De zwarte merel fluit zijn lied op de tak van een
dikke beukenboom. De mannetjes merel hoopt dat er een vrouwtje op af komt. Maar
hoe hard hij ook zijn best doet met fluiten, het maakt niet uit. Er komt geen
vrouwtjes merel naar zijn zangtalent luisteren. Alle andere vogels in het bos
zijn al een nest aan het bouwen. Nog enkele dagen en de vrouwtjes leggen een ei
dat ze dan samen, om de beurt uitbroeden. Merel wil het nog één keer proberen.
Hij haalt heel diep adem en begint uit volle borst te zingen.
-Stop! Stop! Roept opeens iemand naast merel. In
de stam van de dikke boom naast merel is een holletje waaruit het rossig kopje
van een eekhoorn tevoorschijn komt. Stop eens met dat kattengejank. Dat hoor
ik nu al bijna de hele dag. Nu ben ik het beu.
-Fluit ik niet mooi misschien? vraagt de merel.
Merels als wij zijn de beste zangvogels van heel het bos en ver daarbuiten
probeert hij de eekhoorn uit te leggen.
Eekhoorn zet zich naast merel op de tak en biedt
hem een verse eikel aan. Merel schud zijn kopje: neen, dank je. Ik hou meer
van zaadjes of een sappige worm. Eekhoorn haalt zijn neusje op en knabbelt aan
de harde vrucht.
-Zing ik dan zo slecht? vraagt merel nogmaals en
begint ongevraagd te fluiten. Eekhoorn slaat zijn beide pootjes tegen zijn oren
en brult: stop ermee merel! Het verwondert mij niet dat er geen vrouwtje op
afkomt. Waar heb jij zo slecht leren zingen?
-Bij de rand van het bos staat een klein huisje.
In de dikke eik ernaast ben ik geboren. Steeds hoorde ik daar viool spelen.
Toen ik wat later leerde vliegen zag ik door het raam van het huisje dat een
klein meisje leerde viool spelen. Samen met haar heb ik muzieknoten geleerd en
fluit ik nu de mooiste melodieën. Eekhoorn begint te lachen. - mooiste
melodieën? Je fluit als een kraai met keelpijn! Van dat meisje met viool, dat
wil ik wel eens zien en horen zegt hij. Merel vliegt voorop terwijl de
eekhoorn van tak tot tak en van boom tot boom springt tot aan de rand van het
bos. Het kleine huis heeft een rieten dak en door de schoorsteen komt de geur
van vers gebakken brood onze twee vrienden tegemoet. Het moet er warm en knus
zijn. Merel en eekhoorn zetten zich op een tak dicht bij het open raam. Net op
tijd want langs het bospad komt een jong meisje naar het huisje gestapt. -Dat
is ze fluistert merel. -Maar, wat is ze gegroeid! Ik herken haar haast niet
meer. Het meisje gaat het huisje binnen en opeens wordt het doodstil in het bos.
Alsof elk dier de adem inhoud. Zelfs de wind is gaan liggen. Allemaal weten ze
wat er nu gaat komen. Vanuit het open raam komt de klank van een viool naar
buiten. Zo mooi. Dit is niet wat merel gehoord heeft toen hij klein was. De
muziek die hij nu hoort is warm en zacht. Een stuk van een groot wereldberoemde
componist wordt bespeeld op de viool. Al snel opent merel zijn bekje, haalt
diep adem en begint de melodie mee te fluiten. Eekhoorn wil weer zijn oortjes
afschermen, maar deze keer kijkt hij vol bewondering op naar merel. Samen met
het meisje horen de dieren een hemelse muziek. Het lijkt alsof het bos mooier
wordt. De zon schijnt door de takken van de bomen en geeft meer warmte. Bloemen
steken hun kopje in de hoogte alsof ze nu beter kunnen horen. Merel kan gewoon
niet meer stoppen met fluiten. Meteen komt een vrouwtjesmerel naast hem zitten.
Zo'n mooi geluid heeft zij nog nooit gehoord.
Een paar maanden later zitten merel en eekhoorn
terug op de tak van de dikke eik bij het boshuisje. De bladeren van de bomen in
het bos beginnen stilaan geel en rood te kleuren. De herfst staat voor de deur.
Het raam van het huisje staat op een kier en gespannen wachten onze twee
vrienden op de klanken van de viool. Merel is zenuwachtig. Meermaals kijkt hij
achterom of tuurt hij in de lucht.Verwacht je soms iemand? vraagt eekhoorn. Plots zien ze allebei een
vrouwtjes merel met drie jongen achter haar aan op hun toekomen. Ze zetten zich
alle drie naast pappa merel. Hij kijkt trots naar zijn drie jongens die net hebben
leren vliegen. Verliefd kijkt hij naar zijn vrouwtje. Dan wordt het ijzig stil
in het bos. Elk dier voelt wat er staat te gebeuren. Voor het raam verschijnt
een jong meisje, dat ondertussen een jonge dame is geworden, met haar viool. Ze
plaatst het instrument onder haar kin en met de strijkstok raakt ze enkele
snaren aan. Het is prachtig en tevens ontroerend om te zien hoe zon jonge
vrouw met zoveel talent en overgave voor heel het bos staat muziek te spelen.
Samen met zijn gezin en zijn beste vriend eekhoorn wil merel naar het concert
luisteren. Zo leren zijn jongens muzieknoten en kunnen ze heel mooi fluiten als
ze wat ouder zijn.
Dinsdag 16 augustus 2016. We vertrekken uit Ekeren
om 08:30u. De zon schijnt en de temperatuur duidt reeds 20° Celsius aan. Het is
reuze fietsweer vandaag maar toch verkiezen we om vandaag te wandelen. De
fietsen zijn dringend aan een dag verlof toe. We parkeren de auto in Baasrode
(Oost-Vlaanderen ) achter de kerk. Vanaf hier is het slechts enkele stappen tot
aan de veerdienst. We zijn momenteel de enige passagiers als we om 09:25u op de
veerboot stappen. De veerman, Roger, is een vriendelijke man die wel een
praatje wil maken. De kapitein of schipper is al veertig jaar veerman. Eerst
was hij bij zijn vader op een veerboot om de stiel te leren. Nu is reeds zijn
zoon schipper op een veerboot in Sint-Amands. Ondertussen is het half tien
geworden. Roger staat op en gaat de stuurhut binnen. De motor wordt gestart en
de boot komt in beweging.
Vijf minuten later zijn we aan de overzijde van de
Schelde aangemeerd. Een gegalvaniseerde poort opent zich automatisch. Roger
opent een slagboom en we verlaten de overzet nadat we afscheid hebben genomen.
Een steile helling brengt ons boven op de dijk. We worden meteen verwelkomt
door een infobord: Welkom in het Sigmaproject Vlassenbroek en Wal-Zwijn! In
het kader van het Sigmaplan voeren Waterwegen en Zeekanaal NV en het Agentschap
voor Natuur en Bos hier de komende jaren werken uit. Het doel: de omgeving
beter beschermen tegen overstromingen en de unieke Scheldenatuur in ere
herstellen. Het principe van het Sigmaplan is eenvoudig. De rivier mag
overstromen in welbepaalde gebieden, waar geen bebouwing is. Zo werkt het
Sigmaplan aan een veilig natuurlijk en economisch aantrekkelijk Scheldegebied
voor iedereen.
Via de wandelknooppunten kunnen we alle kanten op.
We staan voor knooppunt 153 en we slaan linksaf richting knooppunt 154. Links
van ons stroomt de Schelde met een snelheid van +/- 7 kilometer per uur naar
zee. De rivier is 350 km lang en ontspringt in het noorden van Frankrijk op 97
meter hoogte en vloeit via België en het zuidwesten van onze noorderburen in de
Noordzee. Heel even twijfelen we of we langs de rechter- of langs de linkeroever
wandelen. Tussen het water en ons wandelpad is een steile oever met een rijke
vegetatie. Als bloemenliefhebber kijken we uit naar bijzondere plantensoorten.
Het is hier een varia van wilde struiken, kleine loofbomen, wilde grassen en
betoverende wilde bloemen in verschillende kleuren. Een tuin met stillevens.
Als eerste spotten we de wilde Orchidee. Een van de grootste plantenfamilies op
aarde. Volgens de laatste statistieken komen in België een 40-tal soorten
orchideeën voor. Ook de grote kattenstaart vindt zijn habitat langs oevers en
sloten. De plant bevat medicinale stoffen die onder andere gebruikt worden bij
diarree. De Haagwinde of Pispotje overdekt in de zomer hele heggen en
afrasteringen met witte bloemen die scherp aftekenen tegen de groene achtergrond.
Het is een genot om naar te kijken. De alom tegenwoordige statige populieren
zijn bomen uit de wilgenfamilie die 40 meter hoog wordt. Rechts beneden de
wandeldijk is Beerbroek. Het zijn niet alleen hectaren landbouwgronden waar de
maïs domineert maar ook talrijke weilanden worden bezet door menig renpaard en
pony. In de verte spotten we de spitse kerktoren van Kastel.
Door de ontelbare bewegwijzerde wandelwegen en
mooie vergezichten gaat een wandelhart feller slaan. Zo komen we bij knooppunt
154 en slaan we rechtsaf. We wandelen naar het centrum van Kastel. Het gehucht
ligt in Oost-Vlaanderen op het grondgebied van Moerzeke. Door zijn ligging
naast de Schelde is er geen doorgaand verkeer mogelijk. Het dorp ligt in een
bocht van de rivier en is namelijk langs drie zijden omringt. Kastel is een
dorp met veel polderland en grote serres. Met de jaren is het aantal
tuinbouwers erg geslonken. Verschillende serres staan leeg of worden als
opslagplaats gebruikt. Oude vervallen hoeves en bijhorende stallen werden de
laatste jaren afgebroken. Landbouw- en weidegronden werden verkocht en in de
plaats werden tientallen nieuwe eengezinswoningen opgetrokken. We wandelen op
een te grote afstand van de glazen serres om uit te maken wat er momenteel in
groeit en bloeit. Een dame van rijpere leeftijd komt met haar hondje onze
richting uit. Op mijn vraag wat er zoal in de serres wordt gekweekt vertelt ze
dat er momenteel tomatenplanten groeien. Op de plaats waar we het dorp
binnenstappen zijn tegen de hoge dijk dikke muren gemetseld. In de aangebrachte
gleuven worden bij hoogwater houten schotsen geplaatst. Verschillende dorpen
langs de Schelde en de Durme zijn gevoelig voor overstromingen. In de loop ter
tijden verloor de rivier haar natuurlijke overstromingsgebied door bebouwing en
landbouw activiteiten.
We komen bij de driesprong met de Tramstraat. De O.
L. Vrouw ter Noodkapelwerd gebouwd rond
1771. Ze werd vakkundig gerestaureerd tijdens WOII in 1941, volgens een
opschrift in de gedenksteen. In de Ganzenberg wandelen we tot bij de
parochiekerk van Sint-Jozef. Met de bouw van de huidige kerk werd gestart in
1876 in opdracht van pastoor stichter E.H.T. Verschelden. Een jaar later werd
ze plechtig ingehuldigd. Theofiel Verschelden werd de eerste pastoor van de
nieuwe kerk. Een monument voor de gesneuvelden van beide Wereldoorlogen werd in
de gevel van de kerk ingemetseld. Ook werd een gedenksteen aangebracht ter
ereaan de gesneuvelden die de dood
vonden te Castel-Moerseke in september en oktober 1914 aan de Schelde. De vele
glas-in-loodramen komen echt tot hun recht nu de zon schijnt. Alle aandacht
gaat voornamelijk naar het brandglasraam in het hoogkoor. Het dateert van 1910.
In het midden zien we het Heilig Hart en O.-L.-Vrouw met kind Jezus. Links
Sint-Jozef en rechts de Heilige Coleta. Verder staan er nog verschillende O.
L. Vrouwbeelden op het altaar.
Eens uit het centrum van Kastel wandelen we terug
door de vrije natuur. Een nieuw infobord heet ons welkom en vertelt: We staan
nu in het deelgebied 'Randzone Nieuwbroek' met vele knotbomen. De Koning
Albertdijk werd na de grote overstroming van 1928 aangelegd door het verhogen
en verstevigen van een bestaande binnendijk. In 1932 huldigde koning Albert de
nieuwe dijk in.We naderen knooppunt
156.
Halverwege knooppunt 163 komen we bij de visvijver
in een groene oase van rust en stilte. We zijn hier helemaal alleen. Een
zitbank nodigt uit om onze meegebrachte picknick aan te spreken. De wandeling
heeft ons hongerig gemaakt. Een ijsvogel scheert laag over het water. Een vis
springt de hoogte in en valt terug in de vijver. Bomen weerspiegelen zich in de
uitgestrekte waterplas. Rondom het water vinden we de prachtige lisdodde met
zijn bloesems in lange kolven. De vrouwelijke kolven onderaan en de mannelijke
erbovenop in het geelbruin. Op de andere oever staat een zilverreiger doodstil
te wachten. Hij heeft ons gezien en houd ons scherp in het oog. Weer scheren
twee ijsvogels vlak boven het wateroppervlak van de ene oever naar de andere
waar ze verdwijnen tussen het hoge groen. Heerlijk is het hier. Links is een
brug over de vijver gemaakt. Het is windstil door de hoge statige populieren
die rond de vijver groeien. Na onze picknick moeten we verder rond de vijver.
De reiger vertrouwd het niet en kiest het hazenpad. We wandelen tot over de
brug en bij de splitsing vinden we geen knooppuntenbordje. Rechts van ons is
een hoge dijk met veel begroeiing. Netels, Grote bevernel of Wilde peen.
Hopelijk is het geen Berenklauw. Bovenop de dijk zien we ons knooppunt. Het pad
is volledig dichtgegroeid, maar we vinden gelukkig een andere weg naar boven.
De wind ruist door de kruinen van de hoge populieren. Het lijkt alsof er in de
buurt een grote waterval is. Braambessen groeien aan stekelige struiken. Ze
hebben een geneeskrachtige werking vooral bij verkoudheid en keelpijn. De
gewone vlierbesbomen bloeien volop. Van de vruchten wordt jam, vruchtensap en
vlierbessenjenever gemaakt.
In de Kasteellaan 23 werd een slotklooster gebouwd
tussen 1974-76. Het is door de grote klokkentoren en het witten kruis tegen de
zijgevel dat het opvalt dat hier een heiligdom werd opgetrokken. De zusters van
Ongeschoeide Karmelietessen leven hier in totale eenzaamheid en leggen zich
volledig toe op het gebed. De opvallende glas-in-loodramen hebben als thema de
aanroeping uit de litanie van Maria. De temperatuur is ondertussen hoog
opgelopen en we proberen zo veel mogelijk in de schaduw te wandelen. We snakken
naar een gezellig terrasje voor een verfrissend streekbiertje onder een grote
parasol. Dat zal, hopelijk, voor straks zijn.
Bij knooppunt 163 moeten we linksaf. Achter ons
zien we, in de verte, de spitse kerktoren van Moerzeke. Wat verder op de baan
staat de achthoekige Heilige kapel die werd gebouwd ter verering aan Sint-Jozef
in 1866 op initiatief van de bevolking om bijstand te verzoeken. Het gebeurt
echter niet vaak dat een heiligdom zo uitzonderlijk groots wordt opgetrokken.
Achter de landelijke kapel staat de bekende lindeboom volop in bloei. De kapel
werd gebouwd in acht-vorm met een gaanderij en het dak wordt ondersteunt met
evenveel pilaren. De achthoekige vorm verwijst naar de achtste dag, de dag van
de opstanding van Jezus Christus. De kapel is momenteel in restauratie. Twee
stellingen verstoren het uitzicht. Een heiligbeeld van Sint-Jozef met het kind
Jezus staat centraal op het altaar.
Tussen knooppunt 159 en 158 wandelen we voorbij het
natuurreservaat 'De Kramp', rechts van ons. Door de hoge struiken en bomen zien
we bijna niets van de meanderende zoetwaterschorren. Op lagere plaatsen groeit
het riet waardoor het een geliefkoosde plek is voor broedende vogels. Op de
helling van de dijken groeien de wilgen. Het overdadig groen belet ons het
zicht op de Schelde. Links van ons is het Oubroek. Je kan hier heerlijk rustig
wandelen. Aan water en groen geen gebrek. Het weelderig groen heeft verbazend
veel tinten. Een feest voor de zintuigen. De lucht is zomers blauw en de zonnestralen
kunnen we slechts met dichtgeknepen ogen doorkijken.
Het is even wachten op de overzet. Hij ligt nog in
Baasrode aangemeerd. Van hieruit gezien is het een stuk drukker dan vanmorgen.
Ook achter ons is het aanschuiven voor een plek op de veerboot. We praten even
met een man die met zijn zoontje een tocht gaan maken met hun mountainbike.
-'Anders zit
hij toch maar voor TV of achter de computer!' is zijn excuus. Ze zijn van
Kastel afkomstig en ze zouden nergens anders willen wonen. Ik weet niet of het
zoontje er binnen een paar jaar ook zo nog over denkt. Het is in Kastel heel
rustig wonen, dat wel, maar er valt voor de jeugd echter niets te beleven.
Ondertussen is de veerboot aangemeerd en we laten de mensen eerst afstappen
voor wij op de boot stappen. Tientallen fietsers plaatsen hun rijwiel tegen een
aangebrachte balustrade.
Enkele minuten later staan we voor de kerk van
Baasrode. De Sint-Ursmaruskerk is oorspronkelijk van de 16de eeuw en werd
opgetrokken op de plaats van een O. L. Vrouwekerk die te klein werd bevonden.
De huidige kerk kreeg het tijdens de afgelopen eeuwen zwaar te verduren. Niet
alleen door verwoestende oorlogen, maar ook felle branden en zware stormen
eisten hun tol aan het gebedshuis. Ze werd telkens opnieuw opgebouwd maar van
het 16de eeuwse kerk blijft niets meer over. De westertoren werd tijdens WOI
zwaar getroffen en eerst in 1921 door de huidige toren vervangen. De kleurrijke
glasramen werden tijdens het interbellum geplaatst. De lambrisering is van
hout, net zoals het altaar. De muren en plafond zijn gestuukt. Naast de
toreningang werd de Calvarieberg in de muur gemetseld. Het is sinds 1930 het
monument voor de gesneuvelden van WOI.
Het pand met nummer 23, in de Sint Ursmarusstraat,
werd gebouwd in opdracht van de broers Van Damme in 1928 en werdeveneens als scheepswerf ingericht. In 1955
werd alles verkocht aan een specialist in waterbouwwerken.
In taverne 'De Kring' nemen we een lange pauze om
het innerlijke en uiterlijke van de mens te versterken. Een fris streekbiertje
vormt de favoriete halte van menig wandelaar of fietser. Het hoort er nu
eenmaal bij. Toch zeker vandaag met deze aangename zomerse temperaturen. Na de
eerste slok knik ik goedkeurend. Dit is proeven volgens de regels van de kunst.
Het voormalige gemeentehuis van Baasrode is
momenteel in functie als dienstencentrum. De vlaggen wapperen in de wind. Het
gebouw werd opgetrokken rond 1860 samen met de gemeenteschool. Het nummer 100A
werd gebouwd in 1886 en door de gemeente aangekocht in 1910 ter uitbreiding van
het gemeentehuis. Momenteel is er de school IBO 'de Speelvogels' in
ondergebracht.
We wandelen door de Scheepswerfstraat naast het
Dorpsplein tot het nummer 51. Dit pand werd in 1909 gebouwd door een brouwer.
In de jaren van 1920 werden er in dit pand film- en toneelvertoningen gehouden.
Momenteel is het grote bloemenzaak waar men ook kruiden en geschenken kan
inkopen. Aan de overzijde, in nummer 68, is het pand van de voormalige
posterijen. Het staat al jaren leeg en begint te verkommeren. Het onkruid
tussen de plavuizen staat twee kontjes hoog. Het oorlogsmonument op de hoek met
de Kloosterstraat werd in 1920 plechtig onthuld. Het monument staat hoog op een
sokkel voor de Vrijheidsboom van 1919 en wordt omringt door een smeedijzeren
hek. Tussen de jaartallen 1914-1918 staat de tekst Hulde aan onze helden.
We vervolgen onze wandeling en slaan de volgende
straat linksaf (Rosstraat) tot bij het voormalige Godsgasthuis. Het pand werd
in 1931 gebouwd in opdracht van de Commissie van Openbare Onderstand. Het werd
een jaar later als rusthuis ingehuldigd waar alleen kansarmen, alleenstaanden
en gehandicapten werden opgevangen door de zusters van Sint-Vincentius a Paulo
uit Beveren. Vanaf 1968 wordt het gebouw gebruikt als rusthuis en
dienstencentrum. Rechts van de ingang werd een beeldengroep geplaatst van de
Heilige Vincentius a Paulo. Het werd reeds in 1947 aan het Godshuis geschonken.
Verderop rechtsaf wandelen we door de
Smeykensstraat tot bij de restant van een oude korenmolen. De stenen romp is
nog duidelijk zichtbaar. Het molenhuis is er tegenaan gebouwd. De kap en de
wieken werden jaren geleden al verwijderd. De eerste molen dateert van 1855 en
werd in hout opgetrokken. In 1989 stond er al een stenen staakmolen. In 1925
werden de houten kap en de wieken verwijderd. De molenromp werd nog gebruikt
als een elektrische graanmaalderij. In 1985 was het voorgoed voorbij toen alle
maalactiviteiten werden stopgezet. Bij het tweede kruispunt (Geerstraat) vinden
we aan onze rechterzijde de kruiskapel uit 1867. De kapel maakt deel uit van de
processie van het Heilig Kruis op O.L.Vrouw Hemelvaart. Er staan beelden van de
Heilige Rita, het Heilig Hart van Christus, de Heilige Theresia en een
gekroonde O.L. Vrouw met kind. We wandelen terug naar de auto. Op de terugweg
wandelen we weer door de Sint Ursmarusstraat die al aangegeven staat op de
wegenkaarten uit de 18de eeuw. Bij huisnummers 137-139 staan we stil bij de
oude gerenoveerde herenhuizen waar de scheepswerven waren. De
scheepsbouwonderneming werd in 1988 stopgezet en alle huizen en werkplaatsen
werden aangekocht door de provincie Oost-Vlaanderen. De panden werden omgebouwd
tot scheepvaartmuseum en scheepswerven. Terug naar huis, naar Ekeren. Tot
schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Het
is ongeveer vier jaar geleden maar toch ben ik hervallen. Ik ga terug
fitnessen. Hier in het centrum van Ekeren. Het is niet onmiddellijk het mooiste
gebouw, ook zijn het niet de allernieuwste toestellen, ze staan dan nog een
beetje door elkaar met een doorgang van enkele centimeter. Maar het is voor mij
een beetje terug thuis komen. Enkele jaren geleden, toen ik vijftig werd, begon
ik aan mijn conditie te werken. Sommigen krijgen hun midlife crisis op hun
veertigste. Bij mij kwamen de symptomen een decennia later. Ik leerde er andere
mensen kennen en respecteren. Vooral Stany was een soulmaat geworden tijdens
het fitnessen. We spraken nooit af. Er waren zelfs weken bij dat we elkaar niet
zagen. Als we dan toch samen waren kwam het fitnessen vaak op de tweede plaats.
