 |
We zijn de 34de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
14-01-2015 |
's Avonds. Guido Gezelle |
Het wordt al sterren wat men ziet,
in dat hoog en blauw verschiet daar,
blijde sterren, anders niet,
in dat hoog en blauw verschiet.
Het wordt hier altijd al verdriet,
van dat oud en zwart verdriet daar,
het wordt hier altijd anders niet,
als dat oud en zwart verdriet.
Laat mij, laat mij in het verdriet,
vliegen naar dat hoog verschiet daar,
waar men al die sterren ziet,
al die sterren, anders niet.
14-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
13-01-2015 |
Het laatste. Guido Gezelle |
Hoe zoet is het om te gedenken dat,
terwijl ik rust misschien,
een ander, ver van hier, mij onbekend,
en nooit gezien,
u lezen kan, mijn gedichten, mijn
geliefde, en niets weet,
van al het droeve falen, van
uw vader de poeet.
Hoe blij is het gedacht niet, als
ik neerzit en peis,
u volgend waar gij loopt op uw
gezwinde wereldreis,
dat, zondig en ellendig als
ik ben, geliefde kroost,
uw stem, waarin geen zonde in zit,
misschien een ander troost.
Uw stem kan verblijden,
schoon hij droef zij die u miek,
uw stem kan genezen, zij
uw dichter nog zo ziek,
uw stem misschien doet bidden,
wijl ik zucht, en biddensmoe,
versteend zit, en mijn hart
noch mijn ogen opendoe.
O gedichten, die ik gedragen, die ik
gebaard heb, in pijn
van de gedichten, en gekoesterd aan
dit arm harte mijn,
mijn gedichten, die ik zo dikwijls
herschreven heb, opnieuw gekleed,
bedauwd met mijn tranen, en
besproeid met mijn zweet.
O spreek voor mij, mijn gedichten, als
God eens mij te reden vraagt,
is het een zaak dat gij, klankgeborenen,
het arme leven draagt,
tot verder als mijn grafstede, en
niet sterft aleer ik sterf:
en weze het dan om u niet, dat
ik daar het leven derf.
13-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
12-01-2015 |
Eerste communie. Guido Gezelle |
De eerste stap heeft wel gesteld,
op 's werelds wijde stronkelveld,
hand in hand met ouders beiden,
bij God de eerste communie zeiden.
De eerste stap herstelt men nooit,
zo dient hij vast en onverstrooid,
gesteld te zijn, op God geleund,
met kracht van leer en les gesteund.
De eerste stap onthoudt hem wel,
want later zal het donderen fel,
en donker zijn al langs de baan,
waar zullen dan uw stappen staan?
De eerste stap gelijk, die wens
ik u, teer en reisbeminnend mens,
zo mogen al uw stappen zijn,
vast, recht, getrouw, in vreugd en pijn.
12-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
11-01-2015 |
Oneindig goed. Guido Gezelle |
Oneindig goed is God,
oneindig krank de mensen,
die zuchtend op de aarde,
de weg naar de hemel gaan.
Hoe kon ik zonder troost,
de zware last van wensen
verdragen, die ik mijn hart
voel dwingen langs de baan.
Een spijs is mij gegund,
Een kelk is mij geschonken,
vol kracht van de Heilige Geest,
vol goddelijk voedend licht.
Ik heb dat brood genut,
Ik heb die kelk gedronken,
en hopend ga ik voort,
mijn oog op God gericht.
11-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
10-01-2015 |
Wie zijt gij? Guido Gezelle |
Wie zijt gij, pinkelende sterrenheer,
die aan de hemel staat,
zijt gij de kroon van God de Heer,
zijn diamanten sieraad?
Zijt gij de wachters trouw en goed,
die Zijn troon bewaart,
zijt gij het zand waarop Zijn voet,
al wandelend henenvaart?
Dient gij aan zielen duizendvoud,
tot woning en verblijf,
zijt gij uit goud, of wat, gebouwd,
en welk is uw bedrijf?
Ik weet het niet, en hoe klein ik ben
op deze wereldbal,
een zandeken of een punteken,
in 's hemels wijd heelal.
Ik benijd u niet, o sterren daar,
tenzij wat gij zijt of doet,
ik benijd u niet, al heb ik maar,
mijn arme Jezus zoet.
Zijn tabernakel bouwt Hij niet,
noch zijn zetel zal,
Hij zetten in het sterrengebied,
maar in dit tranendal.
10-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
09-01-2015 |
Rammentati. Guido Gezelle |
Rammentati, onthoudt het wel,
de wereld is een zee,
met baren, rotsen, winden fel,
en nog veel ander wee.
Men geeft u wel voor reisgezel,
het genoegen en het beheer,
van al dat kan, de ziekte ervan,
verzachtend de zeer.
Betrouw ze niet, geen kort verdriet,
maar wel een korte vreugd,
alzo gewis de wereld is,
vol met al wat niet deugd.
Maar gaat gij, en verwijdert men,
u ver van mijn verscheen,
dan gaat mijn kind, en laat mijn kind,
voortaan mij hier gans alleen.
Wij scheiden met dit laatste gebed,
maak dat ik u nog zie, oh,
onthoudt het wel, mijn kind vaarwel,
Rammentati, Addio
09-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
08-01-2015 |
Gij dichter die de leeuwerik bezong. Guido Gezelle |
Gij dichter die de leeuwerik bezong,
die brandend van verlangen,
met hem tot in de wolken drong,
en schouwend daar bleef hangen.
Gij keert node op de aarde weer,
in God altijd verslonden,
zet uw ontwende voetstap weer,
om ijdelheid en zonden.
Wanneer God zelve uw ziel bespeelt,
en Hem in u doet klinken,
wanneer Hij u aan u zelve steelt,
en u in Hem laat zinken.
O zeg mij, wat is het genot,
wat is het ondervinden,
wanneer gij u, sprankel Gods, aan God
en God aan u moogt binden?
Wat is de straal die blinkt in uw oog,
en het pinkelen op die kaken,
wanneer ik u ten Heere toog,
en gij Hem zult genaken?
Wat voor taal spreekt uw ziel dan,
zijn het woorden, zijn het gezangen,
ontroert gij als men het horen kan,
of blijft gij roerloos hangen?
Verdwijnt gij stil, in het morgenkleed
van de witbedompte weiden,
verdwijnt wanneer de zon heet,
haar goud daarop komt spreiden?
Of helmt gij lijk het vogelenkoor,
bij het vroegste aurorablinken,
die duizenden en duizenden bellen, door
door de ruisende bossen doen klinken?
O taal, zo ik u leren kan,
of in uw diepten dringen,
en wist ik er maar één woordje van,
ik zou het heel mijn leven zingen.
O Jezus mocht dit harte mijn,
en hij die dit leest te samen,
een gedicht en Gij de Dichter zijn,
in aller eeuwen Amen.
08-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-01-2015 |
Een druppel poëzie. Guido Gezelle |
Hoe blij is de arme vogel, toen
hij lang lang geboeid,
weerom zijn vleugels mag opendoen,
en naar de hemel roeit?
En hoe is het arme visje blij,
dat in mijn net gepakt,
halfdood gesparteld, los van mij,
weerom in het water smakt?
Het gouden vliegje, hoe blijde ruist
het, werken moe en worstelen moe,
wanneer ik zijn gevangenis, mijn vuist,
ontluikend opendoe.
Zo zo blij is mijn ziel niet,
maar zevenmaal zo blij,
wanneer ik, moe en mat, geniet
van een druppel poëzie.
In het vrij bewind van de vogels, en
in het koele ruim daarvan,
ik weet niet waar ik ben,
wanneer ik dichten kan.
Mijn gedachten springen als een vis, die zeer
in het water kristallijn
blank blinkt, en weerom blinkt, aleer
ik hem wel gewaar kan zijn.
Bepareld als de vlieg, licht
en schitterend in de zon,
zo vliegt en lacht het los gedicht,
met zijn dichter ton.
Neen, blij is mijn ziel dan niet,
maar iets meer als blij,
wanneer zij, God zij dank, geniet
van een druppel poëzij.
07-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-01-2015 |
Aan de voorgaande. Guido Gezelle |
Ik heb u als kind gekend,
u knaap en man zien worden,
ik heb u het woordenzwaard,
laten zien en helpen omgorden.
Het verrast mij niet, het verheugt mij,
dat is met lauwerblaan,
uw zegepralend beeld,
gekroond zie voor mij staan.
Gekroond, niet met wat
snelkronende andere vlechten,
gekroond met hetgeen gij zelf,
gewonnen hebt met vechten.
Gekroond met eigen moed,
volharding, en hetgeen
dat gij zijt, dichter, gij
mijn kind, gij zelf, alleen.
1874
06-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-01-2015 |
Die avond en die roos. Guido Gezelle |
Ik heb menig menig uur bij u,
gesleten en genoten,
en nooit heeft een uur met u,
mij een enkele stond verdroten.
Ik heb menig menig bloem voor u,
gelezen en geschonken,
en gelijk een bij met u met u,
er honing uit gedronken.
Maar nooit een uur zo lief met u,
zo lang zij duren kon,
maar nooit een uur zo droef met u,
wanneer ik scheiden moest.
Als het uur wanneer ik dicht bij u,
die avond neergezeten,
u spreken hoorde en sprak tot u,
wat onze zielen weten.
Noch nooit een bloem zo schoon van u,
gezocht, geplukt, gelezen,
als die avond blonk op u,
en mocht de mijne wezen.
Ofschoon voor mij ofschoon voor u,
zo lief en uitgelezen,
die roos, al was het een roos van u,
niet lang een roos mocht wezen.
Toch lang bewaart, dat zeg ik u,
ten ware ik het al verloos,
mijn hart drie dierbare beelden: u
die avond en die roos.
05-01-2015, 11:01
Geschreven door André 
|
|
 |
04-01-2015 |
Een bonken keersen kind. Guido Gezelle |
Een bonken keersen kind,
Een bonken keersen kind,
gegroeid in de glans,
en in het gouden licht,
van de zomer.
Vol spannend sap,
Vol zoet,
Vol zuur,
Vol sijpelend sap,
Vol zoetheid.
Zij blonken aan de stam,
Zij spraken waar zij stonden,
plukt ons, plukt ons, plukt ons,
plukt en laaft uw dorst,
rijp zijn wij en schoon.
Neigend hingen zij,
wiegelend in de wind,
de lauwe wind van de zomer,
plukt ons, plukt ons, plukt ons,
riepen zij, en ik plukte ze.
En zij wogen zo zwaar, de zegen
van de Heer woeg op hen,
neem en dank de Heer, die ze
gemaakt heeft en deed worden,
dankt Hem, dankt Hem, dankt Hem.
04-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-01-2015 |
Hoe vaart gij. Guido Gezelle |
Hoe vaart, hoe vaart gij nu mijn kind,
die ik vechtend in de vlagen,
weleens, en het maakt mij goedgezind,
door het einde door heb gedragen.
Al dikwijls, als bij nacht het waait,
en het luchtruim door elkander draait,
en de harteklop wilt stil staan
van schrik, dan is het op u
dat ik denk, hoe vaart gij nu?
Hetzij gij noord- of westerwaard,
hetzij gij zuid of oost invaart,
hetzij gij...zal ik, o zal ik mijn kind,
nadien,
u eenmaal wederzien,
spijts weer en wind?
O band die hart en hart bindt,
houdt sterk en breekt niet af,
aleer wij in het graf,
eens neergegaan,
weerom de blanke veder slaan,
en sturen door de lucht.
weer opgestaan,
de blijde tocht,
naar Hem,
die wenkend ons, zo lang misschien,
zijn wenken heeft ontzeggen zien,
en Zijn beminde stem.
Hoe vaart gij nu mijn kind,
hoe vaart gij nu?
03-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
02-01-2015 |
De leeuwerik. Guido Gezelle |
O leeuwerik, waar zit gij dan
zo luid en zo lang te preken,
waar ik met mijn ogen niet achterna kan,
al heb ik zo dikwijls gekeken?
O mocht ik u volgen, en met vlerken aan,
gelijk gij, in de hemel, in de hoge,
in koren, met de andere gevleugelden gaan,
en vluchten de mensen hun ogen.
Dan zong ik, o vogel, en schaterde ik blij,
en niemand zou het mij weten,
wijl ik aan het zingen en het preken, lijk gij,
was ik hoog op de wolken gezeten.
He leeuwerik, mijn liefelijk dier,
o mag er een mens u wat vragen,
kom neder, kom neder, kom nader, kom hier,
kom, wil toch een stondeke dalen,
verstond gij mijn taal, ik zou de uwe verstaan,
gij kwaamt, en gij liet mij...Wat baat het?
Gij zingt, en mijn klacht die gaat u niet aan,
gij zingt, en al het ander, gij laat het.
02-01-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
01-01-2015 |
Gelukkig Nieuwjaar |
Mijn beste wensen voor 2015. Ik hoop op een jaar van vrede en het samen zoeken naar oplossingen.








01-01-2015, 09:35
Geschreven door André 
|
|
 |
|
Geen blijder stonde. Guido Gezelle |
Geen blijder stonde beleven,
mocht ik sedert lang,
als gij die mij komt te geven,
uw brief en uw gezang.
Ja, de engel van de poëzie,
die bidt, die zingt, die maalt,
is weer bij u gerezen,
of nimmer neergedaald.
Ja, de engel van de poëzie,
die bidt, die maalt, die zingt,
diens harp moet het wezen,
die zulke akkoorden klinkt.
Ja, de engel van de poëzie,
die zingt, die maalt, die bidt,
die engel is het, de deze,
die in uw zangen zit.
Doe voort en houdt de degen,
bij citer en palet,
want niemand kan er tegen,
tegen het stormende gebed.
01-01-2015, 09:27
Geschreven door André 
|
|
 |
31-12-2014 |
Gij bad op eenen berg. Guido Gezelle |
Gij bad op eenen berg alleen,
En Jesu, ik vind er geen,
waar ik hoog genoeg kan klimmen,
om u alleen te vinden.
De wereld wilt mij achterna,
alwaar ik ga,
of sta,
of ooit mijn ogen sla.
En arm als ik,
zo is er geen,
geen één.
Die nood heeft en niet klagen kan,
Die honger heeft en niet vragen kan,
Die pijn heeft en niet gewagen kan,
hoe pijn het ook doet.
O leert mij, arme dwaas,
hoe dat ik bidden moet.
1859
31-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
30-12-2014 |
En durft gij mij. Guido Gezelle |
En durft gij mij van dichten spreken,
die nimmer zijt in staat,
twee reken,
te rijmen dat het gaat.
Het dichten is van God gegeven,
maar niet aan iedereen,
in het leven,
de kunst is niet gemeen.
Laat bloeien al die roos mag wezen,
spruit helder als gij zijt een bron,
maar dezen,
die een ton zijn, blijven een ton.
De mier zal geen paard zich wensen,
de krieken geen radijs,
de mensen
alleen, zijn niet zo wijs.
Zo heeft iedereen het zijn, soldaten
het buskruit zo het hoort,
gelaten
en dichters, het woord.
1877
30-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
29-12-2014 |
Kerstdag. Guido Gezelle |
O grote God,
geworden een klein kind,
waarom toch is het,
dat Gij mij zo bemint?
Wat ben ik u,
die in het geheel u niet ben,
en kennende mij,
mij waarlijk mij niet ken?
Gij wordt hetgeen,
ik immer wezen zou,
ware ik uw woord,
en uw wet getrouw.
"Tenzij gij wordt,
een arm kind gelijk,
dan komt gij ooit,"
zo zeide Gij: "in het Hemelrijk."
Uw woord, uw wet,
uw doen, uw zeggen staat,
o grote God,
hier in dit kindgelaat.
Gij durft en doet,
ik doe noch durve, o neen,
ik ben, o God,
noch kind, noch kleen.
En maakt Gij mij,
niet dat Gij doet en zeidt,
het is uit met mij,
o God, barmhartigheid.
1873
29-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-12-2014 |
Overweldigen. Guido Gezelle |
Non praevalebunt: {de zee} zal ons niet overweldigen.
De visser slaat een stok in het zand,
waaraan hij zijn netten spant,
op visvangst uitgetogen,
de zee die het ziet komt uit, komt op,
en schudt haar witgeschuimde kop,
luidbulderend losgevlogen.
Zij scheurt de witte duin aan stukken,
zij zwelgt haar schoot vol ongelukken,
zij spuugt het strand vol rampen,
om met een stok, en weinig draan,
die rustig in het zeezand staan,
de reuzenkamp te kampen.
Het net beweegt, de stok staat pal,
geen zee die hem beroeren zal,
de wakkere visser weet het,
hij komt, wanneer het is uitgewoed,
hij vindt hetgeen hij vinden moet,
en al het andere, hij vergeet het.
Zo plantte een net Sint-Pieters hand,
op Gods bevel in werelds zand,
het stond er duizend jaren,
de dolle zee, hoe meer zij woedt,
hoe vaster zij het net daar doet,
en staan en vis vergaren.
1862
28-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
27-12-2014 |
Dichtergeest. Guido Gezelle |
O dichtergeest, van al wat banden,
hebt gij, mij arme knecht, verlost,
en uit uw handen,
wat heeft uw grote gunst mij weinig werk gekost.
Gij goddelijk wezen, doet mij leven,
waar menig ander sterven zou,
en ongegeven,
is nog de grote gift waarom ik u derven wou.
Gij zijt genezing, en de wonden,
de diepe wonden, o wonder, teer
hebt gij ze gevonden,
getint en toegetast, uw gave zonder meer.
Hoe menig keer, hoe duizend malen,
hebt gij, o dichtergeest, mij het gezeid,
maar hoe verhalen?
ik voel,en zucht, en zoek, helaas, uw welsprekendheid.
1877
27-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|