Dag 4. Donderdag 30 juni 2016. Voor het ontbijt, in
chateau Melay, hebben we al ingepakt en het 'petit chateau' opgeruimd zodat we
het huisje achter laten zoals we erin getrokken zijn. Na het ontbijt nemen we
uitvoerig afscheid van onze gastheer en gastvrouw. We gaan langs de werkplaats
van de cursisten om het gebeeldhouwde nogmaals te aanschouwen en tevens
afscheid te nemen van de groep waarvan enkelen toch met ons contact hadden.
Ons Rina stelt voor om via Verdun terug naar huis
te rijden. Het lijkt me een goed idee. Alleen weten we niet wat ons daar te
wachten staat. We hebben vooraf niets opgezocht of er een onderzoek naar
gedaan. Het is toch interessant om vooraf te weten wat er te zien zal zijn.
Bon, geen probleem.Wat weten we van de
strijd om Verdun tijdens de Eerste Wereldoorlog? De slag bij Verdun vond plaats
van 21 februari 1916 tot 19 december 1916. Naar schatting sneuvelden er meer
dan 700.000 soldaten voor een morzel grond van een paar vierkante kilometer. Op
21 februari 1916 begon de strijd door middel van een niet minder dan negen uur
durend spervuur van 1200 kanonnen die werden afgeschoten. De Franse loopgraven
werden volkomen verpulverd. Soldaten werden aan stukken gescheurd en raakten
bedolven onder de aarde. Na de beschieting begon het offensief van de Duitsers.
Na de inname van Fort de Douaumont rukten ze verder op richting Verdun. Na de
inname van Fort Bezonvaux stuitte de bezetter op felle tegenstand van Franse
troepen. De Fransen namen de vijand zwaar onder vuur vanuit de hoger gelegen
heuvels rond Hardaumont. De aanval stagneerde. De Fransen heroverden Bezonvaux
en Louvemont waarna de vijand werd verjaagd uit het Bois de Chauffour na
artilleriebombardementen en een Franse aanval op 13 december 1916. De slag om
Verdun eindigde op 19 december 1916.
We houden eerst halt in het kleine stadje
Saint-Mihiel dat van 1914 tot het eind van WOI in 1918 bezet geweest was door
de Duitsers. De Amerikanen, onder de leiding van generaal Pershing, maakten
daar een einde aan. In drie dagen tijd werden de Duitse stellingen veroverd. We
bezoeken de Saint-Michel abdijkerk. De benedictijnenabdij werd in 709 gesticht,
maar het abdijgebouw is van de 18e eeuw. Het complex had tijdens WOI
enorm te lijden onder de bezetter en moest daarom na de bevrijding grondig
gerestaureerd worden. Een gedeelte wordt in gebruik genomen door de
stadsdiensten. Twee zalen zijn voorbehouden aan de bibliotheek die meer dan
9.000 boeken bezit. De kerk bezit mooie glasramen en bijna levensechte beelden.
Achteraan werd een groot monument bevestigd met de namen van alle slachtoffers,
soldaten en burgers, die gesneuveld zijn tijdens WOI. Voor de kerk werd een
monument opgericht voor de gesneuvelden van beide Wereldoorlogen en de oorlog
in Algerije en Indochina.
Het Saint-Anne's Hospital werd gebouwd in de 13e
eeuw binnen de muren van de Benedictijnenabdij. Alleen de neoclassicistische
kapel bleef gespaard. Het complex omvat nu drie gebouwen voor ziekenzorg en een
gebouw voor administratie en technische diensten.
De D913 slingert zich omhoog doorheen het bos tot
bij het Ouvrage de Thiaumont. Het is er druk van bezoekers. Deze site is
ontstaan na de val van Fort Douaumont. De Duitsers werden bij hun opmars naar
Verdun alleen nog tegengehouden door de laatste heuvelrug met de versterkingen
Thiaumont en de commandoposten 118 en 119. Het landschap tussen de bomen
vertoont grote en diepe kuilen die veroorzaakt werden door bombardementen. Als
we voorbij het voormalige slagveld rijden is het moeilijk te vatten dat hier
soldaten probeerden te overleven. Een mens wordt van minder stil.
Aan de D112 staat het Monument Maginot. Een
sergeant van het 44e regiment Landweer. André Maginot was voor de
Grote Oorlog onderminister van oorlog en ging in 1914 vrijwillig in het leger.
Hij raakte gewond in Verdun en keerde terug naar huis waar hij zijn politieke
carrière vervolgde.
Het 'Monument de Lion' werd opgetrokken op de
plaats waar voorheen een wegkapel stond. Dit monument markeert de plaats waar
de Duitse opmars tot stilstand werd gebracht.
Het 'Musée de Mémorial' staat op de plek waar
voordien het station van Fleury was gevestigd. Op de plaats van het
gedenkteken, langs de weg, was ooit het dorpje 'Fleury devant Douaumont'
gevestigd. Het dorp telde ongeveer 420 zielen en leefde van land en bosbouw.
Het werd tijdens bombardementen volledig van de kaart geveegd en nooit weer
opgebouwd. Het is één van de negen Franse dorpen die verwoest werden door de
Slag om Verdun. Het museum opende zijn deuren in 1967. Het bezit een
uitgebreide collectie Franse en Duitse uniformen, wapens, en zoveel meer. Voor
het museum staan enkele kanonnen opgesteld.
Het Ossuaire van Douaumont is een groot bouwwerk
dat in 1932 werd ingewijd. De klokkentoren, in het midden, is 46 meter hoog. De
lange gang met nissen, van 137 meter lang, heeft twintig grafkelders. Daar
bevinden zich de restanten van de 130.000 ongeïdentificeerde Franse en Duitse
soldaten. Op de enorme begraafplaats, voor het Ossuaire, liggen nog eens 15.000
geïdentificeerde Franse soldaten. Bij elk wit kruisje werd een bosje rode rozen
geplant als symbool voor de rode klaproos.
Langs het ereveld werd nog een monument geplaatst
met een grote opgebaarde Franse soldaat. Het monument 'Soldat du Droit' werd
opgetrokken ter nagedachtenis aan de Franse politicus André Thomé. Hij
sneuvelde op 10 maart 1916 in het Bois de Caures.
Op 25 juni 2006 werd een monument ingehuldigd ter
ere van de 78.000 moslimmilitairen die tijdens WOI zijn gesneuveld. Frankrijk
mobiliseerde toen 600.000 militairen uit de koloniën, voornamelijk Algerijnen
en Tunesiërs.
Bezonvaux, langs de D24, is eveneens één van de
negen Franse dorpen die zijn verwoest tijdens de Slag van Verdun. Na de oorlog
werd het dorp nooit meer opgebouwd. Het gehele gebied werd in 1926 bebost.
Voordien was het een landbouwgebied. Het reliëf van de grond heeft nog steeds
zijn shell kraters. Het is de ene put na de andere. In de loop der jaren al
opgevuld maar nog duidelijk te zien in het beboste landschap. De bron 'Ruisseau
de Bezonvaux' stroomt doorheen de voormalige dorpskom en loopt nog steeds naar
de beek 'Veaux'. Het Ouvrage (ondergrondse onderkomens, die beschutting boden
aan manschappen en tevens konden dienen als kazernes of commandoposten) in
Bezonvaux werd gebouwd tussen 1889 en 1891. Het kleine fort werd al eind
februari 1916 ingenomen door de Duitsers. Infoborden vermelden nu waar de
huizen of boerderijen stonden voor ze gebombardeerd werden. Talrijke
gebruiksvoorwerpen werden na opgraving tentoongesteld. Op het hoogste punt werd
een herdenkingskapel gebouwd en een monument voor de gesneuvelden. Tijd om naar
huis te rijden. We hebben nog niet alles gezien, maar we komen beslist terug.
Eerst een grondig plan opstellen. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's:
Rina Meurs.
Dag 3. Woensdag 29 juni 2016. Het is 09:30u als we
vanuit Melay vertrekken naar Port-Sûr-Saone onder een bewolkte hemel met af en
toe wat zonneschijn. De temperatuur is 24°C en meer moet dat voor ons niet
zijn. We rijden door het departement Haute-Marne in de Champagnestreek.
Uiteraard houden we onderweg weer halt in enkele stille schilderachtige
dorpjes.
Langs de D124 verlaten we Melay en duiken meteen in
een landelijk landschap van weilanden en akkers. Onze asfaltbaan is net smal
genoeg voor één auto. Ik maak me zorgen als er een tegenligger opduikt. In de
zij berm staan slechts enkele bomen die het zicht belemmeren op
panoramazichten. Na hectaren aardappelen en bieten belanden we in het bosrijk
gebied van Combe des Folletiéres. Een bosdomein dat overwoekerd is met
berkenbomen. Tijdens de lente zorgen deze soort als één van de eerste voor een
frisgroen kleurtje. Een oude vierkante wegkapel, langs de kant, is totaal
verwaarloosd. De deur hangt uit haar hengsels en van een interieur is niets
meer te bespeuren. Teneinde de smalle baan linksaf op de D5a. Een brede
asfaltbaan met twee rijstroken, oef. We passeren weer een verlaten wegkapel met
op de achtergrond het oude pestkruis. We dwarsen de brede L'Apance rivier. De
belangrijkste zijrivier van de Saône heeft een lengte van 34,4 kilometer.
Rechts aanhouden voorbij de rotonde en langs de D417 tot het centrum van een
klein dorpje.
Op een boogscheut van Melay ligt een groen landschap
dat hele generaties kunstenaars inspireerde. Daartussen ligt langs de D417 ons
eerste dorp waar we halt houden: Fresnes-sûr-Apance. Het dorp dat op 270 meter
boven de zeespiegel gebouwd werd heeft op de parking een klein, heuvelachtig
plantsoen. Bomen en sierstruiken werden rondom een picknicktafel aangeplant.
Een bloemenperk in het groene gazon fleurt het geheel op. Na een steile
klimming bereiken we de hoofdingang van de Saint-Julienkerk. Ze werd herbouwd
tussen 1770 en 1773 op de grondvesten van een voormalige kerk die door brand
verwoest werd. De laatste brand dateert van 1749. Aan de buitenzijde zijn de
glas-in-loodramen indrukwekkend. We mogen echter de kerk niet in. Het monument
voor de gesneuvelden staat eveneens te midden van een groen plantsoen. Het
herdenkt de inwoners van de gemeente die zijn omgekomen of vermist tijdens
beide Wereldoorlogen en de oorlog in Indochina. De ronde waterfontein spuit nog
langs vier zijden water in het bassin. Het gemeentehuis is nog niet open. De
stormluiken op het gelijkvloers zijn dicht.
Voor ons volgende dorp rijden we een stuk terug op
de D5a. Slingerend door het groene bos rijden we tot de splitsing waar we links
houden om de D5a te blijven volgen. Een divers palet aan loofboomsoorten vonden
hier een plaats. Een mens wordt blijgezind van zoveel groen. We verlaten het
departement Haute-Marne en rijden het departement Haute-Saône binnen. We rijden
op de D3 door een zonovergoten landschap. Langs de weg groeien grote statige
bomen die overwoekerenmet maretakken.
De halfparasiet is afhankelijk van bomen voor zijn water en zouten. Na enkele
grote waterplassen rijden we het dorp Blondefontaine binnen waar we onze auto
vlak bij de Saint-Martinkerk parkeren. Ook hier kan je slechts de ingang van
het gebedshuis bereiken via enkele vermoeiende trappen. Hoe zit dat eigenlijk
met rolstoelgebruikers? De trap naar boven is levensgevaarlijk. De treden
liggen onstabiel en brokkelen af. Volgens mij mag er niemand meer de kerk in.
Geen enkel infobord vermeld dat, zelfs niet in het Frans. Met de aanvang van de
kerk werd gestart in 1782 en in 1788 werd de kerk ingewijd. De vierkante toren
heeft geen dak. Het lijkt meer op een observatie- dan een kerktoren. Het schip
van de kerk is achthoekig. Het lijkt me dat de laatste restauratie heel lang
geleden is. Midden op het kruispunt werd het opmerkelijk monument voor de
gesneuvelden geplaatst. Het herdenkt de doden uit Wereldoorlog I en II. De
plaatselijke bron lijkt uitgedroogd of zou ze na de winter opnieuw stromen? In
het waterbassin zijn verschillende bloemen aangeplant. Zoals in tal van deze
kleine dorpjes is er een enorme verwaarlozing aan de gebouwen. Er is veel
leegstand en verkrotting.
We vervolgen onze weg verder langs de D3 en houden
een drie kilometer verder halt in Raincourt.Het kleine dorp maakt deel uit van het arrondissement Vesoul. We
parkeren deze keer in de Rue de L' Eglise. Ook hier zijn de verschillende
bronnen en fonteinen uitgedroogd. De waterbassins werden beplant met kleurige
en fleurige bloemen. De kerk is gewijd aan Saint-Valbert en werd herbouwd in de
late 18de eeuw. Ze is prachtig onderhouden maar eveneens op slot. Het mozaïek
kleurt het dak van de toren. Zwaluwen scheren rakelings boven onze hoofden. Ze
jagen ons weg omdat we te dicht bij hun nest komen. Op een veilige plaats
slagen we ze gade. De ene na de andere zwaluw vliegt in de talrijke kieren en
spleten van de kerkgevel. Het monument voor de gesneuvelden wordt omringd door
een ijzeren hekwerk. Rode rozen werden aangeplant en lijken als druppels bloed
rondom het monument. De plaatselijke waterbron is uitgedroogd. In de ronde
waterreservoir werden wilde bloemen aangeplant. Een groot gebouw trekt onze
aandacht. Het lijkt sterk op een voormalig kasteel maar het is totaal
verwaarloosd. Ramen werden stukgegooid en de luiken missen verschillende
latjes. Tussen de kieren van de ingangspoort zien we toch nog beweging van
honden en mensen.Boven de gesloten
poort staat het jaartal 1731.
We blijven de D3 verder volgen en na de brug over
de oude rivier La Vieille dwarsen we de 'L Amance Ou La Mance rivier. Jussey
ligt in de regio Franche-Comté en is een groot dorp met toch tamelijk wat
winkels. Al is er ook een kolossale leegstand. Een groot aantal winkelpanden
staat te huur of te koop. We parkeren op de parking van een winkelketen. Te
voet wandelen we tot bij de kerk van Jussey. De Saint-Pierrekerk werd gebouwd
in de 16de eeuw en sterk uitgebreid in de 18de eeuw. We hebben de gelegenheid
om de kerk te bezoeken. Een mooi licht interieur met gebrandschilderde ramen
die katholieke taferelen uitbeelden. De muren zijn bijna tot de helft bekleed
met een houten lambrisering. De oude brede zitbanken hebben soms de naam van de
schenker. Naast de kerk staat het monument voor de gesneuvelden van de stad
Jussey. Te midden van een plantsoen werd een obelisk opgericht die de doden
herdenkt van Wereldoorlog I en II.
Het monument is afgeboord met een ijzeren hekwerk
en op de hoek werd een oude obus gezet. Twee mini kanonnen flankeren het
geheel. Het is de eerste gemeente die we aandoen waar er sprake is van een
wekelijkse marktdag op dinsdagochtend voor het gemeentehuis. Het dorp wordt
gekenmerkt door de vele fonteinen en wasplaatsen die tijdens de 19de eeuw
gebouwd werden vlak bij een bron. Doorgaans waren ze alleen toegankelijk voor
vrouwen. Naast het wassen van kledij werden er de laatste roddels uitgewisseld.
De mooie fontein 'des Anges' op het marktplein is één van de vier oudste
fonteinen van de stad. Ze werd oorspronkelijk gebouwd in 1737 en prachtig
gerenoveerd in 1870. De fontein heeft een rond bassin van steen. De metalen
sokkel, in het midden, stelt kinderen, waterbekken en vogels voor. De volgende
fontein is 'Fontaine Cèrés'. Een groot stenen waterbassin vangt het water op
dat nog uit een bronzen bek loopt. Het bronzen beeld op de stenen sokkel in het
midden stelt een landbouwer voor. De 'Halle aux Grains' is van 1867. In deze
voormalige graanschuur is het VVV-kantoor gevestigd.
We rijden verder over de D3 en verlaten het centrum
van Jussey. Het is slechts drie kilometer tot ons volgende dorp. Rechts van ons
is een heuvel met weilanden waar vredig koeien en paarden staan te grazen.
Links duikt nu en dan een grote boerderij op te midden van hectaren weilanden.
De stallen staan meestal verdekt onder statige loofbomen. Na een rechte
asfaltbaan door het groene woud moeten we de L' Ougeotte over die dwars door
het prachtige landschap stroomt. We komen in het centrum van
Gevigney-et-Mercey. Een nog grotere rivier is de Ruisseau du Bas des Vaux,
die onder ons doorstroomt. Gevigney is een aardig klein dorpje en bevindt zich
in het Franse departement Haute-Saône. De Saint-Ferréol-et-Saint-Ferjeux kerk
dateert uit de 18de eeuw en werd op het hoogste punt van het dorp gebouwd. Ze
heeft prachtige glas-in-loodramen waaronder één met een portret van Generaal de
Gaulle. Het interieur is heel licht. Het houtwerk rond het altaar is nochtans
donker. De luchters zouden ook wel in onze living tot hun recht komen. Het is
een prachtige gebedsplaats. Ook deze kerk bezit een mozaïeken toren. Het
monument voor gesneuvelden werd door de gemeente geplaatst als aandenken aan de
slachtoffers van beide Wereldoorlogen. Het stadhuis van 1633 is versierd met
een zonnewijzer.
We verlaten het dorp langs de D54, richting
Augicourt. Het uitzicht onderweg blijft onveranderd. Een zacht glooiend
landschap dat baadt in de zon. Het plaatsje Bougey laten we rechts liggen. We
rijden vaak alleen op de weg en dat is een uitgelezen moment om wat trager te
rijden om van de omgeving te genieten. De struiken en bomen aan de verre
horizon vormen de skyline tot ons volgende dorpje.
De Grande Rue brengt ons in het centrum van
Augicourt dat zich langs de beide zijden van de D54 bevindt. De gemeente telt
momenteel 160 inwoners. Rond de beginjaren tachtig van vorige eeuw woonden hier
meer dan 600 zielen die in de regio werk vonden door de productie van tabak en
wijngaarden. Recht over het gemeentehuis staat de hoge Saint-Martinkerk, met
haar mozaïeken toren, gebouwd in de 18de eeuw. Het monument voor de
gesneuvelden verdeelt de straat in twee. Het werd opgericht te midden van een
bloemenperk al zou het stenen monument wel een poetsbeurt mogen hebben. Ook
hier stroomt de Ruisseau du Bas des Vaux door de gemeente.
Nog steeds rijden we op de D54. Langs onze weg werd
een gezellige picknickplaats aangelegd met zitbanken en tafels in een oase van
groen. Een bosrijk gebied op de achtergrond nodigt uit om even te verpozen.
Voor ons is het heuvel op door een uitgestrekt dennenbos. Hopelijk springt er
geen hert of everzwijn voor ons voertuig. Geen enkel bord echter waarschuwt de
bestuurders voor loslopend wild. Hoog boven de kruinen van de bomen, tegen de
wind in, hangt de torenvalk te 'bidden'. Daar duikt hij trefzeker naar beneden,
en verdwijnt uit het zicht. Hopelijk lukt het hem een prooi te vangen. Een
grote lading dennenhout ligt langs de weg klaar om opgeladen te worden.
De Rue Saint-Nicolas brengt ons in het centrum van
Combeaufontaine. Het dorp is als een kruispunt tussen de Bourgogne, de Vogezen,
Haut-Marne en Haut-Saône. Linksaf op de N19 rijden we tot voorbij de kerk op
een parkeerplaats van de plaatselijke apotheek. De Hemelvaartkerk werd gebouwd
in 1700 op de plaats van een oude vervallen kapel. De spitse toren weerkaatst
het felle zonlicht. De poort van de kerk staat uitnodigend open. Daarna houdt
een ijzeren hekwerk ons tegen. Het interieur is fel verlicht door de hoge
ramen. Het is een mooie eenbeukige kerk. Achter de kerk bevindt zich de
begraafplaats. Te bereiken langs een rechte dreef afgeboord met kleine bomen. Het
grote stadhuis dient als school en vredegerecht. Het mooie monument voor
gesneuvelden staat voor het gemeentehuis. Het herdenkt de gesneuvelden en
vermisten van beide Wereldoorlogen. Hier in de straat wil je niet wonen. Zwaar
vrachtverkeer rijdt door de straten van Combeaufontaine. Na het rustige
heuvelachtige landschap is het even schrikken. Ik probeer de drukte te negeren.
Bij de 19de eeuwse wasplaats komt een oud vrouwtje haar twee emmers vullen met
water. Ze knikt heel vriendelijk en sjouwt de zware last mee terug naar huis.
Een heiligenbeeld van O.L.Vrouw is verguld en staat hoog op haar sokkel. We
picknicken bij de auto bij gebrek aan een tafel. Om 12:30u rijden we door naar
Port-sûr-Saone. Het is 30°C in de blakende zon.
De auto loodst ons verder langs de N19 over een
golvend heuvellandschap, een bont lappendeken van akkers, weilanden en bos. Een
groene long voor de omgeving. Witte koeien grazen in het gele zonlicht. De stad
Port-sûr-Saone ligt op 12 kilometer van Vesoul. De groene stad is een charmante
gemeente met ruim 3050 inwoners. Ze bezit talloze attracties en
bezienswaardigheden die we zeker niet mogen missen. Eerst zien we de
Gallo-Romeinse 18de eeuwse brug boven de Saône rivier. Ze werd gebouwd tussen
1750 en 1758 in de plaats van een houten Romeinse brug. De houten brug werd
telkenmale weggespoeld door overstromingen en/of vernietigd door oorlogen zoals
in 1595 na de doortocht van de protestanten. Een tijd lang werd gebruik gemaakt
van een veerdienst tot men overging tot de aanbouw van de stenen brug.
Verschillende waterbronnen eindigen hun loop in de rivier. Op een parking, bij
de oude vestingwal werd een klok geplaatst. Op de muren werden taferelen
geschilderd van vroegere tijden. Een mooi initiatief van de schilder. Deze
parking was eerlang een kleine aanleghaven met prachtige schepen.
De Eglise Saint-Etienne werd opgetrokken tussen
1782 en 1787. De donkere kerk heeft talrijke indrukwekkende glas-in-loodramen.
De muren achter het altaar heeft houten wanden tot het gewelfd plafond. In de Rue
Gilberte Lavaire is het gemeentehuis en het monument dat de doden herdenkt van
beide Wereldoorlogen en de oorlog in Algerije. Sinds november 1990 is het
kerkplein getransformeerd door een muurschildering op de gevel achter het
oorlogsmonument. De muurschilderingen van de mensenrechten is van de hand van
Agnes Tily. Op de zijgevel bij het gemeentehuis zijn oude postkaarten van
Port-sûr Saone afgebeeld. Prachtige nostalgische foto's. In de fontein kunnen
we onze handen en gezicht even verfrissen. We wandelen terug tot over de
Romeinse brug. De kapel van Saint-Valerius is van 1845. Ze werd gebouwd ter
vervanging van een afgebroken kathedraal. Ze is afgesloten voor bezoekers. De
school van Saint-Valere is geheel in eiken- en dennenhout opgetrokken voor de wereldtentoonstelling
van 1937. Tot slot zijn er nog de talrijke fonteinen en crucifixen. Tijd om
iets te drinken.
Om 15:30u rijden we terug naar Melay langs dezelfde
dorpen en gehuchten waar we geweest zijn. In Melay maken we een wandeling van
3,5 kilometer door en rond het dorp. Melay is een dorp van het departement
Haute-Marne, meer bepaald in de Champagne-Ardennen streek. Het dorpje wordt
omringd door landerijen en heuvels. Steile heuvels mag ik wel zeggen. Maar we
zijn hier niet om te fietsen. Melay ligt in het hart van een kleine vallei, ver
weg van drukke hoofdwegen, en ligt op een hoogte tussen de 222 meter en 364
meter. Het is een streek voor genieters met kleine landelijke wegen die
slingeren tussen weilanden en bossen. We krijgen meermaals een mix te zien van
fraaie landschappen met uitbundig veel groen. De herenhuizen in het dorp Melay
hebben een rijke historiek. In de Rue de Moges werd in 1883 het gemeentehuis
opgetrokken. Een prachtig gebouw dat getuigd van een mooi en ver verleden. Het
werd blijkbaar nog niet zo lang geleden gerestaureerd. Voor het gemeentehuis
werd op 31 juli 1921 het monument ingehuldigd voor de soldaten die sneuvelden
voor het vaderland tijdens WOI. Vlakbij enkele bewoonbare panden ligt een
enorme houtopslag. Men verwacht hier blijkbaar een strenge winter. De
temperatuur kan hier tot zo'n vijf graden met ons landje verschillen. We
verlaten net het centrum van Melay en wandelen door een mooi landschap van
weiden, bomen en struiken tot we opeens langs een druivenplantage stappen. Het
is nog een jonge plantage. De druiven zijn nog heel klein. Bij druivenplantages
worden zoals hier rozenstruiken geplant. Rozen zijn gevoelig voor schimmel en
zijn dus een alarmbel voor de druiventeler.
De lichtbruine koeien staan te grazen in de schaduw
van talrijke bomen. Aan sommige takken en twijgen van heel oude bomen groeien
zelfs geen bladeren meer aan. Ondanks het voorbij razende verkeer bevinden we
ons in een oase van stilte en groen. Het is een stevige klimming tot bij de
kapel. In de zijbermen groeien kleurige wilde bloemen. Een schilderspalet van
verschillende kleuren. De inspanning naar boven wordt beloond met knappe
vergezichten. De kapel werd gebouwd door priester P. Andrieux in 1873 ter
bescherming van de toen talrijke wijngaarden rondom. Tot het einde van de
negentiende eeuw waren alle heuvels rondom het dorp nog met wijnstokken
beplant. In 1908 werd nog 15.000 hectoliter wijn geproduceerd. Boven de ingang
van de kapel staat de tekst: Notre-Dame de Bon-Secours. Priez pour nous. Twee
heiligenbeelden op het altaar zijn van de heilige Theresia en Moeder Maria. Ze
worden helder verlicht door de enkele mooie glasramen. We blijven even
nagenieten op het hoogste punt. De stilte van het landschap wordt slechts
onderbroken door het getjilp en gezang van vogels. We kijken uit over een
golvend en heuvelachtig landschap met een bont lappendeken van akkers,
weilanden en bos. De natuur moet zelfs nog mooier zijn wanneer ze zich in
schitterende herfstkleuren tooit. We houden de kapel links van ons en dalen af
richting dorp. We blijven de asfaltweg volgen langs nog enkele kleine druiven
akkers. We wandelen vervolgens door de Rue du Teuillon en dan door de Rue des
Pothières. Voor de oude wasplaats linksaf en links aanhouden. Door het centrum
van de gemeente stroomt een ondergrondse bron (de Gueuse) tot bij de oude
waterplaats. Ze stroomt naast huisnummer twee verder en achter de hoek
verdwijnt de rivier weer onder de grond. Het is oppassen voor voorbij
'vliegende' auto's. Ze vertragen niet allemaal. Bij het oude stenen kruis op
een hoge sokkel staat een picknicktafel. Rechtsaf over een grindpad. We zijn al
een uur onderweg als de bewolking begint op te lossen. Hoe later hoe mooier het
weer. Dwars door het mooie landschap stroomt water uit één of andere bron. Ons
grindpad slingert tot op de asfaltbaan en tot bij de kerk. Een schitterend
eindpunt van een aangename wandeling. Tijd voor een aperitief op het zonnige
terras van Chateau Melay. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina
Meurs.
Dag 2. Dinsdag 28 juni 2016. De dag begint bewolkt, doch is het al
19°C. Het ontbijt nuttigen we in de eetzaal van het kasteel. Samen met de
cursisten maar toch apart aan een tafeltje. Er is koffie en thee, wat voor mij
het belangrijkste is. Het ontbijt zelf is karig maar net genoeg. Frans brood
met hesp en kaas of confituur. En om af te sluiten een chocoladekoek. We kunnen
zelfs een picknick meenemen voor vanmiddag. Brood met beleg, water en een busje
cola. Dat laatste is om ons suikergehalte op peil te houden. Een mooi
initiatief van Marcia en Simon om een lunchpakket aan te bieden. Op deze manier
hoeven we geen bakker of snackbar te zoeken.
Vandaag rijden we naar Langres om de stad te bezoeken. Ze ligt
slechts op 50 km van Melay. Met de auto is dat echt niet zo erg ver eigenlijk.
Maar we zijn van plan om in enkele idyllische dorpjes halt te houden, gewoon om
de sfeer op te snuiven.
Ons eerste dorp is Neuvelle-les-Voisey, dat evenals Melay in de
Haute-Marne ligt. De streek is bosrijk en sterk heuvelachtig en heeft een rijk
en historisch verleden. De omgeving is niet alleen ideaal voor de rustzoeker,
maar de actieve wandelaar en fietser komt hier zeker ook aan zen trekken. We houden
halt in de nabijheid van de kerk om er even rond te wandelen. Het gebied was
van oorsprong een wijnbouwstreek. Door ziekte in de druiven was men verplicht
om over te schakelen op akkerbouw en veehouderij. Het kleine slapende dorp
heeft slechts 85 inwoners. Of het nu daardoor komt dat we niemand op straat
zien zullen we echt nooit weten. De vervallen Saint-Genéskerk werd gebouwd in
de 15de- en 16de eeuw. De kerk heeft echt zijn beste tijd gehad. Ze roept als
het ware om gerestaureerd te worden. Elke muur vertoont een grote scheur. Men
probeert de barsten wat te verdoezelen met bloemen en planten, maar echt lukt
dat niet. Het is en blijft een oud geval. Achter de kerk staat het spierwitte
monument van de Eerste Wereldoorlog. Het wordt opgedragen aan de gesneuvelde
soldaten van het dorp. Het monument lijkt net geschilderd. De felle kleuren
zijn in schril contrast tegen de spierwitte sokkel. Ook de witte Franse haan
met rode kam zit sierlijk bovenop de witte gedenksteen. Je verwacht dat hij
alle seconden gaat kraaien. Er zijn geen winkels maar een camionette komt al
toeterend de straat ingereden. Het is de Boulangerie et Patisserie van het
naburige dorp die hier dagelijks zijn ronde doet. Hij vervoerd niet alleen
brood, maar ook charcuterie en fruit zijn te verkrijgen. Hij mag toeteren zo
veel hij wil. Niemand komt de deur uit. Het charmante 'Maison commune' heeft op
het pannendak nog een vierkante aluminium kapel met bronzen schoolklok. Toen
Frankrijk in 1871 een republiek werd moest elke gemeente of stad over een
gemeentehuis beschikken. Een Mairie of Hotel de Ville. Een plaats waar elke
burger kon gehoord worden. Ook moest de plaatselijke burgemeester ervoor zorgen
dat elk kind school kon volgen. In de meeste gemeentehuizen werd een lokaal
voorzien om les te geven. Dit gemeentehuis doet nu nog dienst als school en
eveneens als postkantoor. De oude waterbron werd omgebouwd tot vijver. Rondom
werd een bloemenperk aangelegd met rotsen. Een kunstreiger staart in het water
en wacht tot een prooi in de buurt komt.
Hier en daar steekt een heuvel boven het landschap uit. Tussen de
akkers ligt ons volgende dorpjeVernois-sur-Mance. We parkeren langs de Grand'rue op een hoogte van
ongeveer 250 meter.
Volgens Wikipedia woonden hier 155 zielen in 2013. Vlakbij de kerk
staat de 18de eeuwse fontein. De grote ronde waterbak is een mooie kleurige
bloemenbak geworden. Ook het Heilig Hartkruis staat vlakbij. De O.L.Vrouwekerk
werd in 1733 gebouwd. In de toren hangen twee koperen klokken van 1836. De
dakbedekking is in verschillende mozaïekkleuren geschilderd. Ook deze kerk is
aan restauratie toe. De poort is niet op slot. Twee meter verder staan we voor
een gietijzeren hekwerk. Dat blijkt wel gesloten. Door de tralies nemen we
enkele foto's. Een houten lambrisering werd tot twee meter hoog aangebracht.
Daarboven zijn de gestucte muren en kruisgewelven beschimmeld van het
optrekkend vocht. De verscheidene heiligenbeelden brengen gelukkig wat kleur in
het interieur. Terug buiten wandelen we tot bij het oorlogsmonument dat werd
opgericht als herdenking aan de slachtoffers van beide Wereldoorlogen en één
slachtoffer van de Franse Indochinese Oorlog. Onderaan staat een plaquette met
foto als aandenken voor een gesneuvelde soldaat tijdens de oorlog in Algerije
in 1932-1936. Het monument heeft op elke hoek een obus staan dat met elkaar
verbonden is door een zware ketting. Twee vlaggen wapperen aan de
herdenkingssteen. Het gemeentehuis 'Mairie' werd opgetrokken van 1849 tot 1850.
Op het gelijkvloers is de vergaderzaal voor de gemeenteraad. En zoals
gebruikelijk werd er in het gebouw ook nog les gegeven. Het verdiep was de
woning van de leraar en zijn gezin. In de kelder was de gevangenis. Hier in het
dorp is een klein winkeltje. De deur staat uitnodigend open. Op het uitstalraam
staat 'Epicerie Tabac' vermeld. Als we binnen kijken lijkt het meer op een
kleine supermarkt. De meeste woningen hebben nog een TV-antenne op het dak.
Schotelantennes heb ik nog niet tegengekomen of ze moeten verdekt zijn
opgesteld. We komen op het plein met de oude ronde fontein-wasplaats. Volgens
oude prentbriefkaarten was er een ronde zinken dak boven de wasplaats. Nu rest
er alleen het water dat meer weg heeft van een open fontein.
We rijden door de regio Franche-Comté. Een streek voor genieters.
