Om negen uur zijn we op de nieuwe
luchthaven. Er is een balie voor de Galapagoseilanden waar je een
soort visum koopt voor 20 dollar. We gaan naar de check-in maar
worden terug gestuurd omdat er nog een speciale bagagecontrole is.
Dan is er nog ruim tijd voor koffie. Van uit de lucht zie je goed hoe
ze hele bergen hebben moeten afschrapen en betonneren om de grote
wegen aan te leggen. Op de vlucht hebben ze een speciaal ritueel.
Drie airhostessen lopen achter elkaar de gang door. De eerste doet
het bagageluik open, de tweede spuit een spray op de bagage en de
derde sluit het vak. Ik hoop dat wij straks niet aan de beurt komen.
Aan land krijgen we onze bagage pas nadat een hond er aan gesnuffeld
heeft. Bij de paspoortcontrole moeten we ieder nog eens honderd
dollar betalen. De bus naar de ferry rijdt door een kaal landschap
met cactussen als sculpturen. Kale bomen zijn opgeschoten tussen de
funderingen van verdwenen huizen. Het zicht op het andere eiland is
wel speciaal, er is een kleine groene strook met mangrove, daarachter
zijn er witte stammen. We lunchen waar de ferry aankomt. Van daaruit
nemen we een taxi naar ons hotel. De begroeiing is heel speciaal,
hier wil ik wel eens wandelen. De witte bomen zijn blijkbaar niet
dood. Ertussen staan struiken met geel en oranje. Als we hoger komen
wordt alles groen. Hier is er gewoon landbouw. Ons hotel ligt in die
groene zone en heeft een grote tuin waar ze koffie en bananen telen.
Je kan er twintig minuten wandelen en dan zie je zeker 10 reuze
schildpadden.
Ik maak nog een wandeling op het
fietspad langs de grote weg en zie er nog veel grazen. Het is overal
opletten voor hun grote keutels. Het vlijtig liesje woekert hier welig. Wel spijtig dat ik hier geen fiets heb.








|