 |
We zijn de 18de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
11-04-2017 |
Leed 2. Constant Eeckels |
Ik voel me zo één met dat sprakeloze lijden,
Ik voel me zo één met heel dat ongeweten leed,
met al wat tegen overmacht waanzinnig streed,
met al de sukkelaars, die om karige kruimels schreiden.
Ik buig, gelijk de lucht naar de aarde, naar mezelven,
en zie het schamel hart, dat iedereen vermeet,
gekrompen door de kou van bloed-verrijzend leed,
en hoor er traag, gestaag, aan diepe groeven delven.
En is het dag nu? Morgen? Wordt het avond? Weeft het nachten
thans brede zwachtels voor het woud, die het noodlot reet?
al de uren worden, wentelen, wijken zonder klacht, en
in opgekropte borst schokt immer het scheurend leed.
11-04-2017, 09:04
Geschreven door André 
|
|
 |
10-04-2017 |
Leed 1. Constant Eeckels |
Zwart schuiven de uren langs gezakte hemelbogen,
gans overtrokken met het wakke floers van leed,
zwart schuiven ze uit de verte aan, zonder snik noch kreet,
door forse tijdendrang naar het donkere westen bewogen.
Geen regenvlaag ruist meewarig klagend neer.
Geen wind weent lang en scherp om wat hij martelend weet.
Geen takken knakken dor en kort het miserere,
het is stil, het is huiverend-stil om het huiverend-stille leed.
Aaneengeketend kruipen de uren bij, verglijden,
en altijd zijn ze zwarter van vergrotend leed,
sinds over de oude stad de wolk des onheils gleed,
als voorbode der komst van kommervoller tijden.
10-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
09-04-2017 |
Wintertijd 2. Constant Eeckels |
Er pinkelt zelfs geen ster. Een overgrote schim,
met slangenlijf en drakenkop schuilt tegen de kim,
waar wolken, opgekropt met volkenwee, bewegen.
Heel het leven lijkt een diep, een uitgestrekt moeras,
dat alles inzoog en versmoorde wat eens was,
en dat ook al wat komt zal wurgen in zijn lagen.
Het geloof dat argeloos ging, het huppelend kind der hoop,
der liefde, die zieltogend door de sporen kroop,
de wens der morgenden en het schunnig heil der dagen.
Slechts de avond groeit en heerst; want hij, hij baart de nacht,
de nacht voor de ogen en de nacht voor het gedacht,
de nacht voor hem die zoekt en nooit het licht kan vinden.
Ach, ademen in die dood van harde wintertijd,
met rondom niets dan ijs van onverschilligheid,
en eigen lijklied horen in de wijs de winden.
09-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
08-04-2017 |
Wintertijd 1. Constant Eeckels |
Het wintert in het land en in mij. Het wordt nooit dag,
de stage schemering lijkt een reuzig spinnerag,
dat wils- en weerstandskracht verlammend blijft omsluiten.
Binnen is het kouder nog dan buiten, in de wind,
ik krimp in kamerkilte als schamel bedelaarskind,
waarvoor de regentraan neerglibbert langs de ruiten.
Het vuur verwekt geen warmte, en spijzen lokken niet,
ik hoor in de schouw de klacht van het krachtig stormenlied,
ik, die moet leven, denk aan het heerlijk lot der doden.
Hoe akelig is alles hier, en ginder, en overal;
hoe nors drijft de avond aan. Hoe droef is toch de val
der zware droppels uit de half ontdooide goten.
Wat blijkt de wereld leeg. Maar leger is nog het hart,
dat als een afgrond van betrachten ligt gespard
doch niets ontvangt dan mist en sneeuw, of roet en regen.
08-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-04-2017 |
Ontwaken 2. Constant Eeckels |
Door stenen streken zwerft de liefde, wier
koortsbrandende ogen steeds naar het oosten turen,
geen zonnefee die met haar staf het raakt,
de nurkse nacht dooft zelfs de sterren-vuren,
ontstoken door de hemelwacht, die waakt.