We rijden weer door het glooiende, pittoreske landschap. Een mix van fraaie
landschappen, mag ik wel stellen, met uitbundig veel groen. We houden halt in
Vitrey-sur-Mance. De plaats grenst aan de Haute-Saône en de Haute-Marne. Dwars
door het prachtige dorp stroomt de Mancerivier. Voor de kerk staat een bron
eindeloos water te lozen. Ze stond in verbinding met de wasplaats ernaast. Het
gebouw kreeg een totale metamorfose. De wasplaats werd gerenoveerd en is nu een
bekende kapperszaak. De Saint-Laurent kerk is oorspronkelijk van de 16de eeuw.
Tijdens renovatiewerken in de 18de eeuw werd ze nog sterk uitgebreid. De
kerktoren heeft een dak mozaïek. Sommige kerkmuren worden ondersteunt door
ijzeren poutrellen. De hoofdingang is afgesloten. Een dorpsbewoner wenkt ons
naar de zijingang. Deze is niet op slot en we betreden de kleine kerk. We
vinden veel verschillende heiligenbeelden waaronder de Heilige Theresia die we
geregeld tegen komen in de kerkgebouwen. Plaquettes danken haar meermaals voor
haar bescherming. Rechts, vooraan staat een indrukwekkende houtkachel. Een
grote stapel eiken- en beukenhout ligt ernaast opgestapeld. Ook hier heeft de
kerk te lijden aan opstijgend vocht. Het tabernakel werd grondig gerestaureerd.
Terug buiten wandelen we enkele trappen op tot bij het gemeentehuis. Het breed
gebouw met verdiep heeft vroeger ook dienst gedaan als school. Naast het gebouw
pronkt het monument voor de gesneuvelden. Het dorp herdenkt de slachtoffers van
1914-1918, en de slachtoffers die gestorven zijn voor Frankrijk in Algerije.
Twee slachtoffers zijn van Indochina afkomstig. Ook hier prijkt een haan
bovenop het monument.
Zacht golft en deint de eindeloze, gladde, asfaltweg over heuvels
en dalen. De bewolking lijkt op te lossen. De lucht wordt lenteblauw. Verderop
slenteren we door het schilderachtige dorpje Ouge langs de D44. Het dorp dankt
zijn naam aan de bronrivier Ougeotte. In 1636 werd Ouge, na een totale
verwoesting, geleidelijk heropgebouwd door boeren, wijnmakers en
ambachtslieden. Tijdens WOII werd het dorp bezet door de Duitsers en werden de
huizen gevorderd. De laatste volkstelling dateert van 2011 en men kwam op
slechts 123 inwoners. Bijna volledig omgeven door een haag staat de Heilige
Maagd Maria op een hoge sokkel. Het monument werd geplaatst op 14 september
1944. Vlak voor het gemeentehuis prijkt het monument voor de gesneuvelden. Het
werd opgedragen aan hen die stierven voor het vaderland. Ouge heeft een mooie
St-Remykerk. De bouw begon in 1832 en in 1875 werd ze reeds uitgebreid. De
laatste restauratie dateert van 2010. De poort is open, maar weer staan we voor
een gesloten hek. En deze keer is er geen zijingang. We kunnen toch mooie
foto's nemen. De kroonluchters zijn adembenemend. De kleurige heiligenbeelden
staan op een sokkel hoog tegen de muur. Opzij van de kerk werd het kasteel
gebouwd met een botanische tuin van 8 hectare. De tuin werd grotendeels in 1980
aangeplant. Het park is versierd met een Japanse vijver en een monumentale
fontein. Het kasteel is in private handen en dus niet toegankelijk. Ooit waren
er in het kleine dorp vier fonteinen. Er zijn er nog maar twee van over.
Voor we het dorp Fayl Billot binnen rijden zien we de
tentoongestelde kunststukken langs de weg staan die vervaardigd zijn met riet.
Een supergrote hand met onderarm houdt grote rieten stengels vast. Het dorp
ligt op het kruispunt van vier verschillende regio's. Bourgogne,
Champagne-Ardenne, Franche-Comté en Lorraine. Het is een doolhof van heuvels
met kleine vlakten en valleien. Het gebied heeft 3000 ha bos. Het water komt aarzelend
in kronkels naar beneden en zoekt zijn weg verder tot de Middellandse zee.
Daardoor heeft het dorp een overvloed aan bronnen, fonteinen en wasplaatsen.
Bos- en landbouw zijn de voornaamste activiteiten van de plaatselijke
bevolking. Het dorp is redelijk groot en vooral bekend voor zijn Nationale
School voor Osiériculture en mandenmakerij. De Onze Lieve Vrouwekerk, op de
Place de l'eglise, is dan eveneens flink uit de kluiten gewassen. Het gebouw
dateert van 1865-1870. Het is klimmen tot bij het portaal van het gebedshuis.
De deur is open. Een vochtige kerk maar toch heeft ze iets. Mooie glasramen,
indrukwekkende tabernakel en kleurige beelden. Het orgel staat vooraan en wordt
bespeelt door de organist. In de zijmuur werden de namen gegraveerd van de vele
slachtoffers uit WOI.
Het grote monument voor gesneuvelden staat te midden van een
bloemenperk voor de ingang van de kerk. Op de sokkel staan de namen vermeld van
de slachtoffers van beide Wereldoorlogen. In de opmerkelijke wasplaats staat
geen water. Aan de buitenzijde spuit nog een flauw straaltje water in een
betonnen bak. De overloop laat het water verdwijnen in de riool. De droge
wasplaats wordt versiert met bloemen. In de zijgevel staat het jaartal 1803 in
gebeiteld. Vlakbij staat de kleine oude O.L.Vrouwkerk die voornamelijk dateert
uit de 16de eeuw. Het gebouw heeft meer weg van een grote kapel dan een kerk.
Ze is spijtig genoeg afgesloten. Door het glas in de deur kunnen we toch enkele
foto's nemen. De vele zitbanken voor het altaar laten vermoeden dat er nog
regelmatig erediensten worden gehouden. Rond het altaar staan verschillende
kleurige heiligenbeelden.
Achteraan het 'Office du Tourisme' is de voormalige
mandenvlechters school.
Om 11:00u vertrekken we naar Langres. Het is nog slechts 25km
rijden. De auto geeft 24°C aan als het zachtjes begint te regenen. Net genoeg
om de voorruit schoon te vegen. Even verder schijnt terug de zon en stuur ik de
wagen door een mooi zonovergoten landschap met indrukwekkende vergezichten.
Opnieuw zijn er de talloze witte wolken die moeten we er helaas bijnemen. We
parkeren een weinig later op parking Belair in Langres. De historische
vestingstad ligt prachtig op een hoogte boven het plateau waar verschillende
rivieren ontspringen, zoals de Seine, de Marne, de Aube en de Maas.Tijd voor een rondleiding langs de
bezienswaardigheden van de stad. De stadspoort is ons eerste indrukwekkende
bouwsel. Het is slechts één van de zeven poorten die deze 2.000 jaar oude stad
nog telt. Een grote muur omringt de hele vesting met enkele torens waarvan nog
3,5km te zien is. De 'Tour de Navarre' is een rondweg over de stadsmuren. Een
aangename wandeling waarbij men kan genieten van het schitterende uitzicht dat
zich uitstrekt beneden de stadsmuren. Tijdens de gehele rondgang zijn er 7
poorten en 12 torens van de citadel te bezichtigen.
Een waterpomp uit vroegere tijden lekt langs beide zijden
dagelijks honderden liters water in een waterbak. Geen mens die er zich aan
stoort. Een bordje vertelt de kuierende mensen dat het geen drinkbaar water is.
Hier is wel meer volk dan in de kleine dorpjes onderweg. De meeste mensen
kuieren langs de uitstalramen van de vele winkels. De partner draagt de vele
zware zakken met etenswaren, kleding en cadeaus.
Het volgende gebouw is het 'Ancienne Chapelle des Oratoriens' of
de 'Voormalige kapel van het Oratorium'. In 1616 deed bisschop Sébastien Zamet
een beroep op de congregatie van de Oratoriërs om een seminarie te leiden. De
prelaat geeft de terreinen en gebouwen van het St. Amâtreklooster met als doel
vorming te geven aan Franse geestelijken. Pas in 1676 werd de kapel voltooid.
In 1838 werd het gebouw getransformeerd in een theater en heeft momenteel een
capaciteit van 250 zitplaatsen. De voorgevel vertoont maskers, partituren en
instrumenten op het fronton boven de ingang. De laatste renovatie gebeurde
tijdens de laatste eeuwwisseling.
In het hoge gebouw van de voormalige Seminarie (1673 1687) waren
maar liefst 74 kamers in gebruik door toekomstige priesters tijdens hun
opleiding.
Het 'Ancien Collége des Jésuites' of het 'Voormalige Jezuïeten
College' werd in 1621 bewoond door, de naam zegt het zelf, de Jezuïeten. Dit
college kon 200 jonge notabelen van de stad huisvesten. In 1746 werden de
gebouwen vernietigd door brand, maar alles werd herbouwd in 1770 tegen de 13de
eeuwse stadswallen. De Jezuïeten konden er niet meer van genieten. Ze werden in
1762 uit Frankrijk verdreven. Momenteel geeft het gebouw een verlaten indruk.
Bij het standbeeld van Diderot houden we halt. Denis Diderot werd
geboren op 5 oktober 1713 in het gebouw nummer 9 van dit plein. Hij stamt uit
een kleermakersfamilie en studeerde filosofie in het voormalige
Jezuïetencollege. In 1728 vertrekt Diderot op 15 jarige leeftijd naar Parijs om
zijn studies verder te zetten. Daar wordt hij één van de grootste denkers van
de 18de eeuw. Een van zijn meest bekende werken is de bekende encyclopedie, een
woordenboek van de wetenschappen, kunst en beroepen met een oplage van 2075
exemplaren. Honderd jaar na zijn dood, in 1884, kreeg het plein zijn naam en
werd dit standbeeld ingehuldigd. De verschillende namen op de sokkel zijn van
personen die hebben meegewerkt aan het tot stand brengen van de
encyclopedie.
Het 'Maison à pans de bois' oftewel een werkmanswoning van de 15de
eeuw. Tijdens de middeleeuwen werden talloze huizen gebouwd met smalle en hoge
gevels. De meeste van deze panden werden gebruikt voor zowel bewoning als voor
ambachtelijke doeleinden. In de loop der eeuwen werden de gevels aangepast en
veranderd. Dit huis bleef zijn werkgevel behouden. De twee kelderniveaus werden
gebruikt als opslagplaats. Het gelijkvloers werd opgetrokken in steen waar een
werkplaats of ambachtswinkel werd uitgebaat. De overhellende verdieping werd
gebruikt als woonhuis.
Het 'Hotel D'Amboise, Dit de Rose' is een voormalig klooster uit
de 16de eeuw. Het werd gebouwd in opdracht van Jean D'Amboise, decaan en
bisschop van Langres van 1496 tot 1510. De moderne naam is waarschijnlijk te
wijten aan markies de Rose die eigenaar werd in de tweede helft van de 19de
eeuw. Momenteel staat het gebouw te koop en ons Rina wil er direct een B&B
van maken. Het zou nog kunnen aanslaan ook. We zijn in een toeristische stad.
We wandelen verder rond de 'Cathédrale Saint-Mammès' van de 12de
eeuw. De imposante voorgevel dateert van 1768. Op het fronton staan twee
monumentale beelden, links symboliseert de Synagoge en rechts de Heilige kerk.
We kunnen binnen een kijkje nemen. De kathedraal is koud, kaal en donker, zoals
een kathedraal elders. De verschillende kapellen rond het altaar zijn
opmerkzaam waaronder 'De Saint Cross Chapel' dat werd gebouwd voor Jean
d'Amoncourt.
Na de kathedraal wandelen we door het park. Het groene plein
herbergt een sierlijke kiosk, met toiletten, en ernaast een grote omheinde
vijver met fontein. De tuinman heeft zich met bloemen uitgeleefd en er iets
moois vangemaakt. Het standbeeld van
Jeanne Mance werd opgericht op 5 mei 1968. Jeanne Mance, geboren op 12 november
1606, was een buitengewone persoonlijkheid. Als tweede kind van 12 kinderen
wijdt ze zich aan het moederschap om haar te vroeg overleden moeder te
vervangen. Gedurende deze jaren in Langres offert ze zich op voor haar
landgenoten tijdens de dertigjarige oorlog, bekommerd ze zich om de 5500
slachtoffers van de pest in en rondom Langres en alle ellende van dien. In nauw
contact met de Jezuïeten uit de stad en met de eerste Franse missionarissen in
Amerika, verlaat ze haar geboortestad in 1640 om gehoor te geven aan de
roeping. Na een verblijf van enkele maanden in Parijs, scheept ze zich in bij
La Rochelle met een vijftigtal gelijkgestemden. Uiteindelijk landen ze op 17
mei 1642 op het eiland St. Laurent; daar wordt Ville-Marie de naam voor het
latere Montreal gesticht. Als verpleegster en moeder-overste, de rechterhand
van de gouverneur Paul Chomedey uit Maisonneuve, ontwikkelt ze haar talenten
ten dienste van de Fransen en de Indianen in Amerika, zonder onderscheid te
maken. Ze overlijd op 66 jarige leeftijd te Montreal Canada op 18 juni 1673.
Het 'Hôtel de Piétrequin' stamt oorspronkelijk uit de vroege 17de
eeuw. Vanaf die tijd werden in Langres de eerste herenhuizen of stadspaleizen
gebouwd. Dit viel samen met de opkomst van de bourgeoisie in dienst van het
vorstendom. Het verkrijgen van administratieve verantwoordelijkheden had voor
sommige families een hoger sociaal niveau ten gevolge. Vanaf dat moment
investeerde men meer in onroerend goed. Dit is de reden dat de luitenant
generaal en drost van de koning te Langres Philbert Piétrequin in 1613 dit
herenhuis liet bouwen. De toegangspoort is van de 18de eeuw.
Het 'Hôpital de la Charité' werd gebouwd in 1774. Als reactie op
de pestepidemieën sticht bisschop Sébastien Zamet in 1638 de orde van de
Charité om de arme zieken te verplegen. De nieuwe organisatie krijgt een
hospitaal in beheer, bestaande uit verschillende panden die aanwezig waren. Na
een brand in 1770 werd het mogelijk een functioneler gebouw te ontwerpen. Het
nieuwe hospitaal werd gebouwd met twee paviljoens en een centraal gelegen kapel
met twee zijvleugels. De beide vleugels waren voor de zieken, terwijl in de
beide paviljoens de zalen voor revalidatie, de apotheek en een operatiezaal
waren opgenomen. Op het fronton van de kapel is een afbeelding van de Charité
die de weeskinderen ontvangt, terwijl op de zuilen naast de toegang
afbeeldingen van de geneeskunde en chirurgie zichtbaar zijn.
Het 'Ancien Couvent des Carmes' is een voormalig klooster en kapel
die werden gebouwd in 1754 voor de Karmelieten. Deze orde was echter niet
geliefd in Langres. In 1825 wordt het complex verbouwd tot klein seminarie om
toekomstige priesters op te leiden tot het bisdom.
We komen bij een opmerkelijk gebouw dat een hotel blijkt te zijn.
Na meer dan twee eeuwen van hun bestaan verwierf het college van wethouders in
1581 een groot gotisch gebouw aan de korenmarkt, het huidige Place de l'Hôtel
de Ville. Het gebouw deed niet alleen dienst als gemeentehuis, maar ook als
rechtbank en spoedig daarop als gevangenis van het koninklijke gerechtshof. Een
brand in 1774 in het gevangenisgedeelte was de reden van een volledige
renovatie. Het centrale gedeelte van de voorgevel werd naar voor uitgebouwd en
voorzien van een vier imposante zuilen met fronton. Dit gedeelte bleef gespaard
bij een nieuwe brand in 1892 die de rest van het complex verwoestte.
Bij de voormalige kapel van het Ursulinenklooster hangt een
informatiebordje met tekst in het Frans en Engels. We lezen: Na aankomst te
Langres in 1613 werden de zusters van de orde van St-Ursula aangewezen om de
jonge meisjes op te voeden en de oudere pensiongasten te verplegen. De
zustergemeenschap bewoonde eerst een voornaam herenhuis in de gemeente voor ze
in 1631 een meer praktisch klooster lieten optrekken. Pas aan het eind van die
eeuw (1670-1680) werd de kapel voltooid. Op het portaal zijn nog steeds
decoraties zichtbaar zoals: gekoppelde zuilen, nissen en verstrengelde
emblemen. Vanaf 1818 werd het complex een kazerne en in 1974 werd twee derde
van de gebouwen gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouwwoningen.
De priorij van Saint-Martin is oorspronkelijk van de 11de eeuw.
Maar daar is totaal niets meer van te zien. De huidige kerk werd gebouwd vanaf
de 13de eeuw tot de 18de eeuw. Na een brand in 1725 werd het gebouw volledig
gerenoveerd en kreeg het zijn huidige uitzicht. De klokkentoren is 52 meter
hoog en bestaat uit vier niveaus.
Om 16:00u verlaten we Langres en rijden richting de Romeinse Villa
in Andilly-en-Bassigny. Een bijzondere Gallo-Romeinse site met thermische baden
en een Merovingisch grafveld. Het is de enige te bezoeken vindplaats van dit
genre in het oosten van Frankrijk. Maar eerst passeren we nog twee charmante
dorpen.
Het dorp Bannes is een kleine gemeenschap en telt ongeveer 400
inwoners. We rijden langzaam op de door een zonovergoten D74. Op deze manier
kunnen we intens van de omgeving genieten. Het centrum met kerk ligt verscholen
achter de mooie villa's links van ons. Het gemeentehuis en monument zijn zeker
een bezoek waard. De landelijke woningen langs de kant van de weg zijn omgeven
door statige loofbomen en sierlijke tuintjes. Even verder verlaten we het
centrum en rijden terug de wijde natuur in. Links van de D74 ligt het grote
meer van Charmes met 197 hectare water. Het meer is vooral in trek bij
sportvissers door de grote hoeveelheid snoek en karper waarop gevist kan
worden.
Rechtsaf rijden op de D35, door het dorp NeuillyL'èveque met veel nieuwbouw en gerenoveerde
huizen. Alleen rond de kerk zijn nog oude antieke panden die staan te
verkommeren. De kerk van de Geboorte van de Maagd Maria werd op het hoogste punt
gebouwd in 1810 op de plaats van een oud kasteel. In de buurt werd het
opmerkelijke monument van WOI geplaatst. Een bronzen engel houdt lauwerkransen
in de hand. Op de sokkel staan de namen van Onze Helden die stierven voor de
vrede. We blijven de D35 volgen tot Andilly-en-Bassigny. De GPS loodst ons dan
verder tot aan een buitengewoon archeologisch monument.
In 1878 stuit men tijdens de aanleg van een spoorbaan toevallig op
oude ruïnes van een Gallo-Romeinse villa. In 1961 begint een vereniging uit de
Haute-Marne aan de opgravingen. Sinds 2009 worden voor het eerst opgravingen
verricht in de boerderij van de villa. De resten van de ommuring zijn
verwijderd, alleen de funderingen op de onderliggende kalkbodem zijn bewaard
gebleven. Naast de boerderij staat een klein gebouwtje op palen. De resten van
het metselwerk getuigen van een consequent hergebruik van bouwmaterialen.
De villa werd gebouwd in de buurt van een heerweg, tegen een
heuvel. Hoogstwaarschijnlijk was de villa eerder een prestigieus Gallisch
landgoed, zoals sommige archeologische vondsten doen veronderstellen. De
uitbreidingen en verbouwingen van de villa in de loop van de tweede eeuw geven
de opmerkelijke welvaart van het bedrijf weer. Dit is overduidelijk te zien aan
de weelderige decors in het woongedeelte: de tijdens de opgravingen gevonden
stukken maakten het mogelijk sommige ruimtes te restaureren met beschilderde
stuclagen, mozaïeken en marmeren tegelvloeren.
De thermen van meer dan 800m², tot nog toe de grootste privé
thermen van Gallië, hadden een verwarmd zwem- en zweetbad, een koud zwembad en
door 'hypocaustum' het vloerverwarming-systeem uit die dagen verwarmde
vertrekken. De inrichting duidt op een behoefte aan vertier en ontspanning,
kenmerkend voor een heersende klasse die haar welvaart van het land haalde in
een oorlogsvrije periode. De eigenaar bekleedde ongetwijfeld hoogwaardige
functies, hij gebruikte zijn villa alleen voor zijn eigen plezier en liet de
verantwoordelijkheden van de boerderij over aan een rentmeester of slaaf.
Ten westen van de vindplaats zijn nieuwe kamers en suite ontdekt.
Zij vertegenwoordigen de laatste staat van de villa. Deze kamers dragen nog
sporen van muurschilderingen. De vloeren zijn bedekt met een mortier van
fijngestampte dakpan scherven. Onder de vloeren van de kamers zijn houten
leidingen ontdekt: onder een deurdrempel is een staande metalen ring gevonden.
In één kamer werd afgezien van verwarming en twee van de gevonden kamers werden
niet aangesloten op het vaste verwarmingssysteem.
Ruim een eeuw nadat de villa leegstond, werd in de ruïnes een
Merovingische begraafplaats aangelegd van zo'n honderd graven (eind zesde,
begin zevende eeuw).
Na dit bezoek rijden we terug naar Melay langs steile hellingen en
schilderachtige dorpjes zoals: Ranconnieires, Saulxures, Bourbonne-les-Bains en
Villars St-Marcinellin waar we om 18:00u toekomen. Het diner is om 19:30u. Met
een glaasje wijn en een kop koffie of thee na het dessert. Simon houdt ons
gezelschap tot half tien. Tijd voor ons huisje 'weltevree'. Tot morgen. Tekst:
Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
'Wil je nog eens iets vertellen bompa?' Vraagt kleindochter Yuna. Ook Joey is
wild enthousiast enze zetten zich
dichtbij bij mij in de zetel.
'Zijn jullie al eens op de zuidpool geweest?' vraag ik al weet ik het antwoord.
'Neen' klinkt het in koor.
'Wel luister Lang, heel lang geleden,
toen de dieren nog spraken, heeft bompa naar de zuidpool geweest. Ik moest heel
ver reizen. Dat duurde enkele dagen en dan nog enkele uren stappen. Bompa wilde
graag de pinguïns zien op de zuidpool. Bomma wou niet mee omdat het te koud is
daar. Zelfs tot -80° Celsius in putje winter. Bompa was goed aangekleed.
Sneeuwschoenen, twee paar Noorse sokken, thermisch ondergoed, twee lange broeken,
truien, dikke pelsen jassen, muts, handschoenen en natuurlijk een volgeladen
rugzak. Bompa moest toch eten onderweg, nietwaar? Het was nacht toen ik daar
aankwam op de zuidpool. Miljoenen sterren stralen daar aan de hemel. Maar het
was bitter koud door een felle strakke wind. Voor mij stonden wel duizend
pinguïns naar het ijzige water te staren. De pinguïn achteraan draaide zich om
en kwam naar mij toe.'
'Het water is veel te koud om te zwemmen' wist hij te vertellen.
Ik
bukte me en nu zag ik eerst dat de pinguïn stond te rillen en blauw was van de
kou. Dikke ijspegels hingen aan zijn snavel.
Ik
rommelde wat in mijn rugzak en toevallig had ik een kleine muts bij die bomma
gehaakt had. Ik zette de muts op het hoofd van het diertje en het hoofddeksel
paste precies. Hij danste en lachte van plezier. Hij werd weer wit van voor en
zwart van achter. Maar hij bleef bibberen. Ik haalde een paar handschoenen te
voorschijn en ook deze paste perfect aan zijn vleugels. Tot slot had bomma per
toeval nog pinguïnkousen gehaakt en die zaten als gegoten. De pinguïn joelde en
floot van geluk.
'Dank u wel, bomma' riep hij zo hard hij kon. Achter de pinguïn stonden nog 999
andere pinguïns te wachten. Toevallig had ik voor elk diertje een muts,
handschoenen en kousen bij. Daarna riepen ze met duizend tegelijk: 'Dank u,
bomma'. Waarna ze één voor één in het water doken om te eten. Als jullie ooit
naar de zuidpool reizen houd er dan rekening mee dat er pinguïns wonen met
wollen sokken aan. Tot schrijfs.
Dag
1. Maandag 27 juni 2016. Het is 08:45u als we vertrekken vanuit Ekeren onder
een zwaar bewolkte lucht en amper 16° Celsius. Maar we gaan van de
veronderstelling uit dat de temperatuur zal stijgen. We rijden immers
zuidwaarts. We rijden naar Melay in Frankrijk. Lucy, onze GPS, geeft aan dat
het 505 km rijden is zonder péage. Dat wordt 5,30u rijden zonder stoppen.
Normaal gesproken arriveren we aan onze locatie om 14:15u. Na een tankbeurt
rijden we richting Noorderlaan. Op het viaduct, over de Ekersesteenweg zien we
de vrachtwagens al stapvoets rijden. Dat is al een slecht begin. Richting Breda
zijn er geen problemen. Er zijn asfaltwerken aan de oprit van de ring. Er wordt
een nieuwe toplaag aangebracht. Alle vervoer moet over één rijstrook. Eens er
voorbij loopt het weer vlotjes. Het blijft echter druk tot aan het kruispunt
Namen-Brussel.
Om
12:00u stoppen we bij een wegrestaurant op de parking in Livange. We zijn
ondertussen in het Groothertogdom Luxemburg beland. We zetten ons aan een
picknicktafel maar voelen de strakke koude wind ondanks de zonneschijn. Wanneer
we onze meegebrachte picknick verorbert hebben haasten we ons naar de shop om
daar wat rond te hangen en om onze benen wat te strekken. De temperatuur wijst
20° C aan. We hebben nog 236 kilometer te gaan. Om 12:45u rijden we de grens
met Frankrijk over. Op 50 kilometer voor Epinal bevinden we ons in het
Departement des Voges. De bewolking is hardnekkig. We krijgen de zon maar af
en toe te zien.
We
nemen de afslag D6A Nomexy en rijden onmiddellijk door een bosrijke omgeving.
De beboste heuvels, in het zuiden en westen, stijgen 90 meter boven zeeniveau.
De rit gaat verder nog door glooiende landschappen met mooie verre gezichten en
oude schilderachtige dorpjes. Het eerste dorpje dat we aandoen is Mazeley op de
weg D6. Deze streek was reeds bewoont in de Romeinse tijd. Het kleine slapende
dorpje heeft een 270 inwoners. Op zondag zit de Saint-Nicolaskerk dan ook stampvol.
Aan
groen is er totaal geen gebrek met al die beboste hellingen. Ze worden
doorsneden door een heuvelachtige asfaltweg waar we rustig en soms alleen op
rijden. We houden vervolgens halt in Damas-et-Bettegney. Een klein dorp in de
regio Lotharingen. De Saint-Médardkerk dateert van 1724 en de klok in de toren
is van 1781. Het stadhuis met de vroegere jongensschool werd in 1812 gebouwd.
Het dorp herbergt nog enkele opmerkzame monumenten zoals de Calvarieberg van
1891. Een crucifix met het lichaam van Christus, geflankeerd door beelden van
Maria en evangelist Johannes. De 'Chapelle Notre Dame de Bonsecourskapel'
bevindt zich net buiten het centrum. Ze bezit vooraan twee pilaren die het
fronton ondersteunen dat met een mozaïek is versiert. In de zijmuur verwijst
een inscriptie dat de kapel gebouwd werd in 1639. De kapel is gesloten. De deur
heeft vierkante glasramen zodat we toch het interieur kunnen zien. De muren
zijn lichtblauw geschilderd. Op het witte altaar werd een beeld van O.L.Vrouw
gezet. Rechts van haar staat Jozef met kind op een sokkel. Bloemen en
kandelaars sieren het geheel op.
De
weg die we volgen lijkt eindeloos. Kilometers asfalt tussen weilanden of bossen
zonder een levende ziel te bespeuren. Het decor voor een horrorfilm. We hebben
exclusieve vergezichten op uitgestrekte akkergebieden. Verderop rijden we over
de brug van de rivier Le Gitte. De rivier komt van de Vogezen heuvels en
stroomt 22 kilometer afwaarts in de Madon rivier. De Le Gitterivier heeft het
leven heel lang bepaald. Nu wordt ze nog bemind door rust- en natuurzoekers. Zo
bereiken we ons volgende dorp. Ville-sur-Illon ligt op 315 meter boven de
zeespiegel. Het oorlogsmonument van beide Wereldoorlogen werd opgericht voor
hen die stierven voor Frankrijk. Het gemeentehuis met waterpomp heeft een
bogengaanderij, versiert met bloemen. Een tweede waterpomp is uitgedroogd. De
waterbak doet dienst als bloemenbak. De vroegere wasplaats ligt lager dan de
rijweg. Ook hier werden bloemen aangebracht ter versiering. Op een plein werd
een fontein gebouwd in 1872. Ze is echter niet meer actief. De
Saint-Sulpicekerk werd eind 15de eeuw gebouwd en in 1884 sterk uitgebreid.
Het
volgende pittoreske plaatsje is Lerrain. Het dorpje bevindt zich over de rivier
'Le Madon'. De rivier vindt zijn oorsprong eveneens in de bergen van de
Vogezen. Na een loop van bijna 100 kilometer stroomt ze bij Nancy in de Moezel.
We houden even halt om de oude wasplaats en waterpomp te bekijken. De
St-Bartholomeuskerk dateert van 1730 en is te bereiken na enkele vermoeiende
trappen. Het interieur is bescheiden maar mooi. Witgekalkte kruisgewelven en
gewone glasramen maken dat de kerk helder verlicht is. Vooraan staan de
verschillende heilige beelden.
Wouden
nodigen uit om erin te verdwalen. Soms worden de bossen afgewisseld met
boomgaarden of weiden, omzoomd met prikkeldraad. We dwarsen de 'La Saône' en
stoppen in Jésonville. Het monument, verder van de kerk, wordt opgedragen aan
de gesneuvelden van de Groote Oorlog. Het gemeentehuis is ondergebracht in een
gewoon burgerhuis. Alleen een bordje 'mairie' laat aan de passant weten wie
hier huist. De kleine Saint-Christophekerk herbergt vijf schilderijen van
Claude Basset: 'De Verrijzenis, het Laatste Avondmaal, de Besnijdenis en de
Geboorte van Christus.
In
het centrum van de stad, verderop, maar waar ik de naam van vergeten ben, is
een tankstation en dat laat ik niet voorbij gaan. De benzine is hier wel
duurder dan thuis. Momenteel staat de super 95, 1,38 per liter. Het is
ondertussen 16:00u geworden en de temperatuur is geklommen tot 25° C.We stoppen, om onze benen te strekken, in
Monthureux-sur-Saône. Het dorp werd gebouwd in een bocht van de rivier 'Le
Saône'. Bovenop een hoge rots stond in de 17de eeuw een kasteel, waarvan nog
enkel de fundamenten zichtbaar zijn. We wandelen langs de Saint-Michelkerk. De
kerk staat op een rotsachtig plateau waar in de 12de eeuw een Benedictijner
klooster was gebouwd. De huidige kerk was de kapel van de priorij. Het monument
werd opgericht op vraag van de gemeente als herinnering aan de gesneuvelden van
beide Wereldoorlogen. Zij stierven allen voor Frankrijk. Het imposantste gebouw
van het dorp is 'Hotel de Ville' met een informatiekantoor dat folders
verstrekt over de streek.
Via
het kleine dorpje Lironcourt rijden we naar Chatillon sur Saône. Het dorp is
gebouwd aan de samenvloeiing van twee rivieren: de 'Saône' en de 'Apance'. Het
hoogste punt van de gemeente bedraagt 398 meter. We zijn in de Champagnestreek
beland. Het volgende dorp werd aan de rivier 'Apance' gebouwd en kreeg daarom
de typische naam Fresnes sur Apance. De kleine gemeente telt slechts een 200
tal inwoners. Het monument herdenkt de inwoners van het dorp die zijn omgekomen
of vermist tijdens de beide Wereldoorlogen. Van de Saint-Julienkerk was al sprake
in 1068. Het werd meerdere malen herbouwd en uitgebreid na een verwoestende
brand. De huidige kerk dateert van 1770-73. Een bord onderweg toont ons dat we
in het departement Haute-Marne aangekomen zijn. Haute-Marne ligt in het
zuidoosten van de Champagne-Ardennen streek. Bijna 40% van het totale oppervlak
van het departement zijn met bossen bedekt. De heuvelachtige vlakten nodigen
uit om te wandelen.
Om
16:30u rijden we langs de D124 het dorp Melay binnen. Onze GPS laat ons stoppen
bij de parking van Château Melay. Elke plek op de parking is bezet door auto's,
afkomstig uit Nederland. Het gebouw heeft twee verdiepingen en het leien dak
heeft twee dakkapelletjes. Vooraan tellen we 21 ramen en drie deuren. Langs een
drietal treden en een brede inkomdeur betreden we het kasteel. We staan in een
grote hall met een trap naar boven, een divan in de hoek en een dressoir naast
de oude open haard. Een deur ernaast brengt ons in de eetzaal waar we begroet
worden door onze gastvrouw Marcia. Sinds de bouw in 1644 leefden er
verschillende generaties van markiezen in het kasteel. Marcia en haar man Simon
maakten na een ingrijpende verbouwing van het Chateau een gastvrij
hotel/B&B waar reizigers kunnen genieten van rust en oorspronkelijkheid.
Het kasteel heeft slaapkamers met een eigen sfeer en een eigen naam: 'Chambre
blue, Chambre vert ...enz om er maar twee te noemen. De kamers hebben allen een
comfortabele badkamer die aan de wensen van deze tijd voldoen. 'Maar...' zegt
Marcia: 'Ze zijn allen bezet!'. Achteraan in de tuin wordt deze week een
cursus beeldhouwen gegeven.
Het
koppel heeft nog wel een apart huisje, Le Petit Chateau, waar wij kunnen
logeren. Ze wandelt met ons een honderd meter verder tot bij een gerestaureerde
woning met twee verdiepingen. Petit chateau is een huis dat, volgens de datum
in de gevel, gebouwd werd in 1826. De geschiedenis gaat echter veel verder
terug tot het jaar 1576. In dat jaar zijn door het chateau de marktrechten aan
Melay verleend. Bij deze rechten hoorde natuurlijk ook een marktmeester woning.
