De
gsm weet niks van toerisme. Die wil ons heel de tijd naar de kortste
weg sturen. Wij willen de oude route naar de kust, die mooier zou
zijn. Eens we van de snelweg af zijn krijgen we een afdaling door de
jungle. Een deel van de weg is nog geplaveid met kasseien, langs de
kant staan er hortensias. Ik heb het idee dat ik op een heel lange
oprit rij. We stoppen bij een waterval en een oude brug. Het
uitzichtpunt zien we hopelijk op de terugweg, nu hangen er wolken.
Morretes
is een koloniaal stadje waar we lunchen. Het restaurant waar we de
auto goed zichtbaar kunnen parkeren is enorm, net zoals hun schotels.
Na de sla (met spruitjes) kregen we dit voor onze neus (voor 2
personen). En dan hoopten ze ons daarna nog geflambeerde bananen met
ijs te slijten...
Het
oude centrum is best gezellig, zelfs nu, bij regenweer en buiten
seizoen, zijn er nogal wat toeristen.
Daarna
hebben we nog twintig minuutjes te rijden tot Antonina. Er zijn hier
ook nogal wat koloniale gebouwen maar er is meer verval. Het lijkt me
de locatie wel om als verslaafde poëet aan je einde te komen. We
hebben een geweldig uitzicht vanuit onze kamer op de baai en de
onderkant van de heel groene heuvels. Andere toeristen heb ik nog
niet gezien. Dit hotel is aantrekkelijk maar ik denk dat er hier
verder weinig te beleven valt. Er is ook geen strand, we zitten nog aan de rivierdelta.
De laatste foto is er nog eentje van Curitiba by night.
De
expediteurs schijnen toch wat in gang te schieten zodat Frans (niet
al te ongerust) mee op stap kan. Het is een half uur wandelen naar
het 'Oscar Niemeyer' museum. Onderweg zie je allesbehalve eenheid in
de architectuur. Van de tentoonstellingen blijven me vooral de foto's
bij van de Rus Sergey Maximishin (zoek maar eens op).
De
tunnel naar de binnenkant van het 'oog' is veelbelovend maar eens
boven valt de zaal tegen. In zo'n zwarte bolle ruimte moet je vooral geen
expositie maken met spierwitte muren.
We
nemen een uber naar 'unilivre' dat is de vrije universiteit voor
ecologie. Groot is ze niet maar alleen al voor het toegangspad door
een kleine jungle zou je er willen studeren. De zes klassen zijn in
een oude groeve op palen gebouwd met een houten spiraalvormige gang
er rond. Van daarop zien we zeker 11 verschillende vlindersoorten.
Eten
doen we nog eens aan een buffet waar je per gewicht betaald. Zo kom
je ook aan je portie groenten. De Botanische tuin valt tegen. De
serres zijn ze aan het opknappen en veel planten zijn er niet te
zien.
Op de
mercado central verkopen ze vooral veel noten. In het centrum bekijk
ik nog een tentoonstelling met hedendaagse aquarellen van
Braziliaanse planten.
De laatste foto is van de bushokjes die platforms aan beide kanten hebben zodat je maar één vluchtheuvel nodig hebt in het midden van de weg.
Hier
aanzien ze me niet als een buitenlander. Het gevolg is dat ze je in
het Portugees aanspreken. Je vindt hier trouwens weinig mensen die
Engels of Spaans spreken. Ik vind het vervelend om weer met mijn mond
vol tanden te staan. Ik kan me ook moeilijk voorstellen dat Chloé
Portugees praat.
Geen
foto's van de groene heuvelachtige omgeving want ik zat achter het
stuur. Frans zijn hoofd zit vol met werk en problemen met de
verscheping. De lunch, (pasteles de carne), was nu niet bepaald
gezond voer. De rit van 4 uur bracht ons wel een stuk oostelijker. We
zijn nu niet ver meer van de kust.
Curitiba
is best aangenaam en de temperatuur is perfect. Er zijn brede
wandelstraten met mooie bestrating. Er is een klein historisch deel
met terrasjes en er zijn veel parken. Vanavond aten we in de 24 uur
straat. Niet echt top maar OK. We zaten naast 4 Bolivianen die hier
een week op cursus waren. Zij lustten de caiperinia ook wel.
Een
naam en een stad om te vergeten. We rijden weerom 5 uur door een
groen landschap. Als je niet op de bomen let zou het ook Duitsland
kunnen zijn. De meest opvallende boom is de auracaria (foto's). De
gemeenten, halen de Duitse netheid niet. We eten in een supermarkt
waar de jongen achter de kassa heel blij is dat hij zijn goede Engels
kan bovenhalen. Wij moeten hier 15 keer onze oren spitsen om te
proberen hun taal te verstaan. Het is precies Spaans dat ze te warm
hebben gewassen. In onze eerste Braziliaanse kerk wordt er flink
gezongen. Het interieur doet me denken aan een decoratiewinkel. Naast
de kerk staat het (enige?) historische huis. We eten escondidinho,
een gerecht van vlees of vis met een laag maniok en kaas erover. Het
was wel lekker.
Als
we in het grenskantoor zitten om de auto tijdelijk in Brazilië in te
voeren is het aan het gieten en het bliksemen. Wat een entree in ons
laatste land! Er zit niet veel anders op dan in de volgende
hotellobby te wachten tot het betert. Na de lunch is het droog. De
Braziliaanse kant van de watervallen is wel beter georganiseerd. Of
misschien gaat alles gewoon vlotter doordat er niet veel volk is. Al
snel wordt duidelijk dat je beide kanten moet bekijken. Hier heb je
een veel beter overzicht. En op het laatst wordt je even nat. Dat
schijnt de zwaluwen niet te deren want die nestelen zich blijkbaar
achter het neerstortende water. We zitten net in de bus als de zon er
even doorkomt. Jullie krijgen dus geen enkele foto met regenboog te
zien. Ook niet van de twee blauwe vlinders die we vanuit de bus zagen.
We
hebben nog tijd om het vogelpark te bekijken. Hier hebben de vogels
toch wel ruime kooien in een stukje jungle. Ze hebben ook
kweekprogramma's voor bedreigde soorten. Vooral de papegaaien stelen
de show.
Het
is droog, joepie! We beginnen met de wandeling op het bovenste
niveau. Je raakt ook deze keer geen grond op de metalen wandelpaden.
We lopen bijna op het randje van sommige watervallen. Om half twaalf
vertrekken we in een open vrachtwagen (met stoeltjes) naar de
benedenloop. Onderweg zien we een kapucijneraapje. De schoenen en
rugzak gaan in een waterdichte zak. De boot is een soort groot
gemotoriseerd raft dat door de versnellingen slingert. Het zicht op
het watergeweld is grandioos. De twee douches hadden er voor mij
niet bij gehoefd, al is het natuurlijk wel de grootste douche die ik
ooit zal genomen hebben. Gelukkig is het warm genoeg en na de 5 km
terug in de camion ben ik iets droger. Na een spaghetti doen we de
onderste wandeling. Ondertussen regent het. Onderaan dondert het
water en erboven de hemel. We hadden nog niet genoeg spektakel! Het
spijtige is dat de vlinders gaan schuilen. Coati's zie je hier genoeg. Ze wroeten in de grond of peuzelen fruit in de bomen. Op de laatste foto moet je boven mijn kop kijken. Het hangt hier vol met reuze spinnenwebben. De spinnen zijn niet gevaarlijk.
Gelukkig
hebben we een handdoek en droge kleren voorzien om terug te rijden. Dat
mag nooit snel, omdat er een groot risico is op overstekende dieren.
Het stuk jungle rond de watervallen is het enige dat nog overblijft
in deze omgeving.
Toch
niet ongezellig, het terrasje waar ik mijn verjaardag vierde (foto 1)
Frans begint erg zenuwachtig te worden over het verschepen van de
auto. Verdere stops in de provincie misiones ziet hij niet zitten. We
rijden vandaag dus naar Puerto Iguazu. Dit is een 'rollende weg'. Er
zitten heel weinig bochten in, hij snijdt als een mes door het groen.
Gelukkig krijg je bij het klimmen twee rijstroken zodat je kan
inhalen. Bij het wachten op onze hotelkamer bekijk ik het
weerbericht. Dat is heel slecht voor de komende dagen. We lunchen dus
snel, pakken onze spullen bij elkaar en rijden spoorslags naar de
'cataratas'.
Daar
halen we net het laatste treintje, we blijven zitten tot het
eindpunt. Van daar wandel je een kilometer, via een loopbrug, over
één van de rivieren en de kleine eilandjes. Hier is dus heel veel
water! We zien vandaag alleen de bovenstroom. Beneden is alles wit.
