Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's.
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
07-08-2011
Oude prenten van Brugge 4
1. het oude station 2. de spinolarei
07-08-2011, 18:24
Geschreven door André
De trouwe dienaar. Vertelling
In mijn stad leven er goede mensen. Maar er wonen ook slechte mensen. Ik denk nu vooral aan de slechte koopman. Hij behandelde zijn dienaren als slaven en hij bedroog zijn klanten. Door laster, omkoperij en vernietigen van andermans goed was hij reeds de tweede koopman van de stad geworden. Nu wilde hij kost wat kost de eerste koopman worden. Hij bedacht een hels plan. Hij bezocht de eerste koopman en sprak van de strijdbijl te begraven. Hij nodigde de eerste koopman uit om in zijn atelier de vredespijp te komen roken. De trouwe dienaar van de eerste koopman waarschuwde zijn meester nog: "pas op, het is een valstrik". Maar de eerste koopman was op verzoening uit en hij ging. Twee dagen later werd het dode lichaam van de eerste koopman gevonden. Iedereen wist wie de dader was, maar uit angst werd er gezwegen. De slechte koopman was nu eerste koopman geworden. De dienaren van de dode koopman gingen werken bij andere kooplieden. Alleen de trouwe dienaar, daarmee ging het bergaf. Hij werkte niet meer en hij begon te drinken. Hij werd gezien in verdachte kroegen en liep dronken over straat. Hij begon te dobbelen en ging om met slechte vrouwen. Vreselijk. De troubadoer zong er droeve en kwade liederen over. De abt van het klooster buiten de stadspoorten trachtte de trouwe dienaar te overhalen. Tevergeefs. Zelfs naar vader abt luisterde hij niet meer. Op een dag was de trouwe dienaar in een kroeg,gelegen tegenover de zaak van de slechte koopman. De dienaren van de slechte koopman waren ook in de kroeg. Zij zagen hoe de trouwe dienaar dronken op grond lag te lallen en om een de jonge dienster zat te roepen. Een totale afgang. De dienaren van de slechte koopman hadden plezier en gingen hun meester halen. De slechte koopman kwam mee om zo de vermoorde koopman nog meer te kunnen vernederen. Hij kwam blijgezind de kroeg binnen... Maar wat was dat? Daar lag geen dronken, lallende goede dienaar op grond. Daar stond een koene, fiere krijger met het zwaard in de hand en hij siste:" Je hebt mijn meester laffelijk vermoord. Neem je zwaard. Dit is een gevecht op leven en dood". Maar de slechte koopman viel op zijn knieën en smeekte om genade. De goede dienaar was woedend. Was zijn meester door zo een worm vermoord? Wat een vernedering. En hij sloeg met zijn zwaard het hoofd van de slechte koopman af. De trouwe dienaar had iemand gedood en ging zich aangeven bij de koning. Op weg naar de koning zong de troubadoer een loflied, de dichter uitte zijn geluk met mooie verzen en jonge maagden strooiden bloemen op straat. Er werd gedanst en de trouwe dienaar kreeg een krans van rozen om de hals. Maar hij had een koopman gedood en zou moeten sterven. "Ik ben niet bang voor de dood", zei de trouwe dienaar. Toen zei de koning tot de troubadoer:"Zing mij een lied voor ik uitspraak doe". En de troubadoer zong van een parasiet die de mensen uitzoog, van een virus die de mensen doodde en van een worm die wegkruipt als hij betrapt wordt."Majesteit", vroeg de troubadoer, "wat doe je me zo een worm"? "Doodtrappen", zei de koning."Majesteit", antwoordde de troubadoer,"dat heeft de trouwe dienaar ook gedaan". De koning zei daarop:"De trouwe dienaar heeft een goede daad gedaan. Hij mag de zaak van zijn meester overnemen en zorgen dat onze stad weer een edele stad wordt". Vele jaren geleden vertelde een oude man mij het verhaal. Ik heb alles netjes opgeschreven.
07-08-2011, 15:43
Geschreven door André
Zomeravond. Een herinnering.