Na jaren van verval werd deze woning terug gebracht in originele stijl. De
voordeur stamt uit de 17de eeuw. Na restauratie verkeert ze weer in originele
stijl, maar aangepast aan de normen van deze tijd. Het gelijkvloers is
teruggebracht naar de 16de eeuw. We staan in de keuken van toen. De
plafondbalken zijn 600 jaar oud en werden in originele staat behouden. Langs
een eikenhouten trap, uit 1826, komen we op het eerste verdiep. We zijn terug
in het heden beland. De woonkamer is modern en groter door de uitbouw
achteraan. Vroeger stroomde de rivier 'La Geuze' achter het pand, onder de
uitbouw, door. De rivier loopt nu ondergronds. Het tweede verdiep is verbouwd
tot slaapkamer en badkamer met inloopdouche.
Het
avondeten word geserveerd in de tuin van het kasteel. De cursisten nemen hun
maaltijd in de eetzaal, aan de gezamenlijke tafel waar ze nog volop napraten
over hun cursus beeldhouwen. De maaltijd wordt bereid door Simon en Marcia
dient op. Het jonge koppel is heel sociaal en ze hebben twee schatten van
kinderen. Na het dessert komen ze bij ons zitten om een praatje te maken. Het
is na negenen als we terug naar ons petit chateau wandelen. Tot morgen. Tekst:
Luc Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Ik
vroeg de kleinkinderen laatst of ze nog naar de dierentuin geweest waren.
Hebben jullie dan naar de leeuwen gaan kijken? Leeuwen zijn grote dieren. Een
poot van een leeuw is zo groot als bompas twee handen. De mannetjes leeuwen
hebben een hele grote kop en een reuze grote bek'. Dat klinkt bekent: dacht ik.
'Als ze in de jungle brullen heeft elk dier dat gehoord'. Ik doe het brullend
geluid na van een leeuw waarbij ik mijn mond zover open sper als ik kan. Dat
werkt blijkbaar op de lachspieren van de toehoorders. 'Ze noemen de leeuw niet
voor niets de koning van de jungle. Hij is nochtans heel lui. Weten jullie dat
een leeuw over het algemeen 20 uur per dag slaapt? Dat zijn slechts vier uur
per dag om te eten en te drinken en te spelen. Maar ik ga iets vertellen wat
bompa meegemaakt heeft. Vroeger, toen ik een jaar of zeven, of acht was, ging
ik alleen naar de dierentuin. Mijn mama en ik gingen één keer per maand naar de
stad Antwerpen. Mijn mama had daar een vriendin wonen en het was toen de
gewoonte om samen in het treinstation een kopje thee te drinken. Ik kreeg toen
een ticket voor de dierentuin. Die dag kon je mijvinden bij de leeuwenkooi.
Ik
weet niet of dat nu nog zo is. In die tijd, ik zie het nog zo voor me, was de
leeuwenkooi een grote halve cirkel met een laag muurtje. Daarbovenop een hoog
gietijzeren hekwerk waar geen kat over kon. Vervolgens was er een vijver met
vuil bruin water. Zoals jullie weten is de leeuw familie van de kat en heeft
hij/zij schrik van water. Je zal nooit een leeuw in het water zien zwemmen.
Maar ik dwaal af. Ik kom bij de leeuwenkooi en uit gewoonte groet ik de leeuw
met een luide roep: Poes, poes! Ik hoor hem niet en ik zie hem niet. Op het
platform, waar hij normaal ligt, zijn attributen geplaatst om de leeuw wat
afleiding te gunnen. Een rotsformatie om op te springen. Boomstammen om op te
klimmen en zijn nagels te scherpen. Een bal hangt aan een touw om er met te
spelen. Maar de leeuw is nergens te bespeuren. De bal hangt stil. De boomstam
is leeg en bovenop de rotsen is geen kat te bespeuren. Aan de andere zijde
staat de dierenoppasser, die de leeuw dagelijks eten geeft.
Meneer? Roep ik.
Ja manneke, ben je verloren gelopen? Vraagt hij terwijl zijn hand over mijn
kortgeknipte haren wrijft.
Neen, meneer, maar..!
Ben je je mama kwijt? Hoe is je naam? Vraagt hij terwijl hij een boekje en een
potlood tevoorschijn haalt.
Nee, nee, meneer. De leeuw
Ha! Jonkheer De Leeuw
Luister nu! De leeuw is uitgebroken. Ontsnapt, weg Ik zocht nog andere woorden
om tot hem door te dringen. Blijkbaar snapte hij het dan toch. Verschrikt kijkt
hij achterom, zoekend kijkt hij rond en loopt dan luidkeels weg:
Help! De leeuw is ontsnapt! Vlucht nu het nog kan!
Hij
verdwijnt in de massa die op haar beurt huilend en roepend wegrent.
Op
de plaats waar de oppasser stond zie ik een ijzeren deurtje dat op een kier
staat. Al kwam ik hier vaak, het deurtje had ik nooit gezien. Waarschijnlijk
omdat de oppasser er steeds voor stond. Ik glip naar binnen. Het is er
aardedonker. Met de deur te openen komt er zonlicht mee binnen. Links is er
weer zo een gietijzeren hekwerk van de betonnen vloer tot tegen het plafond.
Daar hoor ik zachtjes snurken. Ik doe de deur verder open en zie de leeuw op
zijn zij tegen de tralies liggen. Hij slaapt als een roos. De ijzeren deur
piept een beetje. De leeuw doet één oog open en ziet mij. Waarschijnlijk
herkende hij mij want het oog sluit zich weer en hij begint opnieuw te snurken.
Hij is gelukkig niet ontsnapt. Hij is nog aan zijn twintig uren slaapje bezig.
Ik kom volgende maand terug, leeuw.
Als
jullie volgende keer weer naar de dierentuin gaan en jullie zien daar een
oppasser lopen. Neem van mij aan hij zoekt nog steeds naar de leeuw. Tot
schrijfs.
Ik
was vroeger een muziekliefhebber. Al waren de middelen wel beperkt. Begin jaren
zestig hadden de radio's gloeilampen die moesten opwarmen voor er klank uit de
luidspreker kwam. Fm bestond nog niet en van stereo was hoegenaamd nog geen
sprake. Onze radio bestond uit: 'korte golf, lange golf en midden golf'. Een
hele golfclub bijeen als het ware. Als tiener begon ik dan te experimenteren.
De radio zat met een stekker in een 'kattekop', zoals we dat vroeger noemden.
Achteraan de radio was een aansluiting voorzien voor een tweede luidspreker.
Cool! Ik had een bandopnemer waar ik met de micro favoriete nummers van de
radio opnam. Met het aansluiten van een tweede luidspreker zou dat simpel
worden. Geen micro meer moeten vasthouden tegen de radio. Wat een vooruitgang.
Weer een evolutie rijker. Via vrienden kreeg ik een luidspreker cadeau. Ik
maakte er een draad aan die lang genoeg was en bracht een stekker aan om hem in
de radio te steken. Ik was zenuwachtig. Benieuwd naar het resultaat. Het
programma begon zo dadelijk. Ik nam de stekker en stak hem in het stopcontact.
Met een harde knal als gevolg. De luidspreker ontplofte als het ware in mijn
hand. Mijn moeder zat in de zetel een boek te lezen, maar bewoog niet. Ik stond
stokstijf. Wat nu? Mijn moeder hield haar boek voor haar gezicht zodat ik haar
uitdrukking niet kon zien. Was ze kwaad? Was ze geschrokken? Ik had nog altijd
niet bewogen.
'Ga de plomb maar maken'! zei ze op gebiedende wijze. Ik had de stekker nog in
mijn hand. Ik bibberde van de schrik en liet alles vallen. De plomb maken was
niet zo moeilijk. Een koperen draad rond de stekker en klaar is kees. De
luidspreker heb ik weggegooid. De schrik voor elektriciteit zat er goed in. Tot
schrijfs. Tekst: Luc Verschooten.
Dag
3. Woensdag 8 juni 2016. Fietsknooppunten:
83-25-30-73-34-72-71-14-70-87-5-4-84-85-83-82-41-42-43-57-58-75-74-33-31-32-27-83.
Het
diner van gisteren was ons 'laatste' avondmaal. Na een zalige nachtrust worden
we gewekt om 07:30u. Het beloofd weer een stralende dag te worden. Blauwe
lucht, een aangename temperatuur van om en bij de 25° Celsius en 'top of the
bill' het blijft droog vandaag. Wat moet een mens nog meer? Na ons ontbijt
checken we uit en stoppen onze karige bagage in de koffer van de auto. We halen
de fietsen uit de stalling en maken ons klaar voor een fietstocht van ruim 50
kilometer. De auto laten we hier achter op de parking.
Het
is 09:15u als we vertrekken bij knooppunt 83. Vanmorgen heeft moeder de vrouw
nog een thermos koffie gemaakt en flesjes water hebben we ook mee. En 'last but
not least' er zijn onderweg nog wel 'kapelletjes' zeker? We beginnen onze
fietstocht tussen weilanden met koeien die vredig liggen te herkauwen. De
grazende paarden staan meestal rechtop. We zien veel paarden zelfs. Maneges
zijn dan nooit veraf. Ze staan wat verscholen achter rijen bomen die tijdens
gure weersomstandigheden de meeste wind opvangen. De maneges geven over het
algemeen, mits betaling uiteraard, ruiterstages, rijlessen of ruiterkampen.
Paard rijden geeft gegarandeerd uren rijplezier door hectaren bossen en heide.
Andere maneges bieden pension aan voor paarden en pony's in ruime droge
stallen. We rijden een bosrijk gebied in. We fietsen traag om het vogelgezang
in ons op te nemen. We worden als het ware opgeslokt door een heerlijk stuk
natuur. Links en rechts zijn paden die naar verscholen villa's leiden. De
woongebieden wordt afgeschermd door hoge ijzeren hekwerken.
In
Distelberg (straat) te Helvoirt vinden we, links van ons langs de kant van de
weg, een oorlogsmonument. Een groen geschilderd kruis, waarop een legerhelm is
aangebracht. Aan de voet van het kruis is een gedenksteen geplaatst met rondom
een bloemenperk. Een haag van coniferen omsluit bijna het geheel. De tekst op
de gedenksteen luidt: ''4 november 1944 'Ter gedachtenis aan hen die vielen
voor onze bevrijding'. Onder de tekst zijn de zes namen gegraveerd van de
Schotse soldaten. De jongste was 18 jaar en de oudste was 37 jaar jong. Een
naam is van een onbekende militair. Alle zes behoorden bij het 51ste Highland
Division. Later werd er nog Jeffrey Bradley 19 j. toegevoegd. Het monument is
opgericht door de bewoners van de Distelberg (straat).
Net
zoals afgelopen maandag rijden we tussen de vele aspergevelden. De witte
asperges groeien in ruggen van aarde en de groene asperges groeien boven de
grond met veel groen loof. Aan de overzijde van ons pad groeit langzaam de
buxus. In verschillende maten: laag, hoog, breeden smal. Hectaren
buxus. Momenteel fietsen we door een agrarisch landschap. Akkers en weilanden
baden in het zonlicht. Landbouwers rijden met een tractor over de velden. De
ene rijdt het hoge gras af en op een ander veld draait een tractor het
gedroogde gras om verder te drogen. Als het weer wat mee zit kan het hooi
morgen gebundeld worden en opgestapeld in de hooischuur.
Na
knooppunt 73 volgen we knooppunt 34 en genieten we van spectaculaire
uitzichten. De regio is rijk aan rust, ruimte en vooral aan natuur. De rust
wordt slechts onderbroken door het getjilp en gezang van vogels. Op de
achtergrond staan de bossen van de Loonse en Drunense Duinen. Gisteren maakten
we een zwerftocht door het Nationaal Park. Het grootste deel bestaat voor een
flinke portie uit ruige stuifzanden. De knoestige eiken en het zand winnende
naaldhout zijn veelal in de 19de eeuw aangeplant om het stuifzand vast te
houden en verdere verwoestijning te voorkomen. De sterke wind en het stuivende
zand wordt de bomen soms te veel. Ze knakken gewoon af.
Vervolgens
rijden we het centrum van Drunen binnen. De gemeente staat bekend om zijn leer-
en schoenenindustrie. Momenteel zijn er nog twee schoenfabrieken. We moeten
echter niet door het centrum maar fietsen linksaf om knooppunt 14 te volgen. De
zang van de vink vliegt als het ware met ons mee. Het lijkt alsof er in elke
top van een boom wel een zangvogel zit. In een naburige plas laten de kikkers
van zich horen. Dichtbij, maar aan de andere kant van de gracht spotten we een
reiger. Al wordt dit niet onze laatste. We volgen nog steeds knooppunt 14. De
ronde stenen molen uit het centrum van Drunen is van 1838 en noemt Hertogin van
Brabant. De molen was tot 1947 in bedrijf en raakte daarna in verval. Hij werd
opnieuw maalvaardig gemaakt na een restauratie in 1953-54. Weer kwam de
Hertogin van Brabant in verval. Twee jaar geleden, in 2014, werd opnieuw
gestart met een grondige restauratie. Eind oktober 2015 werd de korenmolen weer
feestelijk in werking gesteld. De nabijgelegen taverne-restaurant wordt
momenteel grondig gerestaureerd.
Als
we knooppunt 70 volgen komen we in het waterrijk land te Elshout. De naam
Elshout zou verband houden met de elzenbossen in de buurt. We volgen knooppunt
87. Het infobord bij een waterplas heet ons Welkom aan de Elshoutse Zeedijk
en geeft meer uitleg. In den gekroonden hoed. De Zeedijk werd al in de elfde
en twaalfde eeuw aangelegd als zijkade tijdens de ontginningsperiode van de
Langstraat. Na de Sint-Elizabethsvloed van 1421, waarbij onder andere de
Biesbosch ontstond, werd de Zeedijk versterkt en opgehoogd. Voorbij het dorp
ligt De Schaal tafel. De Schaal tafel staat symbool voor de vruchtbare
opbrengst van de land en tuinbouw in Elshout. Het is onderdeel van het
driedelig kunstwerk. Om en nabij een Tafel (1997, kunstenaar Tine van de
Weyer). In Drunen bevindt zich de Leest tafel en in Giersbergen de Magneet
tafel.
We
vervolgen onze weg op een fietspad over de voormalige Zeedijk(straat).
Slalommend tussen de bomen genieten we van exclusieve vergezichten langs beide
zijden van de dijk. Van mooie schilderachtige landerijen in diverse tinten.
Maïsvelden met nog jonge groene plantjes en tussendoor een waterplas met
talrijke watervogels en waterlelies. De bloemen groeien voornamelijk in
stilstaand en zwak stromend water. De lelies bloeien van juni tot augustus.
Tussen de vijvers staan echte raspaarden te grazen. Een stilleven.
Verderop
hebben we pech. Bij knooppunt 87 is de weg afgesloten. Zelfs de fietsers moeten
omrijden. Oranje signalisatieborden raden aan om route C te volgen. Bij gebrek
aan een ander initiatief doen we dat. We volgen tijdelijk knooppunt 86.
Sluierwolken schuiven voor de zon. De wind maakt het af en toe fris. Hopelijk
wordt de omweg niet te groot. We hebben tot hier toe 17 kilometer gefietst en
het is 11:20u. Bij knooppunt 86 staat het 'gebruikelijke' knooppuntenbord met
een plan van de regio en de eventuele knooppunten die de fietser nog kan
volgen. Nu kunnen we ons beter oriënteren. Vandalen hebben spijtig genoeg
nummers weggekrabd. Het lukt nog net. We besluiten om niet langer route C te
volgen maar in te springen naar knooppunt 85. Daar moeten we toch naar toe. We
laten dan wel de knooppunten 5-4 en 84 achterwege. Bij een driesprong zien we
geen bordje staan en fietsen we gewoon rechtdoor. Maar verderop krijg ik
argwaan. Geen knooppunten-bord meer te zien. Zelfs niet in tegengestelde
richting. Terug naar de driesprong en daar zien we, op de kruising, een klein
paaltje staan zonder bordje. We hadden daarstraks rechtsaf moeten slaan in
plaats van rechtdoor te rijden. Een bord in tegengestelde richting bevestigt
mijn vermoeden.
Oudheusden
grensde vroeger aan de Maas, maar van de oorspronkelijke loop is slechts een
smalle waterloop overgebleven. Het dorp bezit nog twee natuurgebieden met name:
Hooibroeken en Pax. We houden halt bij de Hervormde Begraafplaats van
Oudheusden. Een burgerbegraafplaats met oorlogsgraven van de Commonwealth War
Graves Commission en Nederlandse oorlogsgraven van soldaten die gesneuveld zijn
tijdens de Tweede Wereldoorlog. Rechts, na de brede inrijpoort staat een
monument dat opgericht werd door de gemeente ter gedachtenis aan de
slachtoffers van 5 november 1944. In dit gezamenlijk graf rusten 134 lichamen
van slachtoffers die vielen toen het stadhuis van Heusden die dag werd
gebombardeerd door de bezetter. Op de gedenksteen staat te lezen: Hier rusten
onze geliefden die de dood vonden onder de puinhopen van het stadhuis dat door
de Duitsers bij hun aftocht werd opgeblazen. Die in de schuilplaats des
allerhoogsten is gezeten die zal vernachten in de schaduw des almachtigen.
De
oude verwaarloosde begraafplaats wordt overschaduwd door enkele stoere oude
beuken. Er ontbreken tal van burgerzerken. De meeste zijn vernield door
vandalisme of door de tand des tijd. Het oudste graf dateert van 19de eeuw.
Talrijke zerken zijn scheef weggezakt, blijven onbekommerd achter terwijl alles
groen kleurt van de boomsappen. Wortels en takken slingeren zich rond de
verweerde zerken. Het lijkt meer op het decor van een horrorfilm dan op een
begraafplaats. De meeste zerken dateren van de jaren zestig van vorige eeuw.
Het onkruid groeit welig. Achteraan rechts vinden we de twee grafzerken van het
Gemenebest. Ze worden duidelijk onderhouden door de CWGC. Het zijn twee Royal
Marines, gestorven in maart 1945. Ernaast rusten de twee Nederlandse
gesneuvelde soldaten. Deze zerken worden niet onderhouden. De tekst is niet
duidelijk leesbaar.
Als
we knooppunt 83 volgen krijgen we opnieuw weidse uitzichten over weilanden en
landbouwgronden. Links nog meer waterplassen. De favoriete plek van talrijke
vogels. Op een relatief kleine oppervlakte vinden ze hier weilanden, hagen en
moerasbosjes. De skyline vertoont een molen. Daar rijden we naartoe. We houden
halt in het prachtige vestingstadje Heusden. Rondom de gemeenteloopt de middeleeuwse ringdijk, die de
inwoners moest beschermen tegen de overstromingen van de Maas. Het grootste
gedeelte van deze ringdijk is meer dan 700 jaar oud en werd opgebouwd met grond
uit de omgeving. Dertig wielen herinneren aan die doorbraken. In de dijken
liggen nog enkele inundatiesluizen, die zowel voor de verdediging als voor de
lossing van het water dienden. Na 1968 werd de stad grondig gerestaureerd. Op
de dijk staan in totaal 17 informatieborden, om te bekijken. We volgen
knooppunt 82 en komen zo bij de molen. Deze molen werd in 1975 voltooid en
wordt tot op de dag van vandaag door vrijwilligers nog regelmatig in bedrijf
gesteld. Wandelend door de schilderachtige straatjes en smalle steegjes
ontdekken we tal van eeuwenoude panden en gevels. Bordjes langs de weg wijzen
ons naar een infokantoor. Het Heusdens Buro voor Toerisme is in het voormalige
stadhuis gevestigd. Het buro doet eveneens dienst als bezoekerscentrum. We
krijgen een plan mee van de stad met de nodige informatie. Tijd voor een
rondwandeling. De vestingstad Heusden is aan te raden vanwege zijn vele
galeries en zijn gezellige terrasjes. Er is altijd wel een plekje voor een
hapje en een droogje. Met honger en dorst kan je de gemeente Heusden niet
verlaten.
Even
verder vinden we 'Etablissement De Contente Mensch'. Een brood en
banketbakkerij met terras. Vier generaties geleden werd in dit pand een
bakkersbedrijf opgericht door de familie Vermeulen. Na een broodje gezond en
een kopje koffie wandelen we door de stadshaven met de oude brug over het
glinsterende water. Oude kanonnen staan schietensklaar op diverse plaatsen rond
de vesting. De prachtige havenpanden passen bij de typische standerdmolens die
rond de haven staan. De eerste walmolen staat bovenop de vestingwal werd
gebouwd in 1971. voor de bouw werd materiaal gebruikt van een oude
standerdmolen uit Lommel. Een jaar later, in maart 1972, werd de molen
opgestart. Een kleine honderd meter verder bevindt zich de tweede molen op de vesting.
Deze molen is echter niet maalvaardig wegens aantasting van het hout door de
bonte knaagkever. De Wiljoboot ligt aangemeerd tegen de wal. Werklui lossen een
vrachtauto en brengen voedsel en drank aan boort van het schip. Vanmiddag staat
er een rondvaart op het programma. Het lijkt ons een unieke manier om de Maas
te verkennen. Het schip is eveneens geschikt voor een gezellige dagtocht of
voor een feestje. De haven van Heusden is steeds van grote betekenis geweest.
De stad wordt in de 13de eeuw tolvrij. De poorters mogen van graaf Floris V van
Holland tolvrij varen. Bij de werken rond de verlegging van de Maas wordt de
oude stadshaven gedempt (1904). In het kader van de totale restauratie wordt in
1968 de oude haven in ere hersteld. De vismarkt is nooit veraf. Ze werd in 1796
op deze plaatsgevestigd waar voorheen
de gevangenpoort stond. In 1357 geeft de graaf van Holland de stad Heusden de
vismarkt. Niemand uit Holland mocht de vis voorbij Heusden brengen. De huidige
visbank 1796 is de vervanging van een overdekte visbank (-markt) uit 1639.
Om
13:30u rijden we vanuit het centrum van Heusden naar knooppunt 83 en vervolgens
richtingknooppunt 82 langs de
scheepswerf. Boven op de dijk fietsen we naast de Maas. Rechts rijden tractors
op het veld. Ze draaien het gras om zodat de andere zijde in de zon kan drogen.
Tussen twee akkers in spotten we twee reeën. We zijn niet de enige die halt
houden en foto's nemen. De dieren komen waarschijnlijk uit het naburige bos en
vinden de weg niet terug. Een wielertoerist houdt ook halt achter ons en neemt
een foto met zijn smartphone. 'Die lopen hier al een tijdje rond', weet hij
te vertellen. Niemand neemt het initiatief om de arme dieren te helpen. Hier
vinden ze zeker geen eten. Groenten groeien genoeg rondom hen. Maar dat lusten
de wilde dieren niet.
De
zon laat het afweten. Er komt een strakke wind opzetten. We rijden op een
fietspad, net breed genoeg om naast elkaar te rijden. Op sommige plekken
proberen boomwortels door het asfalt te breken. We volgen knooppunt 42 naar
rechts en verlaten de rivier. We rijden door Hedikhuizen. De oude
St-Lambertuskerk buiten het dorp heeft alleen nog het schip. Het eenbeukig
kerkje werd in de 15de eeuw gebouwd. De toren werd het laatst in 1939
gerestaureerd maar door de Duitsers in 1944 gebombardeerd. De brokstukken
liggen er nog, maar het onkruid heeft het meeste overwoekerd. In het schip van
de kerk zijn momenteel herstellingswerken in uitvoering. Ik vermoed dat het
kerkje in private handen is. Een gesprek met de huidige eigenaar bevestigd mijn
vermoeden. Veertig jaar geleden kocht een kunstenares het gebouw om er haar
hobby uit te oefenen. Het kwam echter nog meer in verval. Het gezin dat er nu
woont kocht het van de eigenares en beetje bij beetje wordt het kerkschip een
mooie warme woning.
Boven
de inkom staat de datum te lezen van een grote restauratie: '1749'. De eigenaar
laat de crypte ongemoeid. Er bevindt zich nog een oude grafsteen in de vloer.
Wat verder kunnen we een inundatiesluis bekijken. De Hoge Maasdijk, de regionale
waterkering, wordt gekruist door de historische inundatiesluis. Ze werd gebouwd
in 1862 en werd gebruikt om de polders bij Heusden onder water te zetten. Het
doel van deze inundatie was om de vesting Heusden te beschermen tegen een
vijandelijke aanval.
Om
14:30u rijden we het dorpje Haarsteeg binnen. Een gemeente van Heusden. We
maken even een kleine omweg naar 'De Hoeven' (straat). Ter hoogte van
huisnummer 54 werd een laag monument gemetseld met een plaquette in het midden.
Het monument is geplaatst ter herinnering aan de acht bewoners van De Hoeven
die omkwamen bij het neerstorten van een Engelse 'Lancaster' op 17 juni 1944.
Het plaquette werd aangeboden namens de vliegtuigbemanning door Miss
Dorris-Pettit uit Nieuw Zeeland op 17 juni 1994. Achter het gedenkteken groeit
een haag en vooraan werden bloemen geplant.
We
vervolgen onze weg langs de knooppunten. We hebben ondertussen 33 kilometer
gefietst. In de gemeente Vlijmen rijden we niet door het centrum. Moedwillig en
koppig rijden we toch naar de kerk van Vlijmen om een terrasje te doen. De
winkelstraat, in De Akker, heeft geen cafés maar het frituur verkoopt ook
frisdranken en ijsjes. We zetten ons aan een tafeltje op de stoep en genieten
van de verfrissing. Ondertussen slaan we de winkelende passanten gade.
Naderhand verlaten we weer het dorp en volgen knooppunt 75. We genieten weer
van weidse uitzichten met op de achtergrond een bosrijk gebied dat de
'Moerputten' noemt. De Moerputten is een prachtig natuurgebied van circa 119
hectare en wordt onderhouden door het Staatsbosbeheer. De zon is volledig
achter de wolken verdwenen. Bij ons knooppunt draaien de wieken van de Emma
molen. De stellingmolen behoort bij de gemeente Nieuwkuijk. Ze werd gebouwd in
1886 en is nog steeds in gebruik. Hij werd het laatst in 1966 gerestaureerd. De
molen beschikt tevens over een feestzaal en een gezellig terras waar het
heerlijk toeven is tijdens of na een fietstocht. We moeten linksaf om knooppunt
74 te volgen.
Om
knooppunt 33 te bereiken fietsen we langs het Drongelse Kanaal. Een
afwateringskanaal van 's Hertogenbosch naar Drongelen. Het kanaal werd gegraven
vanaf 1907 en werd voltooid in 1911. De zon breekt terug door de bewolking maar
de wind blijft krachtig waaien. Na het dwarsen van het kanaal fietsen we op bekend
grondgebied. Onze volgende gemeente is Cromvoirt. We zijn nog slechts één
kilometer verwijderd van Helvoirt. Om 17:40u staan we terug op de parking van
hotel Guldenberg. Nadat de fietsen op het draagrek staan drinken we nog iets op
het zonnige terras van het hotel. We hebben vandaag 55 kilometer afgelegd. Tot
schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Dag
2. Dinsdag 7 juni 2016. Na een zalige nachtrust genieten we van een heerlijk
ontbijtbuffet. We nemen er onze tijd voor. Koffie of thee met een croissant,
een glas fruitsap, spek en eieren, verschillende soorten broodjes, kaas, hesp,
salami, enz. Of gewoon een toast met aardbeienconfituur. Er is voor iedereen
wel iets wat hij lust. Door het raam zien we het terras dat heerlijk baadt in
de vroege ochtendzon. De witte kwikstaart komt op het lage muurtje zitten om te
zien of er kruimels op de grond gevallen zijn. Teleurgesteld vliegt hij weer
weg. De tuin met bomen kleurt groen en lonkt ons naar buiten. Vandaag staat er
een wandeling door de Loonse en Drunense Duinen op het programma . Gisteren
hebben we rond het domein gefietst en vandaag wandelen we dwars door het
domein.
Onderweg
vallen er een paar regendruppels maar dat is zo voorbij. Uit voorzorg hebben we
onze opvouw regenjas meegenomen en een lichte trui voor in de bossen. We
parkeren de auto op de parking bij 'Hotel-Restaurant De Rustende Jager'. Het
hotel beschikt over 45 comfortabele en smaakvolle kamers en een diversiteit aan
zaalaccommodatie voor vergaderingen en feesten. Het is 09:10u en ondanks het
vroege uur zitten er op het terras reeds enkele bezoekers te genieten van een
kopje koffie. Misschien de hotelgasten? Een infobord heet ons welkom in het
Nationaal Park 'De Loonse en Drunense Duinen'. We lezen: U bevindt zich hier
aan de rand van het Nationaal Park. In het centrale deel ligt een grote open
stuifzandvlakte, die tot één van de meest uitgestrekte, nog levende
stuifzandgebieden van West-Europa behoort. Hier zijn nog stukken waar de wind
het zand van de ene plek wegblaast om het vervolgens ergens anders in de luwte
weer af te zetten. Dit levende stuifzand is een zeldzaamheid geworden en
daarmee ook de bijzondere dieren en planten die er voorkomen.
Sinds
april 2009 heeft Natuurmonumenten een aantal wandelroutes uitgestippeld:
De Bosch en Duinroute, een groene wandeling van 4km die vertrekt bij restaurant
Bosch en Duin in Udenhout.
De Capucijnenbergroute van 3,5km is een rode gemarkeerde wandelroute die hier
vertrekt.
En de Zwarte Bergroute is een witte wandeling van ongeveer 3,5km die start
vanuit 'Herberg De Drie Linden' in Giersbergen.
Wij
kiezen voor de Capucijnenbergroute die wordt aangeduid met rode pijltjes. Deze
afwisselende wandeling door bos en open stuifzand dankt zijn naam aan de
Capucijnenberg, één van de hoogste stuifheuvels in dit gebied. Vroeger werd
deze zandheuvel veel bezocht door de broeders van het Capucijnenklooster uit
Biezenmortel. Ons foldertje vermeld ook nog dat deze route ons door een fraai,
heuvelachtig bos brengt met dennen- en loofbomen. Afgewisseld met de woeste stuifzand-vlakte
van het natuurgebied waar we kunnen genieten van mooie vergezichten.
We
vertrekken over een asfaltweg, maar dat duurt niet lang en moeten we een bospad
indraaien. Verschillende vogels kwetteren en zingen boven onze hoofden.
Onmogelijk uit te maken welke soorten we horen. Een paar stappen voor ons
blijft een bruine kikker stokstijf zitten te midden van ons pad. We maken een
foto en alsof hij daarop gewacht heeft springt hij vervolgens het hoge gras in
langs de weg. Rondom ons is alles groen. Uitgezonderd de wandelpaaltjes die
bijna al de kleuren van de regenboog vertonen en in verschillende vormen de weg
wijzen: rechthoek, driehoek, vierkant, etc Tussen de hoge bomen is er totaal
geen wind. Als we stilstaan om vogels te spotten worden we aangevallen door een
horde muggen. Onze armen en benen zijn bloot en daar maken die beestjes
dankbaar gebruik van. We hadden beter een lange broek aangedaan en een T-shirt
met lange mouwen. Doorstappen dan maar. Ons bospad ligt bezaait met kleine
dennenappels en -naalden. Daaronder zien we het witte duinzand in de karige
zonneschijn schitteren. Een deel van denaaldbomen wordt gekapt, op die manier kan er meer licht tot de bosbodem
doordringen. Hierdoor krijgen nieuwe planten en (loof)bomen een kans om te
groeien.
Een
kwartier later bereiken we een open vlakte met veel zand en met hier en daar
een boom die voor wat schaduw zorgt. De wortels groeien boven het zand. Voor de
rest zien we alleen maar zand. Veel zand mag ik wel zeggen. Het zand is hier
tijdens de ijstijd door poolwinden in de vorm van een hoge dekzand rug afgezet
en was lange tijd door oerbos bedekt. Het lijkt op de Sahara met een oase van
bomen. Vooral de berk is sterk aanwezig. In de veertiende eeuw werd het bos ten
behoeve van brandhout en landbouwgrond gekapt. De heidevelden die hiervoor in
de plaats kwamen werden begraasd door het vee van de boeren. De heide werd
geplagd en vermengd met mest gebruikt om de akkers productief te houden. De
arme zandbodem van de heide verarmde door afvoer van voedingsstoffen steeds
meer, waardoor de heide zich steeds moeilijker kon herstellen. Er ontstonden
open plekken en de wind kreeg sinds lange tijd weer vat op het zand. In de
negentiende eeuw begon men aan een grootscheepse bosaanplanting. Zo kon het
stuivende zand de omliggende landbouwgronden geen overlast meer bezorgen.
Temidden van de bossen beweegt het zand nog altijd. Het dode hout blijft ter
plaatse liggen. Het dient als schuilplaats voor de talrijke insecten die hier
voorkomen en ze zijn een belangrijke voedselbron voor zeldzame keversoorten en
spechten. De veldkrekel heeft hier een groot leefgebied en er leven diverse
zandloopkevers en bijensoorten, zoals aardhommels en zandbijen. Vogels, zoals
nachtzwaluw, roodborsttapuit en veldleeuwerik treffen we hier aan. De hagedis
profiteert mee van het talrijke voedselbanket.
Het
temperatuurverschil tussen dag en nacht kan tijdens de zomer oplopen tot 50
graden Celsius. Het is hier sterk heuvelachtig en dat gaan we zometeen
ondervinden. De hoogteverschillen in het gebied zorgen dat wind, vocht, licht
en warmte in allerlei gradaties en combinaties voorkomen. In de open vlakte
treffen we planten aan die de barre omstandigheden van het stuifzand trotseren.
Vooral buntgras en zandzegge proberen steeds weer de kop op te steken in het
moordende zand. In de lagere delen is pijpenstrootje het eerste gras dat zich
op het zand vestigt. Waar de grassen voor enige luwte zorgen ontstaan
'korstmossteppen' met Ruig haarmos, bekermos en rendiermos. Deze leggen het
zand goed vast en raken daarna begroeid met heidestruiken of jonge boompjes.
