Zus na één glas rode wijn dezelfde kleur uitslaat en gaandeweg de controle verliest over diverse kringspieren.

     

    Broer nog niet maar die is door de vele zangfeesten intussen gewoon om enorme hoeveelheden alcohol op korte tijd te verwerken.

    Mama trekt zich terug in de keuken om er met wat potten en pannen te rammelen.

     

    Vader wordt lethargisch.

     

    Zus uitdagend. Ze vraagt zich openlijk af wat er mis is met haar lief. Broer begint te brullen. Pa staat op en waggelt naar zijn gemakkelijke zetel om wat te uit te buiken.

     

    Broer brult steeds harder. Hij is allerminst compatibel met die gênant nuchtere Hugo. Verdwaasd door het milieu van rijkeluisstudentjes, de in donkerblauwe trenchcoats gehulde en met das behangen would-be advocaatjes, kleineert hij Hugo nu openlijk.

     

    Crapuul! Langharig werkschuw tuig!

     

    En dat Zus veel te goed is voor een dergelijke marginaal.

     

    ‘De grijze garnalen!’ roept Mama plots. Ze veert recht en spurt naar de keuken.

     

    ‘Het moet nu maar eens gedaan zijn met het feit dat iedereen in dit gezin zijn zin doet’ blaft Broer.

     

    Bam, vuistslag op tafel.

    Gefronste wenkbrauwen, getuite lippen, rood aangelopen aangezicht. Even de stropdas wat losser maken.  Hij zal er persoonlijk voor zorgen dat Zus en Hugo binnen de kortste keren uiteen gaan, denkt Broer.

     

    Hugo durft niet opzij kijken. Ik zit rechtover hem en ik zie wijd opengesperde ogen. Een eerder bleke huidskleur. Nauwelijks nog waarneembare ademhaling.

     

    Ik probeer het ijs te breken door te vragen wat zijn hobby’s zijn. Zus gaat bijna crashen, haar ogen slaan tilt en haar wijnglas is alweer leeg.

     

    Broer opent een tweede wijnfles en bedeelt zichzelf rijkelijk. Bij elke teug dompelt hij zijn idiote snor in de wijn zodat de uiteinden ervan stilaan stijf staan van de alcohol.

     

    Als in een trance staat Hugo recht, loopt naar de kapstok en trekt zijn jas aan. Eigenlijk heb ik veel zin om hetzelfde te doen.

    Zus zit nu onophoudelijk te snikken en te smeken dat Jezus toch blijft tot het dessert.

     

    Hugo kijkt naar mij.

    Naar Zus.

    Naar Mama die uit de keuken komt en hem met een schotel vol bekers garnaalcocktail verwonderd aankijkt.

    Naar Vader die nu luid snurkend gekapseisd in zijn zetel hangt waardoor het schuim dat uit zijn mondhoek loopt op het parket drupt. 

     

    Ik zie in zijn prachtige groene Jezusogen een sprankeltje medelijden. Hij hangt zijn jas terug aan de kapstok en gaat zitten.

     

    Even prevel ik wat verontschuldigende lettergrepen maar Hugo doet teken dat het niet hoeft. Zus kan het niet meer aan en laat haar half uitgelepelde garnaalcocktail voor wat het is.

    Ze vlucht naar boven waar ze op bed luidkeels uithuilt. Mama gaat haar achterna.

     

    Er is veel te weinig plaats aan tafel voor Broer, zijn ego en Jezus. Hugo maakt nu echt aanstalten om te vertrekken, neemt zijn jas en loopt de trap af naar beneden.

    Ik donder achter hem aan.

     

    Jezus draait zich om en glimlacht. Hij pakt mij vast en ik ruik door de jasmijn een potpourri van patchouli en nicotine. Ik loop mee naar buiten en trots toont hij mij zijn rode glimmende Renault R4 TL.

     

    De geur van eenvoud verrukt mijn reukorgaan. Een auto teruggebracht tot de essentie, een auto die wat ruikt naar smeerolie en benzine, het motortje dat draait als een horloge, de omvattende zachte zetels. En je kan er ook nog eens een gemiddelde inboedel mee vervoeren.

     

    Het is een schril contrast met de complexe Volvo 144 S van Vader, die enkel inzetbaar is na ingewikkelde smeekbeden en bilaterale diplomatieke contacten die gemakkelijk drie weken aanslepen waarna nog een moeilijke begrotingsronde volgt om de brandstoftank te vullen.

     

    De kleine rode achterlichtjes draaien de hoek om. Ik sluit de deur voorzichtig en loop lenig de trap op.

    Voorbij de living.

    Ik vang een glimp op van Zus die met roodomrande ogen terug aan tafel zit.

     

    Broer zit als een norse cowboy naast haar, duwt met zijn duim de Stetson wat achteruit en nipt van zijn whisky. Mama staart voor zich uit. Op de achtergrond hoor ik Vader een heel eikenbos doorzagen.

     

    Ik loop verder de trap op en kruip zo stil mogelijk mijn kamer binnen. Deur dicht. Versterker aan. Koptelefoon op. Sax. Gitaar. Astud Gilberto.

     

    Hoe gevoelig: twee instrumenten en een frêle stem. Ruis en achtergrondgeluiden, Astrud die per ongeluk even tegen de microfoon tikt.

     

    Beneden in de saloon blaft Broer rustig door. ‘Het is een loser en zal altijd een loser blijven…  nu ingrijpen! … zal nergens geraken in het leven… ongelukkig …’

     

    Insensatez (How insensative).

     

    Jan Stephorst

    31-12-2010 om 19:26 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    05-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verhuis
    Voor nog meer columns, volg onderstaande link:

    http://janstephorst.blogspot.com/

    Vriendelijke groet,

    Jan Stephorst

    05-12-2010 om 16:06 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Opel Kadett
    Klik op de afbeelding om de link te volgen










    Berenkoud is het op de fiets. De zon schijnt uit volle borst en na de examenstress van de laatste dagen zal het potje bier bij Moeder meer dan deugd doen.

     

    Moeder houdt een cafeetje open net om de hoek van de Schoolstraat. Behalve de verschaalde bierlucht is haar café nog helemaal leeg wanneer we aankomen. Wij, ongebreidelde wildebrassen, losgeslagen jonge honden waar net de leiband is afgehaald.

    Tien jongensfietsen tegen haar gevel, twintig jongensogen smekend voor bier aan haar toog.

     

    Ons testosteron is nog ingepakt in veel te spannende jeansbroeken, witte basketters en jeansvestjes met opstaande kraag en in alcoholstift gekliederde slogans uit de late jaren zestig.

     

    John Lennon is eergisteren doodgeschoten.

    ‘Cool’ is niet meer dan het Engelse woord voor ‘koud’. Begrippen als ‘ik ben online’ en ‘stuur eens een sms’ zijn nog lichtjaren van ons verwijderd.

     

    Filip steekt vijf frank in de jukebox en we halen onze luchtgitaren boven om samen met Slade ‘Merry Xmas’ te kwelen.

     

    Daar zijn de meisjes! Hun school is een half uurtje later uit in een wanhopige poging van de paters en de nonnen om de geslachten niet tegelijk de straat op de gooien.

     

    Dat was buiten het rendez-vous huis van Moeder gerekend natuurlijk. Nog eens tien meisjesfietsen erbij tegen haar kleine voorgeveltje.

     

    Hier en daar begint het testosteron dat nog niet door de alcohol verdoofd is, op hol te slaan.

    En daar staat plots Benedicte voor mij. Hmm, ze heeft een lekkere lange jas aan, zo eentje die eerder op een slaapzak lijkt met donzen flufjes aan de kraag en de mouwen.

    Als ze zich bukt of gaat zitten, spant de slaapzak zich rond haar lichaam en onthult diverse vormen die mijn hormonenhuishouding danig in de war sturen.  

     

    ‘Wil je?’, vraagt ze.

    ‘Wat?’, antwoord ik.

    ‘Naar de film gaan deze namiddag’

    ‘Wat speelt er?’

    ‘For Your Eyes Only, een James Bondfilm’

    ‘OK’ brabbel ik lichtjes duizelig.

    ‘Om kwart voor vier aan het Feestpalace’.

     

    Het Feestpalace is een zeer oude cinemazaal die er niet meteen uitziet als een paleis en waar er doorgaans bijzonder weinig reden tot feesten is in de veel te kleine krakende houten klapstoeltjes.

     

    Daartegenover staat dat er een soort van foyer aan vast hangt met brede rode pluche banken en indirecte neonverlichting. Overal zijn hoekjes en kantjes om dingen te doen waarvan ik het bestaan nog niet afweet.

     

    Ik fiets tegen topsnelheid naar huis want mama heeft frietjes gebakken.

    ‘Heb je veel bier gedronken?’ vraagt mama inquisitorisch.

    ‘Nee hoor’, lieg ik terwijl de alcoholnevel die mij voorafgaat stilaan de proporties aanneemt van een ferme anticyclonale wig. 

     

    Zo snel mogelijk schrok ik mijn portie biefstuk friet naar binnen om daarna mijn roes uit te slapen op bed.

    Om drie uur schiet ik wakker. Shit, shit, ik moet om half vier aan de cinema staan.

     

    ‘Waar ga je heen?’ roept mama nog als ik met één arm in de mouw van mijn winterjas de trap afstorm.

     

    ‘Naar de film’ roep ik nog net terwijl de voordeur met een smak dichtslaat.

     

    Benedicte staat al te wachten in de kou als ik zweterig van mijn fiets spring en naar de kassa spurt om twee tickets te kopen. De filmzaal ruikt een beetje muf door de tonnen huidschilfers van de honderdduizenden die hier al anderhalf uur van hun leven in de harde stoeltjes hebben doorgebracht.

     

    Onze schouders raken mekaar, Benedicte vindt het niet erg.

     

    Sheen Easton heeft niet veel kleren aan terwijl ze de titelsong zingt. 

    Ik voel dat Benedicte naar mij kijkt en ik lach lief naar haar terug. Is verliefdheid an sich voldoende?

    Ziet ze wel dat mijn hart in mijn keel klopt? Of moet ik nog op een andere manier uiting geven aan de duizenden vlinders die nu mijn buik terroriseren?

     

    Waarom zit er geen handleiding bij een meisje?

     

    Benedicte pakt mijn hand en legt haar hoofd op mijn schouder. Het is de eerste keer dat een andere vrouw dan mijn moeder zo teder is. Heerlijk.