Ik zit voor het open raam en geniet. Het is donker. Maar niet volledig. De maan laat zich zien en schenkt ons haar licht. Engeltjes hebben duizenden sterretjes aangestoken. Zij zijn onze gids en wegwijzer in de nacht. Op mijn tafel ligt een blad papier en een pen. Ik wil alles opschrijven. Maar het blad blijft leeg. Geen engeltje dat mij een vers komt toefluisteren. Er zijn alleen muggen die naar mijn lamp vliegen. Ik begrijp het. Ik moet buiten zijn. De lichtjes aan de hemel, de zachte warmte, de geur van tuinbloemen. Daar hoort muziek bij. En er is muziek. Een buurmeisje speelt de maanlichtsonate op haar piano. En ik luister mee. Kinderen spelen verstoppertje in de tuin. Zij zijn de tijd vergeten. Krekels dansen in de nacht. En ze laten het je horen. In de verte hoor ik de stem van een meisje dat een lied zingt over liefde en trouw. Alles leeft. Zo mag het blijven. Er komt meer licht. Felle lichtflitsen verschijnen aan de hemel. Ik voel enkele druppels. het kan mij niet deren. Een kleine verfrissing. Ik blijf dromen. Maar een donderslag maakt mij wakker. Dan gaat het vlug. Alle water uit de hemel vliegt naar beneden. Iedereen loopt naar binnen. Geen pianomuziek meer, geen spelende kinderen meer. En het meisje heeft opgehouden te zingen. De droom is voorbij.
07-08-2011, 12:56
Geschreven door André
06-08-2011
Het daghet in den oosten. Oud lied
Het daghet in den oosten, het lichtet overal, hoe luttel weet mijn liefken, al waer ick henen sal?
Och warent al mijn vrienden, dat mijn vianden zijn. Ick voerde u uuten lande, mijn lief, mijn minnekijn.
Waer soud gy mi voeren, stout ridder welgemeyt? Ick ligge in mijn liefs armkens, mit groter waerdicheyt.
Lig gy in uu liefs armen? bilo, gy en segt niet waer. Gaet henen ter linde groene, versleghen so leyt hi daer.
Tmeysken nam haren mantel, ende ghinc enen ganck, al totter linde groene, daer sy den dooden vant.
Ach lig gy hier versleghen, versmoort in al u bloet? Dat heeft gedaen uw roemen, ende uwen hoogen moet.
Die my ten troosten plach, Wat heb gy my gelaten? So menighen droeven dach, so menighen droeven dach.
Tmeysken nam haren mantel, ende sy ginck eenen ganck, al voor haer vaders poorte, die sy ontsloten vant.
Ach is hier eenig heere, oft eenig edelman, Die my mynen dooden, begraven helpen can?
Die heeren sweghen stille, Sy een maakten geen gheluyt. Dat meysken keerde sich omme, Sy ghinck al weenende uut.
Sy nam hem in haren armen, en custe hem voor den mont, in eener corter wijlen, tot also menigher stont.
Mit sinen blancken swaerde, dat sy die aerde opgroef. Mit haer sneewitten armen, Ten graeve dat sy hem droech.
Nu wil ic my gaen begheven in een cleyn kloosterkijn. Ende draghen swarte wijlen, ende worden een nonnekijn.
Met haer stemme claere, die misse dat sy sanck. Met haere sneewitten handen, Dat sy dat belleken clanck.
06-08-2011, 10:15
Geschreven door André
05-08-2011
Het vlakke land.Will Ferdy.Lied
Met enkel nog de Noordzee als ongerept gebied, met enkel nog het duin dat stormen weerstand biedt, met enkel brakke rotsen, zo hopeloos verspreid, ontvoerd door de getijden na opgeheven strijd. Bevrijdt zich uit de sluier van eindeloos trieste mist, en tart de westenwind, die zich in kracht vergist. Het vlakke land dat het mijne is.
Met stoere kathedralen als wakers uit het verleden, met forse klokkenklanken soms zingend zonder reden. Met torens en kantelen die haast de hemel raken, en die door het weer geveld soms bange zuchten slaken. Met grauwe regenvlagen bij dagen koud en kil, getuigt de oostenwind van zijn steeds vaste wil. Het vlakke land dat het mijne is.
Met een zo lage lucht die vaak op droefheid wijst, met een zo lage lucht die vaak als schaduw grijst, met een zo grijze lucht die het hart soms droefheid geeft, met een zo grijze lucht dat men het hem vergeeft. Bij felle noorderwind die gierend stuurloos raakt, bij barre noorderwind wordt het weer oud en kraakt. Het vlakke land dat het mijne is.