Even opletten hoe we moeten lopen. Je kan langs alle kanten weg. In het open
stuifzandgebied zijn geen paden, er mag overal gelopen worden. Wij blijven onze
rode route volgen. Verdwalen willen we niet. De zon weerkaatst het licht door
het witte zand. In de verte turen is niet altijd evident. Het is moeilijk
stappen in het mulle zand. Ik kan me voorstellen dat je geen vijf kilometer per
uur loopt. We beginnen al vlug te hijgen van vermoeidheid. Halverwege de heuvel
nodigt een bordje uit om het landschap te fotograferen. Een moment om even uit
te rusten. Van muggen hebben we momenteel geen last. De blakende zon en het
aangename briesje houdt de lastige insecten weg. De skyline kleurt groen van de
bossen.
De
sporen in het zand zijn van kleine insecten of heel kleine vogels. De enige
insecten die we zien zijn de bosmieren. In een lange brede rij proberen ze zo
goed mogelijk vooruit te komen. Op weg naar een prooi. Het blijft klimmen en
dalen en we snakken naar een plaats om te zitten. De bewolking is helemaal open
getrokken en de zon straalt aan een helder blauwe hemel. De open vlakte maakt
plaats voor een bosgebied. Plots staan we weer voor een zandvlakte. Nog groter
en heuvelachtiger dan daarstraks.
Dit
moet de Capucijnenberg zijn. De vergezichten zijn prachtig. Met dit weer kan je
eindeloos ver kijken. We beginnen aan de afdaling. De zon begint te branden. We
hebben geen water bij. Truien uit en rond ons middel binden. Het doorkruisen
van het mulle zand vergt veel energie. Na een steile afdaling volgt een steile
klimming. Vanaf beneden zagen we op het hoogste punt een rustbank staan. Een
rustpunt en dat hebben we verdient. Als dat geen fata morgana is! In de verte
zien we een kudde schapen. Om de heidevelden open te houden wordt er een
schaapskudde ingezet.
Het
is rustig en stil. We zien totaal geen andere wandelaars in het gebied. Vanop
de bank hebben we een mooi uitzicht over de Loonse en Drunense Duinen. Alhoewel
we in een open vlakte zitten voelen we geen zuchtje wind. En dat hebben de
insecten ook geweten. Deze keer worden we geplaagd door dazen. We zitten in de
volle zon en normaal smeren we ons in tegen de ultraviolette stralen van de
zon. Maar ook dat hebben we niet bij. Een middel tegen insectenbeten dan?
Sorry, vergeten! Na de rustbank dalen we opnieuw af tot in een loofbos gebied.
Hier groeien nog
karakteristieke
bomen, zoals de ondergestoven zomereiken, die een belangrijke schuilplek voor
dieren vormen. Weer worden we belaagd door muggen. Uitkijken voor boomwortels
die boven ons pad groeien. We dachten even dat de wandeling op zijn einde liep,
maar weer belanden we in een open vlakte. Zand, zand en nog meer zand Het
lijkt wel alsof hier alleen maar stuifzand is, maar als we verder kijken zie we
ook de mostapijten, heideheuveltjes en wortels van bomen die boven het zand
uitsteken. De rust, de ruimte en het uitgestrekte duinlandschap met daaromheen
een grote diversiteit aan natuur is een parel om te koesteren. Natuurmonumenten
heeft er voor gezorgd dat de eentonige naaldbossen zich ontwikkelen tot een
natuurlijk bos. Sindsdien gaat het met de spechten beter dan ooit en is hun
geroffel steeds vaker te horen.
Om
11:00u zijn we terug bij 'De Rustende Jager'. In 1920 was het hotel nog een
kleine boerderij met een zijkamertje waar een borrel of frisdrank geschonken
werd aan de jagers of passanten die even wilden rusten. Aan het eind van WOII
werd de boerderij door de Duitsers in brand gestoken en na de oorlog weer
opgebouwd. Het werd meteen een woonhuis annex café. Niet alleen jagers maar ook
militairen die in de duinen op bivak waren konden een borreltje kopen. Nelly en
Jo werden de nieuwe huurders in 1972. De derde generatie. Het gebouw werd
gerestaureerd en kreeg zijn huidige vorm. In die tijd werden de Loonse en
Drunense Duinen gebruikt als oefenterrein van de militairen. In de jaren '80
van vorige eeuw werden de duinen verboden voor militairen en men zocht een
nieuwe klantenkring. Fietsers en wandelaars vonden hun weg naar bossen en
heide. Tot op de dag van vandaag beheren Jo en Nelly de Rustende Jager.
Het
begint volledig te overtrekken. Dit kunnen ze ons toch niet meer afnemen. Het
terras zit behoorlijk vol nu. We kunnen gelukkig nog een plaatsje bemachtigen.
We bestellen een hapje en een drankje. Het innerlijke moet opnieuw versterkt
worden.
Om
16:00u zijn we terug bij hotel Guldenberg en zetten ons nog even op het zonnige
terras. We genieten van een Guldenbergijs met fruit en besluiten daarna om hier
een wandeling te maken. Hotel Guldenberg ligt in een unieke bosrijke omgeving
van maar liefst 21 hectare eigen grond en grenst daarmee aan het Nationaal Park
De Loonse en Drunense Duinen. We volgen geen route maar slenteren op een pad
door het bos tot bij een grote waterpoel. Een rijke vegetatie siert de oevers
van de spiegelende waterplas. Het gonst er van het leven. Libellen zweven boven
het wateroppervlak. Kleine insecten maken een kringetje op het water als ze
komen drinken. Waterlelies en lisdodden nodigen uit om foto's te nemen.
Achter
ons horen we plots geritsel van bladeren en kraken van takken. Een ree springt
over het bospad en verdwijnt opnieuw tussen de bomen. Twee, drie seconden later
is het weer muisstil. Alsof er niets gebeurt is. Het grootste wild in dit
natuurgebied is het ree. Sinds 1942 deed het zijn intrede in dit domein. Er
leven naar schatting 100 reeën in het gebied.
Na
de verkwikkende wandeling worden we om half zeven in het restaurant verwacht.
We kunnen kiezen uit a la carte dineren of een thema diner. Wij kiezen als thema
het aspergemenu. Nu het nog lente is en de warme temperaturen voelbaar zijn, is
de aspergeoogst van start gegaan. Op de velden, waar asperges groeien, kan
ongeveer acht weken geoogst worden. Daardoor is de verkrijgbaarheid beperkt.
Dus is dit een unieke kans. We starten met een huisgemaakte aspergesoep,
geserveerd met stokbrood. De soep is gloeiend heet maar reuze lekker. Het
hoofdgerecht bestaat uit verse asperges met gegrilde zalm, krielaardappelen,
nootmuskaat, ei en hollandaisesaus. Een aangepast glas wijn mag hier zeker
niet aan ontbreken.
Tot
morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Dag
1. Fietsknooppunten:
83-25-76-35-36-41-37-32-22-33-72-34-73-30-31-32-60-61-27-83. Afstand: 35,7
kilometer.
Maandag
6 juni 2016. De buitentemperatuur bedraagt 18° C als we om 07:30u richting
noorden rijden. Het weer valt momenteel reuze mee, voor zolang het duurt
uiteraard. Hopelijk krijgen we geen onweer met felle hagelbuien zoals gisteren.
De TV beelden spraken voor zich. Waterellende en nogmaals waterellende. Niet alleen
de gemeenten Reet en Boom kregen het zwaar te verduren, ook het noorden van
Antwerpen deelde in de klappen. Wij hebben 'slechts' twee gaatjes in het
plastieken dak van onze veranda. Het had veel erger kunnen zijn. Soit
We
rijden naar Noord-Brabant. De op één na grootste provincie ten zuiden van
Nederland. Om 09:20u parkeren we op de parking van 'Hotel Guldenberg' te
Helvoirt. Dit wordt onze verblijfplaats voor drie dagen en twee nachten. We
melden ons eerst aan de receptie waar we vriendelijk worden ontvangen. Het is
niet de eerste maal dat we hier overnachten. Verleden jaar, eind november,
maakten we voor de eerste keer kennis met de gastvrijheid van het hotel. We
kwamen toen hiernaar toe om te wandelen en te genieten van de nakende
herfstkleuren. Na de vermoeiende wandeling was het heerlijk om te ontspannen in
de sauna. De volgende dag hebben we van de fitnessruimte gebruik gemaakt. Na
een diner bij kaarslicht dronken we nog een laatste kopje koffie bij de
sfeervolle open haard. Maar dat was verleden jaar.
De
omgeving is tevens geschikt om te fietsen en we aarzelden dan ook geen moment
om hier terug te keren. Na de nodige formaliteiten vertrekken we voor een
fietstocht rondom en door De Loonse en Drunense Duinen. Het is wel zoeken naar
ons eerste knooppunt. Bij de parking van het hotel vertrekken vele wandelingen
met knooppunten. Misschien een tip om fietsknooppunten te vermelden? Bij de
receptie krijg ik een plannetje mee om de kortste weg te nemen naar het domein
'De Loonse en Drunense Duinen'.
U moet vooral de grote wegen vermijden vertelt de receptioniste Dat is
veel te gevaarlijk. Het getekende plan is niet echt duidelijk en we besluiten
toch langs de baan naar ons knooppunten-bordje te rijden. Bij de grote baan
slaan we rechtsaf. Later blijkt dit de verkeerde keuze. Maar dat weten we eerst
als we terug zijn. Bij het volgende kruispunt houden we halt om beter rond te
kijken. Rechts in de dreef zien we de groene knooppuntenbordjes staan. Het is
knooppunt 76 en hoewel we de vorige knooppunten, 83 en 25, overslaan vervolgen
we vanaf hier onze route. Niemand die moppert trouwens. Linksaf, richting
knooppunt 35.
We
fietsen op de Oude Bossche Baan en bij een eerste zitbank drinken we een
meegebracht kopje koffie. De bank noemt: 'Molenakker'. Een infobord verklaart:
'Het toponiem de Molenakker, ook bekend als De Meulenberg, verwijst naar
de plaats waar vroeger de Zandkantse molen stond. Het was een zogenaamde
standerdmolen. Zo'n molen rust op een verticale spil, de standaard, waarmee de
molen in zijn geheel vanaf de grond naar de wind kan worden gedraaid.
Aanvankelijk stond de molen net buiten de vesting van Heusden. Rond 1658 is de
molen daar verkocht en verplaatst naar de Zandkant bovenop een hoger gelegen
dek zandrug. Vanwege de afgelegen ligging, het dure onderhoud en de slechte
wegen ter plaatse was het voor de molenaars die de molen pachtten niet
eenvoudig de kost te verdienen op de Zandkantse molen. Dit zal reden zijn
geweest dat de molen in de achttiende eeuw bekend stond als de Kranken
Troost. Het woord krank betekend hier weinig betekenend, zwak, armelijk,
armoedig. Vrij vertaald betekent Kranken Troost dan schrale troost. In 1885
wordt de molen opnieuw verplaatst naar een perceel op de hoek van de
Biezenmortelsestraat en de Runsvoort. Het oude molenhuis, dat op de Zandkant
was achtergebleven, is later bij een brand verloren gegaan. Omstreeks 1904
wordt daardoor molenaar Coppens aan de overzijde van de Biezenmortelsestraat
een nieuwe machinale maalderij gebouwd'.
We
volgen een pad dwars door het bos. Rechts is het domein van De Loonse en
Drunense Duinen. Loof- en dennenbomen wisselen elkaar af. Vogels kwinkeleren om
ter hardst waarvan de vink een toontje hoger zingt. Hij komt overal bovenuit.
Het Nationale Park is een reusachtig gebied met verschillende toegangs- poorten
en wegen. Naast ons is een brede zandweg dat voorbehouden is voor tractors en
ruiters. Het bladerdek boven beschermt ons tegen de warme zonnestralen. Dat
maakt het onmiddellijk een stuk koeler en een 'golfje' of een 'vestje' is geen
overbodige luxe. Vanaf de vroege Middeleeuwen is het oorspronkelijke oerbos
gekapt en afgebrand. Hiermee werd in de behoefte aan hout en landbouwgrond
voorzien. De huidige naaldbossen zijn grotendeels rond 1870 aangeplant voor de
houtproductie. Ze bestaan voornamelijk uit grove den en vertonen nog maar
weinig gelijkenissen met de groene wildernis die ooit deze zandgronden bedekten.
Voorbij het bos is het de beurt aan weidse uitzichten. Hectaren landbouwgrond
met jonge plantjes baadden in de zon. Paarden grazen ongestoord naast een weide
met een tapijt van goudgele bloemen. Af en toe fietsen we langs fotogenieke
hoeven met rieten daken. Hier kunnen we eindeloos fietsen en het zou wel eens
kunnen dat we niemand tegenkomen. Verdwalen doen we niet, daar zorgen de
fietsknooppuntenbordjes voor.
Even
verder vertoont de skyline de bossen van 'De Loonse en Drunense Duinen'. We
komen bij het café-restaurant 'De Rustende Jager'. Het is nog vrij rustig door
het vroege uur. Slechts enkele stoelen op het terras zijn bezet. Door zijn
bijzondere ligging is dit etablissement een rust- en startpunt met
verschillende routes voor fietsers en wandelaars. Boven ons houdt een merel
zijn ochtend serenade. De zangvogel is familie van de lijster en kan tot vijf
jaar oud worden. Bezoekers worden geïnformeerd door middel van infoborden met
daarop een kaart van het gebied met wandelroutes en de nodige uitleg over de
oorsprong van zandverstuivingen: 'Twaalfduizend jaar geleden zou de mens hier
midden in een grote zandvlakte staan. Het oprukkende landijs was net ten
noorden van Nederland tot stilstand gekomen. Voor het ijs strekte zich een
grote poolwoestijn uit. Heel Noord-Brabant werd met lage duinen bedekt. Het
heldergele duinzand uit die tijd noemen we dekzand'.
Een
spandoek laat aan iedereen weten dat vanaf morgen een wandelevenement zal
plaatsvinden. De wandel driedaagse is dit jaar op 7, 8 en 9 juni 2016. Verderop
fietsen we tussen aspergevelden. Links groeien de groene asperges die als plant
minder veeleisender is dan zijn soortgenoot de witte asperge. Doordat de groene
groente ondergronds geen witte stengels moeten vormen, is het ook niet nodig om
ruggen te maken. Op zwaardere grondsoorten teel je dan ook beter groene
asperges. Afgedekt met witte plastiek wachten de witte asperges om geoogst te
worden. Een machine houd de plastiek omhoog zodat de telers de dikste asperges
uit de ronde ruggen kan snijden. Na een druk op de knop verplaatst de machine
zich en kan de teler verder oogsten. Aan de overzijde groeit de maïs. De
plantjes zijn slechts enkele centimeters groot en daardoor kunnen we nog
genieten van weidse uitzichten. Alles kleurt groen. In meer dan vijftig tinten.
Bij
knooppunt 36 rijden we voorbij 'Landgoed Bosch en Duin. Het gebouw dateert van
1930 en grenst aan de historische 'Route du Napoleon' te Udenhout. Het werd in
1993 volledig herbouwd en kreeg als blikvanger een paar kanonnen die dreigend
in het plantsoen klaar staan om de vijand te bestoken. We volgen knooppunt 41
langs de Pelgrimsweg. Om 10:55u rijden we het schilderachtige dorpje 'Loon op
zand' binnen. De kerktoren is als een baken op zee en alhoewel we er niet
moeten zijn rijden we tot daar en houden er halt om even de sfeer op te
snuiven. De gemeente bestaat uit drie dorpen: Loon op Zand, Kaatsheuvel en De
Moer. Naast de vele winkeltjes bezit het dorp nog enkele gezellige terrasjes
van de horeca waar het gezellig toeven is. De grote Sint-Jans Onthoofdingskerk
werd gebouwd vanaf 1394. Een bord legt uit: 'Verjaagd door opstuivend zand
moesten de inwoners van Venloon einde 14de eeuw een nieuw dorp bouwen
ses boogscheuten weeghs nabij het kasteel. Daar stichtte de heer Pauwels van
Haestrecht de Oude deze kerk in 1394. Aan de toren, in de stijl van Kempense
gotiek, is gebouwd tot in de tweede helft van de 15de eeuw. De oudste
van de drie klokken dateert van 1460. Met het transept uit de 16de
eeuw kreeg de kerk grotendeels haar huidige vorm. Van 1648 tot 1821 was de kerk
in protestantse handen. In 1823 namen de katholieken het gebouw weer in
gebruik. De begraafplaats, rond de kerk, bezit nog oude monumentale grafzerken.
We fietsen terug, laten de mooi gerestaureerde waterpomp rechts liggen en
fietsen meteen het dorp uit.
Even
verder fietsen we terug op een verhard pad tussen de bomen over de
Waalwijksebaan. We rijden opnieuw door het domein van 'De Loonse en Drunense
Duinen'. Dit Nationaal Park is ruim 3.500 hectare groot en maakt deel uit van
het stelsel van twintig Nationale Parken in Nederland. Samen zijn de parken
ruim 120.OOO ha groot, meer dan 3% van Nederland. Alle dode takken en
omgewaaide bomen blijven op de grond liggen. Dat komt dan weer ten goede voor
insecten en vogels. Het rottende hout is tevens een bron van leven voor mossen,
varens en paddenstoelen. De schaapskuil, onze volgende halte, is een
gegraven kuil en was in het verleden een drinkplaats voor schapen. De kuil ligt
er al zeker 220 jaar. vertelt een infobord ons, en vervolgt: Dat weten we,
omdat in 1793 hierachter een akker lag die 'Boven de Cuijl' werd genoemd. Deze
akker hoorde bij het inmiddels verdwenen dorpje Westloon. De kuilen werden
gegraven omdat er op de toenmalige droge heidevelden weinig drinkwater was. In
de Loonse en Drunense Duinen zijn vier van deze 'schaapskuilen' bekend.
Bij
knooppunt 32 is het tijd om ons lunchpakket aan te spreken. We zetten ons op
een halfronde zitbank met hier en daar een leuning en verwelkomen andere
hongerige fietsers die ons voorbeeld volgen. Nadien vervolgen we onze weg naar
knooppunt 22. We houden een sanitaire stop bij de vijver langs de
Waalwijksebaan. Het lijkt ons alsof we in een oase terecht zijn gekomen na
kilometers fietsen door de bossen. De vijver wordt gebruikt door wandelaars die
er hun huisdier laten zwemmen.
Onze
volgende stop is het 'Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen Roestelberg'.
Het café-restaurant 'De Roestelberg' is eveneens een favoriet start- en
rustpunt voor wandelingen door de natuur. Het etablissement is een
familiebedrijf dat startte in 1927. Op deze plek bevinden we onsdichter bij het duinzand. Te voet maken we
een steile klimming naar het hoogste punt. Het witte duinzand weerkaatst het
felle zonlicht. Een zonnebril is sterk aan te raden voor een wandeling door de
duinen. Maar dat is voor morgen. Het is ondertussen zo warm geworden dat we een
dorstlessende stop houden bij eetcafé 'De Klinkert' te Drunen. Een gezellig
Brabants bruin café met een ruim terras. We genieten van een frisse blonde
Leffe en moeder de vrouw van een appelgebak met calorierijke slagroom en een
tonic om alles door te spoelen.
Verderop
is knooppunt 72. We rijden naar rechts en komen in Giersbergen. Een gehucht van
de gemeente Heusden met slechts 28 inwoners. De dorpspomp dateert van 1951. 'De
Maaihoeve', een oude hoeve met rieten dak, is een camping met vijftien
staanplaatsen. De hoeve werd gebouwd rond een eeuwenoude kloosterboerderij. Een
monument van een oud boerinnetje met eieren in haar schort trekt onze aandacht.
Het werd geplaatst ter herinnering aan het 750 jarig bestaan van het gehucht
Giersbergen: 1244-1994. Een paar meter verder zijn we al terug uit de
gemeenschap gereden en fietsen over een zandweg tot bij het bosgebied van 'De
Loonse en Drunense Duinen'. Verderop moeten we linksaf en rijden plots tussen
weilanden en akkers over een tractorspoor met putten en kuilen. Het is
ondertussen warm geworden en we moeten nog minstens tien kilometer fietsen. Het
koren langs de weg staat al dertig tot veertig centimeters boven de grond. In
de bermen vallen de rode klaprozen op tussen al dat groen. Rondom ons oogt
alles groen trouwens. De lente loopt ten einde. Hier en daar bloeit nog de
rododendron in verschillende kleuren. In de regio Helvoirt wordt hoofdzakelijk
asperges geteeld. Het is het ene veld na het andere. We krijgen er serieus
honger van. Nog zeven kilometer. Voor het dorp Cromvoirt stroomt de 'Zandleij'
die we dwarsen via de 'Lambertusbrug'. Over de brug staat het kruisbeeld van
Christus. Het dorp behoort bij de gemeente Vught en is belangrijk door zijn
rund- en pluimveeteelt. De St-Lambertuskerk dateert van 1888. De toren werd in
1944 opgeblazen door de Duitsers en na de oorlog slechts tot de hoogte van het
schip hersteld. Naast de kerk bevindt zich de pastorij uit 1887. Op de hoek
pronk het voormalig raadhuis van 1899. Aan de overzijde staat de herberg 't
Wapen van Cromvoirt. We verlaten het dorp over de 'Broekleij'. De rivier
stroomt van Haaren naar Cromvoirt over een lengte van ca 11 km.
Het
laatste stuk van knooppunt 61 moeten we door de Vughtse Heide. Het natuurgebied
heeft een rijke historie en daardoor een ideale plek voor wandelaars en
fietsers. Het is eigendom van het Ministerie van Defensie en beslaat 153 ha. We
dwarsen twee straten en vinden geen knooppuntenbordje. We slaan rechtsaf en
fietsen langs de grote baan. Links een bordje met knooppunt 62. Dat moeten we
niet hebben. We fietsen in tegenovergestelde richting en vinden een bordje met
cijfer 27. Eureka! Dat moeten we hebben. We rijden terug volgens schema en
hebben ondertussen 35 kilometer afgelegd. De waterplas 'De ijzeren Man' is een
veelzijdig sport-, ontspannings- en recreatiegebied in Weert. Wij fietsen in
feite aan de overzijde van het recreatiegebied. Op de parking staan massa's
auto's en nog meer massas fietsen. Verderop moeten we over de 'Loverensebrug'
waar de Zandleij onder stroomt. Naast de boerderij worden groene asperges
geoogst. Zittend op een kleine tractor rijden arbeiders over het groene goud en
snijden de groenten tegen de grond af. Bij knooppunt 83 zien we onze vergissing
van vanmorgen. Dit knooppunt hadden we moeten hebben. Nu volgen we de
knooppunten niet meer maar nemen de straat Guldenberg tot bij ons hotel waar we
om 15:40u toekomen. We hebben 40,2 kilometer gefietst. Met de sleutel van onze
kamer kunnen we onze fietsen in een afsluitbare fietsenstalling opbergen waar
we de mogelijkheid hebben om onze fietsen op te laden. Het hotel beschikt over
89 kamers. Onze kamer is op het gelijkvloers en door het brede raam kijken we uit
op de groene bosrijke omgeving.
Tot
morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.
Donderdag 5
mei 2016. Hemelvaartsdag. We vertrekken vanuit Ekeren bij een temperatuur van 15°
Celsius. Frank, onze weerman, sprak van frisse ochtenden, maar voor vanmiddag
worden toch temperaturen verwacht van 19° Celsius in de schaduw. Meer moet dat
niet zijn. Als het te warm is klagen we ook. Al even belangrijk is de wind.
Vandaag komt de wind uit het oosten met een kracht van 2 à 3 beaufort. Valt
reuze mee, dacht ik. Ondanks de feestdag komen we, voorbij de oprit van Meer,
in een file terecht. Sterk vertraagt verkeer tot aan de grensovergang,
veronderstel ik. Alle vrachtwagens staan soms stil op de eerste rijstrook. De
personenwagens rijden met een slakkengang bumper aan bumper op het tweede
rijvak. Een poos later verplaatsen de vrachtwagens zich naar de pechstrook. Zij
hebben vanuit hun cabine een weids uitzicht van wat er voor hen in de verte
reilt en zeilt. De truckchauffeurs hadden gezien dat er op de linkerrijstrook
een kettingbotsing was gebeurd. Alle wagens schuiven een rijstrook op. We
passeren de vier auto's die bij het ongeval betrokken zijn. Er is gelukkig
alleen materiële schade. Eens er voorbij rijden we weer vlot.
Een 124
kilometer verder of 1 uur en 15 minuten later parkeren we onze auto op de grote
parking van de Beusichemsedijk in Culemborg. Culemborg is een gemeente in de
Neder-Betuwe van de provincie Gelderland. We zijn speciaal naar hier toe
gereden om de bloesemroute te rijden. Het is eens wat anders dan de fruitbomen
in Haspengouw. De perenbloesem is uit gebloemd. De laatste appel- en
kersenbloesems kunnen nog gespot worden beloofd de bloesemsite. De exacte
bloesem-tijd is niet te voorspellen, maar in april en mei vertonen de
fruitbomen hun kleurige bloesemtooi. Het weer is natuurlijk een belangrijke
bepalende factor, en daarnaast bloeien niet alle bomen tegelijk.
We
vertrekken, met de fiets, vanaf knooppunt 42 naar ons volgende knooppunt, een
5,8 km verder. Eerst even slalommen over de Beusichemsedijk, die overgaat in de
Lekdijk-West tot knooppunt 43. Bovenop de dijk waait een stevige bries. Meer
dan de beloofde 2 à 3 beaufort. We rijden richting oost en dus wind op kop. Dat
maakt het nog koud ook. Een trui of fleece jasje is geen luxe vandaag. De wind
is eveneens gevaarlijk om te verbranden. Elke blote plek wordt ingesmeerd.
Sommigen fietsen toch in T-shirt en/of in korte broek. Ze zullen het morgen
voelen. Maar we blijven niet zeuren. De zon schijnt en dat is het voornaamste.
Het is druk van fietsers en wandelaars. Vandaag begint de 31ste Betuwse
fietsvierdaagse. De routes zijn gratis te downloaden en toevallig wordt vandaag
de Betuweroute gereden. Ondanks die drukte genieten we van de groene omgeving.
De dijk wordt hier en daar opnieuw versterkt met kleigrond. Uiteraard zijn deze
stukken nog bruin van de aarde. In de brochure staat geschreven: Wie gek is
van een mooie landelijke streek, kan in de Betuwe zijn hart ophalen. Of het nu
om te fietsen, te wandelen of op en rond het water bezig te zijn. Het kan hier
allemaal. Ook de dorpjes of steden met de verrassende winkels hebben hun
charme. Een mens moet nu eenmaal eten en drinken.
Links van
ons stroomt de rivier de 'Lek' door het groene landschap. De lengte bedraagt 62
kilometer en vormt de grens tussen Utrecht en Gelderland. De andere oever
bereik je uitsluitend via talrijke pontveren. Plezierboten en luxe jachten
varen op de rivier. Hier en daar zitten jonge koppeltjes met een picknickmand
aan het water. Of ze liggen te luieren terwijl ze toekomstplannen maken. Op de
linker- en de rechteroever, van de Lek, zijn nog grote waterplassen. Daar maken
de wilde watervogels dankbaar gebruik van. Het landschap vertoont nog steeds kale
bomen. Het heeft lang koud geweest en de boomknoppen blijven dicht. Toch
leveren deze bomen en struiken een extra bijdrage aan het traditionele
landschap van groene weiden, sloten en waterplassen. Rechts van ons worden we
geboeid door de rustieke boerderijen. In de tuintjes staat de Japanse kerselaar
in volle bloei. Af en toe
rukt de felle wind aan de takken. Duizenden bloemblaadjes waaien weg.
Voor de
landbouwer is het geen feestdag. Van dit mooie weer moeten ze profiteren en op
hun land werken. Afhankelijk van het weer kan eind april, begin mei voor de
eerste keer in het jaar het gras gemaaid worden. Verderop rijdt een andere
tractor over het afgemaaide gras en keert het om zodat de zon haar werk kan
doen. Na 4 à 5 dagen drogen wordt alles in balen geperst en opgeladen.
Ook de
veehouders kennen geen rustdag. Zelfs als hun dieren op de weide staan te
grazen hebben ze verzorging nodig. De koeien moeten gemolken en paarden moeten
bijgevoerd worden. In de verte zien we de eerste fruitplantages staan. Het is
te veraf om de bloesems te zien. We fietsen nog steeds boven op de dijk. Een
ware beproeving met nog steeds wind op kop. Toch genieten we van mooie
vergezichten. De grachten zijn afgeboord met knotwilgen. De bomen zijn
kenmerkend voor polder- en rivierlandschappen. Het zijn niet altijd knotwilgen.
Er kunnen ook populieren, essen of elzen zijn. Ze vormen aan grachten en sloten
een versteviging van de oevers. Vroeger werden de knotbomen meer gesnoeid dan
nu. De afgezaagde takken en twijgen waren uitstekend geschikt voor het vlechten
van manden en stoelen. Nostalgische momenten. De vele zwarte witte koeien zijn
de belangrijkste soort in Nederland. Ze zijn van Amerikaanse oorsprong, slank
en mager gebouwd.
De koeien
staan bekend voor hun hogere melkproductie. Ook pony's staan massaal in de
weide.
De kleine
paarden hebben een schofthoogte van 1,48 meter en worden gehouden om te kweken
en te verhuren bij maneges. Huizen worden afgewisseld met grote hoeves. Meestal
met rieten dak met onderaan nog enkele dakpannen. In Nederland komt deze
combinatie nog vrij vaak voor. Dat had vroeger een praktische achtergrond. Nu
heeft het te maken met uiterlijk en uitstraling. De meeste boerderijen worden
omgebouwd tot B&B s of kleine campings.
De rivier
kabbelt nog steeds door het landschap. Vanaf knooppunt 43 kan men van de charme
van een overtocht genieten met één van de 5 pontjes die de 'Lek' dwarsen. Wij
vervolgen onze weg rechtdoor over Lekdijk-Oost. Nu is het 6 kilometer tot ons
volgend knooppunt. Steeds naar het oosten met wind op kop. Schapen grazen de
dijkwand af. Kleine lammetjes huppelen naast hun moeder mee. Eentje staat wat
verderop te blaten. Het is dorstig en roept op zijn of haar moeder. Nog steeds
op de dijk rijden we de gemeente Ravenswaay door. Het dorpje heeft een klein
200 inwoners. De Sint-Nicolaaskerk is een protestantse gebedsplaats van 1644.
De torenspits van de kerk steekt hoog boven het kruin van de bomen uit. De
nationale driekleur wappert in de wind door een torenraam. Een horde,
lawaaierige motorclub vliegt ons in razende vaart voorbij. Links, op de andere
oever staat een windmolen. Op ons plan staat er niets over vermeld. Na
Lekbandijk slaan we rechtsaf en fietsen naast het Amsterdam-Rijnkanaal dat
uitmondt in de 'Waal'.
Bij
knooppunt 39 fietsen we rechtsaf, richting knooppunt 70. Vanaf nu zijn we
verlost van de hevige wind en de drukte op de dijk. Eensklaps bevinden we ons
tussen de fruitplantages. Niet elke plantage schittert van de bloesems. Na
weken van prachtige bloesems zijn de perenplantages uitgebloeid. In september
kunnen ze geplukt worden. Nu is het de tijd van de appelbloesem.
De bloei van
de kersen is haast voorbij. Ze zijn bijna zo groot als knikkers en ze zullen
uitgroeien tot heerlijke zoete donkerrode kersen. Al komt het slechts traag op
gang. In de karakteristieke fruitstalletjes, langs de weg, liggen heerlijke
producten uitgestald. Soms een zakje appelen en bij een ander kraam mag je zelf
een zakje vullen met walnoten. Betalen doe je in een mandje of in een kistje.
Er is geen toezicht. De verkopers vertrouwen op de eerlijkheid van de mensen.
We fietsen
menig boerderij voorbij met een typische hooiberg. Hooi heeft een goede droge
ruimte nodig met een goede verluchting rondom rond. Deze hooiberg heeft vier
roeden (je vindt er ook met drie roeden of palen). Het dak bestaat uit riet of
zink en kan omhoog gedraaid worden.Het
is een mooie en stijlvolle aankleding die bij het terrein past.
We naderen de stad Buren. Een infobord legt
uit: Frederik van Egmont, bijgenaamd Schele Gijs", kreeg in 1472 de
heerlijkheid Buren van zijn oom Arnold, hertog van Gelre, als vergoeding voor
gemaakte onkosten. Door zijn onvoorwaardelijke steun aan keizer Maximiliaan
van Oostenrijk verhief deze hem in 1498 tot graaf van Buren en Leerdam. Sinds
1551 is het graafschap Buren nauw verbonden met het Huis Oranje Nassau.Al van ver vallen ons de draaiende wieken op
van een molen. Aan de kerk wappert de driekleur aan de toren. Het dorp is
versiert met slingers en vlaggetjes in wit, rood en blauwe kleur. Het heeft een
aparte maar aangename sfeer. Over de straten hangen de feestelijke gekleurde
slingers voor de jaarmarkt van zaterdag 7 mei. We proberen onze fiets zo goed
mogelijk te parkeren tussen honderden andere fietsen. Een echt huzarenstukje.
Rechtover de fietsparking is restaurant De pannenkoekenbakker. Een
nostalgisch eethuis uit 1860 met maar liefst 230 verschillende pannenkoeken.
Buren is een gezellige oude stad waarvan de
geschiedenis nauw verbonden is met het koningshuis. De stad kreeg de naam 'Oranjestad'
na het huwelijk van Willem van Oranje en Anna van Egmont (Gravin van Buren) in
1551. Anna van Egmont was de schatrijke achterkleindochter van Frederik van
Egmont. Haar echtgenoot Willem werd daarmee automatisch graaf van Buren. Anna
stierf in 1558 op slechts 25 jarige leeftijd. De titel gravin van Buren ging
over naar haar dochter Maria. Tegenwoordig draagt de regerende koning
Willem-Alexander de titel Graaf van Buren.
We wagen ons tussen de gezellige drukte door
de monumentale stad waarvan we de historische gebouwen bezoeken die op
loopafstand van elkaar staan.
Aan het eind van de Voorstraat staat nog
steeds de oude stadspoort. Gebouwd rond 1400, nadat Buren in 1395 stadsrechten
kreeg.