We zetten ons dan aan de toog en bij een warme mok koffie praatten we toen
honderd uit. Om eerlijk te zijn. Stany praatte en ik luisterde. Hij was op
tweeënvijftig jarige leeftijd op pensioen gegaan. Na jaren dienst bij Ford,
plan twee, als ik me niet vergis. Hij kon er uren over vertellen. Of over hun
kleinkinderen, een tweeling van, toen, vier of vijf jaar. Stany was geliefd bij
alle collega's van de fitness. Soms stonden we met vijf of zes rond hem en
luisterden naar zijn verhalen van de vele hobby's die hij had. Windsurfen,
wandelen, fietsen, en nog enkelen die me niet te binnen schieten. Tussendoor
zorgde hij ook nog voor z'n vrouw. Ik heb haar nooit gekend. Ze was
hulpbehoevend. Ze was visueel gehandicapt. Maar hij morde niet. Nooit
eigenlijk. Hij maakte tijd voor haar vrij om gezellig een wandeling te maken.
Fietsen deed hij uiteraard alleen. Hij maakte er uitvoerig reclame van hoe hij
gefietst had.
'Vanaf Ekeren natuurlijk naar Schoten. Langs het kanaal tot Brecht. Ter hoogte
van knooppunt 97 naar Wustwezel en vervolgens naar Wildert. Na een terrasje
terug rijden langs Kalmthout. Via Hoogboom is het niet ver meer tot Ekeren.
Goed voor een 40 à 45 kilometer besluit hij dan.'
Ik
zie het nog zo voor me. Tijdens de uitleg wijst hij met de wijsvinger over een
denkbeeldige fietsknooppuntenkaart in de lucht.
Tien
jaar later probeerde ik het bij een andere fitness. Prachtige locatie,
vernieuwde toestellen, op verschillende punten TV toestellen. Je mag zelf je
drinken meebrengen. Om kort te zijn: alles erop en eraan. Ik hield het geen
jaar vol. Ik miste iets. Ik miste warmte en vriendschap. Ik stopte er dan ook
mee.
Begin
januari 2016, vijf jaar later, laat ik me terug inschrijven bij de fitness in
de Kloosterstraat. Nu ik op pensioen ben kan ik in de voormiddag aan mijn
conditie werken. Niets is er veranderd, alles is nog hetzelfde. Rossi was blij
om een bekend gezicht terug te zien. De Spaanse furie achter den toog is ook
niets veranderd. Streng maar rechtvaardig. Altijd berijdt voor een praatje.
'Ik heb slecht nieuws Luc!''Stany is
begin januari 2014 gestorven.'
Een
koude douche. Een koude rilling loopt van mijn nek naar beneden.
Ben is stuk voorbij de zeventig. Hij komt hier al vanaf 1989, vertelt hij. Een
uurtje, dat is genoeg.
Frank, een vijftiger, al toont hij er een stuk ouder uit. Breed geschouderd,
werkt als havenarbeider. Steeds paraat voor een praatje.
Frieda en Fons. Een koppel dat tijdens de wintermaanden aan hun conditie komt
werken. Vooral fietsen is hun passie. Als het weer enigszins meezit, zie je ze
er samen op uit trekken met de fiets. Ze zijn de zeventig al een tijdje
gepasseerd. Fons is al jaren verknocht aan de wielersport. Overal heeft hij al
gefietst. Spanje, Denemarken, Nederland, Duitsland, zelfs tot in het verre
Roemenië kon men hem zien fietsen. Tegen een gemiddelde snelheid van 33 p/u
vliegt hij door de straten. De laatste tijd is het aan het minderen. Hij haalt
nog 'amper' 25 p/u.
In mijn beginperiode van de fitness kwam Diederik al in het sportcentrum. Hij
zocht nooit contact met iemand. Als hij groette was het steeds in het Engels.
Vandaag krijg ik de kans hem beter te leren kennen. Diederik komt niet uit
Engeland of de V.S. zoals ik eerst had gedacht. Diederik komt uit Denemarken.
Een klein dorp in het noordoosten van het land. De naam is mij ontgaan. Nu is
hij op pensioen en kwam hier in Ekeren wonen. Hij werkte hier aan de haven op
een groot bedrijf. Alle dagen heen en weer naar Denemarken. 's Morgens had hij
nooit file. 's Avonds wel, maar dat vond Diederik niet erg. Hij begrijpt wel
een beetje Nederlands, maar ja thuis praten ze Deens natuurlijk.
Sven Van Looveren is een jonge man die hier nu ongeveer een jaar komt trainen.
Half lang krullend haar, een volle snor en een korte verzorgde baard. Ik schat
zijn leeftijd op 25 jaar. Het sporten zit hem in het bloed. Een kleine twee
jaar geleden deed hij nog mee met kampioenschap armworstelen. Na een verkeerd
maneuver brak hij zijn bovenarm op vier plaatsen. Op de spoedafdeling besliste
de arts om onmiddellijk te opereren. Er werd een stalen plaatje tegen het bot
bevestigd. Na een week nog zes maanden revalidatie. Wanneer het plaatje eruit
moet weet Sven niet. Soms zie je hem naar zijn schouder pakken omdat deze wat
gevoelloos wordt. Dat verdwijnt wel met sporten had de chirurg beloofd. Het
litteken op zijn arm is wel groot. Sterkte Sven.
Op
11 april valt het doek. Rossi geeft het slechte nieuws door. De zaak sluit op
25 april 2016. Sommigen onder ons hadden de sluiting verwacht. Maar toch komt
het onverwachts. Ik was al blij dat Rossi er openlijk voor uitkwam. Er was een
kandidaat overnemer, vertelt ze, maar hij haakte op laatst af. Dat is niet
verwonderlijk. Het afgelopen jaar werden er geen onderhoudswerken uitgevoerd.
Alle toestellen zijn verouderd. De bekleding is gescheurd en/of versleten. Het
dak is versleten en lekt bij elke regenbui. Toch is het spijtig. Weer verdwijnt
er een stukje nostalgie. Na veertig jaar zal ook dit gebouw verdwijnen. Daar
zijn we ons van bewust. Misschien koopt de school het gebouw op om er een nieuw
complex te bouwen. Tot schrijfs.
Fietsknooppunten: 61-21-*-60-70-*-26-*-62-25-61.
Een sterretje verwijst naar een afwijking.
Zondag 07 augustus 2016. Enkele dagen geleden
beloofde onze weerman, Frank, een zonnig warm weekend. Alhoewel we van de
warmte niet kunnen klagen, is het alles behalve zonnig. Als we 's morgens de
rolluiken optrekken schijnt de zon maar een uur later schuiven er reeds grijze
wolken voor de gele ster en steekt er een strakke frisse wind op. Misschien is
het in de Brabantse Kouter beter weer. De 'Steenhuffelroute' is een deel van
route twee van de Brabantse Kouters in de provincie Vlaams Brabant. De hele
fietslus is 48,6 km zonder afwijkingen. De historische haltes stippelen we zelf
uit en dat maakt onze fietstocht behoorlijk langer en vermoeiender. In totaal
kom je door 9 of 10 dorpen waar je WOI monumenten vindt. Monumenten met een
sterk verhaal. In Asse is er een wandeling langs belangrijke
bezienswaardigheden voorzien. Alles bijeen is de route te lang om in één dag te
doen en alles te beleven. We delen de fietslus in twee. Elke route heeft zijn
markant of luguber verhaal. Eind juli reden we de 'Mollemroute' en vandaag de
'Steenhuffelroute'.
Onze GPS loodst ons door Londerzeel waar het heel
druk is. Vandaag vinden hier oogstfeesten plaats. De Dorpstraat en de
Molenstraat worden gedomineerd door talrijke vrachtwagens en bestelwagens. Het
lijkt alsof er een stoet van zwaar verkeer op het getouw komt. Het blijkt een
jaarlijkse traditie te zijn die vanmiddag om 14u begint met muziek voor jong en
oud. Vervolgens treed Johan Verminnen op en om af te sluiten speelt de lokale
band 'Magnet' covers die tot de late uurtjes voor ambiance zorgen. Dit
oogstfeest gaat vooraf met een voertuigenzegening in de voormiddag. De parochie
van Londerzeel is de enige die toegewijd is aan Sint-Kristoffel. Vanop het
gemeentehuis, voor de kerk, worden alle soorten van voertuigen gezegend. Dat
brengt deze felle drukte mee. Omdat ik in tegengestelde richting rij heb ik
bijna geen problemen en kan ik, rustig weliswaar, verder rijden. Dat kan niet
gezegd worden van de auto's die vanuit de tegenovergestelde richting in het
centrum van Londerzeel moeten zijn.
Om 10:00u draai ik de parking op bij de kerk van
Steenhuffel. De Sint-Genovevakerk is oorspronkelijk van 1235. Ze werd tijdens
de volgende eeuwen meermaals afgebroken en opnieuw opgetrokken. De kerktoren is
bijna 38m hoog en kreeg zijn huidige uitzicht na een uitbreiding in 1826 en
1913. In en om de 13de eeuwse kerk zijn renovatiewerken aan de gang. De
brandglasramen werden verwijderd omdat ze aangetast zijn door oxidatie. In 2017
zullen de glas-in-loodramen opnieuw in de kerk te bewonderen zijn. De
temperatuur duidt inmiddels 20° C aan en volgens een vertrouwde bron wordt het
beslist 25° C in de schaduw. Voor alle zekerheid houden we ons wollen vestje
aan tegen de wind en nemen een opvouw regenjas in de fietstassen mee.
Rechts van onze rijrichting is de hoge stenen muur
van de brouwerij met daarop de tekst, zwart op wit: Palm Brouwers sinds 1686.
Doch duurt het nog tot 1747 voor de officiële brouwerij wordt opgestart.
Tijdens WOI wordt de brouwerij volledig vernield maar wordt weer terug
opgebouwd. Het is echter wachten tot in 1958, tijdens de wereldexpo te Brussel,
vooraleer Palm de nationale bekendheid verwerft. Verderop is knooppunt 61.
Rechts staat het voormalige treinstation van Leireken dat omgebouwd werd tot
een Bistro café. Een ontmoetingsplaats voor fietsers en wandelaars die willen
genieten van een drankje, een snack of een koude en warme maaltijd. Het
voormalige treinstation werd in 1882 gebouwd langs de spoorlijn
Londerzeel-Aalst. In 1952 werd het station buiten dienst gesteld. De spoorlijn
verkommerde tot 1978. In dat jaar wordt de spoorlijn omgevormd tot een fiets-
en wandelpad, omgeven door de nodige fauna en flora, die ons dwars doorheen
pittoreske dorpjes brengt. Hier slaan we linksaf om knooppunt 21 te volgen. De Brabantse Kouters vormen een ideale decor om te
fietsen en te wandelen. We krijgen een mix van fraaie landschappen te zien met
uitbundig veel groen. Wat verder houden we halt bij de hopvelden van brouwerij
Palm. Het hopveld is 35 are groot en telt een 800-tal hopplanten. Tien meter
hoog groeien de ranken met het groene goud van Palm Hop. De jonge hopscheuten
die nog onder de grond zitten worden beschouwd als een delicatesse. Een
infobord laat ons weten dat in oktober 2011 dit hopveld werd aangelegd,
speciaal voor het brouwen van het Palm Hop Select bier.
Bij knooppunt 21 zijn we in het centrum van
Peizegem. De skyline vertoont de spitse toren van de
O.L.V.-Onbevlekt-Ontvangenkerk die in de steigers staat. De toren is volledig
afgesloten met nadarhekken. Door de strenge vrieskou van afgelopen winter zijn
verschillende voegen losgekomen. Brokstukken kwamen naar beneden en een
restauratie drong zich op. Twee straten voorbij het knooppunt moeten we linksaf
in de Kouter tot bij de Koutermolen. Wij slagen erin om te ver te rijden en na
een omweg en tweemaal vragen staan we dan toch voor de bijna verscholen stenen
Koutermolen. Wat we zien is slechts het restant van de molen dat gebruikt wordt
als opslagplaats. Van de molen was al sprake in 1406. De toenmalige houten
windmolen werd door een windhoos in 1876 omver geblazen. Daarop werd een stenen
molen opgetrokken en die maalde opnieuw vanaf januari 1877. Tijdens WOI was de
molen een strategische uitkijkpost en zat dan ook regelmatig vol met Duitse of
Belgische soldaten. En de molenaar maalde ondertussen rustig verder. Daardoor
dachten de Belgische soldaten dat hij met de Duitsers heulde en met de
molenwieken tekens gaf aan de vijand. Molenaar Mertens werd samen met zijn
knecht hiervoor in de gevangenis van Antwerpen opgesloten. De molen werd op 10
september 1914 in brand gestoken door de Belgische soldaten. Hij brandde als
een toorts en het vuur was tot ver in de omtrek te zien. Na de oorlog werd de
molen terug maalvaardig. In 1933 kocht René De Block de molen en maalde nog tot
eind 1970. Naderhand werd alles gesloopt tot er nog slechts de romp van over
bleef. Hij is privébezit en dus niet te bezichtigen.
Aan de overzijde van de straat, tegen de haagmuur
van huisnummer 72, werd het monument van Peizegem geplaatst. Het werd
ingehuldigd op 1 september 2013 ter ere van Jules Alfred Savoye. Jules werd te
Aarlen geboren op 11 september 1897. Op 16 jarige leeftijd maakte hij deel uit
van het 2de regiment Jagers te paard dat op 1 september 1914 een aanval inzette
om het gebied rond de Koutermolen op de vijand te heroveren. Hij sneuvelde een
paar dagen voor zijn 17de verjaardag en werd postuum tot brigadier bevorderd.
Hij werd tijdelijk langs de weg begraven, maar uiteindelijk overgebracht naar
Mont-sûr-Marchienne op 19 september 1924.
Als we rechtsaf slaan in de Gasthuisstraat bevinden
we ons in het centrum van Merchtem. Voor de 'Pen & Pret' school, aan de
linkerkant, staat een tamelijke grote wegkapel. De kapel Onze-Lieve- Vrouw
Bijstand noemt 'Weg Om' en werd in 1902 gebouwd. Het heeft een prachtig
interieur en is met talrijke bloemen versiert. Op het altaar, op een hoge
sokkel staat het beeld van Maria met kind.
Het monument van gesneuvelden werd geplaatst op de
hoek Krekelendries en Stationstraat, te midden van een groen plantsoen. De
bronzen soldaat, hoog op zijn sokkel, staat met de rechtervoet op een sabel. In
het lemmer staan de woorden: Macht boven recht. Het herdenkt de inwoners van
het dorp die omkwamen tijdens de beide Wereldoorlogen. De
O.L.Vrouw-ter-Noodtkerk heeft een bewogen leven achter de rug. Ze stortte
enkele keren in na felle branden. De laatste brand dateert van 1815. In 1969
kwam er een gedeelte van het plafond naar beneden. Momenteel worden er
onderhoudswerken uitgevoerd. Voor elk glasraam staat, zowel van binnen als van
buiten, een stelling. De glas-in-loodramen werden in de zijbeuk verwijderd voor
restauratie. De historische glasramen werden de afgelopen jaren beschadigd door
vandalen. Tijdelijk worden er gewone ruiten ingezet. Het maakt de mooie kerk
een stuk lichter. Vooraan kunnen we nog de kleurige taferelen bewonderen van de
glas-in-loodramen. De Heiligenbeelden geven kleur aan het eentonig wit van de
muren. Tegen de pilaren, die de middelste beuk ondersteunen, werd de kruisweg
van Christus bevestigd. Tussen twee glasramen hangt de Calvarieberg.
We belanden in Imde. Een gemeente van Meise. De
Sint-Kwintinuskerk dateert van de negende eeuw, maar in de 19de eeuw volgde een
uitgebreide vergroting zodat de huidige kerk dateert van 1839. Op 24 augustus
1914 werd in de buurt de 'Slag van Imde' uitgevochten tussen Duitse en Belgische
troepen waarbij 85 Belgische soldaten sneuvelden. 2,5 kilometer verder komen we
in het centrum van Wolvertem. De Sint-Laurentiuskerk werd gebouwd bovenop een
heuvel en bestaat uit verschillende bouwstijlen. Er werd rode baksteen en
natuursteen gebruikt. In de gevels werden de oudste grafzerken ingemetseld. Ze
zijn door weer en wind verweerd en bijna onleesbaar geworden. De toren is nog
van de 13de eeuw. Naast de toreningang wandelen we voorbij een hoge pilaar met
het beeld van Maria dat hier geplaatst werd in 1954. De kerk is niet open voor
een bezoek. Vooraan staat het monument van het Heilig Hart. Het monument voor
de gesneuvelden werd in de hoek van het gemeentehuis ingewerkt. Het gebouw dat
dateert van 1875 diende in die tijd niet alleen als gemeentehuis maar ook als
schoollokaal, zetel van het vredegerecht en archiefbergplaats. Vanaf september,
volgende maand dus, komt het gebouw leeg te staan. De gemeentediensten
verhuisden enkele jaren geleden al naar een nieuwbouw. Leerlingen van de
Academie vonden er tijdelijk een onderkomen. Nu ze op hun beurt verhuisden naar
een gerenoveerd pand wordt het openbaar gebouw verkocht.
Een gezellig terras, voorbij de kerk, lonkt ons en
we genieten van een streekbiertje. De zon laat het echter afweten. Wat later fietsen
we rechtdoor en volgen knooppunt 60. Maar het lot beslist anders. Verderop
moeten we naar links maar we zien geen bordje staan en fietsen dan maar
rechtdoor. Plots zijn we in Meise. Dat klopt niet. En we passeren een
knooppuntenbordje met nummer 42. Dat klopt evenmin. Discuteren en vloeken helpt
ons niet verder. Terug maar. Terug tot het centrum van Wolvertem en daar zie ik
onze fout. Een bordje gemist, meer nog. Links en rechts staat een
knooppuntenbordje met nummer 60 dat naar linksaf wijst. Shame on you!
Links van onze rijrichting staat het kunstwerk van
levende wielerlegende Eddy Merckx. Het werd vlakbij het administratief centrum
van Wolvertem geplaatst. Het kunstwerk werd in bijzijn van Eddy zelf plechtig
onthuld op 13 juni 2015. In de Van Hoorickweg staat een klein infobord over de
oude pastorie, gelegen aan de overzijde van het water. We lezen: Mej. Van
Horick stelde in haar testament Wolvertem aan als erfgenaam, op voorwaarde dat
de gemeente met dit geld een godshuis zou oprichten voor wezen, ouderlingen en
gehandicapten die in armoede leefden. Het geld werd gebruikt om deze oude
pastorie te kopen. Vandaag is het godshuis uitgegroeid tot een rustoord,
serviceflats en dienstencentrum.
Op weg naar knooppunt 70 moeten we door een heel
smal pad tussen weilanden. Het zal niet veel breder zijn dan een meter, maar
het is bijna helemaal dichtgegroeid met onkruid. Het werd aangelegd met asfalt
zonder eerst de putten en kuilen op te vullen. Ons pad is net zo breed als onze
fietsbanden. Hier fietsen stelt onze zenuwen danig op de proef. Als we een
tegenligger krijgen weet ik niet wat er moet gebeuren. Gelukkig slingert onze
tweewieler zich 'snel' over de kleine smalle plattelandsweg. De weilanden zijn
met prikkeldraad afgespannen. Links grazen koeien en rechts wacht de maïs om
geoogst te worden. Netels en distels groeien links en rechts op ons pad. En dan
praat ik nog niet over de Berenklauw die welig aan beide kanten tiert. Een ware
beproeving. We worden wel getroffen door landelijke stilte, enkel onderbroken
door natuurlijke geluiden van de omgeving. Teneinde linksaf om knooppunt 70
verder te volgen. We rijden door een lange laan. De zon is al een tijd
verdwenen en de wind steekt nog een tandje bij.
Aan knooppunt 70 staat het kasteel van Imde. Een
hoog gietijzeren hekwerk verspert ons de weg. Door de laaghangende takken zien
we bijna niets van het gebouw. Het mortuarium in de Kouterbaan is een hoog
gemetselde vierkante toren die reeds van ver zichtbaar is. Tijdens de slag van
Imde vielen aan Belgische zijde een honderdtal slachtoffers. Ter herdenking van
deze gesneuvelden werd op initiatief van juffrouw J. Orianne deze gedenksteen
opgericht die op 24 augustus 1920 werd ingehuldigd. De teksten werden in beide
landstalen aangebracht. Na ons monument moeten we knooppunt 26 volgen. We
naderen de boskapel langs een kiezelpad tussen eikenbomen. De weg zit vol
putten en kuilen. We proberen zo goed mogelijk rond de kuilen te slalommen. In
de weiden links en rechts grazen de koeien. Nieuwsgierig kijken ze ons na. De
Boskapel of 'Onze-Lieve-Vrouw-Behoudenis-der-Kranken' werd gebouwd op een oud
bedevaartsoord uit 1658. De kapel werd uit noodzaak in 1707 sterk uitgebreid.
De laatste renovatie werd gedaan in 2012. Op 15 augustus 2014 werd de
vernieuwde Boskapel plechtig ingehuldigd. Van juni tot september wordt er
wekelijks op woensdagavond een mis opgedragen. Ook vandaag is het druk aan de
kapel. Wandelaars komen een kaarsje branden. Een halteplaats voor fietsers om
even te rusten en een bezinningsplek voor pelgrims.
