Hoe zal ik zijn binnen twintig, dertig jaar? Ben ik tegen dan toch gevallen voor de alom aanzwellende trend van het Nordic Walking? Misschien loop ik met mijn kromme rug lichtjes kwijlend door één of ander Ardeens bos met naast mij een instructeur die mij tracht te tonen hoe ik met die vervloekte stomme stokken moet omgaan.
Nordic Strompeling. Tracht ik op die manier mijn krakende gewrichten en andere pijnlijke lichaamsonderdelen soepel te houden terwijl de zwaartekracht de rek in mijn sluitspieren overklast?
Honderd vijftig meter verder staat de bus die ons terug naar het rustoord moet brengen. De bus die ik zodadelijk zal onderkotsen want ik ben al sinds mijn geboorte ziek op autobussen. Gelukkig heb ik nog al mijn echte tanden want het zou pas bijzonder onsmakelijke worden als de verpleger die met ons meereist op zijn knieën door mijn geëxtrapoleerde maaginhoud moet kruipen op zoek naar mijn vals gebit.
Leven in de toekomst is zo moeilijk, vooral omdat je ze helemaal niet kent. Het verplicht je ook om constant dingen te plannen en te regelen voor later. Dingen die helemaal niet zo leuk zijn om doen en die je waarschijnlijk voor niets doet omdat later toch anders zal zijn.
Neen, dan is leven in het verleden toch makkelijker. Je hebt tenminste wat meer houvast bij het invullen van hiaten.
Ik ben de nostalgicus imaginandus, le nostalgique dimages. Hij die het verleden lief heeft en denkt in beelden.
Het verleden herinnert je eraan hoe glorieus je zelf eens was en geef toe, de herinnering aan een bruingebrande torso in een Alfa Spider is ook wel aantrekkelijker dan die van een uitgezakte buik en een looprekje.
Niet denken aan later.
Deze ochtend ben ik een ongeschoren Dustin Hoffman in The Graduate als ik op het terras onder de olijfboom zuinig van mijn kopje koffie slurp. De dag is nog jong en alle nog onbekende kansen liggen nog wijd open op mij te wachten.
In de film stapt de jonge Dustin in de eerder vernoemde Alfa Spider om onder muzikale begeleiding van Simon & Garfunkel flink wat Amerikaans straatstof te doen opwaaien.
Feelin groovy.
Je hebt mensen die leven in reclamespots maar ik leef in filmscènes en creëer op die manier mijn kleine momenten van welbehagen. Misschien heb ik daarom wel die rode auto gekocht.
Lief was er eerst heel erg op tegen, in de eerste plaats omdat we eigenlijk niet echt een rode auto nodig hadden. De saaie grijze familiebak voldeed nog prima en was voorzien van alle comfort.
In eerste instantie heeft ze eigenlijk gelijk, waarom overschakelen van een comfortabel gebruiksvoorwerp naar een klein rood blikken doosje waarvan de constructeur vergeten is om er veren onder te steken en waarin je geen adem kan halen omdat er bijna geen ruiten open kunnen.
De reden waarom ze toch geen gelijk heeft, schuilt in de toekomst van het verleden. Nu al spreken we over de legendarische reizen die we er in het recente verleden mee maakten.
Als nostalgicus imaginandus komt het erop aan het vat vol herinneringen tijdig te vullen met lekkernijen waarop je kan teren in tijden van nood wat die nood ook moge zijn. Misschien de krakende ledematen en de toiletstoel in de hoek van de kamer. Misschien loop ik morgen onder een bus of valt er een meteoriet op ons huis en komt er helemaal geen tijd van nood.
De inhoud van het vat vol beelden en herinneringen kun je larderen en kruiden naar believen met enkele bestofte knotsgekke plannen, rode autos en andere onverantwoorde avonturen.
En omdat je nu eenmaal niet kan blijven rondlopen in andermans film, draai ik af en toe mijn eigen film om er nadien helemaal alleen in een klein kamertje te kunnen naar kijken.
Aaah, Schotland met kerstmis.
Vijf dagen verlof, SLECHTS vijf dagen om de tweeduizend tweehonderd kilometer af te haspelen. Vierhonderd vijftig kilometer per dag. Op kerstavond aankomen, uit eten gaan bij de Indiër bij gebrek aan andere restaurants die open zijn en op kerstdag zelf in de namiddag terug vertrekken.
En dus vijf dagen met mijn kersvers lief in een auto die vijfentwintig jaar oud is, nogal wat roestplekken vertoont en als enig punt van vertrouwen een ster heeft op het einde van de ellenlange motorkap.
Wat een rotherrie maakt het ding bij 120 per uur. De bediende van het toeristisch bureau in Canterbury verklaart ons compleet gek om in dit wrak en met die weersvoorspellingen tot Edinburgh te rijden: sneeuw. Lief juicht. Ik juich iets gematigder omdat ik goed besef dat achterwielaandrijving en versleten banden niet ideaal zijn bij een glad wegdek.
The Farthings is de B&B waar we overnachten in York. Een beetje op het randje toch, die naam. Met één letter verschil luidt de vertaling het laten van scheten. De eigenaar is een voormalig Schotse truckchauffeur van twee meter hoog op anderhalve meter breed. Quite a lot of truckdriver. En ongetwijfeld een hoop scheten in zijn cabine. En haggis is een Tupperware potje. Vriendelijke man toch, ondanks alles geurloos, die goed begrijpt waarom we deze missie willen volbrengen. De weg is het doel op zich. En passant toont hij op de kaart enkele idyllische plekjes langs de Schotse kust waar we volgens hem zeker halt moeten houden.
MOOI, de sneeuw heeft een vuistdik tapijt aangelegd en het vriest dat het kraakt, lijkt het alsof we in een verhaal van Charles Dickens rondwandelen.
De volgende ochtend schallen de christmas carols onder een helblauwe hemel vanuit de hemelshoge kathedraal recht het plein op waar wij toevallig wandelen. Tranen wellen op en het vat der herinneringen loopt stilaan vol. Weldra loopt het over want vier uur later zitten we op een Schots strand te kijken naar de golfslag en de speciale langgerekte luchten terwijl de zon door een vol whiskyglas schijnt. Heftig is dit zo bij min tien graden Celsius. De eerste zonsondergang in mijn leven die zich voltrekt om 3 uur in de namiddag.
Zou het dezelfde herinnering zijn met een blinkende grijze familiebak en een vooraf tot in de puntjes geregelde reis? Je kan beter slechts enkele pikante details (een nieuw lief, een roestbak) vooraf inbouwen en de rest overlaten aan het toeval om de herinnering een bepaald timbre te laten krijgen.
Ik zal later met plezier terugdenken aan de ijskoude skai zetels waarin we al die uren naast elkaar zaten met als enige tijdverdrijf elkaar beter leren kennen, de verwarming die maar niet deed wat ze moest doen en het enorme stuur dat ik s ochtends bijna niet rondgedraaid kreeg bij afwezigheid van ook maar de geringste vorm van bekrachtiging.
Straks scheur ik weg van hier in mijn knalrode auto. Niet dat het een sportwagen is maar de deuren hebben geen raamomlijsting, het interieur is nogal sportwagenachtig ingericht en het geproduceerde geluid heeft iets van een Alfa Spider.
Neen, ik lijk niet op Dustin Hoffman in 1969, maar naast mij zit plots iemand die verdacht veel op Nancy Wilson lijkt. Haar lange haar is opgestoken in een beehive en ze draagt een mouwloos oker kleedje tot net boven de knie.
En om even in een Bondfilm te kunnen rondlopen, is het alvast een goed begin om je een beetje Sean Connery te voelen. Laat het testosteron maar komen. Eén van de voordelen van de rode auto in dit verband is dat hij er nogal retro uitziet. Ik kijk op de grote ronde klokken en over de bolle voorvleugels die uitmonden in de chroomomrande koplampen. In combinatie met de uitgeschoten baard en blitse zonnebril zet ik voor mezelf een statement neer. On her majestys secret service om een brood te kopen.
Yeah! Ik glip cool en nonchalant de bakkerij binnen. Het bakkerinnetje is als gewoonlijk ontzettend vriendelijk en Nancy Wilson knipoogt als ik terug naar de auto loop. We rijden zodadelijk naar het einde van de wereld met een geheimzinnige missie.
Geen paniek hoor, het is niet echt het einde maar een landtong die zo ver in zee reikt dat de grens tussen water en land niet altijd even duidelijk is.
Het stoffig baantje vol putten die zo diep zijn dat onze rode auto er volledig in verdwijnt, is niet populair bij de toeristen.
We zijn er alleen en het riet langs weerszijden van de weg is metershoog opgeschoten.
Hier en daar een verlaten cabane met een dak in verroeste golfplaten. Wat verder trekt het landschap open en zien we grote blauwe plassen met roze flamingos. Een kakigroene gedeukte Toyota Landcruiser pick-up truck kruist hotsend en botsend ons pad. In de laadbak zitten vier mannen mee te hotsen. Ze dragen groene uniformen en de wagen stopt ter hoogte van onze auto.
De zwart bebaarde en van wild krulhaar voorziene chauffeur gebaart mij te stoppen en wil iets zeggen. Ik verwacht net dat hij zich zal voorstellen als el commandante en Jefe waarop hij ons zal arresteren en geboeid tussen de mannen in de laadbak zal laten kruipen als hij in perfect en lichtjes bekakt Frans ons wijst op de gevaren van de trip die we ondernemen.
Mul zand, diepe putten (nog dieper) en het verbod om ook maar iets aan de natuur toe te voegen of weg te nemen. Het zijn boswachters. Enfin, eerder opzichters van het natuurgebied waar we ons in bevinden gezien het acute gebrek aan bossen.
A todo Cuba le gusta we rijden over een uitgestrekt strand onder een loden zon. Ik parkeer onze Cubaanse oldtimer net voor de waterlijn, we trekken onze kleren uit en Celina Gonzalez en ik plonzen in de rimpelloze zee.
Een oud ventje met een ezeltje vertelde ons vanmorgen in het dorp vanwaar we vertrokken dat je met je handen in het zand van de zeebodem moet graven. Je voelt vele kleine schelpdieren die je er met wat geluk zo kan uithalen. We verzamelen ze in waterdoorlatende zakken.
Uit de enorme koffer van ons voormalig Amerikaans slagschip diep ik een klein gasvuurtje en een gamel op.
Celina heeft nog wat olijfolie meegegritst die ze nu rijkelijk in de gamel uitgiet terwijl ik dikke knoflookbollen pel en pers.
Ik ben haar carretero en haar blonde haar dat stijf staat van het zout uit de zee kleurt goud op haar getaande huid in het licht van de ondergaande zon.
De schelpjes smaken heerlijk met de witte wijn die we aan een kraampje op de nationale kochten. De zon staat bijna op de horizon en verlicht een tweetal vervallen staketsels. In het tegenlicht lijken het wel reusachtige skeletten van onbekende beesten.
Voor de zon helemaal weg is, ruimen we op en rijden terug naar het begin van het pokdalig weggetje met een hele zwerm reusachtige zwarte libellen om ons heen.
Even verder stoppen we bij bar El Ché waar een caipirinha slechts drie euro kost. Het plafond is er zeer hoog, er hangen welgeteld drie neonlampen voor de hele zaal en in het midden hangt een oude kromme ventilator voor piepende verkoeling te zorgen. Achter de toog braakt een vergeten radio flarden van La Colegiala uit.
Het draait nog rond een drukkende dertig graden. We zijn net vertrokken naar de veerboot die ons naar de hoofdweg brengt. Er staan enkele autos voor ons in de rij te wachten.
De hoge haag die het riet hier vormt, kleurt rood in het licht van de nacht. Even rood als het autootje waar Lief en ik op dit moment inzitten. De man van de veerpont doet teken dat we de laadbrug van zijn schip mogen oprijden. De chauffeur voor ons leurt met lederen hoeden, riemen en portefeuilles. Het is een Liberiaan die met behulp van een aftandse Renault 18 uit de vorige eeuw tracht een menswaardig leven op te bouwen.
Scheefhangend in mijn rolstoel zal ik terugdenken aan Lief, haar zoete geur, het okergele kleedje, het goudgele haar op de bronzen huid en de eerste schattige rimpeltjes die zich manifesteerden in haar décolleté. In gedachten veer ik plots recht uit de rolstoel, ga naar het kamertje in mijn hoofd met een scheve blauwe deur en daar, onder een late zon op een krakend bed liggen onder lakens met lavendelgeur twee vervlogen dromen die ik dringend nog eens wil herbeleven.
Van Scharendijke tot Burgh-Haamstede terwijl je elk dier dat ons pad kruiste luid imiteerde.
Hoe je samen met mij in de auto sliep op de Brouwersdam terwijl dat van de politie eigenlijk niet mocht. Maar hey, fuck the police en vooral fuck mij wat heerlijk was met de strandmatjes voor de ramen geschoven en de voorzetels achteruit geklapt zodat het interieur van de auto in een groot bed veranderde. s Ochtends bij de bakker om warme broodjes en ze op het wijde verlaten strand oppeuzelen. Kruimels op je blauw en wit gestreepte trui met boothals die je rood verbrande hals zo mooi accentueerde.
Hoe je vorige vrijdag thuiskwam met je gitzwarte haar kortgeknipt in een mod kapsel. Twiggy meets Judith. Je ronde grote groene ogen, de onpeilbaar diepe vijvers van je ziel, vanaf nu onmogelijk te ontwijken.
Hoe we s avonds na veel te veel opwindende roséwijn op het knotsgekke idee kwamen om het weekend aan zee te spenderen. Zonder reservatie of wat dan ook met de verboden kampeerpartij tot gevolg.
We trokken er ons niets van aan. We hadden enkel interesse in de warmte van het zand, de koelte van de zee die ons met haar kleine golfjes zachtjes streelde terwijl we in haar vruchtbare schoot verenigd waren en de wind die onze getaande huid zilt liet geuren.
Hoe we op onze hilarische huurfietsjes bij elke halte nog meer in verwondering vielen voor de verrassende schoonheid van de zoete omgeving en elkaar.
Hoe we op zondagavond met vers lood in onze schoenen de laatste met mosselschelpen beklede veerboot namen in Kruiningen terwijl we mekaar voedden met lepeltjes vanille-ijs. Het was koud aan dek, wij alleen tegen de natuur en het opspattend zeewater. Je getaande huid rook zoet naar zout en zonnebrand.
Een sjaaltje eerder gekocht in Zierikzee in je haar geknoopt en mijn veel te grote dikke fleece om je kleine lichaampje gewikkeld, god ik heb het ding dagenlang niet gewassen om je toch maar bij me te houden. Elegantie in alles wat je doet, aantrekt, sixties, bohémien, zelfs de meest kleurloze vod krijgt een diepere betekenis als ze rond jouw lichaam hangt.
Que Reste-T-Il De Nos Amours speelde op de radio terwijl we op de E42 de duisternis aan diggelen reden en onze harten zich voorbereidden op een onmogelijk afscheid en de onvermijdelijke diepe wonde die dit zou slaan.
Maar voorlopig nog niet, voorlopig zijn we nog de tango van het oude koppel dat elkaars warmte opzoekt om te kunnen overleven in de koude realiteit.
Toch kwam in oktober de storm en het einde van een liefde vol constructiefouten.
Tweeëntwintig ben ik en vers uitgespuwd door de school. Het is 1985 en volgens de opgeluchte schooldirecteur de hoogste tijd om met mijn beroepsleven te starten. Gezien de economische crisis ben ik blij met een baantje dicht bij het ouderlijke huis, kwestie van de vaste kosten wat te beperken.
In De Streekkrant lees ik een advertentie die me wel boeit: Stijlvolle zaak in het centrum van de stad vraagt een verkoper van luxeartikelen voor onmiddellijke indiensttreding.
Het kan slechter voor een beginneling. Donkere magazijnen vol stinkende kartonnen dozen of schamel verlichte fabriekshallen waar dikke vijftigers lopen te schreeuwen en te vloeken zie ik niet meteen als decor om acht uur per dag van mijn jeugdige leven in door te brengen.
Luxeartikelen vragen bij mijn weten geen vorkheftruck om ze uit een rek te halen. Geen lopende band nodig om ze in te pakken noch kauwgomkauwende dikke vrouwen met vettig achterovergekamd haar in spannende blauwe schorten en bloemetjesleggings.
Winkels gaan niet voor negen uur s ochtends open wat mogelijkheden biedt aan mijn ambities om een bloeiend nachtleven uit te bouwen.
Ik schrijf mijn brief en kijk, drie dagen later gaat de ouderlijke telefoon en nodigt een vriendelijke heer mij uit voor een gesprek. Mijn blitse zwarte sixtiespak dat ik vorige week voor tweehonderd frank op de kop tikte in de kringwinkel voldoet ruimschoots in combinatie met het purperen streepjeshemd, mijn witte das en zwarte puntschoenen.
Mijn Lambretta 150 Ld start gelukkig vlotjes en in een Italiaanse tweetaktwolk schuif ik door het verkeer naar het centrum van het kleine provinciestadje waar ik woon.
Het blijkt om een hele grote juwelierszaak te gaan. De sfeer tijdens het eerste gesprek zet meteen de toon voor de volgende twee jaren van beroepservaring die mij te beurt zullen vallen.
De man tegenover mij is nauwelijks ouder dan mijzelf en zijn eerste vraag gaat over mijn durf om een ladder te beklimmen. Ongetwijfeld is dit een poging van de jonge baas (Frederik) om zich te outen als psychologisch wonder en primus inter pares in het stellen van strategische vragen.
Langs mijn kant van de tafel komt het eerder over als een vraag die in geen enkel opzicht relevant is voor de uitoefening van het beroep van enkelkettingverkoper.
Want, laat ons eerlijk zijn, zelfs voor het vervangen van een horlogebandje is geen ladder nodig. Laat staan voor het reinigen van de collectie briljanten ringen. Geen ladder nodig. Waarom dan die vraag?
De combinatie van mijn antwoord (ja, ik durf een ladder op) en mijn hardnekkig recidivistisch verleden in katholieke scholen bezorgt mij uiteindelijk de baan.
Al spoedig na mijn aanwerving wordt duidelijk waar Frederik's obscure drang om zich aldus te manifesteren vandaan komt.
Hij is gehuwd met Cleo, de dochter van de juwelier. Ze is volledig opgetrokken uit make-up en eye-liner en bezit een ego zo groot als een gemiddeld onbewoond eiland in de Stille Zuidzee.
Als een echt enfant terrible is zij nimmer tevreden over het werk dat het personeel uitvoert, niet zozeer omdat ze van kwade wil is maar eerder omdat ze meent dat het zo hoort. Te pas en te onpas trakteert zij het volledige klantenbestand op complete klaagzangen over 'haar personeel'.
Zij, Cleopatra, alsof wij, haar persoonlijk uitgekozen eunuchen, bij het aanhoren van haar kritiek met ingetrokken staart naar onze werkplek zullen vluchten, zweepslagen vermijdend en de bange hoop koesterend alsnog in aanmerking te komen voor onze schamele maandelijkse aalmoes.
Overduidelijk hoort haar man ook bij het personeelsbestand, niet in het minst in de ogen van haar vader. Frederik roert zich als een duivel in een gouden wijwatervat om zich toch maar boven ons in de pikorde te positioneren. Een missie waarin hij nu en dan openlijk en pijnlijk mislukt met als gevolg dat alle personeelsleden uit medeleven doen alsof hij werkelijk de baas is.
Schoonpapa heeft er alles aan gedaan opdat het vergaarde kapitaal in handen van de familie zou blijven en geeft aan Fredje enkel schijnverantwoordelijkheden. Zijn rol beperkt zich tot het regelen van enkele herstellingen bij snode goudsmeden die onvermijdelijk luisteren naar namen als 'De Beer' of 'Schmidt'.
Ook het afnemen van kwalitatief twijfelachtige sollicitatiegesprekken bij de aanwerving van een nieuw personeelslid horen bij zijn met veel moeite afgedwongen beslissingspakket.
Op dat moment ligt de weg open om zich tegenover de zwakkere en met onwetendheid gevulde kandidaat te manifesteren, om de trend te setten en zich een bepaalde air van ondoorgrondelijkheid aan te meten.
Het moet de bedoeling zijn dat de sollicitant zich onderweg naar huis suf piekert waarom een bepaalde vraag gesteld zou kunnen zijn. Wellicht om op een slinkse wijze zijn psyche te verlichten zodat menige duistere kantjes nu naakt en onomwonden zijn gaan bovendrijven in het voor de werkgever klare pompwater.
Helaas zou dit teveel eer zijn voor Frederik, de air van ondoorgrondelijkheid is niet aanwezig omdat er bij hem gewoon niets te doorgronden valt.
Frederik houdt van een goed pak friet, luide FM rock op de radio en een rode Mitsubishi met dikke banden, een spoiler en mistlampen die erg nuttig kunnen zijn tijdens een zandstorm in de Sahara. Op zich is daar niets mis mee tenzij je gehuwd ben met miss Sofisticated.
Nu is hij gewoon het echte zwarte schaap, de enige gecastreerde slaaf van de zaak.
Waar wij als personeel na onze gepresteerde uren namelijk gewoon naar huis gaan, duurt een werkdag voor hem 24 uur. Zelfs als hij snurkt in bed moet dat conform de normen gaan.
Al snel worden mijn zorgeloze dagen gevuld met het schieten van gaatjes in te vette oorlellen, het aanpassen van gouden enkelkettinkjes aan veel te dikke kuiten en het ultrasoon reinigen van aangekoekte verlovingsringen.
Maar de vakantieplannen van Frederik en zijn geplamuurde vrouw doorbreken regelmatig het dagelijkse, wekelijkse en maandelijkse ritme.
Bij die gelegenheid komt de oude generatie boven de winkel wonen omdat de verzekeringsmaatschappij eist dat het pand ten allen tijde bewoond blijft.
Dan is het feest. Het is het moment dat de winkel niet meer zo stipt om negen uur opent. In plaats ervan komt zo rond half tien een verwaaide figuur (die verdacht sterk op Frederik's schoonvader lijkt) in pyjamabroek en allesbehalve okselfris onderlijfje de deur losmaken.
De eerste verwonderde klanten worden in dit uniform smakkend bediend. Tussen twee klanten door is het tijd voor een scheerbeurt in het toilet dat in de winkelruimte uitkomt en eigenlijk voor de klanten bedoeld is. Hij geneert zich niet om ingezeept met scheerschuim over de toonbank te komen druipen en stinkend uit de bek commentaar te geven op de keuze van de klant.
