Dag 2. Dinsdag 28 juni 2016. De dag begint bewolkt, doch is het al
19°C. Het ontbijt nuttigen we in de eetzaal van het kasteel. Samen met de
cursisten maar toch apart aan een tafeltje. Er is koffie en thee, wat voor mij
het belangrijkste is. Het ontbijt zelf is karig maar net genoeg. Frans brood
met hesp en kaas of confituur. En om af te sluiten een chocoladekoek. We kunnen
zelfs een picknick meenemen voor vanmiddag. Brood met beleg, water en een busje
cola. Dat laatste is om ons suikergehalte op peil te houden. Een mooi
initiatief van Marcia en Simon om een lunchpakket aan te bieden. Op deze manier
hoeven we geen bakker of snackbar te zoeken.
Vandaag rijden we naar Langres om de stad te bezoeken. Ze ligt
slechts op 50 km van Melay. Met de auto is dat echt niet zo erg ver eigenlijk.
Maar we zijn van plan om in enkele idyllische dorpjes halt te houden, gewoon om
de sfeer op te snuiven.
Ons eerste dorp is Neuvelle-les-Voisey, dat evenals Melay in de
Haute-Marne ligt. De streek is bosrijk en sterk heuvelachtig en heeft een rijk
en historisch verleden. De omgeving is niet alleen ideaal voor de rustzoeker,
maar de actieve wandelaar en fietser komt hier zeker ook aan zen trekken. We houden
halt in de nabijheid van de kerk om er even rond te wandelen. Het gebied was
van oorsprong een wijnbouwstreek. Door ziekte in de druiven was men verplicht
om over te schakelen op akkerbouw en veehouderij. Het kleine slapende dorp
heeft slechts 85 inwoners. Of het nu daardoor komt dat we niemand op straat
zien zullen we echt nooit weten. De vervallen Saint-Genéskerk werd gebouwd in
de 15de- en 16de eeuw. De kerk heeft echt zijn beste tijd gehad. Ze roept als
het ware om gerestaureerd te worden. Elke muur vertoont een grote scheur. Men
probeert de barsten wat te verdoezelen met bloemen en planten, maar echt lukt
dat niet. Het is en blijft een oud geval. Achter de kerk staat het spierwitte
monument van de Eerste Wereldoorlog. Het wordt opgedragen aan de gesneuvelde
soldaten van het dorp. Het monument lijkt net geschilderd. De felle kleuren
zijn in schril contrast tegen de spierwitte sokkel. Ook de witte Franse haan
met rode kam zit sierlijk bovenop de witte gedenksteen. Je verwacht dat hij
alle seconden gaat kraaien. Er zijn geen winkels maar een camionette komt al
toeterend de straat ingereden. Het is de Boulangerie et Patisserie van het
naburige dorp die hier dagelijks zijn ronde doet. Hij vervoerd niet alleen
brood, maar ook charcuterie en fruit zijn te verkrijgen. Hij mag toeteren zo
veel hij wil. Niemand komt de deur uit. Het charmante 'Maison commune' heeft op
het pannendak nog een vierkante aluminium kapel met bronzen schoolklok. Toen
Frankrijk in 1871 een republiek werd moest elke gemeente of stad over een
gemeentehuis beschikken. Een Mairie of Hotel de Ville. Een plaats waar elke
burger kon gehoord worden. Ook moest de plaatselijke burgemeester ervoor zorgen
dat elk kind school kon volgen. In de meeste gemeentehuizen werd een lokaal
voorzien om les te geven. Dit gemeentehuis doet nu nog dienst als school en
eveneens als postkantoor. De oude waterbron werd omgebouwd tot vijver. Rondom
werd een bloemenperk aangelegd met rotsen. Een kunstreiger staart in het water
en wacht tot een prooi in de buurt komt.
Hier en daar steekt een heuvel boven het landschap uit. Tussen de
akkers ligt ons volgende dorpje
Vernois-sur-Mance. We parkeren langs de Grand'rue op een hoogte van
ongeveer 250 meter.