De andere zijde waar je een heleboel watervallen ziet kon ik niet
fotograferen doordat er zoveel water in de lucht zit. Dat het
bovendien regent maakt eigenlijk niets uit. Het rare is dat er weinig
lawaai was, hier bovenop. We laten ons ticket afstempelen zodat we
morgen aan halve prijs binnen kunnen.
Op de
terugweg rijden we nog naar de mirador waar je uitzicht hebt over
drie landen : links Paraguay, tegenover ligt Brazilië en wij staan
nog op Argentijnse grond.
Bij
vertrek krijgen we de raad om goed op te letten. Er is een honderd
kilometer weg met weinig bewoning, daar kunnen er onverwacht dieren
op de weg lopen. We zien hier vooral natte graslanden. Februari is
hier de natste maand. Je ziet vaak koeien in het water staan. Er zijn
nu meer palmbomen. Verderop zijn er veel aanplantingen van
dennenbomen. We zijn spijtig genoeg die éne gemeente voorbij als we
beseffen honger te hebben. Gelukkig zijn er nog noten en crackers
want hier is geen café op elk kruispunt (dat zijn er ook al niet
veel). In de volgende gemeente nemen we de eerste 'panaderia' die we
tegenkomen. Ik dacht een taartje te eten voor mijn verjaardag maar ze
zijn te groot. Het wordt lekker bruin brood en tortilla.
We
rijden de provincie 'misiones' binnen, eens de poort door wordt het
heuvelachtig en ziet de aarde rood. We missen een dorpje met ruïnes
door wegenwerken. San Ignacio, onze bestemming heeft wel de grootste
Jezuïeten ruïnes. (Ik zal de film 'the mision' nog eens moeten
bekijken die zich hier afspeelt.) De Jezuïeten hebben de indianen
hier wel op een meer menselijke manier behandeld maar zijn in de
achttiende eeuw toch verdreven. Het is wel een indrukwekkend complex
wat ze hier in elkaar gepuzzeld hebben met grote en kleine stenen. Op
mijn 63ste verjaardag drink ik nog iets nieuws : Fernet Branca met
cola. Fernet Branca is een Italiaans digestief dat nu ook in
Argentinië wordt gemaakt omdat zij de grootste liefhebbers ervan
zijn. Gelukkig bestellen we er maar ééntje want we krijgen een
beker van Amerikaans formaat. Frans gaat nu een flesje wijn kopen
want dat hebben ze niet in deze hostel. Het gebouw is net zo oud als
wij, dat wil zeggen kleine kamers maar een groot zwembad. Dat was
genieten.
We
beginnen de route ten oosten van de Paranà met zachte glooiingen en
bochten. Heel veel grasland met bomen ertussen. Het is weer 'veel van
hetzelfde' maar toch minder saai dan gisteren. Er zijn hier gelukkig
nog meer insecten dan in Europa. Spijtig genoeg plakken er een
heleboel tegen onze ruit. Als er veel vlinders zijn rijdt ik trager.
We lunchen in Esquina aan de rand van de rivier. Het restaurant zou
even goed in Zeeland kunnen staan. Alleen staan er hier geen mosselen
op het menu en heeft deze rivier een strand waar je mag zwemmen. En,
ja, ik heb mijn bordje leeggemaakt. De vis op mijn bord is een soort
meerval uit de rivier. Misschien ligt de 'suribi' niet graag naakt op
een bord, ik had hem liever gehad zonder de citroensaus waarin
natuurlijk ook kaas zat. Na de lunch stoppen we nog in Goya, die
hebben wel een museumboot over hun 'fiesta del suribi' maar blijkbaar
geen geld om de verkleurde foto's te vervangen. Verder staan er
palmen tussen de koeien in het veld. Bella Vista, waar we logeren,
heeft zelfs een wandelboulevard, een strand en een uitzichtpunt.
Spijtig genoeg genieten de muggen ook van de zonsondergang over het
water. Dit is voor het eerst in maanden dat muggen ons weten te
vinden.
Gisterenavond
met smaak twee brochettes binnengespeeld. Vanmiddag met Frans een
steak van 450 gram gedeeld. Een mens moet zich aanpassen, en als je
dan toch steak gaat eten kan je dat nergens beter doen dan in
Argentinië. We zijn weer 5 uur oostelijker in dit immense land. Dit
stuk kan je vergelijken met de omgeving van Essen maar dan maal 1000.