Eerst wandelen we linksaf naar de noordwal
waar sinds mensenheugenis een molen staat. 'De prins van Oranje' is een ronde
stenen stellingmolen uit 1714 die een standaardmolen vervangt nadat deze
verwoest werd door een felle brand. In 1911 brandde ook de Prins van Oranje
uit, maar werd vakkundig herstelt en verhoogd. In 1947 koopt de gemeente de
molen om hem van verval te redden. Na een laatste restauratie in 1974 werd deze
opnieuw maalvaardig. In de molen is een klein winkeltje waar belangstellenden
gemalen meel en ambachtelijke lekkernijen kunnen kopen.
Op de Markt bevindt zich het voormalige
stadhuis waar sinds 1988 het museum 'Buren & Oranje' is gevestigd. Hier
vinden toeristen informatie over het vorstenhuis en de relatie met de stad
Buren. Het gebouw ernaast is het Toeristen Informatie Buren, opgericht na de
opheffing van de VVV.
De Sint-Lambertuskerk is een protestantse
kerk, gesticht in 1367 als kapel. In 1395 werd de kerk ingewijd als parochie.
In 1551 werd in deze kerk het huwelijk voltrokken van Prins van Oranje met Anna
van Egmond. Toen was het nog een katholieke kerk. Binnenin kan je de graftomben
vinden van de graven van Buren en van Maria van Oranje Nassau. Het gebedshuis
is heden ten dagen te huur voor concerten, evenementen en dergelijke meer. In
de schaduw van de toren staat een beeldengroep van Prins Willem van Oranje,
zijn vrouw Anna en hun twee kinderen Maria (1556-1616) en Philips-Willem
(1554-1618). De Julianaboom, links voor de kerk, is van 1909. Een vergulde
kroon met de letter J siert het gietijzeren hekwerk dat rond de boom werd
bevestigt.
Het museum der Koninklijke Marechaussee is
gehuisvest in het voormalige Koninklijk Weeshuis. Het Weeshuis werd gebouwd in
1612 door Maria van Nassau. In 1619 wordt het weeshuis in gebruik genomen.
Weeskinderen werden hier verzorgt tot 1953. Voorheen stond hier het
Sint-Barbaraklooster dat gesticht werd door Heer Willem van Buren in 1420. Het
klooster werd verwoest door een vernietigende brand en niet meer opgebouwd. Als
bezoeker van het museum kom je alles te weten over de geschiedenis van de Marechaussee
in Napoleontisch uniform uit 1814 tot de Marechaussee van nu. In de tuin staat
een levensgrote pop achter beschermglas of plastiek in een wachthuisje. De pop
is gekleed in het groene gevechtstenue. In de periode 1946-1996 zijn 34.000
dienstplichtigen bij de Koninklijke Marechaussee in dienst geweest. Ook hun
verschillende voertuigen worden tentoongesteld. Op 6 november 2013 bracht
prinses Beatrix nog een bezoek aan de tuin van het voormalige weeshuis om een
kunstwerk te onthullen.
Tegenover de ingang van het museum der
Koninklijke Marechaussee zijn nog intacte resten van de vroegere vesting rond
de stad. Via trappen kan de bezoeker de restanten bezoeken. Een infobord
verklaart: De vesting Buren ontstond rond 1395 toen de landsheer Allard van
Buren langs de noord- en westzijde een gracht liet graven. Deze gracht stond in
verbinding met de Korne die reeds de oost- en zuidzijde van Buren omsloot.
Aangenomen wordt dat rond dezelfde tijd muren en poorten gebouwd werden. De
Italiaanse vestingbouwer en architect Pasqualini liet omstreeks 1540 een aarden
wal opwerpen aan de stadskant van de muur. Bij deze gelegenheid is een
muurtoren in de aarden wal opgenomen. Tijdens de restauratie van de stadsmuur
in 2005-2006 werd een tegen de oostelijke muur liggende toren blootgelegd en
geconsolideerd. De fortificatie bestaat uit een rechthoekige ruimte met een
gemetseld koepelgewelf. Het midden gedeelte van de koepel is niet meer
aanwezig. De rivier 'Korne' is een zijtak van de 'Linge' en loopt voor een
groot gedeelte langs de zuidgrens van de stad. De rivier wordt momenteel nog
gebruikt om met pleziervaartuigen van en naar Buren te varen.
Een pand dat gebouwd was tegen de voormalige
stadsmuur werd in 1804 gekocht door de joodse gemeenschap en richtte er een
synagoge in. Het gebouw werd ingericht met een kerkelijke badplaats, een woning
voor de rabbi en een schoollokaal. Ruim 100 jaar geleden werd de joodse
gemeenschap opgeheven. Het gebouw werd vervolgens een woonhuis, stal en winkel.
Nu is het een facilitaire ruimte voor kunst en cultuur. Momenteel loopt er een
expositie van een jonge kunstenares met een voorliefde voor paarden.
Na ons bezoek aan de Oranjestad Buren
vervolgen we onze fietstocht over de Betuweroute. Het is ondertussen warm
geworden. De truien worden T-shirts en de armen en aangezicht worden ingesmeerd
met factor 50. De laatste kilometers voert ons dwars door de fruitplantages van
de streek. De Betuwe is de fruittuin van Nederland en de gemeente Buren heeft
de grootste fruitproductie van het land. In een grote weide lopen een aantal
grote varkens rond. Hun buik en snoet is bruin en nat. Ze komen recht uit een
modderpoel. Een reiger staat aan de rand van een sloot en kijkt neer op het
water. Geduldig wacht hij op een maaltijd. Op sommige plaatsen is de grachtkant
afgeboord met gele bloemen zoals koolzaad of raapzaad. Het zijn mooie plaatjes.
In een andere weide staan de koeien tegen de aluminium afsluiting te drummen.
Ze wachten op de boer die bijvoeding brengt. Verderop staan schapen in de weide
te grazen. Op zichzelf niets spectaculair, ware het niet dat deze schapen met
lammeren zwart wit gekleurd zijn. Van ver lijken het echt koeien. Ze zijn dan
ook bijna zo groot als een koe.
Terug in Culemborg ontdekken we al vlug de
rijke historie van de stad als we door de oude straatjes fietsen. De
geschiedenis van Culemborg begint al in 1281. In de 14e eeuw wordt
de stadsmuur en-gracht opgetrokken.
Het deel van de stadsmuur dat nog staat vormt de oudste nog bestaande originele
stadsmuur. Aan de laatste telg van het geslacht Van Culemborg heeft de stad
veel te danken. Vrouwe Elisabeth stichtte het Elisabeth-gasthuis, een hofje met
huizen voor oude mannen en vrouwen, en schoot het geld, voor de bouw van het
Stadhuis en de toren van de Sint-Janskerk voor. Uit haar erfenis werd het
Elisabeth-Weeshuis gebouwd. Het doet nu dienst als museum en bibliotheek.
Momenteel is het hier rustig. Daar zal het
late uur wel voor iets tussen zitten. Het is ondertussen 17:30u geworden. De
'Binnenpoort' is de enige van de zeven stadspoorten die bewaard is gebleven. Ze
werd gebouwd in de 14e eeuw. Het bovenste gedeelte werd in 1557
bijgebouwd. In de nis staat een beeld van de heilige Barbara.
Onze volgende halte is bij de katholieke
Sint-Barbarakerk en Antonius met haar hoge spitse toren.Ze werd gebouwd op de fundamenten van de oude
Sint-Janskerk die te klein werd. Op 4 december 1886 werd de nieuwe kerk
ingewijd. De Duitse bezetter eiste de klokken uit de toren op tijdens WOII.
Alleen de Elisabethklok is na de oorlog teruggevonden. De andere drie werden
omgesmolten.
Recht over de kerk, Varkensmarkt 9, staat het
statige herenhuis dat gebouwd werd in 1865 voor de sigarenfabrikant
Dresselhuijs. Achter het pand stond sigarenfabriek 'De Trio'.
Op de Varkensmarkt staat één van de vier nog
bestaande stadspompen uit 1718. Gekroond met het stadswapen.
Het stadhuis op de Markt dateert van 1534. De
kelder diende oorspronkelijk als vleeshuis, later als wijnkelder. Boven de
kelderdeur staan twee leeuwen met het wapen van de familie van Elisabeth van
Culemborg. Boven de hoofdingang staan de letters A en E (Antonius en Elisabeth)
en een Latijnse tekst waarvan de vertaling luidt: 'Het vuur zal alles
voltooien'. Het stadhuis wordt gebruikt als vergaderruimte van de gemeenteraad
en als trouwlocatie. Tussen 1939 en 1949 werden tijdens de noodzakelijke
restauraties de gebrandschilderde ramen geplaatst met daarop de geschiedenis
van Culemborg. De schandpaal staat nog steeds op de hoek van het stadhuis. De
tekst bovenaan is echter onleesbaar geworden. De tand des tijds.
We fietsen tot bij de stenen windmolen aan 't
Jach. Gebouwd in 1853 kreeg hij de naam 'De Hoop'. Bij het begin van de 20ste
eeuw werden de wieken verwijderd. De stoommachine nam het werk over. Later werd
de molen nog slechts gebruikt als opslagplaats. Rond 1980 kocht de stad de romp
en liet hem restaureren. In 1993 werd de molen weer maalvaardig.
Over de Schuttersbrug staan links en rechts
nog de oude stadswal uit 1318. Links bevindt zich nog de ronde uitkijktoren.
Rechts voor de oude stadswal een monument.
Om 18:00u zijn we terug bij de auto. We
hebben in totaal 36,7 kilometer gefietst. Tot schrijfs.
Dag
2 met de volgende fietsknooppunten: 31-30-03-04-40-58-13-56-54-96-78.
Zaterdag
7 mei 2016. Om 10:00u vertrekken we vanuit Ekeren voor het vervolg van onze
fietstocht ter ere van Greet Van den Sande. Greets collega's van Toerisme
Provincie Antwerpen maakten deze fietsroute ter ere van Greet met stopplaatsen
die een speciale betekenis hadden voor haar, en daarom erg geschikt zijn om
even stil te houden bij haar leven.
We
nemen de kortste weg naar de 'Melkerij' in Brasschaat. De plaats waar we de
vorige keer gestopt waren. We voelen tijdens het fietsen slechts een zwakke
zuid oostenwind. De temperatuur is gezien het vroege uur al uitstekend.
Eindelijk T-shirt weer en ... de tijd van de azalea. De dieprode kleur van de
plant trekt telkens ieders aandacht. We kunnen het niet laten om af en toe een
foto te nemen. In sommige voortuintjes groeit de mooie plant uit tot een grote
struik. Deazalea komt oorspronkelijk
uit het verre oosterse Japan en China. De struik vol wonderlijke bloemen is het
kleine nichtje van de rododendron familie. Haar rijke bloei maakt deze plant al
eeuwenlang geliefd. De bloemen laten zich vanaf mei zien en geven de tuintjes
een betoverende sfeer. We zien ze in alle kleuren bloeien: wit, rood, roze,
paars of tweekleurig.
Na
6,6 kilometer vervolgen we onze fietsroute aan knooppunt 31 bij de 'Melkerij'.
We nemen de grindweg tussen de parking en de speeltuin, richting knooppunt 30.
Ondanks het vroege uur, 10:30u, zitten er al ouders en grootouders op het
terras te genieten van een kopje koffie terwijl de kinderen en kleinkinderen in
de speeltuin ravotten, roepen en tieren. Na een week op school kunnen ze zich
eindelijk eens uitleven. Alle bomen kleuren ondertussen groen. De rododendron
bloesem is klaar om open te gaan. De witte rododendron staat al in volle bloei.
Het maagdelijk wit staat in schril contrast tegen de groene bladeren. We
passeren ondertussen het boshuisje. Het is nog tamelijk rustig op de wandel- en
fietspaden. Slechts een eenzame wandelaar laat zijn hondje uit en een sportieve
jogger dwarst ons pad. Toch met een beleefde knik en een mompelende 'dag'. Het
kwinkeleren van verschillende zangvogels overstemd het knarsen van onze banden
op het grindpad. De zang van de merel steekt er boven uit. Een lust voor het
oor. Ik ging van de veronderstelling uit dat we vandaag geen viaduct meer
zouden doen na die van de Veltwijcklaan te Ekeren. Fout gedacht natuurlijk. We
moeten de brug over de E19 nemen na het Peerdsbos. Het voordeel aan een viaduct
is de afdaling. Tegen 20 kilometer per uur 'vliegen' we naar beneden.
We
fietsen voorbij de kapel aan het park Vordenstein. De Kapel van de Horst op de
Horstebaan, vlak voor het centrum, is gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Een oude
bedevaartplaats die reeds gekend was in de 15e eeuw. De
oorspronkelijke kapel werd gebouwd in 1436. Wat ook is aangegeven door
muurankers in de gevel onder het wapenschild. Eind 16e eeuw werd de
kapel verwoest, maar opnieuw opgetrokken in 1610-13. Vervolgens grondig
gerestaureerd in 1835. Er bevindt zich een grafkelder in de kapel van de
familie De Pret. Het Vordenstein domein van 110 hectare wordt beheerd door het
Agentschap voor Natuur en Bos. Een lust voor alle zintuigen. Genieten in een
oase van rust en stilte. Dwalen langs verschillende soorten bomen, majestueuze
brede lanen, open grasland en natuurlijke vijvers.
Begin
2015 verhuist Greet van een appartement in Brasschaat naar een huisje met tuin,
inclusief twee watjes van katjes, in Schoten. In de Victor Nelisstraat brengt
Greet meteen de zon in huis: de muren krijgen een vrolijk, zuiders tintje, en
de mand met breiwol en het knutselgerief staan steeds klaar om nieuwe creaties
te voorschijn te toveren. Tijdens de Scheldeprijs, die achter haar hoek
passeert, toont ze zich een enthousiaste fotografe van het losgeslagen
wielerpeloton. Haar foto's van een massale valpartij tonen haar empathie voor
de van pijn verkrampte, recht krabbelende coureurs. Ze zijn een verbeelding van
haar motto: vallen, opstaan, en verder rijden, er het beste van maken en
doorbijten. Zelf schaft Greet zich een elektrische fiets aan en peddelt hiermee
dagelijks twintig kilometer heen en terug naar het werk.
Bij
'Floriplant' op de Calesbergdreef te Schoten houden we een korte halte. De
geurige en vooral kleurige voorjaarsbloemen lonken ons en we wandelen rustig
rond in het tuincentra. De blikvanger in de bloemenverkoop is natuurlijk de
azalea. In alle kleuren en groten worden ze te koop aangeboden. De plaats om de
prille lente op te snuiven. De zon begint te branden. Tijd om ons in te smeren.
Factor 50 is niet te veel.
In
de Quinten Matsijsstraat te Schoten staat de watertoren die gebouwd werd in
1951. Verderop fietsen we door de Liebiglaan in de schaduw van de overhellende
takken van de bomen die naast de weg groeien. Rechts de groene beuk, links de
statige beuken met hun dieprode bladeren. Een welgekomen frisse afwisseling na
de warme zonnestralen. In de Deurnevoetweg pronkt kasteel Withof. Het oorspronkelijke
kasteel werd gebouwd in de 17e eeuw met een parkgebied van ongeveer
twee hectaren. Momenteel bezit het gebouw drie luxe appartementen. De glazen
uitbouw geeft bijna rondom rond een uitzicht over het park.
Op
het kruispunt Deurnevoetweg/Papenaardekenstraat vinden we een mooie wegkapel
met zitbank. Een uitgelezen moment om te picknicken. Er is niet veel wind maar
toch vliegen de pollen ons om de oren. Droogte, warmte en wind blijkt een
ongunstige factor te zijn. Berken zorgen rond dit seizoen voor de
verschijnselen van hooikoorts. Als de berk bloeit hangt er aan het einde van de
takken gele katjes van ongeveer vijf centimeter lang, waaruit door de wind het
stuifmeel wordt geblazen. We eten hier onze boterhammetjes op met een kopje
koffie. De kapel is nog niet zolang geleden gerenoveerd. Een moderne stenen
moeder Maria met kind staat centraal. Vroeger was er een ijzeren hek voor het
beeld om het te beschermen tegen diefstal. Blijkbaar is dat niet meer nodig.
Het scherpe puntdak oogt nieuw. De mensen die ons passeren groeten ons
vriendelijk met een 'smakelijk'. Met al die vliegende pollen blijkt het toch
niet echt een goed idee om hier te picknicken. Volgens ons plannetje bevinden
we ons aan de achterzijde van het gemeentepark van Schoten.
We
rijden door een villawijk. De grote woningen zijn meestal omgeven door hoge
bomen en struiken. Het is vooral de rododendron die als haag het domein
ommuurt. Nog even en de struik begint te bloeien. Hoog boven ons, in de kruinen
van de bomen, horen we een kakofonie van vogelgeluiden, maar een vogel spotten
is bijna uitgesloten. In de verte ramt de specht zijn snavel in de bast van een
boom. Het staccato duurt slechts enkele tienden van een seconden en stopt dan.
Na enkele pedaaltrappen herhaalt het geluid zich opnieuw. Drie woerden zwemmen
in de brede gracht naast ons. We zien geen vrouwtjes eend. Misschien weduwnaars
of vrijgezellen. We zijn bij knooppunt 30.
Zonder
erg staan we voor de ingang van het gemeentepark van Schoten. Er is een
driedaags evenement aan de gang met de naam: 'Park-iet'. De jeugddienst
verhuurt het Park-iet, het vrijetijdslokaal van de Grabbelpas voor activiteiten
waar kinderen tot 12 jaar centraal staan.
De
gemeente Schoten organiseert Grabbelpas voor kinderen van 4 tot 11 jaar en SWAP
voor jongeren van 12 jaar t/m 16 jaar. Ze hebben geluk met het weer dit
weekend. In de speeltuin is er al volop vermaak. Het joelen en krijsen is tot
ver in de omtrek te horen. Naast het kasteel van Schoten, dat dienst doet als
Cultureel Centrum, staat nog steeds 'De Riddershoeve'. Een historisch Frans
restaurant. Alle dagen kan men hier terecht voor een hapje of een drankje.
Gezellig genieten op het terras terwijl de kindjes, tot zes jaar, in de
nabijgelegen speeltuin zich uitleven.
In
de Kasteeldreef moeten we rechtsaf. We blijven niet gevrijwaard van een
viaduct. Volle moed trappen we de Hoogmolenbrug op. Bovenaan houden we halt om
van een vergezicht te genieten op het kanaal van Schoten. Een transportschip
vaart net onder ons door. Rechts, op de kade is de bekende firma Van Pelt nv.
Al meer dan 60 jaar (opgericht in 1955) staat de firma tot je dienst met
bouwmaterialen en gereedschappen. Op de andere oever is houthandelaar Martens
al meer dan 100 jaar een gezinsbedrijf aan het kanaal van Schoten. De familie Martens
is nog steeds verliefd op hout, in hart en nieren.
Na
de afdaling dwarsen we de Merksemsebaan en rijden rechtdoor het centrum van
Deurne in. We worden weer omgeven door talloze groene bomen. De pollen zijn ook
weer van de partij. Al is het hier wat minder. We rijden nog steeds naar
knooppunt 03. Op de Schotensesteenweg rijden we voorbij de bekende Brasserie
'De Kaasboerin'. De zaak is sinds kort van eigenaar veranderd en die zorgde
onmiddellijk voor een kleine maar veilige speeltuin voor de kindjes. Talrijke
mama's en papa's zitten op het zonovergoten terras te genieten van een
verfrissing.
Wat
verder rijden we het domein 'Rivierenhof' binnen. Het park heeft een
oppervlakte van 132 hectare. Dreven en wandelpaden voeren door het domein,
langs bossen, grasvlaktes en uitgestrekte waterpartijen. Op het domein groeien
bomen die vanuit verschillende landen naar ons land overgebracht werden omwille
van het hout en hun bloemen of vruchten. Een prachtig park waar men een hoekje
vrijmaakte om verschillende soorten azalea's aan te planten. De witte
rododendron, achter de hoek, verblind ons met haar witte bloemenpracht. De
rode rododendron moet nog open bloeien. Een mooie locatie voor fotografen. In
het Rivierenhof wandel je nooit alleen. Ongeacht het uur, er zijn altijd
wandelaars en fietsers. Bij het kasteel staat een enorm terras met open
parasols. We parkeren onze fietsen en nemen plaats vlakbij de vijver onder een
reusachtige parasol. Een fontein in het midden van de spiegelvijver spuit water
in de hoogte. De wind neemt wat van dat water mee waar het iets verder weer in
de vijver valt. Twee imitatie zwanen willen op het water landen. Sinds kort
wordt gevraagd om binnen je bestelling aan de bar door te geven.Je betaald onmiddellijk en op een plateau
krijg je jouw drankjes mee. Kwestie van besparingen en zo, denk ik. In ieder
geval we genieten van een Duvel en voor moeder de vrouw een Kriek terwijl we
napraten over onze fietstocht (lees kleinkinderen).
Het
is 13:30u als we door Borgerhout fietsen. De gemeente is het kleinste district
van de Stad Antwerpen en telt meer dan 1OO nationaliteiten. We rijden niet echt
door het centrum, maar naast de ring, op het Ringfietspad, rond Antwerpen. Je
hoort het lawaai maar ons fietspad isgescheiden door een dikke haag van bomen waar we tussen slalommen. De
machtige beuk staat in volle bloei. We rijden richting Middelheim. We draaien
van de ring weg en dat is duidelijk hoorbaar. We komen bij een grote moderne
speeltuin. Het krioelt hier van de kinderen. Even uitwaaien zullen de ouders
denken en trekken met hun kroost naar deze plek. Wat verder rijden we pal naast
de ring, zonder bescherming van de bomen, en we houden even halt. Het is een
overdonderend lawaai. De sfeer opsnuiven doe hier beter niet. De uitlaatgassen
prikkelen je neusgaten. Tegen elkaar praten lukt ook niet echt. Het is niet
echt druk op de ring. Er kan nog vlot gereden worden. We staan onder een
spoorwegbrug die de ring dwarst. Als er een trein over rijdt is het niet uit te
houden van het lawaai. Inpakken en wegwezen. We naderen knooppunt 04.
In
de Floraliënlaan te Berchem rijden we nog steeds evenwijdig met de ring. Het
lawaai wordt gedempt door de hoge bomen. Plots staan we in een natuurreservaat
van 11 hectare De Wolvenberg. Een gebied tussen het treinstation van Berchem,
de Singel en kleine Ring. Een infobord ter plaatse geeft uitleg; In deze
restanten van de oude fortengordel rond Antwerpen, werkt Natuurpunt sinds 1992
aan een groenere omgeving. De mozaïekvormig gemaaide graslanden bieden beschutte
plekken aan allerlei vlinders en jagende libellen. Hier vlakbij broedt zelfs de
boomvalk. Ook padden en kikkers houden van de beschutte plekken en dankzij het
herstel van enkele poelen vinden amfibieën hier opnieuw een voortplantingsstek.
Verder langs dit fietspad ontdek je nog meer verscholen natuur. Je vindt hier
wel meer dan driehonderd soorten wilde planten in hun typische biotopen. Op de
brilschans ontwikkeld ook bos. Daaruit verwijdert Natuurpunt overwoekerende
sierplanten.
Links
van ons, in de verte, staat het Middelheim. Het grootste Algemeen Ziekenhuis
van Antwerpen. Het ziekenhuis is actief in alle medische domeinen. Aanpalend is
er het gespecialiseerde Koningin Paola Kinderziekenhuis. Jaarlijks, in
augustus, kan de liefhebber voor muziek genieten van het festival Jazz
Middelheim. Ook de kunstliefhebber komt op het Middelheim aan bod in het
Openluchtmuseum voor beeldhouwkunst. Tot slot beschikt Middelheim over een
campus met faculteit Wetenschappen.
We
rijden richting Wilrijk. Al van ver zien we, tussen de bomen, het grijze
betonnen complex van het Crowne Plaza Hotel. Voorbij het gemeentemagazijn van
de Stad Antwerpen rijden we het Nachtegalenpark in. Het Nachtegalenpark is in
totaal 90 hectaren groot. Het werd aangekocht door de Stad Antwerpen in 1910 en
opengesteld voor het publiek in 1911. Een infobord verklaart nader: Al van in
de dertiende eeuw zou hier een landgoed gelegen hebben dat in de loop der
eeuwen door een sliert adellijke families werd bewoond. In 1457 is er sprake
van een Hoeve van Lippeloo of ter Woestine. In de loop van de zestiende eeuw
veranderde de naam in De Vogelensanck. Het landgoed moest in de tweede helft
van de negentiende eeuw voor een deel plaats ruimen voor de bouw van de
Antwerpse vestingwerken. Het kasteel werd uiteindelijk in 1906 afgebroken.
Enkele bijgebouwen (stallingen) bleven bewaard, zijn gerestaureerd en worden nu
gebruikt door de Kosmosschool.
De
school bestaat vandaag vier jaar en telt 129 plaatsen. Tussen deze bijgebouwen
ligt het uit 1930 daterende oorlogsmonument voor het Zevende linieregiment die
deelnamen aan de Slag aan de IJzer van 17 t/m 23 oktober 1914. Bovenaan de
pijler staan de jaartallen 1914 1918. Op het hoogste punt staat het bronzen
beeld van de mythologische Griekse godin van de overwinning. Onderaan vinden we
een bas-reliëf dat de overhandiging toont van de Belgische driekleur in 1832.
Het
infobord vervolgt met het volgende: Vogelzang is het deel van het
Nachtegalenpark dat gericht is op ontspanning voor de hele familie. Het parkbosdecor
met indrukwekkende bomen en golvende grasvelden nodigt uit voor een rustige
wandeling. Het dierenpark met geitjes en damhertjes en de ruime speeltuin zijn
erg aantrekkelijk voor ouders met jonge kinderen. Na een wandeling zijn
restaurant-brasserie Dikke Mee of café- restaurant De Melkerij ideaal om
even uit te blazen. Bij brasserie Dikke Mee' is knooppunt 40. We moeten 3
kilometer fietsen tot knooppunt 58.
Het
Crown Plaza hotel, dat we momenteel voorbij fietsen, is geschikt voor zaken- en
plezierreizigers. Het beschikt over 262 kamers met airconditioning. Het hotel
met 16 verdiepingen heeft 14 functionele zalen voor recepties en vergaderingen.
Naast een zwembad en een wellness centrum kan de reiziger zich nog ontspannen
in de fitnessruimte met ultramoderne toestellen.
We
houden halt op de Koningin Elisabethlei 22, het gebouw van Toerisme Provincie
Antwerpen. Hier lezen we het laatste relaas van Greet van Den Sande: 'De kroon
op ons werk'. In april 2011 komt Greet ons team versterken als routedokter.
Het klikt langs alle kanten, en al snel is Greet niet alleen onmisbaar voor het
werk, maar ook als persoon. Op teammomenten, officieel en informeel, is Greet
steeds van de partij en weet met haar rustige charme iedereen voor zich te
winnen. Ook na het werk, en via de sociale media, heeft Greet contact met vele
collega's: haar commentaren op onze berichten zijn altijd blij verrast,
spontaan en opgetogen. Wanneer het noodlot toeslaat, draagt Greet haar verdriet
met opgegeven hoofd en een ongeziene moed. Nu mag je rusten, liefste Greet,
slaap zacht.
De
schrille kleuren op de muren van het Harmoniegebouw trekken onze aandacht.Het gebouw lag er de laatste tijd nogal
verwaarloosd bij. De Stad Antwerpen contacteerde een firma die de ongewenste
graffiti weg stoomde. Ramen en deuren werden dicht getimmerd en op die houten
platen werden dan door grafische kunstenaars waterbeesten en insecten
geschilderd. Het kleurt het park op.
Onze
volgende halte is de kerk van de Heilige Geest op de Mechelsesteenweg. We kunnen
er zelfs binnen om een bezoek te brengen. Een donkere gebedsruimte door de te
fel gekleurde brandramen. Met de bouw van de kerk werd gestart op 14 februari
1927 en ze was voltooid in augustus 1928. De oorlogsschade van de Tweede
Wereldoorlog werd hersteld vanaf 1944. Verderop komen we helemaal in hartje
Antwerpen, meer bepaald bij het Koning Albertpark met zijn enkele monumenten.
Het stadspark is 14 hectare groot en noemde voorheen 'De Warande' nadat ze in
1861 opengesteld werd voor het grote publiek. Het was toen een plaats om te
kijken en bekeken te worden. De brede kronkelende wandelpaden langs gazons en
vijvers nodigden uit om te gaan flaneren in zondagse kleren. Sedert 1919 kreeg
het park zijn huidige naam. Het is de dag van vandaag een grote driehoek met
indrukwekkende oude bomen, een speeltuin, ruimte om te wandelen en te joggen,
de hond uit te laten of gewoon rustig op een bankje zitten uitblazen. Kortom
een park in een oase van rust tussen wegen met auto's, trams, bussen,
vrachtwagens en fietspaden. Het grote monument werd op 21 april 1930
ingehuldigd in bijzijn van koning Albert en koningin Elisabeth. Op een sokkel
staat een ruiterstandbeeld van de toenmalige koning. Op de voorzijde, onderaan,
staat in bronzen cijfers de data van beide Wereldoorlogen. Op de achtergrond
staan een mengelmoes van bomen, volop in bloei. Wat verder in het park staan de
seringen in volle bloei. De plant is vooral bekend door de aantrekkelijke
geurende bloemen. Vooral in tuinen komen allerlei kleuren voor: zoals wit, bleekgeel,
roze, blauw en donkerpaars. Verderop, in het park, staan we voor een ander
opmerkelijk monument. Dit herdenkingsmonument voor de annexatie van
Belgisch-Congo werd in 1911 opgericht. De tekstplaten zijn in beide landstalen
aangebracht: In bijzijn van Z.M. Koning Leopold II viert de handelskamer van
Antwerpen de naasting van Congo aan België, -6 juni 1909.
Een
infobord brengt meer duidelijkheid: Vroeger was het de gewoonte om parken te
verfraaien met allerlei standbeelden en monumenten. In dit stadspark staan
bijvoorbeeld gedenktekens voor de Antwerpse dichter Jan Van Beers (1821
1888), de Antwerpse schepen van onderwijs Evarist Allewaert (1835 1889), de
Vlaamse impressionistische kunstschilder Theodoor Verstraete (1850 1907) en
de socialistische vakbondsleider en minister Louis Major (1902 1985).
Het
beeldhouwwerk van George Minne Moeder en kind (1936) herdenkt koningin Astrid
en een gedenkzuil werd opgericht naar aanleiding van de naasting of
overdracht van Kongo door koning Leopold II aan de Belgische staat. Het meest
opvallende standbeeld is dat van de gesneuvelden van de twee wereldoorlogen op
de hoek van de Rubenslei en de Van Eycklei. Er liggen ook nog enkele Duitse
bunkers uit de Tweede Wereldoorlog verscholen in het stadspark.
Even
later houden we halt bij het Centraal Station van Antwerpen, kant
Pelikaanstraat. Uit onze fietszakken halen we een flesje water. Twee stoere
Belgische beroepsmilitairen komen onze kant op. Hun handen aan hun mitrailleur,
hun ogen op ons gericht. Mogen we hier niet staan? Willen ze onze fietstassen
controleren? Of? ... Plots slaan ze linksaf en gaan het station binnen.
Op
de Keizerlei is een drukte van jewelste. Elk terras zit overbeladen vol.
Volgens mij kunnen de brouwers het niet bij houden met leveren. Als fietser heb
je ogen te kort om de onoplettende voetgangers te ontwijken. Met de werken op
de Leien is het onmogelijk om er over te fietsen. Dan maar te voet. Rood of
groen? De kleur doet er niet toe voor sommige voetgangers. Wij willen oversteken
en de auto's/fietsers moeten maar wachten! Dat is de mentaliteit tegenwoordig.
Zucht! Ondertussen is de zon achter de wolken schuil gegaan. Verderop kunnen we
weer op de fiets springen, nou ja: springen is iets te veel gezegd. Nu wordt
het moeilijk om de fietsknooppunten-bordjes in 't hoog te houden. Soms hangen
ze aan de linker zijde van de baan, soms heel hoog. Als je er geen erg in hebt
rij je te ver en moet je noodgedwongen terug. Dat hoort erbij zeker?
Na
een paar fotos van het MAS rijden we verder tot voorbij de Red Star Line waar
we bij de zitbanken wat bijkomen van de drukte. Links van ons werd onlangs een
beeld geplaatst. Het moet een zeemeeuw voorstellen die met gespreide vleugels
neerstrijkt op een bolder. De skyline heeft enorm veel hoge kranen. Er wordt
massaal gewerkt in Antwerpen. De lucht klaart weer op. Hemelsblauw met witte
schapenwolkjes. En de zon? Die geeft nooit op.
Na
onze rustpauze vervolgen we onze weg richting Luchtbal. Ze hebben voor ons nog
een viaduct in petto. We moeten de Straatsburgbrug nog over, maar dit is dan
echt de laatste klimming. Rechtdoor even de Groenendaallaan op en dan linksaf.
Langs de fietsostrade komen we terug in Ekeren waar we een einde maken aan deze
fietstocht. We hebben vandaag 44 kilometer gefietst. Tot schrijfs. Tekst: Luc
Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Na
het ontbijt betalen we onze rekening in het hotelletje en vertrekken naar 'La
Coupole'. Toevallig rijden we langs een grote begraafplaats in Longuenesse.
Uiteraard brengen we een uitgebreid bezoek. Het 'St. Omer Souvenirs Cemetery'
was het hoofdkwartier van de Britse Expeditie eenheid van oktober 1914 tot
maart 1916. In de stad werd een hospitaal gebouwd en de doden werden hier
begraven vanaf 1914 tot 1920. In totaal rusten er 2.874 Britse militairen van
de Eerste Wereldoorlog waarvan zes onbekend bleven. Een speciaal 'Memorial'
werd opgedragen aan de 23 mannen van het Chinese Labour Corps wiens graven niet
meer konden gelokaliseerd worden. Van WOII zijn er 403 lichamen begraven
waarvan er 93 niet meer geïdentificeerd konden worden. Op bepaalde plaatsen
staan de zerken pal naast elkaar, met soms twee namen van gesneuvelde Britse
soldaten op de zerk. Verder nog twaalf Indonesische grafzerken. Heuvel op staan
de zerken van Duitse soldaten die sneuvelden in 1918. Enkelen met twee namen op
de zerk. Om af te sluiten vinden we vier zerken van het Tsjechische leger en
één Poolse militair die gesneuveld zijn tijdens WOII, één van hen kon niet meer
geïdentificeerd worden. Het zijn eigenlijk twee begraafplaatsen. Naast de
Commonwealth graven bevind zich, links van de ingang, de Franse begraafplaats
met de bekende witte kruisjes, weliswaar iets groter dan gewoonlijk. Tegen de
haag staan 18 zerken van Belgische gesneuvelde militairen. Allen gestorven voor
Frankrijk. Uiterst links, in de hoek, staat een hoge herdenkingszuil die de
doden herdenkt van het Franse garnizoen. Er staan, voor de haag, zeven hoge
horizontale zerken van Franse militairen uit WOII. Allen overleden op 3 maart
1957. Spijtig dat alleen de Britse begraafplaats een register heeft. De
loofbomen zitten nog in de winter fase. De bladeren zitten nog verscholen in de
knoppen.
Een
hele tijd later, het is ondertussen 10:00u, parkeren we de auto in de Rue
Clabaux (D210) in Wizernes. Een grafzerk voor de ingang herdenkt de vele
slachtoffers die gestorven zijn tijdens de bouw en de bombardementen van La
Coupole in 1943 1944. La Coupole was tijdens de Tweede Wereldoorlog een
geheime basis die gebouwd werd in opdracht van de Duitse strijdkrachten. Het
bolwerk was een grote ondergrondse stad en bedoelt om V2 raketten af te vuren
op Londen. Het iseen indrukwekkend en
modern museum waar de historische en wetenschappelijke belangen getoond worden
die een rol gespeeld hebben bij de bezetting en daarna tot de ruimtevaart.
Levensechte
kanonnen, vliegtuig motoren, verschillende geweren, revolvers en mitrailleurs
worden tentoongesteld in de inkomhal. Alles wordt met infoborden duidelijk
uitgelegd in verschillende talen waaronder Nederlands. Een koptelefoon met
audio begeleiding wordt ons bij betaling overhandigd. Wanneer we ons in een
zone begeven met een pictogram van 'oortjes' krijgen we automatisch
toelichtingen. Een vijf meter dikke betonnen koepel beschermde het door
dwangarbeiders in 1943 uitgegraven ondergronds complex voor de opslag en
lancering van Duitse V2-raketten. Voor alle duidelijkheid. In 'La Coupole' en
in 'Le Blockhaus' werden nooit V2-raketten gelanceerd. Ook binnen in het complex
werden borden tegen de wanden bevestigd met de nodige info. Een aangrijpende
tentoonstelling met grote infoborden, koperen monumenten en kransen van
klaprozen herdenken 1 september 1944. Ik citeer: 'Enkele uren voor de
bevrijding van het noorden van Frankrijk door Britse, Amerikaanse, Canadese en
Poolse troepen, verlieten 871 mannen van 16 tot 71 jaar de gevangenis van Loos,
vlakbij Rijsel, onder de leiding van hun Duitse bewakers. De meesten van hen
waren verzetsstrijders veroordeeld door de rechtbanken van de Wehrmacht, of
gijzelaars opgepakt door de bezetter tijdens de zomer van 1944. Samengeperst in
wagons voorbestemd voor vee, werden ze naar de concentratiekampen Sachsenhausen
en Buchenwald getransporteerd. Negen maanden later, in mei 1945, bij de val van
het nazirijk, bleven er slechts 275 overlevenden over.
De
bronzen platen, voorgesteld in deze galerij, dragen ter nagedachtenis en als
eerbetoon de naam van de gedeporteerden van de 'Loos-trein'.
In
de koepel krijgen we als bezoeker, in de zaal 'Cinéac', de film te zien van de
regio Nord-Pas-de Calais die in Duitse handen was van 1940 tot 1945. De film
duurt een goeie twintig minuten. In de tweede cinema zaal 'Rex' bekijken we de
film 'De nieuwe Duitse wapens' om daarnavia de trappen naar het tweede niveau te stijgen en alles te bezichtigen
over de beide thema's. Alles is indrukwekkend. Na het souvenirwinkeltje kan je
La Coupole 3D Planetarium bezichtigen. Zweven in het heelal, naar de maan
vliegen aan boord van Saturn V, ... etc. Het is een onvergetelijke belevenis
voor jong en oud.
Vervolgens
rijden we naar de stad van kunst en geschiedenis: Saint-Omer. Het is
ondertussen 13:30u geworden. De stad Sint-Omaars is ontstaan vanuit twee
religieuze plaatsen die de heilige Omer stichtte. Door de eeuwen heen vestigden
zich in deze stad verschillende kerkgemeenschappen. Toen Thérouanne in 1553
verwoest werd kreeg Saint-Omer het bisdom toegekend. In de 19e eeuw
kende de katholieke stad met veel scholen opnieuw een religieuze opbloei. We
plaatsen onze wagen op de 'L'Esplanade', een parkeerplaats om langdurig te
staan. Deze wijk, die lang tegen de vestingmuren aanlag, is georganiseerd rond
een groot plein. In de 13e eeuw werd een kasteel op de meest
kwetsbare kant van de stadsmuren gebouwd om deze te beschermen. De La Barre
kazerne is een goed voorbeeld van de kazernes die vanaf de 17e eeuw
tegen de vestingmuren aangebouwd werden. Het gebouw is gedeeltelijk gerenoveerd
naar het model van Vauban, tegenwoordig zijn hier woningen ondergebracht. Na de
Tweede Wereldoorlog heeft de stad de exercitievelden gekocht en verplaatst naar
Saint-Martin-au-Laert om tegemoet te komen aan de groeiende woningnood. Sinds
1998 completeert de bioscoop dit geheel van hoog- en laagbouw.
We
maken een uitgebreide stadswandeling. Via een stadsplan wandelen we zo goed als
kan straat in en straat uit in lus vorm om de belangrijkste gebouwen te
bezoeken van Saint-Omer. Via de Rue Du Lion d'Or, rechtsaf in de Place du
Maréchal Foch en de Place Pierre Bonhomme volgen we de Rue Henri Dupuis tot bij
de Notre-Dame kathedraal. Het is allemaal begonnen als een bescheiden kapel in
de 7e eeuw. Later werd het een collegiale kerk, om ten slotte in
1561 een van de bekendste kathedralen in Vlaanderen en Artesië te worden, na de
vernieling van Terwaan, de enige Franse enclave in Artesië, door keizer Karel
V. Sinds de opheffing van het bisdom Sint-Omaars in 1801 is de kathedraal geen
bisschopszetel meer. Sint-Omaars ressorteert sindsdien onder het bisdom
Atrecht. In de kerk hangt een kruisafneming van Rubens en er is ook een
herdenkingsmonument van de heilige Audomarus of Omaar.
Vlakbij
de kathedraal staat het standbeeld van Pierre Alexandre de Monsigny (1729
1817). Een Franse componist en lid van de Franse academie voor schone kunsten.
De laatste jaren van zijn leven werd hij blind. Op 14 januari 1817 stierf hij
in Parijs.
We
moeten de Place Sithieu in. Via de Rue Gambetta wandelen we in de eerste straat
links de Rue Lycée in voor de kapel van de Waalse jezuïeten. Al van ver zien we
de hoge toren van de kerk.
Zewerd
gebouwd tussen 1615 en 1640 door Jean du Blocq, de architect van de orde die
ook de kathedraal van Luxemburg ontwierp. De jezuïetenkerk werd helemaal
gerestaureerd zodat het beeldhouwwerk goed zichtbaar is. In het voormalige
internaat en in de klaslokalen die eind 19e eeuw herbouwd werden is
de streekbibliotheek ondergebracht. Rond een binnentuin liggen nog gebouwen uit
vier verschillende eeuwen.
Terug
naar de Rue Gambetta, daarna slenteren we door de Rue des Moulins en nemen de
eerste straat linksaf in de Rue Boitot Godefroy tot bij de ruïne van de abdij
Saint Bertin met op de voorgrond het gerenoveerde standbeeld van Suger. Het is
echt genieten van de schoonheid die de ruïne uitstraalt. De abdij is gewijd aan
Sint-Bertinus, de eerste abt van de abdij. Het park is aangelegd om te tonen
hoe de abdij en het klooster eruit zagen. Het klooster werd gesticht door Omer,
de bisschop van Terwaan, in 658. De abdij en het klooster werd in de 12e
eeuw door een honderdtal monniken bevolkt. Vanaf haar ontstaan heeft de abdij
dikwijls geleden onder zware catastrofen, voornamelijk door invallen van
Noormannen en verwoestende branden. De laatst bekende brand was in 1152 waarbij
een gedeelte van de stad Sint-Omaars verwoest werd. In 1791 werd de abdij en
het klooster afgeschaft. De overgebleven monniken werden verdreven en klooster
werd omgebouwd tot hospitaal voor het Franse leger. In 1811 kocht het
gemeentebestuur de gebouwen op. Wat te gevaarlijk was werd gesloopt. De
abdijtoren van 58 meter hoog stortte neer in 1947. In 2007 werd aan een
grondige herwaardering van de ruïnes gedaan. Het levensgrote standbeeld van
Suger is van eerste minister en regent van Frankrijk. Hij was een Vlaams monnik
en verbleef in het klooster tot aan zijn dood in januari 1151.
We
wandelen verder door de Rue Saint-Bertin tot nummer 45 49 voor de
classicistische gevel van het Engelse Jezuïetencollege. Op de nummers 51 tot 57
staat het Saint-Bertin college in neogotische stijl. Na de scholen nemen we
even de eerste straat rechts in de Place Saint-Denis voor de Saint-Deniskerk
die gebouwd werd met een opvallende portaaltoren uit de 13e eeuw. De
kerk werd in de 18e eeuw verbouwd naar het model van de hallenkerk
zoals in heel Vlaanderen in trek was, met zijbeuken die net zo hoog zijn als de
hoofdbeuk.
De
'Brede straat' of de Rue Carnot ontwikkelde zich vanaf de Middeleeuwen tot
marktstraat. De waren werden van de kades naar het centrum vervoerd en
opgeslagen in de overwelfde kelders. In 1777 liet het hotel Sandelin bouwen. De
stenen gevels vormen een harmonieus geheel door een samenspel van ruitvormige
en ronde lijnen. Sinds 1904 is hier een museum met collecties van Schone
Kunsten, Middeleeuwse Kunst en Decoratieve Kunsten ondergebracht, volledig
gerenoveerd in 2004. Saint-Omer was in het begin van de Eerste Wereldoorlog het
hoofdkwartier van het Britse leger in Frankrijk. In 1914 overleed één van hun
leiders, Lord Roberts, op nummer 52.
Het
Maréchal Foch brengt ons tot op de Grand'Place. Een plein van 1,5 hectare.
Saint-Omer was rond 1300 een levendige lakenstad en hoorde tot de tien grootste
steden van Europa. Het vroegere gebouw van de rechtbank uit 1593 (nu Société
Générale) was onderdeel van de Hal der Schepenen waar het gemeentebestuur
zetelde. In de 19e eeuw werd deze vervangen door het vroegere
gemeentehuis dat ook een commerciële functie had. Het vroegere gemeentehuis
heeft een verrassende vorm. De bewoners noemen het al sinds de bouw 'de
koffiemolen'. Onder het dak ligt een prachtig Italiaans theater. Aan de andere
kant van het plein staat het vroegere wit stenen baljuwhuis (nu Caisse
d'Epargne) waar de baljuw de koning vertegenwoordigde. Op de balustrade, net
onder het dak staan vier symbolische standbeelden (kracht, justitie,
vooruitzicht en matigheid). Onze wandeling eindigt bij de parking waar we onze
auto hebben achtergelaten.
In
de Rue du Sart te Eperlecques parkeren we onze auto en brengen we een bezoek
aan de grootste bunker van Noord-Frankrijk waaraan men in maart 1943 werd
gestart. Het 'Le Blockhaus' bouwwerk is 90 meter lang, 50 meter breed en 33
meter hoog. Het werd opgetrokken, te midden van een bosrijk gebied, door
duizenden krijgsgevangenen en dwangarbeiders uit België, Nederland, Frankrijk
en Rusland. De bunker is kolossaal en indrukwekkend door zijn omvang en de gebruikte
technieken. In dit monster complex werden de eerste afschrikwekkende
V2-raketten gemonteerd en gelanceerd. Al deze activiteiten bleef niet
onopgemerkt. In augustus 1943 wordt de bunker voor de eerste maal gebombardeerd
door de Royal Air Force van de Britse luchtmacht. De sporen zijn nog duidelijk
zichtbaar. Er ontstond een krater van 42 meter doorsnede en een diepte van
ongeveer 18 meter.
De
lanceerinstallatie verhuisde naar La Coupole. Omdat er geen V2-raketten meer
konden gelanceerd worden werd er een laboratorium ingericht voor het produceren
van een vloeibare zuurstof, de brandstof voor de V2- raket. Na een nieuw
bombardement op 27 juni 1944 vluchtten de Duitsers terug naar Duitsland. Vanaf
1973 werden de deuren geopend voor bezoekers. Na het winkeltje wandel je langs
een pad tussen de natuur met divers oorlogsmateriaal: legervoertuig, kanonnen,
een éénpersoonsduikboot...etc. Info krijg je langs luidsprekers, zelfs in het
Nederlands.
Twee
treinwagons langs een wandelpad nodigen uit om in te stappen. In deze veewagons
was plaats voor acht paarden in de breedte of veertig staande mensen. Zij
werden in de Tweede Wereldoorlog gebruikt voor het vervoer van gedeporteerden
naar concentratie- en vernietigingskampen. Mannen en vrouwen waren in deze
rijdende gevangenissen gestuwd. De luiken waren dicht gespijkerd en met
prikkeldraad omgeven om ontsnapping te vermijden. Op de grond lag stro. Slechts
5% van de gedeporteerde Joden en zigeuners keerden in 1945 levend terug. Rechts
van de wandeling bestaan nog kraters die door het inslaan van bommen ontstaan
zijn. In sommige blijft het water staan waardoor het kunstmatige vijvers zijn.
Er is zelfs nog een 45 meter lange lanceerrail met een V1 te zien.
Het
is 17:30u. Tijd om naar huis terug te keren. Tot schrijfs. Tekst: Luc
Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
Na
het ontbijt vertrekken we naar Saint-Etienne-au-Mont. Vanaf ons hotel is het
nauwelijks een half uur rijden. Alhoewel de zon schijnt wijst de
buitentemperatuur slechts 5° Celsius aan. Te fris voor de tijd van het jaar zou
onze weerman zeggen. Onderweg houden we halt in het oude dorpje Licques dat in
de vallei ligt van het riviertje de 'Hem'. Op de gemeentelijke begraafplaats bevinden
zich twee Britse oorlogsgraven uit WOII. We staan voor de kerk die in 1132 als
abdij werd ingewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Het kerkje werd in de loop der eeuwen
verschillende malen verwoest en opnieuw hersteld. In 1795 sloeg het noodlot
opnieuw toe. Door bliksem getroffen stortte de toren en een deel van het koor
in. Wat overbleef, het schip, is de huidige kerk die nu dienst doet als
parochiekerk. Het gemeentehuis en de pastorie zijn ook abdijgebouwen uit de 18e
eeuw. Het monument, bij de kerk, werd ingehuldigd op 31 juli 1910. Het herdenkt
de vijftien kinderen van het dorp die de dood vonden tijdens de Napoleontische
oorlog van 1801-1815. Verder vermeld het monument ook slachtoffers van de
Algerijnse oorlog die plaats vond tussen 1834 en 1849, de Krimoorlog van 1856
en de Mexicaanse oorlog van 1863-64, en als laatste nog acht gesneuvelden van
1870-71.
Tegenover
dit monument staat het marmeren monument, opgericht in juli 1928, dat de
inwoners van het dorp herdenkt die zijn omgekomen tijdens de beide Wereldoorlogen.
Het wordt geflankeerd door een soldaat en een geknielde troosteloze moeder.
Drie enorme obussen bakenen de hoeken af. We rijden verder langs een
heuvelachtige streek met een afwisselend kleurenpalet. Over het algemeen kleurt
de grond groen, maar ook bruin van pas omgeploegde aarde, hectaren geel van de
koolzaadbloemen en soms kleurt de grond rood van de klaprozen. De skyline
vertoont een bomenrij bovenop een heuvel. Tussen de hardnekkige bewolking
probeert de zon door te dringen.
De
gemeentelijke begraafplaats van St-Etienne-au-Mont ligt naast de D940 op een
steile heuvel. Oude en nieuwe graven liggen afwisselend naast elkaar.
Tussendoor werden dan nog familietombes gebouwd. Verschillende oude graven zijn
scheefgezakt en totaal verwaarloost. Ze staan op eeuwigdurende grond en er
wordt geen werk van gemaakt. Links achteraan zien we onmiddellijk de witte
pagode die als ingangspoort dient voor de 160 grafzerken waar Chinese en enkele
Zuid-Afrikaanse 'sjouwers' begraven liggen. Deze mensen werden ingedeeld in het
Labour Corps. Ze stonden tijdens de beide Wereldoorlogen onder militair gezag
om logistieke taken uit te voeren. Na WOI helpen nog 80.000 koelies, Chinese
landarbeiders, mee aan het ruimen van de slagvelden en het begraven van
gesneuvelde soldaten op het front.
We
rijden verder door een glooiend landschap met afwisselend diepe valleien en
schilderachtige oubollige dorpjes. Af en toe zien we een tractor op een
boerenlandschap. Balen hooi worden vakkundig op een oplegger geladen. Het
eerste veevoer van het jaar wordt binnengehaald. Onze volgende halte is de
grootste Britse militaire begraafplaats in Frankrijk op de D940 te Etaples.
Langs een indrukwekkend groen pad betreden we de dodenakker. Gedurende de
Eerste Wereldoorlog was de streek rondom het vissersdorp Etaples de grootste
Britse militaire basis in Frankrijk. Er was een trainingskamp voor rekruten uit
de landen van het Britse Rijk. Miljoenen soldaten deden de veertig kazernes aan
alvorens naar de slagvelden te vertrekken. Er was een medisch complex met
20.000 bedden, verdeeld over een twintigtal veldhospitalen. Ze werden gebouwd
door lokale Franse vrijwilligers, het Labour Corps van China, India en Afrika,
en Duitse krijgsgevangenen. Op 13 mei 1915 werden de eerste doden begraven. De begraafplaats
werd steeds opnieuw uitgebreid, totdat deze uiteindelijk 6 hectare groot was.
Ze werd aangelegd voor de mannen en vrouwen die stierven in het hospitaal of
tijdens hun actieve dienst in het kamp. Meer dan 10.700 WOI personeel van
Australië, Canada, Nieuw Zeeland, Zuid-Afrika en Groot Brittannië werden hier
begraven. Meer dan 660 Duitse militairen vonden hier een laatste rustplaats, de
meeste werden van het slagveld geëvacueerd en hier verzorgt. We zien eerst
slechts het 'Cross of Sacrifice' boven de heuvel uitsteken. De 'Stone of
Remembrance' wordt geflankeerd door twee monumentale poortgebouwen. De hoeken
hebben elk een gemetste cilinder in de vorm van een vaandel. Ter hoogte van het
kruis kunnen we de volledige begraafplaats overzien en moeten we toch even
slikken. Beneden ons, in een enorm groot dal staan de wit roze marmeren zerken
van 11.552 gesneuvelde soldaten waarvan er 73 niet meer geïdentificeerd konden
worden. Dit is tevens de laatste rustplaats van 20 vrouwen, verpleegsters,
vrijwillige burgers van het YMCA en een organisatie van de Schotse
kerkgemeenschap die tijdens de uitoefening van hun werk werden gedood door
vijandelijke luchtaanvallen of door ziekte. Een goederentrein naast de
begraafplaats verstoort de stilte. Tussen de vele verschillende soorten bomen
bloeien de wilde hyacinten en narcissen. Vinken zingen hun bekende deuntje hoog
in de kruin van een boom. Links achteraan vinden we de eenzame zerk van het
'Chinese Labour Corps'. Vervolgens houden we halt bij het perk met Indische gesneuvelden.
Tussen de Britse zerken werd een Belgische militair begraven onder een
Belgische grafzerk. Ook hij werd in één van de hospitalen verzorgt, maar
bezweek aan zijn verwondingen. Soldaat François De Gendt, mort pour la
Belgique. Ook na de wapenstilstand van 11 november 1918 werden nog soldaten
begraven. We zien jaartallen van 1919 en zelfs nog later. Alle zerken hebben te
lijden van de natuurelementen. Rechts achteraan vinden we een volledig
plantsoen met Duitse zerken. Telkens met twee namen. Ook deze zerken worden
vernieuwd indien nodig. Ze hebben vooral veel te lijden van de boomsappen.
Ook
tijdens de Tweede Wereldoorlog werden er in Etaples hospitalen ingericht. Hun
doden werden eveneens op deze begraafplaats bijgezet van januari tot mei 1940. In
totaal 119 soldaten waarvan er 38 niet meer geïdentificeerd konden worden.
Het
wijst ondertussen 11° Celsius aan. De zon schijnt en de bewolking lijkt stilaan
op te lossen. We rijden Le Touquet Paris-Plage binnen. Deze mondaine badplaats
ligt aan de monding van de Canche tussen bos en zee. Op het kruispunt Boulevard
de la Canche/Avenue du 18 juin bevind zich de gemeentelijke begraafplaats. Al
van ver zien we de gigantische graftombes boven de rode bakstenen muren
uitsteken. Heel de begraafplaats is netjes onderhouden. Voorbij de ingang,
links, staan in tegenstelling tot andere Franse begraafplaatsen, geen
witgekalkte kruisjes maar vierkante tegels. Ze werden in een hoek van 45°
geplaatst met de namen van Franse gesneuvelde militairen. Er is één tegel van
een Belgische soldaat die in dienst van Frankrijk sneuvelde. Jules De Mulder 10
oktober 1918. Nog meer verspreid over de begraafplaats staan nog meer zerken
van Franse militairen. Ditmaal geen tegels maar opstaande zerken van 100 jaar
oud. De tekst is bijna onleesbaar. Sommigen hebben nog een bloemenperk met rode
tulpen. In het midden van de gemeentelijke begraafplaats werd een monument
opgericht voor alle slachtoffers van de beide Wereldoorlogen. Rechts van de
ingangspoort vinden we de bekende zerken van de Commonwelth War Graves
Commission. Er liggen 139 geïdentificeerde Britten en drie Australiërs die voor
hun verwondingen verzorgd werden in het hospitaal dat zich tussen oktober 1914
en juli 1918 in het dorp gevestigd had. De soldaten bezweken aan hun verwondingen
tussen november 1914 en april 1916.
We
laten de auto op de parking staan voor de begraafplaats. Van hieruit wandelen
we naar de Boulevard de la Plage voor een strandwandeling. Een mooie rustige
wandeling langs een natuur domein met zoetwaterplassen waar wildwatervogels het
naar hun zin hebben. Een kijkhut is in de nabijheid. Het is heerlijk in het
zonnetje. We verlangen naar een terrasje voor een natje en een droogje. Maar
het is hier niet de Belgische kust. Links op de Boulevard staan uitsluitend
hotels en appartementsblokken zonder cafés of restaurantjes. Het 'Le
Touquetstrand' is twee kilometer lang en zalig om er te slenteren. Hier kan je
wel op enkele strandcafés iets eten of drinken. Wel prijzig. We nemen een
zijstraat met winkeltjes en vinden een gezellig restaurant waar we lekker
kunnen eten en drinken. Het is dan 14:00u geworden.
Om
16:00u zijn we terug bij onze auto en rijden richting hotel. In Le Portel maken
we dan weer een korte wandeling. Er staat hier een strakke wind. Le Portel werd
onafhankelijk in 1856 en werd hier een toeristische stad omwille van de
doortocht van Napoleon. De stad was ook lange tijd een plaats van vissers en
zeelieden. Het monument van 'Onze-Lieve-Vrouw van Boulogne' op de wandeldijk
dateert van 1921 en werd onlangs weer mooi opgeschilderd. We tornen op tegen de
wind opzoek naar een terras om iets te drinken. Maar ook hier vinden we aan de
zeedijk geen gelegenheid om een terrasje te doen. Er is trouwens te veel wind
en houden het voor gezien. Verder naar het hotel maar stoppen in het kleine
centrum van Clerques bij de oude kerk. De St. Bartholomeuskerk dateert van de
13e eeuw en wordt nog steeds omgeven door een begraafplaats met
eeuwenoude zerken. Het dorp telt slechts 213 inwoners en maakt deel uit van het
arrondissement Sint-Omaars (Saint Omer). We nemen nog een laatste foto van een
reusachtig stenen beeld van een landbouwer die met de hand de akkers bezaaid.
Het is het symbool van de vriendschap tussen de twee dorpen, Clerques en het
Belgische Klerken. Tot morgen!
We
worden al vroeg wakker na een rusteloze nacht. Het gekraak van de oude molen is
storend voor de nachtrust. De muren zijn flinter dun en we konden het gesnurk
van de buren in ons bed mee beluisteren. Het ontbijt was behoorlijk, niets
speciaals. De koffie was heerlijk en warm. Dat maakt het ontbijt helemaal af.
Vandaag staat Souchez op het programma. Vervolgens La Targette en als laatste Neuville-Saint-Vaast.
Peace of cake. Toch?
Het
weer is iets aangenamer dan gisteren. Minder wolken en dat leidt tot meer
zonneschijn. Er is ook minder wind. Behalve op de open vlaktes. Daar trekken we
terug een muts over ons hoofd en de regenjas tot tegen de kin dichtgeritst. De
omgeving heeft talloze kleine schilderachtige dorpjes. Sommigen worden
opgesmukt met lentebloemen. Enkele woningen zijn aftands en lijken verlaten.
Misschien heeft dat alles nog te maken met de beide Wereldoorlogen. Deze streek
werd ernstig getroffen en er zijn weinig gebouwen ouder dan de jaren twintig
van vorige eeuw.
Onderweg
mogen we genieten van vergezichten. Een golvend landschap ontvouwd zich voor
ons met een lappendeken van kleuren. Hectaren landbouwgrond kleurt geel van het
koolzaad. Onze eerste halte, langs de grote baan, is in de kleine gemeente
Quercamps. In het verleden had het dorp een Vlaams klinkende naam; 'Kerskamp'.
Op de 'Place de L'eglise' werd in 1926 een monument opgericht ter ere van de
gesneuvelde soldaten van 1914-1918. Na WOII werd er een stenen plaat op
bevestigd ter herinnering aan enkele burgerslachtoffers van Quercamps. Ook werd
een stenen plaat bevestigd met een hulde betuiging voor de gesneuvelde
kameraden van 'La Section C.A.T.M.' gesneuveld in Noord-Afrika 1951-1962. Het
gemeentehuis lijkt op een gerenoveerde boerderij. Nu is het een huis in de rij.
Op de kleine begraafplaats, naast de kerk 'Notre Dame' rust een Britse militair
uit de Eerste Wereldoorlog.
Onderweg,
in het centrum van een dorp, vinden we een benzinestation. Dit laat ik niet
passeren en tank de auto vol. Het is iets meer dan 20 eurocent de liter duurder
dan bij ons in België. Het golvend landschap brengt ons door Mussent langs de
D77. In een afgebakende weide treffen we nog twee enorme kraters aan. In de
Westhoek staan ze gewoonlijk vol water en zwemmen er eenden in. Hier zijn de
putten droog en groen gekleurd. Drie kwartier later zijn we in Estrée-Blanche
en ook hier houden we halt voor het oorlogsmonument dat zijn inwoners herdenkt
die zijn omgekomen tijdens de beide Wereldoorlogen. Het gebeurt niet vaak maar
hier kunnen we de kerk met een bezoek vereren. Het altaar wordt helder verlicht
door de kleurrijke glas-in-loodramen. Naast de kerk staat de Calvarieberg.
Omdat
we onderweg groene pijlen zien van de CWGC, volgen we ze soms. Maar dat kan tot
verrassingen zorgen. We komen in een smalle straat en op het einde staat een
verbodsbord dat ons belet verder te rijden. Parkeerplaats is er niet
voorhanden. Terug rijden en onze weg vervolgen. Weer volgen we, even verder,
een bordje naar een begraafplaats van de Commonwealth War Graves Commission.
Het bord leidt ons linksaf op een grindpad, net breed genoeg voor een voertuig.
Plots trap ik hard op de rem. Na een scherpe bocht sta ik voor bergen puin.
Midden op ons pad. Geen begraafplaats te zien. In de verste verte niet. We
houden het voor gezien. Terug naar de grote weg, richting Souchez.
In
Aix-Noulette, op de weg naar Souchez staat het arduinen monument van het 158e
Infanterie Regiment van Lorette. De inscriptie luidt, vrij vertaalt: 'Dit
monument is opgericht door de overlevenden van het 158e Infanterie
Regiment ter nagedachtenis aan de doden die gevallen zijn tijdens WOI in de
zone van Lorette'.
Souchez
blijft vanaf oktober 1914 vrijwel een jaar in Duitse handen. Op 25 september
1915 wordt het dorp definitief overgenomen door de Franse troepen. Souchez is
na de wapenstilstand echter in een vergevorderde staat van verwoesting. Het
puinruimen begint in 1919 en het blijkt een omvangrijke opgave. In november
1921 is er slechts iets meer dan de helft van de oorspronkelijke bewoners
teruggekeerd naar het dorp, waar ze tijdelijk worden opgevangen in houten
barakken.
Op
de Rue Carnot in Souchez houden we halt tegenover de gemeentelijke
begraafplaats van Souchez. Het grote monument, met een bronzen beeld van een
alpenjager, werd opgericht ter ere van de Division Barbot. Generaal Barbot,
vooraan op het monument, werd gedood tussen Carency en Cabaret Rouge door een
granaatscherf. Dit monument, dat in mei 1937 werd onthuld, is een eerbetoon aan
deze commandant van de 77ste Alpendivisie. Ernest Barbot (1855-1915) was heel
populair bij de soldaten. Hij werd de 'Redder van Arras' genoemd vanwege zijn
hardnekkige weerstand tegen het Duitse leger in de voorsteden van Arras in
oktober 1914. Hij ligt begraven op de militaire begraafplaats van
Notre-Dame-de-Lorette gewoon onder een wit soldaten kruis.
Naast
de gemeentelijke begraafplaats werd de 'Memorial Depertemental' gebouwd. Het
monument is een hommage aan de gesneuvelde militairen die gestorven zijn voor
Frankrijk in de jaren 1952 1964. Alle gesneuvelden zijn afkomstig uit
Noord-Afrika: Algerijnen, Tunesiërs en Marokkanen.
Als
we bijna uit het centrum zijn van Souchez stoppen we bij de Britse
begraafplaats 'Cabaret Rouge'. Langs het imposante toegangsgebouw betreden we
één van de grootste dodenakkers in de regio. Er staan maar liefst 7.665
grafzerken van militairen uit de Eerste Wereldoorlog waarvan er maar liefst
4473 niet meer geïdentificeerd konden worden. De zerken worden overschaduwd
door verschillende soorten loof- en dennenbomen. De viooltjes bij de graven
werden net aangeplant. Over het algemeen staan de zerken dicht tegen elkaar.
Hier en daar werd een zerk verwijderd. Waarschijnlijk door familieleden die hun
dierbaren dichter bij huis wilden herbegraven. Alleen de zerken met het
opschrift: 'Known unto God' zullen nooit verdwijnen. Zij blijven familie loos
achter. Alleen God weet wie ze zijn. Voor de Eerste Wereldoorlog stond op deze
plek het café 'Le Cabaret Rouge'. Het etablissement werd totaal van de kaart
geveegd. De begraafplaats werd van maart 1916 tot augustus 1917 in gebruik
genomen. Nadien werd de dodenakker verder aangevuld met meer dan 7.000
slachtoffers van het slagveld van Arras en van 103 kleinere begraafplaatsen uit
Nord-Pas de-Calais. De begraafplaats bezit één Brits slachtoffer van WOII.
We
rijden verder met op de achtergrond de gebouwen van de grootste Franse
militaire begraafplaats en de herdenkingsmuur 'Notre-Dame-de-Lorette'. Deze dodenakker
hebben we in september 2015 bezocht. De nationale begraafplaats van Lorette
verzamelt de resten van 40.000 slachtoffers, afkomstig van 150 begraafplaatsen
uit de Westhoek en de Artois. 22.000 onder hen werden nooit geïdentificeerd.
Tegenover de militaire begraafplaats ligt de 'Herdenkingsmuur', een monument
voor de 580.000 soldaten van alle nationaliteiten die tijdens de Eerste
Wereldoorlog het leven lieten in Noord-Frankrijk. Deze 'Herdenkingsring' werd
ingehuldigd op 11 november 2014. In de oorlogskrant 'Gazet van Brussel' van
Zondag 17 en Maandag 18 januari 1915 lezen we een: 'Ambtelijk bericht uit
Berlijn van 15 januari 1915': Fransche aanvallen beiderzijds Notre-Dame de
Lorette, ten N.-W. Van Atrecht, werden door onze troepen afgeweerd.
Tussen
Souchez en Neuville-Saint-Vaast houden we halt naast de weg voor twee
monumenten schuin tegenover elkaar. Beiden bewijzen de laatste eer aan
vrijwillige rekruten van het Franse leger. Door samen, aan de zijde van
Frankrijk, te vechten bestrijden ze het Duitse en Oosterijks-Hongaarse
imperialisme, waaronder Polen en Tsjecho-Slowakije, hun landen van herkomst,
lijden. De Tsjechische vrijwilligers namen deel bij het Franse offensief in de
Artois dat op 9 mei 1915 begon. Velen van hen komen om op het slagveld. Het
monument bij de ingang herinnerd aan de vaandrig Karel Berdicek, gedood op de
eerste dag van de slag. Op deze begraafplaats rusten 70 militairen uit WOI en
136 slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog.