Volgens Wikipedia woonden hier 155 zielen in 2013. Vlakbij de kerk
staat de 18de eeuwse fontein. De grote ronde waterbak is een mooie kleurige
bloemenbak geworden. Ook het Heilig Hartkruis staat vlakbij. De O.L.Vrouwekerk
werd in 1733 gebouwd. In de toren hangen twee koperen klokken van 1836. De
dakbedekking is in verschillende mozaïekkleuren geschilderd. Ook deze kerk is
aan restauratie toe. De poort is niet op slot. Twee meter verder staan we voor
een gietijzeren hekwerk. Dat blijkt wel gesloten. Door de tralies nemen we
enkele foto's. Een houten lambrisering werd tot twee meter hoog aangebracht.
Daarboven zijn de gestucte muren en kruisgewelven beschimmeld van het
optrekkend vocht. De verscheidene heiligenbeelden brengen gelukkig wat kleur in
het interieur. Terug buiten wandelen we tot bij het oorlogsmonument dat werd
opgericht als herdenking aan de slachtoffers van beide Wereldoorlogen en één
slachtoffer van de Franse Indochinese Oorlog. Onderaan staat een plaquette met
foto als aandenken voor een gesneuvelde soldaat tijdens de oorlog in Algerije
in 1932-1936. Het monument heeft op elke hoek een obus staan dat met elkaar
verbonden is door een zware ketting. Twee vlaggen wapperen aan de
herdenkingssteen. Het gemeentehuis 'Mairie' werd opgetrokken van 1849 tot 1850.
Op het gelijkvloers is de vergaderzaal voor de gemeenteraad. En zoals
gebruikelijk werd er in het gebouw ook nog les gegeven. Het verdiep was de
woning van de leraar en zijn gezin. In de kelder was de gevangenis. Hier in het
dorp is een klein winkeltje. De deur staat uitnodigend open. Op het uitstalraam
staat 'Epicerie Tabac' vermeld. Als we binnen kijken lijkt het meer op een
kleine supermarkt. De meeste woningen hebben nog een TV-antenne op het dak.
Schotelantennes heb ik nog niet tegengekomen of ze moeten verdekt zijn
opgesteld. We komen op het plein met de oude ronde fontein-wasplaats. Volgens
oude prentbriefkaarten was er een ronde zinken dak boven de wasplaats. Nu rest
er alleen het water dat meer weg heeft van een open fontein.
We rijden door de regio Franche-Comté. Een streek voor genieters.
We rijden weer door het glooiende, pittoreske landschap. Een mix van fraaie
landschappen, mag ik wel stellen, met uitbundig veel groen. We houden halt in
Vitrey-sur-Mance. De plaats grenst aan de Haute-Saône en de Haute-Marne. Dwars
door het prachtige dorp stroomt de Mancerivier. Voor de kerk staat een bron
eindeloos water te lozen. Ze stond in verbinding met de wasplaats ernaast. Het
gebouw kreeg een totale metamorfose. De wasplaats werd gerenoveerd en is nu een
bekende kapperszaak. De Saint-Laurent kerk is oorspronkelijk van de 16de eeuw.
Tijdens renovatiewerken in de 18de eeuw werd ze nog sterk uitgebreid. De
kerktoren heeft een dak mozaïek. Sommige kerkmuren worden ondersteunt door
ijzeren poutrellen. De hoofdingang is afgesloten. Een dorpsbewoner wenkt ons
naar de zijingang. Deze is niet op slot en we betreden de kleine kerk. We
vinden veel verschillende heiligenbeelden waaronder de Heilige Theresia die we
geregeld tegen komen in de kerkgebouwen. Plaquettes danken haar meermaals voor
haar bescherming. Rechts, vooraan staat een indrukwekkende houtkachel. Een
grote stapel eiken- en beukenhout ligt ernaast opgestapeld. Ook hier heeft de
kerk te lijden aan opstijgend vocht. Het tabernakel werd grondig gerestaureerd.
Terug buiten wandelen we enkele trappen op tot bij het gemeentehuis. Het breed
gebouw met verdiep heeft vroeger ook dienst gedaan als school. Naast het gebouw
pronkt het monument voor de gesneuvelden. Het dorp herdenkt de slachtoffers van
1914-1918, en de slachtoffers die gestorven zijn voor Frankrijk in Algerije.
Twee slachtoffers zijn van Indochina afkomstig. Ook hier prijkt een haan
bovenop het monument.
Zacht golft en deint de eindeloze, gladde, asfaltweg over heuvels
en dalen. De bewolking lijkt op te lossen. De lucht wordt lenteblauw. Verderop
slenteren we door het schilderachtige dorpje Ouge langs de D44. Het dorp dankt
zijn naam aan de bronrivier Ougeotte. In 1636 werd Ouge, na een totale
verwoesting, geleidelijk heropgebouwd door boeren, wijnmakers en
ambachtslieden. Tijdens WOII werd het dorp bezet door de Duitsers en werden de
huizen gevorderd. De laatste volkstelling dateert van 2011 en men kwam op
slechts 123 inwoners. Bijna volledig omgeven door een haag staat de Heilige
Maagd Maria op een hoge sokkel. Het monument werd geplaatst op 14 september
1944. Vlak voor het gemeentehuis prijkt het monument voor de gesneuvelden. Het
werd opgedragen aan hen die stierven voor het vaderland. Ouge heeft een mooie
St-Remykerk. De bouw begon in 1832 en in 1875 werd ze reeds uitgebreid. De
laatste restauratie dateert van 2010. De poort is open, maar weer staan we voor
een gesloten hek. En deze keer is er geen zijingang. We kunnen toch mooie
foto's nemen. De kroonluchters zijn adembenemend. De kleurige heiligenbeelden
staan op een sokkel hoog tegen de muur. Opzij van de kerk werd het kasteel
gebouwd met een botanische tuin van 8 hectare. De tuin werd grotendeels in 1980
aangeplant. Het park is versierd met een Japanse vijver en een monumentale
fontein. Het kasteel is in private handen en dus niet toegankelijk. Ooit waren
er in het kleine dorp vier fonteinen. Er zijn er nog maar twee van over.
Voor we het dorp Fayl Billot binnen rijden zien we de
tentoongestelde kunststukken langs de weg staan die vervaardigd zijn met riet.
Een supergrote hand met onderarm houdt grote rieten stengels vast. Het dorp
ligt op het kruispunt van vier verschillende regio's. Bourgogne,
Champagne-Ardenne, Franche-Comté en Lorraine. Het is een doolhof van heuvels
met kleine vlakten en valleien. Het gebied heeft 3000 ha bos. Het water komt aarzelend
in kronkels naar beneden en zoekt zijn weg verder tot de Middellandse zee.
Daardoor heeft het dorp een overvloed aan bronnen, fonteinen en wasplaatsen.
Bos- en landbouw zijn de voornaamste activiteiten van de plaatselijke
bevolking. Het dorp is redelijk groot en vooral bekend voor zijn Nationale
School voor Osiériculture en mandenmakerij. De Onze Lieve Vrouwekerk, op de
Place de l'eglise, is dan eveneens flink uit de kluiten gewassen. Het gebouw
dateert van 1865-1870. Het is klimmen tot bij het portaal van het gebedshuis.
De deur is open. Een vochtige kerk maar toch heeft ze iets. Mooie glasramen,
indrukwekkende tabernakel en kleurige beelden. Het orgel staat vooraan en wordt
bespeelt door de organist. In de zijmuur werden de namen gegraveerd van de vele
slachtoffers uit WOI.
Het grote monument voor gesneuvelden staat te midden van een
bloemenperk voor de ingang van de kerk. Op de sokkel staan de namen vermeld van
de slachtoffers van beide Wereldoorlogen. In de opmerkelijke wasplaats staat
geen water. Aan de buitenzijde spuit nog een flauw straaltje water in een
betonnen bak. De overloop laat het water verdwijnen in de riool. De droge
wasplaats wordt versiert met bloemen. In de zijgevel staat het jaartal 1803 in
gebeiteld. Vlakbij staat de kleine oude O.L.Vrouwkerk die voornamelijk dateert
uit de 16de eeuw. Het gebouw heeft meer weg van een grote kapel dan een kerk.