Maar met een straaltje zon dat langs de schelde draalt, en uit het ontwakend landschap de felste kleuren haalt. Met nieuw herboren dromen, beloften van de mei, met rillend warme velden, zinderend in zomertij. Met gouden korenzeeën gewiegd door zuidenwind, herleeft en zingt en juicht als een uitgelaten kind: Het vlakke land dat het mijne is.
O jeugdig beeld, verheerlijkt beeld der doden, zo vaak aanschouwd in zalige weemoedsdromen, u blijf ik trouw, hoewel de jaren vlogen, de vluggewiekten, die niet wederkomen.
Nog voel ik een tranenvloed mijn ziel doorstromen, wanneer ik aan je denk en hoe de goden, je zo vroeg, een koele wijkplaats boden, melodisch door de wiegenzang der bomen.
Ik hoor je stem in het lied van de nachtegalen, ik zie, van milde zilverglans omgeven, je blonde haren in blonde manestralen.
Ik zie aan het hemeleind je ogen blauwen, en ik voel je adem liefdevol omzweven, mijn handenpaar, aanbiddend samengevouwen.
1884
04-08-2011, 00:00
Geschreven door André
03-08-2011
Tot de zon.Guido Gezelle
Zon, als mijn groene bladeren vol waterparels staan, en gij komt uitgevaren, schouwt mijn bloeiend hart u na.
Tronend op de troon gezeten van de rode dageraad, wilt het bloempje niet vergeten, dat naar u te wachten staat.
Langs de hoge hemelpaden, zijt ge nimmer klimmens moe, ik volg u, van zodra ik mijn bladeren het 's morgens opendoe.
Kom en zoek mijn hart en vindt het, u behoort het, voor altijd, u verwacht het, u bemint het, gij, die mijn hemelminnaar zijt.
's Avonds als het begint te donkeren, als ge in het gloeiend westen daalt, schouw ik naar uw laatste vonkelen, zinkend met u nederwaards.
Hangende op mijn stengel, gebogen, ween ik de nacht rondom,(1) van u niet te aanschouwen mogen, kom toch weer, o zon, kom.
Een heer die de straat afdaalt een heer die de straat opklimt twee heren die dalen en klimmen dat is de ene heer daalt en de andere heer klimt vlak voor de winkel van Hinderickx en Winderickx vlak voor de winkel van Hinderickx en Winderickx van de beroemde hoedenmakers treffen zij elkaar de ene heer neemt zijn hoge hoed in de rechterhand de andere heer neemt zijn hoge hoed in de linkerhand dan gaan de ene en de andere heer de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende de rechtse die daalt de linkse die klimt dan gaan beide heren elk met zijn hoge hoed zijn eigen hoge hoed zijn bloedeigen hoge hoed elkaar voorbij vlak voor de deur van de winkel van Hinderickx en Winderickx van de beroemde hoedenmakers dan zetten beide heren de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende eenmaal elkaar voorbij hun hoge hoeden weer op het hoofd men versta mij wel elk zet zijn eigen hoed op het eigen hoofd dat is hun recht dat is het recht van deze beide heren
02-08-2011, 18:44
Geschreven door André
01-08-2011
Avondliedje. Alice Nahon
Het is goed in eigen hart te kijken, Nog even voor het slapen gaan, Of ik van dageraad tot avond, geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik geen ogen heb doen schreien, Geen weemoed op een wezen lei, Of ik aan liefdeloze mensen, een woordje van liefde zei.
En vind ik in het huis mijns harten, Dat ik één droefenis genas, Dat ik mijn armen heb gewonden, rondom een hoofd dat eenzaam was.
Dan voel ik op mijn jonge lippen, Die goedheid lijk een avondzoen, Het is goed in eigen hart te kijken, en zo zijn ogen toe te doen.
1896-1933
01-08-2011, 08:48
Geschreven door André
31-07-2011
Oude prenten van Brugge 3
1. Het Minnewater 2. Jan Van Eyckplein
31-07-2011, 14:08
Geschreven door André
Zomerse wandeling
1. Wanneer de vogels, vrolijk zingend de zomer groeten, en het bos zich tooit met loof, en de bloemen prachtig bloeien, dan is de winter voorgoed voorbij.