Het
'Mémorial des Polonaiskruis' aan de overzijde van de straat werd opgericht
dankzij schenkingen van Poolse inwoners uit Pas-de-Calais. Een monument voor
diegenen die gevallen zijn voor de verrijzenis van Polen en de zege van
Frankrijk. Het kruis werd verwoest in 1940 en door een storm in 1967. Het werd
meteen weer opgebouwd.
Nog
een korte stop in het centrum van Neuville-Saint-Vaast bij het monument van de
gesneuvelden. Gestorven voor Frankrijk tijdens de beide Wereldoorlogen. Vooraan
werd een podium geplaatst met daarop een kunstwerk in verroest metaal. Het
lijkt op een taart met enkele verdiepingen. Een Franse tekst rondom om die moet
herinneren aan 1O december 1915. Het gemeentehuis in de bocht heeft klasse. De
kerk met de enkele torenspitsen is eveneens een bezoek waard. Het is bijna
13:00u, nog 3km tot Thélus. Een ander oorlogsbericht verscheen in de 'Gazet van
Brussel' van Woensdag 19 januari 1916. Een ambtelijk bericht: Fransche Op
hoogte 119, ten noordoosten van Neuville-St-Vaast, vernielde een onzer mijnen
een kleine post.
Nog
voor we het centrum verlaten van Neuville-Saint-Vaast parkeren we bij de
gemeentelijke begraafplaats. We worden aangetrokken door een opmerkelijk
monument, achteraan de begraafplaats. Een infobord legt uit: 'Roland Dorgelés'
is een Fransman (1885-1973), die dienst nam in augustus 1914. Hij hield
aantekeningen bij en na de oorlog schreef Roland een boek als eerbetoon aan
zijn gesneuvelde makkers.
Als
we verder rijden zien we onmiddellijk het 'Cross of Sacrifice' dat behoort bij
de begraafplaats 'Crater Zivy'. Er staan geen bordjes naartoe. Langs een zand
en grindweg bereiken we de krater. Een prachtige mijnkrater zonder zerken als
laatste rustplaats voor gesneuvelde militairen. Vier Canadese divisies, voor
het eerst verenigd in hetzelfde legerkorps, bestormen op 9 april 1917 de door
het Duitse leger zwaar verdedigde heuvelrug van Vimy. De officier van de
bergingsdienst gebruikt twee oude mijnkraters aan de voet van de heuvels om een
honderdtal gesneuvelde soldaten te begraven. Beide kraters zijn zoals alle
militaire begraafplaatsen van het Gemenebest voorzien van een keurig
onderhoudengazon, maar zijn met opzet
in hun unieke vorm gelaten. Bij het kruis werden de namen in de stenen
gegraveerd van de 48 Canadese soldaten. Onder het gras liggen ook nog twee
onbekende Canadezen en drie soldaten waarvan men totaal niets weet. Zelfs het
regiment niet. De Lichfield krater bevindt zich bij het gehucht 'Le
Vert-Tilleul' te Thélus. We spurten naar de auto. Een felle regenbui barst los,
vergezelt van hagel en smeltende sneeuw. Enkele minuten later is de bui
verdwenen. En wij ook.
Nog
steeds in Neuville-Saint-Vaast komen we bij een opmerkelijk monument dat
opgebouwd werd als herdenking aan Ernest Petit (1889-1964). De initiatiefnemer
voor de wederopbouw van Neuville-Saint-Vaast. Het dorp werd tijdens WOI totaal
verwoest. Uit het monument, dat het puin van het verwoeste dorp moet
voorstellen, steekt een opgestoken arm met een brandende toorts. Het werd op 20
oktober 1932 ingehuldigd.
Naast
het monument vinden we de grafzerken van twee jonge soldaten. De eerste
grafzerk is van Nouette-D'Andrezel Charles Alphonse Henri. Geboren op 10
september 1894 en gestorven tijdens WOI in Neuville-Saint-Vaast op 25 september
1915. Hij was luitenant van het 36e Regiment-Infanterie Divisie.
De
tweede grafzerk werd opgedragen aan de jonge onderluitenant Henri Millevoye. De
inscriptie luidt: 'Vijf jaar lang lag luitenant Henri Millvoye hier. Hij
behoorde tot het 74e Regiment Infanterie. Hij stierf voor Frankrijk
op 25 september 1915'. Hij werd herbegraven in het familiegraf in 1920 op de
begraafplaats in Abbeville's. Een laatste oorlogsbericht komt uit de krant van
Woensdag 22 september 1915 uit het Belgisch Dagblad. 'Van het Westelijk front
schreef het Fransche legerbericht': In den sector Neuville wierpen de Fransche
batterijen met goed gevolg een hagel van projectielen op de Duitsche stellingen
ten oosten van den weg van Bethune.
Even
later bevinden we ons op de Britse begraafplaats 'La Targette'. Een Franse en
een Britse begraafplaats pal naast elkaar. Neuville-Saint-Vaast ligt aan de weg
van Arras naar Lens en was in 1915 en in 1917 het middelpunt van een woelig
strijdtoneel. In maart 1916 lossen de Britten het 10e Franse leger
af in de zone van Arras. Op 9 april 1917 bestormen vier Canadese divisies de
heuvelrug van Vimy. De 2e divisie volgt de operaties op de voet
vanuit het vooruitgeschoven hoofdkwartier bij Aux-Rietz. Een derde van de
soldaten op deze begraafplaats hoorden bij de artillerie korpsen die aan dit
offensief deelnamen. We nemen de toegang naast het 'Cross of Sacrifice'. De
zerken liggen een niveau lager. De 'Stone of Remembrance' werd tussen twee
schuilgebouwen geplaatst. Na 11 november 1918 werden 16 graven uit de omgeving
op deze dodenakker herbegraven. Na WOII werden drie Britten (waarvan 2 niet
werden geïdentificeerd) bijgeplaatst. In totaal rusten 641 gesneuvelde soldaten
op de begraafplaats waarvan 41 niet meer herkend werden.
Naast
de Britse begraafplaats ligt de Franse militaire 'Nécropole nationale de la
Targette'. De strak opgestelde kruisen steken af tegen de verzorgde Britse
begraafplaats. Op 9 mei 1915 begint het Franse leger een groot offensief tegen
de Duitse stellingen in de heuvels van Artois. De inname van Neuville is een
hoofddoel. De Duitsers beschermen het dorp echter met vier verdedigingslinies.
De Franse troepen overwinnen het dorp in een felle strijd die tot 17 juni 1915
duurt en duizenden mannen het leven kost. Hier rusten 12.210 slachtoffers. De
begraafplaats werd gestart in 1919 om de gesneuvelden die verspreid lagen rond
Neuville te begraven. Na WOII werden nog 767 Franse slachtoffers begraven.
Tevens werden nog 169 Belgische militairen in massagraven begraven. Achteraan
werden drie monumenten opgetrokken bij drie massagraven. Het rechtse is het
Franse massagraf met de namen van wie ze denken die hier begraven ligt. In het
middelste massagraf rusten 225 onbekende Franse soldaten van 1939-1945. Voor
het linkse monument rusten 3.212 lichamen van onbekende soldaten, gestorven
voor Frankrijk tijdens 'De Groote Oorlog'. Op de parking naast de dodenakker
staat een infobord. Goed dat we erheen stappen onder het 'genot' van een malse
regen- en hagelbui. Aan de andere zijde van de parking werd in 2015 een
'Verbroederingsmonument' opgericht. Als herdenking ter ere van kerst 1914 toen
Duitse en Britse soldaten spontaan uit de loopgraven kwamen om samen kerst te
vieren en een voetbalmatch speelden. Dit tot ergernis van hun officieren. Een
infobord vertelt er alles over, zelfs in het Nederlands: Kleurrijke en heldere
silhouetten wachten als hoopvolle lichtpuntjes tot ook u uit een loopgraaf
klimt om met hen te verbroederen, in het midden van een tuin geïnspireerd door
de culturen van verschillende landen die hier vandaag verenigd zijn.
De
Duitse begraafplaats 'Maison Blanche' ligt een heel eind van het centrum
Neuville-Saint-Vaast. Het is de grootste Duitse begraafplaats in Frankrijk. De
Fransen leggen deze dodenakker aan na het einde van de Eerste Wereldoorlog.
44.833 Duitse soldaten die in de Artois gesneuveld waren kregen hier een
laatste rustplaats. 8.040 konden niet meer geïdentificeerd worden en werden
verenigd in een massagraf. Bij de ingang staat een kruis met een Frans
opschrift. Vertaalt lezen we: 'Vrede aan mensen van goede wil'. Een bord bij de
ingang waarschuwt voor enkele bomen op de begraafplaats. Door de felle
rukwinden bestaat de kans voor rondvliegende takken. De bomen werden gemerkt
met een rood wit lint. In tegenstelling tot andere Duitse begraafplaatsen in de
Westhoek hebben we hier rechtopstaande kruisjes. Telkens met twee of vier namen
van Duitse slachtoffers. Een reisbus stopt eveneens op de parking. Canadese
schoolkinderen van een jaar of tien bezoeken onder begeleiding de Duitse
begraafplaats. Grote basalten kruisen staan links van de ingang. 37 rechthoekige
tegels werden ervoor gelegd. Er werden maar liefst +/- 26 namen in elke tegel
gegraveerd van gesneuvelde soldaten. Militairen waarvan men weet dat ze
gesneuveld zijn maar hun lichaam werd nooit gevonden. De anders gelovigen
hebben een zerk waarop steentjes werden gelegd. Af en toe vinden we nog een
horizontale tegel in het gras. Er werden telkens twee namen in gegraveerd. Weer
en wind hebben het ingegraveerde al verweert en maken het moeilijk om nog iets
duidelijk te lezen. Enkele bomen met witte bloesem fleuren de trieste
begraafplaats op. Het monument in het midden van de begraafplaats werden de
eerste woorden van het gedicht gegraveerd van Uhland, een beroemde Duitse
dichter: 'Ich hatt einen Kameraden'.
Onderweg
terug naar ons hotelletje in Clerque rijden we opnieuw door het dorpje Ferfay.
Een ruïne trekt onze aandacht. Het lijkt op een kapel of een grote graftombe.
In ieder geval, het gebouw is totaal verwaarloost. De gietijzeren poort voor de
'kapel' belet ons de toegang. Door de tralies zien we levensgrote beelden opzij
van de ingang. De namen zijn nog zichtbaar: 'Saint-Joachim en Sainte Melanie.
Hier en daar is het gebouw gestut. De kapel werd gebouwd in 1826 in opdracht
van graaf Joachim d'Hinnisdal en zijn echtgenote Melanie Villeneuve-Tourotte.
De kapel ligt tegenover de kerk aan de Brunehaut in het park van het kasteel
dat tijdens WOII volledig werd verwoest. De gebedsplaats werd gebruikt voor de
erediensten en herbergt de graven van opeenvolgende telgen van Ferfay. De
laatste begrafenis vond plaats in januari 2002. Alleen de duiven hebben nog
vrije toegang tot de kapel.
Om
17:00u zijn we terug in ons hotel waar we op ons gezamenlijk terrasje nog van
het zonnetje mogen genieten. Tot morgen.
De
Eerste Wereldoorlog blijft tot onze verbeelding spreken. Na twee jaar de
Westhoek te hebben doorkruist van noord naar zuid en van oost naar west is het
tijd om verder af te zakken naar Frankrijk. Het grondgebied, Frankrijk, is
bijna vijf keer zo groot als dat van België. In sommige streken kan je als
wandelaar urenlang ronddwalen zonder een sterveling te zien. Des te meer
profiteer je van de weidse uitzichten en de stilte rondom om. Ook als fietser
kom je hier aan je trekken. Alleen al in Pas-de-Calais zijn er 60 fietslussen,
4 véloroutes, 2 Eurovélo lange afstandsroutes en 4 'voies vertes' (groene
routes) die het fietsplezier garanderen in deze regio. Je wordt nergens zo goed
verwent als in Nederland en België met zijn knooppuntennetwerk, themaroutes,
fietscafés en noem maar op, maar er wordt aan gewerkt. Het fietspadennetwerk
wordt elk jaar sterk uitgebreid. Wij komen echter niet om te fietsen. De regio
is sterk heuvelachtig en een ander excuus is dat de locaties die we willen
bezoeken nogal ver uit elkaar liggen.
Wij,
Rina en Luc, rijden op dinsdag 26 april 2016 met de auto naar Artois, het
westen van Artois. We vertrekken rond 08:00u in Ekeren bij een frisse
temperatuur van 4°C. Te koud voor de tijd van het jaar zeggen Frank en Sabine,
onze weerprofeten. Het regent en er staat een strakke wind van 3 tot 4
beaufort. Maar, hoe meer we de kust naderen hoe droger het wordt. Daar
tegenover staat dan dat de wind aanwakkert van 5 naar 6 beaufort. Je kan niet
alles hebben.
Tijdens
WOI wordt in de regio Artois zwaar gevochten tussen Duitse en Franse soldaten.
De Britten komen de Franse strijdkrachten versterken en bieden het hoofd aan de
Duitse legers op het eind van 1914. De hoop op een snelle overwinning vervaagt
snel. Het is het begin van een langdurige statische uitputtingsslag. Het front
strekt zich uit tussen Vlaanderen en Picardië. Ons doel is de verschillende
begraafplaatsen, museums en monumenten te bezoeken van WOI. De begraafplaatsen
alleen al in deze regio herinneren aan de gruwelen van de gevechten die zich
hier afspeelden. Maar ongewild worden we ook geconfronteerd met de ellende van
WOII.
Bij Calais schijnt de zon tussen de witte
wolken, maar de wind blijft gestaag duwen. Calais is een grote stad en heeft
één van de belangrijkste havens voor personen- en goederenvervoer van en naar
Engeland. De stad werd tijdens WOII bijna volledig verwoest. Na Calais kronkelt
de weg langs de kust. Onze eerste stop wordt Sangatte.
Ten
westen van Calais parkeren we, heuvel af, naast de rode gemetste muur van de
gemeentelijke begraafplaats van Sangatte. Het is 11:00u en de temperatuur duid
7°C aan. Op deze dodenakker 'Les Baraques' werden Britse militairen begraven
van 1917 tot en met 1921. De meeste zerken werden pas vernieuwd of gerenoveerd.
De slachtoffers van het 'Chinese Labour corps' dateren bijna allemaal van 1919.
De Chinese arbeiders waren een niet gewapende afdeling van het Franse en Britse
leger. Ze werden voornamelijk ingezet voor het uitvoeren van taken ter
ondersteuning van de troepen. Waaronder: wegen aanleggen, eten maken,
slachtoffers begraven of terug opgraven, etc. Tegen de rode zijmuur staan de
zerken van Duitse militairen. Elke zerk vermeld twee namen van gesneuvelde
soldaten. Verder vinden we nog zerken van Indische en Egyptische slachtoffers
die hier een laatste rustplaats hebben gekregen. Op de begraafplaats rusten
1.303 gesneuvelden van WOI. Verder vinden we meer dan 250 zerken van andere
nationaliteiten. De dodenakker bezit eveneens zeven slachtoffers van de Tweede
Wereldoorlog. Na de begraafplaats rijden we naar het centrum van Sangatte.
Onderweg, op de D940, houden we nog halt voorhet monument van Louis Blériot (1872 1936). Het monument werd opgericht
als herdenking aan deberoemde
vliegenier Blériot die op 25 juli 1909 voor de eerste keer het kanaal overstak
in 37 minuten.
We
rijden verder naar het centrum van Sangatte. Onderweg nemen we vergezichten
vanuit de auto. Je mag hier niet zomaar stoppen om even een foto te nemen. We
maken halt bij het oorlogsmonument. Het herdenkt de inwoners van Sangatte die
zijn omgekomen tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Het monument werd
ingehuldigd op 24 mei 1920. Vlaggenpalen met vaandels van de geallieerden
kleuren het plein op. Het gemeentehuis van Sangatte werd opgericht in 1880. Aan
de overzijde van de straat ligt een rotsblok met een rood wit geschilderde vlag
met een rood eikenblad in het midden. In 1994 werd dit monument voor de
Canadezen ingehuldigd naar aanleiding van de 50ste verjaardag van de bevrijding
van Sangatte. Op 26 september 1944 verdreven de Canadezen de laatste Duitsers
uit het dorp. Een digitaal infobord verwelkomt ons en geeft vervolgens datum,
uur en temperatuur weer. Het is net 11:45u en 9°C. Rechts van ons zijn, net als
bij ons in Blankenbergen, enkele trappen omhoog tot bij de wandelpromenade. Het
is te winderig om naar het water toe te wandelen. Zelfs onverantwoord. Het
geeft toch een geweldige indruk als we de witte schuimkoppen op het water zien.
Meeuwen trotseren toch de wind en proberen op te stijgen. Bij kalm weer kan je
de parelmoerachtige kleur van het water zien. Vandaag dus niet, maar toch is de
Opaalkust, van horen zeggen, tussen Pas-de-Calais en Berck-sur-Mer, een adembenemende
kuststreek.
We
rijden verder naar het zuiden. We blijven de kust volgen en houden een korte
stop bij het monument van Hubert Latham. Op 27 juli 1909 ondernam piloot Latham
een poging om het kanaal over te steken. Hij was nog slechts enkele minuten
verwijderd van Dover toen de vliegtuigmotor uitviel en hij verplicht was een
noodlanding te maken op zee. Het toestel raakte ernstig beschadigd en Latham
werd gewond. December 1911 verliet Latham Frankrijk voor een expeditie naar
Congo. Het werd zijn laatste reis. De kranten schreven dat de piloot zou
verscheurt zijn door een buffel. Een ander artikel in 1914 meldde dat Hubert
Latham zou vermoord zijn door zijn dragers of kruiers. Het officiële onderzoek
naar zijn dood doet de doodsoorzaak af met een tragisch ongeluk tijdens de
jacht.
Wat
verder stoppen we op 'Sentier du Blanc Nez', nog steeds in Sangatte. Cap
Blanc-Nez en Cap Gris-Nez zijn twee in het kanaal stekende heuvelruggen vanwaar
men bij mooi weer de Engelse White Cliffs van Dover kan zien. Langs de kust
ligt een prachtig gebied waar men kan genieten van golvende, met helmgras
begroeide duinen.
Het
monument 'Dover Patrol' is reeds van ver merkbaar. Op een grote parking, weer
op een heuvel, mag je gratis parkeren. Het monument wordt tamelijk druk
bezocht. Met een dikke jas, een wollen muts, een sjaal en handschoenen wandelen
we in het zonnetje, bij een strakke noord westenwind, langs mooie wandelpaden
heuvel op. Even rechtsaf tot op het dak van een enorme bunker uit WOII. Hetzijn echte kunstwerken maar echter niet
toegankelijk. We bevinden ons op één van de mooiste sites van onze reis. We
hebben een uitzicht van 360° over een groen golvend landschap. Grote infoborden
vertellen in verschillende talen, zelfs in het Nederlands, wat zich hier heeft
afgespeeld tijdens WOI. De drie enorme bunkers van gewapend beton brachten de
reusachtige kanonnenKrupp SKC/34 met
diameter 406 mm onder. Deze kanonnen hadden een loop van 20 meter lang en een
gewicht van 160 ton elk. Ze waren in staat om granaten van een ton af te vuren
op de kuststeden van Kent, aan de overzijde van de straat, op een afstand van
40 km. In 1993, werden de bunkers van de artillerie-eenheid Lindemann
overstroomd door vloeibare modder afkomstig van de boring van de Kanaaltunnel.
De zware artillerie-eenheid Lindemann was een van de krachtigste militaire
structuren opgericht door de Duitsers aan de Europese kusten tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Hij werd ook een symbolisch beeld van de 'Vesting Europa' die
door de nazipropaganda voorgesteld werd als zijnde onneembaar, teneinde de
moraal van de Duitse bevolking te versterken, om de geallieerde leiders te
verontrusten en de bezette bevolkingen aan te zetten tot resignatie. Hij heeft
het voorwerp uitgemaakt van heel wat fotoreportages bestemd voor de
geïllustreerde nazitijdschriften en de filmactualiteiten verspreid in heel
Europa. Wandelpaden leiden naar de verschillende bunkers, telkens op een ander
niveau. Het monument op het hoogste punt, dat omgeven is door oude verroeste
ankers, is een herinnering aan Dover Patrol voor hun werk tijdens de Eerste
Wereldoorlog. Met een onderzeese uitputtingsoorlog tegen elke vorm van
geallieerde scheepvaart probeert het Duitse leger de aanvoerroutes tussen
Engeland en het vaste land af te snijden. De gedenknaald op de witte
krijtrotsen is opgericht in 1922 ter ere van de 'uitzonderlijke samenwerking
tussen de Franse en Britse marine' die via de Dover Patrol het Nauw van Calais
hebben weten open te houden. De Dover Patrol begeleidt schepen die troepen,
gewonden of materiaal vervoeren, ruimt Duitse zeemijnen en onderhoudt de eigen
mijnenvelden tussen de Franse en de Engelse kust. De Dover Patrol leidt ook de
aanval op 23 april 1918 om de havens van Zeebrugge en Oostende, waar de Duitse
onderzeeboten gelegerd zijn, te blokkeren. In 1922 werden twee monumenten ter
ere van de 'Dover Patrol' opgericht, aan beide uiteinden van de straat. Het
Frans Exemplaar werd door de Duitsers opgeblazen tijdens de bezetting van
1940-1944. Een nieuwe obelisk werd opgericht in 1962 en vernieuwd in 2007.
Onderaan, een dankbetuiging gericht aan de Franse zeelui die ingelijfd waren in
de 'Patrouille van Dover' en om het leven kwamen in de strijd. De tegenhanger
staat op het hoogste punt van de kliffen van St. Margaret's Bay, op het grondgebied
van Dover. We nemen nog een foto van het schilderachtige dorp Escalles en zijn
omgeving. Dan dalen we af naar de auto terwijl hoog boven ons het krijsen van
verschillende soorten meeuwen te horen is.
In
de auto is het gezellig warm. In ons T-shirt rijden we +/- 7km verder naar
Wissant. De GPS brengt ons door het mooie dorpje Escalles. Het kleine dorp ligt
aan de voet van de Mont d'Ubert.
In
Wissant wandelen we tot bij de kerk en het gemeentehuis. Het is druk op het
plein met de naam 'Général de Gaulle'. Een grote groep tieners zijn hier met
een mountainbike rond het monument verzameld. Een oudere geeft, in de Franse
taal, uitleg aan de groep. We besluiten om in het plaatselijke café-restaurant
eerst iets te drinken en te wachten tot de fietsers vertrokken zijn. Ook het
etablissement is, op een paar stoelen na, volledig bezet door jeugd. Ze komen
er, onder begeleiding, iets eten en drinken. Het is ondertussen na één uur. Na
ons natje en droogje maken we een wandeling door het gezellige dorpje. Wissant
ligt centraal aan de Opaalkust, tussen Cap Blanc-Nez en Cap Gris-Nez. Het
gezellige centrum rond de kerk heeft enkele eet- en drankgelegenheden. Het
kerkje staat momenteel in de steigers. De deur staat uitnodigend open en daar
maken we gebruik van. De glasramen zijn tijdelijk verwijderd voor renovatie.
Naast de kerk werd het oorlogsmonument geplaatst met twee miniatuur kanonnen.
Alles werd nog niet zo lang geleden opgeschilderd. Het monument herdenkt de
inwoners van het dorp die zijn omgekomen tijdens de beide Wereldoorlogen. Op de
achtergrond staat het gemeentehuis van Wissant. Vervolgens wandelen we tot bij
het plaatselijke toeristenbureau, maar het is nog gesloten tot twee uur. Een
pad brengt ons langs menig vakantiehuis, hotel en enkele B&B's. Voorbij het
spierwitte beeld van een dolfijn komen we bij de mooie moderne wandelpromenade.
Op deze plek is geen strand. Grote ruwe rotsblokken verstevigen de dijk tot aan
de wandeldijk. We blijven net lang genoeg om enkele foto's te nemen. De felle
sterke noord oostenwind laten het niet toe om lang van de witte krijtrotsen te
genieten. De naam Wissant (Wit zand) verwijst naar de Opalen stranden en duidt
ook nog op een zekere 'Vlaamse' oorsprong.
Op
onze weg naar Wimereux doorkruisen we de gemeente Audinghen. Het dorp werd
tijdens WOII totaal verwoest. Op de Route du Mudée houden we halt bij het
museum 'Batterij Todt'. Het complex ligt vlak bij aan het kanaal bij Cap
Gris-Nez. De bunker werd gebouwd door de Duitse Wehrmacht vanaf augustus 1940
tot januari 1941. Het maakte onderdeel uit van de Atlantikwall. De batterij had
kanonnen met een kaliber van 38 centimeter en met een bereik van 55 kilometer
konden ze Engeland beschieten. De muren en het dak zijn van gewapend beton en
3,5 meter dik. Op 24 september 1944 bombardeert de RAF voor de eerste maal de
bunker. Een tweede aanval volgt op 28 september 1944. Op de ochtend van de
volgende dag vallen de Canadese troepen het complex aan met ondersteuning van
tanks. Enkele uren later moeten de Duitsers zich overgeven. Het museum in één
van de kazematten gaat over WOII en noemt 'Musée du Mur de l'Atlantique'. We
volgen de looproute op de grond. Het is verboden te filmen of te fotograferen.
Overal hangen camera's. Infoborden geven uitleg. Er is enorm veel militair
materiaal in de collectie. We kijken naar een reconstructie van de
machinekamer, de barakken waar de militairen sliepen, de wapenkamer enz. Op de
verdieping, waar destijds de munitie via spoorlijnkarretjes werd aangevoerd
staan nog verschillende militaire materialen ten toon zoals de Tsjechische
egels. Dat zijn Duitse hindernissen op de stranden om een mogelijke landing van
de geallieerden te voorkomen. Ze maken deel uit van een reeks
versterkingsmiddelen: prikkeldraad, aspergeversperringen, Belgische poorten De
meeste van deze obstakels werden aan de voet verankerd. De blikvanger is het
enorme Krupp K5 kanon dat op het buitenterrein staat. Het heeft een bereik van
62 kilometer en schiet 238 millimeter projectielen af. Het spoorwegkanon van de
marine-artillerie werd gemaakt in Essen (Duitsland) in 1941. Een ander
exemplaar wordt tentoongesteld in de Verenigde Staten. Om 15:30u vertrekken we
naar Wimereux. De temperatuur is gestegen tot 14°C.
Onderweg
houden we nog halt in Audresselles. Een favoriet vissersdorp langs de
Opaalkust. Hetoorlogsmonument herdenkt
de inwoners van het dorp die omgekomen zijn tijdens de Eerste en Tweede
Wereldoorlog. Het kruis van Jezus stelt de Calvarieberg voor. De boot staat als
voorbeeld van het eeuwenoude vissersdorp Audresselles. Even later zijn we bij
het 'Wimereux Communal Cemetery naast de D940, in de Rue Jean Moulin 9, in
Wimereux. Na de hoofdingang werd een gedenkplaat bevestigd van
luitenant-kolonel John Mc Crae. Heuvel op, achter de gemeentelijke
begraafplaats, liggen de zerken rondom het Cross of Sacrifice. Gezien de
zanderige grond werden de zerken plat op de grond gelegd. Daardoor hebben ze
het hard te verduren. Sommige teksten zijn moeilijk leesbaar. De begraafplaats
is trapsgewijs opgebouwd. Er liggen meerdere verpleegsters omdat in de
onmiddellijke omgeving een aantal hospitalen waren. Tot 1917 waren er wel 10.
Wimereux was ook het hoofdkwartier van het Queen Mary's Army Auxilliary Corps.
Dat stelde tussen januari 1917 en november 1918 niet minder dan 57.000 vrouwen
te werk als verpleegster, kokkin, ziekenverzorgster enz. Tussen de graven van
soldaten en enkele verpleegsters ligt het graf van de Canadese arts en dichter
John Mc Crae. In zijn beroemde gedicht 'In Flanders Fields'schrijft hij over de geïmproviseerde plek
waar de omgekomen soldaten rusten. Sindsdien is de Poppy of klaproos het
symbool van de herinnering in alle bij het conflict betrokken landen van de
Gemenebest. Op deze begraafplaats rusten 2.847 Britse slachtoffers van WOI.
Twee van hen konden niet geïdentificeerd worden. Ook vijf Franse soldaten en
170 Duitse militairen hebben hier hun laatste rustplaats gevonden. Daarnaast
werden nog 14 slachtoffers begraven van de Tweede Wereldoorlog, zes van hen
blijven voorgoed onbekend.
We
verlaten Wimereux, na een foto van de plaatselijke kerk en de spoorwegbrug met
drie bogen die over de rivier met de gelijknamige naam werd gebouwd. De rivier
mondt uit in het Kanaal. Het oorlogsmonument herdenkt de inwoners van Wimereux
die zijn omgekomen of vermist tijdens beide Wereldoorlogen. Het is druk op de
weg. De avondspits is begonnen. Het landschap heeft onderweg groene heuvels dat
een sterk Engels karakter heeft. Als laatste, voor vandaag, rijden we naar de
'Rue de l'Aiglon' op de D96E1 voor het 'Terlincthun British Cemetery' te
Wimille. Een vrachtwagen van de Commonwealth War Graves Commission, of kortweg
CWGC, verhinderd het parkeren voor de begraafplaats. Rechts, naast de
dodenakker, is normaal nog plaats voor een auto maar die is bezet. We rijden
dan even verder naar het monument van Napoleon die 50 meter hoog bovenop een
sokkel staat. De plaats is gezien het late uur afgesloten. We maken dan enkele
foto's van de 'Colonne de la Grande Armée'. De hoge zuil is opgedragen aan
keizer Napoléon de 1ste. De zuil werd gebouwd tussen 1804 en 1824. Vanaf de top
moet men een prachtig uitzicht hebben over zee en het achterland van Boulogne,
de Boulonnais Vervolgens rijden we terug naar de Britse begraafplaats,
'Terlincthun British Cemetery'. De auto is weg en kunnen wij de plaats innemen.
De werklui van de Commissie hebben net gedaan met hun werk. Ze reinigen hun
materiaal. Het is net 17:00u geworden. Het is een grote begraafplaats met 2.876
geïdentificeerde graven waarvan 2560 Gemenebest graven van WOI. 199 overige
graven uit de Eerste Wereldoorlog en 117 Gemenebest graven van WOII. Alle
zerken lijken wel nieuw. De bolvormige zerken met een orthodox kruis zijn van
Russische militairen. Op een ander perk liggen 46 piloten van de Royal Air
Force. Gesneuveld in september 1918 tijdens een bombardement van de Duitse
luchtmacht. Alle zerken staan kort naast elkaar. Een monument werd geplaatst
naar aanleiding van gesneuvelde soldaten uit de Eerste Wereldoorlog. 49
soldaten van het Britse Gemenebest en twee Duitse militairen werden hier begraven.
Ze werden gevonden in Ovillers-La-Boisselle in november 1982. Ze konden niet
meer geïdentificeerd worden.
Na
ons bezoek rijden we naar ons slaapadres in Clerques. Auberge du moulin
d'Audenfort. Onze kamer is mooi verzorgt. Het is een oude gerenoveerde molen en
uiteraard kraakt en piept het, toch zeker 's nachts. Een driegangenmenu met een
glaasje wijn maakt de dag gewoon compleet. Meer moet dat niet zijn. Tot morgen.
Deze
route is officieel 52 kilometer lang. Ze vertrekt bij knooppunt 78, op de hoek
'Hof van Delftlaan' en de 'Sint Lucaslaan' te Ekeren Donk. Vervolgens brengt de
rit ons door Brasschaat, Schoten, Antwerpen, en opnieuw door Ekeren om daar te
eindigen. Greet Van den Sande, waarnaar deze route is vernoemd, was een
lieftallige jonge vrouw die de strijd aanging met haar ziekte. Drie jaar
geleden kreeg Greet borstkanker. Een heelkundige ingreep drong zich op. Na de
nodige chemo herstelde ze volkomen. Daar waren de chirurgen toch vast van
overtuigd. Maar toch Ze liet de moed niet zakken en stortte zich op haar werk
en haar passie: fotografie. Blijkbaar ontsnapte er een minuscule kleine
kankercel aan de geneeskrachtige behandeling. Deze cel zette zich na een tijdje
vast in Greets hoofd. De cel groeide en werd een tumor. Weer moest de jonge
vrouw onder het mes. Maar het kwaad was geschiedt. Er was al een uitzaaiing
gebeurt. Ze bleef er tegen vechten zo lang ze kon. Maar het mocht niet baten.
Veerle en Danny kwamen regelmatig op bezoek bij ons. We vroegen telkens hoe het
met haar nichtje gesteld was. Met een brok in de keel schetste Veerle dan de
huidige situatie. Met horten en stoten liet ze weten dat het niet goed meer
kwam. Een ijzingwekkende lange stilte volgde dan. Het was moeilijk om over het
onderwerp verder te praten. Nog moeilijker om een ander onderwerp aan te
snijden Oudjaar 2015 trok Greet bij haar ouders in. Ze werd er tot de laatste
dag omringt door familie en vrienden. Ze werd er verpleegd, met heel veel
liefde en zorg van haar ouders Chris en Roger. Ook de mensen van Coda Hospice
namen de zorg over om de ouders te ontlasten. Bij palliatieve zorg ligt de
focus niet langer op genezing, maar op kwaliteit en comfort. Gelukkig maar. Hoe
waardevol de laatste weken ook mogen zijn, het vergt moed en
doorzettingsvermogen om een naaste zo te zien aftakelen. Greet Van den Sande,
geboren te Brasschaat op 18 juni 1978, overleed in haar ouderlijke woning op 04
februari 2016.Ze was slechts 37 jaar
oud.
Familie
en vrienden noemden haar: 'Bevlogen, bezield, nieuwsgierig, spontaan, zonder
kapsones, moedig, oog voor detail en voor schoonheid, ruimdenkend, goedlachs,
bekommerd, sociaal, creatief, lief, geliefd, behulpzaam', . Op deze manier
kunnen haar dierbaren nog uren doorgaan. Doch , woorden schieten tekort. De
nabestaanden blijven niet bij de pakken zitten en slaan de handen in elkaar.