Na de boskapel is het allemaal groen wat de klok
slaat. We fietsen uitsluitend tussen weilanden, bossen en landbouwgronden waar
de maïs domineert. Ons pad slingert tussen de weilanden met enkele vierkante
hoeves. Bij een stal staan de kalveren buiten in een groepshok. Dorpen en
steden zijn uiteraard niet weg te denken, maar waar het even kan, heeft men het
groene karakter van weleer bewaard. Midden in dit landelijke gebied doemt in de
verte weer een dorp op als een baken boven het landschap. De kerktoren van
Londerzeel.
We komen in het centrum van Londerzeel en houden
halt op het Heldenplein. De Sint-Kristoffelkerk werd reeds beschreven in 1565.
In 1582 werd ze door een brand volledig verwoest. En dat zou niet de laatste
keer zijn. Ook in 1855 brandde de kerk volledig af. Ze werd opnieuw opgetrokken
in zandsteen. De vierkante spitse toren is van 1898, maar werd door een
windhoos vernield in 1990. Alles werd in oorspronkelijke staat weer opgebouwd.
Hier was vanmorgen om 10:30u de voertuigenwijding die alle jaren op het eerste
weekend van augustus plaats vindt. Opzij van de kerktoren staat het bronzen
beeld van Fien van Krones (1879 1951), moeder van dertien kinderen. Ze baatte
samen met haar man een winkel uit aan de overzijde van de straat 'Afspanning De
Kroon'. De winkel werd ondertussen door een nieuwbouw complex vervangen. Het
beeldhouwwerk is van één van haar nakomelingen Pol Van Esbroeck. Aan de andere
zijde staat het Heilig Hartbeeld.
We volgen opnieuw een spoor van WOI in de
Kasteelstraat. Vooraan moet villa Cara gestaan hebben. Er is wel een villa op
nummer 13 maar deze heeft geen naam. Misschien is het al weggebroken, wie weet!
In villa Cara woonde Jeanne Caroline Charlotte Orianne. Ze was de ongetrouwde
dochter van een Brusselse rijkswachtofficier die na de dood van haar ouders op
de villa is blijven wonen. Ze bezoekt het slagveld van Neeravert en ziet de
gruwelijke gevolgen.
Het beweegt haar ertoe om alle gesneuvelden waarvan
zovelen anoniem bleven, een waardig soldatengraf te geven. Samen met enkele
assistenten doorzoekt ze dagen lang het slagveld ter hoogte van Neeravert. Dat
is de dag van vandaag het stuk tussen Londerzeel, St-Jozef en de A12. Jeanne
graaft de lijken op, wast ze en probeert ze te identificeren. In een houten
kist krijgen ze een laatste rustplaats op het kerkhof van Londerzeel St-Jozef.
Juffer Orianne beperkt zich trouwens niet tot Londerzeel. Ook op andere
slagvelden zoekt ze naar gesneuvelde Belgische militairen.
In Klein Holland vinden we nog een hoge kapel,
gewijd aan Maria. We fietsen tot bij het grote monument op de hoek
Blauwenhoek/Ursene.Bij de 'Slag van
Londerzeel' of de 'Slag van Neeravert' op 29 september 1914 sneuvelden aan
Belgische zijde drie officieren en 127 soldaten. Als eerbetoon aan de
gesneuvelde soldaten liet juffrouw J. Orianne, vijf jaar later, op 29 september
1919 dit monument oprichten. De tekst, in beide landstalen, luidt: Aan de
officieren en soldaten van het 12e Linieregiment, 1e, 3e,
6e regiment Jagers te voet en Carabiniers te Londerzeel gesneuveld.
Het monument werd laatst in 199O grondig gerestaureerd. Naar aanleiding van
100 jaar Groote Oorlog werd aan het monument een ereplaket voor Juffrouw J.
Orianne bevestigd.
In de Breendonkstraat vinden we eveneens een kapel
die toegewijd is aan Maria. Het gebouw werd in 1944 gebouwd. De houten dubbele
poort staat slechts aangeleund. We kunnen het prachtige interieur bewonderen.
De klimop overwoekerd de zijkant van de kapel. De oude lindeboom zorgt voor
schaduw. Ons laatste monument is het 'Neeravert monument' dat eveneens
opgericht werd door Jeanne Orianne om het 12de Linieregiment te gedenken. Het
monument werd op 1 oktober 1919 ingehuldigd op de plaats waar de pelotons van
onderluitenant Van Calck en adjudant Wouters in stelling lagen. Langs knooppunt
62 vervolgen we onze weg.
Onze laatste kilometers rijden we weer tussen
maïsvelden. Slingerende asfaltbanen en een horizon vol loofbomen. De bewolking
trekt open. De zon brandt. We stoppen niet meer om ons in te smeren. Van
knooppunt 62 naar 25 is slechts driehonderd meter. Daarna rijden we via knppnt
61 en over het voormalige treinspoor naar Steenhuffel. We worden meteen
opgeslokt door een heerlijk stuk natuur. Een honderd meter voor het voormalige
treinstation kunnen we een glimp opvangen van kasteel Diepensteyn uit de 17de
eeuw. Het is uiteraard tijdens de eeuwen verbouwd, gerenoveerd en
gerestaureerd. Sinds 1989 is het kasteel eigendom van brouwerij Palm die er een
tuinpark aanlegt en een vijver laat uitgraven. Tussen de statige bomen ontwaren
we de 'mascotte van brouwerij Palm'. Het Brabantse trekpaard. Om 17:15u zijn we
terug bij de auto. We hebben 40 kilometer gefietst. Nog een veertig minuten
rijden tot Ekeren. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Wandelen of fietsen blijven de twee belangrijkste
vormen van vrijetijdsbestedingen in Vlaanderen. Dat blijkt uit cijfers van
Toerisme Vlaanderen. Wij kijken er in ieder geval vol verwachting naar uit.
Onze GPS brengt ons door Vlaams-Brabant naar het Pajottenland. Een toeristische
streek die licht tot sterk heuvelachtig is met een landelijk karakter, waar men
kan wandelen en fietsen aan de hand van knooppunten. Met onze E-fietsen is een
heuvel beklimmen geen probleem. We nemen een ondersteuning meer en de fiets
trekt ons als het ware naar boven. Maar als je fiets al enkele jaren oud is en
de batterij heeft niet meer de capaciteit als weleer, dan kan je wel eens
zonder ondersteuning vallen.
Dinsdag 26 juli 2016. Een zonnige dag. Geen wolkje
aan de lucht en momenteel is het al 21°C. Echt T-shirt en korte broek weer.
Alle ingrediënten zijn aanwezig om er een warme en gezellige dag van te maken.
Genieten op twee wielen, zeg maar. Om 10:00u parkeer ik de auto in de Frans van
der Perrekaai te Okegem. Het dorp ligt in Oost-Vlaanderen naast de linkeroever
van de Dender die de grens vormt met Vlaams-Brabant. Een honderd meter verder
staat de kerk van Okegem voor een deel in de steigers. We fietsen niet naar het
centrum, we moeten de andere richting uit. We volgen knooppunt 85 en onze
conditie wordt onmiddellijk op de proef gesteld. We moeten klimmen tot bovenop de
Okegembrug. Ze werd gebouwd in 1945-46 nadat de voormalige brug werd opgeblazen
in 1940 tijdens WOII. De Dender stroomt onder de brug door. Ze ontspringt in
Aat (Henegouwen) en na een totale lengte van 65 kilometer mondt ze uit in de
Schelde te Dendermonde. Over de brug is knooppunt 85. We rijden rechtsaf en
volgen de rivier 500 meter ver tot knooppunt 86. Langs de oever zitten
tientallen vissers dromerig naar hun dobber in het rimpelloze water te staren.
De vishengels liggen grijpers klaar naast hen. We fietsen door Roosdaal. Een
gemeente die tot het agrarische Pajottenland behoort en vooral bekent staat
voor de teelt van aardbeien. We rijden op het jaagpad waarop vroeger de
trekpaarden stapten en dat omgevormd is tot fietspad.
Aan knooppunt 86 verlaten we het jaagpad om
knooppunt 89 te volgen. Een rit van 6,2 kilometer. We komen in het
schilderachtige dorpje Pamel, een fusiegemeente van Roosdaal. Het dorp werd
bekend door het televisiefeuilleton Het gezin van Paemel naar een boek van
Cyriel Buysse. We houden halt bij het monument van de Dikke van Pamel. Het
bronzen beeld werd op 9 september 2001 ingehuldigd ter ere van Victor De
Klercq. Victor werd geboren op 14 juni 1848. Toen hij twaalf jaar werd woog hij
al 120 kilo. Sindsdien weigerde hij zich nog te laten wegen. Met de jaren werd
hij steeds dikker en dikker. Na de vele verwijten en beschimpingen trok hij
zich terug en leefde de laatste jaren van zijn leven als kluizenaar. De kranten
vermelden in vette letters: De zwaarste man ter wereld in Pamel gestorven. In
eenzaamheid stierf Victor op 16 februari 1885 op 37 jarige leeftijd.
Het is gedurig klimmen en afdalen. Met onze
elektrische fietsen valt het klimmen nog goed mee. Toch is en blijft het
vermoeiend. De ene klimming is al steiler dan de andere. We zijn het niet
gewend met onze plattelands benen. Onze fietsbatterijen hebben al van hun
kracht verloren met de jaren. We kunnen amper nog veertig kilometer ver rijden
met één ondersteuning. Heuvel op gaat gemakkelijker met een ondersteuning meer,
maar dan zitten we ook sneller zonder hulp. Helling af kan onze batterij
opladen, maar het is niet voldoende. Klagen helpt ook niet en we gaan
desondanks van onze fietstocht genieten.
Eens uit het centrum van Pamel rijden we tussen
hectaren landbouwgrond. Achter statige hoge populieren vangen we een glimp op
van grote vierkante hoeven met bijhorende veestallen. Het is redelijk stil te
midden van de natuur. Het is hoogzomer en we horen nauwelijks vogels fluiten.
Een streek voor genieters. De lucht is zomerblauw. Als bloemenliefhebber kijken
we uit naar bijzondere plantensoorten die in de bermen groeien waaronder de
paarsachtige wilde orchidee. Bij de kruising van de Molenstraat/Lange Kamstraat
vinden we, verscholen achter struiken en populieren, een bunker die net voor
het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd gebouwd. De bunker maakte deel
uit van de Koningshooikt - Waver linie als obstakel voor Duitse troepen die op
weg waren naar Frankrijk. De linie bestond uit meer dan 400 bunkers waarvan er
vier bunkers in de regio stonden en die via loopgraven met elkaar in verbinding
stonden. De fundamenten zitten ongeveer twee meter diep in de grond. Vijf dagen
kon de linie de Duitse troepen op afstand houden. Op 16 mei 1940 moesten ze
zich terugtrekken tot achter de Schelde linie. De ingang werd uit veiligheid
afgesloten. Infoborden werden aan de bunker bevestigd. We lezen een gedeelte: 'Deze
bunker, samen met de drie andere, maakt deel uit van een zijtak van de
weerstandslinie. Ze liep van Antwerpen via Waver tot de vesting Namen en
verdeelde het land van noord naar zuid in twee delen. Zowat 350 bunkers vormden
de ruggengraat van een linie die naar het oosten werd beschermd tegen tanks
door een doorlopende hindernis samengesteld uit stalen hekkens die op rollen
verplaatst konden worden, doch eens naast elkaar verankerd en bestreken door de
wapens uit de abri's (schuilplaatsen) als een ijzeren muur over een lengte van
tientallen kilometers door het landschap liepen'. In de schaduw van de
omringende bomen werden picknicktafels en banken geplaatst. Rondom de oude
bunker en de rustplaatsen werd het 'gras' gemaaid. De rest groeit en bloeit als
in een oerwoud. Hier drinken we onze meegebrachte koffie terwijl we genieten
van een schitterend panoramisch zicht op de wijde omgeving. In de verte steken
enkele spitse kerktorens boven de kruinen van de bomen uit.
De bunker werd op het hoogste punt van Pamel
gebouwd en we genieten van de afdaling. Met de handen houden we onze remmen
vast. Ons asfalt pad slingert naar beneden en ongewild versnellen we het tempo.
In de zij bermen groeit de berenklauw en netels. Daar willen we niet invallen.
De rode klaproos bloeit tussen het onkruid en het levert kleurige foto's op. De
berenklauw zit vol met solitaire bijen. Zij zorgen mee voor de voortplanting.
Bij de volgende bocht houd een dame op leeftijd ons staande. Ze is licht in
paniek. Door een uitwijkmanoeuvre beland een voorwiel van haar auto naast de
weg in de zachte berm. Het voorwiel zit tot de carrosserie in de donkere
kleigrond. Alle bestuurders rijden verder zonder te helpen. Hoe we ons best
doen, we krijgen de auto niet op het wegdek. Er moet getakeld worden. We worden
toch vriendelijk bedankt als we verder rijden. We rijden voorbij het kruis met
een Christusbeeld naast de weg. Lentebloemen kleuren het monument op. Een
kleine tekst van een anonieme dichter werd in het frontaanzicht aangebracht:
koester gisteren, droom over morgen maar leef als een goed mens vandaag.
Na het centrum van Pamel komen we in de villawijk.
De ene nieuwbouw na de andere. Voor de garage een mobilhome of een oldtimer.
Wij geraken amper de heuvel op. Onze smalle asfaltbanen slingeren tussen de
glooiende landschappen met hectaren weiland waar paarden en koeien grazen. Als
het weer wat mee zit zullen de dieren de eerste maanden hun stal niet zien. We
fietsen langs een bosrijke omgeving met een groots verleden. Een infobord
vertelt dat we ons in het gebied Hulsbroek-bos bevinden en dat al gekend was in
1300. Een bronbos van 3,5 hectare dat wordt beheerd door Natuurpunt. Een ander
infobord vermeld: Wat je zeker moet weten over de gevaarlijke Berenklauw. Het
tweede infobord gaat over het landschap van Roosdaal. Aan de rand van het bos
bevindt zich een aangelegde poel die er voor een divers ecologisch leven zorgt,
waar amfibieën, insecten en vlinders een rust- en broedplek vinden. Een stilte
plaats. Geen auto's, geen treinen of vliegtuigen te horen. Alleen vogels
kwinkeleren bovenin de kruinen van de bomen. Een plek voor kunstschilders,
dichters en natuurliefhebbers.
Bovenop de helling vinden we links, tegen een
gemetselde muur, het kruisbeeld van Jezus onder enkele sparren. Waarom het hier
geplaatst werd is ons niet direct duidelijk. We draaien terug en klimmen tot
bij de 'Grot van Poelk'. Een replica van het bedevaartsoord in Lourdes. Een
stilteplaats met een twaalftal lange zitbanken die een rustplaats zijn voor
wandelaars en fietsers. Het is duidelijk dat hier nog erediensten worden
gehouden. Een groot beeld van Maria werd drie meter hoog in een nis geplaatst.
In het midden van de grot staat een altaar met verschillende heiligenbeelden,
bloemen en kaarsen. Het geheel wordt afgesloten met een ijzeren hekwerk.
Ernaast is een 'bron' aangebracht. Het is stilstaand water. Een datum op de
geïmproviseerde rots vermeld '1876'. Rondom de grot is het een adembenemend
landschap. Een heerlijke plek om bij weg te dromen. Van gebouwen en spitse
torens is totaal niets te zien. Alhoewel de streek goed voorzien is van fiets-
en wandelknooppunten komen we langs ons traject niemand tegen. Met een zeven
miljard mensen op de wereld voelen we ons echt alleen.
We fietsen door een smalle schaduwrijke holle weg.
Het dichte bladerdek boven ons laat geen zonnestraaltje door. Het is hier bijna
donker. Weer moeten we klimmen. We puffen en hijgen en beloven, voor de
zoveelste keer, iets aan onze conditie te doen. Links en rechts sijpeltgrondwater uit de zanderige berm, of is hier
een bron? Voorbij de holle weg zijn de akkers geschikt voor tarwe, aardappelen,
bieten maar in toenemende maten worden de landbouwgronden ingenomen door maïs
die bijna op zen hoogst gegroeid is. Echt storend is het niet door het
glooiende landschap. Bij knooppunt 89 wijken we af voor de Zepposmolen.
Oorspronkelijk moeten we rechtdoor aan ons knooppunt, maar wij slaan linksaf in
de Wijngaardbosstraat. We fietsen een stuk door Onze-Lieve-Vrouw van Lombeek.
Het dorp was in 2008 finalist in de wedstrijd 'Het mooiste dorp van
Vlaanderen'. We kunnen een verkorting nemen langs een klimmend tractorspoor met
tamelijk grove grind. Oppassen voor valpartijen en platte banden. We wagen het
erop en soms stappen we moedig naast onze fiets. Dat geeft ons de gelegenheid
om nog intenser van het landschap te genieten. Rechts van ons groeit de maïs
ons boven het hoofd. Het wordt geteeld voor veevoeder. Links, in de verte,
staat op het hoogste punt onze molen. Het prachtige uitzicht is een mooi
stilleven. Schilderen kunnen we niet maar het moment is in ons geheugen
gegrift. Op de hoge bermen groeien de eeuwige klaprozen. Na wat gepuf en gehijg
staan we voor de molen van 'kapitein Zeppos'. De site is volledig afgespannen.
We kunnen niet dichterbij komen vandaag, maar de windmolen is kosteloos
toegankelijk op zon- en feestdagen. Er was al sprake van de molen in de 14de
eeuw onder de benaming 'Hertboommolen'. In de jaren van 1960 kreeg de molen
bekendheid doordat er verschillende scènes opgenomen werden voor het
jeugdfeuilleton 'kapitein Zeppos'. In 2007 werd in de schuur het Hertboommolen
museum en een onthaalruimte voor bezoekers geopend.
We rijden langs dezelfde weg terug naar knooppunt
89. Daar aangekomen moeten we linksaf voor knooppunt 60. We fietsen door 'De
parel van het Pajottenland' Gooik. Het dorp ligt in een oase van rust en stilte
en is dus een echt paradijs voor wandelaars en fietsers. Op een groene
heuveltop in de Woestijnstraat werd de wit gekalkte 'Woestijnkapel' opgetrokken
langs de voormalige bedevaarts-route naar Compostella. De kapel werd herbouwd
in de jaren 1600 op de fundatie van een kleine kapel uit de 14de en 15de eeuw.
Een infobord geeft de legende weer van de historische kapel. De laatste
restauratie dateert van 1997. De rode kapelpoort staat op een kier. We kunnen
binnen tot bij een gietijzeren hek. Een Christusfiguur hangt aan het kruis.
Voorbij de kapel is het heuvel af. Bij een moderne
boerderij verkopen ze echt ambachtelijk hoeve-ijs van eigen melkkoeien. In een
tuinhuis staat een koeltoog maar er staat niemand achter. Rechts is de woning
en daar bellen we aan. Achteraan zie ik beweging en slenter daarnaar toe. Links
is een moderne open schuur waar renovatiewerken bezig zijn. Een grote slanke
man met stoppelbaard komt uit de privéwoning en bediend ons met een verfrissend
ijsje. Er staan enkele tuinstoelen tegen de voorgevel waar we ons in het
zonnetje zetten terwijl we een babbeltje maken met de eigenaar. Een aannemer
bouwt een schuur voor een nieuwe melkinstallatie. Vroeger had hij 'slechts' 20
koeien in de stal staan, nu een kleine 200. Het aantal is te groot om manueel
te melken. Om dat aantal melkkoeien te laten grazen heeft de boer meer weiland
nodig en meer bijvoeding. Hard werken dus. Later zal zoonlief de boerderij over
nemen. We nemen afscheid.
We rijden verder heuvel af door een holle weg. In
de zijbermen zijn wortels van bomen door het wassende water komen bloot te
liggen. In tal van uitgegraven gangen vinden vogels, vleermuizen en kleine
knaagdieren voedsel en beschutting. Boven de bermen groeien oude eiken- en
lindebomen. Hun bladerdek zorgt voor een schaduwrijke doorgang. Bij knooppunt
60 moeten we linksaf en volgen nummer 40. Aan een ijzeren kruis, naast de weg,
hangt een Christusbeeld. In de daarop volgende straat vinden we nog een mooie
wegkapel. Een grote buxus staat in de schaduw van een jonge eiken- en een oude
lindeboom. Na de volgende steile afdaling rijden we het centrum van 'Strijland'
binnen. Een gehucht van Gooik dat de laatste jaren sterk gegroeid is door de
vele nieuwbouw. Wel moesten er enkele oude vierkantshoeven worden afgebroken.
We zijn direct uit het centrum en fietsen tussen hectaren maïsvelden. Het is er
warmer doordat de wind hier volledig wegvalt. Wat verder staat een volgende
witgekalkte wegkapel uit 1911. Gebouwd ter ere van O.L.Vrouw van Gedurige
Bijstand. Het interieur is prachtig onderhouden. Moeder Maria met kind wordt
geflankeerd door bloemen en op de achtergrond het Christus kruis.
Na onze volgende klimming volgt uiteraard een
steile afdaling. Het volgende infobord vertelt dat hier zestig jaar geleden nog
een tram door het landschap reed. De 'boerentram' verbond de Pajotse dorpjes
met de grote steden Brussel en Ninove. In 1959 reed de tram de laatste keer
door het Lombergveld. Tussen knooppunt 14 en 15 ligt de gemeente Gooik. Normaal
moeten we linksaf, maar we hebben dorst en rijden rechtsaf naar het
dorpscentrum door de Koekoekstraat tot bij de kapel. Een halfronde gemetselde
boog met in de nis een heilige die ik niet kan thuis brengen. Het is heuvel op
tot bij de kerk. Het gemeentehuis van 1859 werd onlangs nog gerestaureerd en
mooi wit geschilderd. Een paar bronzen herdenkingsplaten werden in de voorgevel
ingewerkt. Daarop staan de talloze namen van gesneuvelden uit WOI. Een bronzen
beeldje van de 'Hespendrager' werd gebeeldhouwd door Rita Callebaut in augustus
1994. Vlak ernaast is een schooltje dat gebouwd werd in 1902 en kinderen
opvangt van werkende ouders. Het is net speeltijd en dat is duidelijk te horen
aan de schreeuwende en joelende kinderstemmetjes.
De Sint-Niklaaskerk is een klein gedrongen gebouw
dat dateert uit verschillende perioden. Met de bouw werd gestart in de 12de
eeuw. In de gevel werden oude grafzerken van de 19de eeuw ingewerkt. De poort
is op slot. Waar is de tijd toen je nog op elk uur van de dag een kerk kon
bezoeken. Het heilig hartbeeld staat tegen de zijgevel van het volgende huis.
Onderaan eengedenksteen voor de
gesneuvelden van WOII en een andere gedenksteen werd aangebracht voor de
burgerlijke slachtoffers van WOI. In café-feestzaal 'De Vrede' drinken we een
aangename en welgekomen verfrissing. Een fris biertje op een zonovergoten
terras. Het vormt de favoriete halte van menig wandelaar en fietser. Het hoort
er eenmaal bij. We proberen telkens iets uit de streek. Soms met een
streekgebonden hapje. Een half uur later schuiven er wolken voor de zon. Het
landschap veranderd plots van kleur en geeft bijna een zwart wit foto door de
grauwe lucht. Het lijkt alsof het elke minuut zal gaan regenen. De weergoden
beloofden echter een droge dag.
Heuvel af tot Dorpstraat 36 voor de pastorie. Een
huis van twee verdiepingen uit de 19de eeuw. Eveneens gerestaureerd en verhuurd
aan de muziekacademie van de gemeente. Verderop, naast de Molenbeek, zijn de
voormalige 'Oude Cam' banbrouwerijen. Gebouwd tussen 1742-1754. Daarna werd het
gebouw omgevormdvoor een handelaar in
bouwmaterialen tot 1980. Inmiddels is het grote complex een gemeenschapscentrum
geworden met een volkscafé en een geuzestekerij in een nieuwe loods. Ban
betekent dwangrecht, iedereen was verplicht hier hun bier te brouwen, of te
laten brouwen.
In de Oude Geraardsbergsebaan staat een wit
geschilderd bakstenen wegkapel van N. Vandergucht in de schaduw van enkele hoge
loofbomen. We blijven de baan volgen tot knooppunt 15. Het is ondertussen
15:00u geworden en het is een eeuwigheid geleden dat we de zon gezien hebben.
Rechtdoor voor knooppunt 16. We komen in Lennik, het 'kloppend hart van het
Pajottenland'. Vlak voor het centrum vinden we onze zoveelste wegkapel. We zijn
de tel helaas kwijt geraakt. Een infobord vermeld: 'dit is de kapel van
Sint-Berlindis. De heilige werd vereerd om het vee van de boeren te
beschermen'. We rijden niet door het centrum. We maken een rustige afdaling en
fietsen daardoor zonder erg voorbij het kasteel van Sint-Kwintens-Lennik dat
dateert van eind 18de- en begin 19de eeuw. Door het centrum van Eizeringen
blijven we altijd rechtdoor rijden, over de N8 en na wat bochtenwerk arriveren
we in het gehucht Borchtlombeek. Een deelgemeente van Roosdaal. De
Sint-Amanduskerk op het Kerkplein ligt op een hoogte van 71,5 meter en is
oorspronkelijk van de 16de- of 17de eeuw. Het is indrukwekkend maar we rijden
er niet naar toe. Bij knooppunt 78 moeten we 7 kilometer rijden tot ons
volgende knooppunt.
Het ene centrum uit en het ander centrum weer in.
We zijn in Strijtem. Eveneens een deelgemeente van Roosdaal. Op het kruispunt
Broekkstraat/Oude Baan bewonderen we een moderne Mariakapel. Achteraan een
groen plantsoen werd eveneens een halfronde boog gemetseld. Een open kapel als
het ware. Achter een raster staat een heilig beeld van Maria met kind. Op het
Strijtemplein werd de Sint-Martinuskerk gebouwd in 1840 ter vervanging van een
vroegere kerk. De hoge toren heeft een met sterren versierde bolspits en is
daardoor al van ver herkenbaar. We kunnen niet in de kerk. Ik had ook niet
anders verwacht. De begraafplaats bevind zich nog steeds rond het gebouw. De
gedenkplaat Voor alle Strijtemnaars die sinds eeuwen en tot 1995 binnen deze
kerkhofmuur begraven werden. Ook voor hen die hier naamloos rusten. De
gedenksteen werd in 2015 geplaatst. Het monument voor de gesneuvelden werd
opgericht ter ere 'Aan Hare Helden van 14 18'. In het centrum bevinden zich
nog enkele bolle kassei weggetjes, en we hebben bijna elke kassei gevoelt.
Voorbij het gemeentelijk Cultuurcentrum vinden we rechts het oud gemeentehuis
van Strijtem. Tijdelijk vinden er de kleuter en lager onderwijsschool Triangel
hier onderdak.
We rijden naar de Zevenbeukenstraat. De kapel van
de zeven beuken is een arduinen kapel van 1918 en vervangen voor een grotere
kapel uit 1931. Ze werd gerestaureerd in 1987-88 door de landelijke gilde met
de financiële steun van de inwoners van Strijtem. Hier verdedigde priester
Daens in 1904 de belangen van de Hopboeren. De kapel is afgesloten. Door het
getraliede raam kunnen we het interieur toch bekijken. De muren werden in het
hemelsblauw geschilderd. Het Heiligenbeeld houdt de handen samen en bidt tot
God terwijl ze haar gezicht naar boven kijkt. Twaalf stoelen voor het altaar
geven een idee van de grootte van de kapel. Kaarsen en bloemen fleuren het
geheel op. De kapel verwijst naar het aantal beuken rondom de gebedsplaats. Ze
werden recent vervangen en bij elke boom werd een kleine kapel geplaatst. De
voorspelling van Simeon in de tempel vermeld één van de kleine kapellen. De
vlucht naar Egypte staat er bij het volgende. Twee infoborden vermelden een
gedicht van Bert de Korte. Aan de overzijde van de straat werd met de hulp van
het Davidsfonds en de cultuurraad Roosdaal een gedicht geplaatst van Eric
Heyman.
Verderop rijden we door het centrum van
Borchtlombeek en onmiddellijk daarna krijgen we het centrum van Liedekerke te
zien.Bij het kruispunt
Monniksbosstraat/ Sint Gabrielstraat werd het Sint-Gabriel-instituut gebouwd in
1919. Ooit liepen hier honderden leerlingen school maar dit aantal liep de
laatste jaren fors terug. De school is gesloten sinds september 2015.
Het bos dat we doorrijden is van Liedekerke.
Liedekerke en Pro vermeld een infobord. Bij knooppunt 10 moeten we knooppunt
85 volgen langsheen de Dender. Er zitten nog steeds talloze vissers langs de
oever. Een van hen haalt een zijn dobber omhoog, maar laat hem teleurgesteld
weer zakken.
We zijn weer terug bij onze auto en achter ons
bevindt zich de Onze-Lieve-Vrouw Opdrachtkerk vanOkegem, waarvan al sprake was in de 14de
eeuw. Ze werd tijdens de daarop volgende eeuwen meermaals afgebroken, vergroot
en gerestaureerd. Slechts de toren uit de 14de eeuw bleef bewaard. De kerk
kreeg haar huidig uitzicht na de laatste vergroting in 1905-06. Zon hebben we
niet meer gezien. Na onze fietstocht staat de teller op 39 kilometer. Tot
schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Fietsknooppunten: * 9 * 12 4 * 51 47 * 56
* 19 9. De sterretjes staan voor een afwijking.
De Mollemroute is deel één van de tweede Brabantse
Kouters in Vlaams Brabant. De Brabantse Kouters Fietsroute bestaat uit drie
fietslussen met relicten uit de Eerste Wereldoorlog. De tweede Kouterroute is
oorspronkelijk 48,6 km lang zonder afwijkingen naar historische sites. We
hebben zelf de afwijking uitgestippeld, maar hoeveel kilometer erbij komt weten
we op voorhand niet. Kortom we splitsen de route in twee en noemen zoals
vermeld deze route de 'Mollemroute' en de tweede fietstrip wordt de
'Steenhuffelroute'. Deze laatste route is voor latere datum.
Dinsdag 19 juli 2016. We hebben een staalblauwe
hemel en de temperatuur duidt om 08:30u al 25°C aan. Dat beloofd voor
vanmiddag. Om half tien draaien we de parking op naast de Sint-Stefanuskerk in
het centrum van Mollem. De toren van de kerk staat in de steigers. Een aannemer
geeft een grote onderhoudsbeurt aan het gebouw. Er wordt van de gelegenheid
gebruik gemaakt om een afsluiting te plaatsen voor de galmgaten van de
klokkentoren zodat duiven er geen nest meer kunnen maken. Het meeste werk gaat
naar het onkruid dat rondom op het gebedshuis groeit en grondig verwijderd zal
worden. De parochiekerk werd gebouwd in 1757 op de plaats van een 12de
-eeuwse kleine kerk. Tijdens WOI werden de kerktorens van Mollem, Marenzele en
Baardegemgedynamiteerd. Pastoor De
Munter werd alleen opgesloten in zijn kerk om te voorkomen dat de bevolking zou
ingrijpen. Kort nadat de torenspits naar beneden viel, werd hij vrijgelaten.
Vlakbij de kerk staat het monument dat de gesneuvelden herdenkt van beide
Wereldoorlogen.
Het kerkplein van Mollem was in 1983 het decor voor
de Belgische film 'De Vlaschaard' van Jan Gruyaert. Een roman van Stijn
Streuvels uit 1907. Rechtover de kerk staat knooppuntenbordje met nummer 9. Dat
moeten we volgen. We zijn te gehaast en ik vergeet op mijn routeblad te kijken.
Op deze manier missen we onze eerste locatie in Beneden Vrijlegem. In deze
straat staat namelijk een monument dat acht kinderen herdenkt die hier op 12
november 1918 werden gedood door een explosie. De kinderen speelden met een
obus die ontplofte. Ik beloof plechtig aan ons Rina dat we bij terugkeer in
Mollem toch nog het monument zullen bezoeken.
Maar goed, we fietsen rechtdoor de Kouter in en we
moeten onmiddellijk klimmen. Er is geen fietspad maar het is rustig op de weg.
Het is grote vakantie en dat kan de oorzaak zijn dat we nauwelijks worden
voorbij gestoken door voertuigen. Voetgangers of andere fietsers zien we
evenmin. Ik begin stilaan te geloven dat wij de enige gekken zijn vandaag die
met deze Sahara temperaturen een heuvel willen verslaan. En het zal niet de
laatste zijn. Eens uit het centrum fietsen we over een veldweg met putten,
kuilen en grind. Aangenaam fietsen is het niet. Zeker niet met onze e-fietsen.
De motor bevindt zich achteraan en dat tezamen met de batterij zorgt al voor veel
gewicht. Tel er dan nog ons gewicht bij dan moet ik er geen tekeningetje
bijmaken hoe onze banden afzien. Hopelijk rijden we niet plat. Het duurt dan
ook niet lang voor ons zitvlak reclameert. Links en rechts van ons 'fietspad'
bevindt zich landbouwgrond. Velden met hectaren aardappelen waarvan het loof
reeds bloemt. Nadat het loof uitgebloeid is begint het af te sterven en kan er
geoogst worden. De laatste aardappelen worden in de eerste helft van oktober
gerooid. Het landschap maakt ons blij en zorgt ervoor dat we het fietsen over
het grindpad 'bijna plezierig' vinden. Het rijpe roestbruin gekleurde koren
deint zachtjes mee met de wind. Korrels en stro zijn kurkdroog en duiden aan
dat er geoogst kan worden. Weer werk aan de winkel. In de verte kleurt de horizon
groen van de bossen. Net geen vijftig tinten.
Er duikt rechts een spoorlijn uit het niets op. Een
razende trein verstoort de stilte. In de verte de kerktoren van Asse. We
blijven voortdurend klimmen en dalen. We zijn het niet gewend en binnen de kortste
keer moeten we halt houden en staan we te hijgen en te puffen alsof we de Mont
Ventoux hebben beklommen. De zangvogels rondom hebben medelijden en zingen hun
mooiste lied. We naderen Asse dat met de omringende dorpen vlak bij het
Pajottenland ligt. We genieten nog van schilderachtige uitzichten terwijl we
door een ongerepte natuur fietsen. Nog kort voor het centrum van Asse krijgen
we mooie panorama's voorgeschoteld in een golvend landschap van akkers en
weiden. Rechts van ons in de vallei staan koeien te grazen in de blakende zon
omringt met weidepalen en prikkeldraad. Een waterplas met talrijke watervogels
lijkt op een groene oase.
De Sint-Martinuskerk op het Kerkplein in Asse werd
op het hoogste punt van het dorp opgetrokken in de 14e eeuw. Door de
eeuwen heen werd ze vaak verwoest, opnieuw gebouwd en vergroot. De hedendaagse
kerk wordt dag en nacht bewaakt door camera's. Ze kan vrij bezocht worden en
als we binnen gaan zijn we aangenaam verrast door het helder verlichte
interieur. Een zijde van de kerk heeft gewone glasramen die het zonlicht binnen
laten. Aan de andere zijde werden de glas-in-loodramen aangebracht. Ook de vele
waardevolle heiligenbeelden geven kleur. Een vitrinekast tegen de muur toont de
heilige relikwieën. Een briefje naast het heiligdom geeft tekst en uitleg. De
meeste attributen werden vroeger meegedragen in processies. Nu hebben ze geen
nut meer maar het blijven kostbare, waardevolle verzamelstukken. De eiken
biechtstoelen zijn van de 18de eeuw. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had de
bezetter het kasteel van Wemmel ingepalmd. Vanop het kasteel hadden de Duitsers
'seinen' waargenomen waarop de Duitse generaal besliste dat alle kerktorens
naar beneden moesten omdat hij niet wist vanop welke toren was 'geseind'. Een
ontploffing op de Sint-Martinuskerktoren kon op het nippertje worden vermeden.
Pastoor deken Frans Leyten kon de Duitse commandant ervan overtuigen dat het de
maneschijn was.
In de Kerkstraat staan we even stil bij de oude
pastorie. Een breed dubbelhuis dat gebouwd werd rond 1845 op de hoek met het
Kerkplein. Een bordje op de dubbele witte inrijpoort vermeld:
'Sint-Martinuszaal Emmmaüs, koetshuis van de pastorij in 1846'.
Op de Markt is het opvallend druk. De terrasjes
zitten overvol. In de Kattestraat wordt vandaag de wekelijkse markt gehouden.
Het gemeentehuis, op het Gemeenteplein 1, werd
opgetrokken tussen 1861 en 1864 met het toenmalige vredegerecht en
onderwijswoonst. In 1990 werd er achteraan een nieuw administratief centrum van
glas en metaal aangebouwd en kreeg het gemeentehuis zijn huidig uitzicht.
Het grote monument 'Aan onze Helden' herdenkt de
inwoners van Asse die omgekomen zijn tijdens de beide Wereldoorlogen. Het
gedenkteken werd ingehuldigd op 29 mei 1921.
Op het Gemeenteplein 26 vinden we het Oud Gasthuis
of O.L.Vrouw Gasthuis. Het gebouw was van oorsprong een passantenhuis dat in de
13e eeuw werd gebouwd. In 1647 kende het een heropbloei als
gasthuis, dankzij de komst van de uit Hulst gevluchte gasthuiszusters. Langs
een brede boogpoort komen we op het binnenplein. De oude kromme lindeboom is
een beschermd monument en mag niet gerooid worden. De linkervleugel met kapel
werd in 2004 gerestaureerd. De rechtervleugel staat er nog altijd bij zoals in
1914. De muurankers in de gevel vermelden het bouwjaar 1727. Door een explosie,
nabij het treinstation, was de bepleistering van de voorgevel gevallen en kwam
er een mooie gevel tevoorschijn. Een ambtenaar van het cultureel centrum
spreekt ons aan. Hij hoorde dat we belangstelling toonden voor het complex. Hij
tovert een bos sleutels uit zijn broekzak en wenk ons. Hij opent een deur in
het gerestaureerde deel en toont ons een gedenksteen die in de muur werd
gemetseld. Op deze plaat staat in het kort de levensloop van het gebouw:
1260-1270; stichting op de site 'Huinegem' als passantenhospitaal door hertog
Jan van Brabant. 1298; oudst bewaarde rekening. 1570; afgebrand door de Geuzen.
1618; inzegening van de gerestaureerde kapel door aartsbisschop Hovius. 1704;
bouw van de gasthuisschool. 1712; rector Willem Offhuys laat Huinegemvleugel
bouwen. 1727; diezelfde rector laat de zogenaamde pastoorsvleugel bouwen. 1730;
de gasthuiskeuken wordt bezet met Delftse tegels. 1797; het gasthuis wordt een
burgerlijk hospitaal en de gasthuiskapel wordt 'Tempel van de rede'. 1822;
officiële erkenning van de gasthuis-communauteit als ziekenverzorgende
congregatie. 1843; heropening van de meisjesschool. 1895; inrichting van een
operatiekwartier in de Huinegemvleugel. 1922; de gasthuiszusters openen de H.
Hartkliniek. 1925; oprichting Commissie van Openbare Onderstand. 1970; de
zusters verhuizen naar rusthuis Hingeheem. 1973; bescherming van de
gasthuisgebouwen als waardevol historisch monu-ment. 2003; ingebruikname van
het Oud Gasthuis als Cultureel Centrum. 2006; bouw van de Plaatselijke Openbare
Bibliotheek. 2012; voltooiing van de cultuurzaal Oud Gasthuis en restauratie
van de Delftse tegels.
We zijn erg onder de indruk en dat ziet onze
'gids'. Een reden om al wat hij weet in geuren en kleuren te vertellen. In 1922
openden de gasthuiszusters de H. Hartkliniek op de Markt en verloor dit
gasthuis zijn functie als hospitaal en deed het nog enkel dienst als
verzorgingsinstelling voor bejaarden tot in 1970, toen het definitief gesloten
werd. Het gebouw deed verder nog dienst als politiebureel, opslagruimte van de
civiele bescherming en kwamen er burelen en ateliers van de gemeentelijke
cultuurdienst. We worden de ene zaal na de andere binnen geloodst. Eerst komt
de kapel aan de beurt. De voormalige kapel kan afgehuurd worden voor speciale
evenementen. Vooraan ligt nog een oude grafzerk waarvan de tekst in het Frans
nog duidelijk leesbaar is. Een jaartal vermeld 1661.
De keuken bezit een collectie Hollandse tegels die
in 2012 werden gerestaureerd. Daarna worden we de voormalige ziekenkamers
binnengeleid die omgebouwd zijn tot vergaderruimtes. In deze kamers werden de
zieke vrouwen verzorgt. Met de trap neemt hij ons mee naar het derde verdiep
waar de zolder nogz'n oude dakgebinte
heeft. Als we terug op het binnenplein komen danken we hem uitvoerig maar hij
loodst ons nog mee naar het nieuwbouwcomplex van het CC Asse. De
rechtervleugel, vertelt onze persoonlijke gids verder, was voorbehouden voor
zieke mannen. Naast de apotheek was de verblijfplaats van de priester. Deze
vleugel moet nog een opknapbeurt krijgen. Het cultureel centrum blijkt gesloten
en je zag aan de ambtenaar zijn gelaat dat hij het oprecht spijtig vond. Tijd
om afscheid te nemen.
We laten het oorlogsmonument links liggen en volgen
de N9 tot bij een mooi herenhuis in de Stationstraat 70. We staan voor het oud
huis waar Godfried Kurth woonde tot aan zijn dood. Na zijn loopbaan als
hoogleraar aan de universiteit van Luik verkreeg hij in 1906 het emeritaat en
verhuisde hij naar dit gebouw. Enkele maanden later werd hij benoemd tot
directeur van het Belgisch Historisch Instituut van Rome. Deze functie oefende
Godfried Kurth uit tot aan zijn dood in 1916. Aan de woning werd een aandenken
bevestigd met de woorden: 'In dit huis woonde en stierf den 4 januari 1916
Godfried Kurth'. Op 12 november 1918 werd door een zware explosie bij het
station de inrijpoort van het gebouw helemaal ingedeukt.
Even verder staan we voor het station van Asse. Op
het eind van WOI stonden nog hier nog enkele wagens met munitie opgesteld.
Enkele misnoegde Duitse soldaten, teleurgesteld over de nederlaag, staken op 12
november 1918 een munitiewagon in brand. Een verschrikkelijke ontploffing deed
zich voor met de bekende schade aan huizen en spoorweg.
We blijven de N9 volgen tot bij het voormalige
Ascanuscollege met bijhorend klooster van de paters van het Heilig Hart op de
Brusselsesteenweg 127. Het werd opgericht als missieseminarie in 1908 onder de
naam van Petrus Ascanus die in Asse woonde. Hij was één van de martelaren die
in 1867 heilig werd verklaard. Tijdens WOI werd het toenmalige complex
opengesteld door pater Van Riel voor mensen die het oorlogsgeweld ontvluchtten.
Toen Dendermonde in september 1914 door bombardementen en brand bijna helemaal
verwoest werd vonden tientallen Dendermondenaars onderdak in het klooster. In
het schooljaar 1917-1918 werd de school gesloten maar op 11 juni 1917 ving de
school in één van haar vleugels 18 bannelingen uit het ontruimde Wervik-Menen
op. Gastvrijheid of inkwartiering voor het Duitse leger heeft pater Paul Van
Riel nooit toegestaan.Het gebouw is
sinds kort een zorgcentrum geworden. Het opende zijn deuren eind juni 2015. In
het zorgbedrijf kunnen 117 bewoners gehuisvest worden, waaronder zes bedden
voor een kort verblijf.
Ernaast is de Sint-Martinus Campus Walvergem.
Latijn, wetenschappen en economie is slechts een deel van het enorme
studieaanbod die wordt aangeboden. De kloosterkapel, naast de campus, werd
ingezegend op 23 mei 1909. De glas-in-loodramen vertonen figuratieve
voorstellingen en dateren van 1937.
Eens uit het centrum van Asse fietsen we opnieuw
tussen een glooiend landschap dat blaakt in de zon. Rondom ons niets anders dan
landbouwgronden en weiden met grazende koeien en paarden. Een stil leven. Het
is warm. Heel warm zelfs. Geen wolkje aan de lucht en windstil. Het water in
onze flesjes is lauw geworden. We kijken uit naar een schaduwrijk terras voor
een frisse pint. Langs de Lindendries, de Hoogstraat en de Diepestraat bereiken
we knooppunt 4. Nu moeten we opletten. Even verder op de Lierput (straat)
moeten we rechtsaf richting Relegem tot aan de kerk voor het oorlogsmonument.
Daarna naar knooppunt 51. Maar het lot beslist er anders over. Ik had nochtans
alle straten tot Relegem via Google maps en view genoteerd en netjes
uitgeprint. Ondanks al mijn moeite staan we plots voor de kerk van Kobbegem.
