Inhoud blog
  • De nachtvlucht
  • Barmoeder
  • VW Kever Cabrio
  • Iets minder geslaagde feestjes (2)
  • Ford Taunus Coupé 1973
    Zoeken in blog

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Misschien wordt het morgen beter

    20-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Feelin' groovy
    Klik op de afbeelding om de link te volgen










    Hoe zal ik zijn binnen twintig, dertig jaar? Ben ik tegen dan toch gevallen voor de alom aanzwellende trend van het Nordic Walking? Misschien loop ik met mijn kromme rug lichtjes kwijlend door één of ander Ardeens bos met naast mij een instructeur die mij tracht te tonen hoe ik met die vervloekte stomme stokken moet omgaan.

     

    Nordic Strompeling. Tracht ik op die manier mijn krakende gewrichten en andere pijnlijke lichaamsonderdelen soepel te houden terwijl de zwaartekracht de rek in mijn sluitspieren overklast?

    Honderd vijftig meter verder staat de bus die ons terug naar het rustoord moet brengen. De bus die ik zodadelijk zal onderkotsen want ik ben al sinds mijn geboorte ziek op autobussen. Gelukkig heb ik nog al mijn echte tanden want het zou pas bijzonder onsmakelijke worden als de verpleger die met ons meereist op zijn knieën door mijn geëxtrapoleerde maaginhoud moet kruipen op zoek naar mijn vals gebit.  

     

    Leven in de toekomst is zo moeilijk, vooral omdat je ze helemaal niet kent. Het verplicht je ook om constant dingen te plannen en te regelen ‘voor later’. Dingen die helemaal niet zo leuk zijn om doen en die je waarschijnlijk voor niets doet omdat later toch anders zal zijn.   

     

    Neen, dan is leven in het verleden toch makkelijker. Je hebt tenminste wat meer houvast bij het invullen van hiaten.

     

    Ik ben de nostalgicus imaginandus, le nostalgique d’images. Hij die het verleden lief heeft en denkt in beelden.   

     

    Het verleden herinnert je eraan hoe glorieus je zelf eens was en geef toe, de herinnering aan een bruingebrande torso in een Alfa Spider is ook wel aantrekkelijker dan die van een uitgezakte buik en een looprekje.

     

    Niet denken aan later.

     

    Deze ochtend ben ik een ongeschoren Dustin Hoffman in ‘The Graduate’ als ik op het terras onder de olijfboom zuinig van mijn kopje koffie slurp. De dag is nog jong en alle nog onbekende kansen liggen nog wijd open op mij te wachten.

    In de film stapt de jonge Dustin in de eerder vernoemde Alfa Spider om onder muzikale begeleiding van Simon & Garfunkel flink wat Amerikaans straatstof te doen opwaaien.

     

    Feelin’ groovy.

     

    Je hebt mensen die leven in reclamespots maar ik leef in filmscènes en creëer op die manier mijn kleine momenten van welbehagen. Misschien heb ik daarom wel die rode auto gekocht.

    Lief was er eerst heel erg op tegen, in de eerste plaats omdat we eigenlijk niet echt een rode auto nodig hadden. De saaie grijze familiebak voldeed nog prima en was voorzien van alle comfort.

    In eerste instantie heeft ze eigenlijk gelijk, waarom overschakelen van een comfortabel gebruiksvoorwerp naar een klein rood blikken doosje waarvan de constructeur vergeten is om er veren onder te steken en waarin je geen adem kan halen omdat er bijna geen ruiten open kunnen.   

     

    De reden waarom ze toch geen gelijk heeft, schuilt in de toekomst van het verleden. Nu al spreken we over de legendarische reizen die we er in het recente verleden mee maakten.

    Als nostalgicus imaginandus komt het erop aan het vat vol herinneringen tijdig te vullen met lekkernijen waarop je kan teren in tijden van nood wat die nood ook moge zijn. Misschien de krakende ledematen en de toiletstoel in de hoek van de kamer.
    Misschien loop ik morgen onder een bus of valt er een meteoriet op ons huis en komt er helemaal geen tijd van nood. 
     

    De inhoud van het vat vol beelden en herinneringen kun je larderen en kruiden naar believen met enkele bestofte knotsgekke plannen, rode auto’s en andere onverantwoorde avonturen.

     

    En omdat je nu eenmaal niet kan blijven rondlopen in andermans film, draai ik af en toe mijn eigen film om er nadien helemaal alleen in een klein kamertje te kunnen naar kijken.

     

    Aaah, Schotland met kerstmis.

    Vijf dagen verlof, SLECHTS vijf dagen om de tweeduizend tweehonderd kilometer af te haspelen. Vierhonderd vijftig kilometer per dag. Op kerstavond aankomen, uit eten gaan bij de Indiër bij gebrek aan andere restaurants die open zijn en op kerstdag zelf in de namiddag terug vertrekken.

    En dus vijf dagen met mijn kersvers lief in een auto die vijfentwintig jaar oud is, nogal wat roestplekken vertoont en als enig punt van vertrouwen een ster heeft op het einde van de ellenlange motorkap.


    Wat een rotherrie maakt het ding bij 120 per uur. De bediende van het toeristisch bureau in Canterbury verklaart ons compleet gek om in dit wrak en met die weersvoorspellingen tot Edinburgh te rijden: sneeuw. Lief juicht. Ik juich iets gematigder omdat ik goed besef dat achterwielaandrijving en versleten banden niet ideaal zijn bij een glad wegdek.

     

    ‘The Farthings’ is de B&B waar we overnachten in York. Een beetje op het randje toch, die naam. Met één letter verschil luidt de vertaling ‘het laten van scheten’. De eigenaar is een voormalig Schotse truckchauffeur van twee meter hoog op anderhalve meter breed.
    Quite a lot of truckdriver.
    En ongetwijfeld een hoop scheten in zijn cabine.
    En haggis is een ‘Tupperware’ potje.
    Vriendelijke man toch, ondanks alles geurloos, die goed begrijpt waarom we deze missie willen volbrengen. De weg is het doel op zich. En passant toont hij op de kaart enkele idyllische plekjes langs de Schotse kust waar we volgens hem zeker halt moeten houden.

     

    MOOI, de sneeuw heeft een vuistdik tapijt aangelegd en het vriest dat het kraakt, lijkt het alsof we in een verhaal van Charles Dickens rondwandelen.

    De volgende ochtend schallen de christmas carols onder een helblauwe hemel vanuit de hemelshoge kathedraal recht het plein op waar wij toevallig wandelen.
    Tranen wellen op en het vat der herinneringen loopt stilaan vol. Weldra loopt het over want vier uur later zitten we op een Schots strand te kijken naar de golfslag en de speciale langgerekte luchten terwijl de zon door een vol whiskyglas schijnt. Heftig is dit zo bij min tien graden Celsius. 
    De eerste zonsondergang in mijn leven die zich voltrekt om 3 uur in de namiddag.

     

    Zou het dezelfde herinnering zijn met een blinkende grijze familiebak en een vooraf tot in de puntjes geregelde reis? Je kan beter slechts enkele pikante details (een nieuw lief, een roestbak) vooraf inbouwen en de rest overlaten aan het toeval om de herinnering een bepaald timbre te laten krijgen.

    Ik zal later met plezier terugdenken aan de ijskoude skai zetels waarin we al die uren naast elkaar zaten met als enige tijdverdrijf elkaar beter leren kennen, de verwarming die maar niet deed wat ze moest doen en het enorme stuur dat ik ’s ochtends bijna niet rondgedraaid kreeg bij afwezigheid van ook maar de geringste  vorm van bekrachtiging.  

     

    Straks scheur ik weg van hier in mijn knalrode auto. Niet dat het een sportwagen is maar de deuren hebben geen raamomlijsting, het interieur is nogal sportwagenachtig ingericht en het geproduceerde geluid heeft iets van een Alfa Spider.

    Neen, ik lijk niet op Dustin Hoffman in 1969, maar naast mij zit plots iemand die verdacht veel op Nancy Wilson lijkt. Haar lange haar is opgestoken in een beehive en ze draagt een mouwloos oker kleedje tot net boven de knie.

     

    En om even in een Bondfilm te kunnen rondlopen, is het alvast een goed begin om je een beetje Sean Connery te voelen. Laat het testosteron maar komen. Eén van de voordelen van de rode auto in dit verband is dat hij er nogal retro uitziet. Ik kijk op de grote ronde klokken en over de bolle voorvleugels die uitmonden in de chroomomrande koplampen. In combinatie met de uitgeschoten baard en blitse zonnebril zet ik voor mezelf een statement neer. On her majesty’s secret service om een brood te kopen.  

     

    Yeah! Ik glip cool en nonchalant de bakkerij binnen. Het bakkerinnetje is als gewoonlijk ontzettend vriendelijk en Nancy Wilson knipoogt als ik terug naar de auto loop. We rijden zodadelijk naar het einde van de wereld met een geheimzinnige missie.

    Geen paniek hoor, het is niet echt het einde maar een landtong die zo ver in zee reikt dat de grens tussen water en land niet altijd even duidelijk is.

    Het stoffig baantje vol putten die zo diep zijn dat onze rode auto er volledig in verdwijnt, is niet populair bij de toeristen.

    We zijn er alleen en het riet langs weerszijden van de weg is metershoog opgeschoten.

    Hier en daar een verlaten cabane met een dak in verroeste golfplaten. Wat verder trekt het landschap open en zien we grote blauwe plassen met roze flamingo’s. Een kakigroene gedeukte Toyota Landcruiser pick-up truck kruist hotsend en botsend ons pad. In de laadbak zitten vier mannen mee te hotsen. Ze dragen groene uniformen en de wagen stopt ter hoogte van onze auto.


    De zwart bebaarde en van wild krulhaar voorziene chauffeur gebaart mij te stoppen en wil iets zeggen. Ik verwacht net dat hij zich zal voorstellen als ‘el commandante en Jefe’ waarop hij ons zal arresteren en geboeid tussen de mannen in de laadbak zal laten kruipen als hij in perfect en lichtjes bekakt Frans ons wijst op de gevaren van de trip die we ondernemen.

    Mul zand, diepe putten (nog dieper) en het verbod om ook maar iets aan de natuur toe te voegen of weg te nemen. Het zijn boswachters. Enfin, eerder opzichters van het natuurgebied waar we ons in bevinden gezien het acute gebrek aan bossen.

     

    A todo Cuba le gusta … we rijden over een uitgestrekt strand onder een loden zon. Ik parkeer onze Cubaanse oldtimer net voor de waterlijn, we trekken onze kleren uit en Celina Gonzalez en ik plonzen in de rimpelloze zee.

    Een oud ventje met een ezeltje vertelde ons vanmorgen in het dorp vanwaar we vertrokken dat je met je handen in het zand van de zeebodem moet graven. Je voelt vele kleine schelpdieren die je er met wat geluk zo kan uithalen. We verzamelen ze in waterdoorlatende zakken.


    Uit de enorme koffer van ons voormalig Amerikaans slagschip diep ik een klein gasvuurtje en een gamel op.

    Celina heeft nog wat olijfolie meegegritst die ze nu rijkelijk in de gamel uitgiet terwijl ik dikke knoflookbollen pel en pers.

    Ik ben haar carretero en haar blonde haar dat stijf staat van het zout uit de zee kleurt goud op haar getaande huid in het licht van de ondergaande zon.

     

    De schelpjes smaken heerlijk met de witte wijn die we aan een kraampje op de nationale kochten. De zon staat bijna op de horizon en verlicht een tweetal vervallen staketsels. In het tegenlicht lijken het wel reusachtige skeletten van onbekende beesten. 

    Voor de zon helemaal weg is, ruimen we op en rijden terug naar het begin van het pokdalig weggetje met een hele zwerm reusachtige zwarte libellen om ons heen.

     

    Even verder stoppen we bij bar ‘El Ché’ waar een caipirinha slechts drie euro kost. Het plafond is er zeer hoog, er hangen welgeteld drie neonlampen voor de hele zaal en in het midden hangt een oude kromme ventilator voor piepende verkoeling te zorgen. Achter de toog braakt een vergeten radio flarden van ‘La Colegiala’ uit. 

