Broer verlaat het ouderlijk nest en gaat alleen wonen. Heerlijk, het vooruitzicht van mijn eigen kamer die ik zestien jaar lang met Broer heb moeten delen.
Inclusief zijn verwoede pogingen om Angie van de Rolling Stones uit zijn goedkoop vals gestemd gitaartje te krijgen.
Gelukkig was het geen elektrische gitaar want hij was ook fan van Deep Purple en Smoke on the water.
De smoke was wel degelijk aanwezig, hij vond het al psychedelisch om Belgas te roken, samen met mijn zus de lampadère af te dekken met roze vloeipapier dat hij meebracht van het college om vervolgens angstaanjagende choreografieën te bedenken.
Dat allemaal op het onchristelijke uur waarop ik na het verorberen van een appeltje en een laatste glaasje Vichy Selestin door mama bedwaarts wordt gestuurd.
Probeer maar eens te slapen in de sigarettenrook met de riff van Deep Purple op de achtergrond en een zus die ligt te kronkelen alsof iemand dringend haar appendix eruit moet rukken.
Maar dat is verleden tijd. We rijden op een donkere koude herfstdag in papas Volvo 144 S (die S is vooral zeer belangrijk voor het ego van mijn vader) naar de eerste Ikea van België die in Ternat net de deuren geopend heeft.
Op het dak een ferm bagagerek want de Volvo is een vierdeurs berline waar een matras op geen enkele manier in past.
Summer night city van Abba op de radio. We wanen ons redelijk onaantastbaar, mijn broer en ik. Samen onderweg om zijn toekomst uit te bouwen. En de mijne.
Straks zal ik voor het eerst zijn huurflatje zien, spannend.
Slenter, slenter door de Ikea. Een matras maar ook een kleerkast, een beddenbak, drie lampen, vier stoelen, een tafel en een kamerplant belanden op de kar. De kleffe posters van David Hamilton neemt hij wel van thuis mee.
Gelukkig zit alles in platte kartonnen dozen verpakt, behalve de matras die we gezwind op het bagagerek van de Volvo zwieren.
De arme Zweedse zakt een beetje op haar knieën bij het torsen van al dat huisgerief en nadat we de matras onwrikbaar vastmaken op het bagagerek, kiezen we het ruime sop richting vrijgezellenflat van Broer.
Alleen, Broer stopt na twee kilometer op de pechstrook van de snelweg. Er scheelt iets aan de auto.
De gedachte om dit te moeten uitleggen aan Vader, doet het angstzweet over onze rug gutsen. Nee toch. De Volvo die heilig verklaard is en waar niets mag aankomen, de Volvo met honderd paardenkrachten dankzij de dubbele Stromberg carburator (vandaar de 'S'), de onverwoestbare en onneembare vesting, die Volvo staat op de pechstrook met een gebrek aan vermogen. Drie weken van diplomatiek overleg, het inzetten van al onze jokers inclusief een charme-offensief om Moeder voor onze kar te spannen en nu staan we hier schoon.
Een amateuristische blik onder de motorkap brengt niets bij vooral omdat Broer nog nooit onder een motorkap gekeken heeft en niet goed weet waar hij precies moet naar kijken.
Dan maar terug vertrekken.
Misschien was het wel inbeelding. Het is namelijk onmogelijk dat de stipt onderhouden tien jaar oude Zweedse tank het uitgerekend nu zou laten afweten.
Eerste versnelling, tweede, derde, alles gaat goed tot bij de vierde. Broer duwt haast een gat in de bodem maar onze Agnetha wil niet harder dan negentig per uur. Een Citroën 2PK die ons inhaalt bevat enkele passagiers die vol ontzag naar ons stukje Zweedse staalindustrie kijken.
Even later komt een Renault R4 voorbij met jongeren voorzien van foute kapsels, patchoulie en van okselkringen voorziene t-shirts vol revolutionaire boodschappen. Ze wijzen lachend naar ons kleinburgerlijk vervoermiddel.
Ik hou het niet meer uit en draai het raampje naar beneden. Ik steek mijn hoofd buiten waardoor mijn Jommekeskapsel danig in de war geraakt.
Meteen heb ik de oorzaak van het vermogensverlies ontdekt. De matras is met rekkers vastgesjord. Die zijn niet sterk genoeg om aan de rijwind te weerstaan waardoor de matras vanaf tachtig kilometer per uur als een rockabilly kuif rechtop gaat staan. Als een gigantische Mickey Mouse hand die naar iedereen ligt te zwaaien. Dé ochtenderectie onder matrassen.
Redelijk hilarisch maar gelukkig scheelt er niets aan onze geleende heilige Zweedse.
Een half uurtje later staan we halverwege een onbekende traphal te hijgen, volledig geblokkeerd met een matras tussen ons in.
Na een drie kwartier durend gevecht met het bed en de kast, de stoelen en de kamerplant, rusten we wat uit in het paleis van Broer.
Toegegeven, het kon slechter. Plankenvloer, wit geschilderde woonkamer met een erker, een sjofele maar gezellige badkamer en een slaapkamer waar nog menig spermatozoïde tegen de muur of het plafond zal belanden.
Of toch niet want Broer doet een verrassende bekentenis. Hij heeft een lief. Ze heet Christel.
Plots tovert hij een verfrommelde foto uit zijn bezwete broekzak.
Jezus Christus, niet slecht die Christel. Blond en lang haar, wespentaille, in haar uniformpje van SABENA!! Jaaaa, ze is airhostess.
Ok, geen sperma tegen de muur of plafond. Maar de matras die we net binnengehesen hebben brrrr. Ik mag er niet aan denken welke lichaamssappen die allemaal te verteren krijgt.
We zullen de kleerkast eens monteren, zegt Broer. Ik had liever eerst iets gedronken. Ben namelijk buiten adem van al die weerspannige meubels die niet naar boven wilden.
Komt daar nog eens bij dat ik voortdurend moet denken aan Christel. Chrissie Hynde mag van mijn part een kilo of tien rapen gaan uittrekken.
Neem het plan, zegt Broer nogal autoritair. Zo is hij wel een beetje, met zijn belachelijke rijkswachtersnor annex zonnebril. Misschien daarom dat Christel op hem valt. Met de ogen half toe en in tegenlicht lijkt hij van ver misschien een beetje op een piloot die een Jupiler of drie op heeft.
De plannetjes van Ikea zijn waardeloos. Het lukt maar niet om de schuifdeuren in de kast te krijgen. Eens ze erin vallen, doen ze van alles behalve openschuiven. Eruit vallen, ja en de boel blokkeren à volonté.
Maar netjes vlot openschuiven behoort blijkbaar niet tot hun takenpakket.
Broer merkt wel op dat de rand bovenop de kast handig is om reiskoffers aan het zicht te onttrekken.
Een kast met een rand bovenaan Hebben die Zweden wel zo ver nagedacht. Of hebben we het plannetje onderste boven gehouden? De Zweden hebben niet zover gedacht. We hebben de kast integraal op zijn kop gemonteerd omdat Broer het plannetje heel de tijd onderste boven hield.
Wat zou Christel daarvan zeggen? Hopelijk houdt zij de Kamasutra vast als ze de matras inwijden. Anders zal het pijn doen.
Broer begint de smalle stukjes muur tussen de ramen van de erker wit te schilderen. Het ruikt naar hout, hars, Ikea meubels, verf en prille liefde.
Daar gaat de deurbel van het herenhuis waarvan Broers appartementje deel uitmaakt. Christel huppelt als een hinde naar boven. Lange benen, mmmm, tot mijn grote spijt ben ik nog maar zestien en is het lief van mijn broer helemaal niet geïnteresseerd in Kleine Broers met Jommekeskapsels.
Ze komt een keer poolshoogte nemen van de werken aan het liefdesnestje. Niet dat ze hier permanent zal verblijven. Haar ouders zijn nogal conservatief en vooral steenrijk.
Niet echt het stel ouders om uitgebreide generatieconflicten mee uit te vechten. Dan toch maar liever braaf wachten op de erfenis en het dolce far niente dat daaruit zal voortvloeien.
Broer is gewoon een Lucky Bastard. Terwijl ik in een klas vol ongewassen puisterige pubers Griekse lierdichters moet bestuderen, kan hij vrolijk rampetampen met langpootmuggen.
En zich laten rondrijden in de spiksplinternieuwe VW Golf Rabbit die ze van vaderlief gekregen heeft voor haar vierentwintigste verjaardag.
Het testosteron is niet eerlijk verdeeld in de wereld.
We keren s avonds laat terug naar Aalst, terug naar mijn kamertje met posters van diverse Volvo modellen. Broer slaapt nog één keer bij mij. Morgen zal hij al zijn kleren in enkele sporttassen proppen en er met zijn goedkoop gitaartje vandoor gaan. Joepie.
Op de radio klinkt alweer Summer night city van Abba. Ik weet dat het laatste beeld van de videoclip een Volvo 164 toont.
Heerlijke auto. Vooral met Agnetha Fältskog aan het stuur.
Mijn genen denken nog maar aan één ding: plezier maken. De jeugdclub is een plaats waar dat af en toe kan, afhankelijk van de gemiddelde leeftijd in combinatie met de BMI der aanwezige tooghangers.
Maar raadt eens wie ik vandaag tegen het lijf liep, zomaar tussen de rekken van de Match terwijl ik op zoek was naar bier? SIEN! Ach Sientje! Parel voor de zwijnen toen we allemaal zestien waren en onze hormonen krampachtig volhielden dat we de meerderjarigheid reeds voorbij waren.
Sientje met haar prachtige spannende jeans, jeansvestje en zwarte blouse waarvan de bovenste drie knoopjes nooit dichtgingen. Never.
Sientje draaide op de dansvloer nogal uitvoerig met haar achterste en vervolgens met haar tong. Menig jongensondergoed werd bevuild enkel bij de gedachte aan een avond met Sientje. En ze heeft ze allemaal gehad. Jan, Pier, Joris en Corneel, Barten in overvloed, Koenen in alle soorten en maten, Karls, Peters, Krissen, Lucen en drie Marken in verschillende gewichtsklassen.
Ik bleef zo afzijdig mogelijk van het betere tongdraaiwerk omdat ik heilig overtuigd was van de onbestaande kans dat Sien ooit de hare in mijn keel zou rammen.
Maar dan werden we echt achttien en gingen een beetje uitzwermen naar Brussel, Gent of Leuven. Sientje bleef redelijk alleen achter om in de zaak van haar vader mee te werken. Het kleuren van textiel is een vak apart dat weliswaar wars van allerlei amoureuze avonturen wel degelijk geld in het laatje brengt.
Gedaan met de seksuele experimenten op zaterdagavond en vaders klantenbestand eist eerder een deux-pièces dan een spannende jeans. Sientje zit nogal vaak op zaterdagavond alleen te wezen op een barkruk aan de toog van ons ooit zo favoriete danslokaal.
Tot ik haar dus op die bewuste zaterdagnamiddag ontmoet in de Smatch. Zij met een winkelkarretje vol onbestemde dingen, ik met een kar vol onverwacht verlangen om mijn overleden droom te reanimeren.
En ja hoor. Het gesprek loopt als een zescilinder diesel, komt wat traag op gang maar uiteindelijk schrikken we allebei als de bediende aan de kassa de sluiting van de Smatch aankondigt. Anderhalf uur staan we hier te palaveren en Sien geniet er zichtbaar van.
Zeg, ik durf het bijna niet te vragen, maar zullen we eens samen uitgaan? Like the good old days.
Ik stamel en stotter dat het goed is. Waar wil ze heen?
God, zegt ze, ik wil niet teveel op het verleden voortborduren. Er is in Zottegem naar het schijnt een geestige discotheek: de Krypton.
Aaaargh. De Krypton.
Het is de ark der verloren gelopen jeugdzielen. Degenen die met het oog op een academische titel naar Leuven, Brussel of Gent verhuisden, hebben geen boodschap meer aan boerenfuiven in gaten of fuiven in boerengaten.
De achterblijvers kruipen bij mekaar in speciaal ontwikkelde ruimtes zoals discotheken, opgericht voor jonge werkmensen zonder smaak en oude kalende mannen in foute geruite dralon kostuums die zich iets misrekend hebben bij de scheiding van hun universiteitslief.
Daar wil Sientje mij heen slepen. Of ik haar. Om het even waar.
Maar hoe geraken we in Zottegem? vraagt Sientje zich luidop af.
Ik heb een auto! antwoord ik enthousiast.
Aha, en welke auto dan? vraagt Sien nieuwsgierig.
Een rode mompel ik nogal ontwijkend. Een rode Zastava 1100 is het eigenlijk en dus niet meteen een model waarbij in bikini gehulde blonde babes voorzien van spons en zeepsop zich spontaan op de motorkap werpen.
Het is eigenlijk een ex-oostblok geval. De enige babes die ooit in de buurt kwamen van de motorkap, hadden wellicht maat 48, een borstrok, lieslaarzen en een KGB lidkaart.
Ach, zegt Sientje vertederend,zolang het maar rijdt
Laat dat nu net het probleem zijn. Voor vijftienduizend frank (driehonderd vijftig euro) koop je een berg roest met een versleten koppeling en zeer zachte comfortabele okerkleurige zetels. Die bovendien nog eens plat kunnen.
Gezien het aanwezige testosteron is dat geen slecht compromis. En mijn Zastava is eigenlijk een afgeleide van de Fiat 128, een ultrasportieve Italiaanse gezinwagen. Hij heeft van die grote ronde klokken op het dashboard en een redelijk agressieve blik in de chroomomrande koplampen.
Het kan niet stuk gaan mompel ik in mezelf als ik de Zastava met een zwier op de oprit van Sientjes huis parkeer. Zal ze een spannende jeans dragen of eerder een pied-de-poule mantelpakje?
Geen van beide. Haar moeder opent de deur met de melding dat Sientje nog even bezig is. Het resultaat daalt enkele minuten later gracieus de trap af in een minirok, geen spannend geval maar eerder een tennisrokje maar dan in het zwart. Daarop een mouwloos t-shirt met rolkraagje. Sientje verspreidt een heerlijk parfum.
Mensenlief, ik ben blij dat ik al zover geraakt ben. Hoeveel van mijn leeftijdsgenoten verdroomden niet de helft van de godsdienstles met gedachten aan Sientje in minirok en blote armen.
Sien geeft mij een arm en we stappen naar de rode Russische Italiaan. Mijn Zastava is even opgewonden als zijn chauffeur en doet zijn best om zo sportief mogelijk te klinken als ik over de kleine wegjes scheur onderweg naar de planeet Krypton.
Het is stikdonker geworden op de immense parking. De neonreclames flitsen opdringerig pastelblauw en roze. Het regent lichtjes en ik heb natuurlijk geen paraplu bij. Sientje weigert mijn jas om over haar hoofd te leggen.
De deurgatvullende portier ziet eruit alsof hij nog maar tien minuten geleden een koe de strot afgebeten heeft. Griezelig volk. Ik word gefouilleerd.
Logisch, want het zou best kunnen dat ik recht uit Rusland kom met een verse lading Kalasjnikovs in de kofferbak. Zo zie ik er namelijk uit met hier en daar wat fout donshaar en andere restanten van een pas geleden puberteit in mijn gezicht.
Het publiek binnen varieert zoals verwacht nogal sterk in stijl en leeftijd. Veertigjarige kale vertegenwoordigers in kantoormeubelen draaien rond achttienjarige kapstertjes, vijfentwintigjarige boerenzoons met blozende wangen en gestreepte gesteven hemden trachten met belachelijke danspasjes vijfendertigjarige van kantoormeubelverkopers gescheiden vrouwen te veroveren.
Ieder diertje zijn pleziertje. Barry White, Bohannon, Gloria Gaynor, Marianne Rosenberg, Jezus Christus. Al heeft die laatste geen soft soul gemaakt.
De dj verhoogt het geluidsniveau per uur en om twee uur s nachts kunnen we ons niet meer herinneren van welke parochie we afkomstig zijn.
Sientje roept in mijn oor dat ze weg wil. Nog geen enkele trage heeft die verdomde dj gedraaid. Ik zie mijn kans in fysiek contact dan ook slinken voor de euh.. maan.
Tenzij.
Tenzij Sien na een lang gesprek op café alsnog mijn huid wil aanraken. En hopelijk nog veel meer.
Ik start de Zastava. Enkele dissonanten stijgen op uit de versnellingsbak. Krak, daar schiet het juiste tandwiel toch in het juiste gat en we rijden traag de parking af.
Zottegem.
Heeft een groot station en een fantastische krantenwinkel annex sigarenwinkel annex koffiehuis waar je de drie grootste geneugten van het ochtendgloren na de erectie kan combineren. Het zijn dan ook de cafés recht tegenover het NMBS gebouw die als enige nog open zijn.
En dan pakt ze mijn hand en vraagt mij om haar te ontvoeren naar een plek om naar de sterren te kunnen kijken.
Allebei gelukzalig glimlachend stappen we in de Zastava. Het zal ervan komen, popel ik zo ongemerkt mogelijk .
De Zastava helpt door van de eerste keer te starten.
Maar dan komt het: ik kan geen enkele versnelling meer nemen, het is alsof ik in een grote pot soep roer.
Vreemd genoeg kan ik de versnellingspook optillen en hem ook helemaal wegduwen in een bodemloze put. Maar hoezeer ik ook gas geef, de auto beweegt geen centimeter.
We staan onder het felverlichte raam van een volkscafé waar de aanwezigen reeds samentroepen om van ons spektakel te genieten.
Geen sterren vanavond.
Wat scheelt er? vraagt Sientje voorzichtig.
We kunnen niet weg. Ik bel de wegenwacht antwoord ik zwaar ontgoocheld terwijl ik de laatste ster definitief zie verdwijnen in het zwarte gat waar ik ook de versnellingspook kan induwen.
Ach, dan drinken we intussen gewoon nog een koffietje in dat leuk sigarencafeetje Sientje pakt het nog goed op.
Ze vlijt zich erg dicht tegen mij op de rode pluchen bank, legt haar hoofd op mijn schouder en ik geraak helemaal bedwelmd door haar zoete lichaamsgeur. In mijn hoofd hoor ik een weemoedige bandoneon.
Net op het moment dat Sientjes lippen de mijne opzoeken, zwaait de deur open en roept een dikke ongeschoren wegenwachter:Wie rijdt met de rode Zastava?
Het is een complot. De auto, de wegenwachter, mensenlief hebben ze nog nooit van timing gehoord? Drie miljoen opeengepakte zaadcellen die zich intussen klaarmaakten voor een nakende lancering, beginnen stilaan af te druipen.
We hijsen ons aan boord van de takelwagen die ons naar huis zal brengen. Weg moment, weg sterren, weg Sientje.
Wat overblijft is het oranje schijnsel van de zwaailichten die het onbestaande verkeer op de landwegjes moeten verwittigen dat we eraan komen: ik, mijn bijna lief en een rode desillusie van elfhonderd kilogram.
De wegenwachter is zo galant om even te wachten tot Sientje veilig binnen is.
Dan draait hij de vrachtwagen en voert mij tot thuis.
Een schoon meiske hé zegt hij terwijl hij nogal meewarig naar mij kijkt.
Och, gewoon een vriendin minimaliseer ik. Ik gun het hem niet om op de koop toe nog een keer plezier te beleven aan mijn miserie.
De Zastava heb ik de week erop verkocht aan een depressieve ambtenaar.
Sientje heb ik pas drie jaar later nog eens teruggezien op de parking van dezelfde supermarkt.
Ze zet de maxicosi in het winkelkarretje terwijl ze roept:Schat, de auto is nog niet gesloten.
Ik hoor mezelf haar naam roepen en zwaai naar haar.
Ze glimlacht terug en ik stap in mijn intussen drie jaar oude Fiat Panda met beige zachte zetels die je kan omvormen tot een bed.
Ergerlijk: ik loop Kreng tegenwoordig voortdurend tegen het lijf. Bij de bakker, bij de slager, in de bib Ze heeft al lang door dat het niets wordt met Bé en ze is de messen aan het slijpen.
Officieel zijn we nog niet gescheiden, ons huis is drie maanden geleden verkocht en de boel verdeeld, maar zij is voor de wet nog steeds mevrouw Stephorst.
Dat is iets waar ik dringend verandering moet in brengen volgens de brave man waar ik wekelijks met mijn ziel op onderhoud ga.
Duidelijkheid, Jan, duidelijkheid voor iedereen. Tap nu eens klare wijn, concretiseer de keuzes die je eerder nam.
Gemakkelijk gezegd vanuit een rode pluche fauteuil met armsteunen terwijl je achteloos de net verdiende vijftig euro in je borstzakje steekt.
Maar ik moet de schijn eerst een beetje ophouden, ik moet eerst door het vagevuur.
Als ze op een dag alweer aanbelt met een cake die ze toevallig gebakken heeft, laat ik haar binnen in mijn oranje appartementje.
Ach Jan, laat ons helemaal opnieuw beginnen, een nieuw huis zoeken en met een schone lei een nieuwe start nemen.
Koude rillingen kruipen op mijn rug naar omhoog bij de gedachte om haar moeder, miss Broekrok, opnieuw ontmoeten samen met de heilige drievuldige naarstigheid in de vorm van haar landbouwersschoonbroers vol blozende wangen en de andere inhoudloze hoofden die toevallig wat chromosomen delen met Kreng.
En vooral terug naar Moorsel, het oord der verderf, de hoofdstad der mauve permanenten. Spijtig genoeg is er geen zeehaven in de buurt om met een havenuitbreiding als excuus het hele dorp te bedelven onder enkele miljoenen tonnen slib. Dat zou nog eens een idee zijn.
Ik zet mijn pokerste face op en zeg haar dat het onverantwoord zou zijn om gezien de gebeurtenissen van de afgelopen eeuw zomaar zonder begeleiding opnieuw ons leven te gaan delen.
Met glazige ogen stemt ze zwijgend in.
Laat ons in therapie gaan, gooit ze plots in het midden van de kamer. Goed idee, antwoord ik in een vlaag van perfecte timing.
We maken een afspraak voor een huwelijkstherapie-sessie binnen drie dagen in het centrum waar ik nu reeds wekelijks passeer voor de zielebabbel.
Kreng is nog maar net buiten als Bé belt.
Dat ze lamskoteletjes over heeft en of ik geen zin heb en dat het zo jammer is van ons en van de koteletjes als ze alles moet weggooien.
Ik heb nog niet gegeten vanavond, dus Zal ik de Krengcake meenemen? Neeeuh, dat zou pervers zijn.
Ik hijs mezelf in mijn dikke Duitse met de ster op het eind van de motorkap en diesel met enkele indrukwekkende rookwolken richting Bé.
De koteletjes zijn nog warm.
De dochters zijn niet thuis.
De cd van Ibrahim Ferrer staat op.
Die minirok is wel heel erg kort.
En er is in de verste verte geen ondergoed te bekennen.
Hmm.
Na twee glazen rode wijn en één koteletje gaat mijn duivelse telefoon rinkelen.
Baas.
Er is vanavond een nieuwjaarsreceptie in Temse en hij wil mij aan enkele mensen voorstellen.
Moeilijk opper ik.
Gaat ook sommeert Baas aan de andere kant van de ether.
Godverdomme, met slechts één lamskotelet achter de kiezen, zonder orgasme en met een ongemakkelijke testosteronophoping ter hoogte van mijn kruis, rij ik richting kantoor.
De rode Toyota Hiace kotsbus staat al met draaiende motor half op de stoep geparkeerd.
Erik, mijn financiële collega zit ook in de bus. Ik trek de schuifdeur open en zet mij op de met grijze skai beklede achterbank.
In de bus hangt een vreselijke kleffe geur die het midden houdt tussen tenenkaas, ongewassen onderbroeken en in dralon vastgehouden okselzweet.
Baas rijdt zeer onregelmatig. Op de expresweg is er geen verkeer, geen enkele tegenligger, zelfs niet één konijn dat in een overmoedige bui wil oversteken.
Maar als baas zwijgt, geeft hij fors gas en wanneer er ergens in zijn brein de neiging ontstaat om via zijn mondholte geluid uit te stoten, remt hij.
De bus schommelt dan ook als een roeiboot in volle zee bij windkracht zes. Zo zwalpen we drie kwartier lang over een kaarsrechte weg tot in Temse.
De receptie is vooral een bijeenkomst van oude vieze mannen die stinken naar de urinevlekken op hun nylon broeken.
Ze braken nietszeggende zinnen uit terwijl hun adem het parfum van de rauwe bloemkoolhapjes vermengd met tandprotheselijm in de reeds duffe atmosfeer slingert.
Om tien uur s avonds braak ik de restanten van de receptie en een lamskotelet uit ter hoogte van Appels.
Baas noch Erik hadden het zien aankomen. Toegegeven, het is donker en dan valt het niet zo op als je groen uitslaat op de achterbank van een Toyota Minibus.
Schuifdeur open en bwaark. Alles eruit.
Toch wel heel wat anders dan wat ik in het begin van de avond verwachtte. Dat was namelijk eerder alles erin.
Ik kan bij aankomst aan het kantoor nog net in mijn Mercedes kruipen. Gedachteloos navigeer ik naar mijn appartementje waar mij nog een waanzinnige tocht naar boven staat te wachten, drie etages lang want de lift is kapot.
Als ik de volgende ochtend in mijn kleren op bed wakker wordt, besef ik dat het vandaag vagevuurdag is.
Eerst naar het werk waar ik Baas onder ogen moet komen: de terrorist der zwakkere maagmiddens.
Maar vooral: vanavond is de eerste huwelijkstherapie. Om zeven uur nog wel zodat je zeker niets ervoor en niets erna kan doen.
De kans op een door derden veroorzaakt orgasme is nu wel geheel onbestaande.
Daar zitten we dan in een licht vervallen herenhuis met vzw - geel en blauw geschilderde plinten en deurkozijnen. De pluche zetels beginnen te lijden onder de miljoenen emoties die ze te verwerken krijgen. Hier en daar piept er een stuk witte vulling door een naad.
De therapeute ziet er nogal lesbisch uit, met mannelijk kortgeknipt grijs haar, een strakke gifgroene bril en een sportbeha die haar schouders nog gespierder laat lijken dan ze al zijn. Mogelijk bijt ze één van ons de kop af bij het geven van een fout antwoord.
Nu ja, het gesprek zelf valt eigenlijk wel mee. Pijnlijke momenten komen onvermijdelijk weer boven tot het wekkertje gaat: het uur is voorbij. Oef en tot volgende week!
Week na week zie ik steeds dieper wordende rimpels in het voorhoofd van onze therapeute.
Even krijgt Kreng mij zover om nog een huis te bezichtigen. De therapeute doet het af als je reinste onzin om uitgerekend nu zon beslissing te nemen maar ik ga toch mee om de wanhoop alle kansen te geven. Het wordt niets.
Na zes weken is onze gefronste therapeute uitgezongen. Volgens haar moet er minstens een wereldoorlog uitbreken, een aardbeving van negen op de schaal van Richter of een storm met windkracht tien passeren om ons nog terug bij mekaar te krijgen.
Zij en ik zijn het erover eens dat we beter onze energie richten op een fatsoenlijke scheiding. Kreng wil niet wijken en ziet het anders. Tja.
Nog acht sobere weken en het tweede millennium is voorbij. Zo ook mijn eerste huwelijk want Kreng en ik hebben een afspraak bij de rechtbank op vijftien januari.
Er is weinig om mij op te vrolijken want de dagen korten nog steeds, het wordt ook kouder en het blijft ook akelig stil op romantisch gebied. Zelfs ter hoogte van de Zeelandbrug is geen zon te bespeuren.
Ik denk dat het de hoogste tijd is voor een mengeling van de volgende ingrediënten: één warm bad, een kaars of dertig, één fles Gato Nero en de verzamel cd van Astrud Gilberto.
Tall and tan and Young and lovely, the girl from Ipanema goes walking.
And when she passes, each one she passes, goes aaaahhh.
En ja, het is Astrud, niet Astrid. Niet alleen haar stem is erotiserend, zwoel en elke mannelijke weerstand verpulverend. Ook haar naam is dat.
Het is intussen zomer in Rio de Janeiro. En ook in mijn bad.
Kreng wil een reeks therapeutische sessies met een huwelijksconsulent organiseren. Bé wil eerder mijn ondergang tout court organiseren hoewel ik niet goed weet waaraan ik dat verdiend heb.
September en nog mooi weer. En een erg eenzaam weekend in het vooruitzicht dat enkel kan gevuld worden door Bovenbuur en zijn Dana Winnerverslaving.
In combinatie met de goedkope Aldi pils die hij in gigantische hoeveelheden op zijn ouderwetse fiets aansleept is dit dodelijk voor (klein)kunstminnende zielen als ik. Alleen al die idiote Kerstmanmuts die hij winter en zomer op zijn kale schedel ploft, verdient de doodstraf in Talibanmiddens.
Als hij dan op een gemiddelde zaterdagavond dertigduizend keer meekweelt met De oude man en de zee, is dat ronduit ondraaglijk.
Maar geen met kerstmutsen getooide kaalkoppen zullen mijn zaterdag vergallen.
Mijn zomerauto, de Citroën Dyane, is nog steeds ingeschreven en verzekerd en daar ga ik nu nog eens flink van profiteren. Want vanaf volgende week rij ik terug met Dikke Bertha, de Mercedes 200 d die ook wel een levende legende is maar toch een andere sfeer oproept.
Hoe zou het nog zijn met mijn geliefde Zeelandbrug waar ik een jaar geleden heen trok om een start te maken met mijn persoonlijke bevrijdingstocht? De brug die symbool staat voor al het zinnelijke dat mij de laatste jaren door Kreng ontzegd was, de drank, de sex maar ook het gevoel van zout op mijn huid, de geur van de zee en de combinatie van alles.
Genieten an sich. Yeah, man, ik zie het volledig zitten. Niemand in de weg die wijd open ligt richting Zeeland.
Op de Dyane staat wonder boven wonder een trekhaak. Geen idee wat je met dertig pk en zeshonderdtwee cc kan trekken maar veel zal het niet zijn.
Het autootje zakt al twintig centimeter als ik de fietsdrager monteer. Nog eens twintig als ik mijn fiets op de drager zet. Ik raak net de grond niet met het chassis.
Perkpolder, here I come!
Dakje open, de zon en de frisse lucht spelen tegen negentig kilometer per uur met mijn haar en Astrud Gilberto zit naast mij.
Binnen een uurtje parkeer ik in Kattendijk waar ik met de fiets verder rij richting Zeelandbrug. Spuwende oesters verspreiden hun weeë zilte geur en overal zie ik Belgische duikers de bierbuik in een wetsuit persen.
Na een klein brugje en een prachtig sluisje te passeren, fiets ik het laatste stuk voorbij Kats tot Colijnsplaat. Maar al vanaf Kats doemt het silhouet van mijn favoriete brug op, met de zon in het westen lijkt ze nog machtiger.
Er staat wel een felle wind als ik de brug oprij maar aan de overkant ligt mijn dampende beloning te wachten in de vorm van een pannenkoek met een donkere Leffe.
Eigenlijk ben ik wel een beetje trots als ik in het midden van de brug stop om mijn haar en huid te laten strelen door de westenwind.
De meeuwen vliegen lachend laag voorbij. Ze zijn heer en meester in de wind en de zon en draaien heel plezierig rondom mij.
Ik sluit de ogen, snuif de geur van de zee op en denk aan mijn jeugd en de zeedijk in De Haan aan Zee met Nora de ijsjesverkoopster in een vanillekleurige Fiat 500 met een zonnetentje erbovenop terwijl Julien Clerc in een blauw en wit gestreepte boothalstrui This Melody zingt
Op de achtergrond strandstoelen en de geur van Luikse wafels, barrevoetse boules de Berlin verkopers, Nivea, zout en teer.
De pannenkoek heeft niet alleen gesmaakt, ze heeft ook wat brandstof geleverd voor de terugweg richting Kattendijk. De Leffe zorgt dan weer voor de nodige instabiliteit rond het voorwiel.
Met september komt de koude en het duister rond halfzeven dus ik rep me richting Kruiningen om de ferry naar Perkpolder te halen.
Enkele gabbers die uit een Golf GTI kruipen, lachen wat meewarig met de Dyane met fiets of is het fiets met Dyane maar ik sta op het dek uit te kijken over de Westerschelde.
The more Im with you pretty baby, the more I feel my love increase
Thuis laat ik het bad vollopen.
Mijn haar is vettig van het zeezout, mijn oren zitten vol Julien Clerc en ik heb nood aan alcohol om de toppen wat af te vlakken.
Een fles Gato Nero gaat eraan.
Ik vind nog ergens een cassette met de Pastorale van Liesbeth List en honderd kaarsen. Die zet ik in de badkamer en ik steek ze één voor één aan waarna ik met de zwarte kat en Liesbeth in het warme sop kruip.
Ben ik de kou, ben ik het ijs, ben ik de dood aaaaaaaaaaah: ik ben de liefde!
Enkele jaren geleden zat ik deprimo te wezen op de lichtbruine achterbank van de gifgroene Toyota Corolla van het lief van mijn zus. Het is net uit met mijn lief en ik ben hopeloos down door een liedje van REO Speedwagon: Keep on lovin you. Het enige lichtpunt in mijn triestig bestaan was de film Ragtime die we gingen zien in Brussel.
Brussel! Het leek wel een uitstapje naar het buitenland, alles was er anders, de taal, de gebouwen Grandeur die mijn kleine provinciale hometown miste.
Vier jaar later staat Brian Adams intussen op één in de BRT Top 30 met het liedje Heaven. Een tearjerker van jewelste maar omdat ik nu eenmaal als emokikker geboren ben, doet het mij alweer iets. Vooral als ik op de donkere dansvloer sta te plakken met Anja in mijn armen.
De donkere dansvloer hoort bij de jeugdclub waar Anja werkt en waar ik lid van ben. Jeugd is een relatief begrip als ik kijk naar de rimpelclub die aan de toog hangt. De enige uitzondering is vijfenveertigjarige Jean maar dat komt omdat hij honderd vierenvijftig kilogram weegt waardoor zijn huid nogal strak gespannen staat.
Franske is de oudste met zijn volle tweeënzeventig jaar. Marianne volgt op twintig jaar en Freddy die op de zeldzame nuchtere momenten in zijn leven bij de brandweer is, ziet er zestig uit maar is eigenlijk tien jaar jonger. Bovendien geeft hij als brandweerman een geheel nieuwe invulling aan het begrip open deuren instampen.
Marianne gaat alleen door het leven behalve op zondag wanneer haar zus en bijhorende uitbreiding komt lunchen. Elke week dezel fde hatelijke vraag: Wat zal ik zondag klaarmaken?
Als malafide jongeren zijn we intussen gespecialiseerd in het verzinnen van nieuwe gerechten om Marianne uit de nood te helpen. De meest spraakmakende creatie van ons collectief tot nu toe is kanarievogeltongetjes in Madeirasaus. Als ze aan de slager vraagt hoeveel kanarietongen ze per persoon nodig heeft, slaat de aanvankelijke verwondering over in platte hilariteit bij hem en de vijftien andere aanwezige klanten. En de vierduizend volgende die in de volgende maand gewoon een stukje hertenkalf komen kopen.
Het resulteert in drie weken algehele stilte aan de toog, een poging van de oude garde om ons, jonge leeuwen het leven zuur te maken. Helaas is daar meer voor nodig. Anja bijvoorbeeld. Waarom is ze bij zon klier van een vent? Herbert heeft de snor van een walrus en een Honda Goldwing.
Niets speciaals, ware het niet dat hij met dat vreselijke overkill ding zes maanden lang door de Verenigde Staten heeft getoerd en zich nu heel de tijd geheimzinnig monkelend gedraagt alsof hij een vlag in het maanoppervlak gepland heeft. En nu heeft hij verdorie ook nog mijn favoriete auto gekocht en eigenhandig gerestaureerd: een Volvo Amazone. Tot slot van de rekening heeft hij ook nog eens het meest fantastische lief in het universum waar ik geheel toevallig en passant ook knalverliefd op ben.
Het is bijzonder jammer dat ik Anja niet meer dan een Fiat Panda kan aanbieden. En een Lambretta 150Li, ook geheel eigenhandig gerestaureerd maar naast een Volvo Amazone even indrukwekkend als een Fiat Panda naast een euh Volvo Amazone. Jezus. Ik zou toch wel eens heel graag met Anja in Gent ronddolen, of een keer met haar kamperen aan de zee. In dat kader stel ik de gecamoufleerde vraag aan de toog van de jeugdclub in de hoop dat niemand dit ziet zitten behalve Anja.
Helaas. Iedereen vindt het een schitterend idee behalve Anja. Herbert heeft niet graag dat ze langer dan één dag weg blijft, ook al wonen ze nog niet samen. De bezitterige walrus geeft mij zelfs de kans niet om zijn lief te versieren achter zijn rug. De anderen laten mij echter niet met rust wat betreft het in hun ogen schitterende idee van een kampeerweekend aan zee.
De nonkel van Geert heeft een camping in De Haan aan Zee. Dan zijn er nog Wendy en Hilda, honderd vijftig kilo per stuk die nog nooit in hun leven een tent gezien hebben, laat staan erin geslapen hebben. Het moet volgens mij ook al een redelijke grote tent zijn om te voldoen aan hun omvangrijke noden.
Prijs. Ze prikken een weekend vast in september. The last point of return ligt nu een paar dagen achter ons want de dames hebben zonder mijn medeweten al een spiksplinternieuw tentje gekocht in de Aldi.
De grote auto van Geert heeft het laten afweten en dus bevinden wij ons in de gietende regen met vier personen, twee tenten en kleren voor een weekend in een Fiat Panda 750L op de E40. Als ik over de brugnaden rij, slepen de banden tegen de carrosserie want in de plaats van het gewicht wat te verdelen, zijn onze twee dumbos samen gaan hokken op de achterbank. Met de koplampen verlicht ik vooral de onderkant van de vliegtuigen die gevuld met zelfvoldane Herberten en Honda Goldwings vast onderweg zijn naar de Verenigde Staten.
Maar alla, we mogen niet te negatief zijn en hoewel de enige reden tot vreugde uitblinkt door haar afwezigheid, moet ik trachten het beste te maken van de komende achtenveertig uur.
Anderhalf uur later rijden we een verlaten camping op. In de jaren zeventig moet het hier druk geweest zijn. Nonkel Camping geeft niet thuis en Geert doet teken dat we ergens een leuke stek moeten kiezen. Die vinden we in twee plaatsen die gescheiden zijn door een berk. Geert en ik slapen samen in zijn driepersoon tent die in een wip recht staat. Kies altijd een tent voor één persoon meer dan je effectief bent, is een gouden regel om comfortabel te kamperen.
Terwijl we onze sporttassen uit de koffer van de Panda halen, zien we dat de dames druk in de weer zijn met het grondplan van hun tweepersoon Canadienne. Een half uurtje later kijken Geert en ik onder het drinken van een pilsje naar een zeer vreemd bouwwerk dat uit het grondplan van de Canadienne ontstaan is. De schuine wanden van het tentje vertonen indrukwekkende uitstulpingen die de overlangse steunlat tussen de twee tentuiteinden angstaanjagend laten doorbuigen. Onvermijdelijk breekt het aluminium latje na een kwartiertje in drie stukken. Hysterisch giechelend worstelen twee massieve figuurtjes met het onverwacht naar beneden gekomen tentzeil.
Geert kan het niet aanzien en breekt alvast een redelijk dikke tak af van de berk waar we onder staan. Geduldig begint hij met zijn zakmes de twijgjes en de bast eraf te pellen. Tegen het moment dat de twee uit hun verwarde situatie gekropen zijn, steekt Geert zelfzeker de dikke tak door de lussen van de tent en verbindt zo opnieuw de twee verticale tentstokken.
Nu nog een luchtmatras oppompen en we kunnen eten zoeken. Luchtmatrassen en kamperen gaan niet samen maar dat wisten Hilda en Wendy nog niet toen ze een tweepersoon luchtmatras kochten in de Lidl. Onhandig omdat je met twee constant ligt te bewegen en het is ook nog eens ijskoud omdat de lucht in de matras niet opwarmt. Ze neemt bovendien flink wat plaats in wat in hun geval meer dan een handicap is. Vooral omdat het model dat ze gekozen hebben nog eens voorzien is van apart opblaasbare hoofdkussens.
Een biertje in de Pan Am op de dijk, nog een wafel met slagroom voor Hilda en Wendy en nog een biertje voor Geert en mij. Dan wandelen we naar de camping waar Geert en ik ons vrolijk maken bij de rubberen geluiden die opstijgen uit tent B. Na een uur wordt het wat rustiger en schijnt iedereen zijn draai gevonden te hebben.
Om zes uur komt de zon op maar het is niet zij die Geert en mij wakker maakt. Het zijn alweer aanzwellende rubberen geluiden. Geroezemoes ook in tent B. Nog meer rubberigheid en dan een plotse knal gevolgd door het flubberend geluid van een snel leeglopende luchtmatras.
BOEM FRRRRRRRRRR.
Een ijselijke gil die overstemd wordt door het gegier, gehuil en tranengelach van Geert en mijzelf. One canadienne down!
Als we buiten gerold zijn, zien we dat van het tentje intussen niets meer overblijft, de berkentak is weliswaar nog in één stuk maar de naden van de Canadienne hebben zo onder druk gestaan dat de stof er van rond gescheurd is.
ANJA! Denk ik als ik op zaterdagavond met de Panda alweer vliegtuigbuiken verlicht op de E40. Maar Anja strijkt op dit moment wellicht het hemd van Herbert, die in de hoek monkelend geheimzinnig doet over de Verenigde Staten. Op het hemd is een badge genaaid waarop staat keep on trucking. Pfoeh, hij verdient helemaal geen Volvo Amazone. En zeker geen Anja.
Misschien wel een truck om een beetje in de Verenigde Staten mee rond te rijden. 'Sweet Home Alabama'. En dan liefst voor minimum zes jaar. Kan hij samen met zijn walrussnor in Hotel California overnachten terwijl hij Glenn Frey en Don Henley de stuipen op het lijf jaagt.
Ik ben Jan Stephorst
Ik ben een man en woon in Gent (België) en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 06/07/1964 en ben nu dus 60 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: schrijven, scheepvaart, jazz, oude auto's, Frankrijk.
carpe diem