Ze is spijtig genoeg afgesloten. Door het glas in de deur kunnen we toch enkele
foto's nemen. De vele zitbanken voor het altaar laten vermoeden dat er nog
regelmatig erediensten worden gehouden. Rond het altaar staan verschillende
kleurige heiligenbeelden.
Achteraan het 'Office du Tourisme' is de voormalige
mandenvlechters school.
Om 11:00u vertrekken we naar Langres. Het is nog slechts 25km
rijden. De auto geeft 24°C aan als het zachtjes begint te regenen. Net genoeg
om de voorruit schoon te vegen. Even verder schijnt terug de zon en stuur ik de
wagen door een mooi zonovergoten landschap met indrukwekkende vergezichten.
Opnieuw zijn er de talloze witte wolken die moeten we er helaas bijnemen. We
parkeren een weinig later op parking Belair in Langres. De historische
vestingstad ligt prachtig op een hoogte boven het plateau waar verschillende
rivieren ontspringen, zoals de Seine, de Marne, de Aube en de Maas. Tijd voor een rondleiding langs de
bezienswaardigheden van de stad. De stadspoort is ons eerste indrukwekkende
bouwsel. Het is slechts één van de zeven poorten die deze 2.000 jaar oude stad
nog telt. Een grote muur omringt de hele vesting met enkele torens waarvan nog
3,5km te zien is. De 'Tour de Navarre' is een rondweg over de stadsmuren. Een
aangename wandeling waarbij men kan genieten van het schitterende uitzicht dat
zich uitstrekt beneden de stadsmuren. Tijdens de gehele rondgang zijn er 7
poorten en 12 torens van de citadel te bezichtigen.
Een waterpomp uit vroegere tijden lekt langs beide zijden
dagelijks honderden liters water in een waterbak. Geen mens die er zich aan
stoort. Een bordje vertelt de kuierende mensen dat het geen drinkbaar water is.
Hier is wel meer volk dan in de kleine dorpjes onderweg. De meeste mensen
kuieren langs de uitstalramen van de vele winkels. De partner draagt de vele
zware zakken met etenswaren, kleding en cadeaus.
Het volgende gebouw is het 'Ancienne Chapelle des Oratoriens' of
de 'Voormalige kapel van het Oratorium'. In 1616 deed bisschop Sébastien Zamet
een beroep op de congregatie van de Oratoriërs om een seminarie te leiden. De
prelaat geeft de terreinen en gebouwen van het St. Amâtreklooster met als doel
vorming te geven aan Franse geestelijken. Pas in 1676 werd de kapel voltooid.
In 1838 werd het gebouw getransformeerd in een theater en heeft momenteel een
capaciteit van 250 zitplaatsen. De voorgevel vertoont maskers, partituren en
instrumenten op het fronton boven de ingang. De laatste renovatie gebeurde
tijdens de laatste eeuwwisseling.
In het hoge gebouw van de voormalige Seminarie (1673 1687) waren
maar liefst 74 kamers in gebruik door toekomstige priesters tijdens hun
opleiding.
Het 'Ancien Collége des Jésuites' of het 'Voormalige Jezuïeten
College' werd in 1621 bewoond door, de naam zegt het zelf, de Jezuïeten. Dit
college kon 200 jonge notabelen van de stad huisvesten. In 1746 werden de
gebouwen vernietigd door brand, maar alles werd herbouwd in 1770 tegen de 13de
eeuwse stadswallen. De Jezuïeten konden er niet meer van genieten. Ze werden in
1762 uit Frankrijk verdreven. Momenteel geeft het gebouw een verlaten indruk.
Bij het standbeeld van Diderot houden we halt. Denis Diderot werd
geboren op 5 oktober 1713 in het gebouw nummer 9 van dit plein. Hij stamt uit
een kleermakersfamilie en studeerde filosofie in het voormalige
Jezuïetencollege. In 1728 vertrekt Diderot op 15 jarige leeftijd naar Parijs om
zijn studies verder te zetten. Daar wordt hij één van de grootste denkers van
de 18de eeuw. Een van zijn meest bekende werken is de bekende encyclopedie, een
woordenboek van de wetenschappen, kunst en beroepen met een oplage van 2075
exemplaren. Honderd jaar na zijn dood, in 1884, kreeg het plein zijn naam en
werd dit standbeeld ingehuldigd. De verschillende namen op de sokkel zijn van
personen die hebben meegewerkt aan het tot stand brengen van de
encyclopedie.