2. De zon die mij ontwaakte, maakte mij zo blij, ik had zo goed geslapen, en jij was nog steeds bij mij.
3. Alle vogels hebben een nestje gebouwd, behalve jij en ik. Waarop wachten we dan? (Dat is een hertaling van de oudste verzen uit onze taal. "hebban olla uogala nestas bigunnan, hinase hic enda thu. Wat unbidan we nu?")
4. Ghequetst ben ic van binnen, Duerwont mijn hert so seer, Van uwer gansen minnen, Ghequetst so lanc so meer.
Waer ic mij wend, waer ic mij keer, ic en can gherusten dach noch nachte.
Waer ic mij wend, waer ic mij keer, Ghij sijt alleen in mijn ghedachte. (anoniem 14de eeuw)
5. De zon zoent de aarde en warmt haar op. De dag begint te leven. Kleurige fladderende vlinders groeten de geurende bloemen. Blauwe vlinders en gele bloemen, paarse vlinders en rode bloemen, gele vlinders en blauwe bloemen, rode vlinders en paarse bloemen. De vlinders en de bloemen. Ze fladderen en ze geuren, ze strelen en ze bloeien, de vlinders en de bloemen. Zoemende bijen raken de lokkende bloemen. Fladderende vlinders en zoemende bijen spelen met de geurende, kleurende en lokkende bloemen. De vogels vliegen in de bomen van tak tot tak. Van boom tot boom. Een straat lang van bomen. Ze blijven in de lommer. Vliegende vogels, zoemende bijen, geurende bloemen, fladderende vlinders en een stralende zon. Wat is de zomer mooi.
Vele jaren geleden toonde iemand mij deze zomerse wandeling. Ik heb alles netjes opgeschreven.
31-07-2011, 09:47
Geschreven door André
30-07-2011
Het geleende geld. Vertelling
In mijn stad leven er goede mensen. Zij werken hard, zij zijn eerlijk en zij hebben eerbied voor de anderen. Op hen kan je rekenen. Maar niet iedereen is zo. Hier wonen ook slechte mensen. Ik heb de familie De Goede goed gekend. Zij waren zeer voorbeeldig en hielpen waar het mogelijk was. Op een dag krijgen zij bezoek van hun buren, de familie De Slechte. En die maar klagen over ongeluk dat hen heeft getroffen en dat ze nu radeloos zijn. Mijnheer en mevrouw De Goede waren er het hart van in. En zij geven hun buren een grote som geld. Mijnheer en mevrouw De Slechte waren heel dankbaar en beloven het geld het volgend jaar terug te geven. Maar na een jaar weet de familie De Slechte van niets en zeggen brutaal:" bewijs maar eens dat je geld gegeven hebt". Maar er was geen bewijs. We vonden dat zo onrechtvaardig en zeiden aan de familie De Goede om naar de koning te gaan. Onze koning was gekend om zijn rechtvaardigheid. De koning luistert aandachtig en vraagt of er een schriftelijk bewijs was. Maar dat was er niet. De koning wordt woedend en roept uit:"wat kan ik dan nog doen"? Hij verlaat de zaal. Wij waren allen geschokt. Dat hadden we niet verwacht. Even later komt de koning terug. er komen enkele knechten binnen en die dragen twee zware, grote kisten. En de koning nog woedend zegt:"Als straf gaan jullie deze kisten dragen. De Goede, jullie dragen deze kist en De Slechte, jullie dragen de andere kist. Jullie gaan naar de vier stadspoorten en dan keren jullie terug naar hier". Wat erg, ze vertrokken, de familie De Goede met de droeve blik van de verliezer en de familie De Slechte met de blije lach van de overwinnaar. Het werd een zware tocht. En de familie De Goede praatte tijdens het dragen: "Wat is de wereld onrechtvaardig. Wij helpen de mensen, we hebben hen geld geleend en dan worden we nog gestraft. Maar we zullen de mensen blijven helpen. Zo zijn we nu éénmaal. Niet iedereen is slecht". En de familie De Slechte praatte tijdens het dragen: "Dat hebben we goed gespeeld. Die domme familie De Goede het geld afhandig maken komt ons goed uit. En de koning gelooft ons". Na deze zware tocht was iedereen terug bij de koning. De koning keek niet meer boos. Neen, hij straalde en sprak vriendelijk:"Nu moet ik jullie iets zeggen. Deze twee kisten zijn geen gewone kisten. Het zijn sprekende kisten. Zij zullen mij nu vertellen wie de waarheid spreekt en wie er liegt". De koning geeft een teken en enkele knechten maken de kisten open. En uit elke kist stapt een man met een groot blad papier en een pen. "Ik heb deze mannen opgedracht gegeven alles op te schrijven wat ze horen". De twee mannen lezen wat ze opgeschreven hebben. En zo hoort de koning van de eerlijkheid van de familie De Goede en van het bedrog van de familie De Slechte. Mevrouw De slechte laat een schreeuw en valt flauw. Niets aan te doen. Ze worden streng gestraft. Je ziet, onze koning is niet alleen een rechtvaardige koning, maar hij is ook een slimme koning. Vele jaren geleden heeft een oude man mij het verhaal verteld. Ik heb alles netjes opgeschreven.