Niets aan te doen. Terug rijden is geen optie. Het is trouwens heuvel op. De
parochiekerk Sint-Gorik en Magdalena van Kobbegem dateert van eind veertiende,
begin vijftiende eeuw. Vlakbij staat eveneens het monument voor de gesneuvelden
van het dorp tijdens de beide Wereldoorlogen. De hoge gemetste toren is van
brouwerij Mort Subite. Hier wordt nog steeds met de meest moderne technologie
ambachtelijke geuze en kriek geproduceerd.
Het beste is om vanaf hier knooppunt 51 te blijven
volgen tot in Ossel en Relegem gewoon rechts te laten liggen. Hoe goed we om
ons heen kijken, een knooppuntenbordje zien we niet. Weer tegenslag en helaas
hier, in Kobbegem, is ook geen schaduwrijk terrasje om iets fris te drinken.
Even verder kunnen we naar rechts en mijn gevoel raad mij dat ook aan. Het is
wel sterk heuvelachtig. Maar hier blijven staan heeft ook geen zin. Links van
ons een appel- en een perenplantage. Het is hoogzomer en dat is duidelijk te
zien aan de groenten en fruit. Alles lijkt klaar om geoogst te worden. Nog even
en de fruitplukkers kunnen van start. De rode appels steken fel af tegen de
groene bladeren. De groene peren zie je minder goed hangen. Ook de maïs staat
van hoogte. Het oogsten begint eind september, begin oktober. Alle maïs die in
open lucht groeit is veevoer voor de komende winter.
In de zijbermen groeit de berenklauw tussen de roze
klaprozen. Het sap van het meter hoog onkruid bevat een stof die de huid
gevoelig maakt voor zonlicht. De huid vertoond al snel brandwonden, zwellingen
en blaren. Tot slot is de jeuk onbeschrijfelijk. Desondanks is het een kleurige
berm. We hebben er goed aangedaan deze route te nemen. We komen bij de Sint-Jan
de Doperkerk van Ossel, een gehucht en deelgemeente van Merchtem. De
parochiekerk wordt nog steeds door de begraafplaats omringd. Er was al sprake
van een kerk in de 11e eeuw. In de daarop volgende eeuwen echter
afgebroken en vergroot terug opgebouwd in de 16e en 17e
eeuw. Door restauratiewerken in de kerk werden er in 2007 laat middeleeuwse
fresco's ontdekt. Naast de kerk staat een bordje dat leidt naar knooppunt 47.
Eureka! We zitten terug op schema. Echter niet voor lang. Ach!
Achteraf beschouwd moeten wij een lichte zonneslag
opgelopen hebben. Dat kan bijna niet anders. Al die tegenslagen. We hebben
nochtans petjes op ons hoofd. Onze armen en benen zijn wel bloot, maar dat kan
toch niet zo erg zijn? We drinken lauw water en dat is toch beter dan geen
water. Toch? Aangekomen bij knooppunt 47 staan we voor ons volgende dilemma. We
moeten naar de plantentuin van Meise. We staan voor de Brusselsesteenweg.
Volgens mijn plan moeten we rechtdoor. Een wegwijzer wijst naar links voor
Meise. Mijn routeblad wordt met de minuut onduidelijker. We weten niet naar
waar we moeten. Het is ondertussen middag. We hebben honger en vooral dorst.
Rechts van ons is een frituur met een zonnig terras. Op dat moment stopt een
fietser naast ons. Hij had al van ver gezien dat we met onze fietskaart stonden
te draaien en keren. Hij wil ons helpen, want hij is van Wemmel en is hier dus
heel bekend. We nemen zijn hulp dankbaar aan. We moeten naar de Nationale
Plantentuin van Meise. De brave man vertelt ons dat we er niet zo ver af zijn.
Linksaf richting Meise en aan de tweede verkeerslichten weer linksaf in de
Nieuwelaan voor de plantentuin. We danken de man en nemen afscheid. Terwijl hij
zijn weg vervolgt maken wij onze fietsen vast en treden het lokaal binnen. Het
is geen frituur maar een gewoon café. Bon, dan hebben we toch al iets te drinken.
In de gelagkamer hangt reclame van Orval en ik bestel er één. Is dat toch wel
net uitverkocht zeker. Nou ja, ik bestel dan een koele frisse Palm en dat
hebben ze wel.
Als we terug vertrekken zijn we volledig opgefrist.
Van binnen en van buiten. Het is een tijdje dat we langs de grote
Brusselsesteenweg moeten rijden maar we klagen niet. De voorbij razende auto's
brengen verkoeling. Straks zijn we in Meise centrum en daar vinden we beslist
een zaak om onze grommende maag te stillen. Normaal nemen we een picknick mee.
Gezien de hoge temperaturen hebben we dat niet gedaan. Het zouden bijna
geroosterde boterhammetjes zijn geweest.
Honderden zweetdruppels later staan we voor de
ingang van de Nationale Plantentuin van Meise. De plantentuin van Meise is één
van de grootste tuinen in de wereld. Het domein is 92 hectare groot. Rondom het
kasteel van Bouchout, uit de 12e eeuw, bevindt zich een
plantenpaleis met serres waarin verschillende klimaten zijn nagebootst. Toen de
Duitsers in 1914 Meise binnen vielen wilden ze graag verblijven in het kasteel
van Bouchout. Maar dat was de woning van keizerin Charlotte en werd dan ook
beschouwd als Oostenrijks grondgebied. Een voordeel voor de mensen van Meise.
Tijdens de oorlog zochten en vonden ze daar bescherming. Tijdens WOII werd het
domein wel bezet. Tijdens de mobilisatie in 1939 waren er Belgische soldaten
ingekwartierd die bij vertrek het kasteel plunderden. Ook de Engelsen en daarna
de Duitsers bezetten het domein. Deze laatste bouwde er zelfs bunkers. Een
vliegende bom zorgde in 1944 dat het kasteel volledig uitbrandde. Tussen 1987
en 1989 werd het kasteel volledig gerestaureerd en wordt het sindsdien gebruikt
als vergaderruimte en tentoonstellingen.
We rijden verder in de schaduw van talrijke bomen
langs ons fietspad en komen langs een andere ingang van de plantentuin met een
standbeeld van de vruchtbaarheid van kunstenaar Henri Lenaerts. Geboren in
Molenbeek op 8 mei 1923 en overleden op 4 december 2006. Verderopkomen we in het centrum van Meise. Vele
dorpsbewoners werden tijdens WOI opgeroepen om samen met de Duitsers ten
strijde te trekken. Twaalf inwoners kwamen daarbij om het leven. We zetten onze
fietsen naast de kerk en gaan rond het standbeeld van Barond'Hoogvorst
(1781 1866). Het monument werd op 24 september 1893 ingehuldigd. Emmanuel
d'Hoogvorst werd in 1807 burgemeester van Meise. Hij was een geliefd persoon
omdat hij op eigen kosten het dorp liet heropbouwen na een verwoestende brand
in 1826.
De parochiekerk Sint Martinus is opgericht in de
16de en 17de eeuw op de plaats waar eerst een houten kerkje stond in de 7de
eeuw. De huidige kerk werd in de 18de eeuw, na een blikseminslag en een
verwoestende brand, opnieuw gerestaureerd. We kunnen in de kerk om het
interieur te bewonderen. Hier is hetkoel
en we genieten van de milde temperaturen. Vooraan in de kerk zijn de glasramen.
De andere ramen geven het daglicht de kans om de kerk licht te maken. De fraaie
muurschilderingen zijn van eind zestiende eeuw. Ze werden eind 1993 prachtig
gerestaureerd.
In de Oudstrijdersplein staat een prachtig
gerenoveerde dubbele woning. Boven de inkomdeur werd in 1911 een gedenksteen
aangebracht met de inscriptie: 'Aan de
weledele gravin Amadée de Beauffort, geboren Roose de Baisy, slotvoogdes van
Bouchout, stichtster dezer school in 1861. Gedurende gansch haar leven
weldoenster der armen en ieverige beschermster van alle werken van
weldadigheid'. Het werd vervolgens een pastorie van Herman Boon. Nadien nam
de Sint-Maartenschool tijdelijk haar intrek in het gebouw. Bovenaan werd een
Mariabeeldje geplaatst.
Bij de bibliotheek wordt de oude beiaard
tentoongesteld. De oude beiaard was een geschenk van de industrieel Jan Van
Geysel en werd op 10 juni 1951 in de kerktoren geïnstalleerd. Ze werden op 28
september 2002 vervangen en de oude klokken werden op het kerkplein
tentoongesteld. Nu hangen 39 klokken zonder klepel aan een stalen constructie
voor de bibliotheek.
Over de Sint-Martinuskerk werd het oud gemeentehuis
omgebouwd tot een prachtig cultuurhuis. Het gebouw kan afgehuurd worden voor
feestjes en tentoonstellingen. Alleen al op het gelijkvloers beschikt het
gebouw over vier ruimtes voor onder andere recepties of vergaderingen. Het
eerste verdiep is voorbehouden als tentoonstellingsruimte. Voor het gebouw werd
een bronzen buste geplaatst van Baron Jan-Baptist van Geysel (1885 1956).
Jan-Baptist was de weldoener van de gemeente en schenker van de beiaard in
1951. Het wordt nu echt tijd om iets te eten.
In de plaatselijke taverne serveren ze slechts
snacks tot 14:00u. Het is half drie en we willen echt iets in onze maag hebben.
De uitbaatster verwijst ons naar de Limbosweg om iets te eten. Bij Limbosweg 13
staan we voor de Sint-Maartenschool. Omdat de Duitsers tijdens WOI geen toegang
kregen tot het domein van Bouchout werd deze school ingericht als veldhospitaal
of lazaret. Uhlaan Prins Wilhelm zu Schoenaich-Carolath werd er nog verzorgd,
maar overleed kort nadien. Toch heeft hij nog kunnen verklaren dat de schutter
een Belgische soldaat was. Gelukkig voor de inwoners van Meise. Indien een
burger hem had beschoten hadden de Duitsers wellicht het hele dorp platgebrand.
We zetten ons op het schaduwrijk terras van
Brasserie 'De Klok' en genieten van een goeie maaltijd met een fris koel
biertje. Een late lunch of een vroeg diner. Ondanks de felle hitte zijn er toch
mensen die de zon trotseren op het terras. Na afloop gaan we terug naar het
centrum van Meise onze fietsen ophalen en zetten onze tocht verder. Over de A12
slaan we linksaf en rijden richting Wolvertem. Aanhet kruispunt Sint-Martinusbaan/Tronkstraat
bevindt zich de'trunk'. Op deze plaats
werd op 20 augustus 1914 Ulaan Prins Wilhelm van het derde regiment Ulanen
beschoten door een Belgische soldaat. Hij zat verscholen achter een hoop
kasseien die dienden voor de heraanleg van de Nieuwelaan. Een zekere Gillisjans
heeft de Ulaan in een kruiwagen gelegd en naar de Sint-Maartenschool gebracht.
De 'trunk' is eigenlijk een linde, een oude bidplaats. Een plaats waar
dodenkarren stopten die de afgestorvenen van Sint-Brixius-Rode naar de kerk van
Meise brachten. Aan de 'trunk' werd een kapelletje gehangen en herinnert een
gedenkplaat aan het gebeuren destijds. De gedenkplaats is niet onderhouden. Het
is een zoektocht naar het kapelletje en de gedenkplaat. Alles is overwoekerd en
door uitwerpselen niet te betreden.
Vanaf hier fietsen we terug naar Mollem. Naar
knooppunt 19. Dit bord wordt hier niet aangegeven en we nemen een alternatieve
weg. Oorspronkelijk moeten we eerst vanaf knooppunt 56 naar 47, dan 55, 19 en
vervolgens nog een stukje van knooppunt 9. Maar hoelang zijn we dan nog
onderweg? Na knooppunt 56 rijden we langs een uitgestippelde weg. Het is
opletten want niet overal hangen straatnaamborden. We fietsen door Oppem. In
een zijstraat vinden we het opvallende witte Sint-Stephanuskerkje. Het werd
gebouwd op een helling in de 16de en de 17de eeuw op de plaats waar voordien
een houten kerkje dienst deed. De kerk heeft de martelaar Stefanus als patroon,
die door steniging om het leven kwam. De heilige Stefanus werd aangeroepen
tegen steenpuisten en nierstenen. Rondom de kerk ligt nog steeds de
begraafplaats.
Vervolgens nemen we de Kardinaal Sterckxlaan en de
Nieuwelaan. Links van ons zien we de kerk van Brussegem. De plaatselijke
apotheker, van het dorp, heeft een thermometer in het logo. Het wijst 37°C aan.
Bij het kruispunt rechtsaf op de Brusselsesteenweg. Voorbij de Linthoutweg
linksaf in de Mollemstraat tot het eind. Linksaf tot knooppunt 19 en nummer 9
tot het centrum van Mollem waar onze auto in de blakende zon heeft staan
wachten. Het is ondertussen 17:40u geworden. De teller van de fietsen wijst
37,5 kilometer aan. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Everzwijnen zijn familie van de varkens op de
boerderij. Everzwijnen leven in het wild zoals het hert en de hinde en de
Bambis. Wilde dieren zijn bang van de mens en zullen nooit de mens aanvallen.
Er zijn echter uitzonderingen. Als een dier met jongen zit zal hij of zij ze
verdedigen en de indringer verjagen, desnoods bijten. Maar dat valt eigenlijk
niet meer voor. Toch
Bompa gaat soms heel vroeg in de morgen naar het
bos om wilde dieren te spotten. Spotten is hetzelfde als zoeken en bekijken.
Wilde dieren ontwaken heel vroeg en zoeken dan naar eten. Dat is het moment om
ze te spotten. Heel stil, muisstil zelfs wandel ik langs een pad waar ik denk
dat de herten zullen komen. Ook de vogels worden stilaan wakker en beginnen hun
ochtendserenade. Plots blijf ik doodstil staan. Als het even stil is hoor ik
dichtbij het knorren van een varken. Ik laat me zacht en stil op de grond
zakken. Op mijn buik wacht ik rustig af. Weer geknor, twee tot driemaal achter
elkaar. Met mijn handen schuif ik traag en voorzichtig het hoge gras opzij.
Twee meter voor me zie ik drie biggetjes in een modderpoel spelen. Drie roze
bolletjes wol zien nu bruin zwart van de modder. Eentje wil uit de poel kruipen
maar dat is niet naar de zin van de broers of zussen. Ze bijten in het
krulstaartje en trekken de vluchteling weer in de modder. Fantastisch om af te
zien. Papa en mama zijn nooit veraf. Ik kijk wat scherper om de ouders te
spotten. Niets te zien. Ze zijn goed verstopt. Achter mij hoor ik gevaarlijk
blazen. Doodstil blijf ik liggen. Maar de nieuwsgierigheid overwint. Ik kijk
achterom en zie de lelijke kop van een everzwijn dicht achter mij. Zonder
nadenken spring ik op en begin te rennen. Ook het zwijn zet het op een lopen,
achter mij aan. En dat lijkt niet genoeg. Achter het eerste zwijn start een
tweede met de achtervolging. Ouders die overeen komen. Het bestaat nog. Ik ren
de benen onder men lijf onderuit. Maar ik heb slechts twee benen, een everzwijn
heeft er vier en in dit geval zijn het er acht. Na een paar seconden kan ik al
niet meer. Ik moet opgeven. Iets hards duwt tegen mijn benen. Ik struikel en
val op de grond'.
'Wat gebeurt er dan bompa?' vragen de
kleinkinderen.
'Eigenlijk niks. Ik word wakker in bed naast
bomma. Ik had alles slechts gedroomd. Gelukkig'. Tot schrijfs.
Dag 4. Donderdag 30 juni 2016. Voor het ontbijt, in
chateau Melay, hebben we al ingepakt en het 'petit chateau' opgeruimd zodat we
het huisje achter laten zoals we erin getrokken zijn. Na het ontbijt nemen we
uitvoerig afscheid van onze gastheer en gastvrouw. We gaan langs de werkplaats
van de cursisten om het gebeeldhouwde nogmaals te aanschouwen en tevens
afscheid te nemen van de groep waarvan enkelen toch met ons contact hadden.
Ons Rina stelt voor om via Verdun terug naar huis
te rijden. Het lijkt me een goed idee. Alleen weten we niet wat ons daar te
wachten staat. We hebben vooraf niets opgezocht of er een onderzoek naar
gedaan. Het is toch interessant om vooraf te weten wat er te zien zal zijn.
Bon, geen probleem.Wat weten we van de
strijd om Verdun tijdens de Eerste Wereldoorlog? De slag bij Verdun vond plaats
van 21 februari 1916 tot 19 december 1916. Naar schatting sneuvelden er meer
dan 700.000 soldaten voor een morzel grond van een paar vierkante kilometer. Op
21 februari 1916 begon de strijd door middel van een niet minder dan negen uur
durend spervuur van 1200 kanonnen die werden afgeschoten. De Franse loopgraven
werden volkomen verpulverd. Soldaten werden aan stukken gescheurd en raakten
bedolven onder de aarde. Na de beschieting begon het offensief van de Duitsers.
Na de inname van Fort de Douaumont rukten ze verder op richting Verdun. Na de
inname van Fort Bezonvaux stuitte de bezetter op felle tegenstand van Franse
troepen. De Fransen namen de vijand zwaar onder vuur vanuit de hoger gelegen
heuvels rond Hardaumont. De aanval stagneerde. De Fransen heroverden Bezonvaux
en Louvemont waarna de vijand werd verjaagd uit het Bois de Chauffour na
artilleriebombardementen en een Franse aanval op 13 december 1916. De slag om
Verdun eindigde op 19 december 1916.
We houden eerst halt in het kleine stadje
Saint-Mihiel dat van 1914 tot het eind van WOI in 1918 bezet geweest was door
de Duitsers. De Amerikanen, onder de leiding van generaal Pershing, maakten
daar een einde aan. In drie dagen tijd werden de Duitse stellingen veroverd. We
bezoeken de Saint-Michel abdijkerk. De benedictijnenabdij werd in 709 gesticht,
maar het abdijgebouw is van de 18e eeuw. Het complex had tijdens WOI
enorm te lijden onder de bezetter en moest daarom na de bevrijding grondig
gerestaureerd worden. Een gedeelte wordt in gebruik genomen door de
stadsdiensten. Twee zalen zijn voorbehouden aan de bibliotheek die meer dan
9.000 boeken bezit. De kerk bezit mooie glasramen en bijna levensechte beelden.
Achteraan werd een groot monument bevestigd met de namen van alle slachtoffers,
soldaten en burgers, die gesneuveld zijn tijdens WOI. Voor de kerk werd een
monument opgericht voor de gesneuvelden van beide Wereldoorlogen en de oorlog
in Algerije en Indochina.
Het Saint-Anne's Hospital werd gebouwd in de 13e
eeuw binnen de muren van de Benedictijnenabdij. Alleen de neoclassicistische
kapel bleef gespaard. Het complex omvat nu drie gebouwen voor ziekenzorg en een
gebouw voor administratie en technische diensten.
De D913 slingert zich omhoog doorheen het bos tot
bij het Ouvrage de Thiaumont. Het is er druk van bezoekers. Deze site is
ontstaan na de val van Fort Douaumont. De Duitsers werden bij hun opmars naar
Verdun alleen nog tegengehouden door de laatste heuvelrug met de versterkingen
Thiaumont en de commandoposten 118 en 119. Het landschap tussen de bomen
vertoont grote en diepe kuilen die veroorzaakt werden door bombardementen. Als
we voorbij het voormalige slagveld rijden is het moeilijk te vatten dat hier
soldaten probeerden te overleven. Een mens wordt van minder stil.
Aan de D112 staat het Monument Maginot. Een
sergeant van het 44e regiment Landweer. André Maginot was voor de
Grote Oorlog onderminister van oorlog en ging in 1914 vrijwillig in het leger.
Hij raakte gewond in Verdun en keerde terug naar huis waar hij zijn politieke
carrière vervolgde.
Het 'Monument de Lion' werd opgetrokken op de
plaats waar voorheen een wegkapel stond. Dit monument markeert de plaats waar
de Duitse opmars tot stilstand werd gebracht.
Het 'Musée de Mémorial' staat op de plek waar
voordien het station van Fleury was gevestigd. Op de plaats van het
gedenkteken, langs de weg, was ooit het dorpje 'Fleury devant Douaumont'
gevestigd. Het dorp telde ongeveer 420 zielen en leefde van land en bosbouw.
Het werd tijdens bombardementen volledig van de kaart geveegd en nooit weer
opgebouwd. Het is één van de negen Franse dorpen die verwoest werden door de
Slag om Verdun. Het museum opende zijn deuren in 1967. Het bezit een
uitgebreide collectie Franse en Duitse uniformen, wapens, en zoveel meer. Voor
het museum staan enkele kanonnen opgesteld.
Het Ossuaire van Douaumont is een groot bouwwerk
dat in 1932 werd ingewijd. De klokkentoren, in het midden, is 46 meter hoog. De
lange gang met nissen, van 137 meter lang, heeft twintig grafkelders. Daar
bevinden zich de restanten van de 130.000 ongeïdentificeerde Franse en Duitse
soldaten. Op de enorme begraafplaats, voor het Ossuaire, liggen nog eens 15.000
geïdentificeerde Franse soldaten. Bij elk wit kruisje werd een bosje rode rozen
geplant als symbool voor de rode klaproos.
Langs het ereveld werd nog een monument geplaatst
met een grote opgebaarde Franse soldaat. Het monument 'Soldat du Droit' werd
opgetrokken ter nagedachtenis aan de Franse politicus André Thomé. Hij
sneuvelde op 10 maart 1916 in het Bois de Caures.
Op 25 juni 2006 werd een monument ingehuldigd ter
ere van de 78.000 moslimmilitairen die tijdens WOI zijn gesneuveld. Frankrijk
mobiliseerde toen 600.000 militairen uit de koloniën, voornamelijk Algerijnen
en Tunesiërs.
Bezonvaux, langs de D24, is eveneens één van de
negen Franse dorpen die zijn verwoest tijdens de Slag van Verdun. Na de oorlog
werd het dorp nooit meer opgebouwd. Het gehele gebied werd in 1926 bebost.
Voordien was het een landbouwgebied. Het reliëf van de grond heeft nog steeds
zijn shell kraters. Het is de ene put na de andere. In de loop der jaren al
opgevuld maar nog duidelijk te zien in het beboste landschap. De bron 'Ruisseau
de Bezonvaux' stroomt doorheen de voormalige dorpskom en loopt nog steeds naar
de beek 'Veaux'. Het Ouvrage (ondergrondse onderkomens, die beschutting boden
aan manschappen en tevens konden dienen als kazernes of commandoposten) in
Bezonvaux werd gebouwd tussen 1889 en 1891. Het kleine fort werd al eind
februari 1916 ingenomen door de Duitsers. Infoborden vermelden nu waar de
huizen of boerderijen stonden voor ze gebombardeerd werden. Talrijke
gebruiksvoorwerpen werden na opgraving tentoongesteld. Op het hoogste punt werd
een herdenkingskapel gebouwd en een monument voor de gesneuvelden. Tijd om naar
huis te rijden. We hebben nog niet alles gezien, maar we komen beslist terug.
Eerst een grondig plan opstellen. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's:
Rina Meurs.
Dag 3. Woensdag 29 juni 2016. Het is 09:30u als we
vanuit Melay vertrekken naar Port-Sûr-Saone onder een bewolkte hemel met af en
toe wat zonneschijn. De temperatuur is 24°C en meer moet dat voor ons niet
zijn. We rijden door het departement Haute-Marne in de Champagnestreek.
Uiteraard houden we onderweg weer halt in enkele stille schilderachtige
dorpjes.
Langs de D124 verlaten we Melay en duiken meteen in
een landelijk landschap van weilanden en akkers. Onze asfaltbaan is net smal
genoeg voor één auto. Ik maak me zorgen als er een tegenligger opduikt. In de
zij berm staan slechts enkele bomen die het zicht belemmeren op
panoramazichten. Na hectaren aardappelen en bieten belanden we in het bosrijk
gebied van Combe des Folletiéres. Een bosdomein dat overwoekerd is met
berkenbomen. Tijdens de lente zorgen deze soort als één van de eerste voor een
frisgroen kleurtje. Een oude vierkante wegkapel, langs de kant, is totaal
verwaarloosd. De deur hangt uit haar hengsels en van een interieur is niets
meer te bespeuren. Teneinde de smalle baan linksaf op de D5a. Een brede
asfaltbaan met twee rijstroken, oef. We passeren weer een verlaten wegkapel met
op de achtergrond het oude pestkruis. We dwarsen de brede L'Apance rivier. De
belangrijkste zijrivier van de Saône heeft een lengte van 34,4 kilometer.
Rechts aanhouden voorbij de rotonde en langs de D417 tot het centrum van een
klein dorpje.
Op een boogscheut van Melay ligt een groen landschap
dat hele generaties kunstenaars inspireerde. Daartussen ligt langs de D417 ons
eerste dorp waar we halt houden: Fresnes-sûr-Apance. Het dorp dat op 270 meter
boven de zeespiegel gebouwd werd heeft op de parking een klein, heuvelachtig
plantsoen. Bomen en sierstruiken werden rondom een picknicktafel aangeplant.
Een bloemenperk in het groene gazon fleurt het geheel op. Na een steile
klimming bereiken we de hoofdingang van de Saint-Julienkerk. Ze werd herbouwd
tussen 1770 en 1773 op de grondvesten van een voormalige kerk die door brand
verwoest werd. De laatste brand dateert van 1749. Aan de buitenzijde zijn de
glas-in-loodramen indrukwekkend. We mogen echter de kerk niet in. Het monument
voor de gesneuvelden staat eveneens te midden van een groen plantsoen. Het
herdenkt de inwoners van de gemeente die zijn omgekomen of vermist tijdens
beide Wereldoorlogen en de oorlog in Indochina. De ronde waterfontein spuit nog
langs vier zijden water in het bassin. Het gemeentehuis is nog niet open. De
stormluiken op het gelijkvloers zijn dicht.
Voor ons volgende dorp rijden we een stuk terug op
de D5a. Slingerend door het groene bos rijden we tot de splitsing waar we links
houden om de D5a te blijven volgen. Een divers palet aan loofboomsoorten vonden
hier een plaats. Een mens wordt blijgezind van zoveel groen. We verlaten het
departement Haute-Marne en rijden het departement Haute-Saône binnen. We rijden
op de D3 door een zonovergoten landschap. Langs de weg groeien grote statige
bomen die overwoekerenmet maretakken.
De halfparasiet is afhankelijk van bomen voor zijn water en zouten. Na enkele
grote waterplassen rijden we het dorp Blondefontaine binnen waar we onze auto
vlak bij de Saint-Martinkerk parkeren. Ook hier kan je slechts de ingang van
het gebedshuis bereiken via enkele vermoeiende trappen. Hoe zit dat eigenlijk
met rolstoelgebruikers? De trap naar boven is levensgevaarlijk. De treden
liggen onstabiel en brokkelen af. Volgens mij mag er niemand meer de kerk in.
Geen enkel infobord vermeld dat, zelfs niet in het Frans. Met de aanvang van de
kerk werd gestart in 1782 en in 1788 werd de kerk ingewijd. De vierkante toren
heeft geen dak. Het lijkt meer op een observatie- dan een kerktoren. Het schip
van de kerk is achthoekig. Het lijkt me dat de laatste restauratie heel lang
geleden is. Midden op het kruispunt werd het opmerkelijk monument voor de
gesneuvelden geplaatst. Het herdenkt de doden uit Wereldoorlog I en II. De
plaatselijke bron lijkt uitgedroogd of zou ze na de winter opnieuw stromen? In
het waterbassin zijn verschillende bloemen aangeplant. Zoals in tal van deze
kleine dorpjes is er een enorme verwaarlozing aan de gebouwen. Er is veel
leegstand en verkrotting.
We vervolgen onze weg verder langs de D3 en houden
een drie kilometer verder halt in Raincourt.Het kleine dorp maakt deel uit van het arrondissement Vesoul. We
parkeren deze keer in de Rue de L' Eglise. Ook hier zijn de verschillende
bronnen en fonteinen uitgedroogd. De waterbassins werden beplant met kleurige
en fleurige bloemen. De kerk is gewijd aan Saint-Valbert en werd herbouwd in de
late 18de eeuw. Ze is prachtig onderhouden maar eveneens op slot. Het mozaïek
kleurt het dak van de toren. Zwaluwen scheren rakelings boven onze hoofden. Ze
jagen ons weg omdat we te dicht bij hun nest komen. Op een veilige plaats
slagen we ze gade. De ene na de andere zwaluw vliegt in de talrijke kieren en
spleten van de kerkgevel. Het monument voor de gesneuvelden wordt omringd door
een ijzeren hekwerk. Rode rozen werden aangeplant en lijken als druppels bloed
rondom het monument. De plaatselijke waterbron is uitgedroogd. In de ronde
waterreservoir werden wilde bloemen aangeplant. Een groot gebouw trekt onze
aandacht. Het lijkt sterk op een voormalig kasteel maar het is totaal
verwaarloosd. Ramen werden stukgegooid en de luiken missen verschillende
latjes. Tussen de kieren van de ingangspoort zien we toch nog beweging van
honden en mensen.Boven de gesloten
poort staat het jaartal 1731.
We blijven de D3 verder volgen en na de brug over
de oude rivier La Vieille dwarsen we de 'L Amance Ou La Mance rivier. Jussey
ligt in de regio Franche-Comté en is een groot dorp met toch tamelijk wat
winkels. Al is er ook een kolossale leegstand. Een groot aantal winkelpanden
staat te huur of te koop. We parkeren op de parking van een winkelketen. Te
voet wandelen we tot bij de kerk van Jussey. De Saint-Pierrekerk werd gebouwd
in de 16de eeuw en sterk uitgebreid in de 18de eeuw. We hebben de gelegenheid
om de kerk te bezoeken. Een mooi licht interieur met gebrandschilderde ramen
die katholieke taferelen uitbeelden. De muren zijn bijna tot de helft bekleed
met een houten lambrisering. De oude brede zitbanken hebben soms de naam van de
schenker. Naast de kerk staat het monument voor de gesneuvelden van de stad
Jussey. Te midden van een plantsoen werd een obelisk opgericht die de doden
herdenkt van Wereldoorlog I en II.
Het monument is afgeboord met een ijzeren hekwerk
en op de hoek werd een oude obus gezet. Twee mini kanonnen flankeren het
geheel. Het is de eerste gemeente die we aandoen waar er sprake is van een
wekelijkse marktdag op dinsdagochtend voor het gemeentehuis. Het dorp wordt
gekenmerkt door de vele fonteinen en wasplaatsen die tijdens de 19de eeuw
gebouwd werden vlak bij een bron. Doorgaans waren ze alleen toegankelijk voor
vrouwen. Naast het wassen van kledij werden er de laatste roddels uitgewisseld.
De mooie fontein 'des Anges' op het marktplein is één van de vier oudste
fonteinen van de stad. Ze werd oorspronkelijk gebouwd in 1737 en prachtig
gerenoveerd in 1870. De fontein heeft een rond bassin van steen. De metalen
sokkel, in het midden, stelt kinderen, waterbekken en vogels voor. De volgende
fontein is 'Fontaine Cèrés'. Een groot stenen waterbassin vangt het water op
dat nog uit een bronzen bek loopt. Het bronzen beeld op de stenen sokkel in het
midden stelt een landbouwer voor. De 'Halle aux Grains' is van 1867. In deze
voormalige graanschuur is het VVV-kantoor gevestigd.
We rijden verder over de D3 en verlaten het centrum
van Jussey. Het is slechts drie kilometer tot ons volgende dorp. Rechts van ons
is een heuvel met weilanden waar vredig koeien en paarden staan te grazen.
Links duikt nu en dan een grote boerderij op te midden van hectaren weilanden.
De stallen staan meestal verdekt onder statige loofbomen. Na een rechte
asfaltbaan door het groene woud moeten we de L' Ougeotte over die dwars door
het prachtige landschap stroomt. We komen in het centrum van
Gevigney-et-Mercey. Een nog grotere rivier is de Ruisseau du Bas des Vaux,
die onder ons doorstroomt. Gevigney is een aardig klein dorpje en bevindt zich
in het Franse departement Haute-Saône. De Saint-Ferréol-et-Saint-Ferjeux kerk
dateert uit de 18de eeuw en werd op het hoogste punt van het dorp gebouwd. Ze
heeft prachtige glas-in-loodramen waaronder één met een portret van Generaal de
Gaulle. Het interieur is heel licht. Het houtwerk rond het altaar is nochtans
donker. De luchters zouden ook wel in onze living tot hun recht komen. Het is
een prachtige gebedsplaats. Ook deze kerk bezit een mozaïeken toren. Het
monument voor gesneuvelden werd door de gemeente geplaatst als aandenken aan de
slachtoffers van beide Wereldoorlogen. Het stadhuis van 1633 is versierd met
een zonnewijzer.
We verlaten het dorp langs de D54, richting
Augicourt. Het uitzicht onderweg blijft onveranderd. Een zacht glooiend
landschap dat baadt in de zon. Het plaatsje Bougey laten we rechts liggen. We
rijden vaak alleen op de weg en dat is een uitgelezen moment om wat trager te
rijden om van de omgeving te genieten. De struiken en bomen aan de verre
horizon vormen de skyline tot ons volgende dorpje.
De Grande Rue brengt ons in het centrum van
Augicourt dat zich langs de beide zijden van de D54 bevindt. De gemeente telt
momenteel 160 inwoners. Rond de beginjaren tachtig van vorige eeuw woonden hier
meer dan 600 zielen die in de regio werk vonden door de productie van tabak en
wijngaarden. Recht over het gemeentehuis staat de hoge Saint-Martinkerk, met
haar mozaïeken toren, gebouwd in de 18de eeuw. Het monument voor de
gesneuvelden verdeelt de straat in twee. Het werd opgericht te midden van een
bloemenperk al zou het stenen monument wel een poetsbeurt mogen hebben. Ook
hier stroomt de Ruisseau du Bas des Vaux door de gemeente.
Nog steeds rijden we op de D54. Langs onze weg werd
een gezellige picknickplaats aangelegd met zitbanken en tafels in een oase van
groen. Een bosrijk gebied op de achtergrond nodigt uit om even te verpozen.
Voor ons is het heuvel op door een uitgestrekt dennenbos. Hopelijk springt er
geen hert of everzwijn voor ons voertuig. Geen enkel bord echter waarschuwt de
bestuurders voor loslopend wild. Hoog boven de kruinen van de bomen, tegen de
wind in, hangt de torenvalk te 'bidden'. Daar duikt hij trefzeker naar beneden,
en verdwijnt uit het zicht. Hopelijk lukt het hem een prooi te vangen. Een
grote lading dennenhout ligt langs de weg klaar om opgeladen te worden.
De Rue Saint-Nicolas brengt ons in het centrum van
Combeaufontaine. Het dorp is als een kruispunt tussen de Bourgogne, de Vogezen,
Haut-Marne en Haut-Saône. Linksaf op de N19 rijden we tot voorbij de kerk op
een parkeerplaats van de plaatselijke apotheek. De Hemelvaartkerk werd gebouwd
in 1700 op de plaats van een oude vervallen kapel. De spitse toren weerkaatst
het felle zonlicht. De poort van de kerk staat uitnodigend open. Daarna houdt
een ijzeren hekwerk ons tegen. Het interieur is fel verlicht door de hoge
ramen. Het is een mooie eenbeukige kerk. Achter de kerk bevindt zich de
begraafplaats. Te bereiken langs een rechte dreef afgeboord met kleine bomen. Het
grote stadhuis dient als school en vredegerecht. Het mooie monument voor
gesneuvelden staat voor het gemeentehuis. Het herdenkt de gesneuvelden en
vermisten van beide Wereldoorlogen. Hier in de straat wil je niet wonen. Zwaar
vrachtverkeer rijdt door de straten van Combeaufontaine. Na het rustige
heuvelachtige landschap is het even schrikken. Ik probeer de drukte te negeren.
Bij de 19de eeuwse wasplaats komt een oud vrouwtje haar twee emmers vullen met
water. Ze knikt heel vriendelijk en sjouwt de zware last mee terug naar huis.
Een heiligenbeeld van O.L.Vrouw is verguld en staat hoog op haar sokkel. We
picknicken bij de auto bij gebrek aan een tafel. Om 12:30u rijden we door naar
Port-sûr-Saone. Het is 30°C in de blakende zon.
De auto loodst ons verder langs de N19 over een
golvend heuvellandschap, een bont lappendeken van akkers, weilanden en bos. Een
groene long voor de omgeving. Witte koeien grazen in het gele zonlicht. De stad
Port-sûr-Saone ligt op 12 kilometer van Vesoul. De groene stad is een charmante
gemeente met ruim 3050 inwoners. Ze bezit talloze attracties en
bezienswaardigheden die we zeker niet mogen missen. Eerst zien we de
Gallo-Romeinse 18de eeuwse brug boven de Saône rivier. Ze werd gebouwd tussen
1750 en 1758 in de plaats van een houten Romeinse brug. De houten brug werd
telkenmale weggespoeld door overstromingen en/of vernietigd door oorlogen zoals
in 1595 na de doortocht van de protestanten. Een tijd lang werd gebruik gemaakt
van een veerdienst tot men overging tot de aanbouw van de stenen brug.
Verschillende waterbronnen eindigen hun loop in de rivier. Op een parking, bij
de oude vestingwal werd een klok geplaatst. Op de muren werden taferelen
geschilderd van vroegere tijden. Een mooi initiatief van de schilder. Deze
parking was eerlang een kleine aanleghaven met prachtige schepen.
De Eglise Saint-Etienne werd opgetrokken tussen
1782 en 1787. De donkere kerk heeft talrijke indrukwekkende glas-in-loodramen.
De muren achter het altaar heeft houten wanden tot het gewelfd plafond. In de Rue
Gilberte Lavaire is het gemeentehuis en het monument dat de doden herdenkt van
beide Wereldoorlogen en de oorlog in Algerije. Sinds november 1990 is het
kerkplein getransformeerd door een muurschildering op de gevel achter het
oorlogsmonument. De muurschilderingen van de mensenrechten is van de hand van
Agnes Tily. Op de zijgevel bij het gemeentehuis zijn oude postkaarten van
Port-sûr Saone afgebeeld. Prachtige nostalgische foto's. In de fontein kunnen
we onze handen en gezicht even verfrissen. We wandelen terug tot over de
Romeinse brug. De kapel van Saint-Valerius is van 1845. Ze werd gebouwd ter
vervanging van een afgebroken kathedraal. Ze is afgesloten voor bezoekers. De
school van Saint-Valere is geheel in eiken- en dennenhout opgetrokken voor de wereldtentoonstelling
van 1937. Tot slot zijn er nog de talrijke fonteinen en crucifixen. Tijd om
iets te drinken.
Om 15:30u rijden we terug naar Melay langs dezelfde
dorpen en gehuchten waar we geweest zijn. In Melay maken we een wandeling van
3,5 kilometer door en rond het dorp. Melay is een dorp van het departement
Haute-Marne, meer bepaald in de Champagne-Ardennen streek. Het dorpje wordt
omringd door landerijen en heuvels. Steile heuvels mag ik wel zeggen. Maar we
zijn hier niet om te fietsen. Melay ligt in het hart van een kleine vallei, ver
weg van drukke hoofdwegen, en ligt op een hoogte tussen de 222 meter en 364
meter. Het is een streek voor genieters met kleine landelijke wegen die
slingeren tussen weilanden en bossen. We krijgen meermaals een mix te zien van
fraaie landschappen met uitbundig veel groen. De herenhuizen in het dorp Melay
hebben een rijke historiek. In de Rue de Moges werd in 1883 het gemeentehuis
opgetrokken. Een prachtig gebouw dat getuigd van een mooi en ver verleden. Het
werd blijkbaar nog niet zo lang geleden gerestaureerd. Voor het gemeentehuis
werd op 31 juli 1921 het monument ingehuldigd voor de soldaten die sneuvelden
voor het vaderland tijdens WOI. Vlakbij enkele bewoonbare panden ligt een
enorme houtopslag. Men verwacht hier blijkbaar een strenge winter. De
temperatuur kan hier tot zo'n vijf graden met ons landje verschillen. We
verlaten net het centrum van Melay en wandelen door een mooi landschap van
weiden, bomen en struiken tot we opeens langs een druivenplantage stappen. Het
is nog een jonge plantage. De druiven zijn nog heel klein. Bij druivenplantages
worden zoals hier rozenstruiken geplant. Rozen zijn gevoelig voor schimmel en
zijn dus een alarmbel voor de druiventeler.
De lichtbruine koeien staan te grazen in de schaduw
van talrijke bomen. Aan sommige takken en twijgen van heel oude bomen groeien
zelfs geen bladeren meer aan. Ondanks het voorbij razende verkeer bevinden we
ons in een oase van stilte en groen. Het is een stevige klimming tot bij de
kapel. In de zijbermen groeien kleurige wilde bloemen. Een schilderspalet van
verschillende kleuren. De inspanning naar boven wordt beloond met knappe
vergezichten. De kapel werd gebouwd door priester P. Andrieux in 1873 ter
bescherming van de toen talrijke wijngaarden rondom. Tot het einde van de
negentiende eeuw waren alle heuvels rondom het dorp nog met wijnstokken
beplant. In 1908 werd nog 15.000 hectoliter wijn geproduceerd. Boven de ingang
van de kapel staat de tekst: Notre-Dame de Bon-Secours. Priez pour nous. Twee
heiligenbeelden op het altaar zijn van de heilige Theresia en Moeder Maria. Ze
worden helder verlicht door de enkele mooie glasramen. We blijven even
nagenieten op het hoogste punt. De stilte van het landschap wordt slechts
onderbroken door het getjilp en gezang van vogels. We kijken uit over een
golvend en heuvelachtig landschap met een bont lappendeken van akkers,
weilanden en bos. De natuur moet zelfs nog mooier zijn wanneer ze zich in
schitterende herfstkleuren tooit. We houden de kapel links van ons en dalen af
richting dorp. We blijven de asfaltweg volgen langs nog enkele kleine druiven
akkers. We wandelen vervolgens door de Rue du Teuillon en dan door de Rue des
Pothières. Voor de oude wasplaats linksaf en links aanhouden. Door het centrum
van de gemeente stroomt een ondergrondse bron (de Gueuse) tot bij de oude
waterplaats. Ze stroomt naast huisnummer twee verder en achter de hoek
verdwijnt de rivier weer onder de grond. Het is oppassen voor voorbij
'vliegende' auto's. Ze vertragen niet allemaal. Bij het oude stenen kruis op
een hoge sokkel staat een picknicktafel. Rechtsaf over een grindpad. We zijn al
een uur onderweg als de bewolking begint op te lossen. Hoe later hoe mooier het
weer. Dwars door het mooie landschap stroomt water uit één of andere bron. Ons
grindpad slingert tot op de asfaltbaan en tot bij de kerk. Een schitterend
eindpunt van een aangename wandeling. Tijd voor een aperitief op het zonnige
terras van Chateau Melay. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina
Meurs.
Dag 2. Dinsdag 28 juni 2016. De dag begint bewolkt, doch is het al
19°C. Het ontbijt nuttigen we in de eetzaal van het kasteel. Samen met de
cursisten maar toch apart aan een tafeltje. Er is koffie en thee, wat voor mij
het belangrijkste is. Het ontbijt zelf is karig maar net genoeg. Frans brood
met hesp en kaas of confituur. En om af te sluiten een chocoladekoek. We kunnen
zelfs een picknick meenemen voor vanmiddag. Brood met beleg, water en een busje
cola. Dat laatste is om ons suikergehalte op peil te houden. Een mooi
initiatief van Marcia en Simon om een lunchpakket aan te bieden. Op deze manier
hoeven we geen bakker of snackbar te zoeken.
Vandaag rijden we naar Langres om de stad te bezoeken. Ze ligt
slechts op 50 km van Melay. Met de auto is dat echt niet zo erg ver eigenlijk.
Maar we zijn van plan om in enkele idyllische dorpjes halt te houden, gewoon om
de sfeer op te snuiven.
Ons eerste dorp is Neuvelle-les-Voisey, dat evenals Melay in de
Haute-Marne ligt. De streek is bosrijk en sterk heuvelachtig en heeft een rijk
en historisch verleden. De omgeving is niet alleen ideaal voor de rustzoeker,
maar de actieve wandelaar en fietser komt hier zeker ook aan zen trekken. We houden
halt in de nabijheid van de kerk om er even rond te wandelen. Het gebied was
van oorsprong een wijnbouwstreek. Door ziekte in de druiven was men verplicht
om over te schakelen op akkerbouw en veehouderij. Het kleine slapende dorp
heeft slechts 85 inwoners. Of het nu daardoor komt dat we niemand op straat
zien zullen we echt nooit weten. De vervallen Saint-Genéskerk werd gebouwd in
de 15de- en 16de eeuw. De kerk heeft echt zijn beste tijd gehad. Ze roept als
het ware om gerestaureerd te worden. Elke muur vertoont een grote scheur. Men
probeert de barsten wat te verdoezelen met bloemen en planten, maar echt lukt
dat niet. Het is en blijft een oud geval. Achter de kerk staat het spierwitte
monument van de Eerste Wereldoorlog. Het wordt opgedragen aan de gesneuvelde
soldaten van het dorp. Het monument lijkt net geschilderd. De felle kleuren
zijn in schril contrast tegen de spierwitte sokkel. Ook de witte Franse haan
met rode kam zit sierlijk bovenop de witte gedenksteen. Je verwacht dat hij
alle seconden gaat kraaien. Er zijn geen winkels maar een camionette komt al
toeterend de straat ingereden. Het is de Boulangerie et Patisserie van het
naburige dorp die hier dagelijks zijn ronde doet. Hij vervoerd niet alleen
brood, maar ook charcuterie en fruit zijn te verkrijgen. Hij mag toeteren zo
veel hij wil. Niemand komt de deur uit. Het charmante 'Maison commune' heeft op
het pannendak nog een vierkante aluminium kapel met bronzen schoolklok. Toen
Frankrijk in 1871 een republiek werd moest elke gemeente of stad over een
gemeentehuis beschikken. Een Mairie of Hotel de Ville. Een plaats waar elke
burger kon gehoord worden. Ook moest de plaatselijke burgemeester ervoor zorgen
dat elk kind school kon volgen. In de meeste gemeentehuizen werd een lokaal
voorzien om les te geven. Dit gemeentehuis doet nu nog dienst als school en
eveneens als postkantoor. De oude waterbron werd omgebouwd tot vijver. Rondom
werd een bloemenperk aangelegd met rotsen. Een kunstreiger staart in het water
en wacht tot een prooi in de buurt komt.
Hier en daar steekt een heuvel boven het landschap uit. Tussen de
akkers ligt ons volgende dorpjeVernois-sur-Mance. We parkeren langs de Grand'rue op een hoogte van
ongeveer 250 meter.
Volgens Wikipedia woonden hier 155 zielen in 2013. Vlakbij de kerk
staat de 18de eeuwse fontein. De grote ronde waterbak is een mooie kleurige
bloemenbak geworden. Ook het Heilig Hartkruis staat vlakbij. De O.L.Vrouwekerk
werd in 1733 gebouwd. In de toren hangen twee koperen klokken van 1836. De
dakbedekking is in verschillende mozaïekkleuren geschilderd. Ook deze kerk is
aan restauratie toe. De poort is niet op slot. Twee meter verder staan we voor
een gietijzeren hekwerk. Dat blijkt wel gesloten. Door de tralies nemen we
enkele foto's. Een houten lambrisering werd tot twee meter hoog aangebracht.
Daarboven zijn de gestucte muren en kruisgewelven beschimmeld van het
optrekkend vocht. De verscheidene heiligenbeelden brengen gelukkig wat kleur in
het interieur. Terug buiten wandelen we tot bij het oorlogsmonument dat werd
opgericht als herdenking aan de slachtoffers van beide Wereldoorlogen en één
slachtoffer van de Franse Indochinese Oorlog. Onderaan staat een plaquette met
foto als aandenken voor een gesneuvelde soldaat tijdens de oorlog in Algerije
in 1932-1936. Het monument heeft op elke hoek een obus staan dat met elkaar
verbonden is door een zware ketting. Twee vlaggen wapperen aan de
herdenkingssteen. Het gemeentehuis 'Mairie' werd opgetrokken van 1849 tot 1850.
Op het gelijkvloers is de vergaderzaal voor de gemeenteraad. En zoals
gebruikelijk werd er in het gebouw ook nog les gegeven. Het verdiep was de
woning van de leraar en zijn gezin. In de kelder was de gevangenis. Hier in het
dorp is een klein winkeltje. De deur staat uitnodigend open. Op het uitstalraam
staat 'Epicerie Tabac' vermeld. Als we binnen kijken lijkt het meer op een
kleine supermarkt. De meeste woningen hebben nog een TV-antenne op het dak.
Schotelantennes heb ik nog niet tegengekomen of ze moeten verdekt zijn
opgesteld. We komen op het plein met de oude ronde fontein-wasplaats. Volgens
oude prentbriefkaarten was er een ronde zinken dak boven de wasplaats. Nu rest
er alleen het water dat meer weg heeft van een open fontein.
We rijden door de regio Franche-Comté. Een streek voor genieters.
We rijden weer door het glooiende, pittoreske landschap. Een mix van fraaie
landschappen, mag ik wel stellen, met uitbundig veel groen. We houden halt in
Vitrey-sur-Mance. De plaats grenst aan de Haute-Saône en de Haute-Marne. Dwars
door het prachtige dorp stroomt de Mancerivier. Voor de kerk staat een bron
eindeloos water te lozen. Ze stond in verbinding met de wasplaats ernaast. Het
gebouw kreeg een totale metamorfose. De wasplaats werd gerenoveerd en is nu een
bekende kapperszaak. De Saint-Laurent kerk is oorspronkelijk van de 16de eeuw.
Tijdens renovatiewerken in de 18de eeuw werd ze nog sterk uitgebreid. De
kerktoren heeft een dak mozaïek. Sommige kerkmuren worden ondersteunt door
ijzeren poutrellen. De hoofdingang is afgesloten. Een dorpsbewoner wenkt ons
naar de zijingang. Deze is niet op slot en we betreden de kleine kerk. We
vinden veel verschillende heiligenbeelden waaronder de Heilige Theresia die we
geregeld tegen komen in de kerkgebouwen. Plaquettes danken haar meermaals voor
haar bescherming. Rechts, vooraan staat een indrukwekkende houtkachel. Een
grote stapel eiken- en beukenhout ligt ernaast opgestapeld. Ook hier heeft de
kerk te lijden aan opstijgend vocht. Het tabernakel werd grondig gerestaureerd.
Terug buiten wandelen we enkele trappen op tot bij het gemeentehuis. Het breed
gebouw met verdiep heeft vroeger ook dienst gedaan als school. Naast het gebouw
pronkt het monument voor de gesneuvelden. Het dorp herdenkt de slachtoffers van
1914-1918, en de slachtoffers die gestorven zijn voor Frankrijk in Algerije.
Twee slachtoffers zijn van Indochina afkomstig. Ook hier prijkt een haan
bovenop het monument.
Zacht golft en deint de eindeloze, gladde, asfaltweg over heuvels
en dalen. De bewolking lijkt op te lossen. De lucht wordt lenteblauw. Verderop
slenteren we door het schilderachtige dorpje Ouge langs de D44. Het dorp dankt
zijn naam aan de bronrivier Ougeotte. In 1636 werd Ouge, na een totale
verwoesting, geleidelijk heropgebouwd door boeren, wijnmakers en
ambachtslieden. Tijdens WOII werd het dorp bezet door de Duitsers en werden de
huizen gevorderd. De laatste volkstelling dateert van 2011 en men kwam op
slechts 123 inwoners. Bijna volledig omgeven door een haag staat de Heilige
Maagd Maria op een hoge sokkel. Het monument werd geplaatst op 14 september
1944. Vlak voor het gemeentehuis prijkt het monument voor de gesneuvelden. Het
werd opgedragen aan hen die stierven voor het vaderland. Ouge heeft een mooie
St-Remykerk. De bouw begon in 1832 en in 1875 werd ze reeds uitgebreid. De
laatste restauratie dateert van 2010. De poort is open, maar weer staan we voor
een gesloten hek. En deze keer is er geen zijingang. We kunnen toch mooie
foto's nemen. De kroonluchters zijn adembenemend. De kleurige heiligenbeelden
staan op een sokkel hoog tegen de muur. Opzij van de kerk werd het kasteel
gebouwd met een botanische tuin van 8 hectare. De tuin werd grotendeels in 1980
aangeplant. Het park is versierd met een Japanse vijver en een monumentale
fontein. Het kasteel is in private handen en dus niet toegankelijk. Ooit waren
er in het kleine dorp vier fonteinen. Er zijn er nog maar twee van over.
Voor we het dorp Fayl Billot binnen rijden zien we de
tentoongestelde kunststukken langs de weg staan die vervaardigd zijn met riet.
Een supergrote hand met onderarm houdt grote rieten stengels vast. Het dorp
ligt op het kruispunt van vier verschillende regio's. Bourgogne,
Champagne-Ardenne, Franche-Comté en Lorraine. Het is een doolhof van heuvels
met kleine vlakten en valleien. Het gebied heeft 3000 ha bos. Het water komt aarzelend
in kronkels naar beneden en zoekt zijn weg verder tot de Middellandse zee.
Daardoor heeft het dorp een overvloed aan bronnen, fonteinen en wasplaatsen.
Bos- en landbouw zijn de voornaamste activiteiten van de plaatselijke
bevolking. Het dorp is redelijk groot en vooral bekend voor zijn Nationale
School voor Osiériculture en mandenmakerij. De Onze Lieve Vrouwekerk, op de
Place de l'eglise, is dan eveneens flink uit de kluiten gewassen. Het gebouw
dateert van 1865-1870. Het is klimmen tot bij het portaal van het gebedshuis.
De deur is open. Een vochtige kerk maar toch heeft ze iets. Mooie glasramen,
indrukwekkende tabernakel en kleurige beelden. Het orgel staat vooraan en wordt
bespeelt door de organist. In de zijmuur werden de namen gegraveerd van de vele
slachtoffers uit WOI.
Het grote monument voor gesneuvelden staat te midden van een
bloemenperk voor de ingang van de kerk. Op de sokkel staan de namen vermeld van
de slachtoffers van beide Wereldoorlogen. In de opmerkelijke wasplaats staat
geen water. Aan de buitenzijde spuit nog een flauw straaltje water in een
betonnen bak. De overloop laat het water verdwijnen in de riool. De droge
wasplaats wordt versiert met bloemen. In de zijgevel staat het jaartal 1803 in
gebeiteld. Vlakbij staat de kleine oude O.L.Vrouwkerk die voornamelijk dateert
uit de 16de eeuw. Het gebouw heeft meer weg van een grote kapel dan een kerk.
Ze is spijtig genoeg afgesloten. Door het glas in de deur kunnen we toch enkele
foto's nemen. De vele zitbanken voor het altaar laten vermoeden dat er nog
regelmatig erediensten worden gehouden. Rond het altaar staan verschillende
kleurige heiligenbeelden.
Achteraan het 'Office du Tourisme' is de voormalige
mandenvlechters school.
Om 11:00u vertrekken we naar Langres. Het is nog slechts 25km
rijden. De auto geeft 24°C aan als het zachtjes begint te regenen. Net genoeg
om de voorruit schoon te vegen. Even verder schijnt terug de zon en stuur ik de
wagen door een mooi zonovergoten landschap met indrukwekkende vergezichten.
Opnieuw zijn er de talloze witte wolken die moeten we er helaas bijnemen. We
parkeren een weinig later op parking Belair in Langres. De historische
vestingstad ligt prachtig op een hoogte boven het plateau waar verschillende
rivieren ontspringen, zoals de Seine, de Marne, de Aube en de Maas.Tijd voor een rondleiding langs de
bezienswaardigheden van de stad. De stadspoort is ons eerste indrukwekkende
bouwsel. Het is slechts één van de zeven poorten die deze 2.000 jaar oude stad
nog telt. Een grote muur omringt de hele vesting met enkele torens waarvan nog
3,5km te zien is. De 'Tour de Navarre' is een rondweg over de stadsmuren. Een
aangename wandeling waarbij men kan genieten van het schitterende uitzicht dat
zich uitstrekt beneden de stadsmuren. Tijdens de gehele rondgang zijn er 7
poorten en 12 torens van de citadel te bezichtigen.
Een waterpomp uit vroegere tijden lekt langs beide zijden
dagelijks honderden liters water in een waterbak. Geen mens die er zich aan
stoort. Een bordje vertelt de kuierende mensen dat het geen drinkbaar water is.
Hier is wel meer volk dan in de kleine dorpjes onderweg. De meeste mensen
kuieren langs de uitstalramen van de vele winkels. De partner draagt de vele
zware zakken met etenswaren, kleding en cadeaus.
Het volgende gebouw is het 'Ancienne Chapelle des Oratoriens' of
de 'Voormalige kapel van het Oratorium'. In 1616 deed bisschop Sébastien Zamet
een beroep op de congregatie van de Oratoriërs om een seminarie te leiden. De
prelaat geeft de terreinen en gebouwen van het St. Amâtreklooster met als doel
vorming te geven aan Franse geestelijken. Pas in 1676 werd de kapel voltooid.
In 1838 werd het gebouw getransformeerd in een theater en heeft momenteel een
capaciteit van 250 zitplaatsen. De voorgevel vertoont maskers, partituren en
instrumenten op het fronton boven de ingang. De laatste renovatie gebeurde
tijdens de laatste eeuwwisseling.
In het hoge gebouw van de voormalige Seminarie (1673 1687) waren
maar liefst 74 kamers in gebruik door toekomstige priesters tijdens hun
opleiding.
Het 'Ancien Collége des Jésuites' of het 'Voormalige Jezuïeten
College' werd in 1621 bewoond door, de naam zegt het zelf, de Jezuïeten. Dit
college kon 200 jonge notabelen van de stad huisvesten. In 1746 werden de
gebouwen vernietigd door brand, maar alles werd herbouwd in 1770 tegen de 13de
eeuwse stadswallen. De Jezuïeten konden er niet meer van genieten. Ze werden in
1762 uit Frankrijk verdreven. Momenteel geeft het gebouw een verlaten indruk.
Bij het standbeeld van Diderot houden we halt. Denis Diderot werd
geboren op 5 oktober 1713 in het gebouw nummer 9 van dit plein. Hij stamt uit
een kleermakersfamilie en studeerde filosofie in het voormalige
Jezuïetencollege. In 1728 vertrekt Diderot op 15 jarige leeftijd naar Parijs om
zijn studies verder te zetten. Daar wordt hij één van de grootste denkers van
de 18de eeuw. Een van zijn meest bekende werken is de bekende encyclopedie, een
woordenboek van de wetenschappen, kunst en beroepen met een oplage van 2075
exemplaren. Honderd jaar na zijn dood, in 1884, kreeg het plein zijn naam en
werd dit standbeeld ingehuldigd. De verschillende namen op de sokkel zijn van
personen die hebben meegewerkt aan het tot stand brengen van de
encyclopedie.
Het 'Maison à pans de bois' oftewel een werkmanswoning van de 15de
eeuw. Tijdens de middeleeuwen werden talloze huizen gebouwd met smalle en hoge
gevels. De meeste van deze panden werden gebruikt voor zowel bewoning als voor
ambachtelijke doeleinden. In de loop der eeuwen werden de gevels aangepast en
veranderd. Dit huis bleef zijn werkgevel behouden. De twee kelderniveaus werden
gebruikt als opslagplaats. Het gelijkvloers werd opgetrokken in steen waar een
werkplaats of ambachtswinkel werd uitgebaat. De overhellende verdieping werd
gebruikt als woonhuis.
Het 'Hotel D'Amboise, Dit de Rose' is een voormalig klooster uit
de 16de eeuw. Het werd gebouwd in opdracht van Jean D'Amboise, decaan en
bisschop van Langres van 1496 tot 1510. De moderne naam is waarschijnlijk te
wijten aan markies de Rose die eigenaar werd in de tweede helft van de 19de
eeuw. Momenteel staat het gebouw te koop en ons Rina wil er direct een B&B
van maken. Het zou nog kunnen aanslaan ook. We zijn in een toeristische stad.
We wandelen verder rond de 'Cathédrale Saint-Mammès' van de 12de
eeuw. De imposante voorgevel dateert van 1768. Op het fronton staan twee
monumentale beelden, links symboliseert de Synagoge en rechts de Heilige kerk.
We kunnen binnen een kijkje nemen. De kathedraal is koud, kaal en donker, zoals
een kathedraal elders. De verschillende kapellen rond het altaar zijn
opmerkzaam waaronder 'De Saint Cross Chapel' dat werd gebouwd voor Jean
d'Amoncourt.
Na de kathedraal wandelen we door het park. Het groene plein
herbergt een sierlijke kiosk, met toiletten, en ernaast een grote omheinde
vijver met fontein. De tuinman heeft zich met bloemen uitgeleefd en er iets
moois vangemaakt. Het standbeeld van
Jeanne Mance werd opgericht op 5 mei 1968. Jeanne Mance, geboren op 12 november
1606, was een buitengewone persoonlijkheid. Als tweede kind van 12 kinderen
wijdt ze zich aan het moederschap om haar te vroeg overleden moeder te
vervangen. Gedurende deze jaren in Langres offert ze zich op voor haar
landgenoten tijdens de dertigjarige oorlog, bekommerd ze zich om de 5500
slachtoffers van de pest in en rondom Langres en alle ellende van dien. In nauw
contact met de Jezuïeten uit de stad en met de eerste Franse missionarissen in
Amerika, verlaat ze haar geboortestad in 1640 om gehoor te geven aan de
roeping. Na een verblijf van enkele maanden in Parijs, scheept ze zich in bij
La Rochelle met een vijftigtal gelijkgestemden. Uiteindelijk landen ze op 17
mei 1642 op het eiland St. Laurent; daar wordt Ville-Marie de naam voor het
latere Montreal gesticht. Als verpleegster en moeder-overste, de rechterhand
van de gouverneur Paul Chomedey uit Maisonneuve, ontwikkelt ze haar talenten
ten dienste van de Fransen en de Indianen in Amerika, zonder onderscheid te
maken. Ze overlijd op 66 jarige leeftijd te Montreal Canada op 18 juni 1673.
Het 'Hôtel de Piétrequin' stamt oorspronkelijk uit de vroege 17de
eeuw. Vanaf die tijd werden in Langres de eerste herenhuizen of stadspaleizen
gebouwd. Dit viel samen met de opkomst van de bourgeoisie in dienst van het
vorstendom. Het verkrijgen van administratieve verantwoordelijkheden had voor
sommige families een hoger sociaal niveau ten gevolge. Vanaf dat moment
investeerde men meer in onroerend goed. Dit is de reden dat de luitenant
generaal en drost van de koning te Langres Philbert Piétrequin in 1613 dit
herenhuis liet bouwen. De toegangspoort is van de 18de eeuw.
Het 'Hôpital de la Charité' werd gebouwd in 1774. Als reactie op
de pestepidemieën sticht bisschop Sébastien Zamet in 1638 de orde van de
Charité om de arme zieken te verplegen. De nieuwe organisatie krijgt een
hospitaal in beheer, bestaande uit verschillende panden die aanwezig waren. Na
een brand in 1770 werd het mogelijk een functioneler gebouw te ontwerpen. Het
nieuwe hospitaal werd gebouwd met twee paviljoens en een centraal gelegen kapel
met twee zijvleugels. De beide vleugels waren voor de zieken, terwijl in de
beide paviljoens de zalen voor revalidatie, de apotheek en een operatiezaal
waren opgenomen. Op het fronton van de kapel is een afbeelding van de Charité
die de weeskinderen ontvangt, terwijl op de zuilen naast de toegang
afbeeldingen van de geneeskunde en chirurgie zichtbaar zijn.
Het 'Ancien Couvent des Carmes' is een voormalig klooster en kapel
die werden gebouwd in 1754 voor de Karmelieten. Deze orde was echter niet
geliefd in Langres. In 1825 wordt het complex verbouwd tot klein seminarie om
toekomstige priesters op te leiden tot het bisdom.
We komen bij een opmerkelijk gebouw dat een hotel blijkt te zijn.
Na meer dan twee eeuwen van hun bestaan verwierf het college van wethouders in
1581 een groot gotisch gebouw aan de korenmarkt, het huidige Place de l'Hôtel
de Ville. Het gebouw deed niet alleen dienst als gemeentehuis, maar ook als
rechtbank en spoedig daarop als gevangenis van het koninklijke gerechtshof. Een
brand in 1774 in het gevangenisgedeelte was de reden van een volledige
renovatie. Het centrale gedeelte van de voorgevel werd naar voor uitgebouwd en
voorzien van een vier imposante zuilen met fronton. Dit gedeelte bleef gespaard
bij een nieuwe brand in 1892 die de rest van het complex verwoestte.
Bij de voormalige kapel van het Ursulinenklooster hangt een
informatiebordje met tekst in het Frans en Engels. We lezen: Na aankomst te
Langres in 1613 werden de zusters van de orde van St-Ursula aangewezen om de
jonge meisjes op te voeden en de oudere pensiongasten te verplegen. De
zustergemeenschap bewoonde eerst een voornaam herenhuis in de gemeente voor ze
in 1631 een meer praktisch klooster lieten optrekken. Pas aan het eind van die
eeuw (1670-1680) werd de kapel voltooid. Op het portaal zijn nog steeds
decoraties zichtbaar zoals: gekoppelde zuilen, nissen en verstrengelde
emblemen. Vanaf 1818 werd het complex een kazerne en in 1974 werd twee derde
van de gebouwen gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouwwoningen.
De priorij van Saint-Martin is oorspronkelijk van de 11de eeuw.
Maar daar is totaal niets meer van te zien. De huidige kerk werd gebouwd vanaf
de 13de eeuw tot de 18de eeuw. Na een brand in 1725 werd het gebouw volledig
gerenoveerd en kreeg het zijn huidige uitzicht. De klokkentoren is 52 meter
hoog en bestaat uit vier niveaus.
Om 16:00u verlaten we Langres en rijden richting de Romeinse Villa
in Andilly-en-Bassigny. Een bijzondere Gallo-Romeinse site met thermische baden
en een Merovingisch grafveld. Het is de enige te bezoeken vindplaats van dit
genre in het oosten van Frankrijk. Maar eerst passeren we nog twee charmante
dorpen.
Het dorp Bannes is een kleine gemeenschap en telt ongeveer 400
inwoners. We rijden langzaam op de door een zonovergoten D74. Op deze manier
kunnen we intens van de omgeving genieten. Het centrum met kerk ligt verscholen
achter de mooie villa's links van ons. Het gemeentehuis en monument zijn zeker
een bezoek waard. De landelijke woningen langs de kant van de weg zijn omgeven
door statige loofbomen en sierlijke tuintjes. Even verder verlaten we het
centrum en rijden terug de wijde natuur in. Links van de D74 ligt het grote
meer van Charmes met 197 hectare water. Het meer is vooral in trek bij
sportvissers door de grote hoeveelheid snoek en karper waarop gevist kan
worden.
Rechtsaf rijden op de D35, door het dorp NeuillyL'èveque met veel nieuwbouw en gerenoveerde
huizen. Alleen rond de kerk zijn nog oude antieke panden die staan te
verkommeren. De kerk van de Geboorte van de Maagd Maria werd op het hoogste punt
gebouwd in 1810 op de plaats van een oud kasteel. In de buurt werd het
opmerkelijke monument van WOI geplaatst. Een bronzen engel houdt lauwerkransen
in de hand. Op de sokkel staan de namen van Onze Helden die stierven voor de
vrede. We blijven de D35 volgen tot Andilly-en-Bassigny. De GPS loodst ons dan
verder tot aan een buitengewoon archeologisch monument.
In 1878 stuit men tijdens de aanleg van een spoorbaan toevallig op
oude ruïnes van een Gallo-Romeinse villa. In 1961 begint een vereniging uit de
Haute-Marne aan de opgravingen. Sinds 2009 worden voor het eerst opgravingen
verricht in de boerderij van de villa. De resten van de ommuring zijn
verwijderd, alleen de funderingen op de onderliggende kalkbodem zijn bewaard
gebleven. Naast de boerderij staat een klein gebouwtje op palen. De resten van
het metselwerk getuigen van een consequent hergebruik van bouwmaterialen.
De villa werd gebouwd in de buurt van een heerweg, tegen een
heuvel. Hoogstwaarschijnlijk was de villa eerder een prestigieus Gallisch
landgoed, zoals sommige archeologische vondsten doen veronderstellen. De
uitbreidingen en verbouwingen van de villa in de loop van de tweede eeuw geven
de opmerkelijke welvaart van het bedrijf weer. Dit is overduidelijk te zien aan
de weelderige decors in het woongedeelte: de tijdens de opgravingen gevonden
stukken maakten het mogelijk sommige ruimtes te restaureren met beschilderde
stuclagen, mozaïeken en marmeren tegelvloeren.
De thermen van meer dan 800m², tot nog toe de grootste privé
thermen van Gallië, hadden een verwarmd zwem- en zweetbad, een koud zwembad en
door 'hypocaustum' het vloerverwarming-systeem uit die dagen verwarmde
vertrekken. De inrichting duidt op een behoefte aan vertier en ontspanning,
kenmerkend voor een heersende klasse die haar welvaart van het land haalde in
een oorlogsvrije periode. De eigenaar bekleedde ongetwijfeld hoogwaardige
functies, hij gebruikte zijn villa alleen voor zijn eigen plezier en liet de
verantwoordelijkheden van de boerderij over aan een rentmeester of slaaf.
Ten westen van de vindplaats zijn nieuwe kamers en suite ontdekt.
Zij vertegenwoordigen de laatste staat van de villa. Deze kamers dragen nog
sporen van muurschilderingen. De vloeren zijn bedekt met een mortier van
fijngestampte dakpan scherven. Onder de vloeren van de kamers zijn houten
leidingen ontdekt: onder een deurdrempel is een staande metalen ring gevonden.
In één kamer werd afgezien van verwarming en twee van de gevonden kamers werden
niet aangesloten op het vaste verwarmingssysteem.
Ruim een eeuw nadat de villa leegstond, werd in de ruïnes een
Merovingische begraafplaats aangelegd van zo'n honderd graven (eind zesde,
begin zevende eeuw).
Na dit bezoek rijden we terug naar Melay langs steile hellingen en
schilderachtige dorpjes zoals: Ranconnieires, Saulxures, Bourbonne-les-Bains en
Villars St-Marcinellin waar we om 18:00u toekomen. Het diner is om 19:30u. Met
een glaasje wijn en een kop koffie of thee na het dessert. Simon houdt ons
gezelschap tot half tien. Tijd voor ons huisje 'weltevree'. Tot morgen. Tekst:
Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
'Wil je nog eens iets vertellen bompa?' Vraagt kleindochter Yuna. Ook Joey is
wild enthousiast enze zetten zich
dichtbij bij mij in de zetel.
'Zijn jullie al eens op de zuidpool geweest?' vraag ik al weet ik het antwoord.
'Neen' klinkt het in koor.
'Wel luister Lang, heel lang geleden,
toen de dieren nog spraken, heeft bompa naar de zuidpool geweest. Ik moest heel
ver reizen. Dat duurde enkele dagen en dan nog enkele uren stappen. Bompa wilde
graag de pinguïns zien op de zuidpool. Bomma wou niet mee omdat het te koud is
daar. Zelfs tot -80° Celsius in putje winter. Bompa was goed aangekleed.
Sneeuwschoenen, twee paar Noorse sokken, thermisch ondergoed, twee lange broeken,
truien, dikke pelsen jassen, muts, handschoenen en natuurlijk een volgeladen
rugzak. Bompa moest toch eten onderweg, nietwaar? Het was nacht toen ik daar
aankwam op de zuidpool. Miljoenen sterren stralen daar aan de hemel. Maar het
was bitter koud door een felle strakke wind. Voor mij stonden wel duizend
pinguïns naar het ijzige water te staren. De pinguïn achteraan draaide zich om
en kwam naar mij toe.'
'Het water is veel te koud om te zwemmen' wist hij te vertellen.
Ik
bukte me en nu zag ik eerst dat de pinguïn stond te rillen en blauw was van de
kou. Dikke ijspegels hingen aan zijn snavel.
Ik
rommelde wat in mijn rugzak en toevallig had ik een kleine muts bij die bomma
gehaakt had. Ik zette de muts op het hoofd van het diertje en het hoofddeksel
paste precies. Hij danste en lachte van plezier. Hij werd weer wit van voor en
zwart van achter. Maar hij bleef bibberen. Ik haalde een paar handschoenen te
voorschijn en ook deze paste perfect aan zijn vleugels. Tot slot had bomma per
toeval nog pinguïnkousen gehaakt en die zaten als gegoten. De pinguïn joelde en
floot van geluk.
'Dank u wel, bomma' riep hij zo hard hij kon. Achter de pinguïn stonden nog 999
andere pinguïns te wachten. Toevallig had ik voor elk diertje een muts,
handschoenen en kousen bij. Daarna riepen ze met duizend tegelijk: 'Dank u,
bomma'. Waarna ze één voor één in het water doken om te eten. Als jullie ooit
naar de zuidpool reizen houd er dan rekening mee dat er pinguïns wonen met
wollen sokken aan. Tot schrijfs.
Dag
1. Maandag 27 juni 2016. Het is 08:45u als we vertrekken vanuit Ekeren onder
een zwaar bewolkte lucht en amper 16° Celsius. Maar we gaan van de
veronderstelling uit dat de temperatuur zal stijgen. We rijden immers
zuidwaarts. We rijden naar Melay in Frankrijk. Lucy, onze GPS, geeft aan dat
het 505 km rijden is zonder péage. Dat wordt 5,30u rijden zonder stoppen.
Normaal gesproken arriveren we aan onze locatie om 14:15u. Na een tankbeurt
rijden we richting Noorderlaan. Op het viaduct, over de Ekersesteenweg zien we
de vrachtwagens al stapvoets rijden. Dat is al een slecht begin. Richting Breda
zijn er geen problemen. Er zijn asfaltwerken aan de oprit van de ring. Er wordt
een nieuwe toplaag aangebracht. Alle vervoer moet over één rijstrook. Eens er
voorbij loopt het weer vlotjes. Het blijft echter druk tot aan het kruispunt
Namen-Brussel.
Om
12:00u stoppen we bij een wegrestaurant op de parking in Livange. We zijn
ondertussen in het Groothertogdom Luxemburg beland. We zetten ons aan een
picknicktafel maar voelen de strakke koude wind ondanks de zonneschijn. Wanneer
we onze meegebrachte picknick verorbert hebben haasten we ons naar de shop om
daar wat rond te hangen en om onze benen wat te strekken. De temperatuur wijst
20° C aan. We hebben nog 236 kilometer te gaan. Om 12:45u rijden we de grens
met Frankrijk over. Op 50 kilometer voor Epinal bevinden we ons in het
Departement des Voges. De bewolking is hardnekkig. We krijgen de zon maar af
en toe te zien.
We
nemen de afslag D6A Nomexy en rijden onmiddellijk door een bosrijke omgeving.
De beboste heuvels, in het zuiden en westen, stijgen 90 meter boven zeeniveau.
De rit gaat verder nog door glooiende landschappen met mooie verre gezichten en
oude schilderachtige dorpjes. Het eerste dorpje dat we aandoen is Mazeley op de
weg D6. Deze streek was reeds bewoont in de Romeinse tijd. Het kleine slapende
dorpje heeft een 270 inwoners. Op zondag zit de Saint-Nicolaskerk dan ook stampvol.
Aan
groen is er totaal geen gebrek met al die beboste hellingen. Ze worden
doorsneden door een heuvelachtige asfaltweg waar we rustig en soms alleen op
rijden. We houden vervolgens halt in Damas-et-Bettegney. Een klein dorp in de
regio Lotharingen. De Saint-Médardkerk dateert van 1724 en de klok in de toren
is van 1781. Het stadhuis met de vroegere jongensschool werd in 1812 gebouwd.
Het dorp herbergt nog enkele opmerkzame monumenten zoals de Calvarieberg van
1891. Een crucifix met het lichaam van Christus, geflankeerd door beelden van
Maria en evangelist Johannes. De 'Chapelle Notre Dame de Bonsecourskapel'
bevindt zich net buiten het centrum. Ze bezit vooraan twee pilaren die het
fronton ondersteunen dat met een mozaïek is versiert. In de zijmuur verwijst
een inscriptie dat de kapel gebouwd werd in 1639. De kapel is gesloten. De deur
heeft vierkante glasramen zodat we toch het interieur kunnen zien. De muren
zijn lichtblauw geschilderd. Op het witte altaar werd een beeld van O.L.Vrouw
gezet. Rechts van haar staat Jozef met kind op een sokkel. Bloemen en
kandelaars sieren het geheel op.
De
weg die we volgen lijkt eindeloos. Kilometers asfalt tussen weilanden of bossen
zonder een levende ziel te bespeuren. Het decor voor een horrorfilm. We hebben
exclusieve vergezichten op uitgestrekte akkergebieden. Verderop rijden we over
de brug van de rivier Le Gitte. De rivier komt van de Vogezen heuvels en
stroomt 22 kilometer afwaarts in de Madon rivier. De Le Gitterivier heeft het
leven heel lang bepaald. Nu wordt ze nog bemind door rust- en natuurzoekers. Zo
bereiken we ons volgende dorp. Ville-sur-Illon ligt op 315 meter boven de
zeespiegel. Het oorlogsmonument van beide Wereldoorlogen werd opgericht voor
hen die stierven voor Frankrijk. Het gemeentehuis met waterpomp heeft een
bogengaanderij, versiert met bloemen. Een tweede waterpomp is uitgedroogd. De
waterbak doet dienst als bloemenbak. De vroegere wasplaats ligt lager dan de
rijweg. Ook hier werden bloemen aangebracht ter versiering. Op een plein werd
een fontein gebouwd in 1872. Ze is echter niet meer actief. De
Saint-Sulpicekerk werd eind 15de eeuw gebouwd en in 1884 sterk uitgebreid.
Het
volgende pittoreske plaatsje is Lerrain. Het dorpje bevindt zich over de rivier
'Le Madon'. De rivier vindt zijn oorsprong eveneens in de bergen van de
Vogezen. Na een loop van bijna 100 kilometer stroomt ze bij Nancy in de Moezel.
We houden even halt om de oude wasplaats en waterpomp te bekijken. De
St-Bartholomeuskerk dateert van 1730 en is te bereiken na enkele vermoeiende
trappen. Het interieur is bescheiden maar mooi. Witgekalkte kruisgewelven en
gewone glasramen maken dat de kerk helder verlicht is. Vooraan staan de
verschillende heilige beelden.
Wouden
nodigen uit om erin te verdwalen. Soms worden de bossen afgewisseld met
boomgaarden of weiden, omzoomd met prikkeldraad. We dwarsen de 'La Saône' en
stoppen in Jésonville. Het monument, verder van de kerk, wordt opgedragen aan
de gesneuvelden van de Groote Oorlog. Het gemeentehuis is ondergebracht in een
gewoon burgerhuis. Alleen een bordje 'mairie' laat aan de passant weten wie
hier huist. De kleine Saint-Christophekerk herbergt vijf schilderijen van
Claude Basset: 'De Verrijzenis, het Laatste Avondmaal, de Besnijdenis en de
Geboorte van Christus.
In
het centrum van de stad, verderop, maar waar ik de naam van vergeten ben, is
een tankstation en dat laat ik niet voorbij gaan. De benzine is hier wel
duurder dan thuis. Momenteel staat de super 95, 1,38 per liter. Het is
ondertussen 16:00u geworden en de temperatuur is geklommen tot 25° C.We stoppen, om onze benen te strekken, in
Monthureux-sur-Saône. Het dorp werd gebouwd in een bocht van de rivier 'Le
Saône'. Bovenop een hoge rots stond in de 17de eeuw een kasteel, waarvan nog
enkel de fundamenten zichtbaar zijn. We wandelen langs de Saint-Michelkerk. De
kerk staat op een rotsachtig plateau waar in de 12de eeuw een Benedictijner
klooster was gebouwd. De huidige kerk was de kapel van de priorij. Het monument
werd opgericht op vraag van de gemeente als herinnering aan de gesneuvelden van
beide Wereldoorlogen. Zij stierven allen voor Frankrijk. Het imposantste gebouw
van het dorp is 'Hotel de Ville' met een informatiekantoor dat folders
verstrekt over de streek.
Via
het kleine dorpje Lironcourt rijden we naar Chatillon sur Saône. Het dorp is
gebouwd aan de samenvloeiing van twee rivieren: de 'Saône' en de 'Apance'. Het
hoogste punt van de gemeente bedraagt 398 meter. We zijn in de Champagnestreek
beland. Het volgende dorp werd aan de rivier 'Apance' gebouwd en kreeg daarom
de typische naam Fresnes sur Apance. De kleine gemeente telt slechts een 200
tal inwoners. Het monument herdenkt de inwoners van het dorp die zijn omgekomen
of vermist tijdens de beide Wereldoorlogen. Van de Saint-Julienkerk was al sprake
in 1068. Het werd meerdere malen herbouwd en uitgebreid na een verwoestende
brand. De huidige kerk dateert van 1770-73. Een bord onderweg toont ons dat we
in het departement Haute-Marne aangekomen zijn. Haute-Marne ligt in het
zuidoosten van de Champagne-Ardennen streek. Bijna 40% van het totale oppervlak
van het departement zijn met bossen bedekt. De heuvelachtige vlakten nodigen
uit om te wandelen.
Om
16:30u rijden we langs de D124 het dorp Melay binnen. Onze GPS laat ons stoppen
bij de parking van Château Melay. Elke plek op de parking is bezet door auto's,
afkomstig uit Nederland. Het gebouw heeft twee verdiepingen en het leien dak
heeft twee dakkapelletjes. Vooraan tellen we 21 ramen en drie deuren. Langs een
drietal treden en een brede inkomdeur betreden we het kasteel. We staan in een
grote hall met een trap naar boven, een divan in de hoek en een dressoir naast
de oude open haard. Een deur ernaast brengt ons in de eetzaal waar we begroet
worden door onze gastvrouw Marcia. Sinds de bouw in 1644 leefden er
verschillende generaties van markiezen in het kasteel. Marcia en haar man Simon
maakten na een ingrijpende verbouwing van het Chateau een gastvrij
hotel/B&B waar reizigers kunnen genieten van rust en oorspronkelijkheid.
Het kasteel heeft slaapkamers met een eigen sfeer en een eigen naam: 'Chambre
blue, Chambre vert ...enz om er maar twee te noemen. De kamers hebben allen een
comfortabele badkamer die aan de wensen van deze tijd voldoen. 'Maar...' zegt
Marcia: 'Ze zijn allen bezet!'. Achteraan in de tuin wordt deze week een
cursus beeldhouwen gegeven.
Het
koppel heeft nog wel een apart huisje, Le Petit Chateau, waar wij kunnen
logeren. Ze wandelt met ons een honderd meter verder tot bij een gerestaureerde
woning met twee verdiepingen. Petit chateau is een huis dat, volgens de datum
in de gevel, gebouwd werd in 1826. De geschiedenis gaat echter veel verder
terug tot het jaar 1576. In dat jaar zijn door het chateau de marktrechten aan
Melay verleend. Bij deze rechten hoorde natuurlijk ook een marktmeester woning.
Na jaren van verval werd deze woning terug gebracht in originele stijl. De
voordeur stamt uit de 17de eeuw. Na restauratie verkeert ze weer in originele
stijl, maar aangepast aan de normen van deze tijd. Het gelijkvloers is
teruggebracht naar de 16de eeuw. We staan in de keuken van toen. De
plafondbalken zijn 600 jaar oud en werden in originele staat behouden. Langs
een eikenhouten trap, uit 1826, komen we op het eerste verdiep. We zijn terug
in het heden beland. De woonkamer is modern en groter door de uitbouw
achteraan. Vroeger stroomde de rivier 'La Geuze' achter het pand, onder de
uitbouw, door. De rivier loopt nu ondergronds. Het tweede verdiep is verbouwd
tot slaapkamer en badkamer met inloopdouche.
Het
avondeten word geserveerd in de tuin van het kasteel. De cursisten nemen hun
maaltijd in de eetzaal, aan de gezamenlijke tafel waar ze nog volop napraten
over hun cursus beeldhouwen. De maaltijd wordt bereid door Simon en Marcia
dient op. Het jonge koppel is heel sociaal en ze hebben twee schatten van
kinderen. Na het dessert komen ze bij ons zitten om een praatje te maken. Het
is na negenen als we terug naar ons petit chateau wandelen. Tot morgen. Tekst:
Luc Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Ik
vroeg de kleinkinderen laatst of ze nog naar de dierentuin geweest waren.
Hebben jullie dan naar de leeuwen gaan kijken? Leeuwen zijn grote dieren. Een
poot van een leeuw is zo groot als bompas twee handen. De mannetjes leeuwen
hebben een hele grote kop en een reuze grote bek'. Dat klinkt bekent: dacht ik.
'Als ze in de jungle brullen heeft elk dier dat gehoord'. Ik doe het brullend
geluid na van een leeuw waarbij ik mijn mond zover open sper als ik kan. Dat
werkt blijkbaar op de lachspieren van de toehoorders. 'Ze noemen de leeuw niet
voor niets de koning van de jungle. Hij is nochtans heel lui. Weten jullie dat
een leeuw over het algemeen 20 uur per dag slaapt? Dat zijn slechts vier uur
per dag om te eten en te drinken en te spelen. Maar ik ga iets vertellen wat
bompa meegemaakt heeft. Vroeger, toen ik een jaar of zeven, of acht was, ging
ik alleen naar de dierentuin. Mijn mama en ik gingen één keer per maand naar de
stad Antwerpen. Mijn mama had daar een vriendin wonen en het was toen de
gewoonte om samen in het treinstation een kopje thee te drinken. Ik kreeg toen
een ticket voor de dierentuin. Die dag kon je mijvinden bij de leeuwenkooi.
Ik
weet niet of dat nu nog zo is. In die tijd, ik zie het nog zo voor me, was de
leeuwenkooi een grote halve cirkel met een laag muurtje. Daarbovenop een hoog
gietijzeren hekwerk waar geen kat over kon. Vervolgens was er een vijver met
vuil bruin water. Zoals jullie weten is de leeuw familie van de kat en heeft
hij/zij schrik van water. Je zal nooit een leeuw in het water zien zwemmen.
Maar ik dwaal af. Ik kom bij de leeuwenkooi en uit gewoonte groet ik de leeuw
met een luide roep: Poes, poes! Ik hoor hem niet en ik zie hem niet. Op het
platform, waar hij normaal ligt, zijn attributen geplaatst om de leeuw wat
afleiding te gunnen. Een rotsformatie om op te springen. Boomstammen om op te
klimmen en zijn nagels te scherpen. Een bal hangt aan een touw om er met te
spelen. Maar de leeuw is nergens te bespeuren. De bal hangt stil. De boomstam
is leeg en bovenop de rotsen is geen kat te bespeuren. Aan de andere zijde
staat de dierenoppasser, die de leeuw dagelijks eten geeft.
Meneer? Roep ik.
Ja manneke, ben je verloren gelopen? Vraagt hij terwijl zijn hand over mijn
kortgeknipte haren wrijft.
Neen, meneer, maar..!
Ben je je mama kwijt? Hoe is je naam? Vraagt hij terwijl hij een boekje en een
potlood tevoorschijn haalt.
Nee, nee, meneer. De leeuw
Ha! Jonkheer De Leeuw
Luister nu! De leeuw is uitgebroken. Ontsnapt, weg Ik zocht nog andere woorden
om tot hem door te dringen. Blijkbaar snapte hij het dan toch. Verschrikt kijkt
hij achterom, zoekend kijkt hij rond en loopt dan luidkeels weg:
Help! De leeuw is ontsnapt! Vlucht nu het nog kan!
Hij
verdwijnt in de massa die op haar beurt huilend en roepend wegrent.
Op
de plaats waar de oppasser stond zie ik een ijzeren deurtje dat op een kier
staat. Al kwam ik hier vaak, het deurtje had ik nooit gezien. Waarschijnlijk
omdat de oppasser er steeds voor stond. Ik glip naar binnen. Het is er
aardedonker. Met de deur te openen komt er zonlicht mee binnen. Links is er
weer zo een gietijzeren hekwerk van de betonnen vloer tot tegen het plafond.
Daar hoor ik zachtjes snurken. Ik doe de deur verder open en zie de leeuw op
zijn zij tegen de tralies liggen. Hij slaapt als een roos. De ijzeren deur
piept een beetje. De leeuw doet één oog open en ziet mij. Waarschijnlijk
herkende hij mij want het oog sluit zich weer en hij begint opnieuw te snurken.
Hij is gelukkig niet ontsnapt. Hij is nog aan zijn twintig uren slaapje bezig.
Ik kom volgende maand terug, leeuw.
Als
jullie volgende keer weer naar de dierentuin gaan en jullie zien daar een
oppasser lopen. Neem van mij aan hij zoekt nog steeds naar de leeuw. Tot
schrijfs.