Samen met Greets collega's van 'Toerisme Provincie Antwerpen' wordt een
fietsroute uitgestippeld, ter ere van Greet. Onderweg zijn er vijf stopplaatsen
voorzien die een speciale betekenis hadden in haar leven. Vijf plaatsen om even
halt te houden. Even stil staan bij haar leven, bij haar ouders, vrienden,
collega's en kennissen. Stil staan bij alle mooie herinneringen die haar
dierbaren meedragen in hun hart. Voor altijd.
Om
de fietsnetwerken in goede staat te houden, doet Toerisme Provincie Antwerpen
beroep op een enthousiaste groep vrijwilligers, de 'fietspeters en -meters'.
Zij controleren regelmatig een afgebakend deel van het netwerk, signaleren
zwerfvuil en wegenwerken, brengen ontbrekende of beschadigde bewegwijzering in
kaart, en zijn, kortom, onze ogen en oren op het terrein. Ook Greets ouders,
Chris en Roger, waren snel overtuigd om meter en peter te worden van een stukje
fietsknooppuntennetwerk.
Wij,
Rina en Luc, starten deze tocht bij knooppunt 96, op het eind van de Donkweg,
naast het natuurdomein 'De Oude Landen' en de fietsostrade. Het nieuwe fietspad
is aangelegd tussen het viaduct A12 in Antwerpen en het station van Ekeren. Het
werd op 26 juni 2012 plechtig opengesteld en meet in totaal 2,3 kilometer. Bij
dit knooppunt houden we halt bij het grote bijenhotel met de stralende A.
Talloze wilde bijen zwermen er rondom om. Ik nader voorzichtig het 'hotel' om
een close-up foto te maken. Ons Rina is er niet gerust in. Maar er is geen
gevaar, bijen doen niets als ze zich niet bedreigd voelen. Het is prachtig om
te zien hoe de werkers de uitgeboorde gangen in- en uit kruipen. Daarna vliegen
ze het natuurgebied in om de nectar van de eerste lentebloemen te verzamelen.
Een infobord geeft meer uitleg: 'In een bijenhotel laten 'wilde' of solitaire
bijen stuifmeel en eitjes achter om zich voort te planten. Bijen hebben er elk
hun hotelkamertje (een buisje van enkele millimeters groot) en leven alleen,
dus niet in een kolonie. Een wild bloemenmengsel werd uitgezaaid om de bijen
van nectar te voorzien. Het aanbod bestaat uit een buffet van nectar en
stuifmeel. Wilgen, klokjes, rolklaver en klimop zijn maar enkele van de soorten
op het menu. Zo zorgen de bijen voor de bestuiving van heel wat planten en
bloemen. Tijdens de eerste warme lentedagen van maart verschijnen de
metselbijen. Zij delen de nestgang op in verschillende kamers, gescheiden door
muurtjes van klei of leem. Behangersbijen verschijnen pas in mei. Zij bekleden
hun gangen met stukjes blad. De kleine zwarte tronkenbijtjes voelen zich pas in
hun element in de zomerse hitte en blijven doorwerken tot eind september'.
We
slaan linksaf op de fietsostrade. Rechts bevind zich de spoorweg (lijn 12) van
Antwerpen naar Essen. Links zijn er de vele volkstuintjes. De eerste plantjes
zijn geplant en gezaaid. Andere perken liggen omgeploegd te wachten om beplant
te worden. Het is weliswaar nog maar begin maart maar op de één of andere
manier belooft de mooie blauwe ochtendhemel er een warme dag van te maken. In
de nog kale, kleurloze tuintjes probeert een merel de eerste strofen van zijn
zangkunst te laten horen. De groene knoppen aan de bomen staan op springen. Nog
een week en alles kleurt groen. Langs het fietspad werd een perk met
'paasbloemen' aangelegd. De verschillende kleuren, wit, oranje en geel oogt
mooi van ver. Als we naderen zien we dat de meeste narcissen reeds verwelkt
zijn. We nemen nog een laatste foto van het bloemenveld en richten onze
aandacht aan het vogelinfobord: 'Vele planten en dieren kunnen enkel overleven
in natuurgebieden. Tegenwoordig liggen deze groene gebieden geïsoleerd in een
grotendeels bebouwde omgeving. Door het uitgebreide wegennet slagen vele
soorten er niet meer in zich vlot te verplaatsen tussen deze natuurgebieden.
Kleine landschapselementen zoals dit bosje, op de achtergrond, zorgen voor de
noodzakelijke verbinding tussen de natuurgebieden en vormen zo 'kleine
stapstenen' binnen grotere gehelen. Dit bessenbos is aangeplant voor onze
lokale vogels. Vogels zoals de merel, zanglijster, roodborst, pimpelmees en
koolmees vertoeven maar al te graag in zulke bosjes, want ze bieden hen zowel
voedsel, schuilmogelijkheid als nestgelegenheid'.
Onze
eerste klimming wordt het viaduct van de Veltwijcklaan. Ter compensatie rijden
we supersnel naar beneden. Toch wat afremmen voor de dwarsstraat. Over de
parking van 'Hof de Bist' slaan we rechtsaf. De 'Weegbreelaan' in. We genieten
van de kleurige voortuintjes. Het Chinees klokje is rond deze periode een felle
blikvanger. De ijzersterke plant bloeit in de felst mogelijke, gele kleuren op.
Ook de 'Magnolia' of de 'Beverboom' schittert in het zonlicht. In de volksmond
wordt hij ten onrechte 'Tulpenboom' genoemd. Hoe hij ook noemt, wij genieten
althans van de mooie bloemen. Wie ervan wil genieten moet niet te lang wachten.
De bloemen hebben al vlug te lijden van regen en wind. In de kruin, van de
boom, zit op een kale tak een merel. Rustig en ongestoord fluit hij zijn
deuntje. Het overstemt haast het voorbij razende verkeer.
Een
paar minuten later rijden we door de 'Gerardus Stijnenlaan'. Hier is nog een
landelijk gebied. Een kleine groep spreeuwen strijkt neer op de omgeploegde
weilanden. Tegelijkertijd vliegen ze weer op, om even verder zigzaggend weer
neer te strijken. Rechts van ons is nog een oude gemetste stenen omheining van
een vierkant boerderij. De heemkundige kring heeft er twee uitvergrote foto's
op canvas bevestigd. Een tractor en oplegger met hoog opgestapeld hooi wordt
naar een schuur gebracht. Links van de muur zien we de achterzijde van de
voormalige 'Sint Lucaskliniek'. Het gebouw werd in zijn ere hersteld en er werd
het vredegerecht in gehuisvest. Ook in de 'Sint Lucaslaan' heeft de Koninklijke
heemkunde van Merksem een canvasfoto bevestigd. Puur nostalgie.
Aan
knooppunt 78 is de eerste blikvanger. De eerste stopplaats met een speciale
betekenis. Hier start officieel de 'De Goedgemutste Greet-route': 'Greet wordt
geboren op 18 juni 1978 en is daarom een tweeling. Volgens de astrologie
blinken tweelingen onder andere uit in nieuwsgierigheid en het vertellen van
verhalen. Twee eigenschappen die Greet combineert in haar passie voor
fotografie. In natuurgebieden zoals de 'Oude Landen', of de Kalmthoutse Heide,
creëert Greet met haar camera sprookjes waarin dieren en planten ongemerkt de
hoofdrol spelen. Ze doet dit onder het label 'GreetThings'. Het geeft haar een
gevoel van onmetelijke vrijheid wanneer ze waakzaam wachtend eindelijk die
eenzame vogel in haar lens kan vangen'.
Bij
knooppunt 34 zijn we in Brasschaat. We hebben vijf kilometer gefietst. We
rijden in de Baillet Latourlei. Langs beide zijden groeien hoge statige
bomen. Ze hebben nog geen bladeren, maar de knoppen ogen al flink groen.
Tussendoor laat de vink zich regelmatig horen. Je moet de oren spitsen om boven
het gezang van de vogel andere zangers te horen. We genieten van de mooie
villa's met rieten daken, of van de moderne gebouwen met veel glasramen. Als we
de eerste rotonde naderen zien we de witte Magnolia bomen staan met hun
sierlijke witte bloemen. Het lijkt alsof het net gesneeuwd heeft. De bomen
stellen nauwelijks eisen aan de grond waarin ze bloeien. Een mooi decor voor
een fotoreportage. Sommige tuinen in de buurt zijn overwoekerd door de
rododendron. Deze heester is winterhard en heeft daarom zijn groene bladeren
behouden. De plant doet het uitstekend in een wilde tuin met veel licht.
In
het midden van de volgende rotonde staat een groot monument dat herinnert aan
de beide Wereldoorlogen. 'Ridders Oord' is het onderschrift, en ook nog 'Door
't Voorbeeld overwinnen'. Bij knooppunt 12 vinden we het monument van
Baillet-Latour, hoog bovenop twee verschillende sokkels. Opzij werd een
aluminium plaatje bevestigd met de woorden: 'Raf Thys 2014. Ferdinand de
Baillet-Latour. °1850 +1925, Graaf Ferdinand de Baillet-Latour was burgemeester
van Brasschaat van 1902 tot 1908 en gouverneur van Antwerpen van 1908 tot 1912.
Vanuit een grote sociale bewogenheid realiseerde hij vele projecten die tot op
vandaag het leven van mensen uit alle lagen van de bevolking verbeterden'.
Als
we knooppunt 10 volgen rijden we door het centrum van Brasschaat. Bij elke boom
worden we verwelkomt door het gezang van de vink. Hij behoort tot de vlijtigste
zangers van bos, park en tuin. In een grote villatuin staat een hoge en brede
Japanse kerselaar of sierkers. Hij valt op door zijn schitterende grote roze
bloemen die in grote trossen aan de takken bloeien. De boom vraagt weinig snoei
en onderhoud. In de buurt van knooppunt 10 houden we voor de tweede maal halt
bij een 'Blikvanger' van de 'De Goedgemutste Greet-route': 'In een huisje, in
de buurt, groeit Greet op. Omringd door een grote, warme familie. Met trots
praat ze dikwijls over familie uitstappen en reizen met het gezin, telkens in
haar zelf opgeknapte avonturenbusje. Deze warmte straalt ze uit naar iedereen
die ze ontmoet, of het nu vluchtig in de wandelgangen is, of tijdens een dieper
gesprek. Ook in haar job als Routedokter behandelt Greet elke melding met
evenveel zorg en toewijding'.
Aan
de 'Lage Kaart' moeten we linksaf, wij rijden even rechtsaf tot bij het
monument van kunstschilder Hendrik Luyten. Geboren in Roermond op 21 mei 1859.
Hij vestigde zich in België en stond vooral bekend voor zijn impressionistische
werken. Hij stierf in Brasschaat op 21 januari 1945. Verderop houden we halt bij
cremerie 'Cocorico'. Sinds juni 2013 wordt in het voormalige postkantoor een
ijssalon uitgebaat. Van heinde en ver komen de mensen aan een ijsje likken. Ook
vandaag, op deze zonovergoten dag zijn alle stoelen en banken op het Hendrik
Luytenplein bezet.
Voor
knooppunt 11 vinden we 'Blikvanger' nummer 3: 'Groene vingers. Greet houdt van
verse bio groenten, en kweekt ze zelfs eigenhandig in haar moestuintje. Van
aardbeien tot zucchini (courgette), van Belgisch witloof tot zuiders groen.
Alles groeit welig onder haar vaardige vingers. Overschotjes brengt ze steevast
mee naar het werk, om het vitamine peil van vriend en collega een gezonde boost
te geven'.
Op
de Miksebaan of de N121 moeten we linksaf. We rijden het domein van het kasteel
van Brasschaat binnen. We hebben bijna 16 km afgelegd. Het kasteel van
Brasschaat, links van ons, staat volledig in de steigers. Het gebouw wordt al
decennia lang door de gemeente verhuurd. De laatste bewoners en uitbaters van
het restaurant konden de huurprijs niet meer betalen en legden in februari 2016
de boeken neer. De huidige bewoners willen het kasteel opnieuw laagdrempelig
maken. Het Peerdsbos en het gemeentepark van Brasschaat zijn samen, sinds 2008,
een Vlaamse ankerplaats. Vanaf hier wordt het drukker. Wandelaars en fietsers
slalommen zich hier over de asfaltwegen een weg naar hun bestemming. Het is
extra oppassen voor kinderen. Sommigen rijden voor de eerste maal op een kleine
fiets en kennen het gevaar niet. Ouders haasten zich achter hun peuter of
kleuter die de eerste stapjes alleen waagt. Aan de rotonde, met in het midden
de obelisk, nemen we een korte halte voor enkele foto's. Deze gedenknaald was
een geschenk van graaf Georges Reusens aan zijn broer Armand, die tussen 1872
en 1901 burgemeester was van Brasschaat. Het park maakte toen deel uit van het
domein van de familie. De obelisk werd in 1884 gebouwd. Daarna rijden we tot
bij de melkerij van het Peerdsbos. Normaal moeten we linksaf, naar knooppunt
31. Maar hier houd het op. Dit wordt ons eindpunt voor vandaag. De overige 35
kilometer is voor een andere keer. We gaan nog gezellig iets drinken in de
voormalige boerderij die tot 1920 actief was. De huidige gebouwen dateren van
circa 1630. Ouders en grootouders genieten van een hapje en een drankje terwijl
de kinderen in de grote speeltuin ravotten. Ook bij de 'jeneverhut' kan je iets
drinken terwijl je kroost een partijtje minigolf speelt. Elke stoel of bank is
bezet. Dat is hier niet verwonderlijk. Het is hier telkens aanschuiven en
wachten op een plaatsje. Tot schrijfs.
Genoemd
na besluit van het schepencollege van 10 december 1956. Jozef De Weerdt werd
geboren te Antwerpen op 21 mei 1868 en overleed te Ekeren op 24 februari 1942.
Hij was burgemeester te Ekeren van 1918 tot 1938.
Er
is de afgelopen maanden al heel wat commotie geweest rond de Jozef De
Weerdtstraat. En het einde is nog niet in zicht. Eerst krijgen ze te horen dat
de wekelijkse markt van de Driehoekstraat moet verhuizen naar het Kristus
Koningplein. Op zich is dat geen probleem. Een markt behoort nu eenmaal op een
plein te staan. Maar de uitloop van de markt komt in de Jozef De Weerdtstraat
en daar kunnen de buurtbewoners niet mee lachen. De straat is er niet voor
geschikt vertellen ze. Of: Al die zware vrachtwagens van de marktkramers
kunnen hier niet keren of draaien zegt een ander. Een eerste infoavond voor de
bewoners van de Jozef De Weerdtstraat vind al plaats in november 2014. Spijtig
genoeg komen er slechts zes mensen opdagen. Een andere bron vermeld zelfs:
'slechts vier bewoners kwamen opdagen'. Misschien een teken van gelatenheid. Of
sommigen willen niet vechten tegen de bierkaai?
De
straat heeft ondertussen een facelift gekregen. De voetpaden langs beide zijden
werden versmalt. Nu kunnen de auto's elkaar kruisen zonder dat er
verkeersagressie ontstaat.
Op
Facebook verneem ik dat er een actiecomité opgericht werd. Vergaderingen komen
er met het districtsbestuur, en een meeting met het stadsbestuur brengt
misschien soelaas. Plannen worden grondig bestudeert, afspraken worden gemaakt
en weer verworpen.
Het
zijn niet allemaal tegenstanders van de wekelijkse markt in de straat. Ik
ontmoet Ria, op de hoek Jozef De Weerdtstraat/August Scheyvaertslaan. Op mijn
vraag of zij ermee akkoord gaat dat hier de wekelijkste markt komt te staan
haalt ze gelaten haar schouders op. Ik heb er geen problemen mee. Het zal op
woensdag druk zijn, dat wel. En vanaf zes uur wat lawaai zeker? Het zal altijd
voor iemand goed of slecht zijn. Voor mij is de markt in ieder geval kortbij.
Ik
wandel langs de pare zijde richting Kristus Koningplein. Tientallen bordjes met
de duidelijke tekst: Zonder Marktstraat werden voor de ramen bevestigd. Niet
elk huis heeft zo'n bordje, maar dat wil niet zeggen dat de bewoners niet
solidair zijn. Begin dit jaar (2016) werden jonge bomen aangeplant. Op een paar
bomen na mag de straat gerust 'laan' worden genoemd. Voorbij de bocht is het
eerste elektriciteitskastje geplaatst tegen de gevel van pand nummer 34. Hier
is de praktijk van Luc Van Tulder. Dokter in de algemene geneeskunde en General
Practitioner, wat zoveel wil zeggen als: geneesheer voor acute en chronische
ziekten. Naast een dokterspraktijk is er eveneens een Logopedie van Manu de
Waal gevestigd. Een afdeling 'De letterweg', dat zich richt op onder andere een
behandeling van lees- en spellingproblemen.
Voor
de in- en uitrit van supermarktketen Aldi is de weg nog afgesloten. We zijn
half januari 2016. Geen enkele auto kan de parking in of uit. Momenteel worden
de laatste stenen gelegd van de verhoogde berm. Als het weer mee zit is het
beslist klaar voor het weekend. Dan is het wachten op de eerste marktkramers.
Volgens Willie is dat voor maart, nog anderhalve maand dus. Willie woont met
zijn gezin in de August Scheyvaertslaan en heeft totaal geen probleem met de
wekelijkse markt in deze straat. Al begrijpt hij wel de frustratie van de
bewoners. Vanaf dinsdagavond moeten alle auto's uit de straat zijn. Waar
moeten al die auto's naartoe? Bij ons in de straat is geen optie. Onze straat
(AugustScheyvaertslaan) staat ook vol
geparkeerd. Er is volgens mij maar één mogelijkheid en dat is parkeren bij het
Veltwijckpark. Maar is daar genoeg plek? Hier in de Jozef De Weerdtstraat staan
meer dan honderd auto's! Zelf gaat Willie nooit over de markt, vertelt hij nog
voor hij afscheid neemt en verder stapt.
Langs
de overzijde wandel ik terug langs de onpare zijde.
Op nummer 7 woont Kathleen Philips, met een manuele kinesitherapie praktijk.
Ook
aan deze zijde staan op regelmatige afstand enkele kasten die de marktkramers
moeten voorzien van elektriciteit. De één werd tegen de gevel geplaatst, de
andere tegen de boordsteen.
De nummers 15 tot 19 is de ingang van de O.L. Vrouw van Lourdes kleuterschool.
Een jonge man wil me te woord staan. Op zichzelf heeft hij geen probleem met de
markt. Hij is slechts bezorgt dat de veiligheid van het kleuterschooltje in het
gedrang komt. Hebben ze dat dan niet bestudeert? vraag ik bezorgt. Hij
denkt het niet, maar als ik vraag of hij op de vergaderingen aanwezig was
antwoordt hij negatief. Met zoiets zullen ze toch wel rekening houden zeker,
denk ik nog voor we ieders onze weg vervolgen. Achter een raam werd een A4
pagina gekleefd met de volgende tekst: Districtsbestuur, als jullie de
JDW-straat niet deftig willen aanpakken, mag de markt voor ons part inpakken.
Bij sommigen zit het probleem dus echt diep. Even verder nog een ander blad
voor een raam: Deze straat werd veroordeeld tot 25 jaar 'puttekes' vullen,
bedankt districtsbestuur.
Tussen de nummers 57 en 61 is een braakliggend stuk grond te koop.
Ook tussen 61 en 65 kan een woning worden opgetrokken.
Woensdag
24 februari 2016. Markt in de Driehoekstraat. Voor de laatste maal wandelen, kuieren
en slenteren er marktbezoekers tussen de kramen. Sinds mensenheugenis heeft de
wekelijkse markt hier in de Driehoekstraat gestaan. Decennia lang 'de'
ontmoetingsplaats van vele Ekerenaars en sympathisanten uit de naburige dorpen.
Wie herkent het niet? Iemand ontmoeten op de markt is vanzelfsprekend. In het
midden van de weg komen ze elkaar tegen, en er ontstaan gesprekken die wel
enige tijd kunnen duren. Ze hebben totaal geen weet dat ze de doorgang
blokkeren voor de andere marktbezoekers. Buurtbewoners uit de Driehoekstraat
halen opgelucht adem. Nooit meer zoeken naar een plaats om hun voertuig te
parkeren. Het probleem verhuist naar de nieuwe locatie van de markt. Niet alle
kramen staan vandaag opgesteld. Hebben ze afgehaakt of zijn ze verhinderd? Misschien
zijn het 'losse' marktkramers: zoals de kaartenverkoopster die voor de
winkelketen 'Blokker' staat. Ze heeft wel een vaste plek aangevraagd maar dat
kan nog even duren. Er zijn nog zoveel wachtende voor u.
Op
Facebook van 29 februari 2016 werd een foto geplaatst door het 'Jozef De
Weerdtstraat Community'. De vereniging verwelkomt op deze manier de markt in de
straat. De foto vertoont een roos en een vlinder. Onderaan lezen we tekst:
Maar de roos heeft ook doorns, we stay vigilant. De organisatie plaatste er
de volgende tekst bij: Na een verbeten strijd om de markt uit onze straat te
bannen, reiken we u, marktkramers, de hand. Tijdens de ganse periode was u
spijtig genoeg de grote afwezige! Wij hopen dan ook dat u, door dit gebaar,
onze bewoners en onze straat met respect zal behandelen en 'op zijn minst' u
houdt aan uw verplichtingen die door de wet zijn opgelegd!
Woensdag
2 maart 2016. Vandaag wordt in Ekeren geschiedenis geschreven. Vanaf vandaag
staat de wekelijkse markt op het Kristus Koningplein en tot halverwege de Jozef
De Weerdtstraat. Voor de markt worden winkeltasjes uitgedeeld aan de
voorbijgangers. Het zijn winkeltassen van Ekeren Winkeldorp met een bijhorende
winkelactie spaarkaart. We hebben het niet gezien. Als we de markt weer
verlaten is er van een bedeling niets meer te zien. Niet elke plaats op het
marktplein is benut. Er zijn nog drie plaatsen vrij. We horen van een
marktkramer dat er enkele marktkramers terug naar huis zijn gereden door de
hevige regenbui van vanmorgen. De rest van de kramen staan wel dicht op elkaar.
Het zal wel in orde zijn. De brandweer is ter plaatse en keurt alles met
argusogen. Bij mooi weer, als het drukker wordt, wordt het hier drummen. Als
mensen hier in het wandelpad met elkaar willen keuvelen loopt alles vast. De
luifels van de over elkaar staande kramen komen tegen elkaar in het midden van
het pad. Als het regent blijven de bezoekers tenminste droog. Als de zon
tijdens de zomermaanden op zijn hoogste punt staat lopen de mensen in de
schaduw van de luifels.
In
de Jozef De Weerdtstraat, de Zonder Marktstraat, is meer plek tussen de kramen.
Ook hier zijn nog enkele vrije plekken. De kaartenverkoopster is vandaag niet
van de partij. Vanmorgen vroeg werd één auto weggesleept. Vergeten werk
waarschijnlijk? De wettelijke afstand tot de huisgevels werd ingekort tot 1
meter. Spijtig voor de bewoners op het gelijkvloers. Tot 13:00u leven de
bewoners in de schaduw van een marktkraam. Tijdens de bijeenkomst van 26
oktober 2015 werd beslist om zoveel als mogelijk rekening te houden met de
vraag van de omwonenden om geen grote kramen: zoals vis- en kippenkramen in de
straten te plaatsen. Die kramen staan op het Kristus Koningplein. Zo hebben de
bewoners van de Jozef De Weerdtstraat geen geurhinder en zal ook de lawaaioverlast
beperkt blijven. Voor de in- en uitgang van de kleuterschool staan geen
marktkramen. Op deze manier komt de veiligheid niet in het gedrang. Het laatste
kraam, vandaag toch, staat voor huisnummer 32. De groenten wagen van Fons
Peeters en zijn familie is ook aanwezig in de straat. Het is de enige
marktkramer die zijn cliënteel verrast met een fris fruitig drankje. Een
appelsapje als welkomstdrankje voor hun nieuwste stek. Ze verkopen als eerste
bakjes met geurige primula's. De mooie kleuren blauw, geel, witte en roze
bloemen zullen binnenkort overal staan schitteren in voortuintjes en op de
vensterbanken. Een gevoel van de nakende lente overvalt ons. Tot schrijfs.
Zondag
13 september 2015. Vandaag, Open Monumentendag, wordt het privédomein
Wolvenbos, van wijlen baron Kronacker opengesteld voor het publiek. De
weerberichten beloven niets goed voor vandaag. Regen over het hele land. Het is
nochtans droog als we richting Kapellen rijden. Vooraan, rechts, voorbij de
hoge gietijzeren poort staat de voormalige portierswoning die verhuurd is aan
de ex-boswachter van het domein. Hij is net buiten en heet ons welkom.
Tegenover de woning bevinden zich de voormalige paardenstallen die momenteel
gebruikt worden als garage. Op de zolder van de stallen sliepen vroeger de
paardenverzorgers. Achter de stallen werd een watertoren gebouwd die het kasteel
van drinkbaar water voorzag. Nu wordt de toren niet meer gebruikt.
Uitzonderlijk mogen we op het domein parkeren. Te voet gaan we tot bij de
splitsing. Achter een draadomheining is een klein dierenpark aangelegd. Bokken
en geiten liggen te herkauwen in een flauw waterzonnetje. Een honderd meter
verder staan kramen opgesteld. Een info- en een drinkbarkraam met tafels en
stoelen staan uitnodigend te wachten. Een springkasteel werd voor de kinderen
opgesteld zodat de ouders rustig van een 'Wolfbier' kunnen genieten.
We
volgen onze gids tot aan het dierenpark. Er komen steeds meer en meer mensen
bij. Gewoonlijk neemt de gids slechts 15 mensen mee. Nu zijn het er meer dan
het dubbele. Hij spreekt zacht. Je moet aandachtig luisteren en zeker niet te
ver af staan. Iemand maakt hem er op attent, maar hij praat niet luider. Als
hij halt houd om iets te vertellen wacht hij niet altijd tot de groep rondom
hem staat. Vooral ouderen en mama's met kindjes blijven wat achterop en kunnen
niet altijd mee volgen wat onze gids vertelt. Bon, soit. De gids vertelt:
'Dit domein noemt 'Wolvenbosch'. Hoe het aan zijn naam kwam hebben we niet
kunnen achterhalen. Waarschijnlijk vertoefden hier vroeger veel wolven. Het
behoort tot de familie Kronacker. Het kasteel staat momenteel te koop. Al drie
jaar zelfs. Moest iemand interesse hebben?' Niemand biedt zich aan. 'Kronacker
is niet de eerste eigenaar van dit domein. Verteld de gids verder. Voor hem
waren er nog twee. De familie Lievens, Fester en als laatste dus Kronacker. De
Familie Lievens bouwden als eersten een bescheiden villa op het domein in 1920.
Een hoge muur werd opgetrokken voor de privacy en zo creëerden ze een micro
klimaat. Daar maakte de familie gebruik van en legden een groentetuin aan die
aan de dagelijks behoefde kon voorzien'. Nu bloeien er op de perken nog mooie
najaarsbloemen. Kleine bomen zorgen voor schaduwrijke plekjes.
Vervolgens
stappen we langs vijf onzichtbare bunkers die gebouwd werden voor 1914 door het
Belgische leger. De bunkers steken bijna volledig onder de grond. Ze zijn
overwoekerd met grond,gras, struiken en
zelfs bomen. Als onze gids niets over de bunkers had gezegd hadden we er zo
voorbij gelopen. We wandelen langs weiden met grazende paarden. Houten beelden
worden her en der op het domein tentoongesteld. Het bos is verwilderd. De
vroegere wandelpaden groeien stilaan dicht. De rododendron begint aan een
offensief. Enkele jaren geleden wandelde de barones nog over de wandelpaden.
Zij werd geboren in Engeland in december 1917. Ze huwde met baron Kronacker,
een zakenman, die van 1944 tot 1947 minister was en in 1994 overleed. De
barones stierf op 93 jarige leeftijd in november 2011.
Het
voormalige vliegveldje, achteraan op het domein, werd aangelegd door de familie
Fester in 1930. Hier landen en stegen vliegtuigjes op tot 1953. Even later
staan we voor de ingang van het grote kasteel dat werd gebouwd door de
Antwerpse architect Paul Smekens tussen 1919 en 1921. Het werd de
verblijfsplaats van de familie Fester-Good. Baron Paul Kronacker en zijn zussen
kochten op 25 februari 1952 het gehele domein over. Het kasteel staat momenteel
leeg. Uitgezonderd de conciërge die nog toezicht houd en onderhoudswerken
uitvoert. Ook vormt het kasteel het decor voor de reeks op één: 'Voor wat hoort
wat'.
Om
af te sluiten luisteren we naar het strijkkwartet Opus 4 dat een ode brengt aan
het kasteel en zijn enorm domein. Tijdens deze portie wolvenmuziek drinken we
een Wolf-bier. Ze hebben 3 soorten: goudblond bier met 7,4% alcohol, bordeaux
van 8,5% en de Wolf 9 is amberkleurig met 9% alcohol. Tot schrijfs. Tekst: Luc
Verschooten. Fotos: Rina Meurs.
De
straat noemde tot 1866 Processieweg. Het gemeentebestuur besliste dan om de
naam te veranderen naar aanleiding van de toenmalige beenhouwerszaak die daar
gevestigd was.
Tijdens
WOII werden boven Ekeren zware bommen en verschillende brandbommen gedropt. Het
is 16 september 1940, twee uur 's nachts, vier zware bommen worden in de
Pastorijveld en in de Beenhouwerstraat geworpen. Er zijn geen doden, maar de
huizen in de nabijheid hebben allen verbrijzelde ramen.
Nummer 9 is een gewoon rijhuis. Hier bouwde Lin Verheyen een praktijk op met
'Psycho- en Creatieve Therapie'. Ook 'Klankmassage' wordt vermeld.
Op de hoek, nummer 41, was omstreeks 1910 een kruidenier gevestigd. Boven de
inkomdeur werd speciaal een raam dichtgemetseld om er een reclamepaneel te
bevestigen. Het opschrift luidde: F. Peeters Janssens. Bakker en winkelier.
Hoelang de winkel er was is niet geweten. In 1983 was dan kruidenier Donckers
aan de beurt. Hij bediende zijn cliënteel tot en met 1986. Nu is het pand een
woning.
Op nummer 4b, was een tijdlang Nail & Body Health gevestigd. Een
nagelstudio waar je verzorgt wordt door Sandra. Luc was verantwoordelijk voor
sportmassage en hersteltraining. Een plaats om te ontstressen of uit te rusten.
Pastorijveld
De
naam is een oud toponiem dat in 1608 vermeld staat als 'Pastoryelandt' bij 't
Hagelcruys.
Het nummer 25 is een 'Thuiszorgwinkel'. Sinds januari 2008 verkopen Walter
Penders en Lieve Jonkers medisch materiaal, kwalitatieve hulpmiddelen en
verzorgingsmateriaal.
Op nummer 27 vinden we in 1980 'Coiffure Anne', gespecialiseerd in permanente.
Na 16u op afspraak. Ze runde hier haar zaak tot 2002.
In rijhuis nummer 46 woonde een tijd lang 'De Witte Danny'. Hij was verkoper en
plaatser van vloer- en muurtegels in de jaren negentig van de twintigste eeuw.
Ook
Pastorijveld ontsnapt niet aan de bouwwoede. Het laatste stuk onbebouwde grond
wordt verkocht door bouwwerken Versnel. Er worden 8 ééngezinswoningen
opgetrokken.
Vuurkruisenstraat
Deze
naam werd verkregen vanaf 10 december 1956. Vernoemd naar een bepaalde
groepering van oud-strijders die in het bezit zijn van een 'vuurkruis'. Ze
werden uitgereikt aan de frontsoldaten tijdens WOI.
Op nummer 7 bevond zich in 2008 de enige winkel in de straat. Kapsalon 'Peggy'
met een laat avond service tot 20.00 uur. In 2012 verhuist Peggy naar Leo
Baekelandstraat 55 waar ze nu (2015) nog steeds een vertrouwd cliënteel heeft.
Waterstraat
Na
besluit van het schepencollege van 7 juli 1966 wordt dit gedeelte 'Waterstraat'
genoemd. De straatnaam hield verband met de slechte toestand van de weg en
bestond al nog voor de omgeving 'Bunt' bebouwd werd.
In nummer 4 was voor 1977 H. Van de Leur & Co bvba gevestigd. Een handelaar
in centrale verwarming.
Het nummer 10 is een mooie villa met de naam 'Zonneweelde'.
Op nummer 12 staat vanaf maart 1971 zaal 'De Geesten'. Voor feesten en
evenementen of een koffietafel bij uitvaarten. De zandweg ernaast leidt naar de
scouts lokalen en 'Tel 18'. Tel 18 is een jeugdhuis waar jongeren welkom zijn
vanaf 16 jaar. Er worden fuiven, filmavonden en optredens georganiseerd. De
medewerkers zijn een groep vrijwilligers.
Het nummer 16 is de pastorij, gebouwd in 1958. Men kan er terecht met alle
vragen in verband met parochiale aangelegenheden zoals catechese, vieringen
enz. Naast de pastorij werd ook een stenen kapelletje gemetseld. Eerlang hing
er een houten kruis, maar de tand des tijds besliste het kruis eraf te halen.
Rest enkel een donkere afdruk.
Achter de mooie afsluiting staat er nog een mooiere villa, gebouwd in 1896.
Devilla met nummer 26 wordt momenteel
gerenoveerd.
Bremboslei
Een
nieuwe straat sedert 1965. Dit was vroeger een zandige vlakte die men 'De
Gheest' noemde. Er groeide slechts brem en kreupelhout. De tennisclub 'TC De
Sigaar' is nog steeds een druk bezochte chalet van Stad Antwerpen. Ze bevindt
zich over de uitrit van de sporthal.
Op het nummer 3 startte 'Kenize' in 1992 een 'Schoonheidsinstituut' voor
gelaats- en lichaamsverzorging in deze woning. Kort daarna verhuisde het
instituut naar de Oosterlinckhoflaan.