PROJECT JOTA
(Een verhaal voor kinderen) 1. Het was plotseling muisstil geworden in het labo. Even geleden nog, was er geroezemoes van negen stemmen van geleerden, die tussen het werk door grappen uithaalden. Maar nu ineens was er alleen nog het tikken van de antieke hangklok, die Edward, de jongste van het team, van thuis had meegebracht om de witte cleane ruimte ermee op te fleuren. Allen hielden ze de adem in. Ze waren rechtop gaan staan van hun draaistoelen en verlieten voor een ogenblik hun instumenten. De gebroeders Nervick legden de rekenmachine af. De oude grijze Vondel sloeg het boek dicht waar hij in bezig was. Het drietal, Westerlink, van Dale en Borgers, zetten de half verwarmde proefbuisjes terug in de haak en de gasvlam werd uitgedraaid. En Edward Koch hield er mee op Clara te onderrichten in het bedienen van de meetinstrumenten. Allen staakten ze hun bezigheden. Alle stemmen doofden tot alleen het getik restte. Allen kwamen ze voorzichtig even dichterbij met vragende ogen professor Wilders aankijkend, gespannen wachtend op zijn spreken.
De oorzaak van deze plotselinge stilte was de volgende. Het negental werkte al drie maanden lang aan een experiment, in opdracht van de internationale centrale commissie voor wetenschapsbeleid. Een experiment waarvan de naam, "project jota", alles behalve de inhoud verraadde. Aanvankelijk was dit project een los gedeelte geweest van een omvangrijkere proef, waaraan meerdere geleerden over de hele wetenschappelijke wereld deelnamen. Zoals bekend, heerst er in de wetenschappelijke wereld geen naijver, alleen collegialiteit en sublieme verstandhouding. Geleerden zijn zowat de enigen die snappen dat oorlog voeren zinloos is, ook al is bijvoorbeeld het bestaan van allerlei strijdtuigen en bommen aan hen te 'danken'. Het deelproject "jota", was in principe heel onbeduidend geweest, en in handen van één onderzoeker, professor Wilders, gegeven. Pas enkele weken na de opzet bleek, bij wijze van spreken, alles zowat uit de hand te lopen. Het onschuldige deelproject kreeg met de dag een verregaande betekenis. Zo kwam het dat professor Wilders op een goeie dag, het experiment niet meer alleen aankon, en versterking nodig had. Met de instemming van diezelfde commissie voor wetenschapsbeleid, werd hem een team van acht man ter beschikking gesteld: stuk voor stuk uiterst bekwame elementen. En met dat team werkte hij nu al drie maanden samen, tot bij dat kritieke ogenblik van die grote stilte. Er was een stilte, want Wildiers had voor het eerst een krachtterm gebruikt, iets dat men van hem zeker niet verwachtte. Zijn krachtterm betekende - en dat voelden ze allen zeer sterk aan nu - dat de proefnemingen, die hij continu volgde en synthetiseerde op het scherm van de centrale computer en bij het biocculair van de enorme elektronemicroscoop, een onverwacht resultaat hadden opgeworpen.
Professor Wildiers was gaan zitten, en had beurtelings al zijn medewerkers even in de ogen gekeken, waarna hij de blik neersloeg en zachtjes met het hoofd schudde. Dan keek hij naar zijn polshorloge. Het was vijf voor drie in de namiddag. Hij ging weer opstaan, hield met een ietwat gebogen hoofd en gefronste wenkbrauwen eventjes de beide handen rond zijn neus, zoals een ingedommeld heiligenbeeld, keek dan even op naar de oude klok van Edward waar het ook vijf voor drie was, en zei dan, terwijl hij een breed gebaar met de arm maakte: "Laten we er voor vandaag maar mee ophouden
jullie mogen je verkleden, en daarna naar het cafetaria komen: ik heb jullie nog iets te vertellen
"
Project Jota viel stil voor die dag. Het geruis van de toestellen werd opgeslorpt in een tikkende stilte. Behalve het waaklichtje, werden alle lichten gedoofd in het labo dat geen ramen had. De laatste voetstappen van de geleerden schuifelden naar buiten. Toen de deur dicht ging, was het labo een warme zwarte zee geworden, waar middenin, in quarantaine in een glazen stolp, het wezen - of was het een monster - zich ontwikkelde met de regelmaat van het tikken van Edward's klok. En één verdieping lager, pal onder het verduisterde labo, zaten in het geïmproviseerde cafétaria de acht medewerkers rond professor Wildiers geschaard, luisterend hoe hij hen moeizaam een weinig inlichtte over wat er in de stolp aan de gang was. Boven alles, zoals dit met wetenschappelijke vondsten steeds het geval is, moest hij er voor zorgen, de hele zaak geheim te houden voor de buitenwereld. Want de buitenwereld is op sensatie belust. Als iemand iets te weten kwam, zou weldra de pers hen onafgebroken het werk beletten, hen kwellen met stompzinnige vragen waarop ze nog niet eens een antwoord zouden hebben.
"Tot nu toe", zei Wilders tot zijn medewerkers, "hebben jullie het beste van jezelf gegeven, en daarvoor wil ik jullie allen van harte danken. Zonder jullie medewerking, stonden wij met dit Project Jota nergens. Maar ik heb daarnet iets heel onverwacht geconstateerd
en dat maakt de hele zaak ingewikkelder. Jullie weten dat Project Jota slechts een deel is van een groter in internationaal experiment. We hebben de taak gekregen om de ontwikkeling van AEZ14-schimmel in een bepaald milieu na te gaan van de eerste tot de vijfenzeventigste dag. Daarna wordt er van ons verwacht dat we een verslag indienen waarop wij onze bevindingen optekenen en
dat moment is nu zo goed als voorbij
Vanaf volgende week zullen wij geen subsidies meer trekken, omdat dan het experiment als afgesloten zal beschouwd worden
Wilders zweeg een korte tijd en keek naar de ogen die op zijn koffie dreven. Dan keek hij Vondel aan en zei, haast hulpeloos: "Zou ik het vertellen, Gerard?" Er was een ogenblik een gespannen lijn tussen hun blikken haast waarneembaar geworden, en Gerard Vondel keek op zijn beurt naar de ogen in zijn koffie, zuchtte en zei: "Doe maar op. Wij zijn toch een hechte groep, niet?" Allen luisterden nu met spanning.
Nadat hij dit gezegd had, was er een sfeer ontstaan rondom de tafel, waarin een mengeling van ontzetting en verrukking was. Maar een weinig ogenblikken later, waren allen weer stil geworden. "Wil jij het even uitleggen?", vroeg Wilders aan de oude Vondel, die al langer dan veertig jaar in teamverband werkzaam was geweest op de universiteit, en die al meermaals met analoge toestanden geconfronteerd geweest was. De blikken keerden zich naar de grijsaard, die schijnbaar kalm gebleven was, en hij hief eventjes de wenkbrauwen, keek de omzittenden aan en zei: "Jullie weten dat aan elk experiment grenzen gesteld worden. Als dat niet zo was, dan kon men levenslang bij hetzelfde project blijven stilstaan. Het is meermaals gebeurd, en het is een algemeen bekend verschijnsel, dat wetenschappers zich vergissen, hun vergissing niet willen inzien, en voor de rest van hun werkdagen fortuinen verkwisten die veel nuttiger hadden kunnen aangewend worden, zelfs in teamverband. Een minimassapsychose noemt men dat
Maar wat wij gevonden hebben, is brute werkelijkheid: er ontwikkelen zich inderdaad hersencellen in de schimmel
", en Vondel wees met de vinger naar het plafond, waarboven het labo lag, "
begrijpen jullie wat ik wil zeggen?", vroeg hij met een lichte stemverheffing.
"Als je verder subsidies wil", zei Edward plots onderbrekend met een breed gebaar, "dan maak je het onverwachte resultaat gewoon bekend!?"
Wilders schuddebolde: "Onmogelijk!", riep hij: "Als we dat doen, dan gaan onze opdrachtgevers ons boycotten, zonder twijfel!"
"Hoezo", riep Edward.
Wilders wond zich nu duidelijk op: "Belangen!", riep hij: "Snap je dit dan niet!? Zonder financiele hulp kunnen wij geen stap meer verder! Ze leggen ons gewoon droog, en herhalen het experiment om zelf met de eer te gaan lopen. Ofwel gebruiken ze ons team, maar dan onder hun leiding! Dat is toch duidelijk! Ik heb als eerder kennis gemaakt met de eerzucht van die mannen!"
Er was weer een algemene stilte, waarin de kalmte terug kwam. In die stilte lag het almachtige dilemma over het plastic tafelblad opengespreid: een ontdekking uit handen geven, met alle gevolgen vandien, ofwel de hele zaak opdoeken en vergeten. Toen verhief Borgers zijn diepe stem. Hij was de enige van het hele gezelschap, die in elke situatie kalm kon blijven redeneren. Hij zei: "We delen onze opdrachtgevers gewoon mee, dat het experiment mislukt is door een stomme vergissing. Dan vragen we subsidies om het helemaal opnieuw te doen en we verzekeren hen van het welslagen. En ondertussen gaan we gewoon door zoals we bezig zijn!"
Borgers sloeg de blik neer. Er was een algemene opluchting onder alle aanwezigen. Er werd nog wat nagedacht. Men sprak met elkaar over de geloofwaardigheid van zo'n plan. En tenslotte zei professer Wilders: "Dat moet de enige oplossing zijn; laten we duimen voor onszelf, dat het lukt. Ondertussen hebben we tijd om na te denken en kunnen we wel wat verzinnen voor nadien. Project Jota is tenslotte onmisbaar voor het centraal project
"
Er volgde een applaus voor Borgers en allen maakten aanstalten om weg te gaan.
"Het is eigenaardig", zei Clara nog tot Etward, terwijl ze het cafétaria verlieten: "Ik heb altijd gedacht dat collegialiteit bij wetenschappers grenzeloos en vanzelfsprekend was, maar
op kritieke momenten schijnt dit wel een onmogelijkheid te zijn
", waarop Edward alleen antwoordde met een in zichzelf gekeerd knikken en een ietwat wrange glimlach.
2
Nadat de negen geleerden zich aldus uit de slag getrokken hadden, werd er met man en macht gewerkt. Om zeker te spelen, had professor Wilders een onuitlekbaar plan beraamd: het team werd in twee gesplitst. De stolp met de schimmel eronder, werd naar de woonst van Wilders overgebracht, en ook de strikt noodzakelijke instrumenten verhuisden. In het labo zelf, begon de andere helft van het team het hele project te herhalen. Dit was volstrekt noodzakelijk, omdat men verwachtte, dat men vanwege de centrale wetenschapscommissie, na die geveinsde mislukking, iemand zou zenden om hun bezigheden te controleren. Die verwachte afgevaardigde mocht in geen geval zien, dat ze iets anders aan het uitrichten waren, dan datgene wat van hen verwacht werd. En het plan vlotte aardig. De controleur kwam en ging, en hij meldde aan de centrale dat alles in orde was.
Professor Wilders had de grote stolp laten onderbrengen in de kelder van zijn huis. Hij bewoonde een groot wit huis, dat helemaal afgelegen buiten de stad in de bossen lag. Hij was alleen met zijn werk getrouwd, en daarom was er niet het minste probleem om plaats te maken en om alles geheim te houden. Het viel ook helemaal niet op, dat zich elke ochtend vier geleerden daarheen begaven om er te werken. Het waren Gerard Vondel, Emiel Borgers, Edward Koch en Clara Deloo. De anderen: van Dale, Westerlink en de Nervicks, moesten het in het labo zien te klaren, waar ze Project Jota, helemaal van bij het begin, herhaalden, met de rest van de instumenten en met een nieuwe glazen stolp, waaronder een deeltje van de schimmel lag.
De glazen stolp had ongeveer de grootte van een huiselijke vaatwasmachine, was cylinderachtig van vorm, en was bovenaan bol, gelijk een klassieke kaasstolp, maar dan in een groter formaat. Onderaan was de stolp afgesloten met een metalen vloerdeksel, waarin vier deurtjes gemaakt waren, waarlangs men met de handen in de stolp kon tasten. De schimmel zelf lag in een plastic bakje op de bodem van de stolp. Het hele glazen spul stond op zes stalen poten, zowat een meter boven de grond.
De schimmel zelf, een AEZ-14-schimmel, was aanvankelijk slechts een boterham groot geweest, maar had ondertussen het volume gekregen van een brood dat maar bleef gisten, schijnbaar zonder ophouden; de struktuur van de schimmel werd onderzocht, door er dagelijks met een pincet een heel klein stukje af te knijpen, en het onder de elektronenmicroscoop te onderzoeken. Maar geleidelijk aan begon nu ook de algemene vorm van de schimmel de aandacht van professor Wilders en zijn medewerkers te trekken. Terwijl de schimmel eerst alleen maar een kwalachtige en haast vormeloze massa was geweest , met een dofgroene kleur, kon men nu zien, hoe hij helgroen was geworden, hoe hij in de duisternis een fluorescerend licht gaf, en hoe zich op verschillende plaatsen van de al boller geworden vorm, kleine gedifferentieerde uitstulpseltjes ontwikkelden. Deze fascinerende groei ging zo zijn gang, totdat enkele weken verlopen waren.
Het was pas vier uur in de ochtend. Professor Rik Wilders was elke ochtend zo vroeg uit de veren. Vooraleer hij zich waste en schoor, ging hij eerst en vooral eens naar de kelder om zich ervan te vergewissen dat er niets mis gelopen was met de schimmel. Ondertussen, omdat hij er wat angst voor gekregen had - men is immers altijd bang voor het onbekende - had hij de schimmel een onschuldige naam gegeven: "Max". Elke ochtend om vier uur, ging Wilders dus in de kelder kijken hoe Max het stelde. En die ochtend, viel hem iets heel schrikwekkends op: hij zag plots, dat de schimmel de vorm begon te krijgen van een foetus!
3
Het was een winteravond en het regende druilerig. Professor Wilders had Gerard Vondel uitgenodigd om die avond - het was een zaterdag - met hem in de stad een glas te gaan drinken. Max was een probleem geworden, en problemen moeten uitgepraat worden om tot een oplossing te komen, liefst onder vier ogen, en in omstandigheden die heel losjes zijn. Ze hadden hun wagen ietwat afgelegen wan het stadscentum geparkeerd, en gingen een nog aanzienlijk eind te voet, in de richting van de "Vesalius", een etablissement waar allerhande lieden uit de universiteit, van studenten tot oud-gedienden, nu en dan een glas kwamen drinken en een boompje kwamen opzetten over het wel en wee van het vak.
Het regende met een zelfzekere nadrukkelijkheid grote pijpestelen tegen de harde straatkeien die nu glansden als sieraden die schijnbaar veel te goedkoop waren om van het merendeelvan de mensen wat aandacht te krijgen. Wilders keek in het stromend water langs de straatkanten en moest onwillekeurig terugdenken aan zijn vroege jeugd. In zo'n weertje, gingen ze met z'n allen bootje varen op de plassen in de kouters. Dan gingen ze aan de bospoelen vissen, want dan waren de vissen happig. Vissen, dacht Wilders, dat waren de eerste onbegrijpelijk rare wezens die hij ontmoet had in z'n leven. Er waren natuurlijk ook nog de dinosaurussen en de brontosaurussen uit de prentenboeken en al die andere dieren, die ver weg, in andere landen of in andere tijden bestonden. En toen hij nog een kleine jongen was, had hij beslist wetenschapper willen worden, omdat hij wilde begrijpen waarom een vis een vis was en niet een mens, en waarom de bomen met hun wortels in de aarde moesten blijven staan, en niet konden weglopen. En nu hij al die dingen een weinig begreep, stelde zich plotseling een ander raadsel: een raadsel dat wel uit een kindersprookje scheen te komen, dat helemaal onredelijk, onfair, absurd was: het raadsel van de schimmel, die zich, verborgen in de kelder van zijn afgelegen huis, tot een groen fluorescerende foetus leek te ontwikkelen. Het raadsel van "Max", die misschien ooit tot een menselijk wezen zou uitgroeien. Een mensachtig wezen dat een weeskind zou zijn, omdat het geen andere vader of moeder had, tenzij het Project Jota.
Ze gingen het etablissement "Vesalius" binnen. Er brandde gul een open haard, en een weinig aantal mensen zaten rond kleine tafeltjes met elkaar te discussiëren of moppen te tappen, achter een bruisend glas bier of een hartverwarmende koffie. Er was een rustig geroezemoes met het kraken van het hout op het open haardvuur en tegen de brandglasramen de eentonige en haast slaapverwekkende muziek van de regen. Rik Wilders en zijn gezel, de oude maar pientere Vondel, namen plaats in een afgelegen hoekje langs de gezellig rammelende ruiten. De kleurig ingebrande figuren schenen wel te herleven, en aan het trommelen gegaan te zijn. En nadat ze getoost hadden op
"Max", dronken ze een slok en zei de oude Vondel met zijn hese maar jonge geladen stem: "Als het zo verder gaat, krijgen we nog een kind met negen ouders
"
Rik lachte eventjes, maar zijn lach verstilte algauw, omdat hij zich realiseerde dat het om een realiteit ging. "Jaja", zei de gijsaard: "We kunnen er niet blijven om lachen, weet je! Het is natuurlijk nog niet zo ver, maar als we de computervoorspellingen mogen geloven, zijn de cellen van dat wezen zich al volop aan 't differentiëren, en gaat dat 'monstertje' dat je al tot 'Max' gedoopt hebt, de menselijke kant op! Heb je er al over nagedacht wat je er zal mee aanvangen, als het een kind wordt?"
Professor Wilders boog het hoofd voorover, alsof hij schuld bekende, en prevelde aarzelend - hij was plots niet meer de zelfzekere wetenschapper die hij steeds geweest was: "Bekend maken aan de buitenwereld, natuurlijk!"
De oude Vondel barstte plotseling uit in een onbeheerste schaterlach, en zweeg het moment daarop een wijle totdat alle ogen van de bezoekers zich hadden afgewend. "Tjonge", zei Vondel nadenkend en ernstig, als of hij tegen zijn zoon bezig was: "Je hebt nog weinig ervaring; denk jij werkelijk dat men je zal geloven, als jij zal vertellen aan de pers, dat je kind afkomstig is uit een AEZ-14-schimmel? Weet je wat de kranten de volgende dag zullen schrijven?" Ze keken elkaar 'ns vluchtig aan en Wilders raadde het zelf: "Krankzinnige geleerde verwekt kind bij assistente en verontschuldigt zich met de verklaring dat het kind uit een paddestoel afkomstig is
"
"Inderdaad
", zegde de oude Vondel, nu ook met een bedrukt gezicht: "Zo zal je ermee vervaren. De mensen verdragen niet iets dat nieuw en anders is: voor de massa is zoiets onmogelijk. De massa aanvaardt alleen datgene wat ze verstaat. Liever nog verandert ze de werkelijkheid, dan haar eigen kortzichtige opinie: onthou dat goed en voor altijd, hoor je!? Kijk maar, wat ze gedaan hebben met de man die kwam zeggen dat de aarde rond is en niet plat! Neen, op de brandstapel kom je heus niet terecht, maar ik twijfel er sterk aan, of een gekkenhuis beter is
"
"Ik zie geen enkele oplossing", zei Wilders tenslotte met een zucht.
"Maak je nu toch al geen zorgen!", viel Vondel hem geruststellend in de rede: "we zijn nog niet zo ver, man! Helemaal niet! En als het ooit zo ver mocht komen
"
"Dan kunnen we helemaal niets bewijzen!", zei Wilders, en hij voegde eraan toe: "De mannen die in het labo Project Jota herhalen, zeggen dat de schimmel dit keer normaal evolueert, zoals verwacht wordt van een schimmel
we hebben ongelukkig genoeg te doen gehad met een wispelturigheid van de natuur: al zou men hetzelfde experiment nog een miljard keer herhalen, het zou nooit meer zo uitdraaien
er moet een onkenbare samenloop van omstandigheden in het spel geweest zijn
"
4.
Die nacht was het, dat Wilders een nare en onwezenlijke droom kreeg. Hij droomde dat iemand op de deur van zijn slaapkamer aanklopte en binnen trad. Het was een oude vrouw, die er uitzag als een moeder van duizend kinderen - hij dacht dit even, maar wist eigenlijk niet waarom hij het dacht. Ze trad nader tot bij zijn bed, en toen hij haar vroeg wie ze was, zei ze: "Ik ben Moeder Aarde." Toen hij haar niet geloofde en haar vroeg wat ze doen kwam, ging zij rustig zitten, naast zijn bed. Hij schrok, omdat de vrouw zo groot was. Ze was oud, maar ook nog jong. Hij kon niet denken hoe oud ze wel was. Ze had evenwel duizend jaar oud kunnen zijn. En toen hij haar zijn vraag herhaalde, zei ze: "Ik ben Moeder Aarde. Alle leven is uit Mij geboren. Aan mij voedt zich alle leven". En terwijl ze dit zegde, wees ze beurtelings naar haar schoot en naar haar borsten. En toen ze tenslotte naar haar hart wees, zei ze: "Alle leven is Mij dierbaar". Dan verdween ze weer langs de deur van de slaapkamer.
Professor Wilders was al wakker toen hij uit zijn bed gesprongen was en roepend achter haar aan liep, maar hij schrok hevig, toen hij vaststelde dat zij er niet meer was, dat zij verdwenen was. En nog een lange tijd had hij dan wakker gelegen, denkend aan haar woorden, en hij besloot dat ze een verbod inhielden: het verbod om Max te doden. Maar hij besloot ook om er met niemand, ook niet met Gerard Vondel, een woord over te reppen: wat hij meemaakte, was al ongeloofwaardig genoeg
En toen hij weer was ingeslapen, was het alsof de vrouw weer naast hem was komen zitten, alsof ze over zijn dromen kwam waken, en alsof ze hem een vreemde kracht inblies: de kracht die hij zou nodig hebben, vanaf dat ogenblik, om te kunnen doorstaan wat hij te doorstaan zou hebben.
5.
De winterdagen vervlogen snel, omdat ze slechts open en dicht gingen: het licht was dunnetjes buiten, en de avonden die oneindig lang schenen, stemden allen nu tot nadenken over het vrijwel onoplosbaar raadsel dat hun vanwege het lot was meegegeven. De plotselinge veranderingen in de tot foetus geworden schimmel, stemden tot alleen maar tot stilzwijgen en tot aandachtige, urenlange observatie in de half verduisterde kelder van het grote witte huis, midden in de winterbossen. Wilders en Vondel behartigden zich het probleem het meest, maar ook Clara Deloo, die de enige vrouw van het hele gezelschap was, begon zich zeer fel voor Max te interesseren. Zelf was zij ongehuwd gebleven, omdat het werk haar volledig in beslag nam, en het moederschap was haar volkomen vreemd, alsof zij al heel lang geleden vergeten had dat zij, behalve een wetenschapsmens, ook nog een vrouw was. Maar nu zij onder de glazen stolp steeds duidelijk de vormen van een baby herkende, begon zij het wezentje een warm hart toe te dragen, zoals een moeder dat doet voor haar bloedeigen kind. Zij bedacht het met allerhande troetelnaampjes, en sprak het zienderogen leven in: na ongeveer drie maanden, begon Max kleine bewegingetjes te maken, telkens reagerend op het geluid van Clara's stem.
Dat Max nooit een volwaardig menselijk wezen zou worden, was voor de kring van de negen geleerden duidelijk: het wezen voedde zich met alleen maar water en kunstmatige meststoffen, waaraan allerlei mineralen en vitamines moesten toegevoegd worden, zoals voorgeschreven in het plan dat men van bij het begin gevolgd had, en dat opgesteld was door de centrale commissie. Omtrent het hele project, tastte men zelf in het duister, omdat ook de resultaten van de andere deelprojecten niet vrijgegeven werden. En meer nog dan het Project Jota, was het Centraal Project voor hen een raadsel aan 't worden.
6.
Max zou nooit een volwaardig menselijk wezen worden, maar toch zou hij op een mens gelijken. Dat werd met de dag duidelijker voor de onderzoekers. Haast dagelijks kwamen ze nu allen samen in het huis van professor Wilders, om behalve over de wetenschappelijke kant van de zaak, ook na te denken over de mogelijke gevolgen van wat ze aan het doen waren. Alle negen begaven ze zich in de kelder bij de stolp, en keken toe, hoe zich aan de groen oplichtende foetus kleine armpjes en beentjes ontwikkelden, en hoe het wezentje nu en dan spartelde en kleine geluidjes maakte. Hoe griezelig die misschien voor een buitenstaander zou geweest zijn, Clara werd door het aanzicht helemaal vertederd, alsof zij de moeder zelf was. En toen het team zich daarna naar de woonkamer van de professor begaf, werd er, soms tot diep in de nacht, gediscussiëerd over de eigenaardigheid van het hele geval. Behalve dan de onverklaarbaarheid van een toevalsgebeurtenis die de aanzet tot een dergelijke groei moest geweest zijn, bleef er het raadsel van de toekomst. De 'baby' ontwikkelde zich niet in een vloeistof, een baarmoederlijk vocht, maar groeide daadwerkelijk als een plantaardig wezen op, als een soort zwam, met aarde en lucht, niettegenstaande het alle menselijke trekken begon te krijgen.
Op een dag was het Clara te veel geworden. Ze zaten zoals gewoonlijk allen in de huiskamer van professor Wilders, en het gesprek was al een hele tijd stilgevallen, toen Clara zei: "Heeft iemand van jullie er al aan gedacht wat we gaan doen als Max nu 'ns uitgroeide tot een volwaardig kind?"
Er kwam geen antwoord op haar vraag. Allen keken ze naar de toppen van hun schoenen. Clara ging verder: "Stel dat hij, of zij, op een dag onder de stolp vandaan wil, stel dat het wil gaan kruipen of lopen, stel dat het leert te spreken, een moeder en een vader zoekt
"
"Clara", viel professer Wilders in: daarover hebben we niet de minste zekerheid. Maar mocht het ooit zo ver komen, dan maken we de hele zaak bekend, dat is toch duidelijk
"
Wilders aarzelde even toen hij zo sprak. Clara zette grote ogen op: "Bekendmaken zeg je? Hoezo, bekendmaken? Aan wie zal je het bekend maken? Aan je opdrachtgevers? Dat gaat niet meer, professor. Je hebt hen belogen, en bovendien kan je ook aan hen niet uitleggen wat er gebeurd is. Het gaat om een onbegrijpelijke grilligheid van de natuur! Aan wie zal je het bekend maken dan? Aan de pers? Zal je de journalisten oprakelen en hen vertellen dat je een schimmel gekweekt hebt en dat daaruit per ongeluk een wezen ontwikkelde dat bij nader toezien een mens bleek te zijn? Maar professor! Hoe kan je zo naïef zijn!"
Clara was gaan roepen, en begon nu haast te snikken. Het was de eerste keer gedurende die hele tijd van jarenlange samenwerking, dat zij op zo'n wijze haar gevoelens toonde. Vroeger was zij streng, gedisciplineerd, koel, ordentelijk, strak. Nu zat ze er bewogen bij, haast onbeheerst. De oude Vondel kwam nu ook overeind. Zijn stem klonk eerder tragisch:
"Ik zie het ook niet meer zitten", zei hij, "niemand is in staat om dit geloofwaardig te achten. Men zal zeggen dat
Neen, ik zie maar één oplossing, ik zie echt maar één oplossing, en dat is: onmiddellijk bekend maken
nu! Nu het nog in volle ontwikkeling is
"
"Geen sprake van!", klonk heftig de stem van Wilders: "Als we dat doen, gaat alles in het honderd lopen!"
Vondel keek op, hief zijn wenkbrauwen en zei: "Heb je dan alternatieven?"
Wilders was zenuwachtig geworden. Hij ging opstaan van zijn stoel, en liep ijsberend in de kamer rond, met de ene hand aan z'n hoofd wrijvend, en met de andere gebaren makend in de lucht, terwijl hij sprak: "Desnoods neem ik het kind voor mijn rekening", zei hij, "maar er moeten andere oplossingen bestaan! Problemen zijn er om opgelost te worden! Steeds heb ik aan problemen het hoofd kunnen bieden, en ik ben niet van plan om dit principe zomaar te laten varen! Als het moet, ga ik tot het einde door, helemaal alleen!"
Het was weer een poosje stil geworden. Edward Koch verhief nu zijn stem: "Laten we gewoon de mogelijkheden nog 'ns op een rijtje zetten", zei hij rustig: "Ofwel blijft ons wezen in leven, ofwel sterft het af
"
"Ofwel doden we het", voegde Westerlinck er aan toe in een ogenblik van onbezonnenheid.
Wilders keek hem streng, verwijtend en met angstige ogen aan: "Dat wezen zal niet gedood worden!", riep hij: "Of het nu een mens wordt of een plant, om het even: het leven is heilig!" Hij liet zich terug in zijn stoel zakken, geschokt als hij was, en meende plotseling de aanwezigheid van de grote vrouw uit zijn nachtmerrie naast zich te voelen. Maar het was inbeelding. Wilders geraakte stilaan overspannen.
"Goed", ging Edward Koch verder. Zijn stem klonk nog altijd heel rustig. Als hij sprak, leek hij wel een computer te zijn; hij sprak altijd rustig, eentonig, bedaard en haast gevoelloos, net een rekenmachine. Maar Koch wàs niet gevoelloos. Hij wilde alleen maar helpen.
"Twee mogelijkheden dus: het wezen blijft in leven of het sterft. Als het sterft, is het probleem onbestaand geworden. Als het in leven blijft, zijn er weer meerdere mogelijkheden
"
"En dat zijn?", viel de oudste van de Nervicks hem in de rede.
Koch haalde zijn schouders even op en ging weifelend door: "Dat weet niemand, natuurlijk. Maar ik denk dat de kans gering is, dat ons wezen werkelijk een mens wordt, ononderscheidelijk van de mensenkinderen
"
"Dat is jouw gissing!", riep Clara.
"Gissing? Ik noem het een ultieme mogelijkheid, een kleine kans
"
"En als dit gebeurt? Stel dat ons wezen niet een mens wordt, maar iets dat op een mens gelijkt, een soort dier bijvoorbeeld?" zei Clara.
Vanaf die dag, waren deze soort van gesprekken schering en inslag in het huis van professor Wilders. Het raadsel liet geen van allen los. Het was alsof ze zich schuldig voelden aan een misdaad. Nu eens dachten ze dat het om een onoverkomelijke ramp ging, en dan weer meenden ze met een wetenschappelijke vondst te maken te hebben. Nu eens werd het 'monster' dood gewenst, en dan weer hoopte men het beste voor de 'baby'. Er werd gepraat over een toekomstige legitimatie, over een opvoeding, over plastische chirurgie, over roem en over schande. Maar woorden mochten niet baten. Het werk ging verder zijn gang, en er was niemand die er aan dacht om het op te geven, hoe fataal het ook kon aflopen. En het wezentje onder de stolp, alsof het door hun kopzorgen aangemoedigd werd, ontwikkelde zich langzaam maar steevast verder, geborgen in het stille labo, in de kelder van professor Wilders' huis.
7.
Toen er weer vijfenzeventig dagen verlopen waren, kwam een man van het Centraal Project bij het team in het labo aankloppen, om de bevindingen te innen in verband met de ontwikkeling van de schimmel van het AEZ-14-type, die ze, zoals hem gezegd was, wegens een fout herhaald hadden. De heer maakte zich bekend als Stephen Daro, en hij verwonderde zich erover, slechts vier laboranten aan het werk te zien: van Dale, Westerlink, en de gebroeders Nervick. De heer Daro, die beroepshalve van geen kleintje vervaard was, had vriendelijk eerst Westerlink, en vervolgens van Dale, en dan ook nog de twee Nervicks elk apart bij zich geroepen om hen te informeren naar de afwezigen. De strengheid die deze studies vereisten, duldde immers niet de minste onregelmatigheid, zelfs niet vanwege volwassenen die al heel wat bewezen hadden in hun loopbaan. Het viertal was vervolgens helemaal in de war geraakt, nadat Stephen Daro van het Centraal project hen terug verlaten had, toen ze vaststelden dat elk van hen, hem een ander antwoord had gegeven op de onverwachte vraag. Van Dale had de afwezigheden verklaard door het verzinsel dat Wilders, Clara, Borgers en Koch griep gekregen hadden. Westerlink had hem verteld dat hij helemaal niet wist waar de anderen waren. De jongste van de Nervicks had een vergezocht verhaaltje opgedist en de oudste Nervick had verteld dat het viertal dringend opgeroepen was, waarschijnlijk naar een zusterafdeling van de universiteit.
Professor Wilders, die door zijn drukke en overspannen werkzaamheden helemaal vergeten was dat de tweede cyclus van vijfenzeventig dagen versteken was, verwachtte niet het bezoek van deze hooggeplaatste vertegenwoordiger van het Centraal Project. Hij was in zijn kelderlabo bezig met het voeren van de foetus, toen er aangebeld werd. Hij liep de trappen op, en opende de deur. Voor hem, stond een man, met een grote hond aan een leiband. De man moest moeite doen, om de hond tot bedaren te brengen, want deze trok en sleurde zodanig aan de riem, dat hij zich haast verhing.
"Dag professor", zei de man kalm: "Mijn naam is Stephen Daro. Ik kom vanwege het Centraal Project. Staat u mij toe?" Wilders stond sprakeloos te kijken. Ontegenhoudelijk trok de hond, merkbaar een soort speurhond, de man doorheen de gang van het huis voort, recht naar de kelderdeur, de trappen naar beneden. Nog steeds sprakeloos, liep Wilders hem na, stotterend en er een onbegrijpelijke taal uitkramend die op een excuus geleek.
"Hoeveel hebben jullie er zo al vervaardigd?", riep hij streng en bedreigend. Zijn stem echode in de kelderruimte en de vier anderen waren opgeschrikt achteruit gedeinsd, zonder een woord te zeggen.
"U begrijpt het niet, mijnheer Daro", zei Wilders vertwijfeld, maar eigenlijk vroeg hij zich af waarom de man van het Centraal Project niet verwonderd was over het resultaat. Zag hij dan niet dat de schimmel een foetus, haast een kind geworden was!?
"Wel?", sprak de indringer afwachtend, alsof hij het tegen een stel veroordeelden had: "Hoeveel hebben jullie er al?"
"Het is een kind geworden
", aarzelde Clara, terwijl ze naar de stolp wees, waar het wezentje nu weer enkele kleine bewegingetjes maakte, alsof het werd opgeschrikt door de plotselinge rustvertoorder. Ze begon te huilen, ging naar de vreemde toe, en herhaalde: "Zie je het dan niet! Kijk toch! Het is een mens geworden! Het is niet een schimmel! Kijk toch!"
Professor Wilders was naar Clara toe gegaan, en hield haar in zijn armen, terwijl zij uithuilde, en hij sprak tot de man, nu zelfzeker, vastberaden en zonder twijfels in zijn stem: "Mijnheer Daro, waarom hebt u ons hierover niet verteld? U wist het, nietwaar? U wist het, dat AEZ-14-schimmels aldus konden ontwikkelen? U hebt ons hieromtrent in het ongewisse gelaten. Waarom?"
"Hebben jullie er nog?" Zijn stem trilde. Dat scheen het enige te zijn waarvoor hij zich interesseerde. Waarom wilde hij het weten? Wilders dacht na, en ging dan pal voor Stephen Daro staan. Hij keek hem aan met brandende ogen, en zei:
"Het Centraal Project, hè? Jullie doen het op grote schaal, nietwaar? Wat gebeurt er met deze wezens?"
Er was een lang moment van stilte ingetreden. Plotseling begon zich in de stolp een eigenaardig geluid te ontwikkelen. Het geleek op een geschrei. Het geschrei van een boreling. Clara begon te gillen, en Edward Koch bracht haar weer tot stilte. Zij wendde het hoofd af, terwijl de anderen gespannen toekeken. Ze stonden er allen bewegingsloos, ademloos bij. Het geschrei, of althans het geluid dat daarop geleek, was duidelijker geworden. De bewegingen van het wezentje waren heftiger geworden. Zelfs de hond van de heer Daro had nu opgehouden met aan de riem te trekken, en hij keek verslagen toe. Maar behalve het schreeuwen en het spartelen, gebeurde er nog iets. Het wezentje, dat helemaal groen geweest was tot op dat ogenblik, scheen zich plotseling als van een korst te ontdoen. Het ontmantelde zich, of het vervelde, zoals een reptiel vervelt als de tijd daartoe gekomen is. Men kon zien, hoe stukjes van de groene schubben om het lichaam stelselmatig naar beneden vielen op de bodem van de stolp, en hoe daaronder een huid zichtbaar werd, die dezelfde huid was als deze van een mens. Het proces voltrok zich traag, maar gestadig.
Het zweet liep hen van de spanning allen van het aangezicht. Alleen de heer met de hond bleef kalm. Clara had haar ogen ook op het tafereel gericht, en tranen rolden over haar wangen van ontroering. Ze zag de heer Daro aan, en merkte dat er een gruwelijke blik van voldoenig in diens ogen lag. Er was geen verbazing op zijn gelaat, alleen een uitdrukking die doet denken aan iemand die de trekking van een loterij volgt met goede hoop op winst. Zij vroeg zich af wat er dan gebeurde, achter die schermen waarachter zij niet kon kijken. Achter die schermen waar noch zijzelf, noch iemand van haar collega's de toegang toe had, en waarachter alleen mensen zoals de vreemde heer met de hond konden kijken. Maakte hij deel uit van het Centraal Project, of belichaamde hij het? Werkte hij op grote schaal? Hadden Clara en de anderen weet gekregen van het experiment omdat het om een flater van het Centraal Project ging? En wat gebeurde er met de wezens die ze aldus fokten?
"Hebben jullie er nog?", vroeg de man met de hond, terwijl hij bleef toekijken naar de 'geboorte' in de stolp.
Wilders aarzelde even, en antwoordde dan verslagen: "Dat is de enige
"
"Het heeft geen zin dat ik jullie hierover iets vertel", zei de heer Daro dan kalm, "maar aangezien jullie het morgen toch zullen vergeten zijn, vergenoeg ik mij er een ogenblik in, jullie nieuwsgierigheid te bevredigen
"
De baby was nu helemaal uit zijn korst gekomen, en begon nu een luid geschrei. Clara lachte schreiend mee, alsof ze haar eigen kind zag geboren worden.
"Haal het uit de stolp", beval de man haar. Ze aarzelde niet, en opende de stolp. Ze werd hierbij geholpen door Wilders en Koch, die er al even vertederd bij stonden. Clara nam het kind, dat sprekend een mensenkind was, in haar armen, en sprak het als een jonge moeder in een kraamkliniek zoete woordjes toe. Ze drukte het tegen haar borst en aaide het, en het wezentje lachte haar vriendelijk toe, en opende al zijn oogjes.
"Volg mij allen", zei de man met de hond: "er wacht een wagen buiten. Neem het ding mee.", en hij begaf zich al in de richting van de trap om naar boven te gaan.
"Waar brengt u ons heen?", riep professor Wilders onbeheerst en schrikkerig.
De man draaide zich om: "Jullie hoeven niets te vrezen", zei hij kalm: "Ik breng jullie naar een andere afdeling van het Centraal Project. Jullie mogen zien wat er gebeurt. Daarna zal men jullie een spuitje toedienen. Jullie zullen slapen. Bij het wakker worden zal geen van jullie zich nog iets herinneren over de schimmels. Heus, er gebeurt niets. Er wordt jullie geen kwaad gedaan
"
Tijdens de rit voelden allen zich weerloos, als krijgsgevangenen. Wilders wist dat het geen zin had om te protesteren. Clara verloor zich in de aanwezigheid van het kind. Borgers en Koch zaten zielloos voor zich uit te staren naar de weg. De oude Vondel schuddebolde, alsof hij zich niet kon realiseren wat er werkelijk aan het gebeuren was. Elke weerstand ontbrak hen. Ook de anderen die nog in het labo gebleven waren, zouden weggebracht worden. Ook zij zouden vermoedens gaan koesteren zijn, en misschien zouden ze elkaar nog terugzien vooraleer ze het spuitje toegediend kregen. Hoe was dit allemaal mogelijk? En gebeurde dit in 's hemels naam echt? Vondel sloeg zichzelf met de hand in het gezicht, om te voelen hoe echt het was. Het was geen droom. Hij wreef over zijn pijnlijke wang. De anderen besteedden er niet eens aandacht aan. Er heerste verslagenheid onder hen.
8.
De wagen was een garagepoort ingereden en belandde dan op een grote binnenkoer die helemaal ommuurd was met hoge gevels van gebouwen met wel vijftien verdiepingen en daarin vele kleine raampjes. Nergens was er een uithangbord "Centraal Project" of iets degelijks waar te nemen. Het ging om dingen die zich heimelijk afspeelden en waarvan niemand, behalve dan de heren van het Centraal Project zelf, weet hadden.
De wagen hield halt bij een wijd openstaande deur, beneden aan een gevel, en er daagden zes mannen op met een geweer, schietensklaar. De man met de hond liet de hond vrij, en één van de zes bracht het dier weg, terwijl hij het schouderklopjes toediende. Stephen Daro beval allen uit te stappen en hem te volgen.
"Ik raad jullie aan een volstrekte stilte te bewaren", zei hij.
Ze liepen achter Daro aan, doorheen menigvuldige gangen, gevolgd door de mannen met de geweren. Clara had de schutters aandachtig geobserveerd, en zij had gezien dat elk van hen eenzelfde zielloze uitdrukking in de ogen had. Het was alsof de mannen blind waren, en doofstom, maar toch konden ze zien en horen. Ze hanteerden geweren en volgden de bevelen van Daro op. En terwijl ze zo door de gangen liepen, was er een van de zes die plotseling neerviel. Daro hoorde het, hield halt, en ging naar de man toe.
"Onbruikbaar", prevelde hij, waarop hij een pistool te voorschijn haalde, het op de man richtte, en vuurde. De gil van Clara galmde door de gangen. Wilders hield zijn hand voor haar mond en bracht haar tot zwijgen. Hij zag hoe er uit de wonde van het slachtoffer een groene, etterige brei liep.
"Opruimen!", riep Daro tot een van de mannen, en terwijl de man het slachtoffer opruimde, vervolgde hij zijn weg, en beval hij ook de anderen hem te volgen.
"Je hebt iemand vermoord!", riep Clara luidkeels: "Hij heeft een mens vermoord!", en zij schreeuwde weer.
Daro hielt halt, draaide zich naar haar toe, en zei: "Mevrouw, dat was geen mens, dat was een schimmel! Wilt u uw kalmte nog eventjes bewaren!"
9.
Clara ontwaakte als eerste. Ze was moe en duizelig. Ze zag dat ze op een bed lag, in een grote, hel verlichte ruimte. Links en rechts van haar, waren nog een aantal bedden, waarop de medewerkers van het team lagen. Ze waren duidelijk nog verzonken in een diepe slaap. Clara bleef nog een tijdje onbeweeglijk liggen, alsof ze zelf nog sliep, en bespiedde de hele ruimte.
Er was niemand anders aanwezig, behalve de leden van het team. Clara ging op de rand van het bed zitten. Ze voelde zich, alsof ze duizend jaar geslapen had. Hoe komen ik en de anderen hier terecht? Wat is er gebeurd? Hoe laat is het? Hoe lang hebben we hier gelegen? Zijn we in een hospitaal? Ze vroeg het zich allemaal vagelijk af. Dan riep ze zachtjes de naam van professor Wilders, en die van Borgers, de Nervicks, en al de anderen. Er kwam wat beweging in de slapenden en ze werden allen langzaam wakker. Wilders rekte zich en gaapte, en draaide zich dan nog even op zijn andere zij, alsof hij thuis in bed lag en helemaal niets gemerkt had van de vreemde omgeving. De gebroeders Nervick gingen luidop dromen, met onverstaanbare woorden. Edwars Koch had zijn ogen geopend, keek even rond zich naar de anderen, en zei dan halfluid: "Verdorie! Wat is er met ons gebeurd!?", waarna hij zijn blik dromerig tegen het plafond kleefde, terwijl de versteltenis in hem begon te groeien.
De oude grijze Vondel lag nog steeds onbeweeglijk op het bed. Westerlink was op de rand van zijn bed gaan zitten en hield het hoofd in de handen, terwijl hij over zijn ogen wreef. Van Dale en Borgers draaiden zich even om, en sliepen dan voort. Dan sprong Wilders plots rechtop, keek verdwaasd rond, en begon de anderen wakker te roepen.
Allen waren ze op de rand van hun bed gaan zitten, en Wilders liep zenuwachtig de kamer door, toen plotseling een man in witte kledij en met een sthetoscoop em de nek, binnentrad. Er was een korte stilte.
"Waar zijn we? Wat doen we hier?", riep Wilders, terwijl hij naar de man toe ging.
"Blijf kalm, blijf kalm!", maande de dokter hen aan, terwijl hij rustige bewegingen maakte met zijn ene arm: "Jullie zijn in het stedelijk hospitaal. Er is geen gevaar. Jullie mogen meteen weer vertrekken."
"Wat is er dan gebeurd?", riep Wilders, nog steeds niet op z'n gemak. De Nervicks die naar het grote raam gewandeld waren, en de tuin van het hospitaal herkend hadden, keken nu op, toen de arts verder ging:
"Er is een lek in de gastank van het labo waar jullie aan het werk waren, opgetreden", zei hij: "We hebben jullie onderzocht, nadat jullie binnen gebracht werden, maar niemand loopt gevaar. Geloof me gerust: er is alleen een narcotische werking ingetreden. Jullie zullen jullie nog een paar dagen suf voelen, maar dat betert wel. Jullie mogen gaan, en kunnen meteen weer aan het werk. Ik moet alleen je bloeddruk nog 'ns testen. Die kan wat onder het peil gezakt zijn, maar dat is niet erg. Dat is zeer tijdelijk
"
Terwijl de arts het rijtje af ging met zijn bloeddrukmeter, trachtten allen zich het incident te herinneren. Clara was diep geschrokken. Wilders vroeg zich af of er dan een gastank in het labo gestaan had. Niemand kon zich noch het voorval, noch de gastank herinneren. Er moest toch iemand eerst flauw gevallen zijn, en de anderen zouden zich toch herinnerd hebben dat er iemand viel? En wie had de alarmknop ingedrukt? Wie had hen gevonden? Waarom waren hun aanverwanten niet hier om hen gerust te stellen?
"Heb je onze familie al gerust gesteld?", riep de oudste van de Nervicks. De arts keek op, onderbrak zijn werk even, en zei: "Jullie familie hoeft niet gerust gesteld te worden. Niemand weet er wat van af. Het is beter dat niemand er wat van af weet, begrijp je? Onnodige zorgen zouden het zijn. Onnodige zorgen berokkenen heel wat schade; dat zouden jullie moeten weten. Het is pas deze ochtend gebeurd, zie je, en nu is het vijf uur. Als jullie wat later thuis komen, kunnen jullie zeggen dat je wat hebt moeten overwerken
Komaan, we hebben jullie wagens hierheen laten brengen. Ze staan voor het gebouw."
10.
De volgende dag, waren allen weer aan het werk in het labo. In afwachting van een nieuwe opdracht, werden alle tuigen nagekeken, en werd er nog wat geschaafd aan de opleiding van de jongste elementen. Toen het tien uur sloeg op de antieke hangklok, was er koffiepause. Edward wenkte professor Wilders bij zich. De professor zag er zeer vermoeid uit.
"Professor", sprak Edward ietwat aarzelend, "het vorige experiment
"
"O", zei Wilders, terwijl hij melk in hun beider koffie goot, "daar herinner ik me niets meer van
die verdomde gaslek
"
"Professor", zei Edward weer, alsof hij een poging deed om hem wakker te schudden: "Ik weet het
"
Wilders keek Edward even ongelovig aan, en zei toonloos: "Nou, en dan?"
"Ik heb geen spuitje gehad, professor ", zei hij: "Ik ben er onderuit geglipt
ik
"
Welk spuitje?", vroeg Wilders hem bezorgd en argwanend, en hij keek Edward vaderlijk en tegelijk verschrikt aan.
"Dat van die gaslek is larie!", zei Edward: "Niemand weet het, maar toen men ons kwam halen, heb ik gedacht dat het wel 'ns verkeerd kon aflopen. Mijn tweelingbroer kwam net mijn boterhammen brengen, en hij is meegegaan en heeft een spuit gehad.."
Wilders fronste z'n wenkbrauwen: "Daro, zeg je? Wie is dat in 's hemels naam? Je bent wat overspannen, Edward! Neem enkele dagen vakantie, het zal je goed doen!"
"Maar professor
ik zweer het! Herinner je je dan niets van het project jota? De AEZ-14-schimmel? Die schimmel waaruit zich een baby ontwikkelde? Vraag het aan Clara!"
Clara kwam naar hen toe. Wilders keek haar zwijgend aan. Edward stotterde, als hij het verhaal helemaal van voor of aan weer vertelde. Toen hij zijn verhaal beëindigd had, was er een stilte. Niemand van de anderen die zich rond de tafel geschaard hadden, durfde iets te zeggen. Edward voelde dat men hem onmogelijk kon geloven. In vertwijfeling en sloeg z'n handen rond z'n hoofd en snikte. Het leek er wel op alsof hij elk ogenblik een zenuwinzinking had kunnen krijgen.
Enkele ogenblikken later, stopte er een ziekenwagen beneden aan de gevel van het labo. Twee mannen in witte kledij brachten Edward weg. Een arts kwam naar professor Wilders toe en vroeg hem wat er gebeurd was.
"Hij is overspannen, meer niet", zei Wilders moedeloos: "Geef hem een vergeetspuitje en wat kalmeermiddelen, en stop hem enkele dagen onder de dekens. Ik geloof dat we zoiets vroeger nog meegemaakt hebben
"
De arts knikte en verliet het gebouw. Het was weer stil geworden. Wilders herademde.
"Kom", zei hij, "laten we aan de slag gaan. We hebben de komende weken heel wat werk te verzetten
", en hij haalde een doosje uit een pakje, maakte het open, en haalde er een soort mos uit tevoorschijn. Ze keken allen leergierig toe, alsof ze dit nooit voordien gezien hadden. Professor Wilders legde hen uit dat het een schimmel was. Een X-2-schimmel. Het team had de opdracht gekregen om de ontwikkeling van de schimmel na te gaan, gedurende de eerstkomende twaalf weken. Iedereen zou een eigen taak toegemeten krijgen. Wilders vertelde er bij, dat het om een zeer belangrijk onderzoek ging, om een deelproject eigenlijk, waarvan niemand gegevens mocht vrijgeven. Alles moest strikt geheim blijven. Bij het aanhoren van die woorden, ontwaakte er bij het team een unaniem enthousiasme. Iedereen was klaar om aan de slag te gaan. Uit een ander pak, werd een grote glazen stolp te voorschijn gehaald, waarin, zoals Wilders vertelde, de schimmel moest ondergebracht worden. En dan begon hij naarstig de richtlijnen aan elk van hen uit te leggen. Er kwam weer leven in het team. Alleen Clara had heel even de indruk dat ze dit nogmaals meegemaakt had.
"Ik stel voor", zei proessor Wilders tot zijn medewerkers,"dat we dit het Project Jota noemen, teneinde aldus Edward, die wegens oververmoeidheid niet kan meewerken, indachtig te blijven". En in een geest van tevredenheid en samenhorigheid, ging men aan de slag. Niemand van hen realiseerde zich, voor de hoeveelste keer dit nu gebeurde.
* * *
|