     

    Het draait nog rond een drukkende dertig graden. We zijn net vertrokken naar de veerboot die ons naar de hoofdweg brengt. Er staan enkele auto’s voor ons in de rij te wachten.

    De hoge haag die het riet hier vormt, kleurt rood in het licht van de nacht. Even rood als het autootje waar Lief en ik op dit moment inzitten. De man van de veerpont doet teken dat we de laadbrug van zijn schip mogen oprijden. De chauffeur voor ons leurt met lederen hoeden, riemen en portefeuilles. Het is een Liberiaan die met behulp van een aftandse Renault 18 uit de vorige eeuw tracht een menswaardig leven op te bouwen.

     

    Scheefhangend in mijn rolstoel zal ik terugdenken aan Lief, haar zoete geur, het okergele kleedje, het goudgele haar op de bronzen huid en de eerste schattige rimpeltjes die zich manifesteerden in haar décolleté. In gedachten veer ik plots recht uit de rolstoel, ga naar het kamertje in mijn hoofd met een scheve blauwe deur en daar, onder een late zon op een krakend bed liggen onder lakens met lavendelgeur twee vervlogen dromen die ik dringend nog eens wil herbeleven.

     

    ©Jan Stephorst - 2009

    20-08-2009 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Judith
    Klik op de afbeelding om de link te volgen











    Hoe jij, krolse kat, afgelopen weekend achter mij aanhuppelde in Zeeland.

    Van Scharendijke tot Burgh-Haamstede terwijl je elk dier dat ons pad kruiste luid imiteerde.

     

    Hoe je samen met mij in de auto sliep op de Brouwersdam terwijl dat van de politie eigenlijk niet mocht. Maar hey, fuck the police en vooral fuck mij wat heerlijk was met de strandmatjes voor de ramen geschoven en de voorzetels achteruit geklapt zodat het interieur van de auto in een groot bed veranderde. ’s Ochtends bij de bakker om warme broodjes en ze op het wijde verlaten strand oppeuzelen. Kruimels op je blauw en wit gestreepte trui met boothals die je rood verbrande hals zo mooi accentueerde.   

     

    Hoe je vorige vrijdag thuiskwam met je gitzwarte haar kortgeknipt in een ‘mod’ kapsel. Twiggy meets Judith. Je ronde grote groene ogen, de onpeilbaar diepe vijvers van je ziel, vanaf nu onmogelijk te ontwijken.

    Hoe we ‘s avonds na veel te veel opwindende roséwijn op het knotsgekke idee kwamen om het weekend aan zee te spenderen. Zonder reservatie of wat dan ook met de verboden kampeerpartij tot gevolg.

     

    We trokken er ons niets van aan. We hadden enkel interesse in de warmte van het zand, de koelte van de zee die ons met haar kleine golfjes zachtjes streelde terwijl we in haar vruchtbare schoot verenigd waren en de wind die onze getaande huid zilt liet geuren.

     

    Hoe we op onze hilarische huurfietsjes bij elke halte nog meer in verwondering vielen voor de verrassende schoonheid van de zoete omgeving en elkaar.

     

    Hoe we op zondagavond met vers lood in onze schoenen de laatste met mosselschelpen beklede veerboot namen in Kruiningen terwijl we mekaar voedden met lepeltjes vanille-ijs. Het was koud aan dek, wij alleen tegen de natuur en het opspattend zeewater. Je getaande huid rook zoet naar zout en zonnebrand.   

     

    Een sjaaltje eerder gekocht in Zierikzee in je haar geknoopt en mijn veel te grote dikke fleece om je kleine lichaampje gewikkeld, god ik heb het ding dagenlang niet gewassen om je toch maar bij me te houden. Elegantie in alles wat je doet, aantrekt, sixties, bohémien, zelfs de meest kleurloze vod krijgt een diepere betekenis als ze rond jouw lichaam hangt. 

     

    ‘Que Reste-T-Il De Nos Amours’ speelde op de radio terwijl we op de E42 de duisternis aan diggelen reden en onze harten zich voorbereidden op een onmogelijk afscheid en de onvermijdelijke diepe wonde die dit zou slaan.

     

    Maar voorlopig nog niet, voorlopig zijn we nog de tango van het oude koppel dat elkaars warmte opzoekt om te kunnen overleven in de koude realiteit.

     

    Toch kwam in oktober de storm en het einde van een liefde vol constructiefouten.    

     

    ©Jan Stephorst

    29-07-2009 om 23:10 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ondraaglijke lichtheid van een carrière
    Klik op de afbeelding om de link te volgen














    Tweeëntwintig ben ik en vers uitgespuwd door de school. Het is 1985 en volgens de opgeluchte schooldirecteur de hoogste tijd om met mijn beroepsleven te starten. Gezien de economische crisis ben ik blij met een baantje dicht bij het ouderlijke huis, kwestie van de vaste kosten wat te beperken.

    In ‘De Streekkrant’ lees ik een advertentie die me wel boeit: ‘Stijlvolle zaak in het centrum van de stad vraagt een verkoper van luxeartikelen voor onmiddellijke indiensttreding.’

     

    Het kan slechter voor een beginneling. Donkere magazijnen vol stinkende kartonnen dozen of schamel verlichte fabriekshallen waar dikke vijftigers lopen te schreeuwen en te vloeken zie ik niet meteen als decor om acht uur per dag van mijn jeugdige leven in door te brengen.

    Luxeartikelen vragen bij mijn weten geen vorkheftruck om ze uit een rek te halen. Geen lopende band nodig om ze in te pakken noch kauwgomkauwende dikke vrouwen met vettig achterovergekamd haar in spannende blauwe schorten en bloemetjesleggings.

    Winkels gaan niet voor negen uur ’s ochtends open wat mogelijkheden biedt aan mijn ambities om een bloeiend nachtleven uit te bouwen.

     

    Ik schrijf mijn brief en kijk, drie dagen later gaat de ouderlijke telefoon en nodigt een vriendelijke heer mij uit voor een gesprek. Mijn blitse zwarte sixtiespak dat ik vorige week voor tweehonderd frank op de kop tikte in de kringwinkel voldoet ruimschoots in combinatie met het purperen streepjeshemd, mijn witte das en zwarte puntschoenen.

    Mijn Lambretta 150 Ld start gelukkig vlotjes en in een Italiaanse tweetaktwolk schuif ik door het verkeer naar het centrum van het kleine provinciestadje waar ik woon.

     

    Het blijkt om een hele grote juwelierszaak te gaan. De sfeer tijdens het eerste gesprek zet meteen de toon voor de volgende twee jaren van beroepservaring die mij te beurt zullen vallen.

     

    De man tegenover mij is nauwelijks ouder dan mijzelf en zijn eerste vraag gaat over mijn durf om een ladder te beklimmen. Ongetwijfeld is dit een poging van de jonge baas (Frederik) om zich te outen als psychologisch wonder en primus inter pares in het stellen van strategische vragen.

     

    Langs mijn kant van de tafel komt het eerder over als een vraag die in geen enkel opzicht relevant is voor de uitoefening van het beroep van enkelkettingverkoper.

    Want, laat ons eerlijk zijn, zelfs voor het vervangen van een horlogebandje is geen ladder nodig. Laat staan voor het reinigen van de collectie briljanten ringen. Geen ladder nodig. Waarom dan die vraag?

    De combinatie van mijn antwoord (‘ja, ik durf een ladder op’) en mijn hardnekkig recidivistisch verleden in katholieke scholen bezorgt mij uiteindelijk de baan.

     

    Al spoedig na mijn aanwerving wordt duidelijk waar Frederik's obscure drang om zich aldus te manifesteren vandaan komt.

    Hij is gehuwd met Cleo, de dochter van de juwelier. Ze is volledig opgetrokken uit make-up en eye-liner en bezit een ego zo groot als een gemiddeld onbewoond eiland in de Stille Zuidzee.  

     

    Als een echt enfant terrible is zij nimmer tevreden over het werk dat het personeel uitvoert, niet zozeer omdat ze van kwade wil is maar eerder omdat ze meent dat het zo hoort. Te pas en te onpas trakteert zij het volledige klantenbestand op complete klaagzangen over 'haar personeel'.

    Zij, Cleopatra, alsof wij, haar persoonlijk uitgekozen eunuchen, bij het aanhoren van haar kritiek met ingetrokken staart naar onze werkplek zullen vluchten, zweepslagen vermijdend en de bange hoop koesterend alsnog in aanmerking te komen voor onze schamele maandelijkse aalmoes.

     

    Overduidelijk hoort haar man ook bij het personeelsbestand, niet in het minst in de ogen van haar vader. Frederik roert zich als een duivel in een gouden wijwatervat om zich toch maar boven ons in de pikorde te positioneren. Een missie waarin hij nu en dan openlijk en pijnlijk mislukt met als gevolg dat alle personeelsleden uit medeleven doen alsof hij werkelijk de baas is.

     

    Schoonpapa heeft er alles aan gedaan opdat het vergaarde kapitaal in handen van de familie zou blijven en geeft aan Fredje enkel schijnverantwoordelijkheden. Zijn rol beperkt zich tot het regelen van enkele herstellingen bij snode goudsmeden die onvermijdelijk luisteren naar namen als 'De Beer' of 'Schmidt'.

     

    Ook het afnemen van kwalitatief twijfelachtige sollicitatiegesprekken bij de aanwerving van een nieuw personeelslid horen bij zijn met veel moeite afgedwongen beslissingspakket.

    Op dat moment ligt de weg open om zich tegenover de zwakkere en met onwetendheid gevulde kandidaat te manifesteren, om de trend te setten en zich een bepaalde air van ondoorgrondelijkheid aan te meten.

     

    Het moet de bedoeling zijn dat de sollicitant zich onderweg naar huis suf piekert waarom een bepaalde vraag gesteld zou kunnen zijn. Wellicht om op een slinkse wijze zijn psyche te verlichten zodat menige duistere kantjes nu naakt en onomwonden zijn gaan bovendrijven in het voor de werkgever klare pompwater.  

     

    Helaas zou dit teveel eer zijn voor Frederik, de air van ondoorgrondelijkheid is niet aanwezig omdat er bij hem gewoon niets te doorgronden valt.

    Frederik houdt van een goed pak friet, luide FM rock op de radio en een rode Mitsubishi met dikke banden, een spoiler en mistlampen die erg nuttig kunnen zijn tijdens een zandstorm in de Sahara. Op zich is daar niets mis mee tenzij je gehuwd ben met miss Sofisticated.

     

    Nu is hij gewoon het echte zwarte schaap, de enige gecastreerde slaaf van de zaak.

    Waar wij als personeel na onze gepresteerde uren namelijk gewoon naar huis gaan, duurt een werkdag voor hem 24 uur. Zelfs als hij snurkt in bed moet dat conform de normen gaan.

     

    Al snel worden mijn zorgeloze dagen gevuld met het schieten van gaatjes in te vette oorlellen, het aanpassen van gouden enkelkettinkjes aan veel te dikke kuiten en het ultrasoon reinigen van aangekoekte verlovingsringen.

     

    Maar de vakantieplannen van Frederik en zijn geplamuurde vrouw doorbreken regelmatig het dagelijkse, wekelijkse en maandelijkse ritme.

    Bij die gelegenheid komt de oude generatie boven de winkel wonen omdat de verzekeringsmaatschappij eist dat het pand ten allen tijde bewoond blijft.

     

    Dan is het feest. Het is het moment dat de winkel niet meer zo stipt om negen uur opent. In plaats ervan komt zo rond half tien een verwaaide figuur (die verdacht sterk op Frederik's schoonvader lijkt) in pyjamabroek en allesbehalve okselfris onderlijfje de deur losmaken.

    De eerste verwonderde klanten worden in dit uniform smakkend bediend. Tussen twee klanten door is het tijd voor een scheerbeurt in het toilet dat in de winkelruimte uitkomt en eigenlijk voor de klanten bedoeld is. Hij geneert zich niet om ingezeept met scheerschuim over de toonbank te komen druipen en stinkend uit de bek commentaar te geven op de keuze van de klant.

     

    Eau et gaz à tous les étages. De man heeft zich gespecialiseerd om tijdens belangrijke verkoopsgesprekken over briljanten ringen van 800 000 frank op tijd en stond zonder verpinken uit één of andere lichaamsopening een gaswolk te laten ontsnappen.

    Terwijl ik aan de toonbank ernaast toevallig een klant help met de keuze van een communicantenhangertje met passende heiligenbeeltenis, komen mijn lachspieren onder enorme druk te staan.

     

    Doch het summum der lachwekkende gasontsnappingen wordt bereikt buiten het decor van de winkel. In de tijd dat TC Matic, The Human League en andere Dreiklangsdimensionen de hitparade regeerden, had ik nog een relatief mager, ja zelfs licht atletisch lichaam.

    Het goede voornemen om dit zo te behouden, noopt mij ertoe om nu en dan te hardlopen. Ik hou dit al jaren vol samen met Joris, een vriend die de wekelijkse rondjes in het stadspark eveneens een goede voorzorgsmaatregel vind om niet te veranderen in een levende Michelin reclame.

     

    Nu blijkt dat Frederik en schoonpapa eveneens wekelijks een rondje lopen. Niet alleen om afwezig te zijn bij hun vrouwen maar ook bij wijze van training. Hoewel het één het ander natuurlijk wel een beetje de hand geeft.

    Fred  suggereert al een hele tijd dat we even goed samen eens kunnen trainen. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Na lang aandringen (ik wil privé en werk zoveel mogelijk gescheiden houden) kan ik niet anders dan uit beleefdheid een samenloop organiseren.

     

    Het gebeurt op een bijzonder mistige novemberavond. Zo mistig dat een loopje in het stadspark er eigenlijk niet inzit. Daarom stelt Frederik voor om een in aanbouw zijnde sociale woonwijk te kiezen als parcours omdat het daar verlicht en minder drassig is.

     

    Zo gezegd, zo gedaan. Het eerste rondje verloopt dan ook vlekkeloos in alle opzichten.

    Tot op het moment dat mijn vriend en ik op kop lopen en wij plotsklaps net achter ons een donkerbruin geluid horen opstijgen.

     

    We geloven geen van beiden wat we horen en onze gerede twijfel over de oorzaak van het geluid helpt ons om normaal te kunnen doorlopen.

    We hebben het vast verkeerd gehoord, waarschijnlijk is het een overvliegende duif geweest die iets te enthousiast aan de uiensoep heeft gezeten.

     

    Enkele minuten later schrikken we weer op door twee kleinere explosies, een tiental meter achter ons. De onbewoonde huizen en de laaghangende nevel werken als een versterker.

    Het is dus toch … Joris en ik trachten niet naar elkaar te kijken maar we voelen een verlammende lach opkomen.

    Hierdoor lopen onze achtervolgers op ons in zodat de geluiden steeds harder weerklinken en het ook duidelijk is dat ze vanuit verschillende lichaamsopeningen gelanceerd worden.

    Tot grote hilariteit van ons, twee onschuldige jongens, worden sommige geluiden in de wijde wereld losgelaten op de cadans van het looptempo.

     

    Op een gegeven moment begint onze sterke façade af te brokkelen. De sterke dijk die we tussen ons twee aanlegden door niet naar elkaar te kijken, barst door een korte maar goedgemikte stevige scheet. Mijn vriend lacht even kort. Dan ik. Dan proest hij het weer uit waarna een alle sérieux vernietigende flatus van schoonvader de volledige dijk in één beweging wegspoelt.

     

    Daar gaan we. Beiden kunnen we niet anders dan uitbarsten in een respectloze gierende lach. Brullend, huilend, met tranen die over onze wangen bengelen, stoppen we met lopen. Frederik en schoonvader steken ons met een onbegrijpende air gezwind voorbij terwijl er hier en daar in de verte nog wat geluid uit het behang ontsnapt.

    Met schaamrood op de wangen kruipen we zonder omkijken naar Joris’ auto, nog steeds dubbel geplooid in een spastische lachkramp.

     

    Twee maagzweren en even zoveel jaren later kiest Frederik net zoals ik voor een juwelenarm leven. Hij heeft nu een doe-het-zelf zaak en verkoopt ladders.

     

     

    ©Jan Stephorst

    13-07-2009 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fleur de lys
    Klik op de afbeelding om de link te volgen











    Ik parkeer de wagen vlak voor het restaurant waar we afgesproken hebben. Het is eigenlijk eerder een kruising tussen een sjofel eethuisje en een kroeg voor bruine geesten met dertig verschillende stoelen en half afgedropen rode kaarsen op tafel.  

     

    Er waait een kille wind en ik zet toch even mijn kraag recht bij het uitstappen.

     

    Als ik binnenstap, zie ik links en rechts wat mensen zitten. Een Einstein type met muf pak en gedemodeerde principes in het gezelschap van een jonge vamp. Hij komt zo uit één of andere universiteitsbibliotheek waar hij samen met de jonge studente enkele belegen stellingen heeft proberen te bewijzen.

    De laatste te bewijzen stelling, volledig opgetrokken uit kleffigheid, is overeind gebleven tussen haar, aantrekkelijke, jonge en wulpse prooi die kickt op intellect en hem, oud en krakend roofdier met strenge zwarte montuur, licht uitgezakt en stinkend naar verschaalde sigarenrook.

     

    Ik zet me aan een tafeltje in een hoekje met mijn boekje en bestel een rode port. Het zijn lange minuten, afwisselend volg ik de thriller in mijn boek en die in het café. De zachte stem van Billie Holiday is soms onverstaanbaar door de schrille kreten van een groepje jongeren dat vergeten is om in het weekend iemand anders op de zenuwen te werken. Hun ouders bijvoorbeeld.  

     

    Dan gebeurt het.

     

    De deur zwaait open en achteloos zweeft ze binnen. Haar blonde haar kleurt goud in het licht van de spots aan de deur. Het lijkt wel of ze in slow motion beweegt, het wervelende haar, de lange zwarte zigeunerrok met frulletjes, haar handtas met het pluche konijn en de lange zwarte jas met imitatie bontkraag.

