Vanuit Chiclayo volgt er weer meer van
hetzelfde. Woestijngebied behalve daar waar er rivieren uit de Andes
naar omlaag komen. Al duizenden jaren geleden woonden hier mensen en
toen al werden er kanalen aangelegd om de akkers te bevloeien. We
zien aspergevelden, mangoplantages en suikerrietvelden. Toch zit al
het groen onder een laagje stof. Ze bouwen ook veel muren,
waarschijnlijk om het zand tegen te houden, het is erg winderig. Langs delen van de weg
zie je dus vooral lelijke muren, met reclame of 'privada' erop, er zit dikwijls niks achter (zand).
We eten langs de hoofdweg in Trujillo maar rijden nog een beetje
verder naar het zuiden voor de piramides van de zon en de maan. Die
van de zon is voor een groot deel afgegraven door de kolonisten die
hoopten goud te vinden. We bezoeken eerst het museum waar we nog eens
kunnen zien wat een goeie kunstenaars die Moche wel waren. Om tien na
twee sluiten we aan bij de Spaanse rondleiding van de kleinere
piramide van de maan. Daar zijn er muurschilderingen en reliëfs
gevonden. De tempels op verschillende niveaus waren dichtgegooid met
zand zodat invallers ze niet zouden ontheiligen. De kolonisten (met
hun westerse redenering) zijn alleen op de grote piramide beginnen
graven. De opgravingen zijn hier pas in 1987 begonnen.
We logeren in een rijhuis, iets buiten
het centrum. Deze wijk bestond zeker nog niet toen wij hier in 1980
voor het eerst waren. Van toen herinner ik mij een kleine stad met
zand er rond. De binnenstad best aangenaam. In de oude straten
hebben ze de koloniale huizen fris geschilderd. Er is een
winkelwandelstraat en de plaza is mooi aangelegd. Als we rond zeven
uur willen dineren zijn de meeste restaurants wel gesloten. Gelukkig
vinden we nog een terrasje in de winkelstraat (waar ze nog altijd aan
het kerstshoppen zijn). We zitten naast drie Nederlandse meiden die
in Cusco stage liepen. Het wordt nog een gezellige avond, met taart!
Die verdwijnt wel in het niets als ik zie wat Lio (mijn petekind)
voor kerstmis heeft gemaakt. De andere Venkens en Co zullen wel een
paar dagen nodig hebben om die te verteren.
Op het plein is het stampvol. Velen
vieren kerstmis hier gewoon buiten.
We rijden tweehonderd kilometer door
een soort Kalmthoutse heide (zonder heide). Eerst wordt er nog honing
verkocht langs de weg, daarna kan je de huizen op één hand tellen.
Je mag hier meestal 100 per uur rijden en de weg laat het ook
grotendeels toe. We zijn hier niet alleen, het voorsteken van camions
gaat niet altijd even vlot. Morropé is het eerste dorp na de
woestijn. We rijden even om , om de oudste kerk van het noorden te
bekijken. Er was net een trouw. Op het pleintje voor de kerk wordt er
vooral fruitsap aangeboden. Zoals op de vorige plaatsen zijn alleen
de hoofdstraten verhard.
Onze volgende stop is Lambayeque. Het 'museo
de las Tumbas Reales de Sipan' is gebouwd in de vorm van een piramide
en dateert van 2002. Handtas, fototoestel, gsm, alles moet in een
kluisje.
In 1987 hebben Peruviaanse archeologen
het bovenste graf in de piramide van Sipan ontdekt. De señor de
Sipan is beladen met goud, zilver en koper. Het is niet moeilijk dat
het 15 jaar heeft geduurd eer het museum is geopend. De metalen in
het graf waren erg geoxideerd, het moet een enorm werk geweest zijn
om alles te restaureren. De señor werd niet alleen begraven, wie mee
het graf in 'mocht' kreeg de versieringen mee die bij zijn of haar
stand pasten. Dan is er nog het graf van de oude señor wat enkele
verdiepingen lager in de piramide zit. De graven dateren van de derde
eeuw.
Na de lunch bezoeken we nog het Bruning
museum. Niet alleen mannen regeerden hier. Daar kijken
we meteen de replica van een vrouwelijke heerseres in de ogen. Ook zij
ging flink beladen met juwelen het graf in.In dit museum kan je goed de
verschillende keramiek stijlen bewonderen.
De twee musea hebben ons niet
teleurgesteld, gelukkig dat we gisteren toch verder trokken.
We logeren nu in Chiclayo. Dat is best
een drukke stad. Ik hoop dat we onze auto zonder deuken door Peru
kunnen loodsen. Toeteren is hier de boodschap, en vooral lang en
hard. Voor een nieuwe simcard moeten we in het shoppingcentrum zijn.
Op zondagavond is het nog stampvol met late kerstshoppers. Peru is wel
een land waar ze van administratie houden, je paspoort moet je ook
vaak laten zien. De Chinese restaurants zijn hier in de meerderheid,
dus wordt het vanavond Chinees eten.
Als je reist kan je kerstmis missen als kiespijn. Het is gemaakt voor mensen die thuis gezellig bij hun familie zitten. Wij beseffen deze morgen dat we één van de belangrijke archeologische musea zullen missen als we hier nog een nachtje blijven. Op de middag pakken we onze biezen naar Piura, dat is op drie uur rijden. Zo kunnen we morgennamiddag 'de heer van Sipan gaan bewonderen. Hopelijk is hij de dubbele hotelboeking waard.
Zand is goedkoop in dit stuk van Peru. Gele oker is de hoofdkleur voor vandaag. We kunnen gelukkig lunchen met zicht op het strand (in 'organos'). Langs de hoofdweg is het echt niet gezellig. Het volgende stuk is zo goed als onbewoond, je wil hier dan ook niet wonen. Twee uur verder komt er groen in het landschap. Hier zijn er weer rijstvelden. We kruisen dan ook een grote rivier. Vanaf hier wordt het drukker. We rijden Piura binnen langs een grote baan (type Boomse steenweg). Wie denkt dat het in Colombia gevaarlijk rijden is moet het eens in Peru proberen.
Na het avondeten gaan we nog het plein op. De kerststal is wel grappig en zeker de Santa met zijn gemotoriseerde driewielerslede.
In Colombia begonnen ze al half november hun rood-groene versieringen op te hangen. In Ecuador krijgen ze de prijs voor de allerlelijkste kerstbomen. Hier hebben ze een betere smaak. Mexico blijft wel de winnaar, daar konden ze pas echt overdrijven met kerstdecoraties.
Om 8 uur zitten we weer in onze rode
Ford (nog bruinrood van onze vorige rit). Het landschap rond Cuenca
is erg groen ; heuvels en weiden met koeien. De varkens eindigen hier
zo goed als allemaal aan een spit langs de weg. Voor negen uur hangen
ze al te draaien, soms in het gezelschap van een rij kippen op een
kleinere gril. Cuenca lag duidelijk op een hoogplateau, na een tijdje
dalen we flink af. De bergen worden kaal, zelfs de rivier onder in de
kloof brengt amper groen. Als er bordjes staan die zeggen dat de
buurt geologisch onstabiel is, kan je beter vertragen want dan zit er
flink reliëf in het asfalt. Gelukkig wordt je in Ecuador altijd goed
verwittigd als er gevaar is. De Zwitserse Michael steekt ons fluks
voorbij met zijn moto. Na het stuk woestijn zit je weer snel in een
tropisch vochtige omgeving. Hier zijn er kleine finka's langs de weg.
De kustvlakte is één grote bananenplantage. We komen niet vooruit
door de vele vrachtwagens. Het laatste stukje voor de grens is
natuurgebied waar gele bloesemende bomen opvallen tussen de verder
kale begroeiing.Het laatste stuk weg is erg breed.
We nemen de kortste rij voor de douane
maar dat was slecht gegokt. Een bordje had geholpen. Aanvankelijk
beweegt de rij niet. Als we door de eerste controle zijn, gaat het
snel om onze stempel te krijgen om Peru binnen te mogen. We zijn dan
een uur verder. Spijtig genoeg moeten we even terug naar Ecuador
rijden om een stempel te halen als bewijs dat we de auto het land
uitrijden. Daarna gaat het redelijk snel. In het totaal duurde het
oversteken van de grens een kleine twee uur.
Niet ver over de grens lunchen we. De
keet blijkt populair te zijn bij de douane. Onze eerste kennismaking
met de eetcultuur kleurt geel. Incacola en bananenchips. Dan kip in
gele saus. De Incacola is nog altijd even vies als 38 jaar geleden
toen we voor het eerst in Peru waren (kleurstof, suiker, cafeïne,
en vraag me niet welke smaakstof).
Verder op weg is het één en al
'tristesse' : veel stof, afval, krottige huizen, rommelige stadjes,
een tweebaansweg met roekeloze chauffeurs en veel kruisjes naast de
weg. Hier rijden ook veel gemotoriseerde riksja's. De banken en
perkjes die onder het stof zitten kunnen moeilijk de troosteloosheid
doorbreken. In deze Peruviaanse kustvlakte wordt er veel rijst
geteeld. Die wordt op grote stukken zwart plastic gedroogd. Verder
komen we langs de 'badlands', zandheuvels in onregelmatige vormen
waarop niets schijnt te groeien. Rechts van de weg verschijnen
strandhotels. Alles is overgoten met een grijze mist. Wij zitten nu
op ons terrasje in één van die hotels. Met palmen en vlijtige
liesjes in het zand proberen ze dit bruine gebied een paradijselijk
tintje te geven. Het zwembadje is meer dan welkom want de oceaan laat
zich hier gelden, de golven bulderen. Twee nachten hier zullen meer
dan voldoende zijn.
Op de kunstambachten markt zag ik vooral ijzerwerk, houten meubels en vlechtwerk. Mijn volgende etappe is een klein kerkje 'todos santos' waar je het torentje kan bezoeken. Het is weer ongelooflijk dat je daar als toerist op mag klimmen. Je moet flink bukken op het hoogste trapje om boven te geraken. Ik ben met een Amerikaan. Met het Christusbeeld erbij is het overvol en moeten we opletten niet in het trapgat te vallen bij het fotograferen. Hij raadt me verderop een museum aan en een galerij. De galerij is pure kitsch maar het museum, dat de verschillende volkeren van Ecuador voorstelt, is wel goed. Na de middag ga ik de andere kant van de stad uit voor het museum van moderne kunst. Dat is gehuisvest in een vroeger opvangcentrum voor alcoholisten. Het bestaat uit heel veel kleine cellen. . Buiten is er een muurschildering waarvan ik dacht :"nu beginnen ze hier ook al in de stijl van Tuymans te schilderen" maar hij blijkt hier zelf aan het penselen te zijn geweest. (ik vind er trouwens niks aan).De natuur wint het trouwens altijd van kunst, kijk maar naar die roze boom.
Op hetzelfde plein is er een café met Belgische bieren en frietjes, vol-au-vent, balletjes in biersaus...Ik neem alvast foto's van de menukaart. We zouden vanavond met een Zwitserse motorrijder gaan eten.
Over de stad verspreid zijn er nu stalletjes waar je kerstaankopen kan doen. Ik koop (bijna) alleen van mensen die zelf de dingen maken. Ik koop een armband van veters, van een jong meisje dat zit te vlechten, en een doosje met onderzetters van een vrouw die aan een ongelooflijk tempo een placemat, met een ingewikkelde tekening, aan het vlechten is. Verder ga ik nog op zoek naar Leyenda, dat is een fantastische chocolade (zonder resultaat). Ik drink nog wel een thee met een praline van hier (die is ook heerlijk). Koffie en chocolade zijn fantastisch in Ecuador en toch verkopen ze hier voornamelijk andere merken in de supermarkt.
Frans heeft al afgesproken met de Zwitser, het wordt Thais eten vanavond.
naar Cuenca, dat ligt een vijftal uur naar het zuiden. Het begint goed, na de eerste afslag zitten we al snel op een niet geasfalteerde weg. Hij ziet wel zwart want we rijden achter de vulkaan door over zijn as. We zijn weer blij als er tegenliggers aankomen, zeker omdat we al snel door een riviertje moeten rijden. Het feit dat er ook gewone auto's deze weg volgen geeft ook vertrouwen. Er woont hier niemand. Het uitzicht is wel mooi,we kijken op een rivier. Dichter bij Riobamba is er weer leven en krijgen we weer goede weg. De vulkanen laten zich weer niet zien. We zitten regelmatig in de regen. Je rijdt hier door verschillende biotopen naargelang de hoogte en de neerslag. We zien groene en bruine valleien, sommige heel diep, andere weids. Meestal zitten we hoog, met daartussen een paar flinke afdalingen. Een paar keer rijden we in dichte mist en dat is niet alles op die kronkelige wegen. Toch is het een aangename rit, ik rijdt liever hier dan in België. Rond 4 uur zijn we op onze bestemming, een charmant oud hotelletje in het oude centrum. Eerst doe ik onze 'verloren was' naar de wasserij. Dan moet ik mijn propere onderbroeken een tijdje niet meer tellen. In de kathedraal hebben ze half het 'heilige land' in miniatuur opgebouwd, met bewegende figuren en al. Op het eerste zicht valt de stad me wat tegen, ik had ze mooier verwacht.
Gewapend met paraplu's en regenjassen nemen we de route van de watervallen. De eersten zie je vanop een parking naast de weg. Er zijn talloze 'ziplines' over de rivier en zelfs een vreemd kabelbaantje. Voor de 'bruidssluier' is er een pad dat steil naar beneden loopt, deels op metalen trappen. We zijn hier op de weg naar de jungle en dat zie je hier al aan de vegetatie (met bromelia's). In Rio Negro nemen we een zijweg met veel bloemen, visvijvers en een paar vakantieverblijven. Daarna draaien we terug voor de grootste attractie, de 'pailon del diable', dat is één van de meest spectaculaire watervallen die ik ooit zag. Vanop de hangbruggen heb je ook een mooi zicht op de boomtoppen met hun heel gevarieerde begroeiing.
Na de middag rijden we naar de 'casa del arbol' in de hoop een glimp van de vulkaan op te vangen. Het boomhuis is gebouwd om een aantal jaar geleden een oogje op de vulkaan te kunnen houden. Nu is de site een attractie vanwege het mooie uitzicht en de grote schommels. We blijven er meer dan een uur 'hangen' maar zien slechts een ministukje vulkaanwand. We geven het op en gaan de andere warme baden uitproberen. Die zijn een paar keer vernietigt door een uitbarsting. Nu is het gelukkig rustig anders hadden we ook beter een ander hotel genomen. We nemen nog een koppel uit Uruguay mee naar de stad en genieten van een geweldige forel (Frans een curry).
Het ergste is niet, dat die boef van de
parking ons ook laat betalen voor de zondag, maar dat het weer is
omgeslagen en er lage wolken hangen. We zien dus onderweg geen enkele
van de besneeuwde vulkanen. Zondag was 'de dag' geweest om die rit te
maken omdat de lucht dan uitzonderlijk blauw was voor dit seizoen.
Baños ziet er op het eerste zicht niet
bijzonder uit. We logeren wat buiten het stadje en nemen onze
regenjassen en zwemgerief mee om naar het centrum te wandelen. De
gewone restaurants kunnen hier ook moeilijk concurreren met de
overdekte markt. Na de lunch gaan we naar één van de thermische
baden. Die liggen vlak naast een waterval. De installatie is oud, het
water is groenig en heel warm.. Het douchewater wordt afgeleid van de
waterval. Ernaast is een splinternieuw complex maar dat is dicht.
Frans heeft al zeker vijf nachten niet
goed geslapen en neemt een taxi terug. Ik drink nog een heerlijk vers
sap en wandel met wat extra kronkels terug. De kloof met de rivier,
en een oude brug is redelijk indrukwekkend. Midden aan de nieuwe
brug hangen touwen (elastiek), 'boudriers' en helmen. Er zijn geen
kandidaten voor een jump.
Op 'tripadviser' kunnen de commentaren van Baños best grappig zijn. 'un almuerzo delicioso in Baños' wordt automatisch vertaald als ' a great lunch in bathroom'.
's Avonds babbelen we nog met een
koppel uit Nieuw Zeeland. Die zijn jaloers op onze auto. Nu reizen ze
per bus maar het zijn wel ervaringsdeskundigen wat betreft
'roadtrips'. Ze reden net door Afrika en voordien reden ze van Londen
naar Mongolië in een Nissan Micro. Dat is wel een georganiseerde
challenge waarbij je met een zo ongeschikt mogelijk voertuig probeert
in Mongolië te geraken. In Mongolië hadden ze een enorme yakschedel
gevonden en op het dak gebonden. Spijtig genoeg moesten ze terug door
Rusland en daar mocht de schedel de grens niet over.
Wie weet komen we hen nog tegen want
zij moeten rond dezelfde tijd als wij in Santiago de Chili zijn.
Morgen hopen we op goed weer zodat we de vulkaan van meer dan 5000m kunnen
zien.
Eerste foto ; een voorbeeld dat de architectuur hier niet altijd top is.
'Aparcamiento stupido!" Onze auto is opgesloten. We hebben nog goede hoop omdat de eigenaar ter plaatse woont en gezien is. We houden dus de wacht tot 3 uur. Tot dan zouden we nog voor donker in Banos aankomen. Bovendien was het zo'n mooie heldere dag om te rijden, we zouden zeker de toppen van de vulkanen hebben kunnen zien. Morgen, maandag, zitten we bovendien in de file, we hopen tenminste op mooi weer.
We zijn dan maar naar het oude centrum getrokken. Als troost heb ik mezelf op een ijsje van lulo (Colombiaanse vrucht) getrakteerd. Er was een massa volk op de been. Mijn buit bij het 'kerstshoppen' : voor mij twee onderbroeken en voor Frans een leesbril.
Het moderne deel van Quito mist de
koloniale charme. Het nationaal museum huist in een enorm rond gebouw
waar ook het theater in zit. Er is een tentoonstelling over het
sociale leven in de verschillende periodes in Ecuador : de
precolumbiaanse tijd, de koloniale en de republiek Ecuador.
Van de precolumbiaanse resten alleen
keramiek en zilver en goud. Vooral de beelden van de marktvrouwen
zijn pakkend, hun verhaal nog meer. Voor ons zijn de mensen hier
onderdeel van de plaatselijke charme maar hun levens zijn
allesbehalve gemakkelijk. Verder wandelen we door de uitgaansbuurt
waar er op zaterdagmorgen natuurlijk niet veel te beleven valt. Het
folklore museum is mooi ingericht maar de belichting is ronduit
slecht. Er leven hier wel veel verschillende gemeenschappen met elk
hun eigen klederdracht.
In een park verkopen zondagschilders
hun werk. Het is nog erger dan de werken van de kunstenaars uit het
Amazonegebied in het cultureel centrum. Daar gaf ik met plezier mijn
gratis cataloog terug.
Het 'museo de arte contemporaneo' is
vandaag verandert in een marktlokaal van allerlei artisanale
producten. Buiten de gekleurde bussen valt er verder niet veel te
zien.
Ik haast me terug naar het theater waar
er om 5 uur een gratis tangovoorstelling is van het nationaal ballet
van Ecuador. Michèle is ook op de afspraak. Er zijn twee
groepschoréografieën en één koppel dat de tango danst. Ik vraag
me af of we in Argentinië een even goede tangovoorstelling te zien
zullen krijgen. Daar zullen ze wel niet op pointes dansen.
We zijn nu zondag en zouden onderweg
moeten zijn naar Baños maar de parking waar onze auto staat is
gesloten. Frans is nu bezig met de politie, hopelijk kunnen zij de
poort openen, anders zitten we hier vast.
Rond de middag zijn we in onze hostel,
die gaan meteen aan onze vuile was beginnen. We lunchen tussen
overheidsbedienden. Frans heeft slecht geslapen en gaat rusten. Ik ga
op jacht naar interdentale tandenborsteltjes. We kunnen hier
anderhalve keer slapen voor de prijs van 14 borsteltjes (31 dollar)
Het is erg grijs buiten. In een
kapsalon zie ik één dame met een kort kopje. Ik ga eens testen
of ze daar kunnen knippen. In tegenstelling tot de dame in Cartagena
gaat deze als een weerwind door mijn haar. De prijs voor onze
tandhygiëne wordt meteen gecompenseerd door de 5 dollar die ik
betaal voor mijn knipbeurt. Het wordt nog donkerder en de kathedraal
ligt om de hoek. De toren sluit het eerst, dus start ik met de klim.
De kerk is slechts 160 jaar oud, nog niet voltooid en lijkt opgetrokken uit
snelbouwstenen. De architect heeft zich geïnspireerd op de Notre
Dame van Parijs. De rozet boven de ingang zijn ze nog aan het
invullen met glas in lood. Je loopt onder het metalen dak door naar
de kleine toren achteraan. Dit is een land van bergbeklimmers : bij
ons zou je als toerist nooit boven in het torentje mogen klimmen.
Zelf twijfel ik even of ik me op de metalen trap zou wagen, een
onweer is niet ver af. Het torentje is open, het waait er flink en
het is fris. Er klettert een flinke bui, net als ik terug onder dak
ben. Voor nog twee dollar bekijk ik tijdens de bui de binnenkant. Van
boven uit gezien was het schip mooi. Ze hebben ook hun 'Sainte
Chapelle' gemaakt maar verder is er niet bijzonder veel te zien in
deze neogotische 'basilica'. De 'gargouiles' zijn wel tof, een aantal
stellen Ecuadoraanse dieren voor.
In de regen lijkt het parkje nog triestiger dan het is. Ik ben blij dat ik bijna droog
terug op de kamer geraak.
Na het ontbijt trekken we naar het havenkantoor om onze klacht tegen het reisagentschap in te dienen. Eerst vindt de bediende het juiste papier niet. Als het net is ingevuld komt er een tweede langs die ons door verwijst naar het ministerie voor toerisme. We beseffen ondertussen al lang dat iedereen het probleem kent maar geen zin heeft om er iets aan te doen. Wij moeten naar de luchthaven. Terwijl Frans nog spullen inpakt ga ik naar het ministerie om hun kaartje te vragen, zo kunnen we de klacht per mail indienen. Hopelijk zullen ze eens in gang schieten en de wanpraktijken aanvallen.
Het eiland waar de luchthaven op ligt is niet echt een visitekaartje. Nog nooit meegemaakt maar de 'boarding' begint een kwartier te vroeg en we hangen dan ook al in de lucht op het vertrekuur. We zien niets want het is bewolkt. Voor vier uur landen we. Onze auto staat nog braaf bij het hotel. Ik probeer vogeltjes te fotograferen maar heb alleen succes bij deze hele grote.
Om 8 uur dingt Alex (van Barcelona) af op een taxitour in
het binnenland. Het regent als we vertrekken maar aan de andere zijde
van de berg is het weeral droog en kunnen we weer een schildpadden
kwekerij bezoeken. Hier leven ze op drogere kost dan op Santa Cruz. Eindelijk lukt het om zo'n geel vogeltje te fotograferen. Bij, Chine, het strand aan het einde van de weg is de zon er weer volop. Het aantal zeeleeuwen overtreft het aantal mensen gemakkelijk.
Door de golfslag zit er nogal wat zand in het water maar verder zien
we toch een groepje prachtige vissen die zich laten meewiegen. Aan de
andere kant is er een inham met rotsen.
Als we terug naar boven rijden zijn
alle wolken opgeklaard om een wandelingetje te maken naar een
kratermeer. Van daar boven heb je een mooi zicht op de rest van
het eiland. We zien in de verte het prachtige strand liggen waar we
gisteren aanlegden. Het middelste deel van het eiland ziet er onaards
uit. Wat ik eerst aanzie als schaduwen van wolken blijken lavavelden
te zijn. Door de witte kale boompjes ziet alles lichtgrijs. Onze
laatste stop is bij de grootste boom, inclusief boomhut, maar we
vinden het verder geen bezoek waard al heeft de man zelfs een boot in
een andere gigant gehesen. Om halftwaalf eindigen we terug in de
haven met een flinke honger. Frans probeert Guinese big, het heeft
een textuur die lijkt op konijn. Het is niet slecht. Mijn stukje vis
vind ik nochtans lekkerder. Nu zitten we in de tuin van het hotel.
Onze spullen drogen in de zon in afwachting van de boot naar Santa
Cruz. Ik zal er niet rouwig om zijn dat dit de laatste twee uur op de
golven zullen zijn.
Ik hou ervan als ze regels hebben en ze goed toepassen maar voor ik op de boot mag moet ik de zolen van mijn bottines afwassen die ik niet eens droeg op dit eiland. Mijn sandalen waarmee ik vanmorgen in schildpadstront trapte mogen vuil blijven. Toen we aankwamen op de Galapagos hadden ze mijn bottines wel best ontsmet. Onze namen waren weer niet door gegeven dus na de tocht staan we weer bij het agentschap om ons geld terug te eisen. De politie kan onze klacht niet opnemen, morgen gaan we naar de havenpolitie om het agentschap aan te klagen. Er is hier een wildgroei aan touroperators, ze mogen de slechten er wel uitgooien.
Dat is een tour die rond het eiland San
Cristobal gaat. We zijn nog altijd geen luie reizigers want om kwart
na zeven zijn we op de afspraak. We beginnen langs de oostkant waar
er meer golven zijn, die komen vanuit Chili aangewaaid. Na
anderhalf uur kwakken op de golven kunnen we voet zetten op een
prachtig spierwit strand. Het blijkt geen echt zand te zijn maar
uitwerpsel van een vis. Het is als bloem en warmt ook niet op door de
zon. Verder gaat het over lavarotsen naar een baai. Er is weinig
plaats om je masker op te zetten, je begint te zwemmen en twee meter
verder hang je boven een tros slapende haaien, dat was even schrikken
(ik zou hier geen beginneling willen zijn, wij hadden er twee bij).
Bovendien slapen ze niet allemaal en zwemmen ze vlakbij. Het zijn wel
ongevaarlijke beesten maar toch. We zien nog maar eens een
reuzenschildpad en ook een grote gele koffervis met stippen.
Heel vroeger zouden dit twee eilanden
zijn geweest, een uitbarsting heeft de twee delen samen gelijmd en
dat zie je nog. We zien nog 'Nazca boobies' op een rots. Aan de
uiterste punt van het eiland zijn de golven mooi maar ook hoog. Na de
lunch aan boord zouden we uitstappen maar de golven zitten niet mee
dus varen we verder naar een beschutte baai. Aan deze kant van het
eiland zijn de stranden geel.
Na een kleine wandeling varen we naar
'Kicker Rock', een serieuze rots met een spleetje. Hier springen we
van de boot met onze snorkel. De muur gaat ook onder water recht naar
beneden. De rotswand is best kleurrijk. Onder je is er geen bodem te
zien. Er zwemt een zeeleeuw langs mijn zij. Die zou de groep wel
kunnen volgen. Ik besef nog maar eens dat ik moet leren palmen, ik
kom weer amper vooruit. Nu zijn alleen de goeie zwemmers mee,
iedereen schijnt duikervaring te hebben. Ik verlies verschillende
keren de groep. Eindelijk komen we samen achter de rots uit, waar de
zon schijnt, of de gids roept: shark..shark... . Iedereen zwemt als
een speer de andere kant uit en ik zie alleen maar flippers
verdwijnen in de verte. Ik weet dat iedereen de haai wil zien maar
'jaws' krijg je toch niet zomaar uit je hoofd als je hier in het
water ligt. Ik ben wel blij dat ik hier gezwommen heb maar ik was
zeker blij om terug op de boot te zijn. Het is altijd extra
vermoeiend om de zwakste te zijn. De hamerhaaien, die iedereen hoopte
te zien, gaven niet thuis vandaag.
We kwamen bij eb aan op het strand 'la loberia' en zijn er met vloed vertrokken ; tijd genoeg dus om de zeeleeuwen te observeren. Die beesten zijn gewoon de hele tijd aan het genieten. De kleintjes liggen hun pels schoon te maken of te dommelen op de rotsen. De jongeren rollebollen de hele tijd in ondiep water. De volwassen exemplaren luieren lekker op het strand of liggen wat met hun vinnen te wapperen in het water. Ondertussen zullen ze wel snacken, hun onderwaterrestaurant is goed gevuld. Bij het snorkelen zagen we veel kleine en grotere vissen en weer een zeeschildpad. In de namiddag schrok ik wel een paar keer van het geroep van een zeeleeuw vlakbij in het water. Door het hoge tij waren ze niet goed zichtbaar onder water maar je kon ze wel van heel dichtbij zien spelen. Wij moeten twee meter afstand houden maar zij volgen die regel niet. We wandelden nog een eind tot een klif waarop wat vogels zaten. Met mijn nepteva's was het niet zo makkelijk om over de lavarotsen te wandelen.
Om hier te komen moet je wel weer twee uur lichtjes afzien op een boot, én we waren om halfzes uit de veren! Gelukkig zorgden de zeeleeuwen voor compensatie. San Cristobal is ook een stuk rustiger dan Santa Cruz.
Het begon 'down' want we mochten de boot niet op tenzij we een tweede keer betaalden. De touroperator was niet komen opdagen om de kapitein zijn deel te geven. We betalen nogmaals, je wil om 7uur niet op de kade worden achter gelaten. De reis duurt twee uur naar isla Isabela alhoewel het een snelle boot is. Aan land gaat het aanvankelijk aan het tempo van de vele schildpadden die we zien in de kwekerij. Iedere vulkaan op het eiland heeft zijn eigen soort. Gelukkig leven de paar flamingo's die we zien wel in vrijheid. Op het strand stelen de krabben en de leguanen de show. Na de middag krijgen we eerst een super choreografie van de 'blue footed boobies (blauwvoetgent)', die cirkelen in groep boven het water en duiken als speren het water in. (Ik wordt geraakt door hun ander geschut). Het koppel pinguins dat we zien zwemmen zorgen voor een rustiger noot. Nog rustiger zijn de haaien die in een geul liggen te slapen. Daarna mogen wij in actie schieten. We kunnen direct achter de reuzenschildpad snorkelen die boven water kwam kijken. Ze laat zich goed volgen. We zien nog een rare zeester en twee prachtige 'gevlekte adelaarsroggen'. We hebben genoeg mooie dingen gezien om de twee uur terug te compenseren. De passagiers inspireren zich op de leguanen en zeeleeuwen en liggen tegen elkaar te snoezelen. Het ziet er vrediger uit dan het is want de boot gaan flink op en neer.
Terug aan land krijgen we gelukkig onze centen terug. Blijkbaar betalen de agentschappen de kapiteins in cash voor de afvaart. Onze man had pech gehad met zijn motor. Dat bespaart ons gelukkig een bezoek aan de politie. We besluiten de avond 'up' met lekkere ceviche en calamares.
We verhuizen na het ontbijt naar een
hostel in Puerto Ayrora. Van daaruit start het wandelpad naar baya
tortuga. Het blijkt een aangelegd pad te zijn tussen de cactussen en
kale bomen. Het geeft uit op een mooi wit strand. Wij krijgen een
rode vlag en zwemverbod, de leguanen kunnen de golven aan. Verder
ligt een baai met kalm water. Het is er goed zwemmen maar het water
is niet helder genoeg om iets te zien bij het snorkelen. We zien
alleen een minihaai van op het strand.
De wandeling terug is warm, er is
weinig schaduw. 's Middags vecht ik eerst nog tegen mijn moeheid maar
het helpt niet. Een siësta dan maar. Bij donker eten we hamburgers
in een bar met clips uit de jaren 80. Daarna pikken we nog een
dansfestival mee op een plein. De nationale dansgroep is erg goed,
dat die van Florida maar eens komen kijken in plaats van in den
treure 'de notenkraker' op te voeren. Dan volgt er nog een volksdans
met oud en jong, beginners en gevorderden door elkaar. Heel vrolijk.
Het beeld van de dag vind ik wel de zeeleeuwen op de bank. Er liggen
er nog te maffen op de grond. Daklozen op hun eigen terrein.
Een uitstapje per taxi naar een paar zinkgaten en lavatunnels. Niet echt bijzonder, zeker niet omdat het een heel goed uitstapje met de fiets was geweest. Weer een heleboel schildpadden gezien. Dan hebben we ons laten afzetten bij het Charles Darwin centrum. Daar kweken ze schildpadden en doen ze natuurlijk wetenschappelijk onderzoek. Van de gewone soort hebben ze hier denk ik geen tekort meer maar er zijn andere eilanden waar ze nog hulp kunnen gebruiken met de voortplanting. Zo hebben ze bijvoorbeeld 'Diego' uit de zoo van San Diego laten overkomen om zijn soort terug op de kaart te zetten. Hij heeft zijn werk goed gedaan en waarschijnlijk heeft hij wel 800 nakomelingen (gelukkig beseft hij dat zelf niet). Op het strand vlakbij leven er massa's zeeleguanen. Je moet echt uitkijken om er niet op te trappen. Hun camouflage op de zwarte stenen is erg goed. Ze houden blijkbaar ook van gezelschap. Frans ziet een grote zeeschildpad bij het snorkelen. Ik zag alleen wat vissen, ik vond het niet ideaal, er was niet zoveel zichtbaarheid. In het stadje gaan we ons informeren over tours voor de volgende dagen. Morgen blijven we nog hier maar daarna gaan we zeebenen kweken. Ik hoop dat het meevalt, ik ben niet zo'n heldin op het water. We drinken nog koffie met Frank, een Amerikaan die op een klein eiland woont en Bruce, een jongere Amerikaan die hier een maand verblijft. We krijgen nog wat tips, spijtig genoeg net te laat want al onze nachten zijn geboekt. Eten doe we in de kioskstraat waar alle tafeltjes midden op straat staan. Het is kreeftenseizoen, dat laten we niet aan ons voorbij gaan.
Om negen uur zijn we op de nieuwe
luchthaven. Er is een balie voor de Galapagoseilanden waar je een
soort visum koopt voor 20 dollar. We gaan naar de check-in maar
worden terug gestuurd omdat er nog een speciale bagagecontrole is.
Dan is er nog ruim tijd voor koffie. Van uit de lucht zie je goed hoe
ze hele bergen hebben moeten afschrapen en betonneren om de grote
wegen aan te leggen. Op de vlucht hebben ze een speciaal ritueel.
Drie airhostessen lopen achter elkaar de gang door. De eerste doet
het bagageluik open, de tweede spuit een spray op de bagage en de
derde sluit het vak. Ik hoop dat wij straks niet aan de beurt komen.
Aan land krijgen we onze bagage pas nadat een hond er aan gesnuffeld
heeft. Bij de paspoortcontrole moeten we ieder nog eens honderd
dollar betalen. De bus naar de ferry rijdt door een kaal landschap
met cactussen als sculpturen. Kale bomen zijn opgeschoten tussen de
funderingen van verdwenen huizen. Het zicht op het andere eiland is
wel speciaal, er is een kleine groene strook met mangrove, daarachter
zijn er witte stammen. We lunchen waar de ferry aankomt. Van daaruit
nemen we een taxi naar ons hotel. De begroeiing is heel speciaal,
hier wil ik wel eens wandelen. De witte bomen zijn blijkbaar niet
dood. Ertussen staan struiken met geel en oranje. Als we hoger komen
wordt alles groen. Hier is er gewoon landbouw. Ons hotel ligt in die
groene zone en heeft een grote tuin waar ze koffie en bananen telen.
Je kan er twintig minuten wandelen en dan zie je zeker 10 reuze
schildpadden.
Ik maak nog een wandeling op het
fietspad langs de grote weg en zie er nog veel grazen. Het is overal
opletten voor hun grote keutels. Het vlijtig liesje woekert hier welig. Wel spijtig dat ik hier geen fiets heb.