Essen houdt gewoon niet op : weiden, mais, luzerne...en bomen (geen
eiken en dennen maar eucalyptus en een soort wilgen). De stadjes waar
we doorrijden zien er redelijk verzorgd uit. Voorbij Santa Fé komt
er heel veel water. We steken verschillende bruggen over en tenslotte
een tunnel (lijkt op die van Sint Anneke) om in Paranà aan te komen.
De temperatuur is hier zalig, het is prettig wandelen langs de
rivier. De huizen staan een stuk hoger, sommigen doen ons aan onze
kust denken. Het stadje is gezelliger dan verwacht. Er is een
levendige winkelwandelstraat met één 'winkel'.
Architectuurliefhebbers vinden hier een interessante mix. Er zijn
weer heel wat straten met bomen. Als sport kan je hier wel beter gaan
roeien dan te fietsen. Hier trainen ze op de autostrades.
In
Merlo schuiven we eerst aan bij het benzinestation. We gaan op zoek
naar nieuwe ruitenwissers. Winkel 1, voor derde keer door dezelfde
putten in de weg, winkel twee, door de putten, naar winkel 3, terug
erdoor. Joepie, ze hebben de wissers, maar oei, Frans heeft zijn
bankkaart niet meer. Nog twee keer door de putten om eindelijk (met
bankkaart) op weg te kunnen naar Cordoba. Ik kies toch voor de
langzame kronkelende weg 14. We worden beloond met afwisselend groen
en mooie dorpjes gelardeerd met 'artesanias'. Deze streek werd ons
aangeraden om te wandelen en pootje te baden in de rivier. Onze
nieuwe ruitenwissers moeten helaas de hele tijd werken. In Nono zit
het restaurant goed vol voor een maandagmiddag. Wat kan je als
toerist anders doen als het giet.
Verder
klimmen we de bergen in. Vraag me niet of ze mooi waren want ik heb
vooral op de lijnen op de weg moeten letten. Ondertussen weten we ook
waar ons mistlicht zit. Ons eerste plan was om de grote stad te
vermijden maar nu zitten we toch wel beter in Cordoba dan op de
buiten. En hier is het droog!
De
200 kilometer van Mendoza naar San Luis zijn slaapverwekkend. Het
gaat wel vooruit op de snelweg naar Amerikaans model. Waar we stoppen
voor de lunch is de inrichting heel simpel (en een beetje groezelig)
maar te zien aan al het personeel verwachten ze veel volk. Hun reuze
grill ligt dan ook vol met kippen, grote stukken vlees en worstjes.
Dit is dus een frituur op zijn Argentijns. De meesten komen hier
frietjes en vlees uithalen. Ik moet aan mijn bomma denken en de
rosbief die we daar altijd op zondag aten. Ik heb geen zin in een
familieportie op mijn bord. De aardappelsla was natuurlijk ook niet
zo'n goeie keuze. Daarna zitten we even op een mooi aangelegde weg
met fietspad. De luxe voor de fietsers is van korte duur maar de weg
is minder saai. We krijgen bergen te zien en een meer gevarieerd
landschap dat soms aan het noorden van Frankrijk doet denken, in de
vlakte zelfs even aan Woensdrecht en omgeving. De hortensias bij ons
verblijf in Cortaderas (na 5u rijden) doen het goed. Voor het grote
zwembad is het veel te koud. We gaan onmiddellijk op stap in het
valleitje achter het hotelletje. We mogen tot aan de sluis. Daarna is
het duidelijk dat het eerder klauteren wordt. Spijtig dat de rijpe
bramen uitgeregend zijn. Er was hier gisteren een grote storm. Er
zijn bomen en een elektriciteitspaal omgewaaid.
Op
zondagavond is er gelukkig één restaurantje open in het dorp. Het
is dan ook 'the place to be', vooral voor de mannen om het voetbal te
bekijken. Ons koteletje met frietjes smaakt. Op de plaza zijn er
trommelaars en jongleurs.
Gelukkig
is het vandaag droog maar Frans moet het op zijn verjaardag stellen
met een povere 14 graden. Hij raakt dan ook niet echt op gang. In
plaats van 's avonds uit eten te gaan beslist hij om goed te gaan
lunchen. In de stad zijn er wel wat straten afgesloten voor een
parade. We zien nog net de laatste groep en de kuisploeg die de boel
(vooral paardenstront), daarna opruimt. De dansgroepen lijken op diegene
die we al in Chili zagen. We hebben een geweldige lunch bij
Azafran. We raken aan de praat met een koppel uit Sao Paulo.
Die zijn hier voor de derde keer. Als we buiten komen is de straat
spic en span maar ook zo goed als verlaten. Alle winkels zijn dicht.
We maken nog een ommetje langs het grote stadsplein maar er valt niet
veel te beleven.
De
andere gasten zijn wijngaarden gaan bezoeken, dat is hier de
voornaamste bezigheid van de vele toeristen. We zitten trouwens een eind buiten de stad omdat alle hotels vol zitten vanwege het bekende wijnfestival.
Nogmaals
de “paso del Libertador” doen, dit keer richting Argentinië is
geen straf. Er is ook weinig volk op de weg. Gelukkig zijn er geen
camions om in te halen op de 28 haarspeldbochten net voor de grens.
De grenspost aan Argentijnse zijde is een “drive through”, die
niet speciaal sneller is, vooral niet als je in de verkeerde rij
blijkt te staan. Voor ons staan klimmers die de Ancongagua (hoogst
berg van ZA 6960 meter) gaan aanvallen. Na bijna 2 uur zijn we de
grenspost voorbij. Een paar empanadas zullen ons op de been houden.
De Argentijnse zijde van de pas is ook in de afdaling weer prachtig.
Er staat wel heel veel wind, het is moeilijk om de camera stil te
houden. Hoe meer we dalen, hoe grijzer het weer. De regen kan onze
heel vuile auto alvast afspoelen. Gisteren was het hier 32 graden,
vandaag 14! We logeren nu bij een Belg, getrouwd met een Argentijnse.
Jan, is een Limburger die hier een paar dagen verblijft. We zijn hier
niet de enige “overlanders”, op de parking staan er twee kleine
kampeerwagens die ook al heel wat kilometers op de teller hebben. We
hebben heel wat reisverhalen uit te wisselen bij het (late)
avondmaal.
Na
een paar cruises wordt ik specialist in het herkennen van hun
publiek. Er staan er dan ook een aantal aan te schuiven bij de antieke 'funiculaire'. Wat zouden die oudere koppels hier anders komen doen?
En inderdaad. Mijn laatste actie in Santiago blijkt voor velen de
eerste uitstap te zijn. Je hebt hier een goed zicht op de stad.
De bergen zouden helderder moeten zijn maar dan moet je hier wel heel
veel geluk hebben. Heel vaag zie je toch de sneeuw. Er komen nogal
wat fietsers de berg op. Ik ben een beetje jaloers. Toch wel knap dat
je hier in de stad kan trainen. Zelf ben ik op de duur aan het
klauteren tot bij de antennes. Hier zit je toch een beetje frisser en
boven de smog. Op de terugweg loop ik door de studenten- en
uitgaansbuurt. Ik wandel naar het afgedankte station Mapocho in de
hoop dat het culturele centrum nu iets te bieden heeft. Ik moet het
stellen met een fototentoonstelling. Ik lunch onder de imposante
koepel van de treinhal. Dan nog de was ophalen, bloggen en herpakken.
Morgen rijden we weer de Andes over richting Argentinië.
Frans is naar de waterski, hopelijk had onze auto daar een fijne vakantie.
De
dame van het wassalon heeft kort haar dus vraag ik het adres van haar
kapster.
Die
zit aan de overkant van de straat en heeft geen schrik om er flink de
schaar in te zetten. Frans volgt mijn voorbeeld en dus lopen we er nu
fris gekapt bij.
In
het museo de artes visuales kan ik nu wel terecht voor een knappe
tentoonstelling met hedendaagse Chileense kunst, ikke blij...
En
wel met het vliegtuig. Als we de Andes overvliegen herkennen we de
valleien waar we een paar weken geleden waren, doordat het stuwmeer
goed te zien is vanuit de lucht. Er is meer te zien op de foto's dan
verwacht. Op het schermpje was alles wazig.
Het
is maar een triestige maandag. Het regent en de buurtwinkels zijn
dicht. Voor carnaval krijgt men hier twee dagen vrijaf. In de
namiddag is het droog, ik ga poolshoogte nemen op de avenida de Mayo
waar ze gisteren een podium aan het bouwen waren. De eerste
carnavalsgroep is net vertrokken. Veel stelt het niet voor. Om de
vijftig meter zijn ze stalletjes met bussen schuim aan het vullen.
Hier hou je het straks niet droog. Gelukkig staan de tentjes met eten
verderop gegroepeerd. Niemand loopt verkleed op straat, zelfs de
kinderen niet. BA ligt ver van Rio!
Om
zeven uur zitten we in de cinéma voor de film “Wiñaypacha” van
Oscar Catacora. (la conmovedora pelicula Peruana en Aimara). Dit
verhaal brengt ons mijlenver van carnaval. Je ziet een oud koppel,
hoog in de bergen, anderhalf uur lang sukkelen en hopen dat hun zoon
terugkomt. Het is een prachtige trage film, gesproken in Aimari, de
taal die de Indiaanse bevolking op de grens van Peru, Chili en
Bolivie spreekt.
De 31
jarige cineast bracht als kind een paar maanden per jaar door bij zij
grootouders op de altiplano. Zijn andere grootvader vertolkt nu de
mannenrol. Diegene die de vrouw speelt zag nog nooit de binnenkant
van een bioscoop.
We
zijn zelf in de bergen geweest en zagen dat je na uren rijden in
bewoonde valleien komt waar je dan weer uren kan hobbelen over smalle
wegen die voortlopen in paden die nog verder de bergen in leiden naar
de weinige mensen die daar overleven met een paar veldjes en wat
dieren.
Ons
gemoed wordt nog zwaarder als we op de terugweg een koppel met kleine
kinderen in het afval zien wroeten op zoek naar eten. We stoppen hen
een brief toe waarmee ze tenminste vanavond vers kunnen eten. Daarna
bedenk je dat je veel meer had moeten geven. Er ligt altijd veel
afval rond de containers omdat mensen erin zoeken, meestal jonge
gasten. De misdaad is toegenomen in BA, dat krijg je als er geen
voorzieningen blijken te zijn voor de armsten.
Gisteren
dineerden we met een “online bridgepartner” van Frans. Die
klaagden dat er te veel profiteurs waren die niet werkten en toch
geld van de staat ontvangen. De sukkelaars op straat horen zeker niet
bij deze categorie.
In
San Thelmo ligt de “kloosterstraat van BA”. Op zondag is de hele
straat ten zuiden van de Plaza de Armas afgelijnd met stalletjes die
ambachtelijk werk verkopen. Onderweg stoppen we voor koffie in een
café dat ook best in een Antwerpse volkswijk zou passen. De sfeer is
er te drinken, de koffie niet... Het stadspleintje verderop is een
antiekmarkt die wordt opgefleurd met straatmuziek. Dit is het oudste
stadsgedeelte van BA. De huizen zijn hier lager. Vele mooie
herenhuizen zijn in een bedenkelijke staat. De nieuwe economische
crisis zal niet helpen om ze snel op te knappen. San Thelmo is ook de
thuis van het museum voor moderne kunst. De buitenkant is oude
baksteen maar binnen is het compleet verbouwd. Er is o.a. een trap
als een ruggengraat. Nicolas Mastriacchio laat ons even zen worden
met “pulso” in zijn ruimte met vast tapijt. We duikelen in
verschillende kunstsferen.
We vervolgen onze zuidelijke route en
lunchen in een simpel restaurant. Hun eigen versie van “salade
caprese” is hun vergeven, hier bestel je beter geen exotische
liflafjes, toch smaakt het. We krijgen er nog een concertje van een
paar straatmuzikanten bij.
We
kruisen nog een zondags park met aan zijn voet een marktje, daarna
wordt de wandeling minder mooi. De parken die ik nog dacht te kruisen
zijn sportvelden. (gelukkig zijn er de muurschilderingen) We passeren nog een enorm stadium maar de omgeving
is vuil. Maar een klein hoekje van La Boca is toeristengebied. Drie
stukken straat zijn met felle kleuren beschilderd. Op de terrasjes
boven de cafés steken grote poppen hun armen uit. Het is allemaal te
artificieel. Maar het toeristische circus draait, de terrassen zitten
vol. Gelukkig is er nog het museo Benito Quinquela Martin. Een
schilder met 'poot' die zijn inspiratie voor de deur kon vinden in de
haven. Ik veronderstel dat zijn kleurrijk leven (letterlijk) de
inspiratie was voor de andere huizen. Op de terugweg heb ik geluk, de bus stopt voor mijn neus en er is voldoende plaats. Ik heb zeker voldoende stappen gezet voor vandaag.