Het 'Maison à pans de bois' oftewel een werkmanswoning van de 15de
eeuw. Tijdens de middeleeuwen werden talloze huizen gebouwd met smalle en hoge
gevels. De meeste van deze panden werden gebruikt voor zowel bewoning als voor
ambachtelijke doeleinden. In de loop der eeuwen werden de gevels aangepast en
veranderd. Dit huis bleef zijn werkgevel behouden. De twee kelderniveaus werden
gebruikt als opslagplaats. Het gelijkvloers werd opgetrokken in steen waar een
werkplaats of ambachtswinkel werd uitgebaat. De overhellende verdieping werd
gebruikt als woonhuis.
Het 'Hotel D'Amboise, Dit de Rose' is een voormalig klooster uit
de 16de eeuw. Het werd gebouwd in opdracht van Jean D'Amboise, decaan en
bisschop van Langres van 1496 tot 1510. De moderne naam is waarschijnlijk te
wijten aan markies de Rose die eigenaar werd in de tweede helft van de 19de
eeuw. Momenteel staat het gebouw te koop en ons Rina wil er direct een B&B
van maken. Het zou nog kunnen aanslaan ook. We zijn in een toeristische stad.
We wandelen verder rond de 'Cathédrale Saint-Mammès' van de 12de
eeuw. De imposante voorgevel dateert van 1768. Op het fronton staan twee
monumentale beelden, links symboliseert de Synagoge en rechts de Heilige kerk.
We kunnen binnen een kijkje nemen. De kathedraal is koud, kaal en donker, zoals
een kathedraal elders. De verschillende kapellen rond het altaar zijn
opmerkzaam waaronder 'De Saint Cross Chapel' dat werd gebouwd voor Jean
d'Amoncourt.
Na de kathedraal wandelen we door het park. Het groene plein
herbergt een sierlijke kiosk, met toiletten, en ernaast een grote omheinde
vijver met fontein. De tuinman heeft zich met bloemen uitgeleefd en er iets
moois van gemaakt. Het standbeeld van
Jeanne Mance werd opgericht op 5 mei 1968. Jeanne Mance, geboren op 12 november
1606, was een buitengewone persoonlijkheid. Als tweede kind van 12 kinderen
wijdt ze zich aan het moederschap om haar te vroeg overleden moeder te
vervangen. Gedurende deze jaren in Langres offert ze zich op voor haar
landgenoten tijdens de dertigjarige oorlog, bekommerd ze zich om de 5500
slachtoffers van de pest in en rondom Langres en alle ellende van dien. In nauw
contact met de Jezuïeten uit de stad en met de eerste Franse missionarissen in
Amerika, verlaat ze haar geboortestad in 1640 om gehoor te geven aan de
roeping. Na een verblijf van enkele maanden in Parijs, scheept ze zich in bij
La Rochelle met een vijftigtal gelijkgestemden. Uiteindelijk landen ze op 17
mei 1642 op het eiland St. Laurent; daar wordt Ville-Marie de naam voor het
latere Montreal gesticht. Als verpleegster en moeder-overste, de rechterhand
van de gouverneur Paul Chomedey uit Maisonneuve, ontwikkelt ze haar talenten
ten dienste van de Fransen en de Indianen in Amerika, zonder onderscheid te
maken. Ze overlijd op 66 jarige leeftijd te Montreal Canada op 18 juni 1673.
Het 'Hôtel de Piétrequin' stamt oorspronkelijk uit de vroege 17de
eeuw. Vanaf die tijd werden in Langres de eerste herenhuizen of stadspaleizen
gebouwd. Dit viel samen met de opkomst van de bourgeoisie in dienst van het
vorstendom. Het verkrijgen van administratieve verantwoordelijkheden had voor
sommige families een hoger sociaal niveau ten gevolge. Vanaf dat moment
investeerde men meer in onroerend goed. Dit is de reden dat de luitenant
generaal en drost van de koning te Langres Philbert Piétrequin in 1613 dit
herenhuis liet bouwen. De toegangspoort is van de 18de eeuw.
Het 'Hôpital de la Charité' werd gebouwd in 1774. Als reactie op
de pestepidemieën sticht bisschop Sébastien Zamet in 1638 de orde van de
Charité om de arme zieken te verplegen. De nieuwe organisatie krijgt een
hospitaal in beheer, bestaande uit verschillende panden die aanwezig waren. Na
een brand in 1770 werd het mogelijk een functioneler gebouw te ontwerpen. Het
nieuwe hospitaal werd gebouwd met twee paviljoens en een centraal gelegen kapel
met twee zijvleugels. De beide vleugels waren voor de zieken, terwijl in de
beide paviljoens de zalen voor revalidatie, de apotheek en een operatiezaal
waren opgenomen. Op het fronton van de kapel is een afbeelding van de Charité
die de weeskinderen ontvangt, terwijl op de zuilen naast de toegang
afbeeldingen van de geneeskunde en chirurgie zichtbaar zijn.
Het 'Ancien Couvent des Carmes' is een voormalig klooster en kapel
die werden gebouwd in 1754 voor de Karmelieten. Deze orde was echter niet
geliefd in Langres. In 1825 wordt het complex verbouwd tot klein seminarie om
toekomstige priesters op te leiden tot het bisdom.
We komen bij een opmerkelijk gebouw dat een hotel blijkt te zijn.
Na meer dan twee eeuwen van hun bestaan verwierf het college van wethouders in
1581 een groot gotisch gebouw aan de korenmarkt, het huidige Place de l'Hôtel
de Ville. Het gebouw deed niet alleen dienst als gemeentehuis, maar ook als
rechtbank en spoedig daarop als gevangenis van het koninklijke gerechtshof. Een
brand in 1774 in het gevangenisgedeelte was de reden van een volledige
renovatie. Het centrale gedeelte van de voorgevel werd naar voor uitgebouwd en
voorzien van een vier imposante zuilen met fronton. Dit gedeelte bleef gespaard
bij een nieuwe brand in 1892 die de rest van het complex verwoestte.
Bij de voormalige kapel van het Ursulinenklooster hangt een
informatiebordje met tekst in het Frans en Engels. We lezen: Na aankomst te
Langres in 1613 werden de zusters van de orde van St-Ursula aangewezen om de
jonge meisjes op te voeden en de oudere pensiongasten te verplegen. De
zustergemeenschap bewoonde eerst een voornaam herenhuis in de gemeente voor ze
in 1631 een meer praktisch klooster lieten optrekken. Pas aan het eind van die
eeuw (1670-1680) werd de kapel voltooid. Op het portaal zijn nog steeds
decoraties zichtbaar zoals: gekoppelde zuilen, nissen en verstrengelde
emblemen. Vanaf 1818 werd het complex een kazerne en in 1974 werd twee derde
van de gebouwen gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouwwoningen.
De priorij van Saint-Martin is oorspronkelijk van de 11de eeuw.
Maar daar is totaal niets meer van te zien. De huidige kerk werd gebouwd vanaf
de 13de eeuw tot de 18de eeuw. Na een brand in 1725 werd het gebouw volledig
gerenoveerd en kreeg het zijn huidige uitzicht. De klokkentoren is 52 meter
hoog en bestaat uit vier niveaus.
Om 16:00u verlaten we Langres en rijden richting de Romeinse Villa
in Andilly-en-Bassigny. Een bijzondere Gallo-Romeinse site met thermische baden
en een Merovingisch grafveld. Het is de enige te bezoeken vindplaats van dit
genre in het oosten van Frankrijk. Maar eerst passeren we nog twee charmante
dorpen.
Het dorp Bannes is een kleine gemeenschap en telt ongeveer 400
inwoners. We rijden langzaam op de door een zonovergoten D74. Op deze manier
kunnen we intens van de omgeving genieten. Het centrum met kerk ligt verscholen
achter de mooie villa's links van ons. Het gemeentehuis en monument zijn zeker
een bezoek waard. De landelijke woningen langs de kant van de weg zijn omgeven
door statige loofbomen en sierlijke tuintjes. Even verder verlaten we het
centrum en rijden terug de wijde natuur in. Links van de D74 ligt het grote
meer van Charmes met 197 hectare water. Het meer is vooral in trek bij
sportvissers door de grote hoeveelheid snoek en karper waarop gevist kan
worden.