Vol rampspoed en verschrikking is de tocht,
soms rolt een vloed voor haar bezeerde voeten,
soms staat zij voor een onoverschrijdbare kuil,
soms ijlen dwaas wanstaltige schimmenstoeten,
of klieft de orkaan de ruimte met zijn gehuil.
Dan weerklinkt er, heel ver, als een geroep,
en smelt zij vlug het vermeende noden tegen,
maar ze onderscheidt alras, en staakt haar loop,
en voelt als lood de werkelijkheid weer wegen:
het is het doodsgeluid voor haar verloren hoop.
Elk uur scheurt iets van het licht illusiekleed,
waarin zij, pas geboren, werd gewikkeld,
geen dag brengt heul. Geen avondlamp leidt naar
een herbergzaam dak. Alleen het maantje sikkelt
bijwijlen, flauw als kaarslicht naar een baar.
XXXXX
07-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-04-2017 |
Ontwaken 1. Constant Eeckels |
De dag herbloeit op het vruchtbaar Oosterveld
na zoveel uren, kostelijk door vergeten,
door kalmte, die het trachten hield omkneld,
door de slaap der vampiers, die de borst doorreten.
Nu heeft de klaarte ook alles weer gewekt,
ik voel het leven als een leger mij bestormen,
weer wroeten vretende vogels, kromgebekt,
en herbegint het knagen van de wormen.
Het jaar-oude en altijd nieuw leed
ontwaakt in het diepste van mijn wezen,
ieder geluid is de weergalm van de kreet
van mijn ziel, die niet meer zal genezen.
Uit het verleden komen zwart en groot,
als hongerige raven, de gedachten
weer aangesneld, gedreven door de nood,
met wanhoop in haar wijdgespreide schachten.
O sluimer, die zo vroeg mijn sponde ontvliedt,
wanneer zult gij eens voorgoed mijn wimpers sluiten,
en geven wat geen enkele dag mij biedt
die ik zie naderen door de bedompte ruiten?
06-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-04-2017 |
Door de steppen. Constant Eeckels |
Het leven kruipt door het karrespoor van de tijden
gelijk een zieke en weggeweerde hond,
te moedeloos zelfs om de dag te mijden
die hem voorgoed kan vellen op de grond.
Meeps plekken de ochtend uit na taaie nachten, (1)
geen zevenkleur lost op in zonnegoud,
geen liedje neurt opbeurend van verwachten,
het blijft grijs en stil en kaal en koud.
Gesparde kuilen zijn de lege dagen,
waarin al de uren bloedeloos vergaan,
na kort geleun aan waggelende hagen,
die als geraamten rond de gaarden staan.
Dra sluit de nacht weer uit zijn gore holen,
de nacht, waarmee geen zelfvergeten zijgt,
de nacht, waardoor de dagenschimmen dolen,
de barse nacht, die altijd dreigt en zwijgt.
(1): meeps=zwak
05-04-2017, 09:05
Geschreven door André 
|
|
 |
04-04-2017 |
Waarschuwing 5. Constant Eeckels |
Wel houd ik een flauw vermoeden hoe goed het waar geweest,
wen soms mijn geest verdwaalt in het leutig keuvelend midden,
wen ik, begoocheld, bij de jolige schaar ga zitten,
en even mee-geniet van des levens lente-feest,
maar dra moet ik voor de overledene weer bidden.
En droever is het dan ook. Want alles geeft zulks nooit;
hoe kan de wees de beeltenis der ouders baten?
hoe gans de wereld zien, doch nooit het huis verlaten?
Ik ben een vervallen vorst, die dwaas zich prinselijk tooit,
wijl hij het verleden leert uit oud-vergeelde platen.
Te hard is het vaste brood dat vroege wijsheid brokt,
Te krachtig is haar wijn om jongelingsdorst te laven,
o gij, die wellicht langs dezelfde baan wilt draven,
daar u het door mij bereikte doel bedriegelijk lokt,
bedenk voor verder spoeden: hier ligt uw jeugd begraven.
XXXXXXXXX
04-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-04-2017 |
Waarschuwing 4. Constant Eeckels |
Een ontzagbare berg van harde waarheid klompt
voor mijn begrijpen thans: ik heb mijn jeugd verloren,
ik sloot me in strengen ernst als in een ivoren toren,
en bleef als iemand die ongaarne in het leven komt,
om niet het malle van een kinderlied te horen.
O hymne van de mei, die ik zong noch zingen kan,
daar ik uw blijde wijs voor mooi geklaag verleerde,
zo nog mijn verre lente, die nutteloos groende, eens keerde,
zo het nog eens fris werd voor de oude jonge man,
die, falend, zorgzaam vreugde als onkruid buiten weerde.
Mij dekt een zware zerk van schoon, uitheems graniet,
heel zeldzaam zelfs, met statige beelden op de hoeken,
maar diep ligt, als een mummie, in duffe dodendoeken,
de jonkvrouw, star haar blik, die nooit de zon meer ziet,
een mond waarrond vergeefs een lach-spoor is te zoeken.
03-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
02-04-2017 |
Waarschuwing 3. Constant Eeckels |
Helaas die worgende ernst, helaas die zekerheid,
geen enkel droombeeld dat ik overspelig koosde,
geen uitgelatenheid die het oosten ooit beroosde,
geen jonge lust op de bloemsprei neergevleid,
terwijl bescheiden wind op het koel prieeltje poosde.
Toch zong ik. Het was lief. Men zegde het, en ik dacht
me groot, knaap, die zich hulde in wijde mannekleren,
ik, die weerstrevend diende, ik zou, ik moest regeren,
ik, die zwakheid haatte, ik haakte naar macht,
en heb daarvoor mijn jeugd op de offersteen geslacht.
Nu sta ik daar, waar ik wenste, en blik eens naar beneen,
o jammer, jammer. Ik zie de jonkheid kringend dansen,
ik zie rond hun hoofden pas geplukte rozen-kransen,
ik hoor hun koor weer, dat mij eertijds gekheid scheen,
daar het niet als donker klonk langs trotsverhogen transen.
02-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
01-04-2017 |
Waarschuwing 2. Constant Eeckels |
Nu is mijn tijd verbeurd. Al naar ik ouder word,
en meer de waarde van de dingen kan beseffen,
voel ik, wen ik peins aan u, een puntig mes me treffen,
ik zie alles klaarder thans, daar ik sta op hoger sport,
en boven schijn en wezen stout den geest durf heffen.
O jeugd, ik ging voorbij, en zag niet wat ge waart,
ik wilde een ernstig mens zijn in dit ernstig leven,
ik wilde, kind nog, mede aan het kostbaar laken weven,
waardoor de grote lijn der grote daden aârt,
en gouddraad van gedachten kunstig wordt gedreven.
Maar ik merkte niet dat ik uw dodenwindsels won,
ik merkte uw aanzicht niet, al smaller en al bleker,
ik merkte het kantelen niet van uw kristallen beker,
ik merkte het doven niet van uwer ogen zon,
ik was een ernstig man, en wat ik wou, was zeker.
01-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
31-03-2017 |
Waarschuwing 1. Constant Eeckels |
Ik heb u niet gekend, jeugd, druk-gevierde maagd,
met wonne in guitige ogen, en met kussen-lippen,
die gretig aan de kelk der zorgeloosheid nippen;
gij, die in losse haardos madeliefjes draagt,
welke op het kastanjebruin als heldere sterkens stippen.
Ik heb u niet gekend, noch met uw wranke lach,
noch met uw vruchten-blos op elpenfijne wangen,
noch met uw schel geroep door lommer-lovergangen,
noch met uw feestgewaad, dat ik bij anderen zag,
doch zelf nooit op verzakte schouders wilde hangen.
Ik heb u niet gekend, noch in het geloof, dat richt,
noch in de hoop, die steunt bij het sukkelen door de dagen,
noch in de liefde zelf, die fel het bloed doet jagen,
noch in de weemoed, die ik als enig blijvend licht
door het donkere doolhof van de jaren heb gedragen.
31-03-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
30-03-2017 |
Ik draag door de dagen. Constant Eeckels |
Ik draag door de dagen het zwaar, het nooit voldaan verlangen,
dat haakt naar avond, en des avonds morgen vraagt,
dat teert op heimwee in geheime weemoedsgangen,
of bij beloften-zang zich even buiten waagt.
Ik verbeid iets ongewoons uit elke naderende uren,
die echter glad verglijdt, lijk de andere. Statig blijft
er in mij een ijlte, en sta ik als vreemdeling te turen
op het heden, dat zo leeg naar het grijs verleden drijft.
Zo stierven winters weg: zo zullen zomers komen,
waarin ik telkens een onvindbaar heil betracht;
een heil dat nakend schijnt in fantastische dromen,
doch waarop ik vergeefs bij pijnlijk waken wacht.
Zo vliedt het leven voort in wensen en begeren,
in hulpbehoevend gaan door deze arme wereld; tot
de hongerende ziel ten oorsprong weer zal keren
en aanzit bij den disch des Alvaders: God.
30-03-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
29-03-2017 |
Dooidag. Constant Eeckels |
Het dooit, de sneeuw slinkt slobbig weg tot slijk,
vuil water bortelt over volle goten,
breed ligt de baan beplast. De regen kletst,
wijl het ijs verbrokkelt op de sluike sloten.
Het is droef nu, lijk in het hart der kwaden, die
verweekt zijn door genade na grote zonden;
die dan, ontzet, zich voelen in het moeras,
en radeloos zien op de onvermoede wonden.
Het dooit. Een lucht van traan-doortrokken rouw,
uit afgronds-diepte der ziel ten hemel wellend,
hangt over het land. Geen plekje blauwt der kim,
de weerkomst van verloren onschuld spellend.
Heb deernis, Heer. Vergeef, vergeef ons, Heer,
zie ons deemoedig op de boezem kloppen,
Verrein het bezoedeld hart, gun ons uw gunst,
en laat bij lente uw liefde al-groenend kloppen.
29-03-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-03-2017 |
Waarom die treurnis 2. Constant Eeckels |
Vreemd, vreemd, het licht is toch hel, de liefde glijdt
me tegen, met getrouwheid op het gelaat,
arm zoekershart, dat slap, weerstrevend slaat,
of elke klop u moeite kost en spijt.
Ik meende uw verlangen uitgesnakt,
maar er zijn prikkels, die het gebruik niet slijt,
geen vree met u, geschapen tot de strijd,
dan als het hoofd voorgoed ten peluw zakt.
Weg allen, met uw voedsel van één maal,
uw rusten van één waak, het voldoet Hem niet,
die de eeuwigheid door het glas der tijden ziet,
en alles weegt in juiste zieleschaal.
28-03-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
27-03-2017 |
Waarom die treurnis 1. Constant Eeckels |
Waarom die treurnis, die op het hart weer drukt,
Waarom die weemoed, die de borst verkrimpt,
Waarom die traan, die traag in de ogen klimt,
nu ik voor het feest van het leven ben gesmukt?
Ik weet niet wat het is noch wat me wacht,
Ik weet niet wat ik wil noch wat ik vrees,
het is droef, hoewel de morgen glansrijk rees,
hoewel het geluk mij verse vruchten bracht.
Wat ga ik afgemat door de zomerdag,
zo warm voor anderen, doch voor mij zo koel,
wat dwaal ik eenzaam door het volksgewoel,
bespot, gewond door woord, gebaar en lach.
Het weegt al op mij: versomberend gedacht,
heimwee naar het land, hetwelk ik ver vermoed,
ik min zelfs het mes, dat door de boezem wroet,
en haak bij noen naar de zo geschuwde nacht.
27-03-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
26-03-2017 |
Nevelig onzeker 2. Constant Eeckels |
Dan is het of uw woord, o Heer, dat steeds getroost,
gesterkt heeft in de strijd, verdort als late blaren,
en het zoekend denken, dat ten paal van kruisweg poost,
mag dan uw zoet gelaat, uw lach niet meer ontwaren.
De knoestige stok van moed begeeft dan, doorgeknakt,
dwaallichtjes dansen: zieltjes, offer van den boze,
de twijfel bijstert het spoor. Bij het aarzelend vorderen zakt
de onzekere voet in het slib naar het hellend grondeloze.
O god. Het geweer is niets, het lijden niets, het geschrijn
van scheiden niets, het geschroei van onvoldaan betrachten
is niets, niets bij die hel-ontsnapte folterpijn
van weifelend voort te gaan door licht-verweesde nachten.
26-03-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
25-03-2017 |
Nevelig onzeker 1. Constant Eeckels |
Soms sluiert rond de geest een gore duisternis,
die, onverscheurbare wolk van samengedrongen lijden,
het opwekkend licht verdooft, dat lust en luister is
voor God-begerend hart in bange ballingstijden.
Dan lijkt de dag een nacht en is de geestdrift dood,
Dan schijnt het of de groei huivert terug in de aarde,
dan wacht er korzelig zand in plaats van voedend brood,
en is de bron vervuild die eens kristallig klaarde.
Dan wordt de tocht een dool door een woeste, vreemde streek,
en ligt in de armen het stijve en kille kind der hopen,
voorheen zo bloeiend rood, nu zo verdorven bleek,
daar het leven uit vernepen borst is weggeslopen.
25-03-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
24-03-2017 |
Oktober. Constant Eeckels |
De oktoberzon drinkt bleek door sneeuwige gordijnen,
en spint van glanzenvlas haar draden op de muur,
kort valt uit de oude klok de bloeddrop van het uur,
dat, nauw oplevend, gauw zal deinzen en verdwijnen.
Een gele chrysantheem nijgt droef, of hier de duur
van het leven zwaarder woog dan buiten, in het schijnen
van morgenlicht en in de brand van middagvuur,
daar ze in haar glazen vaas gelaten moet verkwijnen.
En ik? Wat moet ik dan, die door de tijden trek,
die alom door mijn roep de slapende echo's wek,
maar nooit den einder, die het weerkaatst, kan genaken?
Ik ook ben als die bloem, wijl ik naar het wijde tracht,
naar het onbegrensde, en als in kerker-engheid smacht,
waar ik dag en nacht het licht, dat nimmer taant, blijf haken.
24-03-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
23-03-2017 |
Laf berusten. Constant Eeckels |
Warsheid voor weerstand welt soms uit de sloot
van laf berusten, bij aanmoerend martelen,
wrak vlot de wil, na luttel tegenspartelen,
de klippen toe, als een ont-roerde boot.
Het leven gaat allengskens dan aan het glijden
ter diepte, die reeds velen uitkomst bood,
wen, na hun werk, uit de stenen aardeschoot
slechts doornen van ontgoocheling gedijen.
Het is kalm alom. Verkrompen krommen struiken
dan lager naar de bekroosde gracht. De hoop,
die anders nimmer het hoofd verslavend stoop,
ligt machteloos voor nooit-ontsloten luiken.
Geen trachten meer met sporend wens-genoop,
Geen morren bij gebroken wellustkruiken,
misprijzen slechts voor dood-gesloop,
gedwee geplooi bij des lots verwoede stuiken.
Maar door die voosheid krijt dan plots zo bang
de liefde haar stervensangst, dat de einder het lang
herhaalt, en dat granieten grond, bewogen
in het koude hart, van milt ontfermen rilt:
Dat de harde dood toch even het slopen stilt.
23-03-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|