30-07-2011, 10:59
Geschreven door André
29-07-2011
Hanselijn. Oud Lied.
Toen Hanselijn over de heide reed, Hoe haastig werd hij gevangen. Hij werd al op enen toren geleid, Geboeid wel al zo strange, zo strange.
En dat verhoorde een meisje jong, Een meisje van zeventien jaren. Zij ging al voor haar moeder staan, Daarna al voor haar vader, haar vader.
Och, vader, zei zij, vader van mij, O allergenadigste heere, Geeft gij mij den gevangen man, Den vromen landsknecht ter eeren, ter eeren.
Neen, dezen man een krijgt gij niet, Want hij zal moeten sterven. Hij is er van zeven landsheeren verwezen, zoo ver in vreemde erven, vreemde erven.
Het meisje lied bakken twee witte broods. Daar in twee scherpe vijlen. Zij wierp ze al in den toren hoog. Hei, landsknechtje, wilt jou losvijlen, ja losvijlen.
Hij vijlde zo menigen nacht en dag, Zo menigen stoute uren. Tot dat er de toren ontsloten was, Men zag er nooit een landsknecht treuren, nooit treuren.
Zij trok hem daar twee laarzen aan. Daartoe twee scherpe spooren. Zij zette hem op haar vaders grauw ros. Landsknecht geef den moed niet verloren, niet verloren.
Toen hij de halven wegen kwam, Hij keek zo dikwijls omme. Hij dacht er wel om de toren was hoog, Doch veel om het meisje was jonge, was jonge.
Nu heb ik alle de jonckvrouwen lief, al omme de wille van eene. Zij heeft er behouden het leven van mij ach mocht ik haar dienaar wezen, dienaar wezen.
Ontvouw, kastanje, uw witgewolde knoppen, en hef in het blinkend blauw de lentevlag. Reeds beuren bomen hoog de omkransde koppen, met loof bekroond, door een toverslag.
De zon zegent de aarde met haar lach, en streelt met stralen, warm als vingertoppen, het ontwakend woud, waar duizend polsen kloppen, in tronk en twijg, bij de eerste weeldedag.
Een wegje weet ik, waar de dauwdrop vonkelt, waar de anemoon haar melkwit kelkje ontplooit. Hoe lokkend lief dat smalle paadje kronkelt.
In het heesterhout, met zwellend groen getooid, trilt vogelzang. Ontvlied der velden vlakte. Zoek, voor uw droom, de schaduw van het weids getakte.
1884 beuren: plechtig in ontvangst nemen
28-07-2011, 16:31
Geschreven door André
27-07-2011
Gierzwaluwen. Guido Gezelle
"Zie, zie, zie, zie! zie! zie! zie!! zie!! zie!! zie!!!" tieren de zwaluwen, tweemaal, driemaal, drie, zwierende en gierende: "Niemand die, ons tegenhouden(1) zal! Wie, wie? wie?? wie???" Piepende en kriepende zwak en gezwind; haaiende en draaiende, rap als de wind; wiegende en vliegende, vlug op de vlerk, spoeden zich, en roeien(2) richting de kerk, laag zweven ze, en ze geven bocht;(3) hoog hemelt hun vlerken in de lucht: amper nog hoor ik...en, ik zie ze niet, aanhoudend zingen ze: "Wie??? wie?? wie? wie..."
mei 1897 (1)tegenhouden: in de brontekst staat "niemand die bieden den stiet ons zal" (2)roeien:vliegen (3)bocht:krachtig vliegen
27-07-2011, 00:00
Geschreven door André
26-07-2011
Melopee.Paul Van Ostayen
Onder de maan schuift de lange rivier. Over de lange rivier schuift moede de maan. Onder de maan op de lange rivier, schuift de kano naar zee.
Langs het hoogriet, langs de laagwei, schuift de kano naar zee, schuift met de schuivende maan, de kano naar zee.
Zo zijn ze gezellen naar zee, de kano, de maan en de man.
Waarom schuiven de maan en de man, getweeën gedwee naar de zee?
1896-1928 (Voor Paul Van Ostayen is een gedicht niet alleen luisteren, maar ook lezen en de verzen bekijken. Met de verzen zie je kano varen)
26-07-2011, 11:35
Geschreven door André
25-07-2011
Au Vieux Spijtigen Duvel.Jan Van Nijlen
Ik hou zo van die verlaten kroegen, buiten de stad in het middaguur. Men droomt er rustig wachtend op de vroege schermeravond, naast een gezellig vuur.
Sedert een eeuw misschien ligt hier wit zand op de geschuurde en uitgesleten planken. Alles is oud, de stoelen en de blanke tafels. Dit is een huis, een vaderland.
Ik wil hier blijven tot de avond. Ik voel me goed hier, want nooit kende ik de vrede die ik nu gevoel.
Dit is een niet afgewerkte versie van het gedicht, wat ook heel mooi is. De afgewerkte versie zal ik later plaatsen. (Au Vieux Spijtigen Duvel is een café gelegen op de Alsembergsesteenweg te Ukkel. Ten tijde van Jan Van Nijlen een rustige straat naar Alsemberg, nu een zeer drukke baan. Jan Van Nijlen leefde ook van 1884 tot1965. Vanwaar de naam van het café? De oorspronkelijke naam was:"De Engel". Maar de uitbater was een echte duivel. De koning kwam er eens een pint drinken en vond dat "de duivel" beter zou passen. De uitbater vond dat spijtig en de nieuwe naam was "de spijtigen duivel". Toen de uitbater oud was, veranderde de naam in "de oude spijtigen duivel". En vele jaren later werd de zaak overgenomen door een franstalige familie. Toen werd de naam van de afspanning (nu café) in het frans vertaald en zo "Au Vieux Spijtigen Duvel").
25-07-2011, 00:00
Geschreven door André
24-07-2011
Oude prenten van Brugge 2
1. Kapel Heilig Bloed op de Oude Burg 2. Het Engels Klooster 3. De Groene Rei 4. De Ezelspoort.
De moeder zit aan haar spinnewiel en spint. Waar toeft nu zo lang mijn zoetlief kind? Daar stormt zij naar binnen, met stromend haar. Mijn dochter, wat vonkelen uw ogen zo klaar?
Laat vonkelen mijn ogen, laat blozen mijn koon. Zo mij zag de graaf en hij noemde mij schoon. Zaagt ge immer verenigd als minnend paar, De koerende duive en de adelaar?
Al weet ge u begeerd en al waant ge u bemind, De graaf is te groot voor een poorterskind. Maar hij heeft mij gezworen een eed van trouw. Begroet mij, o moeder, als edelvrouw.
Nu maak onze kluis voor zijn komst gereed, En geef mij spoedig een bruiloftskleed. Een kleed wel sierlijk en blank en schoon, Dat het passen mag bij de gravenkroon.
O dochter, mijn dochter, verlaat mij niet meer, Dat ik wake op uw wandel in deugd en eer. Wee de weerloze die zich verleiden liet, En de bloem van haar onschuld ontbladerd ziet.
Toen sloeg zij de handen voor het bleek gelaat. O moeder...graaf Ruprecht... In het woud is een plekje als een loverzaal, Daar jubelen merel en nachtegaal.
Daar heeft mij graaf Ruprecht de lippen gekust, Daar heeft hij zo zoet in mijn armen gerust. En als mijn lief mij voor een ander verlaat, Dan geef mij spoedig een dodengewaad.
O bleek als een dode is de volle maan, die boven de velden is opgegaan. Wit zijn de wegen en hard als graniet, Onder de sneeuwvlaag, gracht en vliet.
Wat ligt daar zo stil in de winternacht? Een dode jonkvrouw, zo zacht. Ze zal getuigen voor Gods tribunaal, Van Ruprecht zijn wandaden, allemaal.
1889
24-07-2011, 09:21
Geschreven door André
23-07-2011
De vioolspeelster. Vertelling
Mijn stad is beroemd om zijn laken en zijn kant. Niet ver van mij woonde er een koopman en zijn vrouw. Zij hielden heel veel van mekaar en ze waren zeer gelukkig. Op een dag vertrok de koopman naar een verre stad om zaken te doen. Zijn vrouw waarschuwde hem nog:"pas op, want daar regeert een domme koning". Na een voorspoedige reis kwam hij in de stad aan. Hij installeerde zich in een mooi logement en begon laken en kant te verkopen. Dat ging heel vlot en hij deed goede zaken. Hij kwam zelfs in contact met de domme koning en werd uitgenodigd om eens lekker te komen eten op het kasteel. De eerste minister verkocht ook laken en kant en was bang om macht te verliezen. Daarom verzon hij een plan om zich van de koopman te ontdoen. Een lelijk plan. Op de feestmaaltijd zei hij tegen de koopman:"Ik heb je vrouw gebruikt en nu heeft ze een kind van mij". De koopman was natuurlijk woedend en beschuldigde de eerste minister van leugens en bedrog. Maar nu had die domme koning een wet gemaakt. Iedereen die durfde de eerste minister van iets te beschuldigen, vloog de gevangenis in. En zo vloog de koopman in de gevangenis. Zijn knecht vluchtte naar huis om het droeve verhaal te vertellen. De vrouw van de koopman weende niet. Neen. Ze nam een viool die in de kamer lag en zei:"Dat is de viool van mijn vader. Nu ga ik als vioolspeelster de wereld in. En zorg goed voor de zaken". Ze trok een wit gewaad aan en was weg. Ze ging van stad tot stad. Ze speelde wondermooie muziek en zong er volksliederen bij. Iedereen luisterde verstomd naar haar en de mensen wilden dat ze bleef. Maar ze bleef niet en vertrok steeds. Prinsen vroegen haar tevergeefs ten huwelijk. Ze ging voort. Na enkele weken kwam ze aan in de stad van de domme koning. Haar goede naam was reeds voorgegaan en de domme koning wachtte op haar aan de stadspoort. De domme koning wilde een groot volksfeest. Op de grote markt, in haar wit gewaad, speelde ze viool en ze zong volksliederen. Net een engel. Toen zei de domme koning tot haar:"Ik zal je voorstellen aan mijn eerste minister, misschien wordt het wel wat". Maar toen de vioolspeelster de eerste minister zag, wierp zij zich aan de voeten van de koning en weende:"Majesteit, heb medelijden met mij. De eerste minister heeft mij misbruikt. Ik heb een kind van hem en hij wilt zijn kind niet erkennen." De Koning werd woedend en wilde uitleg van de eerste minister. Deze ontkende alles en zei:"Ik ken die vrouw niet. Ik heb haar nooit gezien. En ik heb nooit iets gehad met haar". Dat herhaalde zich driemaal en toen sprak de vioolspeelster:" Jullie hebben alles goed gehoord. Hij kent mij niet, hij heeft mij nooit gezien en hij heeft nooit iets gehad met mij. Waarom zegt hij dan dat hij de vrouw van de koopman gebruikt heeft? En een kind bij haar heeft? Want ik ben de vrouw van de koopman". Toen zag de domme koning in hoe dom hij wel was. De koopman werd vrijgelaten en vertrok met zijn vrouw naar huis. De domme koning had nog gevraagd aan de vioolspeelster om te blijven, maar dat wilde ze natuurlijk niet. De eerste minister werd zeer zwaar gestraft. En zoals in elk sprookje leefde de koopman en zijn vrouw nog lang en gelukkig. Vele jaren geleden heeft een oude man mij het verhaal verteld. Ik heb alles netjes opgeschreven.