    Ze ziet me en er verschijnen kleine lachrimpeltjes aan haar azuurblauwe ogen. Als op een goddelijke wolk drijft ze naar me toe, haar rondingen en décolleté bewegen zo sensueel dat geen man op aarde er zou kunnen aan weerstaan.

    Naarmate ze dichterbij komt, ruik ik haar lichaamsgeur, een mengeling van de lente en zongedroogde was. Ze lacht opnieuw waarbij mij opvalt dat er ook enkele lieve rimpeltjes verschijnen ter hoogte van haar neusbrug.

     

    Over die neusbrug alleen al kan ik een boek vullen met lyrische gedachten, een lust voor het oog! Groot, maar bijzonder welgevormd, Cleopatra zou er jaloers op zijn. Dit is zonder twijfel de meest sensuele neus ter wereld.

     

    Lichtjes ruisend met de rok draait ze zich, trekt haar jas uit en hangt hem over de stoel naast de hare. Ze buigt zich voorover naar mij toe en geeft me een zoen op mijn wang. Met een donkerbruine hese stem zegt ze:’Helaba’ wat ik alleen maar kan beantwoorden met wat onhandig gestamel gezien mijn onwaarschijnlijk uitzicht op een bodemloos décolleté.  

     

     

    Plots krijg ik medelijden met het Einsteintype, hem wacht nog een ware lijdensweg vol akelige ontdekkingen. Zijn tafelgenoot kent Billie Holiday niet en denkt dat ‘Miles Davis’ een merk van regenjassen is. Wijn is er in het wit en in het rood.

     

    Alles moet hij nog aanleren, bang afwachtend of haar jonge hersentjes sponzig genoeg zijn om te absorberen. En ja, het perfecte figuur heeft ze wel maar niet de wulpse boezem of de donkerbruine hese doorleefde stem.

    Het grote gebrek aan ‘art de vivre’ gaapt als een diepe afgrond tussen hen beiden en onderstreept pijnlijk het verschil in leefwereld.

     

    Ondertussen wordt mijn lief nog met de dag mooier, grappiger, liever en voluptueuzer.

    We drinken de beste wijn, eten de beste fettucini, maken de mooiste wandelingen en kijken samen naar de mooiste sterren.

    We bellen elkaar geregeld op ook al delen we elke nacht hetzelfde bed.

    We spreken af om vier uur in het ‘Damberd’ of we komen elkaar toevallig tegen in de Veldstraat.

     

    Op die momenten ontsnapt mijn ziel met een knal uit de half toegeknepen tuinslang waaruit het dagelijks bestaan krampachtig spuit.

    Zij heeft het, zij is het, alles wat een vrouw mooi maakt met daarbovenop een grenzeloos goed gevoel voor humor.

     

    Het hoeft niet altijd doffe ellende, kommer en kwel te zijn nietwaar. Ik kijk al uit naar het moment dat ze op Chris Lomme begint te lijken…

     

    ©Jan Stephorst











     

    07-07-2009 om 23:13 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Chambres d'hoop
    Klik op de afbeelding om de link te volgen









    In Villeneuve-lès-Béziers staat een prachtig oud notarishuis met stijlvolle lambrisering.

    De eigenaars zijn beiden ‘jong gepensioneerden’ die nog iets willen doen in hun leven. Alle begin is moeilijk, ze zijn nog maar drie maanden geopend en we hebben bij wijze van extra sponsoring ook de tables d’hôtes gereserveerd voor ’s avonds. Alles gaat er nogal stijlvol aan toe, eerder op het randje van snobisme als we op het gevraagde uur wat opgekleed aan tafel verschijnen.

     

    De man van het huis steekt niet weg dat hij veel van wijn afweet, sterker nog, hij koketteert er mee. In de woonkamer speelt vooral klassieke muziek, de ene aria na de andere vult de woonkamer. Niet omdat hij er gaarne naar luistert maar vooral omdat het belangrijk klinkt. Alles is Belangrijk. Hij buigt zich steeds belangrijk voorover naar zijn echtgenote om haar zo omzichtig als mogelijk belangrijke vragen te stellen.

     

    Hij heeft een snobistisch brilletje op zijn neus dat zijn manier van doen volledig tekent. Er zitten enkele vreemde krullen in die totaal niet functioneel zijn ook niet mooi maar er enkel zitten omwille van het design. En dat is voor hem natuurlijk belangrijk.

    Vergelijk het met een gevulde vitrine van een winkel die verder leeg is. Wat opvalt, is dat de man je nooit in de ogen kijkt maar via zijn kleine afgelikte beweginkjes altijd een oogcontact weet te mijden.

     

    Dit staat in schril contrast met enkele andere hebbelijkheden van zijn artificieel imago.

    De volgende morgen staat de vriendelijke man in zijn Laurent Perrier shirtje aan de strijkplank met naast hem een berg te strijken was die tot ruim boven het tafelniveau reikt. De Nieuwe Man als snobistisch fenomeen is een variant op het thema die mij tot nu toe onbekend was.

    Het strijkijzer is uiteraard niet zomaar een strijkijzer maar een blits hebbeding met zeker zes versnellingen vooruit en twee achteruit.

    Ware de kans op brandwonden niet pertinent aanwezig geweest, de ontwerpers hadden er nog een telefoonfunctie met camera, MP3 speler en internettoegang in voorzien.

    In alle geval zitten er teveel knopjes op het toestel waardoor onze designslijmjurk even het noorden verliest en in zijn meest omfloerste bewoordingen bij zijn echtgenote bevestiging zoekt rond de juiste positie van de temperatuurknop. ‘De knop moet op minimum hé chérie?’

    Het antwoord komt even prompt als ontnuchterend in de vorm van een schetterende vrouwenstem vanuit de keuken die roept: ‘Neen, maximum!’

     

    Het verschil tussen minimum en maximum met alle mogelijke tussentemperaturen is zo gigantisch groot dat onze afgestofte vriend met een gestileerde plof als een magret à point door de rijk gestoffeerde mand valt.      

     

    De stilte die erop volgt is even gênant als de berg strijk hoog is. We laten dit duo in hun kokende biotoop sudderen en trekken een dagje naar het strand om onze bij de tijdelijke dorpsgenoten misbaar opwekkende huidskleur iets bij te stellen.

     

    Als we in de late namiddag met blinkende rode schoudertjes terug binnenkomen, staat de arme man nog op dezelfde plaats waar we hem ’s ochtends hebben achtergelaten. Spoedig tracht hij een discussie aan te zwengelen over de ‘foire des vins’ die hij zo graag frequenteert.

     

    In een dorpje aan de Lot, niet zover van St. Cirque Lapopie, heeft een koppel stijve Engelse harken een oude boerderij gekocht. ‘A real bargain’ in hun ogen, maar toch wel veel te veel geld voor een ruïne.

    Het dakwerk is uitmuntend gerestaureerd, met prachtige eiken balken die eeuwig zullen overeind blijven. Helaas blijven het Engelsen en het kamerbreed tapijt, de bacon and eggs en de geruite hemden op een roze short zijn nooit ver weg. 

    De twee kinderen van het koppel lijken wel Harry Potter en Hermelien.
    Ze zijn super beleefd in hun taalgebruik.

    De man is een stuk ouder dan zijn vrouw en hij voelt zich duidelijk beter bij winterse avonden met dikke sokken aan nippend van zijn whisky voor de kolenstoof. 

    Dat Franse gedoe … goed dat zijn jonge vrouw hem zo verwent. Zijn bleke huid wil maar niet bruinen en zwetend als een rund loopt hij met een knalrode kop onhandig te worstelen met tuinslangen, haspels en gereedschap waarvan hij het doel nog niet heeft ontdekt.

    Heel fier meldt zijn in Holly Hobby–achtige kleedjes gehulde echtgenote dat zij ook ‘Tables d’hôtes’ organiseert. Even twijfelen we om te reserveren, we zijn per slot van rekening in Frankrijk. Hoe slecht kan Engels eten smaken als het bereid is met Franse ingrediënten.

    Toch slaan we de ‘spaghetti bolognaise met kip’ drie avonden na elkaar af met een steeds groter wordend schuldgevoel. 

     

    In het noorden van de Dordogne ligt een dorpje waar Annie sinds de dood van haar man van de lege kinderkamers in haar boerderij chambres d’hôtes gemaakt heeft. Aan de telefoon vermeldt ze dat we ten laatste om zes uur ’s avonds moeten aankomen.

    Op een militaristische manier geeft ze om dat uur een soort van briefing: alle gasten staan op een rij en we zeggen één voor één onze naam. Daarop krijgen we ons kamernummer en de sleutel.

    Bij nader inzien blijkt onze kamer eerder een groot uitgevallen kast te zijn, met een piepklein driehoekig raampje dat uitgeeft op de drukke nationale. Om acht uur ’s ochtends moeten we present zijn voor het ontbijt.

    Daag, madame Annie. 

     

    De Champagnestreek. Een klein stadje dat Château Thierry heet en waar De La Fontaine geboren is. Op zoek naar een restaurant dat open is op kerstavond, vragen we ons af of ‘Le Wilson’ iets voor ons is. Onze hospita, een Parisienne die enkel stopt met praten als ze slaapt (en dan nog), neemt mij bij de arm en gebiedt ons op een samenzweerderige toon dat we daar toch niet moeten gaan. ‘Ce sont des Arabes!!’, fezelt ze met haar diepe doorrookte stem. 

     

    Als we dan vragen wat er verder de moeite waard én open is, antwoordt ze heel enthousiast dat er net om de hoek een zeer goed restaurant is. Het heet ‘ Le Marrakech’…

     

    Duitse Zimmerfrei’s waar dikke matrones in borstrok tegen hun zin je bord met Schinken, Zwiebeln und Käse op tafel gooien met de mededeling ‘Heiss!’, omdat het bord heet is. Pforzheim waar je op een zondagochtend merkt dat een respectabel aantal inwoners nog steeds problemen heeft om de rechter arm geplooid te krijgen. Op het kerkplein lijkt wel een bijeenkomst van de Hitlerjügend aan de gang. Blijkt dat het enkel maar om de kerkgangers voor de elf uren mis gaat.

     

    Oostenrijk slaan we over en we trachten de herinnering aan dit land te bedekken met de mantel der liefde.

     

    Italiaanse bergdorpjes waar restaurantuitbaters Cicco heten. We proberen vruchteloos andere en duurdere wijn dan de huiswijn te bestellen maar Cicco slaat onze bestelling in de wind. ‘Die wijn moet je nemen, dat is de beste.’

    Stilaan beseffen we waarom. Op elke tafel staat dezelfde, reeds ontkurkte fles. Het geheim komt uit een gele jerrycan, komen we te weten als we na afloop van het etentje een flesje willen kopen. 

     

    Een ex-Playmate in Cassis, die om een onduidelijke reden fors tegen haar zin een kamertje in de luxevilla verhuurt en slechts gekleed in een soort van schoenveter rond het zwembad paradeert terwijl haar echtgenoot een ritje maakt met de klassieke Ferrari.

     

    Of Kreta: op een avond hadden we iets teveel raki gedronken. Is dat nu een echte … neen, kan toch niet. Ze beweegt niet of toch wel. Is het een slang? Het was er één, maar dan een tuinslang. Raki is een wondermiddel.

    Onze vriend Manolis heeft een genummerde ketel waar hij de wonderdrank mag in brouwen. Heb je een vuile muggenbeet: smeer er raki aan, het ontsmet door de alcohol en het maakt geen vlekken.

    Raki is ook een afdoend middel tegen hoofdpijn, maagpijn, diarree, kortom het helpt tegen alle kwaaltjes.

    En als je op een ochtend wakker wordt en je merkt dat de rechterdeur van je gehuurde Fiat Panda een enorme deuk vertoont, dan zit de raki er ook zeker voor iets tussen. Oichi problema, geen probleem.

     

    De oranje Kretenzische wijn met brokjes en de raki in staan er meestal in jerrycans achter de toog omdat hun zelfgestookt brouwsel dat overigens geweldig goed smaakt niet meer mag verkocht worden. Met dank aan de Europese Gemeenschap.