Rechtsaf rijden op de D35, door het dorp Neuilly L'èveque met veel nieuwbouw en gerenoveerde
huizen. Alleen rond de kerk zijn nog oude antieke panden die staan te
verkommeren. De kerk van de Geboorte van de Maagd Maria werd op het hoogste punt
gebouwd in 1810 op de plaats van een oud kasteel. In de buurt werd het
opmerkelijke monument van WOI geplaatst. Een bronzen engel houdt lauwerkransen
in de hand. Op de sokkel staan de namen van Onze Helden die stierven voor de
vrede. We blijven de D35 volgen tot Andilly-en-Bassigny. De GPS loodst ons dan
verder tot aan een buitengewoon archeologisch monument.
In 1878 stuit men tijdens de aanleg van een spoorbaan toevallig op
oude ruïnes van een Gallo-Romeinse villa. In 1961 begint een vereniging uit de
Haute-Marne aan de opgravingen. Sinds 2009 worden voor het eerst opgravingen
verricht in de boerderij van de villa. De resten van de ommuring zijn
verwijderd, alleen de funderingen op de onderliggende kalkbodem zijn bewaard
gebleven. Naast de boerderij staat een klein gebouwtje op palen. De resten van
het metselwerk getuigen van een consequent hergebruik van bouwmaterialen.
De villa werd gebouwd in de buurt van een heerweg, tegen een
heuvel. Hoogstwaarschijnlijk was de villa eerder een prestigieus Gallisch
landgoed, zoals sommige archeologische vondsten doen veronderstellen. De
uitbreidingen en verbouwingen van de villa in de loop van de tweede eeuw geven
de opmerkelijke welvaart van het bedrijf weer. Dit is overduidelijk te zien aan
de weelderige decors in het woongedeelte: de tijdens de opgravingen gevonden
stukken maakten het mogelijk sommige ruimtes te restaureren met beschilderde
stuclagen, mozaïeken en marmeren tegelvloeren.
De thermen van meer dan 800m², tot nog toe de grootste privé
thermen van Gallië, hadden een verwarmd zwem- en zweetbad, een koud zwembad en
door 'hypocaustum' het vloerverwarming-systeem uit die dagen verwarmde
vertrekken. De inrichting duidt op een behoefte aan vertier en ontspanning,
kenmerkend voor een heersende klasse die haar welvaart van het land haalde in
een oorlogsvrije periode. De eigenaar bekleedde ongetwijfeld hoogwaardige
functies, hij gebruikte zijn villa alleen voor zijn eigen plezier en liet de
verantwoordelijkheden van de boerderij over aan een rentmeester of slaaf.
Ten westen van de vindplaats zijn nieuwe kamers en suite ontdekt.
Zij vertegenwoordigen de laatste staat van de villa. Deze kamers dragen nog
sporen van muurschilderingen. De vloeren zijn bedekt met een mortier van
fijngestampte dakpan scherven. Onder de vloeren van de kamers zijn houten
leidingen ontdekt: onder een deurdrempel is een staande metalen ring gevonden.
In één kamer werd afgezien van verwarming en twee van de gevonden kamers werden
niet aangesloten op het vaste verwarmingssysteem.
Ruim een eeuw nadat de villa leegstond, werd in de ruïnes een
Merovingische begraafplaats aangelegd van zo'n honderd graven (eind zesde,
begin zevende eeuw).
Na dit bezoek rijden we terug naar Melay langs steile hellingen en
schilderachtige dorpjes zoals: Ranconnieires, Saulxures, Bourbonne-les-Bains en
Villars St-Marcinellin waar we om 18:00u toekomen. Het diner is om 19:30u. Met
een glaasje wijn en een kop koffie of thee na het dessert. Simon houdt ons
gezelschap tot half tien. Tijd voor ons huisje 'weltevree'. Tot morgen. Tekst:
Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.








|