 |
|
 |
A man is happiest when there is a balance between his needs and his possessions - Trevanian, Shibumi |
|
 |
19-06-2011 |
In de beugels |
Hoe diep ik ook graaf, ik kan me niet herinneren in mijn jeugd ooit een kind of puber met een beugeltje te hebben gezien. Plots waren ze niet meer uit het straatbeeld weg te denken. Waaróm? Wáárom? Waarom doe je een kind een beugeltje aan? Zodat het kind op latere leeftijd met een prefect regelmatig gebit de wereld toegrijnst? Wat is er mis met een niet zo regelmatig gebit? En is het middel niet erger dan de 'kwaal'? Het is nogal wat om een kind, een puber, in de onzekere jaren, de ontwikkelingsjaren, de met-zichzelf-geen-raad-weten jaren, nog eens extra te belasten met zo'n vlechtwerkje in en soms zelfs buiten de mond. Maar het kan nog erger. Een kind met een beugel moet dat rotding een bepaald aantal uren per dag in. Kinderen sjoemelen met die tijden. Natuurlijk sjoemelen die kinderen. Daar zal een eind aan komen. Er is nu een chip ontwikkeld die in de beugel wordt verwerkt en waarmee de tandarts later kan aflezen hoe lang de beugel is gedragen. Het ding reageert op de lichaamswarmte en dat luistert heel nauw: het heeft dus geen zin hem een tijdje op de verwarming te leggen. Wat zijn dit voor Big Brother praktijken? Kan de Kinderbescherming hier wat tegen doen? Het waarom van beugeltjes? Dat heeft, ruwe schatting, voor 99% met de hypotheek van de tandarts te maken. Uit het ziekenfonds die bekklemmen!
Met de onthulling van Dagboek van een gek van Nicolaj Gogol (1809-1852) zijn we weer helemaal bij wat de citaten betreft. Dit verhaal van Gogol heb ik overigens staan in de bundeling Petersburgse Vertellingen (1835-'42), waarin ook De Mantel, De Njefski Prospekt en Het Portret. Dan mis ik De Neus en De Kales. Overigens. Mocht je met behulp van Google naar de herkomst van de citaten zoeken, waarin je natuurlijk volkomen vrij bent, doe mij en de anderen een plezier: zendt je oplossing dan niet in. Vanwege flauw, het is niet aardig tegenover de lezers die hun hersenen pijnigen en heen en weer naar de boekenkast lopen. Ditmaal een citaat uit een heel ander taalgebied. De titel van het boek sluit op ironische wijze aan bij vandaag. Het is een indringend boek uit een mooi oeuvre; vreemd genoeg heeft de schrijver nooit de Nobelprijs gekregen. Maar ach, er is er maar één per jaar te vergeven. Een kleine tip: de boom van de laatste regel is een beroemde boom.
'Hij meende een vage beweging te hebben waargenomen. Een soort rimpeling, opstuivende sneeuw. Daarginds, onder de wielen van een vrachtwagen misschien, waar de wegen zich splitsen. Naar de kazernes. Een in de zon glinsterende waaier van sneeuw, tussen de bomen, van onder de wielen van een militair voertuig misschien. Misschien dat de wielen waren geslipt over de pasgevallen sneeuw, zacht onder die wielen. Een kortstondige rimpeling, het was alweer voorbij. Het landschap hervond zijn doffe, roerloze glans. Hij deed nog een paar stappen, met de doelbewustheid van een voortgezette wandeling. Een paar stappen, flinke passen, een onwillekeurige, althans onverdachte beweging. Toen bleef hij midden op de laan stilstaan. Zonder reden, leek het. Wakkergeschud uit het dromerige automatisme van die wandelpas. De stilte kon eeuwig voortduren, dat was niet ondenkbaar. Het landschap zou ter beschikking blijven, verlaten, naast dit laatste menselijke levensteken, die onduidelijke bewegingen van daarnet. Hij zag de wasem die zich voor zijn mond vormde. Hij bewoog zijn tenen, gevoelloos in het stugge leer van zijn laarzen. Hij begroef zijn gebalde vuisten diep in de zakken van zijn lakense jekker. Misschien kwam er wel weer niets of niemand aan. Voerde de laan nergens heen. Zou de winter zijn ijzige, klare verlatenheid uitspreiden. Zou later, in een onzekere maar voorspelbare toekomst, de sneeuw gaan smelten. Overal beekjes, stromend water in het bos. Zou het bos zich gaan roeren, en de aarde, de sappen, de kiemen. Zou het op een dag groen zijn. Helgroen zelfs, krioelend van leven. Er bestaat een woord voor dat alles: lente. Toen zag hij hem, links van de weg, in die sneeuwwitte eeuwigheid: de boom.
|
|
|
 |
18-06-2011 |
Komt een journalist op de markt |
Nog een makkelijke. Zeker een op de twintigduizendriehonderdvierentwintig Nederlanders heeft dit wel gelezen, we zijn een belezen volk.
'Er is vandaag iets ongewoons gebeurd. Ik stond vanochtend vrij laat op, en toen M. m'n gepoetste schoenen kwam brengen, vroeg ik haar hoe laat het was. Toen ik hoorde dat het allang tien uur was geweest, kleedde ik me zo vlug mogelijk aan. Om de waarheid te zeggen was ik liever helemaal niet naar het departement gegaan, omdat ik tevoren al wel wist wat een zuur gezicht onze afdelingschef zou zetten. Hij zegt al een tijd lang tegen me: Wat is het toch aldoor een warboel in je hoofd, man? Je loopt maar heen en weer als een bezetene, soms haal je de hele boel zo door elkaar, dat zelfs de duvel er geen wijs uit kan worden, titels schrijf je met een kleine letter en nergens zet je een datum en een nummer boven. De lamstraal! Hij is natuurlijk jaloers omdat ik in de werkkamer van de directeur zit en de pennen voor Zijne Excellentie snijd. Kortom, ik zou niet naar het departement gegaan zijn als ik niet had gehoopt de kassier te zien en van die jood een klein voorschot op mij traktement los te krijgen. Wat een vent, die kassier! Eer díe ooit iemand een maand traktement vooruit zou betalen! De Here beware je, het Laatste Oordeel kan je nog eerder verwachten! Je kan vragen en soebatten, al zit je nog zo aan de grond, al zou je creperen hij geeft 't je niet, dat grijze mirakel. En bij zich thuis krijgt hij van zijn eigen keukenmeid d'r van langs, dat weet iedereen.'
De mening van Henk en Ingrid. Dan is er weer wat aan de hand en dan gaat een verslaggever de mening van de man-in-de-straat vragen. Meestal is dat op de Albert Cuyp, buiten Amsterdam wonen geen mensen. Bovendien woont zo'n verslaggever zelf in Amsterdam. Moeten we Griekenland nog verder financieel steunen? En dan hebben ze daar een mening over! Zij weten wat je wel of niet moet doen, terwijl de deskundigen er zelf nog niet uit zijn. De mening van de man-in-de-straat, dat verheldert het probleem. 'Nouwe, ik vin, bwalldebralduwrurplesvabwa' waarmee het probleem ineens een stuk duidelijker is. De man-in-de-straat? Ik fiets er altijd met een grote boog omheen. Wanneer je het als journalist niet weet, gewoon, omdat je je huiswerk niet hebt gedaan of omdat je sowieso een onbenul bent, dan ga je met een microfoon de Albert Cuyp op. Eva Jinek kondigt je wel weer af. Er was ooit een Journaal hoofdredacteur die besliste dat er in elk Journaal ook iets leuks moet zitten. Nog leuker dan het eerste kievitsei. De verstrooiing is gevonden met de mening van de man-in-de-straat. Hallo!! Ik kijk Journaal omdat ik geïnformeerd wil worden. Als ik domme mensen wil horen ga ik hier de straat wel op. Als je ergens geen verstand van hebt, heb je er een mening over.
Een ander boek. Niet in mijn bezit, de film heb ik ook niet gezien, maar ik heb er over gelezen. De essentie, zoals ik die begrepen heb, is deze: een vrouw heeft kanker, is onderweg naar overlijden, en haar man bedenkt: hallo zeg, ik ben wel man, ik wil wel neuken. Het lijkt me geen prettig boek.
Gezocht: een Zazie om de Haagse metro te verlevendigen. Alle vijfhonderd meter.
|
|
|
 |
17-06-2011 |
Schelen zijn de mooisten niet |
Vandaag in de reeks Wie schreef wat? een makkie. Het is tenslotte bijna weekend. ( Wat bedoel je daarmee: het is tenslotte bijna weekend? Ach joh, ik zeg maar wat, net als iederen lul ik ook naar dat ik verstand heb.)
'In de achttiende eeuw leefde er in Frankrijk een man die tot de geniaalste en afschuwelijkste figuren van deze aan geniale en afschuwelijke figuren niet arme epoque behoorde. Zijn geschiedenis zal hier worden verhaald. Hij heette J-B. G., en als zijn naam in tegenstelling tot de namen van andere geniale monsters, zoals bijvoorbeeld De Sade, Saint-Juste, Fouché, Bonaparte, enzovoorts, tegenwoordig in de vergetelheid is geraakt, dan komt dat beslist niet omdat deze G. in aanmatiging, verachting van de medemens, immoraliteit, kortom de goddeloosheid, de mindere van deze beroemde duistere lieden zou zijn geweest, maar omdat zijn genie en zijn enige ambitie zich beperkte tot een gebied dat in de geschiedenis geen sporen nalaat: het vluchtige rijk der geuren.'
Schelen zijn de mooisten niet, en mooie schelen heb je niet. Waarom ken ik dit versje uit mijn hoofd? Ik heb het in het dagelijks leven en ook daarbuiten nooit gebruikt, gereciteerd. Vreemd. Zijn er, zo vraag ik me af, meer van dit soort versjes? Versjes waarin iemand met een handicap of de handicap zelf wordt weggezet? Ongetwijfeld. Ik zal mijn mooie hoofdje erover breken, maar help eens mee. Heb je voorbeelden?
Mannenpraat. Als je met je vriendin, of erger, achter de dichte gordijnen bent en ze vraagt je: wat vind je van mijn borsten? Nooit nuanceren! Dat je zegt: maar kleine borsten kun ook heel mooi zijn, of grote, al naar gelang. Doe niet. Het gaat nu om haar borsten. Dat zijn de mooiste borsten die je ooit hebt gezien, die je ooit in de hand heb mogen houden.
|
|
|
 |
16-06-2011 |
Dat kun je niet zien, dat is Waus |
Het is feest in Huize Bontebal: Wausje is jarig, ze is tien geworden. Het feit dat ik blijkbaar de enige in huis ben die zich daarvan bewust is, glijdt langs me af. Vervelend was wel dat Wausje wegliep toen ik uitbundig het Lang zazzaleve inzette. De mantel der liefde: het zal haar esthetische superioriteit zijn geweest die haar de benen deed strekken. Wat ze van mij voor haar verjaardag heeft gekregen? Nog niets. Ik wacht tot ze haar cadeautjes heeft gekregen van kinderen, kleinkind en achterkleinkinderen. Opdat ik hen met mijn cadeau niet in de wielen rijd. Zo ben ik dan ook wel weer.
Met het pinksterweekend net achter ons is de discussie rond christelijke feestdagen weer in alle hevigheid losgebarsten, ik weet niet of je het hebt meegekregen. In progressief christelijke kringen gaan stemmen op om enkele christelijke feestdagen in te ruilen voor feesten van andere religies. Ons land zucht immers onder een tsunamie van niet-westerse immigranten, met alle religies vandien. Met name is men bereid de tweede paasdag, de tweede pinsterdag en hemelvaartsdag op te offeren. Voor het loofhuttenfeest, het suikerfeest en/of Keri Koti, de dag van de vrijheden. Mijn mening? Neen, driewerf neen. Van je-lang-zal-je-leven niet. We hebben nog steeds de zondag als rustpunt in de week. O, hier in de wijk kan je op elke zondag je boodschappen doen, ik snap de discussies rond koopzondagen dan ook niet, maar daar hoef je geen gebruik van de maken. Je kan, als je dat per se wilt, de zondag heiligen. En vier op die dag dan ook meteen je religieuze feesten. Kerstmis? Ook terug naar één dag en ook op zondag. Maar stop ermee de hele maatschappij te ontwrichten omdat er weer een hoogtijdag vol bijgeloof is. Mijn aversie tegen die doordeweekse feestdagen is niet ingegeven door mijn atheïsme. Je kent mijn motto: ieder heeft recht op zijn eigen bijgeloof. Maar val mij daar niet mee lastig. Ik wil in het vervolg met kerstmis, op tweede paas- en pinksterdag en op hemelvaartsdag gewoon mijn krant! Verban alle bigotterieën naar de zondag, waar ze thuishoren. Andere mogelijkheid. Geef alle werkenden vier extra snipperdagen per jaar. Naar behoefte te besteden aan godsdienstige feesten of eens flink doorzakken. Maar bezorg mij iedere doordeweekse dag een krant!
Het vorige boekfragment is vrij snel herkend, hoewel degene die reageerde met titel en schrijfster het boek niet gelezen zegt te hebben. Hoe weet-ie dat dan? Enfin, het was dus inderdaad Bonjour Tristesse (1954) van Françoise Sagan. Overigens, voor de wielerliefhebber: ze was de oud-tante van de Sloveense wielrenner Peter Sagan. Bonjour Tristesse gaat over een 17-jarig wicht dat alle manupulatieve zeilen bijzet om de nieuwe vriendin van pappa weg te pesten. Uiteindelijk lukt het haar en hoe. De vrouw, Anne, pakt ten einde raad maar haar boeltje en rijdt overstuur terug van de Midi naar Parijs. Vrij in het begin van haar terugtocht mist zij een bocht en stort in het ravijn. De lieftallige Céline heeft dus niets meer of minder dan een dood op haar geweten. Gelukkig weet zij daar vrij snel overheen te stappen. Sagan is met haar romans (jawel: het zijn ook keukenmeidenromans) schathemeltje rijk geworden. Met die centen heeft ze gedaan wat ik gedaan zou hebben: seks, drugs en goede muziek. De opgave van vandaag is van een heel andere orde:
'Wat ben ik blij dat ik weg ben! Beste vriend, het hart van een mens is een vreemd ding! Van jou weg te gaan, die me zo dierbaar bent, van wie ik onafscheidelijk was, en blij te zijn! Ik weet dat je me vergeeft. Al mijn verdere contacten waren ook werkelijk door het noodlot uitgedacht om iemand als mij de angst om het hart te doen slaan. Arme Leonore! En toch was het mijn schuld niet. Kon ik het helpen dat er, terwijl ik me door haar zusters grillige charmes aangenaam liet bezighouden, dat er in dat arme hart een passie opvlamde? En toch, ben ik onschuldig? Heb ik aan haar gevoelens geen voedsel gegeven? Heb ik me die zo waarachtige en natuurlijke ontboezemingen waar we zo vaak om moesten lachen, al waren ze allerminst lachwekkend, niet graag laten aanleunen, heb ik niet O, wat is een mens dat hij recht tot klagen denkt te hebben! Ik ben van plan, beste vriend, dat beloof ik je, me te beteren, ik wil geen beetje kwaad dat het lot ons voorzet meer herkauwen, zoals ik altijd heb gedaan; ik wil het heden genieten, en wat voorbij is moet voorbij zijn. Je hebt gelijk, beste, er zou minder leed bestaan onder de mensen als ze niet met zoveel ijverige verbeeldingskracht bezig waren God mag weten waarom ze zo zijn gemaakt de herinnering aan een voorbij euvel op te roepen, liever dan dat ze de alledaagsheid van het ogenblik verdragen.'
|
|
|
 |
14-06-2011 |
Zo ik iets ben, ben ik Hagenees |
Laten we het maar niet meer hebben over mijn rampzalige dagtrip van gisteren. Natuurlijk heb ik een goed excuus: een kat in het nauw maakt rare sprongen. Ik moest er echt een dagje helemaal tussenuit. Het is te lang geleden dat ik nog eens buiten de grenzen van de wijk ben geweest, nog langer is het geleden dat ik buiten de stad ben geweest, om van de provincie en het land maar niet te spreken. Weg dus, maar het mocht niet te veel kosten. Toen stuitte ik op een advertentie van de Krasreizen 50+ dagtrips. Aangezien ik nooit in mijn omgeving iemand kwaad heb horen spreken over die trips heb ik er een geboekt. Nu weet ik waarom ik er nooit iets negatiefs over heb gehoord: er is geen haar op een hoofd in mijn omgeving die erover peinst zoiets te doen. Het was eens maar nooit meer. Nou, een keertje nog. Wij, de buspassagiers, konden met korting een trip naar Keulen boeken. Om daar een dagje te winkelen. De 50+ hostess heeft me bezworen dat er tussen die Laden door best wel een kwartiertje overschiet om de beroemde dom te bezoeken. Of ik erover ga schrijven weet ik nog niet.
Het doet echt deugd dat er lezers zijn die boekcitaten herkennen, al is het slechts de schrijver. Dat ik me vervolgens met enig dédain over Couperus uitlaat, moet je dan maar op de koop toe nemen. Ieder zijn mening/smaak en die van mij kan nogal uitgesproken zijn. Bij Couperus speelt er voor een Hagenees nog iets extra's mee. Zoals je misschien weet bestaat De Haag uit twee volkomen los van elkaar levende delen. De grens wordt zo ongeveer gevormd door de Laan van Meerdervoort. Vanaf de Laan richting zee zijn de huizen gebouwd op zandgrond, vanaf de Laan landinwaarts op veen. Op het zand woont het geld, de haute volée, op het veen wij, het klootjesvolk. Couperus kwam van het zand en schreef over zandse kringen. Het zand is ook het deel van De Haag waar nog steeds het tempo doeloe heerst, de hang naar de tijd van weleer in Nederlands Indië. Piet, Joop ook, misschien is het ook wel zo dat ik de verkeerde romans van Couperus ken. Maar neem zijn andere 'grote' werk: Eline Vere (1888). Brrrr. Voor de lezer die het boek nooit heeft gelezen, zal ik de allereerste allinea citeren. Trek dan zelf je conclusie. 'Men verdong zich in de, tot kleedkamer ingerichte, eetzaal. Voor een psyché stond Frédérique Van Erlevoort, met loshangende haren, zeer bleek onder een dunne laag poudre-de-riz, de wenkbrauwen als door een enkele penseelstreek zwarter getint.' Heus, dan voelt een Schilderswijker zich verdwaald. Eline zelf is overigens een almaar in katzwijm vallende hysterica. Couperus is nog steeds overal in De Haag te vinden. Hij is in 1863 geboren op de Mauritskade, weliswaar aan deze kant van de Laan van Meerdervoort, maar wel degelijk op het zand. Op de gevel van nummer 43 hangt dit bord. Hij is in 1923 bijgezet, zijn urn, op Oud Eik en Duinen. Op het graf (van zijn vrouw) een afgebroken pilaar. Orgineel? Oud Eik en Duinen staat er vol mee. De sporen van Couperus zijn te veel om op te noemen, maar op het Lange Voorhout staat zijn stadbeeld, nauwelijk twee turven hoog. Op de voet staat een uitspraak van hem: Zo ik iets ben, ben ik Hagenaar. Om een misverstand uit de weg te ruimen: daarmee wilde hij niet zeggen, dat hij er trots op was Hagenaar te zijn. Het is meer een constatering. Nog een flauwe opmerking tot slot? Welja joh. Zijn voornamen waren: Louis Marie Anne. Het zijn de namen van drie van zijn zussen, die vóór zijn geboorte reeds overleden waren. Maar goed, de opgave van vandaag. Wat van wie is dit?
'Ik aarzel om het onbekende gevoel, waarvan de tederheid en de verveling mij vervolgen, de naam, de mooie, diepe naam van droefheid te geven. Het is een zo volledige ervaring, zo egoïstisch tevens, dat ik er mij haast om schaam, terwijl de droefheid mij daarentegen altijd als iets eerbiedwaardigs is voorgekomen. Háár kende ik niet, doch wel de verveling, de spijt en, in mindere mate, de gewetenswroeging. Over mij is iets als een zijden sluier neergedaald, zenuwslopend en zacht, die mij van de anderen verwijderd houdt. Ik was die zomer zeventien geworden en voelde mij volkomen gelukkig. De anderen, dat waren mijn vader en Elza, zijn minnares. Veroorloof mij, deze toestand, die er nogal dubbelzinnig moet uitzien, even toe te lichten. Mijn vader was veertig en reeds vijftien jaar weduwnaar, een nog jonge man, vol vitaliteit en toekomstmogelijkheden en, toen ik twee jaar tevoren de kostschool verliet, scheen het mij volkomen voor de hand te liggen dat hij met een vrouw samenleefde. Moeilijker viel het mij ermee in te stemmen dat hij ze om de zes maanden voor een ander ruilde! Maar zijn ontwapende bekoring en het nieuwe, gemakkelijke leventje dat ik voortaan aan zijn zijde zou slijten, leidden er gauw toe, dat ik mij ook hierbij neerlegde. Hij was een lichtzinnige man, handig in zaken, nieuwsgierig van nature, doch het nieuwe ook weer gauw beu en hij viel bij de vrouwen zeer in de smaak. Het kostte mij heus geen moeite om met ware tederheid van hem te houden, want hij was goed, mild, vrolijk en vol toewijding voor mij. Ik kan mij geen beter of prettiger vriend voorstellen.'
|
|
|
 |
13-06-2011 |
Op een tweede pinksterdag |
Laat ik me voorzichtig uitdrukken: 50+ dagtrip is een wat eufemistische benaming voor het wespennest waarin ik me momenteel bevind. Incontinetietour slaat de spijker beter op zijn kop. Man!, vrouw ook, wat een gezeik hier aan boord. Je zult me niet geloven, maar weet je dat al na een half uur, terwijl we richting Woensdrecht reden, door enkele olijke zeventigplussers het Ewwe gaan nog nie naar huis werd aangeheven? Met angst en beven wacht ik op Het potje met vet. Gelukkig heb ik een ipod bij me, zodat ik me nog enigszins kan afsluiten. De kneuzen om me heen denken dat ik een gehoorapparaat heb. Daar komt het in feite wel op neer. We zijn nu op weg naar Moordrecht. Waar ben ik aan begonnen? Wat is er in hemelsnaam in Moordrecht te beleven? Alsof ik de bui had zien hangen: voor de reeks boekcitaten heb ik een extra boek meegenomen, een veredelde keukenmeidenroman - nou ja: veredeld? - die naar ik verwachtte wel zou aansluiten bij mijn toergenoten. En hoe: het boek is even erg als deze trip. Laat ik eruit citeren en dit maal het eind. Aan het peinzen is Lot, een rol van Caro van Eyck:
'Toch was het wel iets vreeslijks... zo oud te kúnnen worden als grootmama was geworden, als meneer Takma was geworden... Wel... als hij eens een roman schreef...: een roman schreef van twee zulke oude mensen... en de moord in Indië...?? Hij glimlachte, schudde zich ontkennend het hoofd. Neen, dacht hij, en hij zeide het bijna hardop: het zou mij te romantisch zijn... En dan, romans worden er al zo veel geschreven: ik hou me aan mijn tweetal... Dat is genoeg, dat is meer dan genoeg... We zullen maar liever de serie Medici's overschrijven... En daar de kilte van het zonnesterven voorbij was, en de sterrenacht buiten zwoel werd, wierp hij de ramen weer open, ademde op, en zette zich, bij zijn goed brandende lamp, aan zijn grote tafel... Zijn blond en fijn gezicht boog zich over zijn papieren heen, en zo dicht bij de lamp was het zichtbaar, dat hij heel grijs werd aan de slapen.' Brrrr.
Wielerhoekje. Op vrijdagavond laat was Le fabuleux destin d'Amélie Poulain (2001) van Jean-Pierre Jeunet op den Bels. Een suikerzoet sprookje en ik heb met volle teugen genoten. In die film is een fragment te zien van een Touretappe, ik weet niet uit welk jaar. Daarin zie je een paard in het peloton meedraven, ik herinner me dat incident nog. Dit filmpje: de zaak lost zich uiteindelijk op, doordat het paard rechtdoor gaat waar het peloton rechtsaf slaat. Op zaterdag zag ik een soortgelijke scene live, in de Dauphiné tijdens de afdaling van de Col du Grand Cucheron. Nu geen paard, maar enkele koeien die zich in de debatten mengden. Gevolg: valpartijen en een breuk in het peloton. De Bask Mikel Landa van Euskatel hield er een sleutelbeenbreuk aan over. Het was een van de twee ritten in de Dauphiné waar Robert Gesink zijn zinnen op had gezet: als oefening voor de Tour de France. De opzet is geslaagd. Weliswaar moest hij de duimen leggen voor een ontketende Joaquin Rodriguez, maar hij werd mooi tweede. Jurgen van den Broeck werd overigens derde, luttele seconden achter Gesink: ook Van den Broeck is in vorm! De slotrit zondag was Gesinks tweede doel en weer mag zijn poging geslaagd worden genoemd. Weer won Rodriguez de rit, Gesink werd dit maal derde, in dezelfde tijd als Van den Broeck die vierde werd. Met winst voor Lars Boom in de proloog en een vlammende Gesink in de bergen mag de Dauphiné voor de Boerenleenbank zeer geslaagd genoemd worden. Bauke Mollema werd zaterdag achtste in de proloog van de Ronde van Zwitserland, op slechts 22 seconden van Fabian Cancellara. Gisteren in de eerste etappe waren het de bankbedienden die de laatste twintig kilometer kleurden: Pieter Weening, Steven Kruiswijk, Laurens ten Dam en Bauke Mollema. De laatste werd uiteindelijk vijfde op 18 seconden van winnaar Soler. Hij is hiermee in het algemeen klassement gestegen naar de derde plaats. We zouden deze week nog mooie dingen kunnen zien in Zwitserland, ware het niet dat geen net het uitzendt. Eikels!
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |