Van Togenbirger-De Waelekens' Vertelsels (Alle teksten en tekeningen zijn wettelijk beschermd) Voor meer verhalen: zie het ARCHIEF of de INHOUDSTAFEL. Ofwel klik telkens op de GROENE PIJL die naar LINKS wijst, onderaan de pagina. Copyright: J. Bauwens.
21-12-2012
Het recht van de sterkste
Het recht van de sterkste
- Wat heeft dat kabaal hier te betekenen? riep hij.
- Ze hebben een loopwedstrijd gehouden, zo probeerde zij hem uit te leggen, en er is ruzie van gekomen.
- Was men het dan niet eens over de winnaar?
Hij moest zijn stem verheffen om boven het getier uit te kunnen komen, er werd gedrumd en geduwd.
- Er waren duizend deelnemers, zo verduidelijkte zij, maar slechts achthonderd medailles. Tweehonderd mensen kunnen naar hun herinneringsmedaille fluiten.
- Zo? En die maken dus kabaal om een medaille?
- Neen, dat is niet de reden van het ongenoegen, zei ze.
- Wat dan wel? vroeg hij.
Ze trok hem uit de menigte weg omdat haar stem het anders zou begeven hebben als ze riep.
- De organisatoren weigeren zich te verontschuldigen voor het tekort aan medailles; ze beschuldigen de tweehonderd achterblijvers dat ze maar harder moesten lopen!
- Wat?!
- Uiteraard is er protest, de mensen laten zich niet zo makkelijk afschepen. Met duizend deelnemers en slechts achthonderd medailles, vallen er sowieso tweehonderd mensen uit de boot. Er zijn gewoon geen medailles genoeg voor iedereen.
- Helemaal niet leuk voor die mensen die toch ook hun best deden, besloot hij, maar gelukkig gaat het alleen maar om een domme medaille.
- Ja, dat dacht ik eerst ook, zei ze, maar wat blijkt? Alleen op vertoon van zijn medaille krijgt men wat te drinken.
- Maar dat kan toch niet! zo ging hij nu zelf aan 't protesteren: iederéén heeft dorst!
- Dat hebben ze aan die organisatoren ook gezegd, beaamde zij, maar kennelijk hebben ze daar helemaal geen oren naar.
Het gejoel groeide nog aan, en sommigen belden bij de huizen aan met de vraag om wat water. Er waren omwonenden die een glas water offreerden aan de dorstigen, maar er waren ook anderen die niet thuis gaven en die van boven door de ramen dat refrein herhaalden dat ze maar harder hadden moeten lopen. Er waren er zelfs die in luid gelach vanuit de vensters boven in de gevels emmers vol water naar beneden kieperden.
- Vreselijk, zo mompelde hij nu ongelovig, het bizarre gebeuren om zich heen overschouwend. En wie zijn de organisatoren?
- Een of andere vereniging, antwoordde ze: ze heet Het recht van de sterkste.
(J.B., 2012)
12-12-2012
12.12.12.
12.12.12
Het was een stalen brug belegd met beton voor voetgangers, fietsers en misschien ook een niet te grote kar, een brug die als een boog over de ijskoude vaart lag, midden in de stad en ik was net over het hoogtepunt heen en dan ging het weer bergaf, toen ik in de rechter binnenzak van mijn winterjas tastte en gewaar werd hoe daar nog twee grote hompen brood staken, boterhammen die ik wellicht maanden geleden had meegenomen naar ik weet niet meer waar en die ik totaal vergeten was om op te eten. Terwijl ik tastte in mijn zak, brak een stuk brood van de ene homp af, het viel op mijn schoen, het zag al helemaal groen en zo schopte ik het ongewild voort, het rolde een eindje over het beton van de brug en gleed dan doorheen de reling om uiteindelijk te belanden op een van de stalen 'poutrels', zo'n meter lager dan het te belopen beton, omzeggens tussenin de gladde weg over de brug en het koude zwarte water.
Net op dat ogenblik kwam zij in tegengestelde richting bergopwaarts de brug op en viel zij in mijn blik: een klein, oud en uitgemergeld Kroatisch moedertje dat mij nu genaderd was tot op nog enkele passen en zij was duidelijk gebiologeerd door het met groene schimmel bedekte brood dat van de weg afrolde en dat op een van de ijzeren staven terzijde van de brug bleef liggen. Zij week uit en keek, mij gunde ze geen blik, ik hoorde haar iets zeggen in haar vreemde taal die nog verwant was aan de taal van Caesar en die in geen tweeduizend jaar veranderd was omdat daar de beschaving stil was blijven staan terwijl hier het verval al ver gevorderd was. Ik ken haar taal niet maar toch verstond ik dat zij iets riep dat moet betekend hebben: "O, mijn god! Kijk nu, wat een homp!" En dan, haast fluisterend: "Ze valt niet in 't water... ze blijft liggen... kan ik er bij? Ja, ik kan er bij, stil nu, ik kan er bij..."
In een reflex wilde ik de grote stukken uit mijn jaszak vissen om ze haar te geven en zo te vermijden dat zij gevaarlijke dingen zou gaan doen, maar ik hield mij in want van groene broodschimmel wordt men ziek, groene broodschimmel is kankerverwekkend, en zo hield ik een ogenblik de pas in, aarzelend en mij afvragend wat ik voor haar doen kon want nog steeds had ze mij geen blik gegund en zo te zien aan het grimas vol verachting vermengd met onverschilligheid dat haar oud doch rechtvaardig gezicht tekende, was zij ook niet van plan om mij een blik te gunnen en mij derhalve in de gelegenheid te stellen haar te helpen. Het is overigens een universeel gegeven dat mensen die hulp nodig hebben, daar nooit om zullen vragen zolang de trots groter is dan in dit geval de honger, en trots is al te vaak gigantisch.
Minuscuul was haar gestalte, haar ogen leken veel groter dan ze waren en zij volgden daarin slechts het brood na waarvan zij in haar verbeelding al gebeten had. Ik kon slechts toezien hoe zij naar de kant liep van de brug, het brood niet uit het oog verliezend en tegelijk ook zoekend naar een stok waarmee zij misschien bij die vermeende feestmaaltijd kon komen en met diezelfde blik ook pogend, alleen God weet hoe, om de vogels af te weren die immers ook hadden gezien dat er wat te rapen viel en die gewis en zeker honger leden net als zij, nu dikke ijsschotsen naar adem hapten in het stroperiger wordend kolken in de schaduw van die diepe spleet waarin zich sinds 't begin der tijden een slang van water waaraan maar geen eind kwam dapper een weg bleef banen door de stede.
Zij ging tot bij de ijzeren reling van de brug dewelke zij met haar magere handen niet omklemde omdat ijzer lichaamswarmte wegrooft wijl zij dringend brandstof nodig had; zij stak haar smalle hoofd al door twee stangen, hurkte, reikte met een lange dunne arm waarvan de mouw bleef haken aan een smeedijzeren krul, tot net niet aan de homp, toen daar een meeuw passeerde die zo behendig als zijzelf eens was, voor haar kleine vuistje net niet het brood wegstal in een geruisloze en elegante vlucht.
Op dat ogenblik kruiste mijn pad het hare terwijl wij elk in een zozeer verschillende wereld waren dat een ontmoeting uitgesloten was; ik durfde zelfs niet meer om te kijken toen ik haar voorbijgegaan was en toen ik helemaal beneden aan de overkant der brug gekomen was, had ik er het raden naar vanwaar hij dan afkomstig was, zo plotseling in de diepte achter mij, die plons.
"Der Wegweiser" ("De Wegwijzer") is een gedicht uit de gedichtencyclus "Die Winterreise" ("De winterreis") van Wilhelm Müller.
Het gedicht gaat over een wandelaar die de wegen vermijdt waar de andere mensen lopen; hij verkiest de verborgen stegen tussen ondergeneeuwde rotsklippen, alsof hij iets vreselijks heeft begaan en hij mensen moet gaan schuwen. Een verscheurend verlangen drijft hem de woestenij in. Wijzers op de straten wijzen, ze wijzen in de richting van de steden, en hij wandelt en wandelt, opgejaagd op zoek... naar rust. En ineens staat daar een wijzer, pal voor hem, en die wijzer gebiedt hem een straat in te gaan; een straat waaruit niemand ooit terugkeerde.
Na de tekst hier onder volgt een link naar een video met een beroemde uitvoering, door Dietrich Fischer-Dieskau en Alfred Brendel, van het door Schubert op toon gezette gedicht uit de liederencyclus Die Winterreise.
Alles ontstaat tussen 'droom' en 'werkelijkheid' -
Over het jongste boek van Ludo Noens
De klacht is terecht: in zogenaamde boekenzaken is nog weinig meer te vinden dan fotoalbums omtrent koken, reisgidsen en opgeklopte, tot de prijzenpot veroordeelde, doch volstrekt onleesbare romans van schrijvers die leven van hun naam, welke nu eenmaal niet mag ontbreken op het salontafeltje van de 'interloktueel'. Ook de obligate tijdschriften bieden naast reklame nog slechts lang achterhaalde, in columns gegoten meninkjes van TV-vedetten met weliswaar lange tongen doch lege hoofden. Wie zich vandaag beperkt tot de magazijnen waar de massa koopt, koopt pulp: Cultuur speelt zich in deze tijd weer exclusief af in de marge: echte gedichten schuwen glad papier en over de nu vernieuwende boeken hoor je pas binnen tien jaar op canvas praten - àls die al ooit in het commerciële circuit terechtkomen. Wie artistiek bij wil zijn, dient zich uit te rusten met speciale antennetjes, en die verwijzen naar heel andere publicaties: geen fotobrochures over koken of over citytrips, maar nog echt spannende romans met gevleugelde fantasie, fictie die de 'werkelijkheid' inhaalt, en inspirerende inhoud waar over na te denken valt en ook vruchtbaar over te converseren.
"Bannelingen uit Droomtijd" (*) is zo'n roman - geheel in de marge, waar de cultuur van deze nieuwe tijd gedijt - al noemt hij zichzelf heel bescheiden 'novelle'. Het volume telt weliswaar geen duizend pagina's maar de inhoud heeft tentakels die zowat alles updaten en onderling relateren wat met de themata van Ludo Noens zijn jongste boek te maken heeft, want deze auteur is bekend om zijn historische nauwgezetheid en om zijn vermogen een veelheid van creatieve verbanden naar de oppervlakte te brengen.
Het tijdskader van de 'vertelling' in "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is het controversiële tijdsgewricht van de "flower-power" dat intussen alleen de gepensioneerden onder ons nog hebben meegemaakt: de tijd van de drugsexperimenten die naar werelden leken te leiden die verwant bleken met die van de oudste culturen waaruit onze grote religies en levensbeschouwingen ontsprongen. "Hier ging het niet meer om de zoveelste sociale of politieke omwenteling, maar om een ontologische verschuiving". (p. 79) Meer bepaald filosoferen de personages op verhalende wijze over die heel bijzondere bewustzijnstoestand die het grensgebied bestrijkt tussen de droom en de waaktoestand in: de lucide droom, in de voorgaande eeuw reeds verkend door de Nederlandse psychiater en schrijver, Frederik Van Eeden, die in deze droomvorm naar zijn eigen zeggen met zijn overleden zoon heeft gepraat. Hoe dat mogelijk is, verklaart Noens evenwel niet op een positief wetenschappelijke manier; hij toont wél dat er andere, evenwaardige verklaringsmethoden zijn én hij laat ook zien dàt zoiets mogelijk is.
De "sixties" verwijzen naar de tijd der Oepanisjaden én naar de religieuze bronnen van de Aboriginals: "De Aboriginals, de oorspronkelijke bewoners van Australië, noemen het alchéringa of Droomtijd (...)", waarin het concrete, het aardse, uit de droom, uit de hemel, werd geschapen, "(...) Maar een onomkeerbare catastrofe zorgde er op een dag voor dat de verbinding tussen hemel en aarde definitief werd verbroken". (p. 81) Noens' novelle werpt ook licht op wat in de parapsychologie de "materialisaties" heten, de "Toelpa's" of de "succubussen", en het doet allemaal denken aan de "kat van Schrödinger"; het onderbepaalde dat pas middels de bewuste toeschouwer zijn definitieve vorm krijgt omdat alles intersubjectief zou zijn. Bovendien bevat het werk een genuanceerd maatschappijkritisch luik dat weerstand biedt aan geschiedenisverdraaiingen die de wondere tijd van de sixties willen banaliseren omdat hij alles behalve past in de onverbiddelijke Westerse economie en in onze Big Brother-wereld: "Onze wetten, economische structuren, wereldbeschouwelijke en religieuze instituten, sociale gebruiken en gedragspatronen zijn historisch geëvolueerd, en dit wordt allemaal verkeerdelijk vereenzelvigd met het leven op zich" (pp. 54-55).
"Bannelingen uit Droomtijd" (*) zal binnen twintig jaar een best-seller zijn. Het boek werd vandaag gratis verspreid onder de abonnees van Portulaan - een cultureel tijdschrift dat zijn naam niet gestolen heeft en dat vandaag zijn vijfentwintigste jaargang ingaat!
Boeken van dezelfde auteur. Om een boek te lezen, klik op de prent van de flap.
EN FRANCAIS:
Beluister hedendaagse klassieke muziek van dezelfde auteur: klik op de prent van de weblog hieronder.
Warm aanbevolen:
Pas verschenen: "Kamers", van Dirk Biddeloo, grootmeester van de tragie-komedie:
“O jerum jerum jerum…”
“Streuvels is een Vlaamse Dostojevski; Vansteenbrugge, een hedendaagse Streuvels.
Stijn Streuvels stelde het harde boerenleven te boek net voor het voorgoed verdween.
Zijn dorpsgenoot, de befaamde chirurg, auteur, kenner en bewonderaar van de Griekse Oudheid, stichter van Vlaanderens mooiste loopkoers en gewezen senior seniorum, dr. Kris Vansteenbrugge, deed hetzelfde met het Vlaamse studentenleven van weleer.
Een rijkdom aan cultuur en een niet te missen historisch document, op meesterlijke wijze vorm gegeven in een authentieke Vlaamse realistische roman die leest als een trein.” (J.B.)
Alle info: klik op de kaft:
De nieuwe poëziebundel van Guy van Hoof (*) is uit: "Bekentenissen" Meer info: klik op de flap hier onder. (*) De dichter heeft een plaats in de top drie van Omsk's voorkeurlijstje der Nederlandse dichtkunst