Eau et gaz à tous les étages. De man heeft zich gespecialiseerd om tijdens belangrijke verkoopsgesprekken over briljanten ringen van 800 000 frank op tijd en stond zonder verpinken uit één of andere lichaamsopening een gaswolk te laten ontsnappen.
Terwijl ik aan de toonbank ernaast toevallig een klant help met de keuze van een communicantenhangertje met passende heiligenbeeltenis, komen mijn lachspieren onder enorme druk te staan.
Doch het summum der lachwekkende gasontsnappingen wordt bereikt buiten het decor van de winkel. In de tijd dat TC Matic, The Human League en andere Dreiklangsdimensionen de hitparade regeerden, had ik nog een relatief mager, ja zelfs licht atletisch lichaam.
Het goede voornemen om dit zo te behouden, noopt mij ertoe om nu en dan te hardlopen. Ik hou dit al jaren vol samen met Joris, een vriend die de wekelijkse rondjes in het stadspark eveneens een goede voorzorgsmaatregel vind om niet te veranderen in een levende Michelin reclame.
Nu blijkt dat Frederik en schoonpapa eveneens wekelijks een rondje lopen. Niet alleen om afwezig te zijn bij hun vrouwen maar ook bij wijze van training. Hoewel het één het ander natuurlijk wel een beetje de hand geeft.
Fredsuggereert al een hele tijd dat we even goed samen eens kunnen trainen. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Na lang aandringen (ik wil privé en werk zoveel mogelijk gescheiden houden) kan ik niet anders dan uit beleefdheid een samenloop organiseren.
Het gebeurt op een bijzonder mistige novemberavond. Zo mistig dat een loopje in het stadspark er eigenlijk niet inzit. Daarom stelt Frederik voor om een in aanbouw zijnde sociale woonwijk te kiezen als parcours omdat het daar verlicht en minder drassig is.
Zo gezegd, zo gedaan. Het eerste rondje verloopt dan ook vlekkeloos in alle opzichten.
Tot op het moment dat mijn vriend en ik op kop lopen en wij plotsklaps net achter ons een donkerbruin geluid horen opstijgen.
We geloven geen van beiden wat we horen en onze gerede twijfel over de oorzaak van het geluid helpt ons om normaal te kunnen doorlopen.
We hebben het vast verkeerd gehoord, waarschijnlijk is het een overvliegende duif geweest die iets te enthousiast aan de uiensoep heeft gezeten.
Enkele minuten later schrikken we weer op door twee kleinere explosies, een tiental meter achter ons. De onbewoonde huizen en de laaghangende nevel werken als een versterker.
Het is dus toch Joris en ik trachten niet naar elkaar te kijken maar we voelen een verlammende lach opkomen.
Hierdoor lopen onze achtervolgers op ons in zodat de geluiden steeds harder weerklinken en het ook duidelijk is dat ze vanuit verschillende lichaamsopeningen gelanceerd worden.
Tot grote hilariteit van ons, twee onschuldige jongens, worden sommige geluiden in de wijde wereld losgelaten op de cadans van het looptempo.
Op een gegeven moment begint onze sterke façade af te brokkelen. De sterke dijk die we tussen ons twee aanlegden door niet naar elkaar te kijken, barst door een korte maar goedgemikte stevige scheet. Mijn vriend lacht even kort. Dan ik. Dan proest hij het weer uit waarna een alle sérieux vernietigende flatus van schoonvader de volledige dijk in één beweging wegspoelt.
Daar gaan we. Beiden kunnen we niet anders dan uitbarsten in een respectloze gierende lach. Brullend, huilend, met tranen die over onze wangen bengelen, stoppen we met lopen. Frederik en schoonvader steken ons met een onbegrijpende air gezwind voorbij terwijl er hier en daar in de verte nog wat geluid uit het behang ontsnapt.
Met schaamrood op de wangen kruipen we zonder omkijken naar Joris auto, nog steeds dubbel geplooid in een spastische lachkramp.
Twee maagzweren en even zoveel jaren later kiest Frederik net zoals ik voor een juwelenarm leven. Hij heeft nu een doe-het-zelf zaak en verkoopt ladders.
Ik parkeer de wagen vlak voor het restaurant waar we afgesproken hebben. Het is eigenlijk eerder een kruising tussen een sjofel eethuisje en een kroeg voor bruine geesten met dertig verschillende stoelen en half afgedropen rode kaarsen op tafel.
Er waait een kille wind en ik zet toch even mijn kraag recht bij het uitstappen.
Als ik binnenstap, zie ik links en rechts wat mensen zitten. Een Einstein type met muf pak en gedemodeerde principes in het gezelschap van een jonge vamp. Hij komt zo uit één of andere universiteitsbibliotheek waar hij samen met de jonge studente enkele belegen stellingen heeft proberen te bewijzen.
De laatste te bewijzen stelling, volledig opgetrokken uit kleffigheid, is overeind gebleven tussen haar, aantrekkelijke, jonge en wulpse prooi die kickt op intellect en hem, oud en krakend roofdier met strenge zwarte montuur, licht uitgezakt en stinkend naar verschaalde sigarenrook.
Ik zet me aan een tafeltje in een hoekje met mijn boekje en bestel een rode port. Het zijn lange minuten, afwisselend volg ik de thriller in mijn boek en die in het café. De zachte stem van Billie Holiday is soms onverstaanbaar door de schrille kreten van een groepje jongeren dat vergeten is om in het weekend iemand anders op de zenuwen te werken. Hun ouders bijvoorbeeld.
Dan gebeurt het.
De deur zwaait open en achteloos zweeft ze binnen. Haar blonde haar kleurt goud in het licht van de spots aan de deur. Het lijkt wel of ze in slow motion beweegt, het wervelende haar, de lange zwarte zigeunerrok met frulletjes, haar handtas met het pluche konijn en de lange zwarte jas met imitatie bontkraag.
Ze ziet me en er verschijnen kleine lachrimpeltjes aan haar azuurblauwe ogen. Als op een goddelijke wolk drijft ze naar me toe, haar rondingen en décolleté bewegen zo sensueel dat geen man op aarde er zou kunnen aan weerstaan.
Naarmate ze dichterbij komt, ruik ik haar lichaamsgeur, een mengeling van de lente en zongedroogde was. Ze lacht opnieuw waarbij mij opvalt dat er ook enkele lieve rimpeltjes verschijnen ter hoogte van haar neusbrug.
Over die neusbrug alleen al kan ik een boek vullen met lyrische gedachten, een lust voor het oog! Groot, maar bijzonder welgevormd, Cleopatra zou er jaloers op zijn. Dit is zonder twijfel de meest sensuele neus ter wereld.
Lichtjes ruisend met de rok draait ze zich, trekt haar jas uit en hangt hem over de stoel naast de hare. Ze buigt zich voorover naar mij toe en geeft me een zoen op mijn wang. Met een donkerbruine hese stem zegt ze:Helaba wat ik alleen maar kan beantwoorden met wat onhandig gestamel gezien mijn onwaarschijnlijk uitzicht op een bodemloos décolleté.
Plots krijg ik medelijden met het Einsteintype, hem wacht nog een ware lijdensweg vol akelige ontdekkingen. Zijn tafelgenoot kent Billie Holiday niet en denkt dat Miles Davis een merk van regenjassen is. Wijn is er in het wit en in het rood.
Alles moet hij nog aanleren, bang afwachtend of haar jonge hersentjes sponzig genoeg zijn om te absorberen. En ja, het perfecte figuur heeft ze wel maar niet de wulpse boezem of de donkerbruine hese doorleefde stem.
Het grote gebrek aan art de vivre gaapt als een diepe afgrond tussen hen beiden en onderstreept pijnlijk het verschil in leefwereld.
Ondertussen wordt mijn lief nog met de dag mooier, grappiger, liever en voluptueuzer.
We drinken de beste wijn, eten de beste fettucini, maken de mooiste wandelingen en kijken samen naar de mooiste sterren.
We bellen elkaar geregeld op ook al delen we elke nacht hetzelfde bed.
We spreken af om vier uur in het Damberd of we komen elkaar toevallig tegen in de Veldstraat.
Op die momenten ontsnapt mijn ziel met een knal uit de half toegeknepen tuinslang waaruit het dagelijks bestaan krampachtig spuit.
Zij heeft het, zij is het, alles wat een vrouw mooi maakt met daarbovenop een grenzeloos goed gevoel voor humor.
Het hoeft niet altijd doffe ellende, kommer en kwel te zijn nietwaar. Ik kijk al uit naar het moment dat ze op Chris Lomme begint te lijken
In Villeneuve-lès-Béziers staat een prachtig oud notarishuis met stijlvolle lambrisering.
De eigenaars zijn beiden jong gepensioneerden die nog iets willen doen in hun leven. Alle begin is moeilijk, ze zijn nog maar drie maanden geopend en we hebben bij wijze van extra sponsoring ook de tables dhôtes gereserveerd voor s avonds. Alles gaat er nogal stijlvol aan toe, eerder op het randje van snobisme als we op het gevraagde uur wat opgekleed aan tafel verschijnen.
De man van het huis steekt niet weg dat hij veel van wijn afweet, sterker nog, hij koketteert er mee. In de woonkamer speelt vooral klassieke muziek, de ene aria na de andere vult de woonkamer. Niet omdat hij er gaarne naar luistert maar vooral omdat het belangrijk klinkt. Alles is Belangrijk. Hij buigt zich steeds belangrijk voorover naar zijn echtgenote om haar zo omzichtig als mogelijk belangrijke vragen te stellen.
Hij heeft een snobistisch brilletje op zijn neus dat zijn manier van doen volledig tekent. Er zitten enkele vreemde krullen in die totaal niet functioneel zijn ook niet mooi maar er enkel zitten omwille van het design. En dat is voor hem natuurlijk belangrijk.
Vergelijk het met een gevulde vitrine van een winkel die verder leeg is. Wat opvalt, is dat de man je nooit in de ogen kijkt maar via zijn kleine afgelikte beweginkjes altijd een oogcontact weet te mijden.
Dit staat in schril contrast met enkele andere hebbelijkheden van zijn artificieel imago.
De volgende morgen staat de vriendelijke man in zijn Laurent Perrier shirtje aan de strijkplank met naast hem een berg te strijken was die tot ruim boven het tafelniveau reikt. De Nieuwe Man als snobistisch fenomeen is een variant op het thema die mij tot nu toe onbekend was.
Het strijkijzer is uiteraard niet zomaar een strijkijzer maar een blits hebbeding met zeker zes versnellingen vooruit en twee achteruit.
Ware de kans op brandwonden niet pertinent aanwezig geweest, de ontwerpers hadden er nog een telefoonfunctie met camera, MP3 speler en internettoegang in voorzien.
In alle geval zitten er teveel knopjes op het toestel waardoor onze designslijmjurk even het noorden verliest en in zijn meest omfloerste bewoordingen bij zijn echtgenote bevestiging zoekt rond de juiste positie van de temperatuurknop. De knop moet op minimum hé chérie?
Het antwoord komt even prompt als ontnuchterend in de vorm van een schetterende vrouwenstem vanuit de keuken die roept: Neen, maximum!
Het verschil tussen minimum en maximum met alle mogelijke tussentemperaturen is zo gigantisch groot dat onze afgestofte vriend met een gestileerde plof als een magret à point door de rijk gestoffeerde mand valt.
De stilte die erop volgt is even gênant als de berg strijk hoog is. We laten dit duo in hun kokende biotoop sudderen en trekken een dagje naar het strand om onze bij de tijdelijke dorpsgenoten misbaar opwekkende huidskleur iets bij te stellen.
Als we in de late namiddag met blinkende rode schoudertjes terug binnenkomen, staat de arme man nog op dezelfde plaats waar we hem s ochtends hebben achtergelaten. Spoedig tracht hij een discussie aan te zwengelen over de foire des vins die hij zo graag frequenteert.
In een dorpje aan de Lot, niet zover van St. Cirque Lapopie, heeft een koppel stijve Engelse harken een oude boerderij gekocht. A real bargain in hun ogen, maar toch wel veel te veel geld voor een ruïne.
Het dakwerk is uitmuntend gerestaureerd, met prachtige eiken balken die eeuwig zullen overeind blijven. Helaas blijven het Engelsen en het kamerbreed tapijt, de bacon and eggs en de geruite hemden op een roze short zijn nooit ver weg.
De twee kinderen van het koppel lijken wel Harry Potter en Hermelien. Ze zijn super beleefd in hun taalgebruik.
De man is een stuk ouder dan zijn vrouw en hij voelt zich duidelijk beter bij winterse avonden met dikke sokken aan nippend van zijn whisky voor de kolenstoof.
Dat Franse gedoe goed dat zijn jonge vrouw hem zo verwent. Zijn bleke huid wil maar niet bruinen en zwetend als een rund loopt hij met een knalrode kop onhandig te worstelen met tuinslangen, haspels en gereedschap waarvan hij het doel nog niet heeft ontdekt.
Heel fier meldt zijn in Holly Hobbyachtige kleedjes gehulde echtgenote dat zij ook Tables dhôtes organiseert. Even twijfelen we om te reserveren, we zijn per slot van rekening in Frankrijk. Hoe slecht kan Engels eten smaken als het bereid is met Franse ingrediënten.
Toch slaan we de spaghetti bolognaise met kip drie avonden na elkaar af met een steeds groter wordend schuldgevoel.
In het noorden van de Dordogne ligt een dorpje waar Annie sinds de dood van haar man van de lege kinderkamers in haar boerderij chambres dhôtes gemaakt heeft. Aan de telefoon vermeldt ze dat we ten laatste om zes uur s avonds moeten aankomen.
Op een militaristische manier geeft ze om dat uur een soort van briefing: alle gasten staan op een rij en we zeggen één voor één onze naam. Daarop krijgen we ons kamernummer en de sleutel.
Bij nader inzien blijkt onze kamer eerder een groot uitgevallen kast te zijn, met een piepklein driehoekig raampje dat uitgeeft op de drukke nationale. Om acht uur s ochtends moeten we present zijn voor het ontbijt.
Daag, madame Annie.
De Champagnestreek. Een klein stadje dat Château Thierry heet en waar De La Fontaine geboren is. Op zoek naar een restaurant dat open is op kerstavond, vragen we ons af of Le Wilson iets voor ons is. Onze hospita, een Parisienne die enkel stopt met praten als ze slaapt (en dan nog), neemt mij bij de arm en gebiedt ons op een samenzweerderige toon dat we daar toch niet moeten gaan. Ce sont des Arabes!!, fezelt ze met haar diepe doorrookte stem.
Als we dan vragen wat er verder de moeite waard én open is, antwoordt ze heel enthousiast dat er net om de hoek een zeer goed restaurant is. Het heet Le Marrakech
Duitse Zimmerfreis waar dikke matrones in borstrok tegen hun zin je bord met Schinken, Zwiebeln und Käse op tafel gooien met de mededeling Heiss!, omdat het bord heet is. Pforzheim waar je op een zondagochtend merkt dat een respectabel aantal inwoners nog steeds problemen heeft om de rechter arm geplooid te krijgen. Op het kerkplein lijkt wel een bijeenkomst van de Hitlerjügend aan de gang. Blijkt dat het enkel maar om de kerkgangers voor de elf uren mis gaat.
Oostenrijk slaan we over en we trachten de herinnering aan dit land te bedekken met de mantel der liefde.
Italiaanse bergdorpjes waar restaurantuitbaters Cicco heten. We proberen vruchteloos andere en duurdere wijn dan de huiswijn te bestellen maar Cicco slaat onze bestelling in de wind. Die wijn moet je nemen, dat is de beste.
Stilaan beseffen we waarom. Op elke tafel staat dezelfde, reeds ontkurkte fles. Het geheim komt uit een gele jerrycan, komen we te weten als we na afloop van het etentje een flesje willen kopen.
Een ex-Playmate in Cassis, die om een onduidelijke reden fors tegen haar zin een kamertje in de luxevilla verhuurt en slechts gekleed in een soort van schoenveter rond het zwembad paradeert terwijl haar echtgenoot een ritje maakt met de klassieke Ferrari.
Of Kreta: op een avond hadden we iets teveel raki gedronken. Is dat nu een echte neen, kan toch niet. Ze beweegt niet of toch wel. Is het een slang? Het was er één, maar dan een tuinslang. Raki is een wondermiddel.
Onze vriend Manolis heeft een genummerde ketel waar hij de wonderdrank mag in brouwen. Heb je een vuile muggenbeet: smeer er raki aan, het ontsmet door de alcohol en het maakt geen vlekken.
Raki is ook een afdoend middel tegen hoofdpijn, maagpijn, diarree, kortom het helpt tegen alle kwaaltjes.
En als je op een ochtend wakker wordt en je merkt dat de rechterdeur van je gehuurde Fiat Panda een enorme deuk vertoont, dan zit de raki er ook zeker voor iets tussen. Oichi problema, geen probleem.
De oranje Kretenzische wijn met brokjes en de raki in staan er meestal in jerrycans achter de toog omdat hun zelfgestookt brouwsel dat overigens geweldig goed smaakt niet meer mag verkocht worden. Met dank aan de Europese Gemeenschap.
Nu hebben we als Belgen wel een streepje voor bij de Kretenzers. Aanvankelijk denken ze dat we Duitsers zijn want we zeggen ook ja en nee. Maar als we in Jean Marie Pfaff-Grieks onze nationaliteit trachten te uiten, komt er plots een brede glimlach op de getaande gezichten. En de prijzen zakken met de helft.
Ooit hebben we een appartementje gehuurd in de buurt van Moni Kapsa, een prachtig klooster aan de zuidkust van het eiland.
Om drie uur in de namiddag kloppen we aan bij een soort van stal waar een zelfgeschilderd bord hangt met de woorden Roms (rooms) en Simer (zimmer). Maria komt halfnaakt de deur openen en meteen ontneem ik jullie alle soorten van perverse gedachten want Maria was zeker tachtig jaar oud.
De eerste huurprijzen die we te horen krijgen, schommelen zeker rond het dubbele van wat we tot dan toe aan overnachting uitgaven.
Tot Maria vraagt van welk land we afkomstig zijn. Belzium, hahahaa, then iet ies for you only twenty evro. But in the other appartement, Zermans are staying. Dont speak with them about the price you get from Maria. Otherwise, Maria krrrrr. Daarbij maakt ze een gebaar alsof iemand haar de keel oversnijdt.
Ach, Moni Kapsa zelf is ook een belevenis. We mogen er niet binnen in onze westerse short en minirok.
Gelukkig hebben ze net naast de toegangsdeur een hele garderobe vol zedelijke kleren waar we onze goesting mogen in zoeken.
Niet zo eenvoudig daar de gemiddelde Kretenzer vijf koppen kleiner is dan ik. Met een grijze flanellen lange broek die tot halverwege mijn kuiten komt en die ik ophoud met een stukje koord, en mijn lief in een nylon bloemetjesschort inclusief de zweetgeurtjes van de vorige dertig gebruikers, maken we onze blijde intrede.
De non die ons begeleidt, is niet alleen zeer oud, ze heeft ook nog wenkbrauwen als Mefisto, een pukkel op haar kin waar drie zwarte haren op groeien en één tand die eenzaam staat te wezen in haar mond. Bovendien loopt ze volledig voorover gebogen.
Het bezoekersprogramma is even eenvoudig als spectaculair. Ze toont mij waar de gieter staat en nadat ik deze gevuld heb, toont ze me alle planten die ik moet gieten. Kato! Pano! krijst ze. Hoger of lager. Iemand had me zo eens moeten zien lopen met de flanellen broek halfweg mijn kuiten en de kostuumvest waar ik ben in opgehangen met de overvolle gieter achter de schetterende non aan die met haar stok wijst waar ik moet gieten.
Na deze demonstratie van Westerse goede wil komt het serieuze luik van het bezoek eraan.
We gaan binnen in een kapelletje waarvan de wanden en het plafond beschilderd zijn met prachtige frescos. Aan het altaar staat een zilveren kistje met bovenaan een ovale opening waar iets doorsteekt.
De non doet ons voor wat er van ons verwacht wordt: het ding dat door het gat steekt, strelen. Blijkt dat het de schedel is van de stichter van het klooster.
Maar als er één constante is in tegenvallende logeeradressen, dan is het logeren bij andere buitenlanders.
Een Duitse die op Kreta een internationaal guest house uitbaat. Niet doen.
Ten eerste zijn Duitsers sowieso al niet wereldvermaard om hun gastvrijheid. En wat je zeker niet wil is Thüringer bratwurst eten in Sitia.
Het was alsof ons plots alles werd ontnomen wat Kreta aantrekkelijk maakte. We hadden te maken met dikke Duitsers vol gemutlichkeit in plaats van macho Kretenzers met een bouzouki. We kregen het slechtste eten van het eiland dat dan ook nog een keer was klaargemaakt in boter.
BOTER! Op het eiland met de grootste olijfolieproductie van het heelal! Ik durf het bijna niet te vertellen maar in de wijnkast zag ik flessen Moeselwijn liggen. Uiteindelijk betaalden we ook een Duitse prijs voor wat ongeveer de slechtste logies in Kreta was.
In dezelfde reeks: logeren bij Belgen in het buitenland. Om de kriebels van te krijgen. Meestal zijn het gezinnen met kinderen die dat doen. Hij met kortgeschoren haar in een korte broek op bottines en witte sokken, zij in een bloes met pofmouwtjes en een fleecejasje van The North Face en 2,4 kinderen op de achterbank.
Ze willen degelijk op reis gaan, zonder verdachte ovenschotels, niet in te schatten tafelmanieren en vooral om in hun eigen taal bediend te worden. Ze rijden in een grijze Volkswagen Sharan voor de zekerheid. Of een grijze Audi A4 en dan noemen ze zichzelf autofanaat. Maar daarover later meer.
Baas heeft nogal wat paranoïde trekjes. Hij verdenkt zijn personeel ervan goedkope pennen van het merk Bic mee naar huis te nemen voor eigen gebruik. Hij belt soms naar kantoor om te zien hoe snel we de telefoon opnemen. Bij mij ligt dat wat moeilijker omdat ik zo vaak op de baan ben.
Daarom belt hij op mijn gsm om te controleren of die wel aan staat. Waar ben ik mee bezig? Werk ik wel voor hem en hou ik er geen louche activiteiten op na die ik lustig botvier tijdens mijn door hem schamel betaalde werkuren?
Honi soit qui mal y pense.
Vertrouwen en waarom het moeilijk werken is zonder.
Gelukkig heb ik een bende zeer geestige collegas.
Trouwens, één van hen heeft mij uitgenodigd voor een etentje. Op een donderdag zit ik om acht uur s avonds samen met Ella Fitzgerald in de Mercedes op weg naar Gent. Neonlampen trekken langgerekte gele strepen over de donkerblauwe motorkap.
Het is mijn alternatieve kerstfeest voor dit jaar. Balen is dat, kerstmis. Bing Crosby bedekt de straten met zijn melige gekweel, familiefeest, vrede op aarde aan al wie Cartier sjaals koopt.
Gigantische mensenmassas in de supermarkt en een kunstmatig aangelegde ijspiste die eigenlijk als uitgestelde huilbui fungeert in combinatie met etnische zuiveringen bij het pluimvee. Alles wat van ver op een kalkoen lijkt, gaat eraan.
Bejaarden die zich een weg door mijn living banen richting toilet nadat hun incontinente kringspieren vlekken produceerden in onze geleende zetels.
En dan moeten ze allemaal nog naar huis gevoerd worden waardoor ik niet mag drinken.
We zijn nu een week later en het is van dattum: een dikke ongeschoren pedofiel in een belachelijk rood pakje moet zich s nachts door mijn onbestaande schouw wurmen en zonder vlekken te maken een hoop cadeautjes klaarleggen.
Plots moeten we allemaal Duitsland minded worden: kerstmarkten bezoeken en glühwein drinken. Ik haat Duitsland. Ze kennen niets van wijn brouwen, hun bier is bedroevend slecht en de worsten die ze produceren, zijn delicatessen voor honden.
Kerstmis zelf wordt niets omdat ik te oud ben voor pedofielen en mijn onbestaande schouw echt onbestaand is.
Onder mijn dekens wegkruipen en de hele dag in bed blijven. De honger slaat toe tegen de middag, in mijn koelkast staat enkel nog een pot beschimmelde spaghettisaus. Even vakkundig de witte paddestoelen wegscheppen, pasta in de pot en hop, we hebben weer eten.
Dan maar een anti-kerstfilm opzetten: The Blues Brothers. Yeah, ik voel me nog altijd een beetje Elwood Blues met mijn oude Mercedes bluesmobile. Ik ben gek op de film en de muziek.
Terwijl mijn leeftijdsgenoten dweepten met new wave, Simple Minds en U2, vertelde ik honderduit over Wilson Pickett, Sam & Dave, Arthur Conley en Booker T & the MGs. Met akelige stiltes tot gevolg.
Stijl, beste vrienden, is alles. Als twintigjarige reed ik in een pak met een Lambretta door de straten van het kleine provinciegat waar ik opgroeide. De Lambretta was een scooter zoals een Citroën DS een auto is: laag, stijlvol gestroomlijnd en voortdurend in panne vallend. Maar vooral goed voorzien van het betere buikgevoel.
Dat is eigenlijk met alles zo. Als ik moet kiezen tussen een oude Peugeot 504 en een Volkwagen Golf, kies ik zeker voor de 504. Een abonnement op Touring Assistance zal onontbeerlijk zijn en ieder jaar zal ik met klapperende tanden in de file voor het keuringsstation staan aan te schuiven. Maar als het ding rijdt en gekeurd is, is het elke keer feest als ik instap.
To the bottom. Leven alsof elke dag je laatste is met een zo laag mogelijk zwaartepunt. Dat is zo ongeveer het belangrijkste wat ik geleerd heb sinds Kreng me anderhalf jaar geleden van de trap duwde. En de wetenschap dat ik alleen op mezelf aangewezen ben om dat doel te realiseren. Jezus, ik klink als een incontinente bejaarde.
Overal in Gent hingen affiches voor De Langste Nacht op 31 december. Misschien is dat wel iets voor de eenzame ziel die ik op de laatste nacht van het jaar zal zijn. Nog een keer de ultieme fuif om de zaak af te sluiten.
Baas wil dat ik die avond start in de kamer waar de server staat om de milleniumbug onder controle te houden.
Mijn pseudo avontuurlijke oudejaarsavond krijgt een programma:
kijken of de computers niet tilt slaan en ze daarom uitschakelen.
(naar Bé voor een aperitief).
naar Ma voor kreeft bellevue!!
naar Gent voor salsa op De Langste Nacht.
Het grote lichtpunt is het acuut gebrek aan zelfvoldane vrienden, Kreng en diverse schoonmoeders. Maar bij Bé aperitieven is wat link. Dat kleine agendapuntje toch maar beter schrappen.
Om negen uur rij ik naar mijn moeder. De milleniumbug is zelf gaan vieren en zal waarschijnlijk te zat zijn als hij om middernacht nog probeert om ergens een server plat te leggen.
Jongen toch, ga jij nu nog helemaal naar Gent rijden?
Ja moeder, ik ga nog helemaal naar Gent rijden. Het liefst zou ik er ook willen blijven. Voor de rest van mijn leven welteverstaan want dit kleine provinciale boerengat komt mij de keel uit. Dat denk ik bij mijzelf als ik mijn oude Duitse zit voor te verwarmen. Lekker kreeftje overigens.
Moeder staat naast de auto en roept nog dat er morgen om half twee oesters zijn, mocht ik er zin in hebben. Haha, MOCHT ik zin hebben in oesters. Is de aarde rond? Gaat de zon elke dag op? Oesters en ik zijn onafscheidelijk. Er zijn nog zekerheden in het leven. Ik steek mijn hand op en wuif. Ze verdwijnt in mijn achteruitkijkspiegel samen met een onverantwoord foute zwarte dieselwolk.
Salsa con sabor! zingt Yolanda Rayo vol overgave ter hoogte van Erpe Mere.
Veel volk op de parking van Flanders Expo. Vijf zalen, Vijf muziekstijlen. Radio twee, bwaark, Radio één met de hele avond Gorki op het podium, Studio Brussel met onbeluisterbare noise en Radio Donna met hersenloze pop.
Maar dan, in zaal drie, voltrekt zich een internationaal wonder in de vorm van Polé Polé: salsa, merengue, samba en een live band uit Afrika die zich niets aantrekt van het aftellen naar middernacht maar wel fantastische soukous brengt.
Mijn zwaartepunt is drastisch aan het zakken, het zelfvertrouwen stilletjes aan het stijgen. Na het gedruis om twaalf uur start het nieuwe jaar met merengue: La Gran Manzana. Ik draai mij om en voel iemands voet onder de mijne. Ik zie een kleine blondine die mij met grote ogen aankijkt.
Sorry roep ik veel te hard in haar oor. Ze trekt zich eventjes weg maar lacht naar mij.
Ik begin te dansen op de merengue. Zij danst meteen mee. Ik grijp haar rond haar middel, zij legt haar hand in de mijne en het is alsof we al jaren samen dansen.
Het valt mij op dat ze een ongelooflijk mooie neus heeft. Man, ze kan dansen ook. Jezus Christus, wat een heupen.
We banen ons een weg naar de bar. Twee caipirinhas later zitten we in de gemakkelijke zetels gegevens uit te wisselen. Ik raak haar even aan. Ze legt haar hand op de mijne. Willy Deville komt de zaal binnen en zingt spontaan Demasiado Corazon. Wij springen recht voor wat de zwoelste dans uit ons leven zal worden. Bezweet en dronken van het ritme vergeten we alles rondom ons. Enkel haar groene ogen, haar in het rond springende blonde haar en haar ronddraaiende heupen bepalen mijn gezichtsveld.
Op een Gentse nachttafel niet zo heel ver van Flanders Expo ligt een GSM te loeien en op het schermpje verschijnt een Aalsters telefoonnummer.
In mijn armen ligt Lief en hoewel het al lang tijd is om oesters op te slurpen, draai ik mij om en leg het draagbare telefoontoestel definitief het zwijgen op. Mijn gezwollen lippen doen een beetje pijn.
Op dinsdag hoeft Lief pas om tien uur op school te verschijnen waardoor ik om acht uur alleen aan de ontbijttafel zit. Zij mag nog een uurtje onder haar warme dekentje liggen dromen van alles wat ze leuk vindt.
Als ik om tien voor negen de voordeur dichttrek, komt de regen met bakken uit de lucht gevallen. Het is zeer lastig rijden naar Deerlijk.
Ik rij zelfs een beetje verloren in Deerlijk city en vraag aan de bediende van een tankstation het juiste adres. Blijkt dat het een gewoon huis is in een gewone mmm woonwijk. Villawijk. Eerder kasteelwijk. Mensen lief, wat een kasten van huizen!
Uiteindelijk stop ik voor een huis waar twee grote SUV's voor de deur staan. Eentje voor de deur is al erg, twee ronduit degoutant.
Ik bel aan en er komt een forse jonge vrouw openmaken. Ik stap snel binnen want het regent nog steeds oude wijven.
Ik mag plaats nemen in een designzetel in een designleefkamer met een designbaby in een designpark. Het duurt even voor haar echtgenoot (van een iets minder geslaagd design) erbij komt zitten en het gesprek start moeizaam.
Het trage gesprek wordt constant onderbroken door telefoonoproepen op de verschillende design-gsm's die op tafel liggen.
Plots gaat de designdeurbel.
De Deense dog die in de tuin in de regen rondloopt, springt als een gek tegen het raam. Het is ondertussen tien voor tien en blijkbaar staat de tweede kandidaat al op de stoep. De vrouw heeft de grootste moeite om hem buiten te houden wat niet geheel onbegrijpelijk is gezien het aantal oude wijven dat intussen uit de lucht gevallen is.
Ze komt net weer bij ons zitten als de deurbel alweer gaat en deze keer is het de opperpoppemie van het Waregemse uitzendkantoor A in hoogsteigen persoon, de baas van Elien.
Wat zij hier zo onaangekondigd komt doen, is mij volslagen onduidelijk. De Deense dog hervalt in zijn hysterische aanval en zijn baasje steekt hem voor de peis en vree in de garage.
Het gesprek kabbelt voort.
Poppemie vertoont daarbij het ergerlijke gedrag om zich te mengen in de conversatie en uit haar van lipstick voorziene bovenste kringspier ontsnappen woorden waarvan ik denk dat ze volslagen naast de kwestie zijn.
Het wordt pijnlijk duidelijk dat de poppemie niet eens weet wat een baan als vertegenwoordiger juist inhoudt. Ik schaam mij in haar plaats.
Maar het beste moet zoals altijd nog komen.
Om tien over tien staat mijn concurrent alweer aan te bellen en deze keer slaagt hij er wel in om zich binnen te wringen. Kordaat stapt hij de living binnen, geeft iedereen een klam handje en komt naast me zitten.
Iedereen zwijgt.
Ik ook.
Het is een vervelende situatie tot de zaakvoerder in het bijzijn van iedereen oppert dat het misschien toch beter is om de kandidaten nog even gescheiden te houden. 'Ja maar', zegt zijn vrouw, 'waar gaan we die tweede kandidaat dan steken?'
'In de garage, kom maar mee', oppert de man.
De garage! Waar een halve minuut geleden een hond ter grootte van een jonge koe is opgesloten. Met van die enorme modderpoten en liters kwijl dat uit zijn schuimende bek druipt.
Dan zou ik toch voor de oude wijven buiten kiezen.
Het gesprek gaat verder en de forse vrouw zegt dat ze mannen met dassen HAAT. Ik draag gelukkig een rolkraagtrui maar mijn concurrent daarentegen Ik roep 'YESS' in mijn binnenste. Mijn ogen tranen door het onophoudelijke roken van het werkgeverskoppel.
Ons gesprek duurt nog tot half twaalf! In de garage is het ondertussen heel stil geworden. Ik ben benieuwd wie er wie heeft opgegeten.
En de dag is nog niet voorbij. Ik ben om half één terug thuis en verga van de zenuwen. Lief belt om te vragen hoe het geweest is en als ik het verhaal met de tweede kandidaat, de hond en de garage schets, weet ze al genoeg om te zeggen: 'Niet doen!'
De grote wijzer kruipt zeer langzaam voorbij op de klok.
Twee uur: de telefoon gaat over. Het is Elien uit Waregem die me met veel vreugde in haar stem aankondigt dat ik volgende week dinsdag opnieuw in Deerlijk moet zijn om mijn loon te bespreken.
Zoals Obelix pleegt te zeggen als hij iets teveel aan de wijn heeft gezeten: Broeva! Haro! De eindmeet van mijn werkloze periode is in alle geval zicht.
De autoconstructeur in Ledeberg is in vogelvlucht slechts op drie kilometer van ons huis verwijderd maar door het Gentse verkeersplan dat bijzonder weinig rekening houdt met vogels, is het in de praktijk vijf keer zoveel.
Ook daar heb ik een interessante babbel, ik krijg het gevoel alsof ik thuiskom (mijn eerdere automobielervaringen had ik in een garage van hetzelfde automerk) en ik ben meteen mee als ze vragen stellen.
Bovendien ken ik nog een hoop mensen van het garagenetwerk uit mijn vroegere periode.
Na een uurtje kletsen, zegt de dame dat ze overtuigd zijn van mij en dat we wat hen betreft samen in zee kunnen.
Huh?
Do 16/11/06
Lief is ziek. Mijn arm liefje heeft het de laatste dagen zwaar te verduren gehad. Een lastige periode op school met een tegendraadse directeur en collega's die niet echt samenwerken. En nu heeft ze nog koorts ook.
We moeten vandaag zeker langs het UZ Gent gaan, we hebben er een afspraak voor een routine onderzoek. Ook dat nog.
Ik zal maar een beetje voor mijn schattebout zorgen, haar overal heen voeren, mee wachten in diverse wachtzalen vol beduimelde magazines en ook actief aan apotheekbezoek doen.
Als ik op de dienst gynaecologie wat loop te ijsberen op de gang, valt me op dat de dokters in dit ziekenhuis wel erg toepasselijke namen hebben.
Dr. De Pypere, afdelingshoofd vruchtbaarheidsbehandelingen. Maar zijn collegae doen nog beter:
Dr. De Decker, gynaecologie met als assistent een zekere dr. Neuckermans. Wat verder hangt er een reeks kaders met foto's van nors kijkende bejaarde mannen die eruit zien alsof ze een kerkfabriek voorzitten.
Ik maak 's middags een omeletje klaar, een eigen recept om even de indruk te wekken dat we in de Provence vertoeven.
Rond twee uur heeft mijn sensibilisatiecampagne haar eerste succes want Lief gaat tevreden glimlachend in de sofa zitten. Ik breng haar een dekentje om onder te kruipen terwijl mijn GSM afloopt.
Een dame vraagt in gebroken Nederlands of ik dinsdag om tien uur kan langskomen op de hoofdzetel van het automerk in Brussel.
Jajajaja maar dat wordt moeilijk want ik moet om half tien in Deerlijk zijn. We vinden een compromis waardoor ik om twee uur bij haar moet zijn.
De inhuldiging van het nieuwe kantoor van de rederij te Brussel. Daarom liggen die één, twee, drie, vier, vijf schepen hier op het kanaal aan het Saincteletteplein.
Het idee is van Baas. Goed idee overigens, feestelijk met wimpels en lampionnenslierten, iedereen die passeert ziet dat er wat aan de hand is. Eén klein probleempje toch. De schepen moeten er al van dinsdag liggen en blijven tot vrijdag en van de havendienst moet er al die tijd iemand aan boord zijn.
Rokerige avondlijke vergaderingen met de schippers leren dat niemand aan boord wil slapen. Ze hebben allemaal schrik van onze donkerbruine medemensen die driehonderd meter verderop in het Klein Kasteeltje wonen.
Ik heb mijn hand opgestoken toen baasje een vrijwilliger zocht. De voorwaarden zijn niet zo slecht, enkele dagen in een exotisch kader wonen en daarvoor nog betaald worden ook.
En alles is beter dan mijn kot tegenwoordig. Bovenbuur heeft een abonnement op alcohol en Dana Winner. Een vreselijke combinatie. Zijn dag is onze nacht geworden met De oude man en de zee op de achtergrond voor heel het blok. Gruwelijk.
Het is november, ik rij vanwege de kou terug met de Mercedes. Dyane en DS staan op stal.
Kreng en ik schurken tegen de officiële scheiding aan. Op vijftien januari komt ons dossier de eerste keer voor op de rechtbank van Dendermonde. Tussendoor hebben we nog vijf sessies ondergaan met een relatietherapeut. Met een uitbarsting van therapeutische verwondering over het feit dat we toch nog tien jaar bijeen zijn gebleven. Onverenigbare karakters.
En Bé? Mijn golden summer is voorbij. De fuiven en terrasjes die bulkten van zelfvertrouwen, de ritjes met mijn bejaarde vervoermiddelen, de seks in mijn bejaarde vervoermiddelen Het voordeel is dat ik nu veel minder alcohol verbruik.
Dit eindejaar gaat Kreng op bezoek bij de zelfvoldane vrienden. Omdat dit onverenigbaar is met mijn aanwezigheid, moet ik iets anders doen. Solofeest.
Het is niet alleen daarom een memorabel vooruitzicht, het is ook nog een keer de eeuwwisseling.
Dinsdagavond wuif ik de schippers uit als ze in hun Nissans Micra vertrekken naar het veilige Temse. Vanaf nu woon ik heel alleen in Brussel, in de kajuit van het mooiste schip dat ik ooit gezien heb. Gebouwd in 1926 en met lichte ouderdomsverschijnselen maar nog steeds met een ranke lijn en een geveegde kont. Dat is de vorm van het achterschip, het heet gewoon zo. Hoewel ik tegenwoordig serieus geld zou betalen om nog eens een echte mooie kont te strelen.
Op vier meter boven het wateroppervlak ziet de wereld er heel anders uit. Ik luister nog wat naar een nieuwe cassette die ik afgelopen weekend compileerde. Aangrijpende kleinkunst uit mijn jeugd. Zjef, Wannes en de anderen veroorzaken een krop in mijn keel. Alles is nog bij het oude zingt Wim De Craene en dan krijg ik het toch echt even moeilijk. Gelukkig is er Guiness aan boord, ik word er weer wat ouder bij.
Klop klop.
Donker figuurtje aan de deur. Bé. Wat moet ik ermee. Blijkt dat ze naar een vernissage moet in de Jardin Botanique en ze wil niet alleen gaan. Mooie schilderijen hoop ik als we langs de grote Brusselse boulevards lopen. Ze pakt mijn hand maar ik wil niet. Gelukkig zijn we al eens geweest.
Mooie schilderijen. Nogal Provençaals, oranje en blauw maar ook abstract. Eén schilderij vertolkt perfect mijn ziel op een blije dag.
Orgastisch zegt Bé. Im not really sure, my dear. Wat moet ik anders zeggen na de meest afgrijselijke duizend kilometer uit mijn leven? Dans cette nuit, jai envie de me perdre, le son de la ville me rend amoureux.
Regen valt met bakken uit de lucht als we teruglopen naar mijn kajuitje. De Guiness smaakt zo laat op de avond. Geveegde konten, Bé in bed, haar geur, natte kleren op de radiator, zou ik?
Ik denk dat ik maar terugkeer, mijn kleren zijn zo goed als droog.
Ik denk eerder: Geef mij een kus, voor de laatste bus.
Dedju toch, dat ik mijn libido niet in de hand kan houden. We liggen te rollebollen in de kleine kajuit. Het schip slingert hevig heen en weer, niet door ons maar door de wind en de regen die als een zweep tegen de ruiten slaat. Op de maat van het seizoen vrijen we er stevig op los, hoempapa, hoempapa, hoempapa, hoempapa, in vierkwart slaat het schip tegen de kaai.
Vulkanische uitbarstingen in het Beco-dok.
Guiness, Jardin Botanique, Brussel in de regen, ik hou van u, mijn hoofd tolt donne moi une bise
Bé is vertrokken, mijn lippen gekloven en gezwollen, zoete smaak van de liefde.
Und jetzt? Na twee eenzame avonden nagenieten brengt mijn trouwe Duitse ster mij naar Aalst. Lichte anticlimax. Het schip is geladen met al mijn melancholie en opgedroogde passie weggevaren. Koortsachtig denk ik aan onbestaande oplossingen. Een onbestaande relatie met af en toe een climax.
Als een van zelfvertrouwen borrelend vat zweef ik het kantoor binnen. Mission accomplished, scheepjes geteld, baasje content, drie dagen in Brussel gewoond en nog eens goed van de grond gegaan ook.
Misschien haal ik het jaareinde nog wel zonder depressie. Misschien is dit het begin van mijn golden winter. Ik weet waar ik kan fuiven, waar er seks te vinden is, waar mijn nieuwe vrienden schuilen voor het leven en vooral welke wijn ik moet kopen in de Delhaize.
Is deze verzameling wetenswaardigheden niet voldoende als kapstok om er mijn ziel aan op te hangen voor de volgende weken en maanden? Downsizing. Geen vijfjarenplannen meer. Meepakken wat ik kan.
Eigenlijk wordt alles mooier als je het materialistische achterwege laat. Loslaten, no more de streber uithangen, dan vallen de leuke dingen vanzelf wel in je schoot.
Leven op de toppen van de golven in plaats van in de dalen.
Opstaan. Geen tijd voor ontbijt. Lief staat in de badkamer met een halve jurk aan, de strijkplank is opgesteld en een lichte vorm van paniek kruipt tevoorschijn uit een ongestreken bloes.
Zo star mogelijk voor mij uitkijken. Zoveel mogelijk de zeer nabije toekomst negeren. Het is de enige optie om nu te overleven. We zullen zodadelijk enkel een autoritje maken, niets meer. Maak ik mezelf wijs.
En waar rijden we dan naartoe?
Naar een tot restaurant omgebouwde hoeve in West Vlaanderen want het is communiefeest!! De Zandberghoeve, het Lusthof, het Boerenhof, de Berendrechthoeve, de Lullenzeikhoeve, Hof ter Kloten,
Fucking klote fucking communiefuckingfeest. En ook nog klote.
s Ochtends verzamelen al de zinderende zieltjes in een kerk vol onschuld. Het is de enige dag in het jaar dat het gebouw afgeladen vol zit met vaders die hun uit de hand gelopen zaadcellen heilige liederen willen horen zingen. Moeders die de uitgebroede eicellen voorbeden horen scanderen waar ze zelf niets van begrijpen omdat ze nooit naar de mis gaan.
Het is het hoogtepunt van het jaar voor de katholieke kerk en de commercie die de handen in mekaar slaan in een wanhopig complot om twaalfjarigen met cadeautjes en een feest te rekruteren zodat de continuïteit van de sekte veilig gesteld is.
Een kerk waar niemand nog in gelooft met een leider van verdacht allooi die onverdraagzame middeleeuwse praat uitkraamt alsof hij nog steeds een bruin hemd en zwarte laarzen draagt. Met een rechter ellebooggewricht dat soms nog verdomd moeilijk te plooien is.
Handlangers in indrukwekkende erectie verbergende gewaden die zich achter alle hoeken en kanten te pletter neuken en even later met plezier misbruik zullen maken van dezelfde onschuldige communicanten in hun witte paterskleed wanneer deze als misdienaar de rokken van de geile pastoors zullen optillen.
Niets ontziende handelaars die zonder scrupules inpikken op de ratrace van het mooiste ensemble, die het zelfs niet in vraag stellen of er wel zoveel geld moet uitgegeven worden. Het spenderen van veel geld is een dogma. Gezinnen die moeten lenen bij de bank voor de mooie ogen van onze lieve heer. Wedstrijden tussen de moeders van de ouderraad over de styling van het evenement.
Na de heilige mis rijden de boekhoudersgrijze Audis, de donkerblauwe Opel Vectras en de overmaatse terreinwagens om de kinderen veilig naar school te brengen af en aan.
Een hoop familie die je erbij hebt moeten nemen maakt zijn opwachting in een zaal waarvan de akoestiek even goed is als op perron 5 van het Brusselse Centraal station terwijl een diesellocomotief met tweeduizend pk voorbij dendert.
Familieleden die van Mars afkomstig zijn, na twee uur blijkt dat ze eerder van Jupiter zijn maar eigenlijk komen ze van Pluto. Zo ver zijn ze van mijn leefwereld verwijderd. Zes volle uren moeten we met hen doorbrengen. Eén uur gezwam over koetjes en kalfjes - in dit kader letterlijk te nemen, opgefokte kinderen in linnen apenpakjes met een ego dat intussen door geen enkele deur meer kan. Jean Marie Dedecker meets Mickey Mouse. Ellendig kwetterende stemmetjes die als breinaalden door je trommelvliezen gaan.
Daarna een uur lang proberen om de mierzoete prut achterover te kwakken, rood van kleur met een kers uit een bokaal op een tandenstoker en rauwe bloemkool in oranje saus die wat later enkele nonkels de controle over hun sluitspier doet verliezen. Vervolgens witte soep die zo vettig is dat je lepel er kan in recht staan.
Twee ongepaste doch geheel terechte opmerkingen over de aanwezige familieleden later een voorgerecht met iets oranje dat vermoedelijk ooit in de zee zwom.
Dode vogels op groentebedden, kroketten uit de vriezer en fluitjeswijn die behoorlijk duur geserveerd wordt door dikke diensters met veel te kort haar, een bril met glazen waar ooit goudvissen in rondzwommen, een borstrok en ballonbenen. Als ze over je komen hangen om bij te schenken, ruik je nog het opgedroogde okselzweet van gisteren.
Opgezwollen buiken, bijna knappende broeksriemen en door het alcoholpromille in de gemeenschappelijke aderen aanzwellend gekwaak. Het is ondraaglijk nu. De eerste kinderlijke huilsessies komen eraan, gelardeerd met blauwe plekken, gescheurde kinderjasjes en platgetrapte communiecadeaus.
Maar daar komt onverbiddelijk het hoofdgerecht al aangewaggeld, een zwijn dat het niet gehaald heeft met wat bonsai wortelen en broccoli. Hete gratin dauphinois, zo heet dat je de boel een half uur moet laten bekoelen vooraleer je het in je mond kan steken zonder blaren te veroorzaken. Maar tegen dan is je zwijn alweer bijna bevroren.
Luid smakkende ooms en tantes die bevrijd van enige gêne de inhoud van hun muil tonen aan al wie het wil en als het nodig is hun eetkamer eruit halen om gemakkelijker te kunnen eten.
Boerende schoonbroers die scheefgezakt en half in slaap hun echtgenotes laten opdraaien voor alle intussen ontspoorde kinderellende en de stront tussen de billen van de kleinsten.
Ruzie over de veel te dure rekening, over de veel te dure fotosessie die later nog compromitterend zal werken in het liefdesleven van de communicant, de veel te dure kleren.
Ruzie tussen de koppels die dan maar naar huis gaan voor de lieve vrede, voor de overlevenden intussen koffie die smaakt naar het afwaswater van gisteren met een betongebak erbij als toetje.
Om zes uur s avonds thuiskomen met knallende hoofdpijn en spannende ingewanden. Mijzelf naar boven slepen en nog net voldoende energie over hebben om mijn pijama aan te trekken. In bed kruipen met twee panadols.
Dat zijn Vlaamse communiefeesten. Diegene die beweert dat het anders is, liegt. Al opent dat natuurlijk perspectieven voor de bezettingsgraad der Vlaamse biechtstoelen.
Maar was het geen mooi feest? Neen. Een écht communiefeest waar de familiewaarden en het geloof centraal staan. Neen. Niemand houdt van communiefeesten. En familiewaarden zijn zo saai. Niemand neemt de organiserende instantie nog serieus.
Iedereen hypocriet!
Tel degenen die werkelijk vanuit hun geloof hieraan deelnemen en er zit nog slechts tien man in de kerk.
Het is de hoogste tijd om paal en perk te stellen aan de allesverblindende en geldverslindende hypocrisie.
En val er in de toekomst alstublieft iemand anders mee lastig.
Allerheiligen. Thuis binnen blijven. Koffietje drinken, beetje schrijven, beetje eten, koffietje drinken, beetje schrijven, beetje eten Mijn lieve schat werkt boven voor school. Om vijf uur nemen we samen een aperitiefje en zitten in de zetel dicht bij elkaar wat te kletsen. Mmmm, herfstdagen op hun best.
Do 02/11/06
Ik heb gemerkt dat er in de Picasso een rammeltje zit. Telkens ik de tramsporen dwars, lijkt het erop dat een aantal onderdelen eraan twijfelen of ze nog verder willen deel uitmaken van het geheel waar ze aanhangen.
Het duurt al even maar het manifesteert zich steeds duidelijker. Kort na de middag zit ik in de garage tussen al het blinkend blik te wachten. Het verdict komt even snel als verrassend: de twee voorste draagarmen zijn versleten.
Dit euvel heeft ook een vervelend financieel gevolg: Ik zal samen met de oude draagarmen driehonderd vijftig euro moeten achterlaten. Euro's die ik op dit moment niet heb tenzij ik mijn spaarpotje aanspreek.
Mijn triestigste blik, mijn donkerste grafstem en wat gepingel en gezeur brengen de rekening terug naar 250 euro.
Mooi zo. Hebben wij het van de Kongolezen of hebben de Kongolezen het van ons?
Ik bedoel het afbieden.
De gsm rinkelt en een zeer enthousiaste jonge dame die zich voorstelt als Elien uit Waregem nodigt mij uit voor een gesprek in haar uitzendkantoor van het merk A.
Woe 8/11/06
Het enige wat ik vandaag te doen heb, is een praatje slaan met de dame van het incassobureau annex callcenter waar ik kans maak op de halftijdse baan. Om twee uur stap ik in de lift en druk op het knopje waar '10' op staat.
Eens boven kom ik in een grote zaal met enorme ramen die een prachtig zicht bieden op de stad.
Vania, een jonge blonde in ultra korte minirok, komt me tegemoet en de babbel die we in het volgende uur hebben, is best leuk. Het loon dat ik hier zal verdienen, behoort blijkbaar toch tot de categorie der best bewaarde geheimen ter wereld want ook Vania kan me er geen antwoord op geven.
Een tweede probleem heb ik met de werkdruk: elke werknemer wordt geacht om 250 euro per uur aan invorderingen binnen te brengen en dat wordt dagelijks geverifieerd.
Een derde probleem heb ik met de stelling dat alle werknemers voor altijd uitzendkrachten blijven. Niemand wordt in vast dienstverband aangenomen. Nooit. Je kan je niet permitteren om ziek te zijn want na x aantal keer je 250 euro niet verdiend te hebben, vlieg je gegarandeerd, ook als je er al een aantal jaren werkt.
Toch wel andere koek dan het jongetje met de veel te grote vest mij vertelde. Maar voor Vania is alles ok, ik mag starten. Ik ontwijk een overhaaste beslissing door op te werpen dat ik eerst nog wat details wil regelen met het uitzendkantoor.
Vr 10/11/06
Het wordt een mooie dag vandaag. Hoop ik. Net voor ik vertrek naar een selectiekantoor in Borgerhout, luister ik even naar de radio waar ik hoor dat er twintig kilometer file staat op de E17 richting Antwerpen.
Ik zal maar omrijden via de expresweg Knokke-Antwerpen. Het betekent wel een kwartier extra maar liever dat dan een uur aanschuiven natuurlijk. En met dit weer op de autosnelweg eens goed doorrijden met de pas herstelde Picasso geeft mij een lentegevoel. Feeling groovy ...
Tweeënzeventig kilometer later kom ik aan te Borgerhout. Naar goede gewoonte ben ik veel te vroeg. Even kijken of Dina beschikbaar is voor de lunch na het gesprek. Heb ik tenminste nog een mooi vooruitzicht als het gesprek flopt.
Ik meld mij aan de receptie en een vriendelijke dame nodigt mij uit om de lift naar de derde verdieping te nemen. Het is een oud gebouw, de lift is klein en ruikt naar uitgedroogde sigarettenrook. Het duurt eeuwen voor de deur in het slot valt, er plakt een soort gekrakeleerd balatum tegen de vloer. Typisch voor de jaren zeventig net zoals de dikbuikige mannen met groene jagerstruien en ringbaarden die af en aan lopen. Iedereen die er werkt, is heel vriendelijk en attent voor mij, zo ook de zwangere dame die me ontvangt in haar bureau.
Wat nu volgt is iets minder vriendelijk:
1. De job is al ingenomen maar (Zal ik daarvoor 144 kilometer gereden hebben?)
2. Wij willen een wervingsreserve aanleggen en misschien (Wervingsreserve?Misschien?)
3. Iemand aanwerven als tweede collega
4. Het gaat over een job als loketbediende (Loketbediende? In de advertentiestonden ronkende titels als 'verantwoordelijke', 'draaischijf', 'organisator' ) 5. Ik zie het niet meer zitten
6. Zou ik kwaad weglopen?
7. Neen, ik blijf als een geslagen rund zitten
8. Blijkt dat er een procedureslag van vijf ronden zal volgen om misschien reserveloketbediende te worden
9. Daaag!
Ma 13/11/06
De zon schijnt alweer, op de E17 richting Kortrijk is er geen verkeer. Ik neem de afslag Waregem en wat later parkeer ik vlak voor het uitzendkantoor A waar Elien werkt.
Elien is een vrolijk meisje dat volledig overtuigd is dat zij me aan werk kan helpen. Wat ik overigens een erg sympathieke eigenschap vind.
We overlopen het bundeltje vacatures dat ze voor mij heeft afgeprint. Veel interessante dingen zitten er niet tussen. Logistiek directeur, waar ze haastig aan toevoegt dat het eigenlijk om werk als magazijnier gaat.
De meest interessante vacature is die als vertegenwoordiger in een opstartend bedrijf. Mmmm, in mijn brein gaan allerlei alarmsysteempjes af en ik stem pas na aandringen van Elien in met een ontmoeting van deze mensen.
Nog steeds niet overtuigd van deze zaak, stap ik in de auto en rij terug naar Gent. Ik heb mij laten inpakken door het ontwapenende enthousiasme van Elien en ook wel een beetje door haar Het is ondertussen al dik middag geworden. Mijn maag maakt allerhande ongepaste geluiden waardoor ik thuis even moet stoppen om snel een boterham naar binnen te werken.
Om twee uur val ik alweer met de deur in huis bij het selectie en uitzendkantoor waar ik met het onzekere boysband-jongetje de nuchtere feiten van het incassobureau zal bespreken. De naakte getallen waar het om gaat, quoi.
Na een kwartiertje blijkt dat het inderdaad om getallen gaat die bijzonder weinig aan het lijf hebben. Zeshonderd vijftig euro zal ik netto aan mijn tewerkstelling bij Vania met de korte rok overhouden. Pardon? Of zoals mijn halfdove vader steeds weer vraagt aan de sprekende klok: wil u nog even herhalen? Dat is minder dan vier draagarmen van een Citroën Picasso.
Het is voor mij plots geen optie meer om bij wulpse Vania te werken. Ik heb bijna tweehonderd euro meer door simpelweg te stempelen. Komt daarbij de werkzekerheid van een verkoper van droogkasten in de Sahara. Na de mensen te bedanken voor hun moeite sta ik weer buiten en het is beginnen regenen.
Ik ben net thuis en heb me met een koffietje in de zetel geïnstalleerd om mijn spannend boek verder te lezen als de telefoon gaat. Het is Elien uit Waregem en ze heeft voor mij een afspraak geregeld bij het jonge opstartende bedrijf dat gevestigd is in Deerlijk. Ik moet er morgen om 10 uur zijn. Dank u wel, Elien.
Terwijl ik aan het bellen ben, zie ik dat er een tweede oproep binnenkomt. Het is Patsy, de verantwoordelijke van het kantoor waar ik net vandaan kom.
Zij heeft behalve het deeltijdse onderbetaalde incassobaantje bij Vania nog een vacature in de aanbieding, ditmaal bij een autoconstructeur.
Het gaat steeds beter klinken als ik hoor dat het om een directiefunctie gaat inclusief representatieve firmawagen, beslissingsrecht en verantwoordelijkheid. Ik stem in met een afspraak.
Tien minuten later belt Patsy terug met het heuglijke nieuws dat ik morgen om vier uur in Ledeberg moet zijn.
De spanning loopt op. Ik ben gewoon al heel blij dat het eindelijk lijkt alsof de boel de goede kant opgaat.
Ik geef Lief die intussen thuisgekomen is een enorme knuffel en ja, er heerst een zekere feestvreugde in huis. Daarom nemen we nu al een aperitiefje. De alcohol brengt de flitsende gedachten in mijn hoofd aanvankelijk tot rust maar ik kan maar niet ophouden met allerlei doemscenario's te bedenken gaande van besnorde mannen met giftige okseldampen over onbetaalde onkosten bij pas opstartende bedrijfjes.
Die nacht luister naar de regelmatige ademhaling van Lief. Na tien keer van zij te veranderen, sta ik op en ga beneden een beetje niksen. Ik maak een kopje thee. Mijn hart bonst in mijn keel. Uiteindelijk ga ik terug naar boven, neem een half slaappilletje en kruip terug onder het deken. Lief draait zich om en streelt mij terwijl ze zachtjes sust.
Dat is dan vijfenzeventig euro alstublieft, zegt de loketbediende zonder dat ze de moeite doet om op te kijken.
Hoog wereldreizigergehalte met de overblijfselen van een sporttas op mijn rug en bijhorende slippers. Enkel vers ondergoed voor een week, een short of twee, wat T-shirts, een cadeautje voor de dochters, een kastje sigaren en wat lectuur om de tijd te doden terwijl ik aan driehonderd kilometer per uur door Frankrijk zoef.
Ik heb een leuk plaatsje maar een hostess laat mij drie keer verhuizen tot ik naast een afgeborstelde man beland. Zijn wit hemd steekt nogal serieus af tegen zijn zonnebankbruin vel.
Volgens mij is hij op weg naar de set van een reclamefilmpje voor tandpasta. Borstelmans lacht even naar de hostess en ik moet bijna mijn zonnebril opzetten om niet verblind te worden door zijn hagelwit gebit.
De trein vertrekt nogal stipt dus binnen vijf uur zal ik in Avignon zijn. Dan een boemeltje naar Cavaillon en dan weet ik het niet meer.
Bé was serieus verrast toen ik gisteren belde met het in mijn ogen goede nieuws dat ik een kaartje voor de TGV had bemachtigd.
Twijfel en aarzeling in haar stem.
Dat ze dan zegt dat ik niet welkom ben hé, maar neen ik ben welkom maar ze kan me wel niet in Cavaillon komen halen. Ik moet zelf maar naar het achttien kilometer verder gelegen dorpje zien te geraken.
Ik heb nog vijf, neen, vier uur de tijd om een oplossing te bedenken. Het gaat snel zeg, we zijn net Charles De Gaulle voorbij, een uur later in Dijon en om tien voor vijf in Avignon.
Aan het perron ernaast staat een soort brooddoos op de rails die mij naar Cavaillon brengt. Stevig kontrast, van een supercomfortabele vliegtuigstoel in een van airco voorziene coupé waar langbenige hostesses de koffie rondbrengen naar een vies en vuil bloedheet naar urine stinkend treintje.
In de wagon achter mij maken ze flink kabaal. De dikke zwetende treinwachter heeft zijn handen vol en geraakt niet tot bij mij om mijn kaartje te knippen.
Drie kwartier later sta ik op het stationsplein van Cavaillon waar de laatste bus richting vakantieparadijs voor mijn neus wegrijdt.
Shit.
Hoeveel kost een taxi? Tussen de vijftig en de zestig euro. Hallo?
Liften moet wel lukken. Niemand moet een niet geheel okselfrisse pseudo wereldreizeiger in zijn auto.
Tot er een oude Renault 21 stopt. Twee rastas vragen breed lachend welke richting ik uit moet. Als ik ingestapt ben, merk ik onmiddellijk dat het een foute boel is. Het stinkt hier naar de wiet dat het niet schoon meer is. Bob Marley aan het stuur trekt zich niet teveel aan van de verkeerslichten. Zijn broer steekt een cassette in de autoradio.
Stayin alive van The Beegees met de volumeknop op tien. Past perfect bij mijn gevoelens op dit moment. Hoe dit overleven?
Bob geeft nog wat gas bij en de banden piepen steeds luider. De natuurkundige grens en meer bepaald die van de middelpuntvliedende kracht komt akelig dichtbij.
Shit. Letterlijk en figuurlijk.
De broer van Bob Marley slaagt erin om op dit zwalpend schip een nieuwe Afghaanse puntzak te rollen en steekt hem aan. Iets te grote vlam en stukken brandende wiet vallen tussen zijn benen.
Vloeken in het Frans, het is een keer wat anders.
Bob trapt zo hard hij kan op het rempedaal waardoor zijn broer ook nog een keer met een droge bonk tegen de voorruit gaat.
Ik zie mijn kans schoon, grijp mijn hebben en houden en spring uit de auto.
Verdomme Bé. Niet plezant meiske.
Een half uurtje stappen later stopt een kleine bestelwagen. Een schilder die naar huis rijdt na het werk. Ok, de voorruit is redelijk stuk er zit zelfs een gat in en ooit is er een pot lavendelblauw op het verkeerde moment naar voren gevlogen zodat het hele dashboard onder de verf zit, inclusief de snelheidsmeter. Dit lijkt toch een beter alternatief dan de wietrokende Marley brothers.
Na twintig minuten sta ik bij Bé op de stoep voor een gesloten deur.
Eigenlijk had ik me op dat moment moeten omdraaien, een taxi bellen en terug naar Cavaillon rijden om er de volgende ochtend met de eerste urinebrooddoos terug naar Avignon te sporen en vandaar terug naar Brussel.
Maar ik stink, heb honger en dorst en eigenlijk ben ik ook doodmoe. Een uurtje later staan de twee dochters voor mij, gevolgd door hun moeder. Cadeautjes geven. Natte zoenen op de wang.
Shit vent. Veel zeggen we niet aan tafel. Nog veel minder in bed. Deze week geen sex, dat is zowat het enige wat er aan klanken uit haar mondholte is ontsnapt. Duidelijk, dat wel.
De dochters zijn wel dolgelukkig met mijn aanwezigheid. Hebben ze toch iemand om tegen te praten.
De komende dagen plonzen we in de rivier, schuimen rommelmarktjes af en alle insecten die ons pad kruisen, geef ik namen. Soms verzin ik er hele families bij. Roger de cigale, met zijn vrouw Henriëtta en hun bloedjes van kinderen. Volledige theaterstukken met insecten als oncontroleerbare hoofdrolspelers zodat we voortdurend het script moeten aanpassen.
Dolle pret met de dochters maar Bé, das een ander verhaal. De tijd van de maand? Ik weet het niet.
Op de laatste avond als de twee prutsen in hun bed liggen, vertelt ze me zonder blikken of blozen dat ze mij beu is en dat ze mij nooit meer wil zien.
Ok, ik kan dat allemaal begrijpen maar t is verdomme wel een slechte timing.
Morgen moeten we toevallig duizend kilometer aan een stuk in dezelfde kleine auto zitten smelten met geen enkel onderwerp meer om over te praten.
Ik leeg alvast vanavond de fles wijn, die moeten we dan toch niet meer meenemen.
De volgende ochtend sleur ik de bagage samen met mijn kater twee verdiepingen naar beneden terwijl Bé de auto vult en de meisjes vrolijk in de weg dartelen.
Om tien uur vertrekken we, de twee dochters, Bé en ik met een overladen Citroën AX die in de putten het wegdek af en toe raakt. Rustig blijven, ruitje open en frisse lucht binnen.
Converseren is toch onmogelijk wegens gisterenavond, de openstaande ruit en mijn kloppende donkerrode hoofdpijn.
Na driehonderd kilometer is het tijd om eens hysterisch te worden. Ik kies de grote ring rond Lyon in de plaats van recht door het centrum te rijden. Zij is het daar niet mee eens en ik zie het niet zitten om in de blakende zon uren in de file te staan.
Dubbele shit.
Ik zet de auto aan de kant en zeg haar dat zij moet rijden. Zet mij maar af aan het station van Lyon. Het helpt allemaal niet. Ze neemt het stuur over maar kiest halsstarrig en zonder een woord te zeggen voor de richting Dijon langs de buitenring.
In alle geval zwijgt ze nu toch. Ze kan niet anders want ze moet zich op de weg concentreren en dat valt niet gemakkelijk te combineren met hysterische aanvallen.
Ik ben blij met wat ik nu van Bé gezien heb, alleen jammer dat het nog zevenhonderd kilometer duurt vooraleer ik eruit kan.
De dochters houden zich gedeisd en trachten te slapen.
Het is al voorbij tienen als we in Brussel aankomen. Mijn Dyane staat ergens aan het zuidstation geparkeerd maar we vinden het autootje niet direct zodat ze terug aan het krijsen gaat. Zo snel als ik kan grabbel ik mijn spullen bijeen en spring uit de auto. Jammer voor de meisjes dat ik zo afscheid moet nemen.
Gedachteloos rijd ik door Brussel, langs het Anneessensplein, het beursgebouw, de Anspachlaan en daarna de tunnels tot de E40. Dyaneke is blij dat ze rijdt en huppelt vrolijk op en neer over de betonnaadjes.
Ik denk aan de oorzaken en de oplossingen die er nooit geweest zijn. Ik had dit of ik had dat moeten doen, zeggen, denken. Ach, het was een avontuur en aan alle avonturen komt ooit een eind.
Er zit een hoop post in mijn brievenbus. Ik neem een dubbele porto, steek een sigaar op en begin te lezen. Er zit een brief bij van Kreng. Geen postzegel op de omslag dus moet ze hier geweest zijn. Ze schrijft dat ze ontslagen is uit de instelling en dat ze nu alleen woont op een appartementje in de stad. Of we kunnen praten.
Dat zal moeten wachten. Ik heb nood aan een verwenmoment en laat mijn bad vollopen, zet er wat kaarsen rond en luister naar Liesbeth List en Ella Fitzgerald. Dat zijn voorlopig de enige vrouwen die ik nog tolereer in mijn leven.
Goed, goed! antwoord ik als collegae peilen naar de kwaliteit van mijn vakantie.
Bé stapt uit aan de Gare du Midi. Haar trein naar het zuiden vertrekt binnen drie kwartier.
Wat ik heb met Bé? Vriendschap, toffe kinderen, af en toe onweerstaanbare sex. Begint dit op een relatie te lijken? Ik weet het niet. Tot nu toe was het vooral veel fun: fuiven in Brusselse herenhuizen met allerlei onbekende mensen, steevast eindigend in een orgietje. Met The Klezmatics, een groep die ontbrak in mijn muzikale horizon. Merci, mensen van het Ukulelisch Museum.
Daarna een feestje voor haar veertigste jaar met een geheel nieuwe invulling van het begrip 'verjaardagsfeestje'.
Maar nu trekt ze voor een maand met een bende vriendinnen naar Frankrijk wat natuurlijk een beetje balen is. Ik zal de hoeken van haar slaapkamer die ze me zo vaak heeft laten zien wel missen.
De hoeken van mijn eigen kamer zijn veel minder spectaculair. Ik moet ze namelijk altijd zelf opzoeken als ik ze wil zien.
Komt daar nog bij dat ik tijdelijk geen geld heb. Moet sparen! Hatelijk, maar het is voor een waarborg van een huur -huis, -appartement, -stal of -kot. Die gasten vragen tegenwoordig drie maanden vooraf betaald. Dat is rap 1500 euro of mijn volledige maandloon.
Zoek, zoek, zoek. Eventjes niet feesten en niet teveel drank. Of toch minder. Huiseigenaars kijken mij wantrouwig aan. Een ongeschoren man alleen! Dat wil zeggen: chaos, vuil, stinken, lawaai en wat nog allemaal niet. Neen bedankt meneer, het is net verhuurd. Zal wel.
Ik rij van koterij naar koterij maar ik vind niks. Straks moet ik nog naar de gemeentelijke camping verhuizen om er mijn tentje op te slaan.
Niet dat er een gemeentelijke camping is, maar we zijn al de zesde juli en de éénendertigste komen Mr. Badjas en zijn lief niemendalletje langs om hun gelakte Leenbakker kasten met koperen klinken in mijn huis te schuiven.
Ik moet iets vinden dat in orde staat en onmiddellijk beschikbaar is.
Wat ziet mijn lodderig oog? Een advertentie voor een huurappartement, volledig behangen en geschilderd op vijf minuten van bij mijn ouders. Ik ken die rustige buurt en je hebt er een geweldig zicht op de spoorweg.
Dat wil alvast zeggen dat je overburen slechts gedurende een fractie van een seconde kunnen binnenkijken, namelijk wanneer hun trein voorbij dendert.
Mmmm, niet slecht, zo op de vijfde verdieping. Nog één appartement boven mij in eigendom van een oude vrijgezel.
De twee vorige huurders kijken mij nauwelijks aan. Ze durven niet. De eigenaar van het appartementje wordt haast lyrisch over zijn zakdoekgrote flatje.
Ik zal er eens over nadenken, antwoord ik op zijn vraag of het me interesseert. Eerst nog wat andere koterijen gaan bekijken.
Man, je gelooft niet wat er allemaal te huur staat. Van een stal met een geiser die aan mekaar hangt met isolatieplakband over een benedenverdieping van een huis dat voor de rest verhuurd is aan studenten en OCMW abonnees.
Of de bovenverdieping van een tankstation aan een drukke invalsweg. Dat wordt als loft aangeboden. Het heeft voor mij net zoveel met een loft te maken als de paus met condooms.
Mijn ma denkt dat ze me helpt als ze mij op zestien juli vraagt of ik al iets gevonden heb en dat het stilletjes aan tijd wordt. Grrr.
Nabij het stadspark staat een klein lief huisje te koop dat ik gemakkelijk zou kunnen afbetalen. Maar ik wil helemaal niet gebonden zijn, tenzij aan het bed van Bé.
Ik zal dat klein appartementje wel nemen. Ik zeg het op als ik wil en probeer intussen zo weinig mogelijk thuis te zijn. En moeders wasmachine woont net om de hoek.
De eigenaar is bijzonder zelfvoldaan als ik het contract teken. Bij de wereldkampioenschappen ergerlijk gedrag maakt hij een kans om te eindigen bij de eerste tien laureaten.
Hij heeft rozig vel, wat schilferig en hij zweet als een rund. Zijn grijs kostuum spant en onder zijn oksels zie ik gigantische zweetkringen op zijn roze en wit gestreepte hemd. Enkele restanten van blond haar liggen plat op zijn kop gekamd. Een zwijntje dat hebberig glimlacht als hij de twaalfhonderd euro in zijn vestzak steekt.
Mijn kleine woninkje biedt eigenlijk wel een fantastisch panoramisch zicht.
Op mijn werk staat nog een oude Peugeot camionette. Op een avond in de week parkeer ik de gammele schroothoop op de oprit van mijn oude huis en prop ik mijn schamele bezittingen in de laadruimte. Wat ik nog ontbreek, koop ik in de kringloopwinkel. Het wordt nog gezellig ook!
Kreng is met de fiets van bij haar moeder naar het kantoor van de notaris gereden. Ze heeft speciaal verlof gekregen in het zottenkot voor deze heuglijke dag. Het lijkt erop of de badmeester en zijn Leenbakker madame hun communiekleren hebben aangetrokken. Het duurt maar twintig minuten vooraleer we de sleutels definitief kunnen afgeven.
OEF!
Badjas trakteert. Hij wil per sé met ons iets drinken in een dancing wat verderop. Lang geleden was het een plek voor oude vrijsters en geile vertegenwoordigers.
Nu is het een plek voor zeer oude vrijsters en onappetijtelijke besnorde vertegenwoordigers die bijna met pensioen gaan.
Euforisch als ik ben met de cheque in mijn binnenzak, stem ik in met een drankje.
De Simple Minds knallen uit de luidsprekers. De sfeer is ook al twintig jaar oud.
Mijn nieuwe huisbaas zit in de hoek indruk te maken op een vrouw die de zijne niet is.
Wel, wel, wel.
Terwijl de begintune van Miami Vice speelt, denkt hij wellicht dat hij Don Johnson is. Alleen, Don Johnson rijdt niet met een witte Ford Sierra met roestige wielranden en een deuk in de achterdeur. Don draagt ook geen roze en witte gestreepte nylon hemden, noch te krappe grijze flanellen kostuumpjes met witte sokken eronder.
En hoe zou het nog met Bé zijn?, denk ik als ik terug op mijn nieuwe stek ben aangekomen. Ze heeft me in die hele maand nog geen enkele keer gebeld. Volgens mij amuseert ze zich te pletter. Dat is iets waar ik ook dringend wil aan beginnen.
Op éénendertig juli om twintig over vijf rinkelt mijn gsm terwijl ik onderweg ben naar huis. Het is Bé en ze vraagt of ik haar kan afhalen aan de Gare du Midi.
Honderdveertig haalt mijn Dyane achter een Renault Espace op het derde rijvak van de E40 richting Brussel.
Ze is wat veranderd. Haar gebruinde huid in combinatie met haar gitzwarte haar en een blauw wit gestreepte haarband geven haar een zeer Frans karakter. Les Demoiselles de Rochefort meeting Amélie Poulain.
Ze ruikt ook heerlijk. Hongerig rijden we naar het Muntplein om een plat fruits de mer te eten.
Ik blijf niet bij haar slapen want ze is te moe van de reis. En er zijn nog enkele bergen was te verwerken en vanaf morgen heeft ze de kinderen voor een maand.
Volgende week vertrekt ze met de meisjes voor tien dagen naar een vakantiehuisje in de Vaucluse. Of ik niet afkom?
Euhh, ja natuurlijk, graag. Alleen, heb ik nog ergens links of rechts wat geld op een rekening staan?
Ach, een TGV ticket kost niet zoveel. En je bent op vijf uur in Avignon. Als je wil, kan je met ons terugrijden.
Om twee uur in de namiddag, nadat ik al vier uur aan de computer naar werk zit te zoeken, belt mijn moeder. Ze is een beetje overstuur. Ooit had ik een kat, Maurice genaamd. Maurice is ondertussen oud genoeg om zijn plechtige communie te houden en weegt zo een slordige negen kilogram. Gezien de afmetingen van ons piepkleine huisje en het feit dat Mauriceke nogal een sterke wil heeft, leek het ons een goed idee om hem bij mijn moeder te laten logeren. Maurice en Lief zijn niet zo compatibel.
Met enige tremolo in haar stem vertelt mijn ma dat hij bloed plast. Hij heeft daarbij zichtbaar pijn en omdat ik bij de transplantatie van Maurice uit de Gentse regio naar de stad Aalst beloofd heb te zullen blijven opdraaien voor alle ongemakken die hij veroorzaakt, zeg ik mijn moeder dat ik zaterdagochtend met Maurice naar de veearts zal gaan.
Als ik de hoorn ingehaakt heb, realiseer ik me dat ik door deze belofte volgende zaterdag op een onwaarschijnlijk uur uit mijn beddenbak kan. Ik hou echter van Maurice, dieren met karakter hebben bij mij steeds een streepje voor. Wellicht daarom dat ik ook zoveel van Lief hou. Hopelijk leest ze dit niet.
Vr 20/10/06
Ik zit al een hele dag aan boord van ons bootje. Er is geen volk, geen Martin, Johan, Dirk of Bart en dat maakt dat het werk dat aardig opschiet.
Hoewel onze Juliette slechts acht meter bij drie meet, is er altijd schilderwerk aan boord. Altijd. Ben je eenmaal rond, dan begint de bruine roestpest terug in de hoeken en kanten waar je drie maanden eerder begonnen bent.
Om 5 uur in de namiddag hou ik even een rustpauze en stap naar de bakker op de hoek om een volgens mij welverdiend 'pateeken' uit te kiezen. Gehuld in een nevel van terpentijn wandel ik door de straat als een ouder koppel mij staande houdt: Nederlanders die de weg vragen naar het centrum van Gent. Ik zeg hen dat ze eigenlijk al in het centrum zijn maar de man vraagt ongeduldig: 'Waar moeten we dan zijn voor al die leuke dingen in Gent?' Even denk ik dat hij op de Gentse Feesten doelt, een evenement waarvoor hij slechts drie maanden te laat is. Ik krijg geen kans om te antwoorden want zijn vrouw zegt:'Vrienden van ons zeggen dat het in Gent zo leuk is. Ga er eens heen, zeggen ze, laat je verleiden! Nou, hier zijn we dan. Waar gebeurt het nou, in Gent?'
'Ja', vult de man terug aan,'waar gebeurt het nou? Vooruit, zeg op!' Het leek er even op dat ze mij persoonlijk verantwoordelijk achtten voor hun wanhoopsdaad: Gent bezoeken zonder gids.
Ik kan mijn lach nauwelijks bedwingen en wijs hen de weg naar de toeristische dienst.
Terug aan boord heb ik net het kookvuur aangestoken om water op te warmen voor een kop koffie als mijn gsm rinkelt.
Ik krijg een zenuwachtige heer Van Wierde aan de lijn die me zegt dat er muziek zit in mijn aanwerving. Ik hoop maar dat het niet de begrafenismars wordt.
Hij stelt voor om maandagmiddag al over de voorwaarden te komen praten want volgens hem zit ik toch maar thuis te niksen. Hela, hela, denk ik bij mezelf. Niksen, niksen, ik heb aan Johan wel beloofd om mee te varen van de scheepswerf naar de jachthaven met zijn pas herstelde bootje.
Ik stem toch in met de afspraak maar dan is er nog iets. Kathederman vraagt of ik een afspraak wil maken met een selectiebureau om nog enkele testen te doorlopen. Het bedrijf werkt nu eenmaal volgens ISO normen en dat houdt in dat een kandidaat geselecteerd moet zijn door een erkende bedrijfspsycholoog. Hij geeft me een telefoonnummer in Gent dat ik kort daarna draai en ik krijg een vrouwenstem aan de lijn.
De dame is al op de hoogte van de afspraak en wil dat ik dinsdagochtend om acht uur paraat ben met geheel mijn wezen. Dat is wel erg vroeg omdat op dat uur van de dag meestal slechts de helft van mijn wezen wakker genoeg is en ik tracht de afspraak met een half uur te verlaten wat uiteindelijk niet lukt.
Wat nog afstotelijker is aan heel het gebeuren is dat dit assessment de hele dag zal duren. DE HELE DAG! Wat is die vrouw allemaal van plan? Ik haat het, ik haat het.
Za 21/10/06
Ik ben de enige aardbewoner die die dag met zijn kat naar de veearts trekt. Maurice ging vrij vlot in zijn draagmandje, een teken dat hij echt ziek is.
Na vijf minuutjes mag ik naar binnen en de veearts (een vrouw van vooraan in de vijftig) schrikt als ze de eerbiedwaardige afmetingen van mijn poezekatje ziet.
Ze neemt een urinestaal waar Maurice overduidelijk niet mee akkoord gaat. Blijkbaar is hij suikerziek en wil ze bloed prikken om te laten analyseren.
Dat dit niet zonder slag of stoot zou gebeuren, wist iedereen die Maurice op de tafel zag liggen. Dat het op een regelrecht gevecht zou uitdraaien, niet. Ik streel Maurice terwijl ze wat haar van zijn poot scheert. Maurice vindt zo een kale poot maar niets en kiest voor de frontale aanval. Noch ik, noch de veearts kunnen de kat in bedwang houden terwijl ze tracht de injectienaald in zijn poot te planten.
Ze haalt er haar man bij maar met drie en vereende krachten lukt het nog niet om de wil van Maurice te breken. Hij gooit al zijn negen kilo's in de strijd en we moeten na drie pogingen, een paar kapotte handschoen en vijf krabben op mijn armen opgeven.
Tegen valium is zelfs geen enkele Maurice opgewassen en nadat de veearts hem het verdovende goedje heeft ingespoten, wordt hij zo mak als een lammetje. Denken we. Zelfs door zijn verdoving heen maakt Maurice nog vervaarlijke geluiden.
'Ziezo, hij mag naar huis. Dat is dan 46 euro alstublieft. Komt u woensdag even terug'.
Ik betaal en duw de enorme, grollende zwarte hoop kat terug in het draaghokje.
Ma 23/10/06
Klokslag elf uur sta ik alweer in Erembodegem, gespoord en gelaarsd om de heer Van Wierde en de rest van de kathederboys van antwoord te dienen. Het is de bedoeling dat hij me eerst een rondleiding door het bedrijf geeft.
Ik ben benieuwd hoe mijn werkplaats er zal uitzien. Het is een beetje een doolhof en uiteindelijk komen we in een hoog gebouw vol blauwe en gele metalen rekken die gevuld zijn met kartonnen dozen.
Het is er muisstil en er loopt niemand. De verlichting met TL lampen doet me denken aan een gevangenis. Achteraan in de hoek staat een container met een bureau erin, ook verlicht door TL lampen. Er is nergens een venster, er kan geen daglicht binnenkomen. De schrik slaat mij in het hart. Het lijkt op Guantanamo. Het enige waar ik kan aan denken, is: hoe geraak ik hier zo snel mogelijk buiten.
Na de rondleiding blijkt er geen enkele vergaderzaal beschikbaar te zijn waarna de heer Van Wierde dan maar in de gang uitlegt hoeveel ik zal verdienen. Het wordt een riant aanbod, inclusief een glijdende uurrooster en veel verlof. Het verkeerslicht springt echter definitief op rood in mijn geest als ik hoor dat ik 's nachts 'stand-by' moet zijn met een gsm die het bedrijf voorziet. Van Wierde stelt die telefoon voor als een voordeel in natura terwijl ik een gsm door de werkgever betaald eerder zie als een nadeel in natura
We nemen afscheid, morgen zijn er de testen joepie! Hmmm
Thuisgekomen vertel ik het relaas van de dingen aan Lief die het met me eens is om niet in de kathederval te trappen. Ik bel Van Wierde om het nieuws te melden. Hij begrijpt mij niet en insinueert dat ik liever thuis met mijn vingers zit te draaien dan te werken zoals iedereen. Juist ja. Ik laat ook een bericht na op het antwoordapparaat van de testmadame.
Had ik het toch beter gedaan? Of toch maar niet. Elke twintig seconden wisselt mijn stemming. Een dikke trappist zorgt ervoor dat ik goed zal slapen.
Ik bedoel het bier, niet de paters. Hoe zou een pater hier trouwens terechtkomen, in dit huis vol atheïsten
Di 24/10/06
Het eerste dat door mijn hoofd schiet na het opentrekken van mijn rechter ooglid, is 'joepie, geen testen vandaag!!!' Ik sta rustig op en loop als op vleugels door het huis. Ik zet een streep muziek op: bossa nova. Heerlijke Braziliaanse klanken en terwijl ik koffie maak, schieten flarden van mijn jeugd door mijn geest. Het was het soort muziek waar mama ook naar luisterde toen ik nog te klein was om naar school te gaan en zij met mij de dag doorbracht terwijl pa, zus en broer hun dagelijkse plicht vervulden.
Nu nog het nieuwe nummer van Citroën magazine erbij nemen en ik installeer me aan tafel en geniet van ochtendlijk welbehagen.
Het is al bijna middag als ik me stevig uitrek, in de zetel plof en stilaan de bossa nova hoor verdwijnen op de achtergrond. Ik schiet wakker als ik plots de voordeur hoor dichtklappen. Lief zegt: 'Potvernondepillekes, lig jij hier gewoon te slapen? Vetzakske!'
Ze heeft gelijk. Ik walg een beetje van mezelf en misschien had die meneer Van Wierde wel gelijk. Misschien ben ik wel een dikke profiteur.
Woe 25/10/06
'Dat is dan 60 euro alstublieft. Ik zie u graag vrijdag terug.' Dat zegt de veearts bij wie ik zonet Maurice De Dikke Kat op de werktafel heb geploft. Zestig euro om wat bloed te prikken! Ik heb een uur moeten aanschuiven en op vier minuten sta ik weer buiten. Ik heb indertijd de verkeerde studies gekozen. Hoewel ik nu toch ook wel blij ben om niet hele dagen met mijn arm in een lichaamsopening van een koe te zitten, lijkt mij zestig euro op vier minuten buitengewoon snel verdiend. Als het maar vier minuten duurt, zou zelfs ik overwegen om mijn mouw op te stropen.
Do 26/10/06
Een dagje uit! Ik pik Dirk op en samen rijden we naar Terneuzen om een broodje kroket uit de muur te halen en wat spacecake te eten. Daarna bollen we nog tot in Walsoorden waar ik alweer versteld sta van de schoonheid van de Schelde.
De geur van zout en teer en het geluid van de lachende meeuwen maken mij rustig.
We bezoeken een scheepswerfje waar Dirk met zijn schip wil droog gaan. Ik misschien ook als ik ooit nog eens geld heb. De mannen op de werf zijn allemaal ruwe bonken met tattoo's en mutsen op, zelfs al is het nog 18 graden. Van sommigen heb ik zelfs het vermoeden dat ze 's nachts in een olievat slapen. Kwestie van er ruig genoeg uit te zien de volgende dag.
Zullen we terug naar Gent rijden? Aan boord van zijn woonboot biedt Dirk me nog een Witkap Stimulo aan. Ik zeg niet nee.
Ma 30/10/06
Lief is thuis! Een hele week mag ze genieten van de herfstvakantie. Ze heeft spijtig genoeg veel schoolwerk voor de boeg en we hebben geen geld voor een korte trip naar Frankrijk.
Maar ik heb eindelijk nog eens beet aan het jobkraam. Net op het moment dat ik denk dat heel de professionele wereld samenspant tegen mij, krijg ik een afspraak om te praten over een deeltijdse tewerkstelling. Akkoord, het gaat via een selectiekantoor maar de werkgever in kwestie is een groot bedrijf met driehonderd werknemers in België.
Ik vind een parkeerplaatsje voor de Picasso op twee straten van het kantoor dat een beetje vreemd aandoet omdat er geen receptieruimte is. Je valt er letterlijk met de deur in huis. In de hoek zit een jongeman die zich overduidelijk niet goed voelt in zijn pak. Het zwabbert ook een beetje om zijn lijf als een te grote vlag rond een vlaggenstok.
De jongen bedient zich van clichétaal, hij spreekt het soort Nederlands dat we omschrijven als 'ambtenarees'.
Het aangeboden werk gaat over het opvolgen van mensen die hun rekeningen niet betalen. Hierbij is de telefoon een handig instrument natuurlijk maar eigenlijk komt het erop neer dat ik in een soort van callcenter zal werken. De brave jongeman weet niet goed hoeveel ik zal verdienen, enkel maar dat ik start met een contract als uitzendkracht en dat ik moet werken van vier uur s namiddags tot acht 's avonds wat reuze meevalt. Zo zal ik de rest van de dag tijd hebben om te schrijven of te varen. Ja, zelfs mijn aperitiefje in de foyer van de opera komt niet in het gedrang.
Als ik hem vraag hoelang dat uitzendstatuut duurt, begint hij zenuwachtig op zijn stoel te draaien. Ik vraag wat door naar verlof, eindejaarspremie, vakantiegeld en hoe dat verrekend wordt maar hij weet het allemaal niet en wordt steeds zenuwachtiger en zenuwachtiger.
Ondertussen knipt hij steeds sneller zijn ballpoint aan en uit, steekt het uiteinde in alle zich in de onmiddellijke omgeving bevindende lichaamsopeningen tot plots het kapje van de ballpoint eraf vliegt en het veertje door de kamer schiet, net naast mijn oor. Het is erg, erg moeilijk om mijn lachspieren te bedwingen.
Uiteindelijk belooft hij voor mij een afspraak te zullen maken bij de verantwoordelijke van het callcenter.Lichtjes hoopvol verlaat ik het kantoor.
Di 31/10/06
De laatste dag van de maand. Ik steek vlug tussen twee regenbuien door mijn stempelkaart in de bus van het kantoor van mijn uitbetalingsinstelling.
Rony is jarig. Hij wordt dit jaar veertig en heeft het nobele initiatief genomen om zijn vriendenkring uit te nodigen en op zijn kosten lijf en leden te bevredigen.
Helaas behoren Kreng en ik beiden tot de lijst der genodigden. Omdat ik de afgelopen tien jaar de meeste tijd met haar gespendeerd heb, vinden de anderen dat het maar normaal is dat ik haar ophaal in Kortenberg. En terugbreng ook natuurlijk want de orgie van onze vriend speelt zich af te Nieuwpoort of all places! Kwestie van nog eens als tussenstop samen een nacht in de echtelijke woning te kunnen doorbrengen.
Onze vriend troont ons mee naar een tot restaurant omgebouwde kerk. De binnenkant is verrassend genoeg volledig ingericht als een piratenschip. Er kan zo een 500 man binnen en - erger nog - ze zijn ook alle 500 aanwezig. Je dient op voorhand per persoon te betalen en dan à volonté te eten. Het werkwoord eten is in dit geval een eufemisme voor het niet aflatende geschrans, gevreet, gesmak en geslurp dat zich voor mijn ogen voltrekt eens ik de kassa gepasseerd ben. Het zelfbedieningsbuffet bestaat uit grote grijze plastic bakken, gevuld met kilo's worst, hamburgers en niet nader te bepalen rood vlees in een bruine glimmende saus. Alle groenten zwemmen in de mayonaise. Eens je je vlees hebt opgevist, ga je aan het bakken aan een enorme grill waar je met twintig tegelijk staat. Vreemde mannen komen mij ongevraagd trakteren op ontsnappende okseldampen en opborrelende maaggassen. Ze keren het vlees op de grill met dezelfde vork, terwijl ze zuipen dat het een lieve lust is. Net zoals in de oertijd houden de vrouwen intussen de kinderen zoet en prepareren het randgebeuren: de sla, de sauzen en nog meer mayonaise.
Achter de grill staat een paellapan met kip en garnalen van verdacht allooi. Iets te rozig om voor grijze garnaal te kunnen doorgaan.
De wijn komt uit een leiding door de muur. Château Migraine die dan nog eens aangelengd is met water wellicht om premature vechtpartijen onder de Neanderthalers te vermijden.
Je bier moet je ook zelf te tappen en natuurlijk staan er ENKEL halve literpinten. Een gewoon pintje van 25cl is volgens de gedachtegang van de normloze eigenaars natuurlijk voor nichten. Ik voelde me deel van een kudde die net te vreten krijgt en waarbij iedereen vecht om zijn stukje voer. Hoe later op de avond hoe heviger het geduw en getrek aan de voederbakken. Het moet wel het ziekelijke idee geweest zijn van een aan lager wal geraakte projectontwikkelaar om zoiets normloos te realiseren.
Aan onze tafel hebben de liefhebbers van het stabiele gezinnetje ervoor gezorgd dat ik naast Kreng zit, zoals weleer. Een belachelijke poging om the good old times te evoceren. Helga doet echt niets anders dan oude herinneringen ophalen, op het genante af.
Pieter tracht tussen de vlagen door een ernstig gesprek op te starten. Over hoe ik mijn best moet doen om op het rechte pad te blijven. Na een periode van rouw welteverstaan. Kreng is niet dood hé zeg, denk ik bij mezelf. Tussen Rony en Pieter ontstaat een discussie over hoe lang de rouwperiode om de afgestorven relatie dan wel moet duren. We eindigen ergens tussen de zes maand en anderhalf jaar. ANDERHALF JAAR! Zal ik dan ook maar meteen intreden bij de Norbertijnen?
Ik zit alleen op mijn ster, temidden in het heelal der onmetelijke grijsheid, enkel aangevuld met plichten. Het is wel nogal een feestelijke ster, die van mij. Twee vragen schieten als een TGV door de Bourgognestreek van mijn geërgerde hersens:
Hoe kom ik hier weg zonder onbeleefd te worden?
Hoe kom ik de nacht door met Kreng?
Om elf uur s avonds komt een verlossend telefoontje van de schipper van één van de passagiersschepen. Hij meldt mij dat het toilet verstopt is en afgaande op de afgrijselijke geluiden op de achtergrond moet dat wel kloppen.
Ik vertaal dit in een noodsituatie voor mijn mede aanwezigen. Ik moet direct vertrekken want het schip kan morgenochtend niet uitvaren zonder mijn hoogtechnologische interventie. Omdat de eerste tocht om negen uur begint, moet ik om acht uur in Temse zijn en dus om zeven uur opstaan waardoor het nu hoogtijd is om te vertrekken uit Nieuwpoort.
De gezinnenbond kijkt mij vol ongeloof aan.
Mijn enthousiasme om te vertrekken is misschien wat aan de grote kant. Het vermoeden dat ik vannacht nog één of andere del moet tongzoenen, druipt van hun met afgunst getekende gezichten.
We banen ons een weg tussen de 490 lallende metsers die het fijn vinden om met alles onthullende metsersliederen de keet op stelten te zetten.
Such a waste. Such a shame. Ik ben beschaamd dat ik tot de menselijke soort behoor. Bij het buitengaan hoor ik soortgenoten zeggen: Ideaal voor de kinderen, zo een restaurant. Ze stappen in een gele Seat Ibiza. Op de achterruit een zelfklever met de slogan: No Fear.
Yeah, right.
Kreng volgt huppelend. Het is te koud om het dak van de Dyane open te leggen. Een conversatie is mogelijk maar ik hou honderd twintig kilometer aan een stuk mijn lippen stijf opeen. Het is al bijna één uur als ik de oprit opdraai.
Ach, zegt Kreng, rij maar door tot bij mijn moeder. Ik zie het ook niet meer zitten in ons oud huis. Waar moet ik dan slapen? En jij? Ze ziet het niet zitten om zo vroeg gewekt te worden omdat ik naar Temse moet om boten depanneren.
Zonder te antwoorden gooi ik de knarsende versnellingsbak van mijn oud Frans bakblikje in achteruit. Vroaaaar. Ik rij als een gek richting Moorsel, alwaar moemoe woont, tussen achttienduizend andere volstrekt oninteressante en van purperen permanenten voorziene grijze mussen. Lichtjes euforisch beloof ik haar om drie uur in de namiddag op te halen voor de terugrit naar Kortenberg. Onze vrolijke vrienden zijn jammerlijk mislukt in hun opzet.
Terug thuis liggen een Havana en een fles rum verleidelijk te wenken. Chan Chan. Buena Vista Social Club. Languit in de zetel.
Joehoe!!! Koffiekoeken!.
Mijn getormenteerd hoofd draait zich in slow motion naar de wekker waarop ik kan lezen dat het tien na iets is. Onder een zwaar bewolkte hemel zowel binnen als buiten zie ik een kleine rode Citroën AX staan. Iemand staat op de oprit met een grote witte zak te zwaaien. Bé. Verdomme toch. Geen goed idee. De roddelmolen der buren, met zijn knarsende, niets ontziende en op puur ongeloof draaiende tandwielen, zal zich dra in gang zetten
Ik duw op de knop van de parlofoon en roep luid SSSST in de hoorn. Ze stormt de trap op naar boven. Wat later zitten we aan tafel te ontbijten en te grasduinen in de restanten van mijn verleden en haar décolleté. Waauw, tof huis. Meent ze dat nu. Om elf uur is ze weer weg en moe maar voldaan rinkelt mijn zaktelefoon.
De schipper van gisterenavond. Of ik het vergeten ben. Ik leg hem uit waar hij het gereedschap kan vinden om het toilet te ontstoppen. Of dacht hij dat ik helemaal naar Temse zou rijden om met een ijzerdraad in de stront te koteren?
Mijn Cubaanse bui is nog niet over. Zou ik niet beter eens met de Mercedes naar Kortenberg rijden? Het ding start nog ook.
Ik stap niet uit in Moorsel, claxonneer alleen maar. Even later komt Kreng naar buiten met haar sporttas vol goede voornemens voor de week. Stuif weg, ik richt mijn ster op Klotenberg en ik laat enkel een dikke zwarte roetwolk achter in Moorsel.
Het moet maar eens uit zijn met taxi spelen, goede bedoelingen hebben, verzoeningspogingen ondergaan en iedereen te vriend houden.
Kleur bekennen.
Schokkende onthullingen.
Jan Stephorst blijkt iemand anders te zijn dan we tot nu toe dachten.
Als ik tegen Kreng zeg dat ze volgend weekend een andere taxi moet bellen, slaat ze kwaad de deur toe.
Nieuwe medewerkers komen en gaan op mijn nieuw werk. Het is vreemd dat iedereen met een nepcontract is aangenomen. Ik kom er nog redelijk goed vanaf maar ik denk dat ze mij nodig hebben. De vloot ziet er niet uit en het onderhoud is al veel te lang uitgesteld.
Marianne is één van de laatste aanwinsten. Eigenlijk ziet ze er niet uit, honderd kilo vlees met een eighties kapsel er bovenop, verpakt in een blazer met epauletten waar je een draaimolen kan op installeren en een bril die niet zou misstaan als goudvisbokaal.
Slim en enkele universitaire diplomas die ongetwijfeld de doorslag gaven bij Baasje. Maar daar houdt het dan ook op.
Baas vraagt me wanneer ik nog eens in Temse passeer en of ik Marianne dan kan meenemen. Kwestie dat ze eens ziet wat een boot is en wat er komt bij kijken om het ding af en toe te laten varen. Ok, ok. We zien wel. Misschien. Ooit eens.
De week daarop opnieuw die vreselijke vraag.
Ik zal niet anders kunnen dan het gevaarte in de afzichtelijke knalrode minibus van de zaak te hijsen en met haar honderd veertig kilometer van mijn leven door te brengen.
In Dendermonde begint ze te vertellen over haar manisch - depressieve moeder met wie ze samenwoont in een armtierig appartement in Anderlecht.
Tegen dat we in Waasmunster zijn, weet ik alles over haar twee parkieten met dewelke ze haar vrije tijd deelt.
Vanaf de afrit van de snelweg te Temse bedenk ik dat veel mensen er veel slechter aan toe zijn dan ik. Het enige wat mij bezig houdt, is hoe ik van mijn vrouw af geraak zonder dat het mij handenvol geld kost. En hetzelfde voor wat betreft mijn huis. Bagatellen. Een makkie!
De zon schijnt uitbundig maar in de minibus heerst een zwaar lage drukgebied met storingen waar bakken neerslag uitvallen. Tranen in overvloed. Ik stop want ze heeft geen zakdoeken bij en ze dreigt de bus te vullen met zout snot.
Hier, Marianne en ik reik haar een doos kleenex aan die ik onder de zetel gevonden heb.
Kleenex is een goede oplossing voor instant verdriet maar wat doe je met het bolletje snot na afloop van het gebleit? Ok, dan maar in het deurvakje waar de bediende van de carwash het versteende verdriet vol afgrijzen zal moeten vastnemen om het in de grijze vuilzak te dumpen.
Ik laat één na één de passagierschepen zien en geef een zielloze uitleg over de algemene voorwaarden vooraleer je van wal kan steken. Wachten op het juiste getij bijvoorbeeld. Of zorgen dat de brandstoftanks gevuld zijn. Opletten met al teveel rolstoelgebruikers aan boord.
Het laat geen indruk na. Marianne blijft op de rand van een zenuwinzinking en ik ben nog maar halverwege. De zeventig kilometer huiswaarts beloven niets goed.
Wat moet een mens zeggen in zo een situatie. Dat ze eens goed van de grond moet gaan. Of nieuwe batterijen voor haar vibrator kopen. Ik kan ze moeilijk cadeau geven: het kost geld en ik weet niet op welke type batterijen het ding werkt. Kleine AAAs of van die hele dikke van 9V.
Stel dat ze nu onmiddellijk van de grond wil gaan. In zo een minibus is best wat plaats maar ik wil niet besprongen worden door een halfblinde olifant met het parfum van mijn grootmoeder op. Zo wanhopig ben ik nu ook weer niet.
Ik zeg dan maar dat ze professionele hulp moet zoeken.
Toevallig heb ik nog een paar adresjes van in de tijd dat Kreng en ik nog wanhopig ons lekke schip naar de kant trachtten te sturen.
Ooh, bedankt! Kom hier dat ik je een zoen geef. Gelukkig springt het verkeerslicht net op oranje waardoor ik hard in de remmen moet gaan. Ze vliegt niet gehinderd door enige vorm van veiligheidsgordel met een luide bonk tegen de voorruit.
Ik excuseer mij duizendvoudig maar ze vindt het niet erg. Wat moet ik nu verzinnen om het haar wel erg te laten vinden?
Terug in Aalst bedankt ze mij uitvoerig voor de adressen.
Jezus. Na Kreng en mijn SM buurvrouw nu een regelrechte psychopaat achter mij aan.
De volgende avond is er een vergadering van De Raad Van Bestuur waar Baas mij ongevraagd heeft gebombardeerd tot technisch raadgever. Marianne had er moeten zijn om het verslag neer te pennen maar ze heeft haar kat gestuurd. Of net niet. Haar kat heeft namelijk net één van de parkieten als laatste avondmaal verorberd. Marianne zit wenend in de wachtzaal van de veearts om de kat te laten inslapen. Daarom is ze niet aanwezig op de vergadering.
Wenkbrauwen worden gelift, zuchten geslaakt de Raad Van Beheer gaat van start.
Maandag en het giet water. Geen blue Monday, eerder een gray Monday.
Marianne doet verwoede pogingen om in mijn nabijheid te komen. Ik probeer een negationistische tactiek die evenveel grip heeft op haar als een waterdruppel op een eend.
Het hoogtepunt komt na de middag als ze een voorstel formuleert om rechtover mij te komen zitten. Kwestie van de productiviteit te verbeteren volgens haar en Baas vindt dit een goed idee.
Bwaark zeg, ik ben verplicht om van negen tot vijf in haar verliefde ogen te kijken. Neen, ik moet tot de actie overgaan. Ze stelt voor om eens af te spreken in Anderlecht en ik stem ermee in om eindelijk orde op zaken te stellen.
Ik zal dit in een donkerblauwe broekrok gehulde varkentje eens wassen.
Zes uur s avonds: mijn Mercedes start met enige tegenzin en spuwt een dikke zwarte wolk uit.
Negen uur s avonds: opgelucht rij ik terug naar Aalst. Zo, ik heb één en ander onverbloemd voorgesteld in die kleffe taverne waarheen ze me meegetroond heeft. Mijn zaktelefoon rinkelt. Bé vraagt of ik vanavond zin heb in linzensoep met verhaaltjes.
Vrijdag vandaag, dat wil zeggen dat ze morgen vroeg uit de veren moet om te gaan les geven. Het risico op fysieke uitputting en pijn in de liesstreek verkleint hierdoor aanzienlijk.
God, man, Bé is werkelijk onverbeterlijk. Anders dan mijn potentie na twee West Vleterens waardoor niet alles ging zoals verwacht. Maar Bé zou Bé niet zijn mocht ze er niets op vinden.
Ik ben al bijna de hele week bij haar blijven slapen en het wordt hoogtijd om nog eens een was te doen. Ik steek de koffer van de Mercedes vol met de vodden die ik in de week draag en rij naar huis.
Shit! Kreng is thuis, haar fiets staat op de oprit. Hoe kan dat? Ik moet toch mijn was doen en ik enter het paleis der tranen. Ze zit boven in de living een brief te lezen. Vreemde brief op roze papier met rode hartjes. Paniek grijpt met zijn bleke knokige vingers mijn hart vast, mijn adem stokt. Zou Bé zo stom zijn
Smeerlap! We zijn nog niet goed en wel gescheiden en je hebt al een ander!
Voor ik goed en wel kan bekennen en uitleggen wie Bé is, schreeuwt ze: Wie is die Marianne?
Een zucht van verlichting stroomt door mijn lichaam en ik begin te lachen.
In de brief van Marianne staat hoe graag ze me ziet en dat ik de enige ben waarmee ze haar leven wil delen plus nog enkele dramatische wendingen die nog kunnen dienen als scenario voor een soap op VTM.
Gelukkig heb ik ergens een foto van Marianne in volle glorie op het werk. Kreng beschuldigt mij van veel maar niet van slechte smaak.
Sorry dat ik je meteen verdenk.
Nu enkel nog een manier vinden om Bé te verwittigen dat ik vanavond niet kan langskomen.
Mijn bakstenen orgie van glimmende tegelvloeren en plastieken ramen en deuren is nog altijd van mij.
Mr. Badmeester en zijn boekhoudende vrouw hebben de verkoop van het huis bij de notaris nog wat uitgesteld. Hopelijk hebben ze genoeg geld.
Ik pendel tussen Kortenberg waar Kreng nu plots het licht gezien heeft en duchtig experimenteert en Aalst waar ik ook volop mijn duistere kantjes exploreer op zoek naar mijn nieuwe ik.
Het roken van sigaretten is in haar ogen een rebelse daad. In mijn ogen is het eerder een ongezonde daad.
Ze is nu plots positief tegen het leven gaan aankijken. Het is eerder een pose, een gemaakt positivisme dat je ook per honderd gram zou kunnen kopen in de Hema of bij Leenbakker. Enkel nog kokend water toevoegen en goed blijven roeren en je nieuwe ik is een feit.
Ik krijg de indruk dat alles eventjes stilstaat en ik midden in het vacuüm zit dat gecreëerd is door allerlei nakende ingrijpende gebeurtenissen.
Juist op de rand balancerend tussen Kreng en Bé, tussen een huis en geen huis, tussen wilde fun en doffe ellende.
Het enige waar ik zeker van ben, is mijn eigen lichaam en dat ik mij eens goed wil laten gaan. Mentaal en fysiek proeven van de goede dingen des levens.
Vandaag vrijdag is een eerste zomerse lentedag in mei. Ik moet niet werken want ik was vorige zondag van dienst. Vijftig haveloze, tandenloze bejaarden hadden een schip afgehuurd voor een boottochtje. Omdat de helft in een rolstoel zat en de andere helft te slecht was om te stappen maar nog niet in de rolstoel wilde, moest ik ze helpen inschepen.
Tien dozen incontinentieluiers voor de zekerheid, tien flantaarten (het enige dat ze zonder veel moeite kunnen inslikken zonder te kauwen) en vijfentwintig rolstoelen met urinesporen gingen door mijn handen.
Goed dat we met zoveel helpers waren, anders had hun boottochtje maar tien minuten kunnen duren tussen inschepen en ontschepen.
Vanavond is er een fuif in Club Tropicana, een café waar ik nog wel eens kwam in de tijd dat ik mij nog maar om de week hoefde te scheren.
Eens kijken in mijn kleerkast: linnen hemd, short, espadrilles, that should do the trick.
Celina Gonzales doet haar best met El Carretero. Dakje open, zonnebril en dikke sigaar in mijn gezicht. Ik parkeer de Dyane nonchalant vlakbij de Grote Markt en slof naar het café. Eerst terrasje doen nu het nog warm genoeg is.
Het volk stroomt toe. Schoon volk, alleen spijtig van mijn witte benen. Telkens als de deur opent, hoor ik zwoele muziek naar buiten glippen.
Het is heet binnen. Mensenlief, kotje vol en ik worstel me tussen de bezwete lijven door naar de bar om mijn tweede Cuba Libre te bestellen. Is dat daar Tom? Yip. Tom is het anarchistische familielid van een van de zelfvoldane koppels die zich tot mijn vrienden beschouwen.
Hij is blijkbaar ook alleen, of nee toch niet. Hij staat te praten met Bé!!
Bé draait zich om en lacht. Wow, wat een blik. Ik bestel nog twee Cuba Libres en een pintje voor Tom. Maar hij weigert mijn pintje want hij moet achter de bar helpen om zijn anarchistische huishuur te kunnen betalen.
Ik sta hier een beetje alleen met Bé tussen driehonderd andere lichamen. Bé begint te dansen en ik volg. We kunnen voorlopig niets anders doen want de muziek staat te hard om nog te kunnen converseren. Wie kan trouwens nog blijven stilstaan bij Coati Mundi? Me no pop I, you no olive oil!
Bé danst heftiger en heftiger, schudt met van alles en nog wat, gooit haar zwarte krullen achteruit zodat haar bezweet gezicht blinkt in de spots. Haar blik wordt per Cuba Libre zwoeler.
Plots voel ik haar hand op mijn blote been.
Que pasa, que pasa? Ik kijk haar aan en ze slaat haar armen rond mijn hals. Ze kust mij. Lang. Hevig. Ik moet wat lucht krijgen. We gaan buiten naar het terrasje terwijl we en passant nog een Cuba Libre bestellen. Het is verdomme ferm koud geworden buiten en we staan allebei nat in t zweet. En het is al drie uur s nachts. Eigenlijk weet ik niet goed meer waar of wie ik ben. Ik ben dronken van Bé en de Cuba Libre. We waggelen arm in arm naar de Dyane die ik alleen maar op slot doe.
Slaap bij mij zegt Bé.
Natuurlijk, de dochters zijn op vakantie bij hun vader wat andere perspectieven opent dan linzensoep eten en verhaaltjes voorlezen.
Daarbij, ik ben te zat om nog ordentelijk naar huis te kruipen.
Mensenlief, het lijkt wel eeuwen geleden dat ik nog mijn arm om iemand sloeg. Ik voel mij zestien jaar, mijn lippen zijn gezwollen en doen pijn van het kussen. Het vaatje met zelfvertrouwen broebelt over door het overschot aan testosteron in mijn lijf. Ik, de macho? Bé voelt zich geborgen en legt al stappend haar hoofd op mijn schouder.
Ja, doe maar schatje, ik zal je recht naar huis brengen. Gescheurde kledingsstukken vliegen in het rond terwijl het bad volloopt. Plons en daarna rollen in verse witte lakens. Heavy, man, Bé laat me werkelijk de hoeken van de kamer zien. Duidelijk een ervaringsdeskundige. Waar heeft ze zich al die jaren verstopt?
Zaterdagochtend om tien uur word ik wakker. De zon schijnt nogal oorverdovend door de grote ramen van de kamer binnen. Bé is al weg. Het ruikt beneden naar oude thee en er liggen broodkruimels en een briefje op de tafel dat ze naar haar werk is. Dedju, het is waar, ze geeft op zaterdag les aan de academie. De lucht is blauw maar het is een flink stuk kouder dan gisteren.
Maar ik heb geen kou in mijn shortje als ik met super elastische benen naar mijn Dyane huppel.
Ik ruik nog helemaal naar Bé. Er komen gelijk rozenblaadjes door de uitlaatbuis van de auto in plaats van de gebruikelijke gassen.
Het zou moeten mogelijk zijn om het weer af te stemmen op je gemoed. Enkel nog regen op begrafenissen en communiefeesten, zon op dagen van verliefdheid en succes. Kwestie van wat complementair te werken.
Morgen moet ik Kreng afhalen in Kortenberg om de inboedel te verdelen. Het contrast kan niet groter zijn.
Eerst vlotjes naar huis waar ik in de brievenbus een enveloppe vind die afkomstig is van de familie Badmeester. Op dertig juli wordt het huis geschreven bij de notaris. Tegen één augustus moet ik een ander onderkomen hebben voor mijn nieuwe ego, Maurice De Dikke Kat, mijn muziekcollectie en mijn drie fantastische autos. Ik heb ook nog ergens een oude legermoto staan.
Kan niet zo moeilijk zijn, of toch. Als ik maar op tijd lekkere wijn en dikke sigaren koop en nu en dan eens met een exotische auto naar Zeeland trek
Swingend loop ik door de Delhaize om een minimum aan eten te kopen. De muziek van gisterenavond klinkt nog na in mijn hoofd.
Van Kreng mocht ik uitsluitend naar de Aldi voor inkopen. Het is als een strafkamp voor al wie van het goede leven wil proeven. De chocolade smaakt er bijna als chocolade, van de wijn krijg je bijna geen hoofdpijn en er speelt bijna muziek in de winkel. En dan al die Duitse voedingsmerken, brrrr. Lederhosenland is niet meteen een garantie op onvergetelijke culinaire uitspattingen. Schinken, Kartoffeln, Zwiebeln, Thüringer Bradwurst und Sauerkraut. Waarom zou je Duitse foie gras kopen?
De enige attractie in de Aldi is de zelfkant van de maatschappij die er in bonte kleuren en voorzien van diverse opties voorbij sloft. Trainingsbroeken met naaldhakken eronder. Bierbuiken met gele colbertjes, een Hawaïhemd en een petje van een biermerk op de ongeschoren kop. Mannen zonder nek. Vrouwen met een kapsel uit de jaren tachtig.
Bij een blik op de parking begrijp je meteen waar Daewoo al die autos is kwijtgeraakt.
Zaterdagavond krijg ik een uitnodiging voor een etentje bij Pieter en Helga.
Het korte spannende uitspattingsgevoel van dit weekend is even voorbij.
Terug naar de wereld van de stabiele relaties, gezinnen met twee kinderen, spaghetti Bolognèse, een grijze Audi A4 en FC De Kampioenen waar ik, nog steeds swingend, eens ferm de goede orde zal verstoren.
De tam tam heeft goed gewerkt: ze zijn al uitgebreid gebriefd over mijn escapades met Bé.
Helgas onderlip toont één en al afkeuring voor mijn in haar ogen promiscue gedrag. Een getrouwde man met een gescheiden vrouw die ouder is en al twee dochters heeft!
Life goes on, baby. Maar dat kan ze met haar conservatieve hersentjes niet aan want hun leven is in hun gedachten al voorbij.
Morgen is er een fietstocht van de Bond der grote en jonge gezinnen. Of ik niet meefiets? No way! Ik zie de opluchting op hun gezicht.
Kreng zit boos voor haar uit te staren als ik om zestien uur de E40 opdraai richting Brussel. Ik had niet gedacht dat het zo vlot zou gaan. Voor het gemak heb ik haar alles gegeven behalve mijn echt persoonlijke spullen en de drie schroothopen van autos omdat ze toch geen rijbewijs heeft.
De wasmachine, de droogkast, de diepvries, het televisietoestel, het salon, de eetplaats en zelfs de slaapkamer: alles is voor haar. Als ze erop uit was om eens ferm ruzie te maken, was het een gemiste kans. Daarom is ze nu zo boos. En daar ben ik eigenlijk blij om.
Ze moest het eens weten waar ik straks naartoe rij terwijl ze als new born positivo aan haar zelfgerolde stinksigaret lurkt.
Als we thuiskomen na een zeer mooi boottochtje, rijkelijk gelardeerd met oestertjes en champagne, is het 0110 concert op het einde van onze straat volop aan de gang.Spijtig genoeg kleurt de lucht intussen inktzwart en enkele dikke druppels pletsen onheilspellend neer. Vrijdag heeft een nieuwe pitabar net op de hoek van de straat de deuren geopend en de Turkse eigenaar weet niet wat hem overkomt. Er staan driehonderd klanten aan te schuiven en het einde van de vleesvoorraad is in zicht. Ik zie hevig gesticulerende en luid roepende Turkse medemensen in de te kleine keuken. Ondanks hun ruzie en kabaal verschijnen ze steeds weer breed glimlachend aan de toonbank.
Binnen is het alsof Will Tura en Helmut Lotti in onze living staan te zingen. Niet meteen onze 'cup of tea' maar het heeft wel iets om tienduizend mensen in de gietende regen 'Ik ben zo eenzaam zonder jou' te horen brullen.
Ma 02/10/06
Gelukkig zijn er geen 0210 concerten voorzien. Kathleen is al vroeg (7u30) opgestaan, voor ons is dat 'midden in de nacht'. Ik zie op de wekker dat het negen uur is en een plotse aanval van moeite maakt dat ik terug inslaap. Heerlijk zo kunnen wegsoezen op een maandag
Ik droom over kale mannen in maatpakken die me mijn uitkering afpakken omdat ik niet aan de band wil staan bij Volvo. Elke dag moet ik om zes uur uit de veren, me in een grijze stofjas hijsen en deuren in koetswerken hangen in het bijzijn van dertig mannen zonder tanden in trainingsbroeken die allemaal gek zijn van voetbal en duivensport.
De hele dag staat Radio Donna aan, of erger nog, Q-Music of 4FM waar de reclame om de twintig minuten onderbroken wordt door een plaatje van Laura Lynn.
In de grote fabriekshal rinkelt in de verte een telefoon. Het beeld vervaagt in mijn geest maar de telefoon klinkt steeds luider. Hoe kan dat nu?
Plots spat mijn droom uiteen als een zeepbel en het dringt tot mij door dat de telefoon echt rinkelt. Ik haast me slechts gekleed in een sok naar beneden en neem nog net op tijd de hoorn af.
Het is een meneer die gebroken Nederlands spreekt. Hij nodigt me uit voor een gesprek over een mogelijke baan bij zijn bedrijf. Hij heeft mijn gegevens van de VDAB website gehaald.
Back to the seventies! In het bedrijf werken alleen maar mannen in te krappe grijze flanellen pakken met een fout streepjeshemd en een gebreide das. Ze zitten allen in één grote zaal en de baas zit in een soort van glazen hok dat op hen uitkijkt. De bureautjes zijn maar één vierkante meter groot en het lijkt erop alsof alle aanwezigen een vegetatief bestaan lijden en hun lunchpakket hoogstens uit wat plankton bestaat.
Er heerst een zeer gespannen sfeer, de mannen durven nauwelijks opkijken als ik in het kielzog van de directeur passeer richting glazen kooi. De man geeft me een hand, nodigt me uit om te gaan zitten en begint te vertellen over de activiteit van het bedrijf.
Het komt erop neer dat ze bevroren kippen verhandelen en terwijl hij uitleg geeft over deze spectaculaire business, fronst hij samenzweerderig zijn wenkbrauwen alsof het over ontstekingsmechanismen van kernbommen gaat. Ik merk dat hij onder zijn grijs flanellen colbertje knalrode bretels draagt. Nu nog een rode feestneus en een bolhoed met een bloemetje dat water kan sproeien als hij aan zijn linker bretel trekt. Ik kan mij niet bedwingen en kan een proestende lach nog net camoufleren als een niesbui.
Na welgeteld tien minuten sta ik blij en goedgemutst terug buiten. Ik heb vrij snel laten blijken dat ik meer van het leven verwacht dan stukwerk in een veredelde legbatterij.
Ma 09/10/06
Mijn zalige warme droom wordt abrupt afgebroken door het heftige geluid van Lief's wekker. Ik moet samen met haar op want om acht uur moet ik ter controle bij de tandarts zijn.
Naast Lief is Luc de enige constante in mijn leven. Ik ga al twintig jaar bij dezelfde tandarts waardoor deze man ongewild een bevoorrechte getuige is geworden van al mijn professionele heldendaden.
Ik denk dat hij bijna niet meer durft te vragen wat ik tegenwoordig om den brode doe. Hij begint dan maar over zijn dochters en over zijn motorfiets. Onderwerpen waarop ik niet meer dan 'AAAAH' kan antwoorden gezien de indrukwekkende hoeveelheid instrumentarium dat zich op dat moment in mijn mondholte bevindt.
In de twintig jaar dat ik bij hem in behandeling ben, is mijn gebit geëvolueerd van een kringloopwinkel interieur naar een design eetkamer. Ik ben de man dan ook enorm dankbaar en hij is blij dat ik zijn raadgevingen nauwgezet opvolg.
Mijn gebit blijkt ook deze keer te blaken van gezondheid en terwijl hij aarzelend informeert naar wat ik nu juist weer doe, staat hij in zichzelf te grinniken.
Ik weet niet goed wat te antwoorden dus hou ik het maar op een 'sabbatical van zes maanden'. Het klinkt bovendien nog trendy ook.
Ik geef toe dat het wel moeite vergt om te omschrijven wat ik nu aan het doen ben. Het is gemakkelijker als je gewoon IETS kan zeggen over je professionele activiteiten. Ik doe dit of dat. Ik ben secretaris generaal van de NAVO. Niet dat je daarom een poot meer uitsteekt maar je hebt voor de buitenwereld een duidelijk etiketje op je voorhoofd. Stempelen klinkt zo profiterend.
Di 17/10/06
Het was een rustig weekend. Eigenlijk hebben we niet veel gedaan, Lief en ik. Behalve wat huishoudelijke taken en een vriendin van Lief die zaterdagavond met haar man langs kwam voor een etentje, bleef het rustig. We hebben sinds een jaar een vaatwasser die ons toelaat om de zondag in alle peis en vree door te brengen in de plaats van ruziënd tussen metershoge stapels vuile schotels.
Maar vandaag is het weer andere koek. Een afspraak om 11 uur met het kathederproducerende bedrijf waar ik misschien als 'teamleader' aan de slag kan.
De rit naar Erembodegem verloopt zeer vlot op dit uur van de dag en ik ben alweer een kwartier te vroeg. Even wachten achter het spreekwoordelijke hoekje vooraleer ik de receptieruimte binnenstap en vraag naar de heer Van Wierde met wie ik het volgende uur van mijn leven zal doorbrengen.
Een vriendelijke man komt ongeveer twintig minuten na mijn aankomst vanachter een gepantserde deur tevoorschijn. Zijn ontwapenende vriendelijkheid maakt het feit goed dat ik zolang heb moeten rechtstaan in die ongezellige ontvangstruimte waar wel een tafel stond maar geen enkele stoel.
Tweede verrassing: de man is niet zo vriendelijk als hij eruit ziet. Hij stelt wel heel kritische vragen over mijn verleden en tracht me te 'pakken' op tegenspraak. Maar dat lukt hem niet. Ik blijf kalm en zeg rechtuit waar het in het leven voor mij over gaat: eerlijk zijn, respect hebben en genieten. Ik zie dat die uitspraak hem niet onberoerd laat en daarna gaat hij verder over de jobinhoud.
Ik moet een team van vijftien magazijniers aansturen en begeleiden in hun dagelijkse taken. Hopelijk spelen ze niet met de duiven en luisteren ze naar Klara denk ik bij mezelf.
Pittig detail: het bedrijf werkt met een ploegenstelsel en er wordt verondersteld dat ik ook nu en dan 's avonds eens binnenwip om de problemen van de nachtploeg te bekijken.
De man haalt er meteen een collega bij wat erop wijst dat ik in zijn ogen de juiste persoon voor dit werk ben. De verwonderde collega weet niet goed wat te zeggen als hij zo onvoorbereid aan mij wordt blootgesteld. Veel verder dan wat gestamel en het uitwisselen van enkele clichés ('goed weer vandaag hé') komen we niet.
Na een uurtje en een half nemen we afscheid.
Wordt dit wat? Misschien. Misschien ook niet.
Ik beschik over onvoldoende gegevens om er mij een beeld te kunnen van vormen. Misschien zijn die vijftien magazijniers wel een stelletje onbeschofte zwijnen die als hobby allerlei onwelvoeglijke lichaamsgeluiden produceren. Van de andere kant heb ik zeven jaar samengewerkt met een ploeg schippers, dus kan ik wel wat hebben op dat gebied.
Helemaal warm wordt ik ervan. Van Bé met de dochters. En ook van Bé alleen.
Het contrast kan niet groter zijn. Krengetje s prioriteiten liggen in de was doen op donderdag, poetsen op vrijdag en op zondag naar moemoe. Thats life in de VTM straat, my friends.
Het is zoals het verschil tussen de Aldi en de Delhaize, tussen een Toyota Corolla en een Citroën 2PK, op vakantie naar het Schwarzwald of de Provence, vrouwen in borstrok of meisjesachtige demoiselles. Donkere, saaie, doffe doch perfecte ellende tegenover imperfecte zonnige, smeuïge, onberekenbare hoogtepunten.
Bé leunt tegen de muur van de garage waar ik werk. Ze is iets ouder dan mij. De zon schijnt en haar haar is slordig opgestoken zodat enkele losse slierten ros kleuren in de oranje zonnegloed. Ze heeft bovendien een uiterst sexy kort velours rokje aan.
De monteurs zeggen dat ze naar mij lonkt maar ik ben daar nog niet zo zeker van.
Ik gooi de motorkap van haar Citroën AX met een klap dicht nadat ik een lampje van een koplamp vervangen heb.
Drie maanden later is Kreng verleden tijd. Het laatste wat ik hoorde nadat ze terug naar moemoe vertrok, was dat ze is opgenomen in een psychiatrische instelling.
Op mijn afgrijselijke nieuwbouwhuis voorzien van een oprit in spuuglelijke betonklinkers en bijpassende sparrenhaag in de tuin hangt een prachtige affiche. De mooiste, meest betekenisvolle en geladen affiche die ik me in dit verband kan indenken. Het oranje contrasteert mooi met het zwart van de letters. TE KOOP. Yes!
Eindelijk, eindelijk.
Hoe is het ooit zover kunnen komen, vragen de buren zich af. Ik ook. Zij bedoelen het anders want voor hen is de affiche het bewijs van een ogenschijnlijk mooi huwelijk dat kapot is geslagen. Een vorm van zekerheid die als een kristallen vaas in miljoenen splinters uiteen spatte. Er zijn bijgevolg geen zekerheden meer.
Stiekem maken ze zich zorgen over mogelijk besmettingsgevaar. Eerst nodigen ze mij uit voor etentjes met pasta en medeleven (ach ja, een man alleen kan toch niet voor deftig eten zorgen?) maar spoedig slaat het om in dat die vrijbuiter maar ver uit de buurt blijft zodat hij onze Pieter niet op verkeerde gedachten brengt. Ik ben nu persona non grata bij de meeste zelfvoldane koppels.
Voor mij breekt een nieuw leven aan. Ik ben in staat met één pennentrek bij het vredegerecht een volgend hoofdstuk in mijn leven aan te snijden.
Mijn meest interessante buurvrouw heet Annemie, is alleenstaand en rijdt met een Alfa Spider. Sinds de affiche voor de venster hangt, toont ze een meer dan normale interesse in het slaan van een praatje.
Ooit ben ik met haar doorgezakt in de vintage Porto. Lekker en duur. Met bossa nova op de achtergrond vertelde ze me dat ze actief SM beoefende. Soms loopt ze eens met een halsband rond haar nek naar het werk.
Allemaal best wel boeiend maar na Krengetje zoek ik toch iets minder afwijkend gedrag om mee in bed te duiken.
En ook van mijn werk ben ik af. Ontslagen, maar dan wel in stijl. Een beetje stank voor dank weet je, maar ik trek het mij niet aan. Ze betalen mij uit tot ik ander werk gevonden heb, drie maanden om te beginnen. Maar wat zij niet weten is dat ik allang ander werk heb. Yip, ik zal er drie maanden werken op zelfstandige basis en pas de laatste maand aan mijn oude baas vertellen dat ik iets anders gevonden heb. Ik denk dat we dan ongeveer quitte staan.
Heb je geen auto nodig? Je mag een tweedehands kiezen op de parking.
Bedankt maar toch maar niet. Ik kies voor de tweeduizend euro die in de schuif zit. Ik heb geen zin om in panne te vallen met de overblijfselen van een Citroën BX of een vierdehandse Xantia. Dan sta ik liever langs de kant van de weg met zicht op een ster. Op de motorkap welteverstaan. De motor van mijn oude rammelbak doet als kreeg hij plots zilveren vleugels. Dat is het gevoel dat ik krijg als ik het gaspedaal intrap van de Mercedes 200 d die ik voor een habbekrats van een terminaal zieke marktkramer uit Lochristi heb gekocht.
Bé staat in bewondering voor mijn nieuwe roesthoop. Haar grootvader had net dezelfde. Meisjes scoren met een dikke bak? Cliché, cliché maar het klopt wel. Maar is Bé een meisje? Ze wordt veertig en heeft twee puberende dochters. Toch is ze een meisje. Een Frans meisje. Is het je nog niet opgevallen? Franse vrouwen blijven meisjes. Ze hebben een heel arsenaal van geheime crèmes, middeltjes, bizarre kledingstukken en diverse andere hulpstukken om er meisjesachtig uit te zien. Zelfs als ze vijftig zijn. Een boudoir. Ze worden gewoon oudere meisjes, geen oude vrouwen. A cause des garçons, bien entendu, maar toch.
Vlaamse vrouwen zijn uit de klei getrokken. Knippen hun haren kort eens ze kinderen hebben. Lopen in een soort van alles verbergende jute zakken rond. Moeten van alles omdat het zo hoort. Maar niet Bé. Ze draagt ook haarbanden en probeert graag één en ander uit. Viva Kaat Tilley!
Voor mij gaapt nu een enorm gat. Het is mijn nabije toekomst waar ik nog niets kan van maken op dit moment. Alle elementen om van de Aldi naar de Delhaize te evolueren, zijn aanwezig. Alleen kan ik ze nog niet in de juiste volgorde plaatsen.
En hoe graag ik ook op dit moment alleen ben en van deze eenzaamheid geniet, toch knaagt ergens in de krochten van mijn brein ook de angst om het alleen blijven. Voor een jaar of tien jaar, stel u voor.
Go with the flow, denk ik en ik ga voor het eerst in tien jaar weer uit. Met Bé, met Els, Danny, met iedereen die het mij vraagt of niet vraagt. Mijn bloed stroomt aan tweehonderd kilometer per uur door mijn aderen. Nu en dan kookt het even. Film, theater en fuiven maken weer een niet te ontkennen deel uit van mijn bestaan. Wakker worden doe ik tegenwoordig in de meest vreemde omgevingen. Vreemde bedden, badkamers en onbekenden aan de ontbijttafel.
Op mijn nieuw werk sta ik ondertussen met vijf schippers op een zwalpende ponton op de Schelde aan koorden te trekken die verbonden zijn met een bureaucontainer die in een kraan op drie meter boven ons hoofd hangt te zweven en wordt neergelaten op de ponton. En het is windkracht acht. En golven van twee meter hoog.
Enkel met het nieuwe huis wil het nog niet vlotten. Bé heeft me aangeboden zoveel mogelijk bij haar te komen eten. De dochters zijn daar wild enthousiast over. Ik lust namelijk linzen en zij niet. Linzen zijn goedkoop en voedzaam, als dat al niet voldoende is om ze niet te lusten. Achteraf nog een gezelschapsspelletje en dan naar bed met een verhaaltje waar ik lustig op los improviseer. De sfeer is zeer meisjesachtig en het lijkt alsof er sinds eeuwen geen man meer is doorgedrongen in dit giechelbastion. Maar alles heeft er kleur en geur en die laatste is vooral zeer aangenaam.
Ik rij naar huis. Naar mijn koud kil en lelijk nieuwbouwhuis. Het is een rommeltje maar ik neem de moeite niet om op te ruimen. Snel wat Franse chansons opzetten kwestie van de donkere winter te kunnen counteren met wat warme gedachten aan de zon in de Provence.
Drieduizend telefoons later staat er een gezin op de stoep. Ze rijden met een Nissan Sunny. Alvast geen Toyota Corolla, dat is al positief. Hij is redder in een zwembad. Zij is ik weet niet wat. De dochter studeert iets onbestemd. Boekhouden denk ik. Of handel. Het afgelikte koppel past prachtig in mijn nieuwbouwhuis. Ze staan elke dag om zes uur op en gaan om acht uur s avonds slapen. Ideaal. De rondleiding duurt niet lang. Wat valt er te zien aan zeven kille ruimtes waarvan de muren met ruzies zijn behangen.
Goed nieuws: de compromis is getekend.
Slecht nieuws: enkel door mij. Kreng moet ook nog tekenen.
Even langs Bé passeren om mijn halve euforie vorm te geven. Ze haalt een fles vintage port boven zou ze mijn buurvrouw kennen? Bé spreekt mij moed in om naar Kortenberg te rijden waar Kreng in de instelling zit. Ik zal nog wat vintage port nodig hebben.
Als ik de volgende dag terugkeer van Temse, zie ik onderweg een prachtige Citroën Dyane te koop staan, gekeurd en al. Ik koop hem. Of liever: haar. Een week later heb ik de nummerplaat en de verzekering. Op de achterruit hangt een sticker: Ceci nest pas une voiture, cest un art de vivre. Knappe vrouwen met grote zonnebrillen lachen nu naar mij terwijl ze hun BMW voltanken. Ik gooi het dak open op een onverwacht zomerse winterdag als ik onderweg ben naar Kortenberg.
Scoubidoubi - ou ah! Des pommes, des poires et des scoubidoubi - ou ah!
Pommes! Poires! Et des scoubidoubi - ou ah.
Mijn wilde Havana die ik rook onder het rijden, smaakt heerlijk.
Afgrijselijk om op bezoek te zijn in een psychiatrische instelling. Kreng vindt de Dyane maar niks. Tuurlijk niet. Ongeïnteresseerd ondertekent ze de compromis. Ik kan nog net een kreet van opwinding onderdrukken.
Ik ben er vanaf. Van huis en Kreng. Limportant, cest la rose.
Zo kan het niet verder. Al mijn pogingen om werk te vinden, draaien op niets uit. Ofwel beland ik in een uitzendkantoor vol medewerkers die uitmuntend vegeteren maar nooit vat kunnen hebben op mijn toekomst. Ofwel kom ik terecht bij goedbedoelende mensen die blijkbaar niet in staat zijn om terug te bellen, te mailen of zelfs nog maar een brief te schrijven met de reden waarom ik niet aangenomen ben.
Het marketingbureau op 500m van mijn deur heeft niets meer laten weten. Ik heb hen ongeveer vijftien maal gebeld maar telkens was de baas in vergadering, net weg of hij had een bezoeker. Maar hij zou me zeker terugbellen. Omdat hij dat niet gedaan heeft, reken ik er niet meer op.
Ik vind het wel vreemd dat iemand die zegt dat hij me de volgende dag een voorstel zou maken zo reageert. Misschien is het wel een goede zaak dat ik daar niet werk. Stel dat hij me op het einde van de maand zegt dat hij mijn loon zeker zal betalen
Tijd voor plan B. Vandaag stel ik een lijstje op van dingen die ik echt graag doe. Ik neem mij voor om werk te zoeken dat minstens één raakvlak heeft met die dingen.
Hier komt mijn lijstje:
1.iets met schrijven
2.iets in de scheepvaart
3.iets met autos
4.evenementen organiseren
Ik maak ook een lijstje van voorwaarden aan dewelke ik wil werken.
1.niet om zes uur hoeven opstaan
2.niet om elf uur thuiskomen
3.niet op zaterdag moeten werken
4.afwisseling in het werk
5.overuren betaald of recupereerbaar
6.drie weken verlof in de zomer
7.één week verlof in de winter
Met een virtuele plets stort ik mij op het internet. Ik stuur zeker wel tien mails naar verschillende bedrijven. Hier en daar sluit ik al op voorhand een klein compromisje, waar ik zie dat alle andere voorwaarden in mijn kraam passen. Waar mogelijk sluit ik vacatures via uitzendkantoren uit.
Afgepeigerd plof ik om vijf uur in de namiddag in de zetel. Lief heeft medelijden en verwent me met een lekker aperitiefje. De telefoon gaat en het is Lief's papa. Haar ouders kopen nu en dan verse zalmforel rechtstreeks van de kweekvijvers. Het dorpje waar de vijvers gelegen zijn, ligt in Frankrijk in de vallei van de Canche niet ver van Montreuil-sûr-mer. We spreken af om er woensdag heen te rijden omdat Lief die dag niet naar school hoeft.
Ma 11/09/06
Hiep hoi! Er zitten enkele mails in mijn mailbox. In een vlaag van optimisme zet ik mijn gsm toestel aan en er staan drie berichten op het antwoordapparaat! Grote grutjes! Lieve hemel! Wat nu gezongen?
De meeste mails bevestigen mijn kandidatuur en bedanken mij voor de interesse maar mijn 'profiel' stemt onvoldoende overeen
Dat kennen we intussen al.
Maar het goede nieuws komt via de GSM: ik heb drie afspraken:
- Eentje bij een bedrijf in Erembodegem waar katheders gemaakt worden.
- Eentje bij een selectiekantoor (bwaark) in Borgerhout i.v.m. een vacature bij een overkoepelende organisatie van transportarbeiders.
- Eentje bij een uitzendkantoor (nog meer bwaark) te Aalst i.v.m. een baan bij een Duits automerk.
Gezien mijn kleine overwinning zal ik even teren op mijn inspanning van gisteren en een kleine droom te realiseren: in de week een koffie drinken in de foyer van de opera, ondertussen een boek lezen en daarna nog wat cultuur kopen in de FNAC.
Terwijl ik van mijn koffie nip en geniet van mijn kleine uitstapje, bedenk ik dat dit niet mogelijk zal zijn eens ik terug werk heb. Ben ik dan zo veeleisend? Waarom moeten mensen acht uur per dag non-stop werken?
Het idee van het door de VLD opgeslokte Vivant was nog zo gek niet. Geef iedereen een basisinkomen en laat de keuze vrij of je daar nog iets wil bijverdienen door te werken of niet. Helaas zijn we in ons tsjevenlandje nog niet zover. Het katholieke schuldbesef zwaait hier nog steeds de plak.
Di 12/09/06
Straks sleep ik Johan's bootje naar de werf. Ik fiets naar de jachthaven en de zon schijnt, wat een heerlijk weer. Dirk, mijn Nederlandse vriend, Johan en Bart staan al te wachten aan de Juliette. We brengen wat touwen aan tussen de twee scheepjes en hop, we zijn ermee weg.
Iedereen zit op het dek vanwege de zon. Stom dat ik aan het roer moet staan met die lawaaierige diesel naast mij. Gelukkig krijg ik een pintje wat het leed een beetje verzacht.
Het gaat allemaal erg vlot en we keren een uurtje later met onze boot terug. In de jachthaven gaan we van boord en palmen ons favoriete tafeltje in op ons favoriet terras.
Roelien, Dirk's knappe vriendin, komt erbij zitten en het wordt dankzij brouwerij Moordtgat alweer een erg vrolijke vergadering op het terras. Sleutelwoorden die op dat moment spontaan in mij francofiele geest opborrelen: 'Marius', 'Marcel Pagnol','Marseille' en 'Scheepsbenodigdheden'.
Ik kan de bierlucht niet verbergen als ik later thuiskom. Maar Lief is enkel oprecht blij dat ik een fijne dag gehad heb.
Wat een fantastisch lief heb ik toch.
Woe 13/09/06
'De dertiende vandaag!' vloek ik als ik ergens op de A1 snelweg in Frankrijk in de gietende regen aan de wielmoeren van onze Picasso sta te rukken. Het was goed begonnen maar plots, terwijl ik een vrachtwagen overging, klonk een donker ratelend geluid binnen in de auto. Waarom heeft een mens toch steeds een lekke band op gevaarlijke snelwegen in de gietende regen?
Het duurt een kwartiertje eer ik het reservewiel opgestoken heb. Ondertussen razen de dertigtonners vlak naast mij heen en staat Lief met haar ma en pa achter de vangrail uit te regenen als drie verwaaide muizen.
Wat later stoppen we in een klein dorpje waar de weg naar de viskwekerij begint.
Lief's papa wil ons trakteren in de plaatselijke bistro. Lekker!
Ook de visjes zien er lekker uit. Lief en ik zijn allebei doodmoe van zoveel vissenbuiken open te snijden en met onze vingers de walgelijke blubber eruit te halen. We zijn pas laat terug in Gent en mijn arme schat moet morgen zo vroeg op.
Er zit ook een brief van de VDAB in de bus. Het is een uitnodiging om een opleiding te volgen om 'technisch commercieel adviseur' te worden. De brief is ook goed voorzien van wat peptalk, zo van: 'Wil jij ook technische commercieel adviseur worden? Is dit je droom? Wel, dan kan deze droom nu werkelijkheid worden'.
In mijn verbeelding wordt de tekst voorgelezen door een stem zoals die van Guido De Praetere in het programma 'Hoger Lager'. Enkel het grijze vakje waar je met een muntstuk moet op krassen om te zien of je de winnende code hebt, ontbreekt in de brief. Vreemde aanpak van de VDAB.
Woe 20/09/06
Ben niet goed gezind wegens veel te vroeg uit mijn bed moeten komen. Zit in de auto en rij richting Wondelgem naar het opleidingscentrum van de VDAB. Als ik op de parking kom, moet ik balen. Het gehele bestand 'marginalen' uit de database van Paul Jambers is lijfelijk aanwezig. Ik voel me niet op mijn gemak.
Een jonge allochtoon met kortgeschoren haar kijkt me onophoudelijk aan alsof ik iets van hem aan heb. Ik ben vóór allochtonen, geloof me, vooral als ze een slagerij of een Turks restaurant uitbaten. Maar niet als ze me onophoudelijk aanstaren. Ik durf niet goed terugkijken omdat ik bang ben dat hij me zal aanvallen.
Verder is ook nog de vieze man van de partij: een magere vijftiger met wat vettige slierten haar en een lange trenchcoat die ooit eens beige geweest is. Ik kijk rond en merk enkel op dat de clichés uit programma's als 'Het Eiland', 'De Collega's' en andere 'In de gloria's' kloppen.
Plots komt er iemand de centrale hal binnen waar we als vee bij elkaar gedrumd staan. De kleine dame nodigt 'de mensen voor technisch commercieel adviseur' uit om haar te volgen.
Achttien schapen waaronder mezelf volgen gedachteloos de leidster. We mogen in een leslokaal plaatsnemen en wat later komen er twee mannen binnen. De ene lijkt wel de broer van Pim Fortuin, de andere lijkt op een neef van Willem Vermandere en moet dringend een bezoek brengen aan zijn tandarts.
Willem Vermandere maakt voortdurend pseudo-grappige opmerkingen over de toekomst van ons, handelsvertegenwoordigers. Zijn moppen lijken wel uit een ander tijdperk te komen. Hij doet me denken aan de nonkel die teveel gedronken heeft op een trouwfeest en constant naar de microfoon grijpt om zijn platte, totaal niet geestige grappen deel te maken aan de rest van de genodigden alvorens op de dansvloer wat in de billen van de nichtjes te gaan knijpen.
Meteen is de lol er voor mij ook af want nu ik weet dat het over een opleiding tot vertegenwoordiger gaat, smelt mijn interesse even snel weg als een ijsblokje in het décolleté van Kader Gürbüz.
Gelukkig neemt Pim Fortuin in maatpak en met een blitse bril het na een kwartiertje van hem over. Hij etaleert een taalgebruik waarbij de uitdrukking 'Ik heb zoiets van' en foutief dialectisch woordgebruik als 'Dees is' in plaats van 'dit is' de inhoudloosheid van de ruimte tussen zijn oren moeten camoufleren.
Het komt erop neer dat we meteen moeten beslissen of we willen deelnemen aan deze adembenemende cursus die ons in twaalf weken zal omvormen tot primus inter pares op het vlak van de verkoop van gebakken lucht.
Let op, het is niet gemakkelijk, we moeten dan ook nog eens in de praktijk bewijzen dat we goede stofzuigerverkopers zullen zijn door een onbetaalde (of wat had je gedacht) stage te volgen in een bedrijf dat we zèlf gebeld hebben.
Ja natuurlijk, zèlf. Wat verwacht hij dan? Dat ik hèm in mijn plaats zou laten bellen naar een bedrijf om dan totaal in schande te vallen?
Ach, ik laat de kansen op een blitzcarrière als onderbroekenverkoper aan de anderen. Ik vul nog snel het onkostenblad in en maak me uit de voeten. Op de parking moet ik remmen voor een groepje in fluorescerende trainingspakken gehulde tandelozen met haar waar je een frietje kunt in bakken en een petje van een biermerk op het hoofd. Wat geheel logisch is want van frieten krijgt men nu eenmaal dorst.
Brrr. Snel naar huis.
Het is Lief's vrije dag en we gaan na de middag de stad in om een dikke pint te drinken in café 'Het Damberd' op de Korenmarkt. Mijn lief is heel mooi, met haar lange frulletjesrok, blonde haar, weelderige boezem en een knikje in haar neusbrug lijkt ze zo uit een sprookje te komen. Ja, ze is mijn sprookjeslief.
Do 21/09/06
Deze ochtend heb ik om elf uur een afspraak in een uitzendkantoor te Aalst in verband met de baan bij het Duitse automerk. Mijn contactpersoon heet Francine, wat een heel acceptabele naam is om in een uitzendkantoor te werken. Doorgaans worden ze bevolkt door Evie's, Wendy's, Baby's, Darling's, Nele's, Phoebe's, Kelly's, Jacinta's en meer van dat fraais.
Ik kom binnen en wordt meteen aan het werk gezet: de bekende hatelijke testen.
Franse taal, persoonlijkheid, logisch denkvermogen en alweer een document ter ondertekening dat hen vrijgeleide geeft om in mijn verleden rond te snuisteren Kunnen al die uitzendkantoren niet eens wat testresultaten uitwisselen? Dat zou toch wel veel gemakkelijker zijn voor de kandidaten.
Maar die baan, dat lijkt wel wat op het eerste gezicht. Voorzichtigheid is de moeder van het uitzendkantoor want meestal worden jobs opgehemeld. Zo kan het zijn dat je solliciteert voor 'logistiek directeur' en dat je in de praktijk eindigt als magazijnier.
Francine stelt voor om een afspraak te maken met de Duitsers. Ze houdt me op de hoogte.
Maar wat zich in de namiddag voltrekt, houdt het midden tussen een soap en soep. Chaos alom!
Eerst krijg ik telefoon van Stefanie, de collega van Francine, die zegt dat ik vrijdag om elf uur in het kantoor van het automerk moet zijn.
Daarna gaat de telefoon terug en het is Francine die me zegt dat de afspraak uitgesteld wordt.
Daarna krijg ik een mail om de afspraak van vrijdag om elf uur toch te bevestigen.
Vervolgens krijg ik telefoon van Francine die me doodleuk vertelt dat de vacature al ingenomen is.
De maat is vol! Denkbeeldige stoom komt uit mijn oren en ik schrijf een mail waarin ik vraag om mijn gegevens uit al hun bestanden te wissen. Ik voeg eraan toe dat ik niet langer wil gebruik maken van hun diensten.
Daarop komt een mail van Francine die erin slaagt mijn naam verkeerd te spellen en in de drie volgende lijnen twee 'dt' fouten weet te schrijven.
Arm Vlaanderen steekt alweer de kop op. Ik vint het walgeleik onverantwoordt dat dergeleike inkonpetente mensen over de toekomsd van anderen mogen beslisen.
Zal ik maar naar de boot gaan? Ik zal maar naar de boot gaan. Ik gooi de touwen los en heb de restanten bij van een halve kilo Leonidas pralines die ik aan Dirk en Roelien zal schenken. Na een half uurtje varen, kom ik naast hun schip te liggen en ik roep: 'De delicatessenboot is hier!'. De verbroedering is compleet door middel van enkele Witkap Stimulo's.
Zes uur s avonds. Ik stap de wachtkamer van de huisarts binnen met mijn kloppend hoofd vol snot.
De dokter woont in een ietwat griezelig huis. De Psycho factor is prominent aanwezig. De wachtzaal is wat schemerig en er vallen streepjes schaduw door de houten halfvergane luxaflex.
In de hoek zit een koppeltje dat duidelijk nog niet lang een koppeltje is aan elkaar te pulken. Wat verder nog een man die wezenloos voor zich uit zit te staren.
Ik zet me op één van de zes overblijvende vrije stoeltjes. Geen enkel stoeltje is gelijk en de hele wachtzaal wekt een behoorlijk Kringloopwinkelgevoel op.
Op de salontafel liggen Knack magazine en Weekend Knack klaar om hun verzamelde bacteriën door te geven aan een volgend slachtoffer. Hoeveel door snot en hoofdpijn geplaagde patiënten hebben deze tijdschriften al in hun ziekelijke poten gehad? Eerst niezen, de boel schoonvegen en dan een bladzijde omslaan.
Over vieze boekjes gesproken
De deur gaat weer open en een moeder komt met haar kind en de grootmoeder binnen.
Dit wordt hommeles. Ik voel de spanning toenemen. Gedaan met de rust, de angst voor wat kan komen is alom tegenwoordig bij de wachtzaalbewoners.
Uit het gesprek tussen moeder en grootmoeder blijkt dat ze hier niet voor de kleine zijn.
Welaan, dat er dan iemand naar huis gaat met de kleine. Wachtzalen zijn niet goed voor kleine kindjes. En vooral niet voor de zenuwen van de zieke medepatiënten.
Mama fezelt sussend in het oor van de kleine. Rustig, rustig, kalm, braaf zijn, mama is hier Haar gefezel doet het ergste vermoeden over het mogelijke gedrag van haar jong.
Een doos met grote blokken komt tevoorschijn uit een enorme zak vol met baby reparatiespullen. Fopspenen, verse pampers, tubes zalf, zakdoeken, vitabiskoeken, rammelaars, het zit er allemaal in.
De doos met blokken vliegt door de kamer. In zijn vlucht opent het deksel zich waardoor de individuele blokken met luid gekletter in de buurt van mijn voeten landen.
Ik heb echt geen zin in contact. Laat mij gerust, vreemde mensen en dat geldt ook voor de even vreemde kinderen. Hou dat kind bij u. Ik heb er nu even geen zin in. Het is mijn inwendige stem die steeds luider klinkt. Mensen verwachten dat je naar kinderen toe lief kijkt, oetsjekoetsjekoe zegt en spontaan begint te spelen.
Ik niet.
Ik zit in mijn bacterieboekje te lezen en wil dat even zo houden. De kleine heeft ondertussen de blokken één voor één naar de andere hoek van de kamer gegooid.
Moeder geraakt stilaan in paniek. Op het salontafeltje trekken de felle kleuren van de andere besmette boekjes de veertien maanden oude aandacht.
Mama hoeft maar neen te zeggen en daar gaan we al. Met de twee handjes ploffen we er middenin.
Mama gaat boos worden maakt bijzonder weinig indruk. De Humo, het clubblad van Touring en het stadsmagazine 09 ondergaan een uitgebreide dissectie.
Tot moeder uitbarst en de kleine op de schoot moet. Dat is nog eens een straf. Moemoe, neem dat kind op en ga ermee naar buiten, denk ik. Het is de beste oplossing voor iedereen. Wie durft het zeggen?
Een belofte verder krijgt de kleine weer de vrije loop. Letterlijk want het pampertje wordt gevuld. De muffe wachtzaal wordt getrakteerd op een mengeling van urinegeur en kinderkak.
Bwaark.
Ocharme zegt een medebewoner.
Ze is al flink hé antwoordt een andere.
Helaas niet flink genoeg om de kringspieren bijeen te houden. Kabaal, kabaal, gekrijs en geschreeuw en mijn hoofd wordt stilaan te klein voor mijn onophoudelijk kloppende hersenen.
Klein duimpje heeft na een alles onthullende verschoningsbeurt een nieuwe activiteit gevonden: broekhangen bij de tijdelijke bevolking van dit intussen nog steeds onwelriekend pand.
Ik hoef nog steeds geen contact. Ik tracht zo streng mogelijk te kijken en neem een boekje met bacillen die ik nog niet gehad heb.
Mijn aanpak werkt nog ook. Het is net zoals met dieren, als je van meet af aan afstand houdt, geef je ze te kennen dat je liever geen contact hebt.
Zeker niet als het risico bestaat op een snotspoor op je rechter broekspijp.
Mama pakt de kleine op en zwiert ermee in het rond. De kinderkakgeur heeft zich intussen vermengd met die van pommade.
Kijk, Jenny is een vogeltje. Zwierezwaaiezwierezwaai.
Een dikke druppel speeksel hoopt zich op ter hoogte van de onderlip van het vliegeniertje. Eén seconde later druipt een lange spuugrekker van de onderlip tot bijna op de vloer. Door de vloeiende beweging gaat de rekker heen en weer als een slinger om op kwart voor tien af te breken en mits een spectaculaire salto op het rechter brilglas van mijn buurman te belanden.
Oh pardon, roept mama.
Jenny is niet zomaar een vogel. Jenny is een kwijlvogel.
Buurman is danig onder de indruk van de nieuwe vogelsoort en veegt de druppel en de ergernis af met zijn zakdoek.
Wil er iemand ons verlossen van deze vertoning?
Niet dus.
De kwijlvogel wordt moe en hongerig en dat is te merken aan het aantal aanwezige decibels.
Ook de andere wachtenden beginnen het moeilijk te krijgen. De eerder aanwezige sympathie voor de kleine is nu geheel weg.
Waarom gaat u met de kleine niet naar huis?
Het floept eruit als een paling uit een emmer snot.
Ik kon me niet meer houden en merk dat mijn droge opmerking een averechts effect heeft. Iedereen die daarnet nog zichtbaar geïrriteerd was door zoveel wangedrag van een hoopje in het rond schijtend klein grut, keert zich meteen tegen mij.
De verontwaardiging is groot, de aangezichten vertonen blikken als in De Schreeuw.
Eerst volgt een pijnlijke stilte, gevolgd door wat gemor in de gelederen der bacteriecultiverende stelsels.
Hoe durft u, mijnheer, spreekt een vrouw met bevende stem.
Dat kind kan er toch helemaal niet aan doen.
Inderdaad, het kind kan er niet aan doen. Maar de moeder daarentegen
Net op het moment dat de andere aanwezigen mij zullen lynchen, klinkt een verlossende stem uit de hemel: De volgende alstublieft!
Ik veer recht en de adrenaline in mijn aderen maakt dat mijn hoofdpijn plots veel minder is waardoor ik ogenschijnlijk niets mankeer als ik opgelucht door de gang loop.
Ik ben Jan Stephorst
Ik ben een man en woon in Gent (België) en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 06/07/1964 en ben nu dus 60 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: schrijven, scheepvaart, jazz, oude auto's, Frankrijk.
carpe diem