 |
We zijn de 39de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
07-03-2016 |
Terwijl ik u schrijf. Willem Gijssels |
Terwijl ik u schrijf,
ruist de zee in de verte
haar eeuwig gezang
in mijn luisterend oor.
Ik huiver en weet
niet waarom in mijn hart
het lied van de zee
zich een schuilplaats verkoor.
Een nevel van licht
had de einder omtogen,
ik dacht aan een bruid
in haar witte gewaad.
En in het komen en gaan
van de golven bewogen
mijn hart, waar een zee
zo bewogen in slaat.
Het golvengestreel
liep te loor op de oever
en toen ik ging zien
vond ik schelpen in het zand.
Ik weet niet waarom,
maar ik voelde me droever,
gelukkig ik vond
nog haar zoen in een plant.
uit de bundel: Leven en droom
1934
07-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-03-2016 |
De molen. Willem Gijssels |
De oude met zijn paterskap,
en zijn grauwe kiel,
is nimmer zonder grof gesnap,
bij het doen van zijn stiel.
Windje, windje, blaas hem tegen,
of hij staakt het werk,
hebt gij hem aan gang gekregen,
o, dan is hij sterk.
Twee paar armen zwieren zwaaien,
welk een raar vertoog, eens naar boven,
eens naar onder, dan terug omhoog.
Hoor hem knarsen op zijn tanden,
wijl hij koren maalt, hij verplettert,
bijt dat het klettert, en hij zegepraalt.
De oude heeft zijn werk gedaan,
twee armen hangen stil,
twee steken uit of hij de maan,
al dromend grijpen wil.
Windje, windje, laat hem dromen,
speel nu in het riet,
morgen moogt ge hem wekken komen,
met een lustig lied.
06-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-03-2016 |
De scheper. Willem Gijssels |
De weide ligt in purperen mist te slapen,
langsheen de dijk, waarop de Schelde slaat,
bewaakt de herder zijn kudde schapen.
Ze kijken naar het water met verbazen,
en voeren bij het geklots hun bang geblaat,
of trippelen ruisend verder wijl zij grazen.
De waakse hond loopt her en der verlegen;
hij sleurt, wanneer een schaap te verre gaat,
het weder bij in de aangeduide wegen.
De kalme rust omringt de stille scheper
met zielevree geprint op het bruin gelaat,
het zijn dromen die gij drijft, o goede dweper.
05-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
04-03-2016 |
Storm. Willem Gijssels |
De meeuw vliegt dieper landwaarts in
al slakende bange kreten;
zij melden des stormen aanbegin
gerukt uit der vlagen keten.
De lucht wordt zwart, de Schelde wringt
de baren in wervelkringen,
en uit de hemel klaterend springt
de bliksem op vurige zwingen.
Haho huilt de wind ontzind,
bij het rijzen van het gedonder,
dat, holderdebolder, zijn krachten ontbindt
in slangen van boven naar onder.
Ach liefje, in mijn gram gemoed
een storm is er losgebroken,
die vrede brengt, waardoor gij boet,
want eens het onweer uitgewoed,
dan is al mijn lijden gewroken.
04-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-03-2016 |
Morgen. Willem Gijssels |
Het oosten schiet in vlammen,
de stem van kanteklaar
wekt in de loverstammen
het gekweel der vogelenschaar.
De Schelde stuwt de baren
al dieper in het land;
het windje komt gevaren
met geuren allerhand.
O frisheid van de morgen,
gij opent ziel en hart,
die zweven gaan en zorgen
dat niets hun heil verzwart.
Het is alles licht en luister,
het is alles goed en schoon,
vergaan is alle kluister
en alle leed gevloon.
03-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
02-03-2016 |
Mijn hart. Willem Gijssels |
Mijn hart gelijkt een plechtig meer
met gronden diep en stil,
ge roept, de klanken klinken weer
met helder droef getril.
Mijn hart gelijkt een plechtig meer
dat alles spiegelen zou,
het geeft het goede, het kwade weer
met even vollen trou.
Mijn hart gelijkt een plechtig meer
dat rustig blijven zal,
toch teistert het een stormig weer,
het schuimt met wilt geschal.
Mijn hart gelijkt een stormig meer
dat niet te temmen is,
ontmoet het slechts een woordje weer,
van vroeger droefenis.
02-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
01-03-2016 |
Winter-minnelied 4. Willem Gijssels |
Woe woe, de wind
blaast stevig;
ik voel, mijn kind,
hoe hevig
uw boezem klopt vol liefdevier,
al zijt gij ver van hier.
Wee wee, de nacht
draagt dromen,
die uw gedacht
doen schromen;
uw hoofd, ik voel het breken schier,
al zijt gij ver van hier.
Geen angst, zo hij
niet viel;
o kind het is mij-
ne ziel,
de wind, die draaft met fel getier
tot u zo ver van hier.
01-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
29-02-2016 |
Winter-minnelied 3. Willem Gijssels |
Haha, ze zeggen dat het sneeuwt,
ik wil het wel geloven,
en waren het geen vlinderkens
van boven?
Ze volgen snel elkander op
en tuimelen naar beneden,
de mensen klagen en ik ben
tevreden.
De mensen buigen hunnen kop
ze klagen van gewente,
maar in mijn harte juichend zingt
de lente.
De lente zingt een blijde lied,
verwarmend mijne zinnen,
haha, wie vindt het raadsel niet?
Beminnen.
29-02-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-02-2016 |
Winter-minnelied 2. Willem Gijssels |
Ik ben de winter ongevraagd
en toch voor iets gekomen,
de lente draag ik in mijn hart
en liefdedromen.
Ik ben de lente, zeer verwacht,
hee, ziet ge mij verzwinden,
dra zal ik in een ander oord
weer liefde vinden.
Ik ben de liefde, diep miskend,
kon ik bij u verdwijnen,
verrader, ik zal in 's liefjes hart
gloedvoller schijnen.
Ik ben het hart dat gij verstiet,
het kwam al menig werven
in het leven weer, om telken maal
voor u te sterven.
28-02-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
27-02-2016 |
Winter-minnelied 1. Willem Gijssels |
Er vielen witte bloemen neer
ze vlogen lustig rond,
er ligt een onafzienbaar meer
van bloemen op de grond.
Weer ledig is de winterlucht,
geruchtloos, kalm en vroom,
wie gaat er nevens mij en zucht?
neen, het is een ijdele droom.
Ik ga zo traagzaam en zo lang
alleen de verre weg;
mijn hart is droef, mijn hoofd is krank,
waarom, mijn droomkind, zeg.
Daar ligt de blankheid mijner ziel
op alles uitgestort,
o zeg me kind, waarom ze viel,
eer zij vertreden wordt?
Er vielen witte bloemen uit
mijn thans zo ijdel hart,
ze vlogen rond, de gril ten buit
van twijfel en van smart.
27-02-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
26-02-2016 |
Een beeld van smart. Willem Gijssels |
Hij werd gedoornkroond aan het kruis geslaan
en gans zijn wezen van mysterie glom,
en sedert is hem de aarde toegedaan,
en sedert zweeft zijn naam het heelal rond.
Nu ziet men ten alle kanten kruisen staan,
en mensen knielen voor het heiligdom.
De nacht is koel en killig drijft de maan;
het zilverloof is stil, de stilte stom;
een beeld van smart rijst zo reuzegroot
voor mijn geest; en niemand spreekt ervan.
Bloeddruppels morren een droeve melodie,
en niemand horkt, de wereld zwijgt hem dood.
Vergeten: neen. O steiger grote man
vaak uit het graf, dat ik u wederzie.
26-02-2016, 09:24
Geschreven door André 
|
|
 |
25-02-2016 |
Kerline. Willem Gijssels |
De maan weeft der wolken gulden zomen
en de wind zoeft met stille ademtocht,
Kerline laat de tranen lijze stromen,
die leken over het bleke kunstgewrocht.
En uit het blond verleden rijzen dromen,
met alles waarop Brugge roemen mocht;
de kerels zijn van reuzen voortgekomen,
de zee die steeds verder stranding zocht.
O Brugge, parelsnoer van prachtgebouwen,
met volkspaleizen uwer gilden trots,
hoe plechtig 's nachts in uw ziel te schouwen.
Als dwergen rust in uw prachtgebouwen,
en helden wakker staan met bijl en knots,
bij zeegang en tranen van Kerline.
25-02-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
24-02-2016 |
Zanglust. Willem Gijssels |
En de aarde schoof de purperen schemergloed
der zonneschijf voorbij, die glinsterscherven
op wereldronden liet ten hemel zwerven:
de zilveren maan en haren sterrenstoet.
Eens dekt een sluier mijn levensvloed
en zal mijn ziel een wijder vlucht verwerven,
toch nimmer spreekt mijn denken over sterven,
hoewel ik weet dat ik eens sterven moet.
Ik weet de wereld mijn smalle woon,
waarop ik dwepen mag tot zinneloosheid,
maar dragen met en slaven, last en loom.
O, breek het gareel dat u onterend snerpt,
en stijger hoog uit stoffelijke broosheid;
mijn ziel, zing door liefde aangscherpt.
24-02-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
23-02-2016 |
Overijse. Willem Gijssels |
Het woud, die macht, daar zijn wij doorgegaan,
en soms werd beider ademgang verlegen,
wij zagen lang de reuzenpeilers staan,
met stout geweld en toch met zoveel zegen.
En uit die tempel is een maagd gestegen,
met blanke peplum en gebloemten aan,
en donker loof in het vlokkig haar geregen,
zie ginder droomt ze allenig langs de baan.
Mijn ogen bij het herdenken nog genieten,
nog lange jaren is mijn peinzend hart,
o blonde maagd, hoor ik de bronne vlieten,
en schouw ik uw gezicht zo hemels louter.
En stouter stijgt een vuur dat mij verwart,
dat even eeuwig is als het vuur ten outer.
23-02-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
22-02-2016 |
Avondwerk. Willem Gijssels |
Haar lang bezien met onbeleefde blikken,
en peilen diep de golving harer schoonheid,
die zij met warmer gloed en geur ten toon spreidt,
hoe dichter avondmist en duister dikken.
Haar harte voelen trillen om te stikken
en tikken met het geweld der ongewoonheid,
en leliën zien, waaruit zij ene kroon breit,
een armenpaar, om mijnen kop te strikken.
Dat is mijn werk in dromende avonduren,
wanneer ik voor de droeve wereld dood ben,
en denk aan haar ten prooi aan zielevuren.
Waardoor ik waan genoeg mijn eigen groot en
mijn voelen vast genoeg om steeds te duren;
gelukkig ik, die geenen liefdenood ken.
22-02-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
21-02-2016 |
Scheiden. Willem Gijssels |
En bij het zoet getamp der avondklokken
verwolken, walmen traag uit zomp en moer,
in het purpere westen wollen vurige vlokken,
waardoor plechtstatig het zonnelichaam voer.
En lijk de wisselglans van parelmoer,
zo wemelglitteren haar gouden lokken,
de vlechten door de wind losgetrokken,
als vlamgevloei van onder blanke snoer.
Zij baadt mijn liefken in de laatste vonken,
en blikt meewarig naar de westerkim,
daar is een macht, een wonderbeeld gezonken.
En alles bidt, ach moesten wij eens scheiden,
ik bleef uren turen naar haar laatst geglim,
en hoopvol eenen dageraad verbeiden.
21-02-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
20-02-2016 |
In het bruine woud. Willem Gijssels |
In het bruine woud waar steile steunpilaren,
door slingers loof en varenkruid omklist,
een vlechtwerk dragen, bronnen kroon van blaren,
met armen open, wijd en zijd verkwist.
Daar trillen dieper mijn ziele snaren
bij het zwijgend vallen van de avondmist,
terwijl de schuwe schemervonken baren
een flikkerspel van goud en amethist.
Hier is zij ook die macht, haar naam is liefde,
die ik voel in het slinken mijner zwaartekracht,
waarvan de trots mij zo snel ontriefde.
Ze reeg mij wieken aan met sterke schacht,
waarmee ik stout de ethervloed doorkliefde
ten hoge steigerend uit de aardse nacht.
20-02-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
19-02-2016 |
Zon en zee 2. Willem Gijssels |
En blijde wikkelt het blinkend vlak
in wemelgroene drachten;
het is alsof de tongen nu
om hun wrevel lachten.
Mijn liefdekind mijn zon,
hoe lacht gij in mijn ziel,
waarin zoveel geheimen
verwekt zijn en vernield.
Ze roert en rept en wentelt, om
in golven van gedachten,
die lucht geven, en ze zucht
in vruchteloos betrachten.
En gij, gij hoort die tale niet
mijn kind, mijn zonne,
en daarom baart zulk groot verdriet
mijn zulke grote wonne.
19-02-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
18-02-2016 |
Zon en zee 1. Willem Gijssels |
De diepten van de wijde zee
slaan open om en weder,
en witgekuifde baren gaan
als tongen op en neder.
Als tongen, die verraderlijk
geheimen willen spreken
en, nijdig op elkanders taal,
elkander onderbreken.
Het is een al-verwarrend rumoer
in het wiegewagend golven,
en niemand vat een enkel woord
van talen lang bedolven.
Daarboven breekt de zonne los
haar brede glinsteringen;
de grote zee komt zich gedwee
in haren gloed verwringen.
18-02-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
17-02-2016 |
De slaap. Willem Gijssels |
Ze is weggetogen
van de stille kust,
in een zee, die
uitkomst heeft noch perken,
de zee des levens,
elkeen onbewust.
Ze is weggetogen,
snel op vlugge vlerken
van zeilen breed door
stoere wind gespannen;
voort mijn ziel, nu
zorgen zijn gebannen.
Uw kluisters liggen
neer in lamme rust;
voort onbeklemd, u
komt de vrijheid sterken.
De verre tochten
zonder vrees noch vaar,
die voeren u naar
onbekende streken;
de lang verwachtten
vindt ge levend daar.
De verre tochten
laten zielen spreken,
sinds eeuwen her,
verwant en afgescheiden,
heil, stoere wind, waar
gij ze moogt leiden.
Mijn ziel vind ik weer
in de zon klaar,
die 's morgens fris
komt door mijn venster breken.
17-02-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|