Omsk
Van Togenbirger-De Waelekens' Vertelsels (Alle teksten en tekeningen zijn wettelijk beschermd)
Voor meer verhalen: zie het ARCHIEF of de INHOUDSTAFEL. Ofwel klik telkens op de GROENE PIJL die naar LINKS wijst, onderaan de pagina. Copyright: J. Bauwens.
09-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Na de match

Na de match

 

Ik moet wel zeggen dat ik ooit al heb horen spreken over mensen die aan achtervolgingswaanzin lijden, maar tot dusverre was ik er in werkelijkheid nooit mee geconfronteerd geweest. Tot dusverre: totdat ik de heer Pieters ontmoette.

 

Het was een zondagnamiddag, en na de voetbalmatch was ik in een naburige kroeg binnen gegaan om met een biertje nog wat na te genieten van de overwinning van onze ploeg die daar op verplaatsing speelde. Het was zowat half vijf in de namiddag. Ik had mij eerst een krant gekocht en zat die bij het biertje te lezen aan een van de vele leegstaande tafeltjes. Het was een ouderwets cafeetje waar waarschijnlijk af en toe slechts enkele gewoontedrinkers langs komen, en s’avonds misschien ook enkele kaarters. Kortom: het was een van die weinig betekenende kleine kroegen die tegenwoordig aan het uitsterven zijn, en als ik de kroegbaas naar ouderdom schatte, kon ik er mij ook van vergewissen dat bij zijn dood – de man was misschien tachtig – ook dit kroegje zou sluiten. Het zijn zulke kroegjes, waar ik na een voetbalmatch bij voorkeur rustig nog een glas ga drinken met een kraakverse krant.

 

Omdat er op de tafeltjes teveel breekbare kleinoden stonden her en der, had ik mijn krant niet op het tafeltje gelegd, maar hield ik die recht voor mij open. Ik had bijgevolg ook niet gezien dat er recht tegenover mij een heer van middelbare leeftijd had plaats genomen, die mij al een tijd lang moest aangestaard hebben, want toen ik mijn krant terug dichtvouwde, viel mijn blik in de zijne. Ik dronk even van mijn biertje waar het schuim al van verdwenen was, en wachtte eerst een poosje, terwijl ik wat rondkeek naar de andere kleinoden die er aan de muur hingen en op de tafeltjes uitgestald stonden.

 

Ik zag dat de heer die recht tegenover mij was komen zitten mij nog altijd aanstaarde zonder ophouden en dacht bij mezelf dat hij misschien wachtte totdat ik hem zou trakteren. Misschien had de sukkelaar helemaal geen geld meer. Omdat ik niet in de stemming was om ruzie te zoeken of om kwaad te gaan worden en buiten te gaan, bleef ik zittenen vroeg de heer wat hij dronk.

 

“Een watertje voor mij, als u dan toch iets wilt geven”, zegde hij en hij riep naar de man achter de toog: “En breng de man nog een biertje van mij!” Dan grijnslachte hij en zegde:

“Ik ben Pieters, maar waarschijnlijk wist u dat al lang, nietwaar?”

“Neen”, zei ik: “Hoe zou ik dat kunnen weten? Bent u beroemd?”

“Neen, neen, helemaal niet”, zegde Pieters: “Iemand die beroemd is, word meestal met rust gelaten… de kleine man, daar moeten ze het van hebben!”

“Ik begrijp u niet”, zegde ik verontschuldigend.

“Och, ik weet dat u het wel begrijpt”, zegde Pieters: Ik weet zelfs dat u weet dat ik niet Pieters heet, maar Vandekastele!”

 

Ik bedacht mij even en bekeek Vandekastele eens aandachtig gedurende een kort ogenblik en waarschijnlijk had hij mijn bedenkelijke uitdrukking gelezen.

“Och”, zegde hij:”U denkt waarschijnlijk dat ik niet goed wijs ben nietwaar? Omdat ik eerst zeg dat ik Pieters ben en dan plots weer dat ik Vandekastele heet? Is het niet?”

“Tenzij U een grapje maakte, kan ik daar weinig anders uit opmaken”, zegde ik: “maar het kan mij wel weinig schelen hoe u dan heet…”

“Zie je wel”, zegde Pieters of Vandekastele: “je bent echt de leepste die ik ooit tegen kwam! Je blijft de indruk geven dat je helemaal niets weet, en ik moet bekennen: je doet het wel goed!”

 

Ik vestigde mijn aandacht op mijn krant die ik samengevouwd voor mij had liggen op het tafeltje, maar Vandekastele liet mij niet met rust en hij zegde: “Jaja, ze denken dat ze iets gaan loskrijgen als ze de indruk geven ongeïnteresseerd te zijn; maar je moet er niet op rekenen: van mij krijg je helemaal niets los, hoor je!”

 

Het werkte mij al wat op de zenuwen en ik zei: “Meneer Pieters of meneer Vandekastele: hoe je ook heet, laat mij koud maar als je er werkelijk behoefte aan hebt, dan mag je me vertellen wat je te verbergen hebt; heb je daar geen behoefte aan dan vertel je het niet!”

 

Pieters-Vandekastele antwoordde: “Denk je dan werkelijk dat mijn ogen op mijn rug staan, waarde heer? U wilt mij dronken maken om mij aan het vertellen te krijgen. Maar onthou het goed: mij krijg je nooit dronken!”

“Ik zal dat ook niet proberen”, zegde ik: “ik heb daar immers geen geld voor!”

Ik kon mijn lach niet langer bedwingen.

“Doodkalm ben je wel hé? Ze zijn allemaal doodkalm! Maar weten zullen ze het! Wel, waarde heer van de… ik sprak mijn mond haast voorbij… je hebt het verkeerd: ik ben noch Pieters, noch Vandekastele: Mijn naam is Vergaert!” En Vergaert spande zich duidelijk in om triomferend te kijken.

 

Ik zegde niets meer, maar Vergaert praatte verder: “De zaak waarvoor u komt waarde heer, daar heb ik helemaal niets mee te maken! Helemaal niets!”

 

Vergaert excuseerde zich voor een ogenblik en ik maakte, nieuwsgierig geworden, van de gelegenheid gebruik om de kroegbaas even te informeren naar hem.

 

De kroegbaas zette een serieus gezicht op en zegde: “U hebt niet Vergaert voor, meneer; ik mag het u eigenlijk niet zeggen; dat is… professor Duchamp! Ziet u, hij test de reacties bezoekers tegenover ‘paranoïa’-lijders, zo is het, ja: professor Duchamps is een goede vriend van me, maar zeg hem asjeblieft niet dat ik je dit gezegd heb!”

“Wees gerust”, antworodde ik hem, en ik spoedde mij weer naar mijn plaats.

 

Professor Duchamp kwam weer opdagen en ik bekeek hem nu met een ander oog: hij moest inderdaad heel wat intelligenter of wijzer zijn dan hij zich voordeed. Eén ogenblik had ik hem willen zeggen dat ik van de situatie op de hoogte was, maar ik bedacht mij, kwestie van mijn gelofte tegenover de kroegbaas te houden. Dat was tenslotte nog ‘ns een prof die zijn vak op en top wilde leren kennen. Duchamp… Duchamp… ik meende mij zijn naam inderdaad te herinneren, hoewel heel vaag. Tenslotte was ik te triomfantelijk geworden en te nieuwsgierig tegelijk en wilde ik hem toch ongemerkt doorspelen dat ik nu wist wie hij was en ik zegde:

“Kijk, ik weet wie je bent, maar zeg het niet aan de baas dat ik het je zegde… ik interesseer mij wel voor die dingen…laten we misschien elders wat verder praten…”

 

Professor Duchamp zette plots een ernstig gezicht op, stond recht van zijn stoel en verdween. Ik was te laat, want hij was al buiten gegaan, toen ik zag dat hij zijn identiteitskaart laten vallen had uit zijn zak. Ik raapte ze op en gaf ze aan de kroegbaas. Ik kon nog zien dat er op stond:

Frans Michiels – zonder beroep.

De kroegbaas vroeg me dat ik hem zelf zijn identiteitskaart zou dragen en ik spoedde mij naar de deur en riep luid: “Meneer Vergaert!”

 

Hij keerde zich om en toen ik hem zijn identiteitskaart gaf zegde hij: “Oh, zo heb ik er vele; het zijn allemaal valse; u begrijpt het, nietwaar?”

Toch nam hij ze aan en borg ze weg, waarna hij weer snel verdween.

 


08-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op de koffie

Op de koffie

 

Ik had haar gevraagd of ze niet ’ns op de koffie kwam, en op een dag in de zomer scheen de zon en was het windstil en zat ik alleen aan een tuintafeltje naar de vogels te luisteren achter het huis, toen zij plots opdook aan de gevel in een speelse gele jurk en met een frisse  jonge glimlach.

 

Ik was gaan opstaan toen zij naderbij kwam en voelde hoe mijn lach zich spande gelijk ik haar zo zag en nadat we wat gebabbeld hadden om elkaars aanwezigheid ook te kunnen horen, gingen we zitten bij elkaar en was ik intens blij omdat ik zag dat haar lach ook in haar blik lag een geen stofje hem vervuilde.

 

Er was geen koffie, maar wel thee. Ik ging hem halen – zij dronk mee – en een zee van suiker en citroen omhelsde ons, wijl we onze glimlach lieten dwalen in het zonbeschenen doen van alle kleine dingen. Dan diste zij wat swingende verhalen op die zij had meegebracht en die mij tussen het kraken van de koekjes in haar witte tanden naar de blanke randen van ’t geluk deden lanken.

 

Een uur verstreek, ik maakte nieuwe thee, zij bleek zich in mijn tuin onder de lommerkruinen van de vruchtenbomen wel weer zestien te voelen. Uit het tuitje van de theekan lieten wij het bruine hete vocht in verse kopjes stroelen en roerden  stapels suikerklontjes aan diggelen, terwijl zij ’t niet kon laten alsmaar door te praten .

 

De dag verstreek, zonk neer, en ’t avondrood gaf alle helle kleuren bloot aan onze blik en schilderde een reuzeschilderij achter de boomgaardbomen. De dromen die dan ver in de met rozenkleuren overgoten wolkenbeelden speelden, schiepen een uitsponnen heimwee ragfijn door de avondlucht. En met een zucht bedacht ik haar op koele wijn die ‘k zelf gebrouwd had uit frambozen. Na één kristallen glas was zij gaan blozen en met het komen van de blos liet zij haar dromen wijlen in het bos van nachtelijke bomen, los en prachtig als machtige stromen.

 

Een kille avondlate bries blies ’t laatste licht weg uit de luchten van de tuin en nachtgeruchten kuchten in het verre donker. Sterren pronkten glazig op de wazig geworden kopjes en ’t kristal op de verlaten tafel die tot een spook’rig beeld getoverd als op de bodem van een dieper water rustte. Wij tweeën blusten nu het oervuur dat de schone aarde al van bij het jongste uur in elke zomeravondschemering voor al haar schepselen vergaarde.


07-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NA AL DIE JAREN

NA AL DIE JAREN

 

Ik weet dat niemand mij geloven zal, maar wat ik zeg is de waarheid en niets dan de waarheid.

Ik heb, op een van mijn lange en eenzame tochten doorheen de wind en de uitgestrekte kouters, een boom gezien, die ik herkende als uit een droom, waar hij mij had toegesproken. Zijn takken, die ooit vrachten bladeren droegen, waren nu naakt, dun en dor gelijk de armen van een uitgehongerde schooier. En zijn stem, die uit het ritselen van zijn bladeren klonk, toen ik droomde, was helemaal weg. De wind gierde nog door zijn takken als over een galgenveld als om hem te bewenen, maar woorden waren er niet meer: alleen ijzige gillen. En toen ik ietwat verderop was gegaan en de plaats waar de boom stond verlaten had, stak plots een hevig onweer op met regengutsen en bliksemschichten en donderslagen, en zag ik, terwijl ik huiswaarts lopend nogmaals omkeek, hoe de boom doormidden gekliefd werd en opbrandde in kille vlammen. En toen ik, druipnat thuisgekomen, dit alles aan mijn vrouw vertelde, als om mij van mijn verschrikking te ontdoen, las ik de angst in haar ogen die wijd open stonden toen. Sprakeloos elkaar aanstarend, zag ik voor het eerst dat het geprevel van haar stem klankloos was en dat zij oud geworden was na al die jaren van vruchtbaarheid en kinderen baren die als dromen al buiten het zicht vervlogen waren.

Voor het eerst in mijn leven klonk het ratelen van de regen tegen de glazen in de ramen akelig, alsof het ons bezwoer met onafwendbare plagen die door de wachtende magere jaren geschragen werden. Onmerkbaar ouder geworden na al die jaren, had plots een kilte ons omgeven en op de veel te grote kamers van het huis waar eens een zon scheen, nu beslag gelegd, in afwachting van niemand minder dan de dood, die er al was, maar die met zelfvertrouwen onvermoeibaar wachtte op een ogenblik van onaandachtigheid om dan zonder aan te kloppen binnen te komen in het huis dat al het zijne was.

 

Wij waren al vergeten wie wij waren, na al die jaren van dagenvol zorgen voor de morgen van de leegheid die er nu was. En een nieuwe schaamte , als een bode van het onafwendbaar einde, had onze naaktheid al vele dagen weggeborgen onder een mantel van af en toe stilte en zinloze vragen. Haar ooit zo aanlokkelijk gelaat was weggekwijnd als een uitgeregend masker waarachter als een verschrikt dier een perplex wezen dat ik nooit voordien gezien had, mij nu even aankeek, af en toe, alsof ook zij het had gemerkt dat wij elkaar niet meer herkenden. Met elke blik die zij mij gaf, vroeg zij zich af, of ik het was van wie ze steeds gehouden had; of haar kinderen ook die van mij waren en of de oude dingen die het huis voor haar tot leven wekten, dezelfde waren als deze waaraan mijn herinneringen kleefden.

 

“Het is voorbij”, prevelde ze angstig, terwijl ze door de ruiten keek, maar ik had er het raden naar wat zij bedoelde, want het had ook opgehouden met regenen.

In die dubbelzinnigheid waarnaar ik nooit te vragen durfde, herkende ik haar weer.


05-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE MOL

DE  MOL

 

“Hij heeft één ding nagelaten”, zei ze ijverig.

Haar oude stem was in volmaakte harmonie met het stoffige interieur waarin zij zich tussen de vele sierstukjes en kleinoden een weg beende naar het muurkastje, waaruit ze een bruin gepolijst en op een welgevormde kei gelijkend voorwerp, niet groter dan een vuist, te voorschijn haalde. Ze reikte het me aan met glinsterende blikken en wachtte op mijn reactie.

Ik nam het onhandig maar voorzichtig vast, betastte en bekeek het en merkte dat het inderdaad van steen was, hol van binnen en met gaatjes waarbij in het goud geschilderde cijfers getekend waren.

“Dat is zijn mol”, zei ze: “Hij kan geen noten lezen, maar daar kon hij de prachtigste melodieën uit te voorschijn toveren…”

Het was dus een muziekinstrument. Ik had het nooit gezien. Het geleek wel op een mol van vorm en grootte. Het was als een reusachtig bruin ei met een stomppuntige uitloper en nog een tweede uitloper met een gaatje erin.

Ik bekeek het aandachtig en ze zei:

“Jij kent noten, niet? Je mag hem hebben. Maar speel er thuis op, want ik wil niet weer herinnerd worden aan die tijd dat hij naast mij zat voor de gevel van het huis terwijl we in de avondbomen keken en dat hij op zijn mol floot… Heel wat mensen kwamen luisteren… Neen, dat is voorbij, dat komt niet meer terug. Maar speel er thuis op… hier…”, en ze bood mij ook het doosje aan en wachtte dan totdat ik wegging.

 

Toen ik thuis gekomen was, blies ik in het mondstuk van de mol. Er kwam een hese fluittoon door die sterk geleek op het fluiten van kokend water en een moor. Ik trachtte mijn vingers op de gaatjes te plaatsen, en deed mijn best om, net zoals je dat met een blokfluit doet, enige melodie uit te krijgen. Maar hoezeer ik ook probeerde: het bleek vergeefse moeite: alleen die schrille fluittoon klonk nu en dan eens tussen het ingespannen blazen op.

Ik stak de mol terug in het doosje, en legde hem in een muurkastje.

 

Het was vele jaren later, op een winterse dag, dat mij haar doodsbericht bereikte. Ik ging de begrafenisplechtigheid bijwonen en volgde de stoet naar het kerkhof. Ze werd begraven naast hem. Ik was nog een poosje blijven wandelen tussen de zerken, nadat de familie zich naar de eettafel had begeven.

Het was guur weer. Dikke wolkenvachten trokken over de levenden en over de doden heen, onverwijld als haastige monsters. Er sloeg een koude druil tegen de aarde en in de verte dwaalden mistbanken voorbij die de einder van de tijd verborgen. En toen ik wilde weggaan, kwam mij nog, als ware het een laatste groet, het schrille fluiten van de winterwind tussen de stenen zerken tegemoet gewaaid. En ik dacht aan de mol, en aan het leven onder de aarde.


04-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Letters

LETTERS

Hij was een niet erkende schrijver van onbenullige teksten die nooit verschenen en het was duidelijk dat hij haar wilde imponeren. Ze zaten naast elkaar en hij had een lange tijd gezwegen nadat hij haar zijn diep verdriet had kenbaar gemaakt in een lange redevoering, waarop zij alleen maar toonloos reageerde met af en toe een knikje en een gespannen glimlach, alsof ze schrik had van hem. En toen hij lange tijd gezwegen had, verzonken in zichzelf of in een soort verdwazing die door overmatig bierverbruik wordt in de hand gewerkt, keerde hij zich weer tot haar en wachtte totdat ook zij naar hem keek en zei dan:

“Weet je wat ik zie als ik gedronken heb?”

Ze schudde braafjes met het hoofd en met nog steeds dezelfde helemaal ontzielde glimlach en dan zei hij: “Letters! Allemaal letters! Honderden en nog 'ns honderden letters.” En nadat hij enkele bewegingen had gemaakt met zijn armen, wijd rond zich, alsof hij al in de letters al aan het verdrinken was, zei hij, met op zijn gelaat de uitdrukking van een doodvrezende: “Ze komen uit mijn oren en ze vallen rinkelend tegen mijn glas en in mijn bier en naast mijn voeten op de stenen neer! Ze kruipen uit mijn neus gelijk een bende mieren die een nest gaan bouwen in mijn kop! Tussen mijn vingers vallen ze en ze kruipen onder mijn mouwen en lopen zo mijn armen op om onder mijn oksels te nestelen: Aas, sees, dees, ees, effen, gees... grote letters en kleine letters, dikke en dunne, stekelige en natte, letters die bijten en letters die netelen... ze kruipen in mijn haar, honderden letters, gelijk luizen, en ze leggen eieren, waaruit weer nieuwe letters komen. Ze vallen over mijn nek, over mijn rug en in mijn broek: honderden letters!”

Ze knikte meevoelend, met een blijk van medelijden op haar gezicht dat zocht naar wat hij zeggen wilde en dat bereidt was om aan het lachen te gaan als hij dat wenste.

“ En weet je wat ik dan doe?”

Zijn ogen waren wijd, als hij het zich afvroeg. Ze schudde even het hoofd, nog steeds flauw glimlachend, en hij zei, nu weer de wenkbrauwen fronsend, verzwolgen door een onverbrekelijke ernst:

“Dan ga ik aan het schrijven!”

Zijn stem klonk diep, maar ze had hem duidelijk niet verstaan en vroeg hem flauwtjes:

“Hoe zegt u? Zei u schreien? Ik heb het niet verstaan...de muziek staat nogal luid...”

Zelfingenomen als hij was, had hij haar evenmin verstaan, en hij zei dan triomferend:

“Inderdaad ik ben een schrijver!”

Terwijl hij even zijn hoofd op zijn handen liet rustend die voor hem op de toog lagen, ging zij voorzichtig opstaan, nam haar jas mee, en spoedde zich naar buiten. Toen hij opkeek, was ze weg.

Een ander meisje kwam bij hem zitten met een bewonderende glimlach en het was duidelijk aan hem te zien dat hij een inspanning deed om een nieuwe leugen te bedenken. Maar dat lukte niet want de letters wemelden chaotisch door zijn zatte kop.

(J.B., mei 1983) (Dactylografie: M.-L. M.)



Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De geleerde

De geleerde

Hij is een geleerde en vraagt zich af, hoe het allemaal kan en samenhangt. Hij leeft met woorden en structuren, verwijlt dagelijks twintig uren in de letters van de boeken. Alle hoeken van zijn huis staan vol. Lol maakt hij niet, lach is hem vreemd, en dag en nacht zijn eender.

Hij is een geleerde: daarom is hij blind: hij vindt je een ding dat moet worden ontcijferd. Hij meet en telt en zweet totdat de slaap opwelt en weet zich gekweld door elke leemte; de vreemde held.

Hij is een geleerde: hij zoekt en legt uit, maar zijn monsterhoofd belooft geen betere tijden: alleen het lijden en het zelfkastijden zijn z'n buit.

Hij was een geleerde en het lot zat hem scheef: zijn hers'nen verstrikten zich in een bloeding. Men vond hem bedolven, onder de golven van papier en hier op het bed in de intensive care van de kliniek, verlamd en doodziek, is hij een ding dat moet worden ontcijferd.

(J.B., mei 1983)(Dactylografie: M.-L. M.)



Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De schim

De Schim



Toen hij die avond bij me langs kwam, was heel de uitdrukking op zijn gelaat afschuwelijk vertekend door een innerlijke strijd die hij voerde met de duivel mag weten welke demon.

Bezorgd als ik daardoor was, gebood ik hem onmiddellijk om in de zetel plaats te nemen en bood hem een whisky aan, omdat ik uit ervaring wist dat dit hielp bij hem.

Toen hij wat tot zichzelf gekomen was na enkele slokjes uit het grote en volle glas, zuchtte hij, zich achterover vleiend: “O, ik val je telkens lastig nietwaar?”

Ik verzekerde hem ervan dat, gezien hij een oude vriend van me was en we elkaar altijd hadden bijgestaan in moeilijkere tijden en in bizarre omstandigheden, ik geenszins wilde dat hem ook maar het minste zou overkomen en dat ik steeds tot hulp bereid zou blijven, al moest ik er zelf aan ten onder gaan.

Hij kon zijn gelukkige lach niet verbergen terwijl hij me dit zag zeggen en wel opmerkte dat het recht uit het hart gekomen was en toen ging hij weer overeind zitten en zei, nu op een ernstige toon, terwijl hij de fles nam en het glas tot mijn genoegen nog eens vulde – want dat kon hem alleen maar goed bekomen – dat hij een lange tijd angst gehad had om te vertellen, maar dat dit moment hem gelegen leek om, tenminste als ik daar niets op tegen had, zijn hart eens uit te storten.

“Ga gerust uw gang”, antwoordde ik, geboeid door zijn woorden die nu van heel diep leken te komen en ik verzekerde hem ten stelligste dat het beteren zou als hij het allemaal eens zou zeggen wat hem op het hart lag, al maanden lang. Ik moet bekennen, dat op dat ogenblik mijn nieuwsgierigheid mijn bezorgdheid overwoekerde en om hem toch maar aan het spreken te brengen, vulde ik het glas dat alweer half leeg was, nogmaals bij tot aan de rand, tot het grote genoegen dat nu ook uit zijn ogen blonk.

“Ik heb het nog aan niemand verteld”, zei hij, weer zenuwachtig geworden en draaiend met het glas tussen zijn magere vingers op de leuning van de zetel, "omdat ik vrees dat men mij niet zou geloven... men zou mijn verhaal voor een verzinsel houden ofwel zou men denken dat ik boven mijn theewater ben, of misschien wel gek...”

Hij leek plotseling diep na te denken en ik trachtte hem uit zijn verzonkenheid te halen met de woorden: “Je moet dan toch toegeven dat men je zelden echt nuchter ziet, nietwaar?"

Hij schrok op en verdedigde zich:” "O, mensen met wie ik spreek zullen wel ruiken dat ik gedronken heb, maar je kan toch niet zeggen – ik heb het trouwens hard nodig – dat ik niet meer weet wat ik vertel na een enkel glas?" En hij zocht met bijna verontwaardigde blik naar een sluitend akkoord in mijn ogen.

Daarop knikte ik en ik zei: "Inderdaad, dat is waar. Je bent echt zelden dronken; je verdraagt het inderdaad goed. Maar vertel nu wat je ging vertellen; ik geloof je volledig, dat weet je trouwens."

Hij knikte tevreden en zei: “Wel...” Hij sloeg het glas achterover, zette het op de zetelleuning neer, en ging aldus verder: “Ik zei al dat ik het nog niemand vertelt heb, omdat het zo ongelooflijk zou klinken... maar ik wil je ervoor vertrouwen, omdat jij het vertrouwen waardig bent, beste vriend. En als ik het je vertel, dan moet je weten dat ik dit doe omdat ik weet dat ik je kan vertrouwen, begrijp je?”

Ik knikte even, wachtend naar zijn openbaringen en trachtte mijn nieuwsgierigheid te verbergen om te beletten dat hij er wind zou van krijgen en dat hij bijgevolg zijn verhaal misschien nog langer zou gaan rekken alvorens tot de pointe te komen teneinde mijn aandacht tot het uiterste te prikkelen.

“Eerst wilde ik er mee naar de dokter toe”, zei hij, alsof hij sprak over een vergissing die hij nu klaar en duidelijk ingezien had en waaruit hij heel wat geleerd had. En hij ging verder: "Maar dat leek mij dan toch veel te gevaarlijk... en dan dacht ik: ik ga er 's met de pastoor over praten, omdat priesters ook te maken krijgen met dingen waar andere mensen niets vanaf weten, snap je?”

“Wat bedoel je?”, vroeg ik hem omdat ik nu niet wist of hij over de biecht sprak, ofwel over de geheimen van de religie.

“Wel”, zo ging hij zich verduidelijkend verder: “een priester gelooft in buitenaardse dingen, nietwaar?”

Hij wachtte een tijdje en ik vroeg hem: “Bedoelde je daarmee dat hij je eerder zou geloofd hebben? Dat die dingen waarover jij niet durft te vertellen, ook buitenaards zijn?”

Hij liet zich weer achterover leunen in de zetel en keek onderzoekend naar het plafond: "Buitenaards zijn die dingen niet.” Hij fronste zijn wenkbrauwen: “maar ze zijn ongewoon... zo ongewoon, weet je...” Hij draaide zijn kop opzij en krabde een poosje met zijn snavel onder de veren op zijn rug, bij wijze van verpozen. Toen hij mij weer aankeek, zag ik dat hij met zijn verhaal zou starten, en zo was het.

“Ik heb die ervaringen voor het eerst gehad enkele maanden geleden. Ik bedoel: toen ik hier in de stad ben komen wonen. Ik weet overigens niet of dat er iets mee te maken heeft...” En terwijl hij weer in diepe gepeinzens scheen te verzinken, boog hij het hoofd en krabde met een poot achter zijn oor.

“Over welke ervaringen heb je het dan?”, zo vroeg ik hem zonder dat ik kon beletten dat hij mijn nieuwsgierigheid zou merken.

Hij kakelde eventjes, ongewild weliswaar, haalde het ei onder zich vandaan en wierp het snel door de openstaande venster naar buiten, alsof hij zich erin geneerde: “Het zijn nare ervaringen”, ging hij verder en hij fronste nu het voorhoofd en perste zweetdruppels uit een notenbalk van pijnlijke rimpels: “Ik zie voortdurend dingen gebeuren, vooraleer ze gebeurd zijn” zei hij, met een stemverheffing uiting gevend aan de onmacht die hem plots leek te bekruipen. “Gisteren nog, ik zat thuis televisie te kijken, dacht ik aan een vrouw met een witte hoed en een mand vol perziken, en ze glimlachte en bood mij een perzik aan. En deze morgen wordt er aan de deur gebeld, en wie staat daar? De vrouw met de witte hoed en de mand vol perziken!"

Ik lachte eventjes onbeheerst, vond dan mijn ernst terug en antwoordde hem dat dit niet zo ongewoon was: "Er zijn meer mensen met dat soort van ervaringen”, zei ik, “het is een vorm van precognitie, helderziendheid... daar is niks naars aan, integendeel... je kan er zelfs heel wat poen mee verdienen!" Het was mij een vreugde om te zien hoe zijn gezicht nu opklaarde. Ik zag hem al kwispelstaartend weggaan, maar zijn blijdschap sloeg weer om in plotselinge ernst, en dit tot mijn verwondering en tot mijn weer opflakkerende nieuwsgierigheid. Ik vulde nogmaals zijn glas, wat deze keer zijn ernst niet leek te kunnen breken en hij zei, net zoals iemand die te vlug hoera geroepen had: “Dat is niet alles, beste vriend, dat is niet alles..."

Nu begon hij zenuwachtig heen en weer te kruipen over de leuning van de zetel, strekte zijn vleugels uit en vloog met een tik tegen de ruit, waarna hij neerviel op de vensterbank, en dan terug in de zetel kwam zitten. Gewoon zenuwachtigheid.

"Iemand heeft mij verteld dat hij eens bijna dood geweest is”, zei hij ernstig. "Iemand die jij niet kent...”

Ik knikte afwachtend.

"Hij reed met de auto pal naar een muur toe! En weet je: terwijl hij zich zo met zijn laatste ogenblik geconfronteerd wist... zo vertelde hij me achteraf... de man heeft er gelukkig niets meer aan over gehouden... hoewel hij een hele reeks operaties heeft moeten ondergaan... dat laatste moment, toen hij meende dat hij dood ging, leek hem een eeuwigheid te zijn. Hij vertelde me dat hij boekdelen had kunnen schrijven toen; dat hij in dat ene laatste ogenblik zijn hele leven opnieuw beleefd heeft, van bij het prilste begin! Stel je dat eens voor!”

Ik trachtte het me voor te stellen, knikte en zei: “Eigenaardig, inderdaad... maar wat is daar nu van?”

Hij keek mij strak aan en sprak doordacht: “Als we aan het einde van ons leven komen, en we beleven op het allerlaatste moment alles opnieuw... want de tijd moet wel zeer subjectief zijn, nietwaar... dan leven we ook dat allerlaatste moment opnieuw, is het niet zo?"

Ik knikte instemmend.

“Wel, als dat zo doorgaat, dan komt er nooit een eind aan, begrijp je?"

Weer knikte ik.

“En dan weten we ook niet voor de hoeveelste keer we zelf al aan 't leven zijn, begrijp je? We kunnen ons leven zo al voor de honderdduizendste keer aan 't leven zijn!"

“En wat moet dat dan?", antwoordde ik: "Dat maakt toch geen verschil uit?"

Zijn klauwen omklemden nu de zetelleuningen en hij maakte er diepe kerven in terwijl hij vervolgde: “Die precognitie, beste vriend, die precognitie! Begrijp je dat dan niet!? Hoe zou ik op voorhand iets kunnen weten als ik het niet eerst meegemaakt heb!? Ik ben stervende, verdomme, zie jij dat dan niet?"

Hij hijgde van de opwinding en zocht steun in een nieuwe borrel die hij zich kennelijk geheel achteloos uitschonk om hem in zijn keelgat te gieten.

Ik wachtte een ogenblik en zei: “Je bedoelt dat ik dan maar een herinnering van je zou zijn?"

Hij schrok, zette grote ogen en zei: “Ja... inderdaad... daar heb ik nog niet aan gedacht... jij bent slechts een herinnering... Zeg 'ns eerlijk: ben je echt?"

Z'n ogen stonden nu wijd open, vragend als om een gunst te bekomen, een laatste gunst, en er was weer een sprankeltje hoop op zijn gelaat te bespeuren. Werkelijk, hij kwispelstaartte al.

Ik keek hem zo aan en dacht bij mezelf: hij is eigenlijk een drinker, die telkens wat verzint om hier te geraken. Om al mijn flessen, de ene na de andere, te ledigen en nadien de stoep vol te kotsen. En ik antwoordde hem: “Natuurlijk ben ik niet echt...dat zie je toch! Wat dacht je dan wel?”

Op dat ogenblik sloot hij gedwee z'n ogen, spreidde dan zijn vleugels en vloog zoemend door de kier van het openstaande venster naar buiten.

Ik sloot het venster, ruimde het leeggoed op, en ging liggen om mijn roes uit te slapen.

(J.B., mei 1983)(Dactylografie: M.-L. M.)



Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Soms regent het


Soms regent het




Soms regent het en dan zit zij in haar kleine huurhuisje aan het venster op een stoel en kijkt naar de stenen van de natte straat. Haar gedachten die zich een lange tijd tussen de stofdraden in de muffe kamer hebben rond gesponnen, werkelijk als spinnen, laven zich dan in de plassen met koud water, die haar moede ogen doen tranen met heet water. Zij weet al lange tijd niet meer waarom zij traant maar dat hoeft ook niet, evenmin als men weet waarom het soms regent – soms wel en soms niet. Bij haar op de vensterbank zit een zwart-wit foto in een kartonnen staandertje. Zij strekt haar arm uit om het vast te nemen maar trekt hem weer terug en laat hem dan vallen in haar schoot, waar ook de andere oude hand ligt. Het is stil in de kamer en halfduister. Buiten is er het geluid van de regen. Naar het geluid luistert zij. Af en toe scheurt er een auto door de plassen. Zij hoort het en kijkt het ding na. Het schrikt de rust van het regenwater op. Het water stroomt over de blinkende stenen van de straat en voert daarbij wat zand mee en hier en daar ook een blad. Het vloeit naar de riolen toe, en verdwijnt in de verkerkerde muziek van de put die nooit gevuld lijkt te raken. Het water, met alle dingetjes die het meevoert, lijkt er in te verzwinden tot geluid en ten slotte tot stilte. Met haar tranen is het eender: ze houden op, in een bijna onhoorbaar en kortstondig snotteren, gevolgd door een schorre, harde hoest die geen hoest is maar een overbodig excuus. Eigenlijk had zij het anders gewild. Zij had gewild dat het water niet afvloeide naar de rioolputten, dat het in de straat bleef staan, dat het bleef stijgen, dat het onder de deurspleten van de huizen door liep, dat het de vloer van de kamer overspoelde en deed glanzen en dat het het tapijtje doordrong en ook de rand van de jas die aan de kapstok hing.


Zij had gewild dat het waterpeil bleef klimmen, rond de poten van de ronde tafel en rond de poten van haar stoel aan het raam en rond haar schoenen en in haar schoenen, langs haar enkels, koel en nat en lavend. Zij wilde dat het water almaar bleef stijgen in de straat en dat de mensen angst zouden krijgen en wild zouden worden en om hulp zouden roepen. Zij wilde het zien, hoe allen aan het sjorren en het sjouwen gingen met zware dozen en pakken gevuld met kostbaarheden die in veiligheid moesten gebracht worden nu het misschien nog op tijd was. Zij wilde het zien hoe de ene de andere de huid vol schold met narigheden en zij wilde zich daarin verlustigen. En lange tijd nadat zij ook daarvan genoeg gehad zou hebben, van het leedvermaak waar ze naar verlangde, zou ze weer tranen plengen en zouden haar hete tranen neer pletsen in de koude waterplas die al tot bij haar knieën gestegen was, met een bijna rimpelloos spiegeloppervlak waarop allerhande vieze dingen dreven. Het interieur van de kleine kamer zou met het exterieur van de nu breed geworden straat verbonden zijn door het water dat almaar bleef stijgen en zij zou nu luisteren naar de vele, vele regendruppels tegen het rimpelloze wateroppervlak. Er zou geen wind zijn om golven te maken en ook geen afvoer die het water zou doen stromen, en aldus zou het water met de grootste kalmte van de wereld zich als alles overheersend element laten erkennen. Want vuur kan geblust worden maar water kan alleen maar weggeschept worden in een kom, totdat de kom gaat overlopen en een nieuwe kom gaat overlopen en weer een nieuwe kom. En zij zag al, hoe alom mensen met kommen aan het scheppen gingen en hoe ze allen de kommen naar de daken van hun huizen brachten om aldus zichzelf toch maar te kunnen overtuigen van de eigen heerschappij en van de nietigheid van het inmiddels alles bedelvende element dat al tot baarmoeder van nieuw leven was geworden: leven dat getekend was met de geur van de dood. Maar er waren nu eenmaal rioolputten langs de straten waarin het water wegvloeide en muziek werd en tenslotte stilte en daarom kwam er van dat alles nooit iets terecht: het water vloeide weg en als het opgehouden had met regenen, dreven ook de laatste wolkenvrachten over en werd de lucht die zij boven de huizen aan de overkant nog net zien kon, stilaan ijler en stak er een zon op die de stenen weer droogde. En dan trok zij zich terug, weg van het raam en van de vensterbank waar het kartonnen staandertje met het portret stond, en verdween zij weer in de muffe ruimte van de kleine kamer waar zij met een eindeloos lijkende eentonigheid gedachten spon met onberoerde stofdraden en met wakke geuren.


(J.B., mei 1983)(Dactylografie: M.-L. M.)



02-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MEER VERHALEN

MEER VERHALEN?
KLIK:
http://www.bloggen.be/omskvtdw2/  


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PROJECT JOTA

PROJECT JOTA

(Een verhaal voor kinderen)
1.
Het was plotseling muisstil geworden in het labo. Even geleden nog, was er geroezemoes van negen stemmen van geleerden, die tussen het werk door grappen uithaalden. Maar nu ineens was er alleen nog het tikken van de antieke hangklok, die Edward, de jongste van het team, van thuis had meegebracht om de witte cleane ruimte ermee op te fleuren. Allen hielden ze de adem in. Ze waren rechtop gaan staan van hun draaistoelen en verlieten voor een ogenblik hun instumenten. De gebroeders Nervick legden de rekenmachine af. De oude grijze Vondel sloeg het boek dicht waar hij in bezig was. Het drietal, Westerlink, van Dale en Borgers, zetten de half verwarmde proefbuisjes terug in de haak en de gasvlam werd uitgedraaid. En Edward Koch hield er mee op Clara te onderrichten in het bedienen van de meetinstrumenten. Allen staakten ze hun bezigheden. Alle stemmen doofden tot alleen het getik restte. Allen kwamen ze voorzichtig even dichterbij met vragende ogen professor Wilders aankijkend, gespannen wachtend op zijn spreken.

De oorzaak van deze plotselinge stilte was de volgende. Het negental werkte al drie maanden lang aan een experiment, in opdracht van de internationale centrale commissie voor wetenschapsbeleid. Een experiment waarvan de naam, "project jota", alles behalve de inhoud verraadde. Aanvankelijk was dit project een los gedeelte geweest van een omvangrijkere proef, waaraan meerdere geleerden over de hele wetenschappelijke wereld deelnamen. Zoals bekend, heerst er in de wetenschappelijke wereld geen naijver, alleen collegialiteit en sublieme verstandhouding. Geleerden zijn zowat de enigen die snappen dat oorlog voeren zinloos is, ook al is bijvoorbeeld het bestaan van allerlei strijdtuigen en bommen aan hen te 'danken'. Het deelproject "jota", was in principe heel onbeduidend geweest, en in handen van één onderzoeker, professor Wilders, gegeven. Pas enkele weken na de opzet bleek, bij wijze van spreken, alles zowat uit de hand te lopen. Het onschuldige deelproject kreeg met de dag een verregaande betekenis. Zo kwam het dat professor Wilders op een goeie dag, het experiment niet meer alleen aankon, en versterking nodig had. Met de instemming van diezelfde commissie voor wetenschapsbeleid, werd hem een team van acht man ter beschikking gesteld: stuk voor stuk uiterst bekwame elementen. En met dat team werkte hij nu al drie maanden samen, tot bij dat kritieke ogenblik van die grote stilte. Er was een stilte, want Wildiers had voor het eerst een krachtterm gebruikt, iets dat men van hem zeker niet verwachtte. Zijn krachtterm betekende - en dat voelden ze allen zeer sterk aan nu - dat de proefnemingen, die hij continu volgde en synthetiseerde op het scherm van de centrale computer en bij het biocculair van de enorme elektronemicroscoop, een onverwacht resultaat hadden opgeworpen.

Professor Wildiers was gaan zitten, en had beurtelings al zijn medewerkers even in de ogen gekeken, waarna hij de blik neersloeg en zachtjes met het hoofd schudde. Dan keek hij naar zijn polshorloge. Het was vijf voor drie in de namiddag. Hij ging weer opstaan, hield met een ietwat gebogen hoofd en gefronste wenkbrauwen eventjes de beide handen rond zijn neus, zoals een ingedommeld heiligenbeeld, keek dan even op naar de oude klok van Edward waar het ook vijf voor drie was, en zei dan, terwijl hij een breed gebaar met de arm maakte: "Laten we er voor vandaag maar mee ophouden…jullie mogen je verkleden, en daarna naar het cafetaria komen: ik heb jullie nog iets te vertellen…"

Project Jota viel stil voor die dag. Het geruis van de toestellen werd opgeslorpt in een tikkende stilte. Behalve het waaklichtje, werden alle lichten gedoofd in het labo dat geen ramen had. De laatste voetstappen van de geleerden schuifelden naar buiten. Toen de deur dicht ging, was het labo een warme zwarte zee geworden, waar middenin, in quarantaine in een glazen stolp, het wezen - of was het een monster - zich ontwikkelde met de regelmaat van het tikken van Edward's klok. En één verdieping lager, pal onder het verduisterde labo, zaten in het geïmproviseerde cafétaria de acht medewerkers rond professor Wildiers geschaard, luisterend hoe hij hen moeizaam een weinig inlichtte over wat er in de stolp aan de gang was. Boven alles, zoals dit met wetenschappelijke vondsten steeds het geval is, moest hij er voor zorgen, de hele zaak geheim te houden voor de buitenwereld. Want de buitenwereld is op sensatie belust. Als iemand iets te weten kwam, zou weldra de pers hen onafgebroken het werk beletten, hen kwellen met stompzinnige vragen waarop ze nog niet eens een antwoord zouden hebben.

"Tot nu toe", zei Wilders tot zijn medewerkers, "hebben jullie het beste van jezelf gegeven, en daarvoor wil ik jullie allen van harte danken. Zonder jullie medewerking, stonden wij met dit Project Jota nergens. Maar ik heb daarnet iets heel onverwacht geconstateerd… en dat maakt de hele zaak ingewikkelder. Jullie weten dat Project Jota slechts een deel is van een groter in internationaal experiment. We hebben de taak gekregen om de ontwikkeling van AEZ14-schimmel in een bepaald milieu na te gaan van de eerste tot de vijfenzeventigste dag. Daarna wordt er van ons verwacht dat we een verslag indienen waarop wij onze bevindingen optekenen en… dat moment is nu zo goed als voorbij… Vanaf volgende week zullen wij geen subsidies meer trekken, omdat dan het experiment als afgesloten zal beschouwd worden… Wilders zweeg een korte tijd en keek naar de ogen die op zijn koffie dreven. Dan keek hij Vondel aan en zei, haast hulpeloos: "Zou ik het vertellen, Gerard?" Er was een ogenblik een gespannen lijn tussen hun blikken haast waarneembaar geworden, en Gerard Vondel keek op zijn beurt naar de ogen in zijn koffie, zuchtte en zei: "Doe maar op. Wij zijn toch een hechte groep, niet?" Allen luisterden nu met spanning.

Nadat hij dit gezegd had, was er een sfeer ontstaan rondom de tafel, waarin een mengeling van ontzetting en verrukking was. Maar een weinig ogenblikken later, waren allen weer stil geworden. "Wil jij het even uitleggen?", vroeg Wilders aan de oude Vondel, die al langer dan veertig jaar in teamverband werkzaam was geweest op de universiteit, en die al meermaals met analoge toestanden geconfronteerd geweest was. De blikken keerden zich naar de grijsaard, die schijnbaar kalm gebleven was, en hij hief eventjes de wenkbrauwen, keek de omzittenden aan en zei: "Jullie weten dat aan elk experiment grenzen gesteld worden. Als dat niet zo was, dan kon men levenslang bij hetzelfde project blijven stilstaan. Het is meermaals gebeurd, en het is een algemeen bekend verschijnsel, dat wetenschappers zich vergissen, hun vergissing niet willen inzien, en voor de rest van hun werkdagen fortuinen verkwisten die veel nuttiger hadden kunnen aangewend worden, zelfs in teamverband. Een minimassapsychose noemt men dat… Maar wat wij gevonden hebben, is brute werkelijkheid: er ontwikkelen zich inderdaad hersencellen in de schimmel…", en Vondel wees met de vinger naar het plafond, waarboven het labo lag, "… begrijpen jullie wat ik wil zeggen?", vroeg hij met een lichte stemverheffing.

"Als je verder subsidies wil", zei Edward plots onderbrekend met een breed gebaar, "dan maak je het onverwachte resultaat gewoon bekend!?"

Wilders schuddebolde: "Onmogelijk!", riep hij: "Als we dat doen, dan gaan onze opdrachtgevers ons boycotten, zonder twijfel!"

"Hoezo", riep Edward.

Wilders wond zich nu duidelijk op: "Belangen!", riep hij: "Snap je dit dan niet!? Zonder financiele hulp kunnen wij geen stap meer verder! Ze leggen ons gewoon droog, en herhalen het experiment om zelf met de eer te gaan lopen. Ofwel gebruiken ze ons team, maar dan onder hun leiding! Dat is toch duidelijk! Ik heb als eerder kennis gemaakt met de eerzucht van die mannen!"

Er was weer een algemene stilte, waarin de kalmte terug kwam. In die stilte lag het almachtige dilemma over het plastic tafelblad opengespreid: een ontdekking uit handen geven, met alle gevolgen vandien, ofwel de hele zaak opdoeken en vergeten. Toen verhief Borgers zijn diepe stem. Hij was de enige van het hele gezelschap, die in elke situatie kalm kon blijven redeneren. Hij zei: "We delen onze opdrachtgevers gewoon mee, dat het experiment mislukt is door een stomme vergissing. Dan vragen we subsidies om het helemaal opnieuw te doen en we verzekeren hen van het welslagen. En ondertussen gaan we gewoon door zoals we bezig zijn!"

Borgers sloeg de blik neer. Er was een algemene opluchting onder alle aanwezigen. Er werd nog wat nagedacht. Men sprak met elkaar over de geloofwaardigheid van zo'n plan. En tenslotte zei professer Wilders: "Dat moet de enige oplossing zijn; laten we duimen voor onszelf, dat het lukt. Ondertussen hebben we tijd om na te denken en kunnen we wel wat verzinnen voor nadien. Project Jota is tenslotte onmisbaar voor het centraal project…"

Er volgde een applaus voor Borgers en allen maakten aanstalten om weg te gaan.

"Het is eigenaardig", zei Clara nog tot Etward, terwijl ze het cafétaria verlieten: "Ik heb altijd gedacht dat collegialiteit bij wetenschappers grenzeloos en vanzelfsprekend was, maar… op kritieke momenten schijnt dit wel een onmogelijkheid te zijn…", waarop Edward alleen antwoordde met een in zichzelf gekeerd knikken en een ietwat wrange glimlach.

2

Nadat de negen geleerden zich aldus uit de slag getrokken hadden, werd er met man en macht gewerkt. Om zeker te spelen, had professor Wilders een onuitlekbaar plan beraamd: het team werd in twee gesplitst. De stolp met de schimmel eronder, werd naar de woonst van Wilders overgebracht, en ook de strikt noodzakelijke instrumenten verhuisden. In het labo zelf, begon de andere helft van het team het hele project te herhalen. Dit was volstrekt noodzakelijk, omdat men verwachtte, dat men vanwege de centrale wetenschapscommissie, na die geveinsde mislukking, iemand zou zenden om hun bezigheden te controleren. Die verwachte afgevaardigde mocht in geen geval zien, dat ze iets anders aan het uitrichten waren, dan datgene wat van hen verwacht werd. En het plan vlotte aardig. De controleur kwam en ging, en hij meldde aan de centrale dat alles in orde was.

Professor Wilders had de grote stolp laten onderbrengen in de kelder van zijn huis. Hij bewoonde een groot wit huis, dat helemaal afgelegen buiten de stad in de bossen lag. Hij was alleen met zijn werk getrouwd, en daarom was er niet het minste probleem om plaats te maken en om alles geheim te houden. Het viel ook helemaal niet op, dat zich elke ochtend vier geleerden daarheen begaven om er te werken. Het waren Gerard Vondel, Emiel Borgers, Edward Koch en Clara Deloo. De anderen: van Dale, Westerlink en de Nervicks, moesten het in het labo zien te klaren, waar ze Project Jota, helemaal van bij het begin, herhaalden, met de rest van de instumenten en met een nieuwe glazen stolp, waaronder een deeltje van de schimmel lag.

De glazen stolp had ongeveer de grootte van een huiselijke vaatwasmachine, was cylinderachtig van vorm, en was bovenaan bol, gelijk een klassieke kaasstolp, maar dan in een groter formaat. Onderaan was de stolp afgesloten met een metalen vloerdeksel, waarin vier deurtjes gemaakt waren, waarlangs men met de handen in de stolp kon tasten. De schimmel zelf lag in een plastic bakje op de bodem van de stolp. Het hele glazen spul stond op zes stalen poten, zowat een meter boven de grond.

De schimmel zelf, een AEZ-14-schimmel, was aanvankelijk slechts een boterham groot geweest, maar had ondertussen het volume gekregen van een brood dat maar bleef gisten, schijnbaar zonder ophouden; de struktuur van de schimmel werd onderzocht, door er dagelijks met een pincet een heel klein stukje af te knijpen, en het onder de elektronenmicroscoop te onderzoeken. Maar geleidelijk aan begon nu ook de algemene vorm van de schimmel de aandacht van professor Wilders en zijn medewerkers te trekken. Terwijl de schimmel eerst alleen maar een kwalachtige en haast vormeloze massa was geweest , met een dofgroene kleur, kon men nu zien, hoe hij helgroen was geworden, hoe hij in de duisternis een fluorescerend licht gaf, en hoe zich op verschillende plaatsen van de al boller geworden vorm, kleine gedifferentieerde uitstulpseltjes ontwikkelden. Deze fascinerende groei ging zo zijn gang, totdat enkele weken verlopen waren.

Het was pas vier uur in de ochtend. Professor Rik Wilders was elke ochtend zo vroeg uit de veren. Vooraleer hij zich waste en schoor, ging hij eerst en vooral eens naar de kelder om zich ervan te vergewissen dat er niets mis gelopen was met de schimmel. Ondertussen, omdat hij er wat angst voor gekregen had - men is immers altijd bang voor het onbekende - had hij de schimmel een onschuldige naam gegeven: "Max". Elke ochtend om vier uur, ging Wilders dus in de kelder kijken hoe Max het stelde. En die ochtend, viel hem iets heel schrikwekkends op: hij zag plots, dat de schimmel de vorm begon te krijgen van een foetus!

3

Het was een winteravond en het regende druilerig. Professor Wilders had Gerard Vondel uitgenodigd om die avond - het was een zaterdag - met hem in de stad een glas te gaan drinken. Max was een probleem geworden, en problemen moeten uitgepraat worden om tot een oplossing te komen, liefst onder vier ogen, en in omstandigheden die heel losjes zijn. Ze hadden hun wagen ietwat afgelegen wan het stadscentum geparkeerd, en gingen een nog aanzienlijk eind te voet, in de richting van de "Vesalius", een etablissement waar allerhande lieden uit de universiteit, van studenten tot oud-gedienden, nu en dan een glas kwamen drinken en een boompje kwamen opzetten over het wel en wee van het vak.

Het regende met een zelfzekere nadrukkelijkheid grote pijpestelen tegen de harde straatkeien die nu glansden als sieraden die schijnbaar veel te goedkoop waren om van het merendeelvan de mensen wat aandacht te krijgen. Wilders keek in het stromend water langs de straatkanten en moest onwillekeurig terugdenken aan zijn vroege jeugd. In zo'n weertje, gingen ze met z'n allen bootje varen op de plassen in de kouters. Dan gingen ze aan de bospoelen vissen, want dan waren de vissen happig. Vissen, dacht Wilders, dat waren de eerste onbegrijpelijk rare wezens die hij ontmoet had in z'n leven. Er waren natuurlijk ook nog de dinosaurussen en de brontosaurussen uit de prentenboeken en al die andere dieren, die ver weg, in andere landen of in andere tijden bestonden. En toen hij nog een kleine jongen was, had hij beslist wetenschapper willen worden, omdat hij wilde begrijpen waarom een vis een vis was en niet een mens, en waarom de bomen met hun wortels in de aarde moesten blijven staan, en niet konden weglopen. En nu hij al die dingen een weinig begreep, stelde zich plotseling een ander raadsel: een raadsel dat wel uit een kindersprookje scheen te komen, dat helemaal onredelijk, onfair, absurd was: het raadsel van de schimmel, die zich, verborgen in de kelder van zijn afgelegen huis, tot een groen fluorescerende foetus leek te ontwikkelen. Het raadsel van "Max", die misschien ooit tot een menselijk wezen zou uitgroeien. Een mensachtig wezen dat een weeskind zou zijn, omdat het geen andere vader of moeder had, tenzij het Project Jota.

Ze gingen het etablissement "Vesalius" binnen. Er brandde gul een open haard, en een weinig aantal mensen zaten rond kleine tafeltjes met elkaar te discussiëren of moppen te tappen, achter een bruisend glas bier of een hartverwarmende koffie. Er was een rustig geroezemoes met het kraken van het hout op het open haardvuur en tegen de brandglasramen de eentonige en haast slaapverwekkende muziek van de regen. Rik Wilders en zijn gezel, de oude maar pientere Vondel, namen plaats in een afgelegen hoekje langs de gezellig rammelende ruiten. De kleurig ingebrande figuren schenen wel te herleven, en aan het trommelen gegaan te zijn. En nadat ze getoost hadden op…"Max", dronken ze een slok en zei de oude Vondel met zijn hese maar jonge geladen stem: "Als het zo verder gaat, krijgen we nog een kind met negen ouders…"

Rik lachte eventjes, maar zijn lach verstilte algauw, omdat hij zich realiseerde dat het om een realiteit ging. "Jaja", zei de gijsaard: "We kunnen er niet blijven om lachen, weet je! Het is natuurlijk nog niet zo ver, maar als we de computervoorspellingen mogen geloven, zijn de cellen van dat wezen zich al volop aan 't differentiëren, en gaat dat 'monstertje' dat je al tot 'Max' gedoopt hebt, de menselijke kant op! Heb je er al over nagedacht wat je er zal mee aanvangen, als het een kind wordt?"

Professor Wilders boog het hoofd voorover, alsof hij schuld bekende, en prevelde aarzelend - hij was plots niet meer de zelfzekere wetenschapper die hij steeds geweest was: "Bekend maken aan de buitenwereld, natuurlijk!"

De oude Vondel barstte plotseling uit in een onbeheerste schaterlach, en zweeg het moment daarop een wijle totdat alle ogen van de bezoekers zich hadden afgewend. "Tjonge", zei Vondel nadenkend en ernstig, als of hij tegen zijn zoon bezig was: "Je hebt nog weinig ervaring; denk jij werkelijk dat men je zal geloven, als jij zal vertellen aan de pers, dat je kind afkomstig is uit een AEZ-14-schimmel? Weet je wat de kranten de volgende dag zullen schrijven?" Ze keken elkaar 'ns vluchtig aan en Wilders raadde het zelf: "Krankzinnige geleerde verwekt kind bij assistente en verontschuldigt zich met de verklaring dat het kind uit een paddestoel afkomstig is…"

"Inderdaad…", zegde de oude Vondel, nu ook met een bedrukt gezicht: "Zo zal je ermee vervaren. De mensen verdragen niet iets dat nieuw en anders is: voor de massa is zoiets onmogelijk. De massa aanvaardt alleen datgene wat ze verstaat. Liever nog verandert ze de werkelijkheid, dan haar eigen kortzichtige opinie: onthou dat goed en voor altijd, hoor je!? Kijk maar, wat ze gedaan hebben met de man die kwam zeggen dat de aarde rond is en niet plat! Neen, op de brandstapel kom je heus niet terecht, maar ik twijfel er sterk aan, of een gekkenhuis beter is…"

"Ik zie geen enkele oplossing", zei Wilders tenslotte met een zucht.

"Maak je nu toch al geen zorgen!", viel Vondel hem geruststellend in de rede: "we zijn nog niet zo ver, man! Helemaal niet! En als het ooit zo ver mocht komen…"

"Dan kunnen we helemaal niets bewijzen!", zei Wilders, en hij voegde eraan toe: "De mannen die in het labo Project Jota herhalen, zeggen dat de schimmel dit keer normaal evolueert, zoals verwacht wordt van een schimmel… we hebben ongelukkig genoeg te doen gehad met een wispelturigheid van de natuur: al zou men hetzelfde experiment nog een miljard keer herhalen, het zou nooit meer zo uitdraaien… er moet een onkenbare samenloop van omstandigheden in het spel geweest zijn…"

4.

Die nacht was het, dat Wilders een nare en onwezenlijke droom kreeg. Hij droomde dat iemand op de deur van zijn slaapkamer aanklopte en binnen trad. Het was een oude vrouw, die er uitzag als een moeder van duizend kinderen - hij dacht dit even, maar wist eigenlijk niet waarom hij het dacht. Ze trad nader tot bij zijn bed, en toen hij haar vroeg wie ze was, zei ze: "Ik ben Moeder Aarde." Toen hij haar niet geloofde en haar vroeg wat ze doen kwam, ging zij rustig zitten, naast zijn bed. Hij schrok, omdat de vrouw zo groot was. Ze was oud, maar ook nog jong. Hij kon niet denken hoe oud ze wel was. Ze had evenwel duizend jaar oud kunnen zijn. En toen hij haar zijn vraag herhaalde, zei ze: "Ik ben Moeder Aarde. Alle leven is uit Mij geboren. Aan mij voedt zich alle leven". En terwijl ze dit zegde, wees ze beurtelings naar haar schoot en naar haar borsten. En toen ze tenslotte naar haar hart wees, zei ze: "Alle leven is Mij dierbaar". Dan verdween ze weer langs de deur van de slaapkamer.

Professor Wilders was al wakker toen hij uit zijn bed gesprongen was en roepend achter haar aan liep, maar hij schrok hevig, toen hij vaststelde dat zij er niet meer was, dat zij verdwenen was. En nog een lange tijd had hij dan wakker gelegen, denkend aan haar woorden, en hij besloot dat ze een verbod inhielden: het verbod om Max te doden. Maar hij besloot ook om er met niemand, ook niet met Gerard Vondel, een woord over te reppen: wat hij meemaakte, was al ongeloofwaardig genoeg… En toen hij weer was ingeslapen, was het alsof de vrouw weer naast hem was komen zitten, alsof ze over zijn dromen kwam waken, en alsof ze hem een vreemde kracht inblies: de kracht die hij zou nodig hebben, vanaf dat ogenblik, om te kunnen doorstaan wat hij te doorstaan zou hebben.

5.

De winterdagen vervlogen snel, omdat ze slechts open en dicht gingen: het licht was dunnetjes buiten, en de avonden die oneindig lang schenen, stemden allen nu tot nadenken over het vrijwel onoplosbaar raadsel dat hun vanwege het lot was meegegeven. De plotselinge veranderingen in de tot foetus geworden schimmel, stemden tot alleen maar tot stilzwijgen en tot aandachtige, urenlange observatie in de half verduisterde kelder van het grote witte huis, midden in de winterbossen. Wilders en Vondel behartigden zich het probleem het meest, maar ook Clara Deloo, die de enige vrouw van het hele gezelschap was, begon zich zeer fel voor Max te interesseren. Zelf was zij ongehuwd gebleven, omdat het werk haar volledig in beslag nam, en het moederschap was haar volkomen vreemd, alsof zij al heel lang geleden vergeten had dat zij, behalve een wetenschapsmens, ook nog een vrouw was. Maar nu zij onder de glazen stolp steeds duidelijk de vormen van een baby herkende, begon zij het wezentje een warm hart toe te dragen, zoals een moeder dat doet voor haar bloedeigen kind. Zij bedacht het met allerhande troetelnaampjes, en sprak het zienderogen leven in: na ongeveer drie maanden, begon Max kleine bewegingetjes te maken, telkens reagerend op het geluid van Clara's stem.

Dat Max nooit een volwaardig menselijk wezen zou worden, was voor de kring van de negen geleerden duidelijk: het wezen voedde zich met alleen maar water en kunstmatige meststoffen, waaraan allerlei mineralen en vitamines moesten toegevoegd worden, zoals voorgeschreven in het plan dat men van bij het begin gevolgd had, en dat opgesteld was door de centrale commissie. Omtrent het hele project, tastte men zelf in het duister, omdat ook de resultaten van de andere deelprojecten niet vrijgegeven werden. En meer nog dan het Project Jota, was het Centraal Project voor hen een raadsel aan 't worden.

6.

Max zou nooit een volwaardig menselijk wezen worden, maar toch zou hij op een mens gelijken. Dat werd met de dag duidelijker voor de onderzoekers. Haast dagelijks kwamen ze nu allen samen in het huis van professor Wilders, om behalve over de wetenschappelijke kant van de zaak, ook na te denken over de mogelijke gevolgen van wat ze aan het doen waren. Alle negen begaven ze zich in de kelder bij de stolp, en keken toe, hoe zich aan de groen oplichtende foetus kleine armpjes en beentjes ontwikkelden, en hoe het wezentje nu en dan spartelde en kleine geluidjes maakte. Hoe griezelig die misschien voor een buitenstaander zou geweest zijn, Clara werd door het aanzicht helemaal vertederd, alsof zij de moeder zelf was. En toen het team zich daarna naar de woonkamer van de professor begaf, werd er, soms tot diep in de nacht, gediscussiëerd over de eigenaardigheid van het hele geval. Behalve dan de onverklaarbaarheid van een toevalsgebeurtenis die de aanzet tot een dergelijke groei moest geweest zijn, bleef er het raadsel van de toekomst. De 'baby' ontwikkelde zich niet in een vloeistof, een baarmoederlijk vocht, maar groeide daadwerkelijk als een plantaardig wezen op, als een soort zwam, met aarde en lucht, niettegenstaande het alle menselijke trekken begon te krijgen.

Op een dag was het Clara te veel geworden. Ze zaten zoals gewoonlijk allen in de huiskamer van professor Wilders, en het gesprek was al een hele tijd stilgevallen, toen Clara zei: "Heeft iemand van jullie er al aan gedacht wat we gaan doen als Max nu 'ns uitgroeide tot een volwaardig kind?"

Er kwam geen antwoord op haar vraag. Allen keken ze naar de toppen van hun schoenen. Clara ging verder: "Stel dat hij, of zij, op een dag onder de stolp vandaan wil, stel dat het wil gaan kruipen of lopen, stel dat het leert te spreken, een moeder en een vader zoekt…"

"Clara", viel professer Wilders in: daarover hebben we niet de minste zekerheid. Maar mocht het ooit zo ver komen, dan maken we de hele zaak bekend, dat is toch duidelijk…"

Wilders aarzelde even toen hij zo sprak. Clara zette grote ogen op: "Bekendmaken zeg je? Hoezo, bekendmaken? Aan wie zal je het bekend maken? Aan je opdrachtgevers? Dat gaat niet meer, professor. Je hebt hen belogen, en bovendien kan je ook aan hen niet uitleggen wat er gebeurd is. Het gaat om een onbegrijpelijke grilligheid van de natuur! Aan wie zal je het bekend maken dan? Aan de pers? Zal je de journalisten oprakelen en hen vertellen dat je een schimmel gekweekt hebt en dat daaruit per ongeluk een wezen ontwikkelde dat bij nader toezien een mens bleek te zijn? Maar professor! Hoe kan je zo naïef zijn!"

Clara was gaan roepen, en begon nu haast te snikken. Het was de eerste keer gedurende die hele tijd van jarenlange samenwerking, dat zij op zo'n wijze haar gevoelens toonde. Vroeger was zij streng, gedisciplineerd, koel, ordentelijk, strak. Nu zat ze er bewogen bij, haast onbeheerst. De oude Vondel kwam nu ook overeind. Zijn stem klonk eerder tragisch:

"Ik zie het ook niet meer zitten", zei hij, "niemand is in staat om dit geloofwaardig te achten. Men zal zeggen dat… Neen, ik zie maar één oplossing, ik zie echt maar één oplossing, en dat is: onmiddellijk bekend maken… nu! Nu het nog in volle ontwikkeling is…"

"Geen sprake van!", klonk heftig de stem van Wilders: "Als we dat doen, gaat alles in het honderd lopen!"

Vondel keek op, hief zijn wenkbrauwen en zei: "Heb je dan alternatieven?"

Wilders was zenuwachtig geworden. Hij ging opstaan van zijn stoel, en liep ijsberend in de kamer rond, met de ene hand aan z'n hoofd wrijvend, en met de andere gebaren makend in de lucht, terwijl hij sprak: "Desnoods neem ik het kind voor mijn rekening", zei hij, "maar er moeten andere oplossingen bestaan! Problemen zijn er om opgelost te worden! Steeds heb ik aan problemen het hoofd kunnen bieden, en ik ben niet van plan om dit principe zomaar te laten varen! Als het moet, ga ik tot het einde door, helemaal alleen!"

Het was weer een poosje stil geworden. Edward Koch verhief nu zijn stem: "Laten we gewoon de mogelijkheden nog 'ns op een rijtje zetten", zei hij rustig: "Ofwel blijft ons wezen in leven, ofwel sterft het af…"

"Ofwel doden we het", voegde Westerlinck er aan toe in een ogenblik van onbezonnenheid.

Wilders keek hem streng, verwijtend en met angstige ogen aan: "Dat wezen zal niet gedood worden!", riep hij: "Of het nu een mens wordt of een plant, om het even: het leven is heilig!" Hij liet zich terug in zijn stoel zakken, geschokt als hij was, en meende plotseling de aanwezigheid van de grote vrouw uit zijn nachtmerrie naast zich te voelen. Maar het was inbeelding. Wilders geraakte stilaan overspannen.

"Goed", ging Edward Koch verder. Zijn stem klonk nog altijd heel rustig. Als hij sprak, leek hij wel een computer te zijn; hij sprak altijd rustig, eentonig, bedaard en haast gevoelloos, net een rekenmachine. Maar Koch wàs niet gevoelloos. Hij wilde alleen maar helpen.

"Twee mogelijkheden dus: het wezen blijft in leven of het sterft. Als het sterft, is het probleem onbestaand geworden. Als het in leven blijft, zijn er weer meerdere mogelijkheden…"

"En dat zijn?", viel de oudste van de Nervicks hem in de rede.

Koch haalde zijn schouders even op en ging weifelend door: "Dat weet niemand, natuurlijk. Maar ik denk dat de kans gering is, dat ons wezen werkelijk een mens wordt, ononderscheidelijk van de mensenkinderen…"

"Dat is jouw gissing!", riep Clara.

"Gissing? Ik noem het een ultieme mogelijkheid, een kleine kans…"

"En als dit gebeurt? Stel dat ons wezen niet een mens wordt, maar iets dat op een mens gelijkt, een soort dier bijvoorbeeld?" zei Clara.

Vanaf die dag, waren deze soort van gesprekken schering en inslag in het huis van professor Wilders. Het raadsel liet geen van allen los. Het was alsof ze zich schuldig voelden aan een misdaad. Nu eens dachten ze dat het om een onoverkomelijke ramp ging, en dan weer meenden ze met een wetenschappelijke vondst te maken te hebben. Nu eens werd het 'monster' dood gewenst, en dan weer hoopte men het beste voor de 'baby'. Er werd gepraat over een toekomstige legitimatie, over een opvoeding, over plastische chirurgie, over roem en over schande. Maar woorden mochten niet baten. Het werk ging verder zijn gang, en er was niemand die er aan dacht om het op te geven, hoe fataal het ook kon aflopen. En het wezentje onder de stolp, alsof het door hun kopzorgen aangemoedigd werd, ontwikkelde zich langzaam maar steevast verder, geborgen in het stille labo, in de kelder van professor Wilders' huis.

7.

Toen er weer vijfenzeventig dagen verlopen waren, kwam een man van het Centraal Project bij het team in het labo aankloppen, om de bevindingen te innen in verband met de ontwikkeling van de schimmel van het AEZ-14-type, die ze, zoals hem gezegd was, wegens een fout herhaald hadden. De heer maakte zich bekend als Stephen Daro, en hij verwonderde zich erover, slechts vier laboranten aan het werk te zien: van Dale, Westerlink, en de gebroeders Nervick. De heer Daro, die beroepshalve van geen kleintje vervaard was, had vriendelijk eerst Westerlink, en vervolgens van Dale, en dan ook nog de twee Nervicks elk apart bij zich geroepen om hen te informeren naar de afwezigen. De strengheid die deze studies vereisten, duldde immers niet de minste onregelmatigheid, zelfs niet vanwege volwassenen die al heel wat bewezen hadden in hun loopbaan. Het viertal was vervolgens helemaal in de war geraakt, nadat Stephen Daro van het Centraal project hen terug verlaten had, toen ze vaststelden dat elk van hen, hem een ander antwoord had gegeven op de onverwachte vraag. Van Dale had de afwezigheden verklaard door het verzinsel dat Wilders, Clara, Borgers en Koch griep gekregen hadden. Westerlink had hem verteld dat hij helemaal niet wist waar de anderen waren. De jongste van de Nervicks had een vergezocht verhaaltje opgedist en de oudste Nervick had verteld dat het viertal dringend opgeroepen was, waarschijnlijk naar een zusterafdeling van de universiteit.

Professor Wilders, die door zijn drukke en overspannen werkzaamheden helemaal vergeten was dat de tweede cyclus van vijfenzeventig dagen versteken was, verwachtte niet het bezoek van deze hooggeplaatste vertegenwoordiger van het Centraal Project. Hij was in zijn kelderlabo bezig met het voeren van de foetus, toen er aangebeld werd. Hij liep de trappen op, en opende de deur. Voor hem, stond een man, met een grote hond aan een leiband. De man moest moeite doen, om de hond tot bedaren te brengen, want deze trok en sleurde zodanig aan de riem, dat hij zich haast verhing.

"Dag professor", zei de man kalm: "Mijn naam is Stephen Daro. Ik kom vanwege het Centraal Project. Staat u mij toe?" Wilders stond sprakeloos te kijken. Ontegenhoudelijk trok de hond, merkbaar een soort speurhond, de man doorheen de gang van het huis voort, recht naar de kelderdeur, de trappen naar beneden. Nog steeds sprakeloos, liep Wilders hem na, stotterend en er een onbegrijpelijke taal uitkramend die op een excuus geleek.

"Hoeveel hebben jullie er zo al vervaardigd?", riep hij streng en bedreigend. Zijn stem echode in de kelderruimte en de vier anderen waren opgeschrikt achteruit gedeinsd, zonder een woord te zeggen.

"U begrijpt het niet, mijnheer Daro", zei Wilders vertwijfeld, maar eigenlijk vroeg hij zich af waarom de man van het Centraal Project niet verwonderd was over het resultaat. Zag hij dan niet dat de schimmel een foetus, haast een kind geworden was!?

"Wel?", sprak de indringer afwachtend, alsof hij het tegen een stel veroordeelden had: "Hoeveel hebben jullie er al?"

"Het is een kind geworden…", aarzelde Clara, terwijl ze naar de stolp wees, waar het wezentje nu weer enkele kleine bewegingetjes maakte, alsof het werd opgeschrikt door de plotselinge rustvertoorder. Ze begon te huilen, ging naar de vreemde toe, en herhaalde: "Zie je het dan niet! Kijk toch! Het is een mens geworden! Het is niet een schimmel! Kijk toch!"

Professor Wilders was naar Clara toe gegaan, en hield haar in zijn armen, terwijl zij uithuilde, en hij sprak tot de man, nu zelfzeker, vastberaden en zonder twijfels in zijn stem: "Mijnheer Daro, waarom hebt u ons hierover niet verteld? U wist het, nietwaar? U wist het, dat AEZ-14-schimmels aldus konden ontwikkelen? U hebt ons hieromtrent in het ongewisse gelaten. Waarom?"

"Hebben jullie er nog?" Zijn stem trilde. Dat scheen het enige te zijn waarvoor hij zich interesseerde. Waarom wilde hij het weten? Wilders dacht na, en ging dan pal voor Stephen Daro staan. Hij keek hem aan met brandende ogen, en zei:

"Het Centraal Project, hè? Jullie doen het op grote schaal, nietwaar? Wat gebeurt er met deze wezens?"

Er was een lang moment van stilte ingetreden. Plotseling begon zich in de stolp een eigenaardig geluid te ontwikkelen. Het geleek op een geschrei. Het geschrei van een boreling. Clara begon te gillen, en Edward Koch bracht haar weer tot stilte. Zij wendde het hoofd af, terwijl de anderen gespannen toekeken. Ze stonden er allen bewegingsloos, ademloos bij. Het geschrei, of althans het geluid dat daarop geleek, was duidelijker geworden. De bewegingen van het wezentje waren heftiger geworden. Zelfs de hond van de heer Daro had nu opgehouden met aan de riem te trekken, en hij keek verslagen toe. Maar behalve het schreeuwen en het spartelen, gebeurde er nog iets. Het wezentje, dat helemaal groen geweest was tot op dat ogenblik, scheen zich plotseling als van een korst te ontdoen. Het ontmantelde zich, of het vervelde, zoals een reptiel vervelt als de tijd daartoe gekomen is. Men kon zien, hoe stukjes van de groene schubben om het lichaam stelselmatig naar beneden vielen op de bodem van de stolp, en hoe daaronder een huid zichtbaar werd, die dezelfde huid was als deze van een mens. Het proces voltrok zich traag, maar gestadig.

Het zweet liep hen van de spanning allen van het aangezicht. Alleen de heer met de hond bleef kalm. Clara had haar ogen ook op het tafereel gericht, en tranen rolden over haar wangen van ontroering. Ze zag de heer Daro aan, en merkte dat er een gruwelijke blik van voldoenig in diens ogen lag. Er was geen verbazing op zijn gelaat, alleen een uitdrukking die doet denken aan iemand die de trekking van een loterij volgt met goede hoop op winst. Zij vroeg zich af wat er dan gebeurde, achter die schermen waarachter zij niet kon kijken. Achter die schermen waar noch zijzelf, noch iemand van haar collega's de toegang toe had, en waarachter alleen mensen zoals de vreemde heer met de hond konden kijken. Maakte hij deel uit van het Centraal Project, of belichaamde hij het? Werkte hij op grote schaal? Hadden Clara en de anderen weet gekregen van het experiment omdat het om een flater van het Centraal Project ging? En wat gebeurde er met de wezens die ze aldus fokten?

"Hebben jullie er nog?", vroeg de man met de hond, terwijl hij bleef toekijken naar de 'geboorte' in de stolp.

Wilders aarzelde even, en antwoordde dan verslagen: "Dat is de enige…"

"Het heeft geen zin dat ik jullie hierover iets vertel", zei de heer Daro dan kalm, "maar aangezien jullie het morgen toch zullen vergeten zijn, vergenoeg ik mij er een ogenblik in, jullie nieuwsgierigheid te bevredigen…"

De baby was nu helemaal uit zijn korst gekomen, en begon nu een luid geschrei. Clara lachte schreiend mee, alsof ze haar eigen kind zag geboren worden.

"Haal het uit de stolp", beval de man haar. Ze aarzelde niet, en opende de stolp. Ze werd hierbij geholpen door Wilders en Koch, die er al even vertederd bij stonden. Clara nam het kind, dat sprekend een mensenkind was, in haar armen, en sprak het als een jonge moeder in een kraamkliniek zoete woordjes toe. Ze drukte het tegen haar borst en aaide het, en het wezentje lachte haar vriendelijk toe, en opende al zijn oogjes.

"Volg mij allen", zei de man met de hond: "er wacht een wagen buiten. Neem het ding mee.", en hij begaf zich al in de richting van de trap om naar boven te gaan.

"Waar brengt u ons heen?", riep professor Wilders onbeheerst en schrikkerig.

De man draaide zich om: "Jullie hoeven niets te vrezen", zei hij kalm: "Ik breng jullie naar een andere afdeling van het Centraal Project. Jullie mogen zien wat er gebeurt. Daarna zal men jullie een spuitje toedienen. Jullie zullen slapen. Bij het wakker worden zal geen van jullie zich nog iets herinneren over de schimmels. Heus, er gebeurt niets. Er wordt jullie geen kwaad gedaan…"

Tijdens de rit voelden allen zich weerloos, als krijgsgevangenen. Wilders wist dat het geen zin had om te protesteren. Clara verloor zich in de aanwezigheid van het kind. Borgers en Koch zaten zielloos voor zich uit te staren naar de weg. De oude Vondel schuddebolde, alsof hij zich niet kon realiseren wat er werkelijk aan het gebeuren was. Elke weerstand ontbrak hen. Ook de anderen die nog in het labo gebleven waren, zouden weggebracht worden. Ook zij zouden vermoedens gaan koesteren zijn, en misschien zouden ze elkaar nog terugzien vooraleer ze het spuitje toegediend kregen. Hoe was dit allemaal mogelijk? En gebeurde dit in 's hemels naam echt? Vondel sloeg zichzelf met de hand in het gezicht, om te voelen hoe echt het was. Het was geen droom. Hij wreef over zijn pijnlijke wang. De anderen besteedden er niet eens aandacht aan. Er heerste verslagenheid onder hen.

8.

De wagen was een garagepoort ingereden en belandde dan op een grote binnenkoer die helemaal ommuurd was met hoge gevels van gebouwen met wel vijftien verdiepingen en daarin vele kleine raampjes. Nergens was er een uithangbord "Centraal Project" of iets degelijks waar te nemen. Het ging om dingen die zich heimelijk afspeelden en waarvan niemand, behalve dan de heren van het Centraal Project zelf, weet hadden.

De wagen hield halt bij een wijd openstaande deur, beneden aan een gevel, en er daagden zes mannen op met een geweer, schietensklaar. De man met de hond liet de hond vrij, en één van de zes bracht het dier weg, terwijl hij het schouderklopjes toediende. Stephen Daro beval allen uit te stappen en hem te volgen.

"Ik raad jullie aan een volstrekte stilte te bewaren", zei hij.

Ze liepen achter Daro aan, doorheen menigvuldige gangen, gevolgd door de mannen met de geweren. Clara had de schutters aandachtig geobserveerd, en zij had gezien dat elk van hen eenzelfde zielloze uitdrukking in de ogen had. Het was alsof de mannen blind waren, en doofstom, maar toch konden ze zien en horen. Ze hanteerden geweren en volgden de bevelen van Daro op. En terwijl ze zo door de gangen liepen, was er een van de zes die plotseling neerviel. Daro hoorde het, hield halt, en ging naar de man toe.

"Onbruikbaar", prevelde hij, waarop hij een pistool te voorschijn haalde, het op de man richtte, en vuurde. De gil van Clara galmde door de gangen. Wilders hield zijn hand voor haar mond en bracht haar tot zwijgen. Hij zag hoe er uit de wonde van het slachtoffer een groene, etterige brei liep.

"Opruimen!", riep Daro tot een van de mannen, en terwijl de man het slachtoffer opruimde, vervolgde hij zijn weg, en beval hij ook de anderen hem te volgen.

"Je hebt iemand vermoord!", riep Clara luidkeels: "Hij heeft een mens vermoord!", en zij schreeuwde weer.

Daro hielt halt, draaide zich naar haar toe, en zei: "Mevrouw, dat was geen mens, dat was een schimmel! Wilt u uw kalmte nog eventjes bewaren!"

9.

Clara ontwaakte als eerste. Ze was moe en duizelig. Ze zag dat ze op een bed lag, in een grote, hel verlichte ruimte. Links en rechts van haar, waren nog een aantal bedden, waarop de medewerkers van het team lagen. Ze waren duidelijk nog verzonken in een diepe slaap. Clara bleef nog een tijdje onbeweeglijk liggen, alsof ze zelf nog sliep, en bespiedde de hele ruimte.

Er was niemand anders aanwezig, behalve de leden van het team. Clara ging op de rand van het bed zitten. Ze voelde zich, alsof ze duizend jaar geslapen had. Hoe komen ik en de anderen hier terecht? Wat is er gebeurd? Hoe laat is het? Hoe lang hebben we hier gelegen? Zijn we in een hospitaal? Ze vroeg het zich allemaal vagelijk af. Dan riep ze zachtjes de naam van professor Wilders, en die van Borgers, de Nervicks, en al de anderen. Er kwam wat beweging in de slapenden en ze werden allen langzaam wakker. Wilders rekte zich en gaapte, en draaide zich dan nog even op zijn andere zij, alsof hij thuis in bed lag en helemaal niets gemerkt had van de vreemde omgeving. De gebroeders Nervick gingen luidop dromen, met onverstaanbare woorden. Edwars Koch had zijn ogen geopend, keek even rond zich naar de anderen, en zei dan halfluid: "Verdorie! Wat is er met ons gebeurd!?", waarna hij zijn blik dromerig tegen het plafond kleefde, terwijl de versteltenis in hem begon te groeien.

De oude grijze Vondel lag nog steeds onbeweeglijk op het bed. Westerlink was op de rand van zijn bed gaan zitten en hield het hoofd in de handen, terwijl hij over zijn ogen wreef. Van Dale en Borgers draaiden zich even om, en sliepen dan voort. Dan sprong Wilders plots rechtop, keek verdwaasd rond, en begon de anderen wakker te roepen.

Allen waren ze op de rand van hun bed gaan zitten, en Wilders liep zenuwachtig de kamer door, toen plotseling een man in witte kledij en met een sthetoscoop em de nek, binnentrad. Er was een korte stilte.

"Waar zijn we? Wat doen we hier?", riep Wilders, terwijl hij naar de man toe ging.

"Blijf kalm, blijf kalm!", maande de dokter hen aan, terwijl hij rustige bewegingen maakte met zijn ene arm: "Jullie zijn in het stedelijk hospitaal. Er is geen gevaar. Jullie mogen meteen weer vertrekken."

"Wat is er dan gebeurd?", riep Wilders, nog steeds niet op z'n gemak. De Nervicks die naar het grote raam gewandeld waren, en de tuin van het hospitaal herkend hadden, keken nu op, toen de arts verder ging:

"Er is een lek in de gastank van het labo waar jullie aan het werk waren, opgetreden", zei hij: "We hebben jullie onderzocht, nadat jullie binnen gebracht werden, maar niemand loopt gevaar. Geloof me gerust: er is alleen een narcotische werking ingetreden. Jullie zullen jullie nog een paar dagen suf voelen, maar dat betert wel. Jullie mogen gaan, en kunnen meteen weer aan het werk. Ik moet alleen je bloeddruk nog 'ns testen. Die kan wat onder het peil gezakt zijn, maar dat is niet erg. Dat is zeer tijdelijk…"

Terwijl de arts het rijtje af ging met zijn bloeddrukmeter, trachtten allen zich het incident te herinneren. Clara was diep geschrokken. Wilders vroeg zich af of er dan een gastank in het labo gestaan had. Niemand kon zich noch het voorval, noch de gastank herinneren. Er moest toch iemand eerst flauw gevallen zijn, en de anderen zouden zich toch herinnerd hebben dat er iemand viel? En wie had de alarmknop ingedrukt? Wie had hen gevonden? Waarom waren hun aanverwanten niet hier om hen gerust te stellen?

"Heb je onze familie al gerust gesteld?", riep de oudste van de Nervicks. De arts keek op, onderbrak zijn werk even, en zei: "Jullie familie hoeft niet gerust gesteld te worden. Niemand weet er wat van af. Het is beter dat niemand er wat van af weet, begrijp je? Onnodige zorgen zouden het zijn. Onnodige zorgen berokkenen heel wat schade; dat zouden jullie moeten weten. Het is pas deze ochtend gebeurd, zie je, en nu is het vijf uur. Als jullie wat later thuis komen, kunnen jullie zeggen dat je wat hebt moeten overwerken… Komaan, we hebben jullie wagens hierheen laten brengen. Ze staan voor het gebouw."

10.

De volgende dag, waren allen weer aan het werk in het labo. In afwachting van een nieuwe opdracht, werden alle tuigen nagekeken, en werd er nog wat geschaafd aan de opleiding van de jongste elementen. Toen het tien uur sloeg op de antieke hangklok, was er koffiepause. Edward wenkte professor Wilders bij zich. De professor zag er zeer vermoeid uit.

"Professor", sprak Edward ietwat aarzelend, "het vorige experiment…"

"O", zei Wilders, terwijl hij melk in hun beider koffie goot, "daar herinner ik me niets meer van… die verdomde gaslek…"

"Professor", zei Edward weer, alsof hij een poging deed om hem wakker te schudden: "Ik weet het…"

Wilders keek Edward even ongelovig aan, en zei toonloos: "Nou, en dan?"

"Ik heb geen spuitje gehad, professor ", zei hij: "Ik ben er onderuit geglipt…ik…"

Welk spuitje?", vroeg Wilders hem bezorgd en argwanend, en hij keek Edward vaderlijk en tegelijk verschrikt aan.

"Dat van die gaslek is larie!", zei Edward: "Niemand weet het, maar toen men ons kwam halen, heb ik gedacht dat het wel 'ns verkeerd kon aflopen. Mijn tweelingbroer kwam net mijn boterhammen brengen, en hij is meegegaan en heeft een spuit gehad.."

Wilders fronste z'n wenkbrauwen: "Daro, zeg je? Wie is dat in 's hemels naam? Je bent wat overspannen, Edward! Neem enkele dagen vakantie, het zal je goed doen!"

"Maar professor… ik zweer het! Herinner je je dan niets van het project jota? De AEZ-14-schimmel? Die schimmel waaruit zich een baby ontwikkelde? Vraag het aan Clara!"

Clara kwam naar hen toe. Wilders keek haar zwijgend aan. Edward stotterde, als hij het verhaal helemaal van voor of aan weer vertelde. Toen hij zijn verhaal beëindigd had, was er een stilte. Niemand van de anderen die zich rond de tafel geschaard hadden, durfde iets te zeggen. Edward voelde dat men hem onmogelijk kon geloven. In vertwijfeling en sloeg z'n handen rond z'n hoofd en snikte. Het leek er wel op alsof hij elk ogenblik een zenuwinzinking had kunnen krijgen.

Enkele ogenblikken later, stopte er een ziekenwagen beneden aan de gevel van het labo. Twee mannen in witte kledij brachten Edward weg. Een arts kwam naar professor Wilders toe en vroeg hem wat er gebeurd was.

"Hij is overspannen, meer niet", zei Wilders moedeloos: "Geef hem een vergeetspuitje en wat kalmeermiddelen, en stop hem enkele dagen onder de dekens. Ik geloof dat we zoiets vroeger nog meegemaakt hebben…"

De arts knikte en verliet het gebouw. Het was weer stil geworden. Wilders herademde.

"Kom", zei hij, "laten we aan de slag gaan. We hebben de komende weken heel wat werk te verzetten…", en hij haalde een doosje uit een pakje, maakte het open, en haalde er een soort mos uit tevoorschijn. Ze keken allen leergierig toe, alsof ze dit nooit voordien gezien hadden. Professor Wilders legde hen uit dat het een schimmel was. Een X-2-schimmel. Het team had de opdracht gekregen om de ontwikkeling van de schimmel na te gaan, gedurende de eerstkomende twaalf weken. Iedereen zou een eigen taak toegemeten krijgen. Wilders vertelde er bij, dat het om een zeer belangrijk onderzoek ging, om een deelproject eigenlijk, waarvan niemand gegevens mocht vrijgeven. Alles moest strikt geheim blijven. Bij het aanhoren van die woorden, ontwaakte er bij het team een unaniem enthousiasme. Iedereen was klaar om aan de slag te gaan. Uit een ander pak, werd een grote glazen stolp te voorschijn gehaald, waarin, zoals Wilders vertelde, de schimmel moest ondergebracht worden. En dan begon hij naarstig de richtlijnen aan elk van hen uit te leggen. Er kwam weer leven in het team. Alleen Clara had heel even de indruk dat ze dit nogmaals meegemaakt had.

"Ik stel voor", zei proessor Wilders tot zijn medewerkers,"dat we dit het Project Jota noemen, teneinde aldus Edward, die wegens oververmoeidheid niet kan meewerken, indachtig te blijven". En in een geest van tevredenheid en samenhorigheid, ging men aan de slag. Niemand van hen realiseerde zich, voor de hoeveelste keer dit nu gebeurde.

* * *


01-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De gijzeling van Mithras
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De gijzeling van Mithras

De aarde heeft koorts, en het zieke organisme genereert een even zieke geest: de wereld is in paniek. Een nauwkeurige bevraging naar de oorsprong van deze pandemische waanzin, brengt ons op het spoor van de schuldige: de theorie van de erfzonde. Zij blijkt namelijk het ultieme middel waarmee het recht van de sterkste zich doorzet, en waarmee een kaste van machtswellustelingen zowel de godheid als het volk verschalkt. In werkelijkheid fnuikt het georganiseerde kerkendom het christendom, en trekken de clerus en de andere wereldse machthebbers samen aan één en hetzelfde zeel. Door gesofisticeerde massahypnose weten zij sinds oudsher het volk te instrumentaliseren. Een bloedige strijd tussen het goddelijk kind en het gouden kalf speelt zich in onze tijd af in de bijna niet te betreden kelders van de menselijke ziel ― zij is tenslotte de inzet van de rivaliserende machten.
LEES VERDER: KLIK: http://www.bloggen.be/Mithrasgijzeling/ 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DEAD-LINE
Klik op de afbeelding om de link te volgen "DEAD-LINE. Over de Grenzen van de Tijd en het Neerstrijken van de Engelen" - een 'essay-verhaal'. Klik: http://www.bloggen.be/TIKTAK/

Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.links van verwanten
Klik op de afbeelding om de link te volgen Op de foto links hiernaast: Frederick van Togenbirger-de Waelekens met, op zijn schoot, Ernest v. T., neef van Omsk, die huist op het blog http://www.bloggen.be/tisallemaiet/ .

01-01-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.On-line boeken van dezelfde auteur:

On-line boeken van dezelfde auteur (Om te lezen: klik op de flap)
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MEER VERHALEN

MEER VERHALEN?
KLIK:
http://www.bloggen.be/omskvtdw2/  


27-09-2005
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Koperen Kandelaar
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt.  Het is gewoon zoals je het zélf wenst.  Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed.  Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.

Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat.  Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard. 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Kruiper
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig.  Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.

Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.

Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".

Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen.  In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.

Nu is uw blog aangemaakt.  Maar wat nu???!

Lees dit in het volgende bericht hieronder!




Omsk
Archief
  • Alle berichten

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    LITERATUUR - PAS VERSCHENEN:
    Foto

    Koningin Elisabethwedstrijd
     2013
    voor Piano:
    http://www.cmireb.be/nl/ 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De ballade Erlkönig 1815,  Franz Schubert (1797-1828)
    http://www.digischool.nl/ckv2/romantiek/romantiek/muziek/ballade_erlkonig.htm 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Klassieke muziek:  http://www.bloggen.be/musica/ 
    Foto

    Der Wegweiser

    "Der Wegweiser" ("De Wegwijzer") is een gedicht uit de gedichtencyclus "Die Winterreise" ("De winterreis") van Wilhelm Müller.

    Het gedicht gaat over een wandelaar die de wegen vermijdt waar de andere mensen lopen; hij verkiest de verborgen stegen tussen ondergeneeuwde rotsklippen, alsof hij iets vreselijks heeft begaan en hij mensen moet gaan schuwen. Een verscheurend verlangen drijft hem de woestenij in. Wijzers op de straten wijzen, ze wijzen in de richting van de steden, en hij wandelt en wandelt, opgejaagd op zoek... naar rust. En ineens staat daar een wijzer, pal voor hem, en die wijzer gebiedt hem een straat in te gaan; een straat waaruit niemand ooit terugkeerde.

    Na de tekst hier onder volgt een link naar een video met een beroemde uitvoering, door Dietrich Fischer-Dieskau en Alfred Brendel, van het door Schubert op toon gezette gedicht uit de liederencyclus Die Winterreise.

     

    Der Wegweiser


    (Wilhelm Müller)


    Was vermeid' ich denn die Wege,

    Wo die ander'n Wand'rer gehn,

    Suche mir versteckte Stege

    Durch verschneite Felsenhöh'n?


    Habe ja doch nichts begangen,

    Daß ich Menschen sollte scheu'n, -

    Welch ein törichtes Verlangen

    Treibt mich in die Wüstenei'n?


    Weiser stehen auf den Strassen,

    Weisen auf die Städte zu,

    Und ich wand're sonder Maßen

    Ohne Ruh' und suche Ruh'.


    Einen Weiser seh' ich stehen

    Unverrückt vor meinem Blick;

    Eine Straße muß ich gehen,

    Die noch keiner ging zurück.

    MUZIEK: http://www.youtube.com/watch?v=xjuMgK9SimI&feature=related


    Foto

    Alles ontstaat tussen 'droom' en 'werkelijkheid' -

    Over het jongste boek van Ludo Noens

    De klacht is terecht: in zogenaamde boekenzaken is nog weinig meer te vinden dan fotoalbums omtrent koken, reisgidsen en opgeklopte, tot de prijzenpot veroordeelde, doch volstrekt onleesbare romans van schrijvers die leven van hun naam, welke nu eenmaal niet mag ontbreken op het salontafeltje van de 'interloktueel'. Ook de obligate tijdschriften bieden naast reklame nog slechts lang achterhaalde, in columns gegoten meninkjes van TV-vedetten met weliswaar lange tongen doch lege hoofden. Wie zich vandaag beperkt tot de magazijnen waar de massa koopt, koopt pulp: Cultuur speelt zich in deze tijd weer exclusief af in de marge: echte gedichten schuwen glad papier en over de nu vernieuwende boeken hoor je pas binnen tien jaar op canvas praten - àls die al ooit in het commerciële circuit terechtkomen. Wie artistiek bij wil zijn, dient zich uit te rusten met speciale antennetjes, en die verwijzen naar heel andere publicaties: geen fotobrochures over koken of over citytrips, maar nog echt spannende romans met gevleugelde fantasie, fictie die de 'werkelijkheid' inhaalt, en inspirerende inhoud waar over na te denken valt en ook vruchtbaar over te converseren.

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is zo'n roman - geheel in de marge, waar de cultuur van deze nieuwe tijd gedijt - al noemt hij zichzelf heel bescheiden 'novelle'. Het volume telt weliswaar geen duizend pagina's maar de inhoud heeft tentakels die zowat alles updaten en onderling relateren wat met de themata van Ludo Noens zijn jongste boek te maken heeft, want deze auteur is bekend om zijn historische nauwgezetheid en om zijn vermogen een veelheid van creatieve verbanden naar de oppervlakte te brengen.

    Het tijdskader van de 'vertelling' in "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is het controversiële tijdsgewricht van de "flower-power" dat intussen alleen de gepensioneerden onder ons nog hebben meegemaakt: de tijd van de drugsexperimenten die naar werelden leken te leiden die verwant bleken met die van de oudste culturen waaruit onze grote religies en levensbeschouwingen ontsprongen. "Hier ging het niet meer om de zoveelste sociale of politieke omwenteling, maar om een ontologische verschuiving". (p. 79) Meer bepaald filosoferen de personages op verhalende wijze over die heel bijzondere bewustzijnstoestand die het grensgebied bestrijkt tussen de droom en de waaktoestand in: de lucide droom, in de voorgaande eeuw reeds verkend door de Nederlandse psychiater en schrijver, Frederik Van Eeden, die in deze droomvorm naar zijn eigen zeggen met zijn overleden zoon heeft gepraat. Hoe dat mogelijk is, verklaart Noens evenwel niet op een positief wetenschappelijke manier; hij toont wél dat er andere, evenwaardige verklaringsmethoden zijn én hij laat ook zien dàt zoiets mogelijk is.

    De "sixties" verwijzen naar de tijd der Oepanisjaden én naar de religieuze bronnen van de Aboriginals: "De Aboriginals, de oorspronkelijke bewoners van Australië, noemen het alchéringa of Droomtijd (...)", waarin het concrete, het aardse, uit de droom, uit de hemel, werd geschapen, "(...) Maar een onomkeerbare catastrofe zorgde er op een dag voor dat de verbinding tussen hemel en aarde definitief werd verbroken". (p. 81) Noens' novelle werpt ook licht op wat in de parapsychologie de "materialisaties" heten, de "Toelpa's" of de "succubussen", en het doet allemaal denken aan de "kat van Schrödinger"; het onderbepaalde dat pas middels de bewuste toeschouwer zijn definitieve vorm krijgt omdat alles intersubjectief zou zijn. Bovendien bevat het werk een genuanceerd maatschappijkritisch luik dat weerstand biedt aan geschiedenisverdraaiingen die de wondere tijd van de sixties willen banaliseren omdat hij alles behalve past in de onverbiddelijke Westerse economie en in onze Big Brother-wereld: "Onze wetten, economische structuren, wereldbeschouwelijke en religieuze instituten, sociale gebruiken en gedragspatronen zijn historisch geëvolueerd, en dit wordt allemaal verkeerdelijk vereenzelvigd met het leven op zich" (pp. 54-55).

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) zal binnen twintig jaar een best-seller zijn. Het boek werd vandaag gratis verspreid onder de abonnees van Portulaan - een cultureel tijdschrift dat zijn naam niet gestolen heeft en dat vandaag zijn vijfentwintigste jaargang ingaat!

    (*) Zie: http://www.bloggen.be/ludonoens/  

    (Jan Bauwens, 1 januari 2009)



    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • Het eindstation
  • a
  • Isaac
  • Meilied
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Johann Pachelbel, Canon (synthesiserversie)
  • Zo is de dood
  • Hoe gezond is sport? Een interview met Omsk van Togenbirger
  • Het recht van de sterkste
  • 12.12.12.
  • Over het gebruik van de patiënt in de eenentwintigste eeuw. Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • De dienaar van
  • actueel: het orgaan
  • Juniregen
  • U moet er af!
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Viool 2012
  • De geest in de fles
  • Inzicht
  • Het magazijn
  • Erosie
  • Kort
  • De eeuwige wederkomst
  • Het hiernamaals
  • Over het ware lot van de mens - Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • Het wezen van de vrolijkheid
  • Dante's afdaling ter helle (3)
  • Dante's afdaling ter helle (2)
  • Dante's afdaling ter helle (1)
  • De tijd
  • De ets
  • Het cultuurbegrip van Stephanos
  • Opstanding
  • Rijk en dom
  • Over de verschillende graden van dood zijn
  • Koude oorlog
  • Het Bureau Voor Onoplosbare Zaken
  • In de kelder
  • Mijn oude grootmoeder
  • De laatsten zullen de laatsten zijn
  • Leugens
  • Enkelvoud
  • Zonde
  • Adieu, groots firmament vol fonkelende sterren!
  • Christus en de kardinalen
  • Het labyrint
  • Het geloof en de werken
  • Sparen en plunderen
  • Zijn wij dan niet de echo onzer verzinsels?
  • Gesprek in de winter
  • Inspiratie
  • Tourette
  • Kwalen zijn geen kwalen. Een stukje voor de eerste winterdag.
  • Koude winters...
  • De toren
  • De fles
  • Kwakzalvers
  • Fijn wit zand
  • De wolk
  • Water & Over de klimaatsverandering
  • Spoken
  • De nieuwe god
  • De witte krokodil
  • Geloof (1)
  • Orde
  • In de toekomst is geen heil...
  • Kaos
  • Doeltreffende medicatie
  • Surrealistische werkelijkheid
  • De gasknop
  • Van Togenbirger's 'atheïsme'
  • Zomer
  • Mijnheer Dupont en de mal van het Zijn
  • Het ei van mei
  • Martha
  • Een zeer gezond besluit
  • Aan de ontbijttafel - illustratie
  • Aan de ontbijttafel
  • Milieuleugentjes om bestwil?
  • Het tanen van de Noord-Atlantische drift
  • Februari
  • Tijd is krediet
  • Het hoofdgerecht des levens dis...
  • Wij waren
  • Saint-Denis
  • Stenen en mensen
  • De binnen- en de buitenkant
  • Thuis
  • Doorheen de winterse depressie
  • Een lucide droom (illustratie)
  • Een lucide droom
  • Wiens brood men eet...
  • Evolutie en inwikkeling
  • Sneeuw
  • Bijwerkingen
  • De lucide droom
  • de golem
  • De golem
  • Domesticatie
  • De tijd gaat achterwaarts te vierklauw
  • Worden wij abstract, mijnheer?
  • Kinderarbeid, organenhandel, zwartwerk en Rechtspraak
  • Over een zucht van een nog heel ander kaliber dan de hebzucht
  • Overbevolking
  • Bram Stoker
  • Kinski
  • N
  • Nosferatu
  • de tuinen
  • De tuinen
  • Het Eeuwige Vuur
  • Het boek
  • De Goede Deur
  • Vlees (roman) - 1
  • Verrijzenis
  • Depressies
  • Inbraak
  • Sonate voor Harpsichord en Cello
  • Het is begonnen!
  • Over redelijkheid en klare taal...
  • De tijd vliegt
  • Panta rei
  • Glazen muren en casino's vol attracties!
  • Der Erlkönig grafiet
  • Der Erkönig (J.W. von Goethe)
  • De winter en de dood
  • Aanhangsels
  • Extase
  • Verbloemingen
  • Voornemens
  • Het gelijmde been (3): De toverstok
  • De lange baan
  • God of de duivel
  • Het gelijmde been (2)
  • Die eerste dagen van november
  • Harken
  • Is mijn geld safe?
  • Herfst
  • Het gelijmde been
  • Eten
  • Verslavingen
  • Kunst
  • Ellende
  • De burcht
  • Geheim en identiteit
  • Hongersnood
  • Rood als duizend rozen
  • Op een vergadering...
  • De molen
  • De poolster
  • Het Orgaan
  • Het boek
  • De twee geschiedschrijvers
  • De Laatste Reis
  • De Laatste Reis (illustratie)
  • De Goede Deur
  • De Onderwereld (roman)
  • Water
  • De Overname
  • Solvejg’s Lied
  • Septembernacht
  • Die Nacht…
  • Die nacht (illustratie 2)
  • Spiegels
  • Over het verouderingsproces
  • Het Credo
  • De Afwas
  • Absolute macht
  • Trillingen
  • Maria
  • De Messias
  • Het Spel van de Wereld
  • De nieuwjaarsramp
  • Het argument
  • Zuster Olympia
  • De Meester
  • DE TUINEN
  • Janus of van de Aliënatie
  • De Neuzen van Tsjernobyl
  • Het Eeuwige Vuur
  • Vladslo, en andere plaatsen...
  • De dood is een gedachte
  • Het 'bijna-leven'
  • Het kind
  • De Apologie van de Eeuwigheid
  • De heer die zichzelf in stukjes hakte
  • Het gesprek
  • Een sollicitatie
  • De Omkering van alle dingen
  • Transsubstantiatie
  • De pikorde
  • De wedloop
  • De virtuele veiligheid
  • Dode handen
  • Samen thuis
  • Het Laatste Oordeel
  • SINTERBUIS
  • Gedenkteken

    Hoofdpunten blog omskvtdw2
  • De spiegel
  • De job
  • De Wrat (1)
  • De Wrat (2)
  • De Wrat (3)
  • De Wrat (4)
  • De Wrat (5)
  • DE VERGEETPUT
  • DE TUMOR
  • DE BEHEERDER VAN HET LABYRINT
  • De beheerder van het labyrint (vervolg)
  • Meer verhalen
  • DE HEMEL EN DE GOOT
  • meer verhalen

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Hoofdpunten blog musica
  • Audio-visuele installatie "Harvest Bell" (Dirk D'Hulster)
  • Koningin Elisabethwedstrijd
  • Nosferatu
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Piano 2021
  • Adagio liedcyclus
  • Meilied (muziekvideo)
  • Oh dichosa ventura (muziekvideo)
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Muziekvideo's J.B
  • muziekbestanden J.B.
  • Ave Maria
  • Pianoconcerto 14: Daer zat een sneeuwwit vogeltje
  • Te Deum laudamus10
  • Te Deum laudamus9
  • Te Deum laudamus8
  • Te Deum laudamus7
  • Te Deum laudamus6
  • Te Deum laudamus5
  • Te Deum laudamus4
  • Te Deum laudamus3
  • Te Deum laudamus2
  • Te Deum laudamus1
  • Harpsichord 2 verlengd met cello
  • Pianoconcerto 7 Apocalyptische Dans
  • De zee
  • De geschiedenis van de panfluit
  • Requiem - delen 4 tot 7
  • Requiem - deel 3
  • Requiem - deel 2
  • Requiem - deel 1
  • Keldertrappen - nr. 8/8
  • Keldertrappen - nr. 7/8
  • Keldertrappen - nr. 6/8
  • Keldertrappen - nr. 5/8
  • Keldertrappen - nr. 4/8
  • Keldertrappen - nr. 3/8
  • Keldertrappen - nr. 2/8
  • Keldertrappen - nr. 1/8
  • Harpsichord 13 verbeterd
  • Harpsichord 12
  • Harpsichord 11
  • Harpsichord 10
  • Harpsichord 9
  • Harpsichord 7
  • Harpsichord 6
  • Harpsichord 5
  • Harpsichord 3
  • Harpmuziekje
  • Trompetsonate
  • Nostalgia
  • K 2007
  • Goldbach Variaties
  • Pop 5
  • Pop 4
  • Pop 3
  • Pop 2
  • Pop1
  • Drie ontstemde klavieren
  • muziekvideo
  • portretten componisten
  • Pianoconcerto 14, Daer zat een sneeuwwit vogeltje, Jan Bauwens, Serskamp, 2004.
  • Klarinetconcerto 1 Jan Bauwens Serskamp 2004
  • Kort symfonisch gedicht
  • Door de neevlen van de avond (uit: Adagio van Felix Timmermans)
  • Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen
  • Gebed voor het Vaderland
  • Boskaboutersymfonie
  • Bomen
  • Victoria lucis
  • Gitaarconcerto 1 "Portulaan"
  • vioolconcerto 1: deel 5 van 6
  • Klarinetconcerto 3: deel 3 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 2 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 1 van 3
  • pianoconcerto nr 15
  • Pianoconcerto nr 5 deel 5 van 6
  • Pianoconcerto nr 5 deel 4 van 6
  • Dans
  • Titan
  • Tsunami symfonie
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 6 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 5 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 4 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 3 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 2 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 1 van 6
  • Harpmuziekje
  • minimal1
  • Ave Maria
  • Juan de la Cruz' Canciones 7 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 6 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 5 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 4 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 3 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 2 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 1 van 7
  • Tsunami symfonie (Jan Bauwens)
  • Junisymfonie (J. Bauwens)
  • O dichosa ventura
  • Goldbach Variationen voor Piano Solo (J. Bauwens)
  • Orgelconcerto 3 J Bauwens Serskamp 2008
  • Orgelconcerto 2 J Bauwens Serskamp 2004
  • orgelconcerto 1 J Bauwens Serskamp 2004
  • -
  • achtergrond

    Boeken van dezelfde auteur.
    Om een boek te lezen, klik op de prent van de flap.

    Foto

    Foto

    Foto

    EN FRANCAIS:
    Foto
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Beluister hedendaagse klassieke muziek van dezelfde auteur: klik op de prent van de weblog hieronder.


    Foto

    Foto

    Foto

    Warm aanbevolen:
    Pas verschenen: "Kamers", van Dirk  Biddeloo, grootmeester van de tragie-komedie:
    Foto

    “O jerum jerum jerum…”

     

    “Streuvels is een Vlaamse Dostojevski; Vansteenbrugge, een hedendaagse Streuvels.

    Stijn Streuvels stelde het harde boerenleven te boek net voor het voorgoed verdween.

    Zijn dorpsgenoot, de befaamde chirurg, auteur, kenner en bewonderaar van de Griekse Oudheid, stichter van Vlaanderens mooiste loopkoers en gewezen senior seniorum, dr. Kris Vansteenbrugge, deed hetzelfde met het Vlaamse studentenleven van weleer.

    Een rijkdom aan cultuur en een niet te missen historisch document, op meesterlijke wijze vorm gegeven in een authentieke Vlaamse realistische roman die leest als een trein.”
    (J.B.)

     

    Alle info: klik op de kaft:

     


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De nieuwe poëziebundel van
    Guy van Hoof
    (*) is uit:
    "Bekentenissen"
    Meer info: klik op de flap hier onder.
    (*) De dichter heeft een plaats in de top drie van Omsk's voorkeurlijstje der Nederlandse dichtkunst


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    VAN DEZELFDE AUTEUR:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/tisallemaiet/
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/
  • bloggen.be/heteindedertijden/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/
  • bloggen.be/theartofmusic/
  • bloggen.be/tiktak/
  • bloggen.be/mathematicachristiana/

    VAN DEZELFDE AUTEUR: MUZIEK: COMPUTERGESTUURDE UITVOERINGEN IN MP3 EN MUZIEKVIDEO:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/iserlevennadedood/
  • bloggen.be/spiritus/
  • bloggen.be/ontstaansvraag/
  • bloggen.be/onlifeafterdeath/

  • OVER MUZIEK:
  • bloggen.be/theartofmusic

  • CHRISTENDOM VERSUS FYSICALISME:
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/bethina2/
  • bloggen.be/bethina3/
  • bloggen.be/bethina4/
  • bloggen.be/bethina5/
  • bloggen.be/bethina6/
  • bloggen.be/schepping/
  • bloggen.be/prudence/
  • bloggen.be/andthelightshineth/

  • CHRISTENDOM VERSUS KERKENDOM:
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/

  • TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/heteindedertijden/

  • EDUCATIEF:
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/

  • WISKUNDE, LOGICA EN TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/mathematicachristiana/
  • bloggen.be/mathematicachristiana2/
  • bloggen.be/paradoxes/

  • SPORT EN GEZONDHEID
  • bloggen.be/metamanagement/

  • Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 03-2023
  • 12-2020
  • 08-2017
  • 06-2017
  • 01-2017
  • 07-2015
  • 12-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 12-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 04-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 05-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 03-2006
  • 01-2006
  • 09-2005



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs