Dat is dan vijfenzeventig euro alstublieft, zegt de loketbediende zonder dat ze de moeite doet om op te kijken.
Hoog wereldreizigergehalte met de overblijfselen van een sporttas op mijn rug en bijhorende slippers. Enkel vers ondergoed voor een week, een short of twee, wat T-shirts, een cadeautje voor de dochters, een kastje sigaren en wat lectuur om de tijd te doden terwijl ik aan driehonderd kilometer per uur door Frankrijk zoef.
Ik heb een leuk plaatsje maar een hostess laat mij drie keer verhuizen tot ik naast een afgeborstelde man beland. Zijn wit hemd steekt nogal serieus af tegen zijn zonnebankbruin vel.
Volgens mij is hij op weg naar de set van een reclamefilmpje voor tandpasta. Borstelmans lacht even naar de hostess en ik moet bijna mijn zonnebril opzetten om niet verblind te worden door zijn hagelwit gebit.
De trein vertrekt nogal stipt dus binnen vijf uur zal ik in Avignon zijn. Dan een boemeltje naar Cavaillon en dan weet ik het niet meer.
Bé was serieus verrast toen ik gisteren belde met het in mijn ogen goede nieuws dat ik een kaartje voor de TGV had bemachtigd.
Twijfel en aarzeling in haar stem.
Dat ze dan zegt dat ik niet welkom ben hé, maar neen ik ben welkom maar ze kan me wel niet in Cavaillon komen halen. Ik moet zelf maar naar het achttien kilometer verder gelegen dorpje zien te geraken.
Ik heb nog vijf, neen, vier uur de tijd om een oplossing te bedenken. Het gaat snel zeg, we zijn net Charles De Gaulle voorbij, een uur later in Dijon en om tien voor vijf in Avignon.
Aan het perron ernaast staat een soort brooddoos op de rails die mij naar Cavaillon brengt. Stevig kontrast, van een supercomfortabele vliegtuigstoel in een van airco voorziene coupé waar langbenige hostesses de koffie rondbrengen naar een vies en vuil bloedheet naar urine stinkend treintje.
In de wagon achter mij maken ze flink kabaal. De dikke zwetende treinwachter heeft zijn handen vol en geraakt niet tot bij mij om mijn kaartje te knippen.
Drie kwartier later sta ik op het stationsplein van Cavaillon waar de laatste bus richting vakantieparadijs voor mijn neus wegrijdt.
Shit.
Hoeveel kost een taxi? Tussen de vijftig en de zestig euro. Hallo?
Liften moet wel lukken. Niemand moet een niet geheel okselfrisse pseudo wereldreizeiger in zijn auto.
Tot er een oude Renault 21 stopt. Twee rastas vragen breed lachend welke richting ik uit moet. Als ik ingestapt ben, merk ik onmiddellijk dat het een foute boel is. Het stinkt hier naar de wiet dat het niet schoon meer is. Bob Marley aan het stuur trekt zich niet teveel aan van de verkeerslichten. Zijn broer steekt een cassette in de autoradio.
Stayin alive van The Beegees met de volumeknop op tien. Past perfect bij mijn gevoelens op dit moment. Hoe dit overleven?
Bob geeft nog wat gas bij en de banden piepen steeds luider. De natuurkundige grens en meer bepaald die van de middelpuntvliedende kracht komt akelig dichtbij.
Shit. Letterlijk en figuurlijk.
De broer van Bob Marley slaagt erin om op dit zwalpend schip een nieuwe Afghaanse puntzak te rollen en steekt hem aan. Iets te grote vlam en stukken brandende wiet vallen tussen zijn benen.
Vloeken in het Frans, het is een keer wat anders.
Bob trapt zo hard hij kan op het rempedaal waardoor zijn broer ook nog een keer met een droge bonk tegen de voorruit gaat.
Ik zie mijn kans schoon, grijp mijn hebben en houden en spring uit de auto.
Verdomme Bé. Niet plezant meiske.
Een half uurtje stappen later stopt een kleine bestelwagen. Een schilder die naar huis rijdt na het werk. Ok, de voorruit is redelijk stuk er zit zelfs een gat in en ooit is er een pot lavendelblauw op het verkeerde moment naar voren gevlogen zodat het hele dashboard onder de verf zit, inclusief de snelheidsmeter. Dit lijkt toch een beter alternatief dan de wietrokende Marley brothers.
Na twintig minuten sta ik bij Bé op de stoep voor een gesloten deur.
Eigenlijk had ik me op dat moment moeten omdraaien, een taxi bellen en terug naar Cavaillon rijden om er de volgende ochtend met de eerste urinebrooddoos terug naar Avignon te sporen en vandaar terug naar Brussel.
Maar ik stink, heb honger en dorst en eigenlijk ben ik ook doodmoe. Een uurtje later staan de twee dochters voor mij, gevolgd door hun moeder. Cadeautjes geven. Natte zoenen op de wang.
Shit vent. Veel zeggen we niet aan tafel. Nog veel minder in bed. Deze week geen sex, dat is zowat het enige wat er aan klanken uit haar mondholte is ontsnapt. Duidelijk, dat wel.
De dochters zijn wel dolgelukkig met mijn aanwezigheid. Hebben ze toch iemand om tegen te praten.
De komende dagen plonzen we in de rivier, schuimen rommelmarktjes af en alle insecten die ons pad kruisen, geef ik namen. Soms verzin ik er hele families bij. Roger de cigale, met zijn vrouw Henriëtta en hun bloedjes van kinderen. Volledige theaterstukken met insecten als oncontroleerbare hoofdrolspelers zodat we voortdurend het script moeten aanpassen.
Dolle pret met de dochters maar Bé, das een ander verhaal. De tijd van de maand? Ik weet het niet.
Op de laatste avond als de twee prutsen in hun bed liggen, vertelt ze me zonder blikken of blozen dat ze mij beu is en dat ze mij nooit meer wil zien.
Ok, ik kan dat allemaal begrijpen maar t is verdomme wel een slechte timing.
Morgen moeten we toevallig duizend kilometer aan een stuk in dezelfde kleine auto zitten smelten met geen enkel onderwerp meer om over te praten.
Ik leeg alvast vanavond de fles wijn, die moeten we dan toch niet meer meenemen.
De volgende ochtend sleur ik de bagage samen met mijn kater twee verdiepingen naar beneden terwijl Bé de auto vult en de meisjes vrolijk in de weg dartelen.
Om tien uur vertrekken we, de twee dochters, Bé en ik met een overladen Citroën AX die in de putten het wegdek af en toe raakt. Rustig blijven, ruitje open en frisse lucht binnen.
Converseren is toch onmogelijk wegens gisterenavond, de openstaande ruit en mijn kloppende donkerrode hoofdpijn.
Na driehonderd kilometer is het tijd om eens hysterisch te worden. Ik kies de grote ring rond Lyon in de plaats van recht door het centrum te rijden. Zij is het daar niet mee eens en ik zie het niet zitten om in de blakende zon uren in de file te staan.
Dubbele shit.
Ik zet de auto aan de kant en zeg haar dat zij moet rijden. Zet mij maar af aan het station van Lyon. Het helpt allemaal niet. Ze neemt het stuur over maar kiest halsstarrig en zonder een woord te zeggen voor de richting Dijon langs de buitenring.
In alle geval zwijgt ze nu toch. Ze kan niet anders want ze moet zich op de weg concentreren en dat valt niet gemakkelijk te combineren met hysterische aanvallen.
Ik ben blij met wat ik nu van Bé gezien heb, alleen jammer dat het nog zevenhonderd kilometer duurt vooraleer ik eruit kan.
De dochters houden zich gedeisd en trachten te slapen.
Het is al voorbij tienen als we in Brussel aankomen. Mijn Dyane staat ergens aan het zuidstation geparkeerd maar we vinden het autootje niet direct zodat ze terug aan het krijsen gaat. Zo snel als ik kan grabbel ik mijn spullen bijeen en spring uit de auto. Jammer voor de meisjes dat ik zo afscheid moet nemen.
Gedachteloos rijd ik door Brussel, langs het Anneessensplein, het beursgebouw, de Anspachlaan en daarna de tunnels tot de E40. Dyaneke is blij dat ze rijdt en huppelt vrolijk op en neer over de betonnaadjes.
Ik denk aan de oorzaken en de oplossingen die er nooit geweest zijn. Ik had dit of ik had dat moeten doen, zeggen, denken. Ach, het was een avontuur en aan alle avonturen komt ooit een eind.
Er zit een hoop post in mijn brievenbus. Ik neem een dubbele porto, steek een sigaar op en begin te lezen. Er zit een brief bij van Kreng. Geen postzegel op de omslag dus moet ze hier geweest zijn. Ze schrijft dat ze ontslagen is uit de instelling en dat ze nu alleen woont op een appartementje in de stad. Of we kunnen praten.
Dat zal moeten wachten. Ik heb nood aan een verwenmoment en laat mijn bad vollopen, zet er wat kaarsen rond en luister naar Liesbeth List en Ella Fitzgerald. Dat zijn voorlopig de enige vrouwen die ik nog tolereer in mijn leven.
Goed, goed! antwoord ik als collegae peilen naar de kwaliteit van mijn vakantie.
Ik ben Jan Stephorst
Ik ben een man en woon in Gent (België) en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 06/07/1964 en ben nu dus 60 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: schrijven, scheepvaart, jazz, oude auto's, Frankrijk.
carpe diem