     

    Nu hebben we als Belgen wel een streepje voor bij de Kretenzers. Aanvankelijk denken ze dat we Duitsers zijn want we zeggen ook ‘ja’ en ‘nee’. Maar als we in Jean Marie Pfaff-Grieks onze nationaliteit trachten te uiten, komt er plots een brede glimlach op de getaande gezichten. En de prijzen zakken met de helft.

    Ooit hebben we een appartementje gehuurd in de buurt van Moni Kapsa, een prachtig klooster aan de zuidkust van het eiland.

     

    Om drie uur in de namiddag kloppen we aan bij een soort van stal waar een zelfgeschilderd bord hangt met de woorden ‘Roms’ (rooms) en Simer (zimmer). Maria komt halfnaakt de deur openen en meteen ontneem ik jullie alle soorten van perverse gedachten want Maria was zeker tachtig jaar oud.

    De eerste huurprijzen die we te horen krijgen, schommelen zeker rond het dubbele van wat we tot dan toe aan overnachting uitgaven.

    Tot Maria vraagt van welk land we afkomstig zijn. ‘Belzium, hahahaa, then iet ies for you only twenty evro. But in the other appartement, Zermans are staying. Don’t speak with them about the price you get from Maria. Otherwise, Maria krrrrr.’ Daarbij maakt ze een gebaar alsof iemand haar de keel oversnijdt. 

     

    Ach, Moni Kapsa zelf is ook een belevenis. We mogen er niet binnen in onze westerse short en minirok.

    Gelukkig hebben ze net naast de toegangsdeur een hele garderobe vol zedelijke kleren waar we onze goesting mogen in zoeken.

    Niet zo eenvoudig daar de gemiddelde Kretenzer vijf koppen kleiner is dan ik. Met een grijze flanellen lange broek die tot halverwege mijn kuiten komt en die ik ophoud met een stukje koord, en mijn lief in een nylon bloemetjesschort inclusief de zweetgeurtjes van de vorige dertig gebruikers, maken we onze blijde intrede.

     

    De non die ons begeleidt, is niet alleen zeer oud, ze heeft ook nog wenkbrauwen als Mefisto, een pukkel op haar kin waar drie zwarte haren op groeien en één tand die eenzaam staat te wezen in haar mond. Bovendien loopt ze volledig voorover gebogen.

     

    Het bezoekersprogramma is even eenvoudig als spectaculair. Ze toont mij waar de gieter staat en nadat ik deze gevuld heb, toont ze me alle planten die ik moet gieten. ‘Kato! Pano!’ krijst ze. Hoger of lager. Iemand had me zo eens moeten zien lopen met de flanellen broek halfweg mijn kuiten en de kostuumvest waar ik ben in opgehangen met de overvolle gieter achter de schetterende non aan die met haar stok wijst waar ik moet gieten.

     

    Na deze demonstratie van Westerse goede wil komt het serieuze luik van het bezoek eraan.

    We gaan binnen in een kapelletje waarvan de wanden en het plafond beschilderd zijn met prachtige fresco’s. Aan het altaar staat een zilveren kistje met bovenaan een ovale opening waar iets doorsteekt.

    De non doet ons voor wat er van ons verwacht wordt: het ding dat door het gat steekt, strelen. Blijkt dat het de schedel is van de stichter van het klooster.

    Zelden zo’n psychedelisch kloosterbezoek meegemaakt.

     

    Maar als er één constante is in tegenvallende logeeradressen, dan is het logeren bij andere buitenlanders.

    Een Duitse die op Kreta een internationaal ‘guest house’ uitbaat. Niet doen.

    Ten eerste zijn Duitsers sowieso al niet wereldvermaard om hun gastvrijheid. En wat je zeker niet wil is Thüringer bratwurst eten in Sitia.

    Het was alsof ons plots alles werd ontnomen wat Kreta aantrekkelijk maakte. We hadden te maken met dikke Duitsers vol gemutlichkeit in plaats van macho Kretenzers met een bouzouki. We kregen het slechtste eten van het eiland dat dan ook nog een keer was klaargemaakt in boter.

     

    BOTER! Op het eiland met de grootste olijfolieproductie van het heelal! Ik durf het bijna niet te vertellen maar in de wijnkast zag ik flessen Moeselwijn liggen. Uiteindelijk betaalden we ook een Duitse prijs voor wat ongeveer de slechtste logies in Kreta was.

     

    In dezelfde reeks: logeren bij Belgen in het buitenland. Om de kriebels van te krijgen. Meestal zijn het gezinnen met kinderen die dat doen. Hij met kortgeschoren haar in een korte broek op bottines en witte sokken, zij in een bloes met pofmouwtjes en een fleecejasje van ‘The North Face’ en 2,4 kinderen op de achterbank.

     

    Ze willen degelijk op reis gaan, zonder verdachte ovenschotels, niet in te schatten tafelmanieren en vooral om in hun eigen taal bediend te worden. Ze rijden in een grijze Volkswagen Sharan voor de zekerheid. Of een grijze Audi A4 en dan noemen ze zichzelf autofanaat. Maar daarover later meer.

     

    ©Jan Stephorst

    28-06-2009 om 00:00 geschreven door Jan Stephorst  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)

    Archief per week
  • 06/08-12/08 2012
  • 27/06-03/07 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 27/12-02/01 2011
  • 29/11-05/12 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Laatste commentaren
  • genealogie (d'hoir)
        op Het gaat je goed, Anna
  • vroeger.... (martje)
        op Lentement, Mademoiselle
  • 3x OK (Tia Loca)
        op Sorry, Harry
  • Slik ! (Tia Loca)
        op geen kinderen
  • Over mijzelf
    Ik ben Jan Stephorst
    Ik ben een man en woon in Gent (België) en mijn beroep is .
    Ik ben geboren op 06/07/1964 en ben nu dus 60 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: schrijven, scheepvaart, jazz, oude auto's, Frankrijk.
    carpe diem

    Mijn favorieten
  • bloggen.be
  • Fantastisch adres in Cappadocië
  • Ann Hoed - hartverwarmende hoedenwinkel


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs