 |
We zijn de 42de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
16-12-2014 |
Oktoberzee. Hélène Swarth |
Breed blinkt de zee, vaalgroen en zilverkil
in het bleke licht van de lucht, tot grijs verstijfd,
en over het leeggeveegde zeestrand drijft
een witte rei van meeuwen, schreiend schril.
Het ondoorzichtig hemelgrauw beschrijft
het rosbruin van een schip, dat trotseren wil
de oktoberzee, zijn lijnen bijna stil,
het is of de storm op een wenk wachten blijft.
De wilde golven tuimelen schuimbekroesd,
uitjuichend luid op het slanggeschubde strand,
of nu de zee haar rijk herroveren moest.
En zij overstemmen het windgeklaag in het want,
en het weegeschrei van de meeuwen, vreugdewoest,
wijl weer de zee ligt in mysterie hand.
16-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
15-12-2014 |
Wachten. Hélène Swarth |
Het laatste licht weerkaatst door de ijzeren lijnen,
kleurt de avondmist met tedere rozegloor,
op het groene en rode flonkeren van de seinen,
het komt mij schoner dan de pracht van de sterren voor.
Het weeklagend fluitgeluid van de treinen,
klinkt mij juichend als een feestfanfare in het oor,
karbonkelrood als reuzige robijnen,
vonkelend, komend, de ogen van het spoor.
Lief, de pluim van het ros dat u mocht dragen,
krult trots de rook die wappert als een vaan,
en uit een raam zie ik al uw aanschijn.
En wenken de arm die gij om mij heen zult slaan,
als blij uw ogen en uw lippen zullen vragen,
of ik met u wil naar het land van de liefde gaan.
15-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
14-12-2014 |
Zomeravond. Hélène Swarth |
De zomeravond strooide uit Gods warande,
een rozenregen over het zee-fluweel,
en het strand van heil waar blij mijn dromen landden,
was blozend blond, vol sneeuw van meeuwengespeel.
Als rozige engelenvleugels overspanden,
blinkende wolken het heerlijk strand geheel,
en zegenend op het verenigen van onze handen,
viel gouden glorie ons van God ten deel.
Wij traden licht als tredend niet op aarde,
de lichte zeelangs in een zee van licht,
en het is mij, o liefste, of al het licht bewaarde.
De avondklaarte van je stralend aangezicht,
of rond je liefde een heir van engelen waarde,
waarvoor mijn zachte weemoed dankbaar zwicht.
14-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
13-12-2014 |
In het duin. Hélène Swarth |
De zilveren wolken zijn als cherubijnen,
die spelemeien in de blauwe lucht,
in teder amethyst van mistgordijnen,
wijkt ver in zee de laatste meeuwenvlucht.
Ik lig in het duin en zie de zon verdwijnen,
en luister naar het ruisen, en de zucht
van de blanke zee, waar pareltinten kwijnen,
die nooit kan slapen, en die eeuwig ducht.
En ik voel de loomheid van mijn leden zinken,
in het weke zand, waar ik ze achteloos nederlei,
en stijgen hoog en licht, en schoonheid drinken.
Bevrijd van de aarde door engelen medelij,
mijn blijde ziel waar liederen in klinken,
zoals geen tong met woorden wederzei.
13-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
12-12-2014 |
Twee goden.Hélène Swarth |
Wij wandelden door de wereld als twee goden,
ons hullend in een wolk van heerlijkheid,
het mensenleven zien wij als het rijk van de doden,
wij zijn alleen in het land van zaligheid.
Als schimmen in de nevel zijn gevloden,
de zwaarste smarten eens mij opgeleid,
ik drink het licht mij door uw blik geboden,
mijn hart is krachtig door uw hand geleid.
Vergeet niet, wij zijn kinderen van deze aarde,
geen goden zijn wij, en ik weet wat ik al wist,
dat overmoed steeds de wraak van de goden baarde.
Twee kinderen zijn wij, dwalende in de mist,
vol blij vertrouwen, het mens zijn ook heeft waarde,
u zie ik alleen, al het andere is gewist.
1894
12-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
11-12-2014 |
Allerzielen. Hélène Swarth |
Alleen met mijn heimwee op Allerzielen,
heb ik naar het graf van mijn liefde gezocht,
ik kon het niet vinden, en mijn tranen vielen,
ik had haar in het donker naar het graf gebracht.
Ik had op het plekje als herkenningsteken,
het kruis van mijn lijden toch diep geplant,
geen sneeuw kon het deren, geen storm het breken,
geen knaap het ontwortelen met schendende hand.
Ik had met mijn bloed op het kruis geschreven,
"hier rust die mijn liefde en mijn leven is"
tot zij, rein en verheerlijkt zal opwaarts zweven,
op de heilige dag van de verrijzenis.
Met klimop van trouw had ik het kruis omwonden,
en nu bracht ik er bloemen van reinheid en trouw,
en toen ik ten laatste haar graf had gevonden,
toen was het mij te moede, of ik sterven zou.
Ik liet sneeuwen de leliën uit mijn handen,
Ik liet regenen de rozen als bloed zo rood,
en al sleep ik mijn lichaam naar vreemde landen,
wat zal ik er zoeken, zij is nu dood.
11-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
10-12-2014 |
Uw lach. Hélène Swarth |
Mild zaait uw lach, met dartel klaar geklater,
de parels van uw blijdschap rond u heen,
zo spuit en ruist en juicht een wellend water,
dat zonnig voortvliet over bonte steen.
O zuivere jeugd- en vreugdelach, hoorde een hater
uw fris geluid, vlug was zijn wrok verdwenen,
en toch mijn liefste, wilde ik stilletjes wenen,
al meng ik zacht mijn gelach in uw geschater.
Temper met scherts de plechtige ernst van het leven,
opdat wij niet de grijze tijd vervoegen,
maar laat mij ook tranen aan de smarten geven,
de scherpe voren door mijn voorhoofd ploegen.
Dat geen versteende druppels hartebloed kleven,
aan onze vreugd, maar louter rozen voegen.
10-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
09-12-2014 |
Voorboden. Hélène Swarth |
In het fris gelispel van de ritselende iepen,
kinderlijk blij klinkt vogelgekwetter,
mijn boek ligt open, maar ik lees geen letter,
in mijn eigen leven kan ik alleen maar mij verdiepen.
Daar klatert, koel als regen, hoefgekletter
de statige laan door, het is mij alsof stemmen riepen,
wekkend mijn wensen, die schijndood sliepen,
met triomfantelijk trompetgeschetter.
Hoor, windgestreel en vinkgekweel in de bomen,
zie, gevelgoud in juli, avondgloren,
dan heel de stoet van hoop- en liefdedromen.
Uit de donkere dag in de avondzon geboren,
zo zie ik de engelen als voorboden komen,
juichend, voor het aards verleden nu verloren.
1893
09-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
08-12-2014 |
Maart. Hélène Swarth |
Leiblauw moiré met zilveren pailletten,
golft in de zon het levend lentewater,
ik lig in het gras te kleuren op te letten,
en stil te luisteren naar het koel geklater.
In het zilveren netwerk van de grijze twijgen,
zit, hier en daar, een vogeltje al te zingen,
begint de vink, hoe kan de dichter zwijgen,
nu krokus en viooltje al de aarde ontspringen?
Ik lig in het gras, de lippen half open,
en drink de frisse weelde en wijdingsdroppen,
die blonde lente, om nieuw mijn ziel te dopen,
schudt van de bomen rossig blonde koppen.
Ik lig in het gras, de handen half open,
om het schoon geschenk van de lente blij te ontvangen,
en ik laat mij plechtig door haar tranen dopen,
en ik wijd de heilige lente met mijn nieuwe zangen.
08-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-12-2014 |
Januari. Hélène Swarth. |
Nu staan de zwart bomen als boeketten,
van git op een camelia roze lucht,
op het bouwland, bruin met een waas van violetten,
vlokt neer als sneeuw, een blanke duivenvlucht.
De winterzon heeft al de kalme sloten,
die weide en bouwland scheiden van elkaar,
met roze bloemenverf zo volgegoten,
alsof het water bloeide van rozen waar.
In het roze water gaan de vleugels dopen,
de blanke zwerm die God aan de aarde zond,
het is mij te moede al spleet de hemel open,
het is mij te moede alsof ik God verstond
07-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-12-2014 |
Slaap. Hélène Swarth |
Gij die draagt omkranst de zwarte lokken,
met nachtviolen en papaverbloemen,
o schone slaap, hoe zal mijn lied u lokken?
met welke namen zal mijn liefde u noemen?
In het lommer van uw wimpers, zijn uw ogen
zacht als fluweel, en diep als blauwe meren,
uw blank gelaat, van nachtvlinders omvlogen,
is kalm als van een god die dichters eren.
O sluip nu nader op uw lelievoetjes,
en kus mijn ogen die van moeheid branden,
en wikkel mij in uw blauwe mantel zoetjes,
en voer mij mee naar schone dromenlanden.
06-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-12-2014 |
In het rode boudoir. Hélène Swarth |
De schoot van het blank gewaad vol rode rozen,
ligt zij in de purperen weerschijn van de gordijnen,
een zilveren korf vol donzige frambozen,
staat bij een vaas, waar leliën verkwijnen.
In het pluche purper van de kalme kamer,
gelijkt ze een lelie: rijzig, blank en edel,
doch één gedachte klopt met staag gehamer,
in het moede hoofdje, en weeklaagt als een vedel.
Ver van het boudoir, in het koelgroen weeldenestje,
waar aan haar voeten lag de blonde dichter,
en spelde als knaap zijn eerste liefdelesje,
daar was haar jeugd, de lucht des levens lichter.
O godenzoon, die licht dronk uit haar ogen,
klinkt thans uw lied in overzeese landen?
Nooit keert de knaap hoopvol heengetogen,
een natte traan valt op haar stille handen.
05-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
04-12-2014 |
Schemering. Hélène Swarth |
In het slepend grijs fluweel, in het grijs vertrek,
de voeten diep in het blank van de berenvacht,
leunt zij in de hooggerugde stoel, en tracht
een droom te ontkomen, die haar liefde wekt.
Bleekroze en gele rozen geuren zacht,
op het blanke haardkleed aan haar voetenpaar,
wie bracht die hulde en legde die bloemen daar,
door al de ramen vloeit de grijze nacht.
Het boek ligt open waar zij in droomde en las,
haar lichtgrijze ogen staren in het verschiet,
en het kwijnende vuur verblijdt de kamer niet,
de vlam smeult weg in grijs fluweel van as.
Nu bukt ze zich en beurt de bloemen, één voor één,
en werpt ze in het vuur, met tragisch kalm gebaar,
grijs vlokt het licht op het zilverblonde haar,
dan wordt het donker, en ze is heel alleen.
04-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-12-2014 |
Dromentuin. Hélène Swarth |
Meer gezien als een verloren eden,
bloeit in mijn slaap een schone dromentuin,
door een blanke nevel valt het licht er schuin,
op hoog wild gras, vol bloemen nooit betreden.
Zacht ruist de wind een lied van lang geleden,
veel vogels zingen het weer in kruin bij kruin,
en de aromatische aarde, vochtig bruin,
houdt trouw bewaard de indruk van mijn schreden.
Door het groen van de twijgen zie ik vijvers blinken,
en zwanen drijven rein als dichtertaal,
in het zilveren water gouden bloemen zinken,
en vruchten vallen rood als bloedkoraal.
O laat mij uw lucht, uw licht, uw schoonheid drinken,
tuin van mijn dromen, tuin van mijn ideaal.
03-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
02-12-2014 |
Stadstuin. Hélène Swarth |
In muren van steen is het tuintje gevat,
als het kerkhof van een provinciestad,
geen andere bloemen bloeien hier,
dan treurroos, violen en violier.
Op de planten fladdert een witte kapel,
elk perkje gelijkt een terpje wel,
genageld tegen de muren, staan
magere boompjes met stoffige blaan.
Verzengend is het gras, en de lucht is stil,
geen vogel die hier nestelen wil,
de zielloze hemel is blauw en strak.
Ik wou dat mijn hart nu in stukken brak,
dan zou ik het begraven in het rozenperk,
en gaan door de wereld verjeugdigd en sterk.
02-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
01-12-2014 |
Tuin. Hélène Swarth |
Bruin ligt de poel waar blauwgroene eenden baden,
loom hangt het lover in de middaggloed,
de groene banken blakeren langs de paden,
begoniaperken bloeien rood als bloed.
In blauwe bloezeroen, schoffelt keurig zonder ijver,
een tuinknaap in de lindelaan met zijn hark,
een muffig bruggetje overspant de vijver,
het gras is fluweel, als van een engels park.
Geen vogel fluit, in het zonlicht bromt een hommel,
en als geslagen honden, janken droef
machines in fabrieken; een schommel
knarst akelig op zijn hengsels, knisperend stroef.
En de eenden kwaken, klepperend met de vlerken,
en het water wasemt onder het hemelblauw,
en slepend luiden klokken van twee kerken,
en uit de verte antwoord een klooster flauw.
01-12-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
30-11-2014 |
Avond aan zee. Hélène Swarth |
En voor mij lag de zee, en om mij heen
woei de zeewind over het zandfluweel van een duin,
boven mijn hoofd ontloken, één voor één,
de gouden rozen van Gods hemeltuin.
Kalm lag de zee, eer het laatste licht verdween,
heel fijn getint, een parelmoeren plas,
de golven streelden het zand met zacht geween,
of in hun diepte een ziel aan het worstelen was.
En toen het al duister werd in het grijzig duin,
waar breed de vuurbaken rode stralen schoot,
viel één der rozen van Gods hemeltuin,
de zilveren zee in, in de diepe afgrond groot.
Toen brak de branding als een vreugdevlam,
over de wateren los in zilvergloed,
God, die de golven in ontferming nam,
zendt uw kind een engel tegemoet.
30-11-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
29-11-2014 |
Vogeltje. Hélène Swarth |
Diep in het dennenbos,
sijpelde zonnegoud,
dwars door het sparrenhout,
vrolijk op het mos.
Zong daar geen vogellijn,
zuigend met fluitgeluid,
sprankelend zijn klanken uit,
weelderig als wijn?
Ros tegen het hemelblauw,
hoog op een sparrentak,
zong het of zijn hartje brak,
zangen van trouw.
Ziel van de zomertijd,
stem van mijn eigen ziel,
wie toch die zang ontviel,
wijdend gewijd.
Ik weet het nog altoos niet,
diep in mijn hartje nu,
droom ik heel zoet van u,
en jubelt dat lied.
29-11-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-11-2014 |
Mijn naam Hélène Swarth |
In het weke, willoze duinenzand,
heb ik mijn naam geschreven,
de zeewind heeft er zijn spel mee gespeeld,
mijn naam is niet gebleven.
In het sneeuwige schuim van de zeevloed,
heb ik mijn naam geschreven,
de golven zijn gekomen, de golven zijn gegaan,
mijn naam is niet gebleven.
Laat mij in het hart van de mensen,
niet trachten mijn naam te schrijven,
maar wel in uw ziel, mijn liefste,
daar zal hij eeuwig blijven.
28-11-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
27-11-2014 |
Meibloesems. Hélène Swarth |
Pluk blanke meien van de levensboom,
nu is de mei gekomen, ook voor mij,
als witte vlinders fladderen zij ons voorbij,
de bloesemblaren van mijn lentedromen.
Zie, dit is weelde, wandelen zij aan zij,
in het bloeiend Eden van onze liefde, loom
en stil van het groot geluk, met tedere schroom
ontvangen en gedragen, bang en blij.
Nu laat mij binnen in je hart, mijn lief,
en leg uw streelhand op mijn lokken zacht,
en zeg of het uw wel heugt, die eerste brief.
Die eerste kus in die winternacht,
toen liefde mij in het hart sloop als een dief,
nu scepter zwaaiend in vorstinnenpracht.
1891
27-11-2014, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|