     

    Ik trek mij voorzichtig van haar weg en ze kijkt plots heel erg droef nu. Ik doe teken richting toilet en ze knikt begrijpend.

     

    Even diep ademhalen en nadenken.

    Dat handje-houden lijkt mij een veilig plan A. Ik heb echter geen enkel idee van waaruit een plan B zou kunnen bestaan.

     

    Ik tracht zo gebogen en zo stil mogelijk terug op mijn plaats te geraken. Het oude klapstoeltje maakt een rotherrie maar gelukkig komt de pauze eraan.

     

    Er zit bijna geen volk in de zaal dus zitten we even later ook bijna alleen in de rode pluche kussens van een bank in de foyer.

    Alweer dat handje en het hoofd op mijn schouder. Ik leg voorzichtig mijn arm rond haar. Ze heeft wel malse schoudertjes.

    En een donker vlekje in haar ranke blanke hals. Ze kijkt smachtend op vanonder haar dikke blonde krullen die door al dat gefriemel in haar ogen hangen.

    Ze ziet er best wel appetijtelijk uit.

     

    Zou ze?

     

    Een onzichtbare hand brengt onze hoofden steeds dichter bij elkaar en ze zoent mij op de mond. Meer nog, ze kan niet stoppen, en mmm steekt haar tong bij de mijne. 

     

    God wat smaakt ze lekker. En haar dikke zachte lippen glijden over de mijne. Haar lichaamsgeur is zo zoet als honing. Het is een vreselijk cliché maar het klopt. Ik wil die zachte kasjmier trui die ze draagt nooit meer loslaten.

    Daarbij draagt ze nog veel meer bijzonder leuke kledingstukken die ik graag in detail eens wil bekijken.

     

    De bel rinkelt. Daar komt het tweede deel van de film waarin James Bond ongetwijfeld ook het handje zal vasthouden van een Russische spionne. Nadat hij nog tien auto’s in de vernieling zal rijden (waaronder een zeer mooie gele Citroën 2PK – zo jammer) en twee keer de wereld redt van de volledige ondergang komt vast en zeker de eindgeneriek eraan.

     

    Maar niet voor ons want wij slagen er niet in om onze ineengestrengelde lichamen van de rode pluche bank te scheiden.

    Geen nood want onze avonturen zijn minstens zo intens als die van James Bond.

     

    We dromen van kilometerslange zandstranden waar ik langs rij in een rode  Alfa Spider met witte lederen zetels om te stoppen bij een verlaten hoekje waar we mekaar de kleren van het lijf rukken en tongzoenen tot het pijn doet.

    De blauwe zee neemt ons op in haar verfrissende schoot maar … ik voel plots een schok bij Benedicte.

     

    Staat de Alfa verkeerd geparkeerd?

    Zitten er kwallen in de zee?

    Heb ik mijn tanden niet goed gepoetst?

     

    Wanneer ik mijn ogen open, zitten we nog steeds in de foyer van het Feestpalace.

     

    Benedicte kijkt mij ontgoocheld aan. Ja wat? Wat dan? Doe ik iets verkeerd? Ze kijkt op haar uurwerk.

    ‘Mijn papa haalt mij af om zes uur.’

    Ik kijk op de grote klok die boven de grote dubbele zwaaideur van de foyer hangt en zie dat het op enkele minuten na zes uur is.

     

    Ze zet haar rode gebreide muts op, slaat een lange sjaal om en terwijl ze recht staat om haar slaapzak aan te trekken, geeft zij mij nog een zoen. Ik smaak een laatste keer haar fantastische lippen, krijg nog een wolkje zoete lichaamsgeur in mijn rechter neusgat en dan is ze weg.

    Ze lijkt een beetje op de blonde van Abba als ze door de lange gang naar buiten holt waar haar vader staat te wachten in een witte Opel Kadett coupé met rode skai zetels.

    Zonder om te kijken, stapt ze in en rijden ze weg.

     

    Ik stap door de oude witte krakende dubbele deur met geel glas de foyer terug binnen en neem mijn spullen van de rode bank. Achter de bar staat een vrouw van een jaar of vijftig te glunderen. De neonverlichting zeurt onafgebroken in monotoon gezoem. 

    ‘Je hebt hier en daar wat vlekjes’ fluistert ze terwijl ik haar betaal voor het enige drankje dat we gedurende twee uur slechts half consumeerden.

     

    Ik stap voor alle veiligheid het toilet binnen en zie enkele verdachte rode plekken in mijn hals, lipstick en mascara op mijn wang. Mijn lippen voelen aan als uitgerokken rode dichtingsrubbers voor steriliseerbokalen. 

     

    Eenzaam en beteuterd neem ik mijn fiets en rij in het vroege duister naar huis. De eerste sneeuw dwarrelt naar beneden.

     

    Het is nog steeds berenkoud op de fiets.

     

    Jan Stephorst

    04-12-2010 om 17:42 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    30-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.So nice (summer samba)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen










    Ik had het kunnen weten.

     

    ‘Ga je mee naar een trouwfeest?’, vroeg ze mij eergisteren.

     

    Beetje kort dag zo, nu we nog maar amper drie dagen bij mekaar zijn. Maar hey, what the heck, ik heb tijd zaterdag, moet nergens heen tenzij naar de bakker om een brood.

     

    Spannend, wat moeten we aan. Chique of los? Deftig of bohémien? Ik ken er niemand, niet één achtergrond, geen sfeer.

    Zij weet alles en in mijn totale onwetendheid kan ik enkel maar drijven op haar expertise.  

    We stappen in de beige auto met bruine lederen zetels. Panama hat, grote rode papieren strandbloem op haar blauwe jurk. Zwarte bril, wat streng maar ook erg sexy.

     

    Dan volgt een onvoorstelbare rit met een knallende zon die de donkere wolkenpakken van het nakende onweer in de verte inktblauw kleurt. Tot we dwars door een wolkbreuk haast niets meer zien, zestig, trager, vijftig, trager, dertig…

    Grillige bliksemschichten verlichten het duister. We vrezen het ergste voor het trouwfeest dat deels in open lucht doorgaat.

     

    De parkeerweide dampt na van de hete zomerdag. Het onweer heeft ijsblokjes over het warme gras gestrooid. Instant mist verhult onze voeten zodat we lijken te zweven.


    Met Panama hat.

     

    Verhalen uit het verleden met appetijtelijke bruidsmeisjes en -jongens schallen door de ether en door de tent die inderhaast is opgezet om de regen te weren van onze nette pakken en ornamenten.

     

    De Panama hangt slap rond mijn oren.  

     

    Brood en kaas en wijn, een vierkanthoeve, Franse chanson live gebracht door een spetter in een nauwsluitend enkellang kleed. Hier en daar worden knopjes ingedrukt. Hier en daar gaat in mijn hoofd een deurtje open dat al veel te lang dicht bleef.

     

    Weemoedig dans ik op dronken ritmes. Of is het andersom? Ritmes waarbij je met de hakken op donkerbruine houten vloeren slaat. Flamenco, neen, tango, neen, ik dans merengue, mama!

     

    Dertig kilometer later eindigen draaiende bekkens, klappende handen en dansende haarlokken op de bruine houten vloer van een slaapkamer met rode wijn en voile. Flakkerende theelichtjes overstemmen het schrale kleine nachtlampje en laten alle schaduwen in een ronde dansen.

     

    En dan is er de zondagochtendregen. Grijze mensen lopen om en weer naar de bakker en klagen in marginaal Zuid Oost-Vlaams dialect over de ongesteldheid van de zomer.

    Terug naar de zondagochtendtafel met twee dampende koppen koffie. De tranenregen op het venster droogt stilaan op en een waterzon priemt voorzichtig door het grijs. Onze uitgeputte en van mistgordijnen voorziene geesten zwijgen door het ontbijt heen.

     

    ‘Weet je’, verbreekt ze de stilte, ‘Iemand om mij vast te houden, dat zou heerlijk zijn.

    Iemand die elke kleine droom van mij verstaat.

     

    Heerlijk.

     

    Het leven zou zo heerlijk zijn mocht ik iemand vinden die mijn hand neemt en met mij door het leven walst.

     

    Iemand die aan mij vast hangt, in goede of slechte tijden.

    Iemand die voor mij een of ander bossanovaliedje zingt.

    Iemand die mijn hart neemt en mij het zijne geeft.

    Iemand die een nieuwe start neemt met mij.

     

    Oh ja, dat zou heerlijk zijn’.

     

    Zou het kunnen, zij en ik?

     

    Zo heerlijk.

     

    ‘Gaan we naar het strand?’

     

     

     

     

    Jan Stephorst

    30-10-2010 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    17-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mambo Jambo
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


















    Augustus is steeds moeilijker dan juli.

     

    Ook minder spannend, althans voor ons, de kinderen. In juli verhuisden wij voor de gehele maand naar zee. Dit ging gepaard met taferelen waarbij het nemen van de metro in Tokyo een ontspannende bezigheid is.

     

    Alles – van bestek over beddengoed tot strandspeelgoed – werd in grote groene metalen koffers gestouwd die mijn grootvader en mijn vader vervolgens met een stootkar naar het station brachten.

    Van daaruit ging ons hebben en houden per spoor naar Zeebrugge waar het twee dagen later door mijn vader in drie ritten werd afgehaald.

     

    Ondertussen verlieten wij ons lege huis en begaven wij ons in gezelschap van de hond en de kanariepiet naar zee in onze witte Ford Taunus 12m.

    De rit op de autosnelweg was de attractie van het jaar en wij gaapten dan ook gedurende de volle zestig minuten de andere automobilisten aan, afgewisseld met nu en dan uitbundig zwaaien naar vermoedelijke lotgenoten.

     

    Maar terug naar augustus, de maand van de steeds weer pijnlijke terugkeer naar het hinterland.

    Het verlof van pa is op en ma zit met de 3 kinderen alleen. Uiteraard trakteren wij mama regelmatig op experimenteel kleutertheater wat zij gezien haar pedagogische achtergrond in zekere mate kan verdragen.

    Wij zijn ons echter niet bewust van mama’s mondaine ambities. Niet alleen mode maar ook cafébezoek zij het dan enkel in de chiquere etablissementen en uitsluitend ’s namiddags.

     

    Het begint reeds in de ochtend net na het ontbijt wanneer de bel gaat en tante Elvire schijnbaar onverwacht op bezoek komt. Wij ruiken pas echt onraad wanneer moeder verschijnt in een outfit die zijzelf definieert als stadskledij maar waarmee ze niet zou opvallen tijdens de uitreiking van de Oscars. Een mantelpakje in pied-de-poule, nylonkousen met naad en stiletto’s.

     

    Drie huilende kinderen later zweeft ze zachtjes heupwiegend met haar elegante handtas richting station.

    Weg met de kinderkak, de snotneusjes, de chocomonden en het gezeur rond de eerlijke verdeling van de Lego blokken.

    Ze koopt een ticket 1ste klasse en begeeft zich naar spoor 3 waar nog voldoende tijd is om aan de kiosk het laatste nummer van ‘Libelle Rosita’ te kopen.

     

    Als een echte filmster met het haar hoog gecrepeerd, vleit ze zich in de dikke kussens van de trein van 10u08 naar Brussel Noord. Ze lijkt voor een enkele pijprokende medepassagier zowaar een mysterieus glimlachende femme fatale.

     

    De Martini reclame draait onophoudelijk bovenop een wolkenkrabber en ook de double chevron van Citroën kijkt uit over de Place Rogier. Mannen met hoeden en lange overjassen stappen in crèmekleurige Mercedessen met een taxiplaatje op het dak.

    Auto’s rijden af en aan bij het ‘Gulf’ tankstation waar pompbedienden in uniform met pet zich haasten om de sleuteltjes aan te nemen van de strenge sigarenrokende  chauffeurs in de hoop van een vette fooi te krijgen.

     

    Moeders’ mondaine uitspatting start in de ‘Innovation’ waar zij zich behoedzaam ontdoet van haar spannende lederen handschoenen en deze vervolgens in haar handtas stopt. Ze loopt behoedzaam door de verschillende afdelingen, nu en dan even stoppen om aan een flesje parfum te ruiken, een rokje te betasten. Ze wil het plezier van iets te kopen uitstellen tot de namiddag.

     

    Terug buiten wandelt ze in de late ochtendzon terug naar de Place Rogier. Ze heeft nog geen oog voor de veertiger die op haar komt afgestapt. Strak in het pak, een lange beige regenjas over de arm, zwarte lederen schoenen, het haar met brylcreem achteruitgekamd en een schildpadmontuur op de neus.

     

    Aanvankelijk had ze haar zonnebril afgezet om volop te kunnen genieten van de warme zomerse zon op haar gezicht. Daardoor komt het dat ze hem pas ziet wanneer hij wanhopig zijn arm opsteekt en enthousiast naar haar wuift.

     

    Een zoen. Hij ruikt haar parfum en herkent de geur van verse lipstick. Het is de tijd van de lange middagpauzes: van twaalf tot twee flaneren vader en moeder stijlvol arm in arm over de Brusselse boulevards, lonkend naar vitrines met veel te dure jurken en allerlei elektrische hulpmiddelen die het leven draaglijker moeten maken.

     

    Uiteindelijk belanden ze in het Grand Café op de Boulevard Anspach om er een visschotel te degusteren.

     

    Nadat Georges is vertrokken naar kantoor, trakteert ze zichzelf op een wandeling door de Rue Neuve. Niet zozeer voor de mode, wel om zich over te geven aan een laatste kinderloze geneugte: een Pèche Melba in de Bouquet Romain.

     

    Mambo Jambo!

    Dit is een wonderlijke overblijfsel van vooroorlogs Brussel. De geur van vanille overheerst de indirect groen verlichte zaal met halfhoog crèmebetegelde muren.

    In het midden achter de lange inox toog hangt in rood neonlicht de naam van de zaak.

    Hoge barkrukken met zachte zwarte lederen kussens dienen om de even zachte elegante derrières op te vangen en hen comfortabel vast te houden tot de milkshake genuttigd is.

     

    Cuban Pete, de barman, is een donkere magere vijftiger van bescheiden postuur die eruit ziet als een medicus: een korte witte doktersjas met in het borstzakje wat instrumenten waarvan het gebruik in een milkbar niet meteen evident lijkt.

    De zwijgzaamheid en de snelle, discrete bediening verraden dat de man al heel wat affaires de revue heeft zien passeren. Zou hij zijn memoires publiceren dan heeft dat wellicht catastrofale gevolgen voor enkele honderden huwelijken.

     

    Helemaal voldaan stapt Anna van de trein, de namiddagzon kleurt haar haren acajou. Tijdens de wandeling naar huis neemt ze afscheid van haar mondaine snoepjesdag om even later drie uitzinnige kinderen in haar armen te drukken.

     

    Tante Elvire wisselt enkele veelbetekende blikken uit want boterhammen met choco, frietjes met stoofvlees en in de namiddag nog een toetje bovenop hebben niet kunnen verhinderen dat er de hele dag lange minuten zijn afgeteld.

     

    Spoedig komt september en het besef dat het nooit meer beter zou worden.

     

    Jan Stephorst

    17-10-2010 om 19:48 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het gaat je goed, Anna
    Klik op de afbeelding om de link te volgen










    we gingen naar zee

    mijn vader, mijn zus, broer en mama

    we keken naar andere mensen

    hoe ze hun geld uitgaven

    wij, wij moesten uitkijken

     

    dus keken we naar de boten

    likten aan waterijsjes

    de casino’s en restaurants

    we liepen er enkel langs

    wijzend naar pakketboten

     

    vroeg opstaan met pistolets

    op het strand met boules de Berlin

    kleurden we prachtig in de zon

    mijn vader, mijn zus, broer en mama

    samen bekeken we de boten

     

    en bij een kalme zee

    droomden we ervan

    de overkant te bereiken

    overmoedig als we waren

    maar het was toch wel mooi

    Anna D'Hoir  24/11/1923 - 11/10/2010

    11-10-2010 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    14-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Desafinado
    Klik op de afbeelding om de link te volgen







    September is net ietsje uit de maat.
    Desafinado, vals met andere woorden. Klinkt als goede jazz. Het is strikt genomen nog steeds zomer maar toch al wat verraderlijk kil in de ochtend.

    En ja, de gekke hete zomer is voorbij. De donkere winter moet nog komen en september is de maand waarin de realiteit het terug overneemt van de verplichte vakantiehysterie. Gedaan met allerhande uittochten, maar toch nog niet de grote somberheid van november bijvoorbeeld.

    Geen gigantische files meer op de autoroute du soleil waarbij iedereen koste wat het kost Lyon binnen de twee uur wil bereiken en in de daarop ontstane file bergen neuskeutels op de grond vallen.

    Geen chaos meer bij de wegrestaurants, waar iedereen van de file gebruik maakt om een lunchpauze in te lassen.

    Op de parking luid toeterende ego’s, 4x4 auto’s klimmen als gigantische spinnen over bloemenperken en laagdrempelig straatmeubilair om toch maar een plaatsje te bemachtigen. Drie meter hoge kampeerwagens vormen een massieve muur die het zicht op het laatste restje natuur in de achtergrond volledig ontneemt.

    In het restaurant huilende, gierende en ongehoorzaam opgeschoten spermatozoïden die allen tegelijk naar Disney films willen kijken in het kinderhoekje en allen tegelijk beslissen dat de gele camion de hunne is.

    En nadat iedereen gedurende een uur in een duizelingwekkend lange rij staat aan te schuiven om het vege lijf te vullen met een van de vierhonderd kippen die het leven lieten in een niets ontziende slachtpartij, lasagne die bijna kan spreken of ratatouille van verdacht allooi, staan we met zijn allen anderhalf uur later aan te schuiven om de darmen te ledigen. Cloaca mundi.

    Maar in september ontbreken de Hollanders met kleine vierkante caravans van het merk 'Kip' vol halfrotte meloenen uit Cavaillon. Weg lawaaierige Duitsers, dronken Engelsen en onnozele Spanjaarden uit Barcelona die met een derdehandse Seat de drie keer zo grote caravan bovenop de Provençaalse heuvels trachten te sleuren.

    Enkel nog beschaafde Fransen in september. En enkele bejaarden die twintig jaar geleden nog goed konden rijden maar nu met glazige blikken door de ruit van een tourincar zitten te staren. Was het vandaag Salon of Gordes?
    Maakt het wat uit?
    De gekromde ruggen behangen met gehaakte gilets, witte dralon broeken en met haarlak doordrenkte hoofddeksels schuifelen van markt naar markt.
    Hier en daar kan hun bus niet door omwille van een scheef geparkeerde Engelse Rover met dure van airco voorziene caravans. Of een Duitse Mercedes met passagiers die er een uur over doen om het looprekje in de koffer te krijgen.

    De negende maand (volgens de Romeinen de zevende maar dat Italianen niet kunnen tellen, weet iedereen) zit vol charme. Weg vakantiehysterie. Weg vakantiestress. We staan niet langer met de voeten op pagina 58 van de Neckermann catalogus.  

    En regen mag in september want het is tenslotte de eerste herfstmaand. Dus ook daarover geen stress meer!

    ‘We zijn net terug uit Oostenrijk en hebben een week regen gehad’ klinkt een stuk minder dramatisch in september dan in juli. Tja, september hé, dan kan je al eens slecht weer hebben. Schouders ophalen, armen in de lucht maar verder niets aan de hand.

    Het is perfect maatschappelijk aanvaard en je kan toch pochen met het feit dat je vakantie geslaagd was. Niemand die medelijden heeft met het meteorologisch debacle waarin je gedurende een week bent ondergedompeld.

    En de kinderen en leerkrachten moeten terug naar school wat impliceert dat de kinderloze koppels de parken, zwembaden en musea voor zich alleen hebben. Kinderloze koppels zijn nu eenmaal erg geïnteresseerd in cultuur en archeologie. Ze moeten wel want ze hebben voor de rest bijzonder weinig om zich op te concentreren.
    Sommigen kopen een hondje dat de enorme krater van de onvervulde kinderwens moet opvullen. Pathetisch. Maar nog pathetischer wordt het als ze ook aangepaste kledij en transport in de vorm van een verbouwde kinderwagen gebruiken om hondlief van museum naar museum naar kathedraal te sleuren.

    Het septembert. De zeilen worden gestreken tegen de dag dat de regen komt in oktober. In de regen van oktober kwamen wij elkaar voor het eerst tegen . 

    Indian summer, oranje strand, verliefde wandelingen in het goud -en bruinkleurende park, harten vol onuitgesproken zomerverlangens tijdens mosselen met friet op het strand van Cadzand.

    Enkel op de middag gloeit het zand nog, ’s avonds voelt het heerlijk fris aan. En na de laatste strandwandeling keer ik samen met Miss Bikini terug naar ons huis achter de duinen. We drinken er Noilly Prat terwijl de ondergaande zonnebol het langwerpig parket en de witte muren vult met oranje licht.
    In ons kubistisch minimalistisch ingerichte bossanova huis leg ik ‘La garota de Ipanema’ op. De versie van Stan Getz met een jonge en onzekere Astrud Gilberto waarbij de microfoon in het begin even fluit.  

    Miss B vleit zich tegen mij aan, ik ruik de zonnebrand op haar huid en streel door haar zwarte zilte haar. Geen Oostenrijkse regen, geen Franse files. Gewoon Bé en ik en Astrud Gilberto in onze designzetel op het houten parket.

    September is a little out of tune.

    Jan Stephorst

    14-09-2010 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    30-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vreemd
    Klik op de afbeelding om de link te volgen










    Vreemd.

     

    Niet de vrouw die naast ons woont, nu en dan een pilletje te weinig neemt en dan roept en tiert als er een auto wat scheef voor haar deur staat.

     

    Niet de kleine Marokkaanse Marseillaan die mij spontaan aanspreekt als ik met een draagbare generator onder de arm voorbij wandel. Zijn vrouw is ‘une Gantoise’ maar hij heeft zijn hart verloren in Bretagne. Zijn tandarts is al jaren overleden, te zien aan de twee overblijvende half weggerotte stukjes tand die zijn mondholte bevolken.

     

    En is het dan de tijd van het jaar? Neen, niets vreemd aan. Met een Indian summer die hopelijk nog moet komen.

    Of de drukte op de Ledebergse markt misschien, de tram die afgeladen vol zit met koopjesgeile randbewoners. Neen, niets vreemd aan, ze komen elke week.

     

    Zelfs haar lach klinkt nu vertrouwd. En ook waarmee ze moet lachen. 

     

    Ik ben de enige vreemdeling in huis.

    Mijn hart is een vreemd hart.

    Mijn vreemde geest hoort niet meer thuis in mijn vreemd lichaam.

     

    Een lichaam dat de afgelopen weken zinnelijk bruiste, als een boog gespannen stond, dat verviel in extremen van genot, in eindeloos passionele nachten tot half zeven, dronken van verliefdheid en de tripel, met de ochtenden daarop monsterachtig grote katers die me steeds opnieuw samen met alle door mijn pokdalig bestaan veroorzaakte miserie over de afgrond duwden.

     

    Is goed of is fout ik weet het niet.

     

    En nu moet ze lachen met een grap die zo oud is dat ik niet meer weet wanneer we er voor de eerste keer moesten om lachen.

     

    Middenveld is de prijs die je betaalt voor een leven zonder ups en downs. Een kabbelend leven waarin je rustig aan kan rondwandelen, nu en dan genieten van de goede dingen des levens zonder risico op al te veel afgronden of kwaadaardige katachtigen wiens enige reden van bestaan het verkopen van een ochtendlijke uppercut is.


    Maar de zon schijnt nu wel onophoudelijk overdag en hoewel de nachten nog wat moeilijk zijn, is er daar ook wel sprake van enige beterschap. Of toch tenminste van nachtrust, want in volle zee is ze onvindbaar.

     

    Hoewel je je natuurlijk wel kan afvragen of het herontdekken van het middenveld echt beterschap is.

     

    A fond of niet.

     

    Plankgas met het haar in de wind in een Mercedes 280 S cabriolet terwijl drieduizend geuren en kleuren alles prikkelen wat er maar te prikkelen valt.

     

    Of tegen dertig kilometer per uur in een Toyota Aygo met de airco op aanmodderen.

     

    Was ik maar in New York in de herfst waar Central Park zo mooi kleurt in de Indian summer.

     

    Was ik maar een schrijver van columns die over seks gaan.

     

    En dan in New York wonen in een bohémien appartement en verder niets anders hoeven te doen dan nu en dan eens verliefd worden op rijke vrouwen van boven de vijftig die mij, behalve dat ze mij van alles bijbrengen op het erogene vlak, ook nog eens onderhouden en leuke cadeautjes geven.

     

    In ruil voor de passie breng ik ze ook en passant nog wat Frans bij. Dat staat naar het schijnt erg chique in NY City. 

     

    Tussendoor kan ik me terugplooien en lekker vintage zijn in mijn fantastisch appartement met vloeren met ongelijke brede houten planken, hier en daar een flauw verlicht donker hoekje met een tafeltje waarop een fles en twee glaasjes op een zilveren plateau uitnodigend staan te wachten op de volgende onverwachte bezoeker.

    Oh ja, mijn slaapkamer is erg maritiem ingericht, met veel wit en blauw geschilderd hout, een ruw houten lambrisering en schelpjes op de badkamer. Net of je zo van het strand komt en je verwacht van de zee te zien door het raam in de living.

     

    En volgende week zijn ze dan weer weg met hun sexy bloemetjeskleedjes en uitgestelde orgasmes, de vriendinnen. No regrets, op naar de volgende en het liefst eentje met een huis aan de Hamptons en een ‘petit’ yacht. Er bestaat al een serie en twee films over.

     

    Maar neen. Geen Hamptons en ook geen zee voor mij. Geen yacht en ook geen sexy bloemetjeskleed.

     

    Ik zit in Gent op mijn middenveld aan mijn bureau enkele passionele wonden te likken terwijl de dag alweer naar regen gaat.

    Tot de wolkbreuk in mijn hoofd alle registers opentrekt en ik mezelf niet meer kan volgen. Wat moet ik nu beginnen, waar kan ik je strelen, je minnen, ik kom van de aarde en jij woont bij de godinnen.

     

    Maar ik kan nu eenmaal niet zo goed overweg met godinnen. Te wispelturig, hun goddelijk karakter houdt geen rekening met aardse eentonigheid.

    Ver boven het middenveld spelen zij hun goddelijke zelf, cirkelen als gieren boven onze zielen tot één van de middenvelders een zwakte vertoont en ze zich tegen een duizelingwekkende snelheid naar beneden storten. Waarna ze zich te goed doen aan onversneden passie met het verse zieltje. 

     

    Learn how to fall before you learn to fly. Dat is een beetje de samenvatting van de zomer van 2010. Bezint eer ge begint.

     

    Eenmaal bezonnen, ruk ik je de kleren van het lijf.
    We zakken samen door het bed.
    Emmenez-moi au bout de la terre.

    Zolang we daarna maar wakker worden in mijn vintage wereld vol houten plankenvloeren en schelpjes waarna we lekker pannenkoeken bakken en een lange strandwandeling maken in de warme Indian summer. In NYC.

     

    De blaadjes vallen van de bomen en kleuren de stoep goud. Het wordt tijd om een rolkraagtrui uit de kast te halen.

     

    Nooit eerder hield ik zo van de aanstormende herfst.

     

    Vreemd.
     

    Jan Stephorst

    30-08-2010 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wit Zand
    Klik op de afbeelding om de link te volgen










    Bé! Naast mij i
    n mijn DS! Op weg naar Frankrijk!

     

    Thelonious Monk op de cassettespeler, geen al te goed weer maar hé, who gives a fuck about the weather?

     

    Ze draagt een witte trui met boothals en horizontale blauwe lijnen. Haar zwarte licht golvend haar zit in een staart samengebonden met een groen en rood psychedelisch gebatikte sjaal.

     

    Hoe in hemelsnaam is het zover gekomen dat ik op deze vrijdagnacht richting Wissant rij in ma Déesse?

    Bé en ik, waren we al niet lang uit mekaar? De herinnering aan haar fabuleuze dochters nog slechts een schaduw in mijn geest? Het is redelijk warm voor een januaridag, veertien à vijftien graden met wat wind, ja en vooral een onweerstaanbare hitte in de DS.

     

    Ons beider ego’s zijn verlicht door het flauwe witgele licht van het dashboard. Twee verlangens die puur fysieke doelen nastreven en die chemisch gezien zo onontkoombaar zijn dat ik er mijn oude Franse dame voor van stal haal om haar met de drift van een twintigjarige richting Frankrijk te jagen, bocht na bocht verlicht door de meedraaiende koplampen.

     

    De kracht van de gedachte: gisteren belde Bé mij op. Of ik geen zin had om haar ouders te bezoeken.

    En er de sleutel op te halen van het strandpaviljoen dat ze in de jaren zeventig kochten van een bende overjaarse hippies.

     

    De wiet was op, de free love ongemakkelijk geworden en de roestige VW bus met bloemetjesmotief stond al een eeuwigheid defect langs de kant van de weg.

    De nood aan comfort werd steeds groter, ze kozen het hazenpad richting semi kapitalisme in de vorm van een huurflat en een lichtgroene Renault R5 op afbetaling.

     

    Dat was het moment waarop Bé’s vader toesloeg, de vers geregulariseerde commune opkocht om er zijn strandhuis van te maken. With a little help from my friends.

     

    ‘JA!’ zegt haar vader, omgeven door een geluidsbehang van jazz, op de kast foto’s van hem met Miles Davis, Ella Fitzgerald, Oscar Peterson … Ja, ze zijn hier allen geweest.

     

    ‘Natuurlijk, de sleutel ligt in de kast en in januari is er toch geen kat.’

     

    Vader Bé realiseerde zich dat we nood hadden aan ons eigen little playhouse en gaf de sleutel graag.

     

    Vrijdagavond laat breken we tijdens een januaristorm binnen in het strandhuis. De houten wanden kraken onder de dreunende wind en golven. All along the lighthouse, spookachtig wit licht flitst elke minuut over de zwarte wolken.

     

    We steken snel licht en vuur aan in de reuzengrote chalet die nog vrij luxueus blijkt ingericht. En die vooral in het wit geschilderd is. Witte plankenvloer, witte wanden en witte gordijnen. Doodmoe ploffen we neer op het bed, de bagage op een hoopje in de hoek van de kamer. Tanden poetsen en licht uit: slapen.

     

    Door het open raam hoor ik de zee luid tegen de golfbrekers beuken. Een geruststellend gedruis waar niemand van verwacht dat je er kan mee in slaap vallen wat ik toch bijna onmiddellijk doe.

     

    Twaalf uur later is de zee gekalmeerd. Nier dat de zon schijnt of zo, nog steeds dreigt de hemel met zwarte over mekaar rollende wolkenkathedralen.

     

    Maar de wind is weg.

    Ik ben het eerst wakker en trek mijn schoenen aan om ergens een bakker te vinden die open is. Stokbrood. Camembert van ‘Président’. Koffie ‘Lavazzo’.Links en rechts reclame voor ‘Pastis’. Vreemd zo in het noorden maar de pastis is dan ook onlosmakelijk met vakantie verbonden.

     

    Bé staat onder de douche als ik thuiskom. Gewoon even de reis van zich afspoelen wat ik dadelijk ook zal doen. Ze is wat ver. Het is dan ook lang geleden dat we intiem waren.

    Zwijgen aan de ontbijttafel. Dreigende wolken binnen en buiten. Koffie, nog meer koffie tot ik plots enkele klanken uitstoot. ‘Zullen we een strandwandeling maken?’

     

    Blij als een kind vliegt ze naar de slaapkamer om een witte linnen broek en een witte wollen rolkraagtrui aan te trekken. Het is wat met dat wit, ik ben net in de hemel bij een engel aanbeland. Wat gedeeltelijk wel klopt behalve dat ze niet zo van die grote vleugels heeft wat in veel gevallen wel praktisch is.

     

    Het strand is winderig nat en de lucht nog steeds zeer dreigend. Koud zout aan de blote voetjes. Aan de overkant van de duinen steken de straatlantaarns uit. Het is twee uur in de middag en ze branden al. Het geeft iets gezelligs, verwarmend als een kleine lampadère die haar best doet om een donker hoekje toch wat op te vrolijken.

     

    De wind vlecht de zwarte lokken van Bé tot iets chaotisch waartegen ze steeds weer vecht. Ze heeft het koud en komt dicht bij mij stappen, legt mijn arm over haar schouder. Ik ruik de wind en de zoute zeelucht in haar haar, sommige lokken zwiepen in mijn aangezicht. In de verte zien we een flits, een hoekige bliksemlijn die de zwarte wolken met de zee verbindt.

     

    Het dondert in januari.

    We nemen het zekere voor het onzekere en we stappen terug naar het strandhuis. Maar halverwege draaien de hemelsluizen toch open en we moeten vluchten voor de striemende regen.

    We gieren en lachen en roepen van alles naar mekaar. Ze valt, ik keer terug om haar recht te helpen. Haar wollen trui zit al vol water en de linnen broek plakt tegen haar benen.

     

    Even zitten we neer op het terras. Tinten van grijze luchten en zee versmelten. Enkel het beige strand contrasteert nog met het grijs. Het is te koud, Bé rilt en ik rol haar in een handdoek.

    Uit die natte kleren. Warme douche. Warme huid, beige bed en licht terwijl Dinah Washington de ‘All or Nothing Blues’ zingt.  

     

    Alles of niets, dat is Bé ten voeten uit.

     

    Makin’ Whoopee. In bed.

    De wind blaast de gordijnen naar binnen en ik moet nog snel in mijn blote flikker rechtspringen om het raam tegen te houden voor het aan diggelen slaat tegen de witte boekenkast. Bé giert het alweer uit.

     

    Rollebollen in bed. Heerlijke blote huid tegen huid in witte lakens en eigeel licht. ‘The Things We Did Last Winter’ mmmmmmmmmmmmm.

     

    Dan gaat de storm alweer een beetje liggen. Honger. Het is een cliché maar wel een leuk cliché wanneer Bé mijn hemd aantrekt. Ze wiebelt naar de keuken terwijl ze haar zwarte weerspannige lokken achter de Mickey Mouse – oortjes vast steekt. Ik hoor potten en pannen rammelen, boter sissen en eieren breken.

    Klop, klop, klop, de geur van vers gebakken pannenkoeken dringt mijn slaperige neusgaten binnen.

     

    We snoepen van de voluptueuze pannenkoeken. Ze maken deel uit van het zintuiglijk orgasme dat al de hele dag duurt.  

    De natuurelementen en wij. Wij en de natuurelementen. Wind, regen, kou, warmte, hout, huid, licht, zoet, en volle smaak.


    En benzinegeur als ik de oude nobele Déesse start om in stijl terug te keren naar de hel van het dagelijkse leven.

     

    Jan Stephorst

    15-06-2010 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hard labeur
    Klik op de afbeelding om de link te volgen










    ‘Eén zaterdag hard labeur, dat is alles wat ik je vraag’.

     

    Ik zie het in eerste instantie niet zitten om wat een geweldig leuke zaterdag zou kunnen worden te verknoeien door mijzelf onder te dompelen in een mix van Antwerpse bourgeoisie, bouwpuin, afval en uitgegraven grond in ‘the little house of horror’.

    Het is ook nog maar een week geleden dat ik de Heilige Volvo gevuld met allerlei familieleden naar Antwerpen bracht om daar het gruwelijke beeldverslag van het huwelijk te bekijken. Iedereen zag er behoorlijk oranje uit en mijn broek en mouwen leken nog korter dan in werkelijkheid. Hier en daar kwamen uitvergrote momenten die nog meer walging veroorzaakten.

    Na de koffie gooide schoonzus vier angstaanjagend dikke albums vol van waas voorziene trouwfoto’s op de tafel waar we ons nog doorheen moesten worstelen alvorens de door de tand des tijds gecorrodeerde  donkerblauwe Zweedse terug naar Aalst te brengen.

     

    Eén zaterdag hard labeur dus.

    Maar broer klinkt zeer autoritair en dat is het gevolg van het feit dat hij een controlefreak is en graag papa over mij speelt.

    Het fantastische herenhuis dat Broer en Schoonzus kochten, heeft een tuintje. Alleen jammer dat de het huis van de buren negentien verdiepingen telt waardoor zelfs een eenvoudig grassprietje het hard te verduren krijgt door de totale afwezigheid van zonlicht.

    De hele handel toe bouwen is de enige oplossing en zal ervoor zorgen dat Schoonzus als het klaar is, thuis zal kunnen werken.

     

    Op het programma van die ene zaterdag hard labeur staan twee puntjes.

     

    Ten eerste moet hij van de aannemer die de achterbouw zal zetten, vijftien centimeter grond uitgraven. Een snelle berekening van Broer leert ons dat die overeenkomt met vier containers van zestien kubieke meter.

     

    ‘Dat zullen we even in de voormiddag doen’.

     

    Het tweede agendapunt voor deze vrolijke dag zal bestaan in het uitkappen van een venster tot een deuropening.

     

    ‘Daarmee zijn we rond drie uur in de namiddag klaar. Rest ons nog de tijd om iets te drinken en wat naar de overige foto’s te kijken. Bovendien zorgen wij voor eten en drinken.’

     

    Het klinkt zowaar als een dagje in een pretpark.

     

    Moeder oefent druk uit. ‘Je moet werken, jongen, niemand is daar aan doodgegaan.’

    Ok, daar ben ik gedeeltelijk mee akkoord. Maar ik heb nu eenmaal geen interesse in een carrière als bouwvakker.

    Journalist, ja, of bon vivant, schrijver, samensteller van radioprogramma’s, diplomaat in een Caraïbisch eiland, dat zijn de beroepen die mij meer interesseren.

     

    Of iets onbestemds waarbij je een hele dag kan flaneren in een smetteloos pak, flamboyant kijkend met één opgetrokken wenkbrauw als David Bowie in ‘Let’s Dance’ terwijl je in de ene hand je Panamahoed houdt terwijl je met de andere af en toe de dikke Cubaanse sigaar naar je mond brengt om een kringetje rook te blazen.

     

    Toch parkeer ik op een bewolkte zaterdagochtend op een onfatsoenlijk vroeg uur mijn diep grollende BSA motor voor de van asbakken voorziene garagepoort van Broer.

     

    Zenuwachtig opent hij de deur nog voor ik kan aanbellen. ‘Snel, snel, dit en dat en hier en ginder want de eerste container komt er zo aan.’

    In de gang heerst chaos. Een kruiwagen verspert de weg, spades en schoppen liggen her en der klaar om het beste van zichzelf te geven.

     

    Dan stopt de vrachtwagen met de eerste lege container voor de deur. De chauffeur loopt door de gang naar de tuin waar Broer net instructies declameert van waar ik moet beginnen graven.

    De chauffeur moet hard lachen als hij het plan van Broer hoort.

    De man heeft een stukje van een dikke sigaar in de rechter mondhoek dat bij elk lachsalvo angstaanjagend op en neer danst terwijl het er net niet uitvalt. Een hele reeks opmerkingen verlaten zijn mondholte die nauwelijks open gaat om de sigaar niet te verliezen.

     

    Wat ik begrijp uit zijn gebrabbel, is dat hij vier keer zal langskomen deze voormiddag en dat we de containers niet te vol mogen laden.

     

    ‘Piece of cake’, jubelt Broer die in zijn gedachten al vijftien centimeter later zit te lunchen in een smetteloos egale tuin.

     

    Ik gooi de kruiwagen vol aarde en Broer rijdt ermee naar de container. Om de vijf kruiwagens wisselen we van job om het draaglijk te maken.

    Vijfendertig kruiwagens later zitten we puffend en hevig zwetend uit te rusten op de deurdrempel. Je moet al goed kijken om het belachelijke uitgegraven putje te ontdekken in de tuin. En in de container is nu toch al één hoekje gevuld met aarde.

     

    Versterking zal nodig zijn en Broer belt Schoonbroer en Schoonlief op en sommeert hen op niet mis te verstane wijze dat we diep in de problemen zitten en dat hun hulp even onmisbaar is als een hulpkonvooi in Darfoer.

     

    Twee mannen vullen nu zwijgend de twee kruiwagens. Twee vrouwen rijden zwijgend af en aan naar de container.

    Af en aan, af en aan en met succes want wanneer de chauffeur met de kleefsigaar zijn vrachtwagen voor de container parkeert, ligt die vol.

     

    Té vol.

     

    Veel te vol.

     

    De dames hebben de boodschap niet goed begrepen volgens Broer, maar ik heb helemaal geen boodschap gehoord. Hij vergat hen te zeggen dat de container niet op een hoopje mocht gevuld zijn.

     

    Vloekend kruipt Kleefsigaar in zijn cabine en start de motor en de pomp die de haak achterover doet plooien. Eens aangepikt geeft hij vol gas, een siddering gaat door de hele vrachtwagen als de container zich verzet, de haak plooit terug en de bak gaat omhoog.

    Maar niet alleen de bak. Stilaan verheft de cabine met Kleefsigaar erin zich van de grond, steeds hoger tot ook de beide voorwielen in het ijle zweven.

     

    Spannend. Hoe zal dit evolueren? Het lijkt erop alsof de hele vrachtwagen klaar is om gelanceerd te worden naar een verre Russische deelstaat of zelfs de maan.

    Wat mij overigens geen onaangename gedachte lijkt.

    Dan rolt de bak piepend en hijgend over het kantelpunt en met een indrukwekkende plof landt de vrachtwagen terug op de grond.

     

    Kleefsigaar ziet wat bleekjes. Niet zozeer van angst, eerder van woede denk ik.

    Ik voel een plots opkomende en onweerstaanbare drang om alvast een eerstvolgende kruiwagen te vullen, kwestie van mij snel uit de voeten te maken.

     

    Broer krijgt de volle lading van Kleefsigaar. Zestien kubieke meter scheldwoorden braakt hij uit over het ego van Broer dat daardoor onherstelbare schade oploopt gezien het feit dat alle negentien buren vanaf hun terras staan toe te kijken.

     

    Het is één uur ’s middags wanneer Kleefsigaar voor de tweede keer weg rijdt. En ook voor de laatste keer vandaag want de man werkt op zaterdag maar een halve dag.

     

    We hebben nog niet één vijfde van de opdracht vervuld. Het is een lachwekkend klein stukje tuin dat uitgegraven is.

    Schoonbroer en het bijhorende Lief zijn ervandoor.

    Het gebulder van Broer was inderdaad niet leuk want hij geeft iedereen de schuld van deze gigantische mislukking terwijl die enkel en alleen bij zijn eigen inschattingsvermogen ligt.

     

    Maar een broodjeslunch doet deugd en na de pauze beginnen we aan deel twee van onze olympiade.

     

    ‘Ach, we doen dit nog even daarmee is onze dag toch niet gans verloren’. Broer heeft terug wat moed.

     

    Hij haalt twee loodzware metalen koffers uit de garage waar telkens één Hilti klopboor in zit.

    ‘Gehuurd in de Brico’, zegt hij fier. ‘Ik heb gekozen voor de zwaarste modellen zodat het werk goed vooruit zal gaan’.

     

    Wat verlengdraden in mekaar prutsen, helm en stofbril op en daar gaan we. Zo’n boor weegt wel wat, zeg. Daar ga ik dan, de muur te lijf met evenveel enthousiasme als een slager die op het punt staat om een vers geslacht varken uit te benen.

     

    Gigantische stofwolken stijgen op door ons enthousiasme, verduisteren het licht, lawaai als op het einde der tijden, vonken en gensters vliegen in het rond voor minuten lang. Tot we beiden niets meer zien door het stof en even halt houden vooraleer we in een onbewaakt moment mekaars ledematen eraf drillen.

     

    Hoesten, niezen, even de deur open zetten.

    De stofwolk klimt naar buiten en lijkt daarbij op een fors uit de kluiten gewassen schouwbrand.

    De negentien buren kijken van op hun achterste terras toe hoe Broer en ik hijgend en als mijnwerkers onherkenbaar tegen de achtergevel leunend staan te hoesten.

     

    Wanneer de stofwolk opgetrokken is en onze longen min of meer stofvrij zijn, gaan we terug naar binnen om het resultaat van al het geweld te bekijken.

     

    Eén vierkante centimeter beton is door mijn toedoen verdwenen. Broer heeft ook een volle vierkante centimeter weggebeiteld maar is met de drilboor even uitgeschoten in een elektrische leiding waardoor er nu ook geen elektriciteit meer is.  

     

    Het is intussen drie uur geworden en de drang om mijn BSA te starten, wordt alsmaar groter. Broer hult zich in een ontgoocheld stilzwijgen, kwaad op mij omdat ik nu ook overstag ga en hij alleen zal overblijven om het bouwtrauma te verwerken.

     

    Ik neem nog even een douche. In de living staan intussen ongeveer honderd potjes confituur af te koelen. ‘Aha, ga je een winkeltje beginnen?’ vraag ik achteloos met als enige bedoeling het ijs te breken.

    Tja, wat moet je zeggen als blijkt dat alle horizontale vlakken in huis gevuld zijn met potten aardbeiconfituur die overigens geen van beide huisbewoners lusten.

     

    Er komt een antwoord zo giftig als een pijlgifkikker, een gloeiende blik en net geen schuim op de lippen. Nog snel grits ik mijn helm en handschoenen van de enige stoel zonder confituurpotten en storm de trap af richting voordeur.

     

    Even samenvatten.

     

    Een zaterdag als mislukte bouwvakker opgeofferd aan het overschatte ego van Broer.

    Tweeëndertig kubieke meter grond uit een donker tuintje gehaald. Het resultaat is nauwelijks zichtbaar.

    Vier vierkante centimeter beton weggehakt van de onderkant van een raam dat ambities heeft tot een grotere kaderfunctie namelijk die van deur.

    En tot slot van de rekening nog eens weggejaagd door de kersverse Schoonheks.

     

    ‘Och’, zegt Broer tussen twee trekken aan zijn sigaret die hij buiten aan de garagepoort staat te roken, ‘het is de dans der hormonen. We zijn zwanger! Ah, en tot volgende zaterdag dan maar?’ oppert hij lichtjes opportunistisch.

     

    Net op dat moment schiet de ééncilinder met een oorverdovende knal in gang.

     

    Ik roep van alles terwijl ik de motor aan de praat hou, dat ik een afspraak heb met de paus volgend weekend, dat er dringend een betoging moet georganiseerd worden tegen de teloorgang van het regenwoud te Erpe Mere, dat de NASA mij volgende zaterdag nodig heeft om de motor van het ruimteveer te helpen starten …

     

    Mooi dat hij dat zo zegt, denk ik als ik door de Kennedytunnel bulder, maar ik zie vooral een afgrijselijk roze doopfeest vol slaapverwekkende mensen die allerlei vestimentair wansmakelijke eisen stellen, veel te vette hapjes, een vermoeiend ritje met de bejaarde Volvo en een cameraman die mij te pas en ten onpas voor de voeten loopt.

     

    Ik geef nog wat gas bij.

     

    Jan Stephorst

    08-06-2010 om 22:45 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    26-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lentement, Mademoiselle
    Klik op de afbeelding om de link te volgen











    Traag.

     

    Zo kun je de cadans beschrijven van de motor die één van de schepen van Baas aandrijft. Achtendertig meter lang en vijf meter en vijf centimeter breed. 


    En traag in werkelijk alle aspecten.

     

    Niet alleen de ABC driecilinder draait tergend traag, je kan ook beter geen haast hebben om het ding te starten. Kranen open, kranen toe, pompen, kranen open, kranen toe, pompen en perslucht blazen.

    Met een imposant gesis en geblaas als van een draak die je na honderd jaar tot leven wekt, komt de scheepsdiesel tot leven.

    Eerst een kleine stamp bij wijze van assertiviteit. Ik ben hier! Daarna een tweede stamp, zowaar een derde en ja, daar beginnen we aan de wals:

     

    doeg/doeg/doeg – doeg/doeg/doeg – doeg/doeg/doeg au troisième temps de la valse/nous valsons enfin tous les trois/ … de schipper, de ABC en ik.

     

    En intussen op het achterdek sta je te kijken naar de kleine rookkringetjes die de uitlaat blaast en is het onmogelijk om stil te staan. De dekplaat onder je voeten davert namelijk op het ritme van de scheepsdiesel.

     

    Touwen los en we denderen de eerste sluis in. Millimeterwerk want de sluis is veertig meter lang op vijf meter twintig. Maar geen paniek want alles gaat traag op het water. In tegenstelling tot het winstbejag van Baas en de horde seksloze broekrokken die aan de sluis staat te popelen om ons oude schip met geklonken gewrichten en verbanden te bespringen.

     

    La folle farandole van de consumptie, de met koude schotels gevulde magen overgoten met streekbieren en onvermijdelijk toiletbezoek tot gevolg. Alles de rivier in.

    Intussen draait Ghislain bocht na bocht geduldig aan het stuurrad, niet gehinderd door enkele van witte jachten voorziene Antwerpse ego’s die denken dat ze overal voorrang hebben.

    Niet dus en Ghislain stuurt vastberaden de dikke kont van het schip rakelings langs de oevers, de majestueuze kop nadrukkelijk elke verse bocht in, dominerend op het ritme van de wals van de ABC driecilinder.

    Onze honderd ton geklonken staal zal het rivierleven wel bepalen en niemand die haar voluptueuze afvaart kan verstoren.

     

    En dan, na twee uur lang van tolereren, legt Ghislain onze oude dame met de brede heupen vast langs een steigertje.

    Iedereen van boord, snel, snel, la parade des poules is voorbij, snel naar de autobus die ongeduldig staat te wachten. Drummen op de loopplank, drummen op de kaai, het gekakel sterft stilaan uit.

     

    Met een luide ‘klonk’ van verlichting schudt mademoiselle haar ballast af en kraakt ze even de roestige klinknagels.

    Ghislain vaart verder stroomafwaarts tot de zwaaikom waar hij kan keren.

     

    Intussen zijn enkele donkere figuren onzichtbaar aan boord geslopen. In alle stilte monteren ze hun instrumenten en ongevraagd beginnen ze te spelen in de aula van mijn hoofd.

    Niets dat er nog toe doet, in alle traagheid sleept het leven zich voort van Ninove tot Geraardsbergen met aan boord Django, Jacques, Serge et les autres.

     

    De zon is een oranje bol die wegzinkt in de weiden aan stuurboordkant. Ik zit op het voordek, de scheepsdiesel slaat nu nog slechts heel discreet de driekwartsmaat en behalve het ruisende water, gebroken door de stompe boeg, hoor ik zachtjes een accordeon.

     

    Een frisse bries verjaagt alle spinrag en doet me dronken vergeten.

     

    Jan Stephorst

    26-05-2010 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OK, ride!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen










    In de jeugdclub hangen Herbert en Anja het zelfvoldane koppel uit.

    Niet te geloven maar binnenkort hebben ze een afspraak in een winkel vol roze gipsen engeltjes om een huwelijkslijst samen te stellen.

    Een huwelijkslijst. Het roept spontane braakneigingen op.

    En ze slagen erin om daar ook nog stress rond te hebben ook!

    Vreselijk.

     

    Als tegengewicht tegenover Herbert’s gelikte Honda Goldwing heb ik een oude BSA motorfiets gekocht.

     

    De nummerplaat is net zoals enkele andere onderdelen met ijzerdraad bevestigd, er zeikt langs alle kanten olie uit en de kickstarter heeft iets tegen mijn scheenbeen.

    Telkens ik de motor wil starten door een flinke stamp op de kickstarter te geven, slaat het ding zo hard terug tegen mijn scheenbeen dat ik tranen in mijn ogen krijg.

    Die drogen snel op eens ik mijn Highway Patrol helm heb opgezet en tegen negentig per uur door de agglomeratie bulder.

     

    Inderdaad, bulderen want mijn oude BSA, een ééncilinder motor met een lange slag, maakt een indrukwekkend geluid.

    Veel haast heeft hij overigens niet, dat komt vooral door de versnellingsbak die gemaakt is om door het mul zand te rijden. En ook trappen op te rijden wat sowieso voor een motorfiets geen normaal gedrag te noemen is.

     

    Maar wat is normaal gedrag, denk ik als ik naar het aanstaande bruidspaar Anja en Herbert en hun kleffe plannen kijk. 

    Tegenwoordig wordt ik voorafgegaan door een walm van olie en benzine. Heb ik geen reputatie om mij vooraf te gaan, ik heb op zijn minst dit.

    In de Stock Américain vond ik gisteren zelfs een oude vliegeniersbril die mij in combinatie met de CHiPs helm een zeker imago geeft. Ruig, zonder meer, maar hey, what the hell. Liever single en stinken naar de olie dan een namiddag tussen de roze hummeltjes moeten vertoeven op zoek naar geschikte braadpannen.   

     

    Het nieuws dat Broer gaat trouwen, komt bij deze dan ook zeer ongelegen. De vreselijke Antwerpse del die hij heeft uitgekozen is zowat de vleesgeworden bourgeoisie. Helemaal niet compatibel met een BSA om maar een voorbeeld te noemen.

    Moeder opent een charmeoffensief om toch maar te capituleren voor de lieve vrede en de Antwerpse plastieken jetset. 

    Moeder stuurt ons uit om passende kledij te huren.

    Kledij huren? Wordt het een verkleed bal?

    Moeder zal betalen.  

     

    En dus sta ik enkele dagen later samen met mijn communistische schoonbroer in een winkel die okselzweet en mottenballen verhuurt. Ik heb speciaal mijn BSA ingezet om luid daverend de speciale parkeergarage voor klanten binnen te denderen. Ik parkeer mijn wrak naast de rode gedeukte 2pk van mijn schoonbroer. Yeah, anarchie en co zijn hier!

     

    ‘Een pitteleer bij god’, denk ik in mezelf als ik het vreselijke nieuws in de winkel verneem. Een pitteleer. Een pitteleer. Ik kan het niet geloven dat ik in deze wereld als een pinguïn moet rondlopen.

     

    Een slijmjurk die maar al te graag tegen elke prijs mijn binnenbeen wil meten, praat ons verschillende modelletjes aan. No way dat hij met zijn gemanicuurde fikken nog maar mijn knie aanraakt.

    Lichtjes gedegouteerd door de zwarte olievlekken op mijn sokken keert hij zich hoofdschuddend tot mijn moeder die de rekening betaalt.

    Hij markeert mijn kostuumpje en dat van Mao en vraagt om ze tijdig te komen afhalen omdat de winkel de dag voor de trouw extra vroeg sluit.

     

    The spirit of ecstacy op de motorkap van de protserige Rolls Royce blinkt extra hard. Het lijkt wel een beetje een lijkwagen, met bloemen behangen, ook op de zijwanden. Broer gaat zich ook wel een beetje begraven in een gruwelijk huwelijk vol plichten en bijzonder weinig baten.

    Voor je het weet zit je avondlange discussies te voeren over de noodzaak van een traploper van 10000 euro, vergulde badkranen, gordijnen in exotische zijde, beurtsystemen om het afval buiten te zetten en het feit dat je niet mag roken in huis en dat het wellicht handig is als er een asbak aan de buitenkant van de garagepoort hangt.

     

    Als een echte charmezanger komt Broer uit de Rolls gestapt en belt aan bij de schoonouders. Enkel en alleen voor de mannen van de videoploeg die tot trieste taak hebben dit moment van pure horror te bewaren voor de generaties van de volgende honderd jaar. Want eigenlijk is Broer niet met de Rolls gekomen maar heeft eerder op de ochtend zijn doorgeroeste Renault 14 TL om de hoek geparkeerd.

     

    Zelfs zijn snor is geföhnd, de strik gesteven … hij ontbreekt enkel nog een rode bolhoed en een plastieken bloemetje in zijn revers waar water uitspuit. Pipo de clown.

    Met dat verschil dat Pipo ’s avonds gewoon weer zichzelf is en zich in de circusbar laat vollopen met goedkope Russische wodka. Dat geluk is Broer zelfs niet meer toebedeeld.

    Tot overmaat van ramp is er ook een ceremoniemeester aanwezig. Het is het meest afgrijselijke beroep ter wereld, zo antipathiek mogelijk zijn en intussen alle lichaamsopeningen stevig dichtknijpen en van andere mensen hetzelfde verwachten. Faut le faire, nooit lachen op feesten en blijde gebeurtenissen.

     

    Snel snel mijn pitteleer aantrekken. Schoonbroer en ik verdwijnen even met de grote witte plastieken zakken waar Henny Handtastelijk de gehuurde mottenballenvodden in verpakt heeft.

    ‘Verdorie, die broek spant zo’ vloek ik half luidop. En dat vestje! De mouwen spannen verschrikkelijk en de naad op de rug neigt tot barsten. Ademen zal slechts een optie zijn.

    Bij mijn commie schoonbroer net het tegenovergestelde. Maar hij heeft een broeksriem bij en dus is er geen risico dat zijn broek halverwege de kerkdienst op zijn enkels zal hangen. 

     

    De ceremoniekwijlbal sommeert ons nu naar beneden te komen. We kijken nog even na of die klotebediende van de verhuurzaak ons niet de verkeerde kostuums heeft meegegeven, maar neen hoor. Onze namen kloppen met de aangetrokken pakken. Toch vermoed ik dat Hennie in een vlaag van vreselijke wraakgevoelens de naamlabels heeft omgewisseld enkel en alleen omdat ik lichtjes dwars lag in zijn winkel.

     

    ‘Maak plaats want Bassie en Adriaan komen eraan’, is het enige waar ik kan aan denken als we langs de trap naar beneden komen.

    Schoonmama is nogal breed van schouders in haar gezicht. Ze is gewikkeld in iets dat op een overschot van een kamerbreed tapijt lijkt. Haar veel te vette schouders zijn onbedekt en her en der doen diverse kwabben verwoede pogingen om zich te bevrijden uit het ingewikkelde schoonmoederbehang. 

     

    De ceremoniekwal sabelt mij neer met zijn kwijlerige blik. Hij verdenkt mij ervan met opzet een te kleine pitteleer te hebben aangetrokken om de Quasimodo te kunnen uithangen.

    Even later stopt onze kitschkaravaan voor het Antwerpse stadhuis. Ik ben zo blij dat ik erg weinig mensen ken in Antwerpen. Onze belachelijke bende kruipt op aangeven van de ceremoniedweil één voor één uit de verlengde limo’s die, vermoed ik, ooit nog dienst deden voor een Zuid-Amerikaans drugkartel.

     

    Na een krampachtige ceremonie op het Schoon Verdiep gaan we te voet naar de kathedraal voor een kerkelijke dienst.

    Mijn veel te korte broekspijpen flapperen een beetje als halfstok hangende vlaggen halverwege mijn knieën en mijn kuiten.

    Eindeloze teksten voorlezen die groene snottebellen en zoute tranen trachten op te wekken. Ook Quasimodo moet nog een tekst voorlezen. Het is al niet erg genoeg dat ik in mijn apenpakje gewoon aanwezig ben, ik moet mij ook nog eens voor het voltallige publiek mateloos belachelijk maken.

     

    Het betere BSA gevoel is wel erg veraf. In de plaats daarvan enkel doffe ellende die dan ook nog eens gefilmd wordt door de opdringerige videoboys die zich stilaan ware paparazzi allures beginnen aan te meten.

    Het ergste moet nog komen in de vorm van een oerklassiek Vlaams trouwfeest in een heel chique maar ongezellige zaal vol rook.

    Een trouwfeest met een dj die recht van achter de microfoon van Radio Ellende is getrokken.

    Een trouwfeest met de meest slijmerige openingsdans der openingsdansen: ‘I’ll always love you’ van Dolly fucking Parton , met nasale tussenkomsten van de steeds zatter wordende dj die almaar luider en onverstaanbaarder ‘vermenigvuldigen’ roept.

     

    Uiteindelijk belandt iedereen op de grond in lange rijen om ‘De Marie Louise’ en andere ‘Noordzeekusten’ mee te lallen. Dat ze maar niet beginnen met ‘The Strangers’ denk ik bij mezelf terwijl ik heel de tijd op mijn uurwerk zit te kijken. Wat niet moeilijk is door de veel te korte mouwen van mijn vestje.

    Mijn gedachten zijn nog niet koud of daar dreunen al de eerste tonen van ‘AAAntwaarpen, gaa zè toch veur maa …’

     

    Het goede nieuws is dat de bodem nu tenminste toch bereikt is. Schoonmoeder is zat en ze begint er stilaan uit te zien als een vergeten kerstboom: eind januari, de naalden en de ballen zijn eraf gevallen, de herders, koningen en alle andere klaplopers zijn allang naar een andere stal waar ze tenminste bier schenken en de vergeten kerstboom heeft enkel nog een scheefgezakte ster als ornament. 

     

    Als ze maar niet begint te zingen. Als ze even later begint te zingen, stort ze zich zo allesomvattend op de microfoon dat ze samen omvallen, een kapseizend schip dat met een geweldige elektronische knal op de mengtafel van de dj belandt. Vuurwerk, gepiep, een kleine explosie met wat rook.

     

    Daarna enkel duisternis in het lokale heelal.

     

    Met één stevige stamp op de kickstarter schiet het Engelse monster wakker. Eerst nog traag koude olie rondpompend door reumatische motoronderdelen die kraken, klepperen, hijgen en briesen alsof ze uit hun hum zijn nu ze zo ongevraagd aan het werk moeten.

     

    Heel de BSA davert en slingert op het ritme van de motor. Ik stap op, zet mijn helm op, de stofbril en trek mijn handschoenen aan. Op de bagagedrager twee grote witte zakken vol doorrookte pitteleers en ongenoegen. Die zal ik even met gepaste assertiviteit aan Handtastelijke Henny terugbezorgen.

     

    OK, ride!

     

    Jan Stephorst

    09-05-2010 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    25-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Volvo 144 S
    Klik op de afbeelding om de link te volgen










    Het is eindelijk zover.

     

    Broer verlaat het ouderlijk nest en gaat alleen wonen. Heerlijk, het vooruitzicht van mijn eigen kamer die ik zestien jaar lang met Broer heb moeten delen.

    Inclusief zijn verwoede pogingen om ‘Angie’ van de Rolling Stones uit zijn goedkoop vals gestemd gitaartje te krijgen.

    Gelukkig was het geen elektrische gitaar want hij was ook fan van Deep Purple en ‘Smoke on the water’.

     

    De smoke was wel degelijk aanwezig, hij vond het al psychedelisch om Belga’s te roken, samen met mijn zus de lampadère af te dekken met roze vloeipapier dat hij meebracht van het college om vervolgens angstaanjagende choreografieën te bedenken.

    Dat allemaal op het onchristelijke uur waarop ik na het verorberen van een appeltje en een laatste glaasje Vichy Selestin door mama bedwaarts wordt gestuurd.

     

    Probeer maar eens te slapen in de sigarettenrook met de riff van Deep Purple op de achtergrond en een zus die ligt te kronkelen alsof iemand dringend haar appendix eruit moet rukken.

     

    Maar dat is verleden tijd. We rijden op een donkere koude herfstdag in papa’s Volvo 144 S (die S is vooral zeer belangrijk voor het ego van mijn vader) naar de eerste Ikea van België die in Ternat net de deuren geopend heeft.

    Op het dak een ferm bagagerek want de Volvo is een vierdeurs berline waar een matras op geen enkele manier in past.

     

    ‘Summer night city’ van Abba op de radio. We wanen ons redelijk onaantastbaar, mijn broer en ik. Samen onderweg om zijn toekomst uit te bouwen. En de mijne.

    Straks zal ik voor het eerst zijn huurflatje zien, spannend.

     

    Slenter, slenter door de Ikea. Een matras maar ook een kleerkast, een beddenbak, drie lampen, vier stoelen, een tafel en een kamerplant belanden op de kar. De kleffe posters van David Hamilton neemt hij wel van thuis mee.

    Gelukkig zit alles in platte kartonnen dozen verpakt, behalve de matras die we gezwind op het bagagerek van de Volvo zwieren.

    De arme Zweedse zakt een beetje op haar knieën bij het torsen van al dat huisgerief en nadat we de matras onwrikbaar vastmaken op het bagagerek, kiezen we het ruime sop richting vrijgezellenflat van Broer.

     

    Alleen, Broer stopt na twee kilometer op de pechstrook van de snelweg. Er scheelt iets aan de auto.

    De gedachte om dit te moeten uitleggen aan Vader, doet het angstzweet over onze rug gutsen. Nee toch. De Volvo die heilig verklaard is en waar niets mag aankomen, de Volvo met honderd paardenkrachten dankzij de dubbele Stromberg carburator (vandaar de 'S'), de onverwoestbare en onneembare vesting, die Volvo staat op de pechstrook met een gebrek aan vermogen. Drie weken van diplomatiek overleg, het inzetten van al onze jokers inclusief een charme-offensief om Moeder voor onze kar te spannen en nu staan we hier schoon.

    Een amateuristische blik onder de motorkap brengt niets bij vooral omdat Broer nog nooit onder een motorkap gekeken heeft en niet goed weet waar hij precies moet naar kijken.

     

    Dan maar terug vertrekken.

    Misschien was het wel inbeelding. Het is namelijk onmogelijk dat de stipt onderhouden tien jaar oude Zweedse tank het uitgerekend nu zou laten afweten.

     

    Eerste versnelling, tweede, derde, alles gaat goed tot bij de vierde. Broer duwt haast een gat in de bodem maar onze Agnetha wil niet harder dan negentig per uur. Een Citroën 2PK die ons inhaalt bevat enkele passagiers die vol ontzag naar ons stukje Zweedse staalindustrie kijken.

    Even later komt een Renault R4 voorbij met jongeren voorzien van foute kapsels, patchoulie en van okselkringen voorziene t-shirts vol revolutionaire boodschappen. Ze wijzen lachend naar ons kleinburgerlijk vervoermiddel.

     

    Ik hou het niet meer uit en draai het raampje naar beneden. Ik steek mijn hoofd buiten waardoor mijn Jommekeskapsel danig in de war geraakt.

     

    Meteen heb ik de oorzaak van het vermogensverlies ontdekt. De matras is met rekkers vastgesjord. Die zijn niet sterk genoeg om aan de rijwind te weerstaan waardoor de matras vanaf tachtig kilometer per uur als een rockabilly kuif rechtop gaat staan. Als een gigantische Mickey Mouse hand die naar iedereen ligt te zwaaien. Dé ochtenderectie onder matrassen.

    Redelijk hilarisch maar gelukkig scheelt er niets aan onze geleende heilige Zweedse.

     

    Een half uurtje later staan we halverwege een onbekende traphal te hijgen, volledig geblokkeerd met een matras tussen ons in.

    Na een drie kwartier durend gevecht met het bed en de kast, de stoelen en de kamerplant, rusten we wat uit in het paleis van Broer.

    Toegegeven, het kon slechter. Plankenvloer, wit geschilderde woonkamer met een erker, een sjofele maar gezellige badkamer en een slaapkamer waar nog menig spermatozoïde tegen de muur of het plafond zal belanden.

    Of toch niet want Broer doet een verrassende bekentenis. Hij heeft een lief. Ze heet Christel.

    Plots tovert hij een verfrommelde foto uit zijn bezwete broekzak.

     

    Jezus Christus, niet slecht die Christel. Blond en lang haar, wespentaille, in haar uniformpje van  … SABENA!! Jaaaa, ze is airhostess.

    Ok, geen sperma tegen de muur of plafond. Maar de matras die we net binnengehesen hebben … brrrr. Ik mag er niet aan denken welke lichaamssappen die allemaal te verteren krijgt.

    ‘We zullen de kleerkast eens monteren’, zegt Broer. Ik had liever eerst iets gedronken. Ben namelijk buiten adem van al die weerspannige meubels die niet naar boven wilden.

    Komt daar nog eens bij dat ik voortdurend moet denken aan Christel. Chrissie Hynde mag van mijn part een kilo of tien rapen gaan uittrekken.


    ‘Neem het plan’, zegt Broer nogal autoritair. Zo is hij wel een beetje, met zijn belachelijke rijkswachtersnor annex zonnebril. Misschien daarom dat Christel op hem valt. Met de ogen half toe en in tegenlicht lijkt hij van ver misschien een beetje op een piloot die een Jupiler of drie op heeft. 

    De plannetjes van Ikea zijn waardeloos. Het lukt maar niet om de schuifdeuren in de kast te krijgen. Eens ze erin vallen, doen ze van alles behalve openschuiven. Eruit vallen, ja en de boel blokkeren à volonté.

    Maar netjes vlot openschuiven behoort blijkbaar niet tot hun takenpakket.

     

    Broer merkt wel op dat de rand bovenop de kast handig is om reiskoffers aan het zicht te onttrekken.

    Een kast met een rand bovenaan … Hebben die Zweden wel zo ver nagedacht. Of hebben we het plannetje onderste boven gehouden? De Zweden hebben niet zover gedacht. We hebben de kast integraal op zijn kop gemonteerd omdat Broer het plannetje heel de tijd onderste boven hield. 

     

    Wat zou Christel daarvan zeggen? Hopelijk houdt zij de Kamasutra vast als ze de matras inwijden. Anders zal het pijn doen.

     

    Broer begint de smalle stukjes muur tussen de ramen van de erker wit te schilderen. Het ruikt naar hout, hars, Ikea meubels, verf en prille liefde.

     

    Daar gaat de deurbel van het herenhuis waarvan Broer’s appartementje deel uitmaakt. Christel huppelt als een hinde naar boven. Lange benen, mmmm, tot mijn grote spijt ben ik nog maar zestien en is het lief van mijn broer helemaal niet geïnteresseerd in Kleine Broers met Jommekeskapsels.

    Ze komt een keer poolshoogte nemen van de werken aan het liefdesnestje. Niet dat ze hier permanent zal verblijven. Haar ouders zijn nogal conservatief en vooral steenrijk.

    Niet echt het stel ouders om uitgebreide generatieconflicten mee uit te vechten. Dan toch maar liever braaf wachten op de erfenis en het dolce far niente dat daaruit zal voortvloeien.
     

    Broer is gewoon een Lucky Bastard. Terwijl ik in een klas vol ongewassen puisterige pubers Griekse lierdichters moet bestuderen, kan hij vrolijk rampetampen met langpootmuggen.

    En zich laten rondrijden in de spiksplinternieuwe VW Golf Rabbit die ze van vaderlief gekregen heeft voor haar vierentwintigste verjaardag.

    Het testosteron is niet eerlijk verdeeld in de wereld.

     

    We keren ’s avonds laat terug naar Aalst, terug naar mijn kamertje met posters van diverse Volvo modellen. Broer slaapt nog één keer bij mij. Morgen zal hij al zijn kleren in enkele sporttassen proppen en er met zijn goedkoop gitaartje vandoor gaan. Joepie.

     

    Op de radio klinkt alweer ‘Summer night city’ van Abba. Ik weet dat het laatste beeld van de videoclip een Volvo 164 toont.

     

    Heerlijke auto. Vooral met Agnetha Fältskog aan het stuur.

     

     

    Jan Stephorst 

    25-04-2010 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)

    Archief per week
  • 06/08-12/08 2012
  • 27/06-03/07 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 27/12-02/01 2011
  • 29/11-05/12 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Laatste commentaren
  • genealogie (d'hoir)
        op Het gaat je goed, Anna
  • vroeger.... (martje)
        op Lentement, Mademoiselle
  • 3x OK (Tia Loca)
        op Sorry, Harry
  • Slik ! (Tia Loca)
        op geen kinderen
  • Over mijzelf
    Ik ben Jan Stephorst
    Ik ben een man en woon in Gent (België) en mijn beroep is .
    Ik ben geboren op 06/07/1964 en ben nu dus 60 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: schrijven, scheepvaart, jazz, oude auto's, Frankrijk.
    carpe diem

    Mijn favorieten
  • bloggen.be
  • Fantastisch adres in Cappadocië
  • Ann Hoed - hartverwarmende hoedenwinkel


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs