Omsk
Van Togenbirger-De Waelekens' Vertelsels (Alle teksten en tekeningen zijn wettelijk beschermd)
Voor meer verhalen: zie het ARCHIEF of de INHOUDSTAFEL. Ofwel klik telkens op de GROENE PIJL die naar LINKS wijst, onderaan de pagina. Copyright: J. Bauwens.
29-07-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Oordeel
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Het Laatste Oordeel

Daar waren de berichten weer! Mededelingen, meer niet. Een stoppeldroge en wat bibberige stem las de waarschijnlijk voorgeschreven tekst van een papiertje of van een laptopscherm af, en dat was het. Woorden, zinnen, geen ingewikkelde constructies, geen bijvoeglijke naamwoorden, uitroeptekens, bijzinnen, intonaties of andere verfraaiingen, alleen de nuchtere berichtgeving, de naakte zinnen, de feiten.

Alles verdween erbij in het niets, letterlijk dan. Wie de draagwijdte van de berichten niet meteen besefte, had kunnen denken dat men in de uitzendstudio’s nu met de handen in het haar zat. Maar de programma’s waren allang niet meer de zorg van de studiomensen. Waren zij trouwens nog langer programmamakers, nu de berichten onherroepelijk door de ether waren gegaan, en nu iedereen ook heel goed wist dat er geen weg terug meer was? De berichten deelden op slag de geschiedenis op in twee stukken: de tijd van daarvoor, en de tijd van wat daarna moest geschieden. En het drong al ras tot iedereen door dat dit het breukpunt der tijden was, de as waar omheen alles altijd heeft gedraaid, of men dat nu wist, geloofde, vermoedde, ontkende of niet. Wat haast niemand meer geloofde, wat elk zich redelijk achtend mens beschouwde als behorend tot lang voorbijgestreefde, middeleeuwse, archaïsche of naïeve opvattingen, kwam nu ineens en onherroepelijk op gang, en dit geschiedde in één enkel ogenblik. Het deed menige versmade vermaning oplichten in het geheugen, en Gustav Mahler’s Auferstehung weerklonk nu over de hele wereld, alsof die plots was omgetoverd in een concertzaal; ja, het machtige heelal leek nu in een theater veranderd: "…In einem Augenblick… zu der Zeit der letzten Posaune…", zo weerklonk het tussen de vallende sterren.

"Ik verveel me", zo fluisterde hij haar in het oor, en hij liet daarbij een weinig speeksel in haar oorschelp spatten opdat ze het op haar heupen zou krijgen. Zij duwde hem echter van zich weg met een venijnig forse stoot en zonder hem aan te kijken, en ze bleef gekluisterd aan het witte doek. Bombastische orkestmuziek zwol aan, veel te luid, en hij stak ostentatief de vingers in zijn oren en keek rond zich. De helft van de halflege zaal zat popcorn te knabbelen of aan rietjes te zuigen, enkelen gaven zich over aan meer ondeugende praktijken, nog anderen stonden op en verlieten het theater. Hij besloot het voorbeeld van de laatst genoemden na te volgen, en fluisterde haar in het oor: "Ik moet dringend plassen, schat… ik ben in de cafetaria… goed?"

Nu was haar geduld op en zij ontwaakte abrupt uit haar trance. Vooraleer hij de gelegenheid had om ook maar een vin te verroeren, was zij spoorslags opgestaan en beende ze met grote passen doorheen de stoelen – hij achter haar aan als een hondje, de staart tussen de benen. Met geheven hoofd, kwaad voor zich uit kijkend, warempel met zevenmijlslaarzen en met zwaaiende armen liep ze via de zijbeuk de zaal naar boven, stootte ze eerst bijna de Coca-cola-jongen omver en botste daarna tegen zijn gekoelde automaat-op-wieltjes. Het ding maakte verontwaardigd een draaibeweging om zijn as en begon aan een zelfstandige rit bergafwaarts, als in zijn gat gebeten, hotse-botse rinkelend doorheen de smalle gang, om tenslotte met een weidse draai tot stilstand te komen midden op het podium onder het witte doek. Er was hilariteit alom, hij vluchtte in paniek naar buiten.

Het felle licht stak hem in de ogen. Waar kon zij nu heen zijn gegaan? Eerst liep hij naar de auto op de dakparking – zij had geen sleutels en hij wilde haar niet laten wachten, het was zo al erg genoeg. Maar bij de auto stond zij niet. Dan liep hij terug de parking over naar de cafetaria bij de zaal. Het publiek keek wat bevreemdend op toen hij vanuit de deuropening verschrikt de inboedel aan personages inspecteerde, maar zij maakte er geen deel van uit. De toiletten!

"De plaats voor de heren is de andere deur, mijnheer!" riep de WC-dame, al opverend uit haar stoeltje, toen hij met de deurknop in de hand stond. Hij aarzelde maar liep toch door. "l’Autre porte, monsieur! l’Autre porte, s’il vous plaît!», en dan met een nog veel luidere stem : «S’il vous plaît, monsieur! The next door ! The next, please!»

Ze had hem beet bij zijn mouw en schudde aan zijn arm om hem tot rede te brengen, terwijl zij snel de deur van het damesvertrek dicht trok, en zij keek hem streng aan en wees nu naar het plaatje op de deur waarop te lezen stond: "Dames/Ladies", en daarna trok ze hem – nog steeds bij de mouw – naar de belendende deur en wees zij vervolgens het bordje dat daarop prijkte aan, waarop te lezen stond: "Heren/Gentlemen". Dan wachtte ze tot hij haar aankeek en ze knikte hem schuins toe alsof ze hem op die manier vragen wilde of hij het nu gesnopen had.

Hij spande zijn mondhoeken eens op tot aan zijn oren, rukte zich los en liep snel naar buiten, een tweede keer de parking over, tot bij de auto. Zij was er nog steeds niet en hij begreep nu ook dat zij vanzelfsprekend niet gedwee naast hem wilde zitten terwijl hij haar naar huis bracht – het was immers haar film, hij had hem aan haar beloofd, ze had er lang naar uit gekeken… "Wat heb ik nu toch weer gedaan!" – zo verweet hij zichzelf, en hij stampte met zijn ene voet op het betonnen dak waarop deze parking zich bevond, als in een poging om het onheil van zich af te schudden.

Precies op dat moment – het moment dus waarop hij met de rechter voet hard tegen het beton stampte – weerklonk een luide donderslag over de wereld. Neen, een donderslag was het niet: het was veeleer een gebulder dat aanzwol, en meteen snapte hij het: dit was, god-nog-aan-toe,… een aardbeving! Hij zag de carrosserieën van de wagens op de parking voor zich uit schudden op hun wielen, tegelijk was er beneden in de straat het kriepen van remmen gevolgd door de slag van een aanrijding, en dook een meeuw in een wijde boog over de afvalcontainer waarop hij net wilde landen. Met nauwkeurigheid nam hij waar hoe het dak waarop hij zich bevond, als een kaartenhuisje ineen klapte. Het ging als volgt.

Het middelste stuk van de parking zakte gewoon naar beneden, en de wagens, containers en andere tuigen die daar opgesteld stonden, schoven, alsof zij aangezogen werden door dit neerwaarts zakkende centrum, allen daarheen en, gelijk zand dat door een trechter glijdt, verdwenen zij in het gat beneden. Hijzelf had zich nog net met de beide handen kunnen vastgrijpen aan het paaltje waarop de automaat met de parkeerkaartjes was vast gevezen: het paaltje boog met zijn fundering mee omlaag, doch het bleef in het beton vastzitten, en zo kon hij vermijden dat hij meegezogen werd in de trechter die alles in een mum van tijd verslond en tot schroot herleidde. Geen seconde later begaf ook de muur aan de tegenoverliggende kant van de parking het, en nu werd het zicht op het spektakel belemmerd door alom opstijgende stofwolken. Zijn aandachtig observerende ogen zochten – en vonden – een weg die hem zou toelaten om nog rap naar beneden te klauteren, want vanzelfsprekend wist hij dat hij zich nu zo snel mogelijk naar een zo laag mogelijk punt moest begeven, wilde hij enige kans maken om het er levend vanaf te brengen. De helft van het gebouw waarop hij zich bevond, was met de grond gelijk gemaakt, de andere helft stond nog overeind, en als hij het paaltje losliet, kon hij zich via de betonnen constructie, die als een hellend vlak aan zijn voeten lag, naar beneden laten glijden. Hij was nog niet helemaal beneden toen ook de andere helft van het gebouw met een oorverdovende klap ineen zakte. In de daarop volgende seconden baande hij zich tussen het schroot haast vanzelf een weg naar een meer open gelegen en dus veiliger oord, en zo bereikte hij de rijbaan, waar hij enigszins tot rust kwam, ging zitten en met grote ogen schouwde naar de verwoestingen alom.

"Het is meeslepend, niet?", fluisterde ze: "Je krijgt echt het gevoel dat de man die net nog in de filmzaal zat, nu met een echte ramp te maken heeft; een film in een film maakt alles echter…"

"Aan technieken en tactieken geen gebrek", beaamde hij, "maar ik mis een beetje de inhoud hier".

"Inhoud is een illusie", repliceerde ze snel: "De inhoud komt alleen maar door de vorm tot stand. Ik heb dorst; gaan we iets drinken?"

Ze verlieten de zaal en belandden in de stad die in de rode gloed van de zwoele avond baadde.

"Meende je dat?", vroeg hij belangstellend.

"Wat?"

"Je zei dat de inhoud een illusie is…"

"Maar dat is geen mening", zei ze: "dat is wetenschap: zonder het lichaam is er ook geen ziel; meer nog: er is alleen het lichaam, de ziel denk je er zelf bij."

"De ziel van de film bestaat niet; dat is wat jij beweert, toch?"

"Zelfs de bewegingen zijn illusoir", verdedigde zij zich triomfantelijk: "de vele stilstaande beelden, snel na elkaar geprojecteerd, suggereren de illusie van een beweging. De personages zijn slechts kleurenvlakken, zij suggereren enkel personages; de hele film is niet meer dan een hoopje stof, weliswaar vernuftig in elkaar gezet".

"Wij zijn nu aan het wandelen", hernam hij.

Ze keek hem glimlachend aan: "Ga door…"

"Zijn de bewegingen die wij nu maken, illusoir?"

"Wij zijn geen filmbeelden", antwoordde ze.

"Onze bewegingen zijn dus echt bewegingen?"

"Tuurlijk", zei ze.

"En onze ziel? Is die dan niet echt?"

"Ons lichaam is echt", specifieerde zij, "maar die zielen denken wij erbij. Althans… dat doen sommige mensen – ik niet!", haastte ze zich eraan toe te voegen.

"Dus, wat jij beweert is… dat datgene wat wij nu aan het vertellen zijn, niet voortgebracht wordt door onze zielen, maar door onze stembanden?"

"Door onze hersenen!", corrigeerde ze hem: "Onze zintuigen vangen indrukken op; die indrukken worden door de hersenen verwerkt, en de hersenen produceren op hun beurt… producten, zoals woorden en zinnen, welke via de stembanden medegedeeld kunnen worden aan anderen."

"Goed dan", zei hij, "maar volg me nu eens", en hij nodigede haar uit te gaan zitten op een bank in de laan.

"Vertel", zei ze, "ik heb dorst…"

"Als mijn hersenen een vraag produceren…"

"Ja?"

"Een vraag die ik aan jou stel… een vraag die zij – mijn hersenen – doorgeven aan mijn stembanden en… die mijn stembanden dan doorgeven aan jouw oren, en die jouw oren doorgeven aan jouw hersenen…"

"Ja?"

"Zijn het dan onze hersenen die met elkaar converseren? Ik bedoel: niet wijzelf, maar alleen maar onze hersenen?"

"Wij zijn onze hersenen!", antwoordde ze.

Hij keek haar ongelovig aan.

"Wij zijn ook voor een stuk onze stembanden en onze oren, natuurlijk, maar onze hersenen… liggen als het ware dichter bij onszelf dan onze mond en onze oren… "

"Onze hersenen liggen dichter bij onszelf dan onze oren, zeg je? Over welk zelf heb je het dan? Over onze ziel toch?"

"Ik zeg dat bij wijze van spreken hé… laat ik zeggen dat de hersenen meer centraal zijn voor de mens."

"Centraal? Over welk centrum heb je het?"

"De hersenen zijn het centrum van het lichaam", zei ze, "en dus ook het centrum van onszelf… want wij zijn ons lichaam".

"Goed", zei hij: "wij zitten hier dus te converseren met elkaar, maar in feite zijn het alleen twee lichamen die…"

"Informatie uitwisselen!", maakte ze zijn zin af: "En laten we nu iets gaan drinken, ik kom om van de dorst!"

Ze ging opstaan, hij volgde haar, en ze keken om zich heen, zoekend naar een kroeg die een beetje bij de aard van hun gesprek paste.

Er was echter geen kroeg te zien, er was alleen de wekker en zijn ongedurig getik. Hij tastte naar zijn bril op het nachtkastje, bracht hem met de hengsel van hem vandaan gericht tot bij zijn ogen, en bekeek de wijzers. Het was kwart voor zeven, hij had nog een kwartier voor hij eruit moest. Een kwartier in de ochtend kan heel lang duren, zo troostte hij zichzelf, en hij liet de bril zachtjes naast het bed vallen om met al te omslachtige bewegingen zichzelf niet voortijdig te wekken, en uit dit resterende kwartiertje alles nog te kunnen putten wat erin kon zitten.

"Ik heb ooit een kwartier gehad dat wel een eeuwigheid leek te duren", zo vertelde hij haar. Ze hadden een etablissement gevonden dat niet te druk was en toch gezellig, en ze nipten gezapig aan een bruintje van de Trappisten. "Het komt er op aan de goede draai te vinden", legde hij uit: "alles hangt af van de goede draai. Er zijn lichaamshoudingen die de tijd tot stilstand kunnen brengen. Hoe laat moet jij er ’s ochtends uit?"

Op dat moment hoorde hij een licht belletoontje: het eerste waarschuwingsbelletje van de wekker. Hij tastte gauw naar het onding en drukte meedogenloos de knop in die het de mond moest snoeren. Ze keek hem nu wat medelijdend aan, alsof haar ogen zegden dat dit helaas niet zou helpen.

"Vind je het erg?", vroeg hij haar nog gauw: "vind je het erg dat ik blijf liggen?"

"Dat zal niet gebeuren", lachte ze: "Je hebt me immers ooit verteld dat je een noodsysteem hebt voor het geval je de wekker het zwijgen oplegt nog vooraleer die zijn plicht kan vervullen!"

"Verduiveld!", vloekte hij: "de radiowekker!"

"Als je de stekker wil uittrekken, dan moet je je bed uit en ben je sowieso wakker!", lachte ze: "Ik vind het overigens best vernuftig, dat systeem van jou; ja, echt geniaal is het!"

Hij dacht zijn hersenen stuk om aan het drama van het opstaan te kunnen ontkomen, maar geen enkele gedachte bracht hem soelaas.

"Daar heb je de radio al", zei ze met een zucht, "en luister maar eens goed; de berichten...". Hij keek haar wat geschrokken aan, maar zij vervaagde voor zijn ogen en zij kreeg een wat andere stem, een radiostem, en het was alsof de plaatjes van op de WC-deuren spraken toen er iets weerklonk in de zin van "Dames en heren…", maar dan veel plechtiger dan bordjes op toilettendeuren kunnen zijn, en ook paniekeriger: er lag een bibbering in de stem, zo kon hij nu duidelijk horen, en de stem deed een mededeling, onopgesmukt, bijna intonatieloos, zonder adjectieven, bijzinnen of andere verfraaiingen, gewoon de naakte feiten, en dat was het dan. En langzaam sijpelden de berichten tot hem door, terwijl hij ontwaakte en hij zich met alle krachten van zijn geest verzette tegen dat ontwaken, maar het mocht niet baten. Hij spande zich tot het uiterste in om zich in te beelden dat hij nog steeds droomde, en dat de radiostem met haar bericht behoorden tot de droom van zopas. Ja, meer nog: zelfs in de droom was het bericht slechts gespeeld, het behoorde immers tot de wereld van het witte doek, en dan nog niet tot het echte witte doek, maar tot het witte doek zoals het opduikt in een droom.

In een droom kijkt hij naar een film – een film over mensen die in de bioscoop zitten en die daar naar een film kijken – en op die film wordt een bericht gegeven, en dan nog door een onbekende stem: zoiets kan toch niet echt zijn!? Zoiets is toch geheel en al droom en niets dan droom!? Alleen de vrouw die in die film in de film in zijn droom naar de film zat te kijken, ging er eventjes in op, maar het volstond haar te vertellen dat hij moest plassen opdat zij meteen uit die illusie was gewekt. Ze was wel kwaad, natuurlijk, maar wat zou het? Zij bestond niet eens! Hij had immers helemaal geen andere vrouw dan die vrouwen die hij zich droomde.

Hij troostte zich met al deze steekhoudende argumenten, doch tegelijk drong het tot hem door dat de berichten helemaal niet gedroomd konden zijn: ze hadden hem immers gewekt, zoals ze hem elke ochtend opnieuw wekten: elke ochtend maakten die verdoemde berichten een einde aan de diepzinnige conversaties met zijn gezellinnen, aan zijn uitstapjes in de zwoele avondsteden, aan zijn etentjes en aan zijn bruintjes van de Trappisten, aan zijn hele wereld, en aan zijn ganse heelal maakten elke ochtend weer die verdomde nieuwsberichten, uitgebraakt door zijn – door haar nochtans luid bejubelde – ‘noodsysteem’, abrupt een einde, en viel zijn hele kosmos aan diggelen, ja, stopte de tijd, maakte hij het einde der tijden mee. En toen hij aldus onzeggelijk pijnlijk ontwaakte, nam hij een vast voornemen.

Hij besloot om nu eens en voorgoed een heel nieuw en een ander systeem te ontwerpen, en reeds zag hij voor zijn ogen hoe zich de beginselen van zijn geniale plan ontvouwden: aan de stekker van de wekkerradio diende een draad te worden vastgemaakt; aan het andere eind van de draad, een lus; die lus moest hij in handbereik hebben, zodat hij de stekker kon uittrekken nog vooraleer de stem van het bericht de kans kreeg om haar zegje te doen, en dit zou dan ook geen al te lastige bewegingen vergen welke hem uit zijn slaap konden wekken. Aan de lus diende een trosje te worden vastgehecht – een trosje zoals men er vroeger eentje aan de punten van de slaapmutsen vastmaakte om te beletten dat men, na het ongezellige ontwaren van het verlies van de muts des nachts, door het overdadige rondtasten zichzelf uit de slaap zou halen. Het was een geniaal element uit vroegere tijden dat hij nu kon benutten in zijn plan, en hij verheugde zich al op het ten uitvoer brengen van zijn idee, en hij vroeg zich af of zij – zij, ja, die hij telkenmale moest achterlaten in nachtelijke etablissementen nog lang vooraleer hij de gelegenheid kreeg om haar wat liefs toe te fluisteren – of zij het ook zo geniaal zou vinden, zoals ze destijds zijn systeem met de wekkerradio zo geniaal had gevonden. "Ze bestaat niet", murmelde hij, "maar dank zij mijn systeem zal ze wel bestaan: ze zal blijven bestaan".

Hij zuchtte. "Enfin", zei hij halfluid, "blijven, blijven… er is niets dat blijft, natuurlijk: helemaal niets is er dat blijft duren! Düren is een mooie stad, maar Blijven Düren…" En nu realiseerde hij zich dat dit een waarheid was gelijk een koe, en op grond van deze waarheid achtte hij het gerechtvaardigd om door te gaan met zijn plannen, en besloot hij dat de wereld die hij voor zichzelf had uitgekozen, evenveel bestaanrecht had als die andere, die alleen maar altijd opnieuw roet in het eten kwam gooien, en die voor zijn part alleen maar nuttig was als stockeerruimte voor zijn vernuftige systemen die de maximale voortzetting van zijn eigen wereld waarborgden.

"Zij kan beweren wat ze wil", zei hij nu al helemaal luidop, "met haar theorieën over het lichaam… en dat de ziel een illusie is…", en hij opende nu zijn ogen en maakte nog gauw zijn zin af: "maar voor wie een vrouw van vlees en bloed moet missen, staat het lichaam geheel ten dienste van de ziel… en de werkelijkheid ten dienste van de droom! Of heeft zij het nog steeds niet door, dat schone schepsel, dat zij helemaal geen lichaam heeft, dat zij alleen maar uit ziel bestaat?" Hij lachte zichzelf wakker, ging op de rand van zijn bed zitten en trok zuchtend zijn sokken over zijn voeten. Ze zaten vol met gaten en stonken uren in het rond.

En alsof onze brave man deze opmerking van zijn auteur gehoord had, voegde hij er nog van zich af bijtend aan toe: "Dat elk zijn part geriekt en zwijgt!" En bij het passeren in de gang, wees hij eventjes naar het blanke glazuren stenen bordje, waarop warempel deze spreuk in gouden Gotische letters te lezen stond.


23-07-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SINTERBUIS
Klik op de afbeelding om de link te volgen

SINTERBUIS

Alfred - ooit "onze Free" - was een op een klein appartementje aan de rand van een onwelriekende stad met veel verkeerslawaai gepropte boer. Nu hij na zijn kinderen, die naar het buitenland getrokken waren omdat hier geen toekomst meer is, ook zijn vrouw verloren was aan kanker, en hij zich niet meer kon verweren, had men hem, zoals dat vaak gebeurd, ook nog zijn land afgepakt. Het was begonnen met een aangetekende brief van een of andere "intercommunale" over "onteigeningen", en Free was naar de "juge" moeten gaan, en voor hij het goed besefte, stond hij op straat met een handvol "schijtkersen". Achter zijn gat werd dan gretig de onteigende grond van gewas en dieren ontdaan, en verkaveld, en de "intercommunale" maakte van de akkers een chique villawijk. "Onze Free" was nog niet bekomen van de dood van zijn vrouw, toen hij dus ineens vaststelde dat hij op een klein appartementje zat. In de waan dat hij zich wat had laten bemoederen door in en uit lopende meisjes, van de gemeente en van de OCMW, en van nog andere instellingen, begon hij zich nu stilaan de ware toedracht van de hele heisa te realiseren, maar het was helaas al veel te laat. Hij was nog eens teruggegaan naar zijn land - enfin, naar de plaats waar zijn hoeve had gestaan, maar hij bekende zich daar nog nauwelijks, en begreep maar niet dat het inderdaad zo rap kon zijn gegaan. Op de plaats waar hij geboren en getogen was, ingetrouwd was, zijn kinderen had grootgebracht, zijn ouders had verzorgd en begraven en daarna ook zijn vrouw, op de plaats waar zijn koeien stonden te grazen, waar de varkensstallen hadden gestaan, en de grote boomgaard - op die plaats stonden nu rijzige villa's, gebouwd in een moderne stijl, dat wil zeggen met allerlei nutteloze hoeken en kanten eraan, omgeven door nog verse voortuintjes en met in elk voortuintje een auto. "Nieuwe Wijk", zo stond te lezen op een stalen straatnaambord dat aan een groene stalen buis was vastgemaakt, en hij had daar wat rondgedrenteld in de hoop nog iets terug te vinden van zijn hoeve. Geen boom, geen struik vond hij nog. Hij had gehoopt direct iemand te kunnen aanspreken, maar er was maar weinig leven te bekennen in de nochtans bewoonde huizen, en de mensen die hun huis verlieten, deden dat met de auto, en die kon hij niet doen stoppen. Daarom was hij een voortuintje opgelopen waar een man van zijn leeftijd stond te harken. Hij sloeg de harkende man al een hele poos van dichtbij gade, toen die met zichtbare verschrikking zijn aanwezigheid opmerkte en een stapje achteruit deinsde. Nadat hij hem had gerustgesteld, en zij wat woorden hadden gewisseld, wilde hij de gepensioeneerde ambtenaar - de man had hem zijn geschiedenis al verteld - op zijn beurt kenbaar maken dat uitgerekend hier, en nog geen jaar geleden, een grote Mispelaar stond. Zijn Mispelaar, waaruit hij af en toe een recht stuk van het allerhardste hout kon snijden. Maar die kans kreeg hij niet, want plots ging een deur van de villa open en een opgedirkte dame van zowat dertig, kennelijk de kleindochter van de ambtenaar, wenkte die naar binnen en hij kwam niet meer terug. Free was dan maar teruggegaan naar zijn appartementje, en hij had moeten zoeken om het vinden. Het ging allemaal door zijn hoofd, nu hij stond te staren bij het venster dat uitgaf op de oorverdovende steenweg, toen plotseling zijn bel - een luide zoemer waar hij al een stuk van een kussen had voorgebonden - lawaai maakte.

Toen hij eerst: "Binnen!" had geroepen, besefte hij dat de beller zeven verdiepingen lager in een traphal stond, en hij nam eerst het kussen weg, en dan de parlefoon van de haak en hij luisterde aan het ding:

"Ja?".

Doorheen het suizen klonk een geaffectueerde mannenstem:

"Mijnheer Vandendriessche? Alfred Vandendriessche? Doe snel open! We zijn hier met uw prijs!"

"Wie zijt gij?" vroeg Alfred.

"We zijn hier met uw prijs, kunt u eventjes de deur opendoen, dan brengen we hem naar boven, bij u!", drong de stem gemaakt vriendelijk aan.

Alfred aarzelde geen ogenblik en hing de parlefoon weer in de haak, waarna hij het kussen er weer begon voor te binden. Maar dat was nog niet gebeurd, toen het ding alweer luid teuterde, nu niet één keer maar zeker vijf of zes keer kort naeen. Hij legde het kussen en het koord opzij, nam de hoorn weer van de haak en zei onverwijld:

"Luister eens hier: ik ken u niet en..."

Opnieuw werd Alfred in de rede gevallen met een lange uitleg over een prijskamp, en dat hij de winnaar was, en of hij dan gewoon de deur wilde opendoen zodat zij hem zijn prijs konden geven, want dat was alleen maar hun job, en dan zouden ze hem verder met rust laten.

"Luister eens hier, mijnheer", herhaalde Alfred geduldig: "dat gij uw werk doet, begrijp ik wel, maar ik heb nog nooit in mijn leven deelgenomen aan een prijskamp, en ik ben ook niet van plan om dat ooit te doen, want Onze-Lieve-Heer verbiedt het gokspel, en dus zijt gij hier aan het verkeerde adres..."

Alweer viel de stem hem in de rede met een uitleg, waarvan hij onthield dat iedereen die in "den blok" woonde, automatisch deelnam. En de stem voegde eraan toe dat hij wel anders zou spreken als hij de prijs zou zien!

Alfred schrok, want het kwam een ogenblik in zijn gedachten dat zij hem misschien wel een nieuwe hoeve kwamen brengen: een document, een eigendomsdocument van zijn nieuwe hoeve, of dan toch van een klein hoevetje ergens op den buiten waar hij de rest van zijn dagen kon slijten. Inderdaad, dacht hij: ze hadden ingezien dat het onrecht dat hem was aangedaan, alle proporties te buiten ging, en al konden ze het niet meer helemaal goedmaken, toch zagen ze zich verplicht om hem tenminste een bescheiden woonst terug te geven. Het zijn ook mensen in die "intercommunale", zo dacht hij, en zij weten ook wel dat niemand het hier uithoudt in dat lawaaierige kamertje boven die snelweg. En hadden ze hem trouwens niet uitgelegd dat het allemaal voorlopig was?

Zonder nog iets te zeggen, duwde hij op het knopje van de parlefoon, en hoorde hij meteen hoe ginder beneden een deur openging en een zucht van verlichting ontsnapte aan - ja, hij hoorde nu meerdere stemmen, hij verstond niet wat ze zegden maar hij hoorde wel dat er stemmen bij waren die een vreemde taal spraken.

"Ge zijt de zottigheid niet wijs", prevelde hij plotseling, want hij bedacht dat hij nu misschien wel geen "goed volk" had binnengelaten. Hij opende zijn kleerkast en haalde daaruit zijn Mispelaar te voorschijn: als wandelstok had hij het wapen altijd bij de hand. Zo ging hij bij de deur staan wachten en hij haakte het klepje bij het oog weg en keek in de door de lens vervormde, zwak verlichte gang. De liftdeur ging open. Nauwkeurig hield hij alles in de gaten: een man stapte achterwaarts de lift uit, gevolgd door een tweetal dat een groot en blijkbaar zwaar ding de gang in loodste. Zonder twijfel, het was een kartonnen doos. Alfred ging bij het oog weg toen de eerste man door de gang begon te lopen, van deur naar deur, op zoek naar zijn naamplaatje.

Uiteindelijk werd er geklopt, en Alfred omklemde met stevige greep zijn Mispelaar:

"Wie daar?"

"Mijnheer Vandendriessche? Wij zijn het. Uw prijs alstublief!" Het klonk een beetje fier.

"Zo?", sprak Alfred aarzelend: "En wat is het dan, als ik dat mag weten?"

"Een verrassing", zei de stem.

Alfred keek weer door het oog, keek nu recht in het oog van de man, die geschrokken een stap terug deed en kuchte. Hij ging terzijde van de kartonnen doos staan. De andere twee - twee Turken, zo meende hij - ijsbeerden door de gang.

"Doet u nog open, mijnheer?", drong de man aan: "U moet een papier tekenen...".

Alfred schrok toen hij dit hoorde: een papier tekenen, daar komt onheil van, wist hij uit ondervinding.

"Wat zit er in die doos?", riep hij: "Als ge het niet zegt, wil ik het niet hebben!"

"U moet een ontvangstbewijs tekenen", riep de man, al ongeduldiger, terug: "Wij hebben dat nodig, dat begrijpt u toch?"

"Wat zit er in die doos?", herhaalde Alfred.

"Uw prijs, mijnheer. Doe open, dan zult u het zien".

"In geen geval doe ik open", repliceerde Alfred, en hij haakte de klep weer voor het oog en liep van de deur weg. Geërgerd stapte hij naar de andere kant van de kamer tot bij het venster, en hij keek naar beneden in de straat, of hij daar niet ergens de auto van zijn ongewenste bezoekers kon zien staan. Maar hoe kon hij dat zien: daar beneden stonden wel duizend auto's; zo ver als hij kon kijken, zag hij niets dan auto's, in alle kleuren van de regenboog.

Als ze de deur inbeuken, zullen ze kennis maken met mijn Mispelaar, zo zwoer hij, en zijn eed was nog niet koud of ze klopten alweer:

"Mijnheer Vandendriessche? Bent u daar nog?"

Dat was een vrouwenstem; het moest de stem van zijn buurvrouw zijn, hij had haar nooit ontmoet, maar er was al eens post van haar in zijn brievenbus beland, en zo wist hij dat ze Irma heette, en weduwe was.

"Wie is daar?", vroeg Alfred, nu rustiger.

"Ik ben het, uw buurvrouw. Mijnheer Vandendriessche?" En hij hoorde hoe ze daarop tot die lui in de gang zegde dat hij waarschijnlijk hardhorig was.

"Ja?"

"U hebt een prijs gewonnen, mijnheer Vandendriessche, doe open! Hier zijn mensen, en die kunnen niet blijven wachten, dat begrijpt u nu toch: u moet een ontvangstbewijs tekenen voor uw teevee!"

"Godverdomme!", gromde Vandendriessche nu binnensmonds: dat er nog aan toe: een teevee!

Nu ontsloot hij zijn deur, opende die met een ruk en struikelde haast over de grote kartonnen doos die veel dichterbij stond dan de lens dat had laten uitschijnen. Achter de doos stonden de buurvrouw, de leverancier, en wat verderop de twee vermeende Turken. Allen hadden ze een voorzichtig lachje om de mond - kennelijk waren ze gebrand op zijn reactie - en ze wezen naar de doos.

"Jaja, ik heb het al gezien", zegde Alfred, "maar ik heb dat ding niet besteld..."

"Maar het is gratis!", legde de buurvrouw ongedurig uit: "u hebt het gewonnen!"

"Zo is dat", zei de leverancier, die hem nu met de linkerhand het papier voorhield en met de rechterhand een stylo.

"Ik heb dat ding niet besteld, en ik heb ook niet deelgenomen aan uw prijskamp", herhaalde Alfred kort.

"Een teevee!", herhaalde de buurvrouw nogmaals nadrukkelijk en met opgestoken vingertje, waarna de leverancier een nieuwe poging deed om hem het papier onder de neus te duwen.

"Neen, mijnheer", antwoorddde Alfred schijnbaar kalm: "Wat moet ik met dat ding? En neem het maar weer mee, want het kost een fortuin om het te laten ophalen door de dienst huisvuil!" Daarop groette hij het onthutste gezelschap kort, sloot zijn deur, en vergrendelde het slot.

Hij hoorde nog wat gepraat in de gang, en hij ving iets op over "niet goed verstaan" en "oude mensen zijn zo", maar hij ging bij de deur weg omdat hij zich ergerde.

Hij had zijn Mispelaar pas in de kleerkast opgeborgen, toen er weer geklopt werd:

"Mijnheer Vandendriessche? Ik ben het: Martha! Bent u daar? Ze zijn weg!", riep zijn buurvrouw bijna fluisterend.

Martha?! Ik dacht dat ze Irma heette, meende hij. Hij liep naar de deur en deed open. Tot zijn geruststelling was er in de gang geen spoor meer van de doos. Voor hem stond zijn buurvrouw. Door een deurkier achter in de gang, loerde een tweede vrouw. Omdat hij niet voor de hele verdieping wenste te declameren, nodigde hij haar met een gebaar uit om snel binnen te komen.

Zonder aarzelen wandelde ze hem gezwind voor en plofte zich in zijn fauteuil bij het venster:

"U woont hier mooi, mijnheer Vandendriessche: u hebt een prachtig uitzicht op de straat, daar is nog wat beweging; ik zit daar de hele dag tegen schoorstenen aan te kijken... en kijk..." - het verontrustte hem dat ze zich een ogenblik verslikte - "ik heb er een vervelende hoest aan overgehouden..."

"U weet toch zeker dat ze weg zijn?", kwam Alfred terzake.

"Jawel, u was blijkbaar geschrokken, ik begrijp dat wel, maar u bent hier nog nieuw, nietwaar?"

"Een klein jaar...", moest hij toegeven.

"Kijk 'ns!", zei ze zichtbaar tevreden. "Dan kunt u nog niets weten over onze jaarlijkse tombola..."

"Inderdaad", zei hij, "daar weet ik niets van".

"U hebt de papieren niet gelezen zeker?", berispte ze voorzichtig, maar dan weer geruststellend: "Da's niet erg, ik heb ervoor gezorgd dat het in orde komt!"

"Welke papieren?"

"Wel, hebt u geen papieren gekregen toen u hier kwam wonen?"

"Papieren? Ganse boekdelen hebben zij mij toegestopt, en dan nog in zeker zeven talen!"

"Ja, ik weet het, het is veel om te lezen; Irma houdt ook niet van al die paperassen, daarom neem ik die zorg op mij..."

Zij zag hoe hij eventjes opkeek bij het uitspreken van de naam 'Irma', en legde onmiddellijk uit: "Irma is mijn tweelingszuster, ziet u. Wij wonen hier al vijftien jaar, van met ons pensioen... Maar in die papieren staat het, van die tombola: het wordt afgehouden samen met de huur, het geld voor de tombola... omdat het zo'n mooie prijs is, ziet u: het is om de mensen een beetje te helpen, want rijk zijn ze hier over het algemeen niet, en het is slechts één eurootje..."

"Zo, Irma is uw zuster", zei hij.

"Juist. En zij weet wel wat af van techniek, ziet u: zo staan we elkaar een beetje bij, wat de ene niet kan, kan de andere! Irma heeft uw teevee geprobeerd en ze zegt dat hij perfect werkt, er zitten ook dertig posten op, of meer... Ik heb dus getekend in uw plaats!"

"Wat?!"

"Gewoon voor ontvangst, mijnheer Vandendriessche, maakt u zich geen zorgen! Ik kom u nu alleen vragen of u eventjes kunt helpen om uw toestel naar hier te brengen, want onze armen zijn niet meer zo sterk..."

"Maar mevrouw, ik hoef geen teevee, en u kunt niet tekenen in mijn plaats! Ik heb toch duidelijk gezegd..."

"Kalmeer, kalmeer, mijnheer Vandendriessche, ik wist dat u niets afwist van onze tombola, en wat een geluk dat u, de nieuwkomer, meteen prijs hebt gehad. En die mensen hadden dringend een ontvangstbewijs nodig, dat begrijpt u toch zeker wel?"

"Ik heb toch klaar en duidelijk gezegd dat ik geen..."

"Weet ik, weet ik, maar als hun papier niet getekend is, dan kunnen ze niet aantonen dat ze de teevee geleverd hebben, moet u begrijpen, en hun baas moet zo'n leveringsbewijs hebben, daar kunnen die brave mensen zelf niets aan doen..."

Plotseling werd er weer geklopt.

"Dat zal Irma zijn", veerde de buurvrouw recht, en zij opende de deur in zijn plaats.

In het deurgat stond een vrouw die er net als zijn buurvrouw uitzag. Ze bukte zich en trad zo naar binnen, terwijl ze achter zich de kennelijk loodzware doos aansleepte. Ze had die geparkeerd op een dweil, en blijkbaar had ze het geheel op deze wijze over de gladde balatumvloer doorheen de gang tot bij zijn deur weten te brengen. Zonder opkijken ging ze door met slepen tot ze met het gevaarte middenin de kamer beland was.

Alfred keek het verbouwereerd aan. Hij kon er niet aan uit om het tweetal te bedanken voor de hulp. Hij bood hen een kopje koffie aan, maar ze weigerden in koor:

"We komen nog wel eens terug", riep Martha.

"Ja, bijvoorbeeld om samen naar Rad Van Fortuin te kijken!", vervolledigde Irma haar zuster's zin.

"Kent u dat programma, mijnheer Vandendriessche?", informeerde Martha.

"Sympathieke kwismaster, den Theo!", zei Irma.

"Ach, het is zo gezellig in die lange, eenzame winteravonden!", zuchtte Martha, "Maar nu moeten we echt gaan..."

"Altijd welkom", riep hij hen nog helemaal verslagen na, maar ze waren al verdwenen met hun dweil.

En daar stond Alfred nu te kijken naar de kartonnen doos, zoals een uil op een kluit.

Ik moet er iets mee doen, dacht hij: ik kan die doos hier zo niet midden in de kamer laten staan. Ze laten weghalen kost zestig euro, en dat geld heb ik er niet voor over. Ik zal het ding dan maar uitpakken...

Zo deed hij, en hij zocht een hoekje uit waar het gedrocht zo kon staan dat hij er niet telkens hoefde tegenaan te schoppen.

Die nacht droomde Alfred van zijn koeien in zijn weiland. Op een vreemde manier trokken ze zijn aandacht: ze loeiden luider dan ooit, en hun geloei klonk hem vreemd in de oren. Het was zijn bel!

Hij haastte zich uit zijn stroozak, stelde vast dat hij vergeten was om het kussen voor de parlefoon te binden, en haakte de hoorn van de haak:

"Ja?"

"Mijnheer Vandendriessche? Hier de inspectie Kijk- en Luistergelden alstublieft..."

"Euh, kom binnen...", aarzelde hij, en hij duwde op het knopje om de stem erin te laten.

De tijd om van kleren te verwisselen ontbrak hem, en daarom stapte hij in pyama in zijn overall. In geen tijd stond de bezoeker aan zijn deur.

"Vandendriessche?"

"Dat is hier, ja..."

De man kwam spontaan binnen:

"U weet dat ik kom voor het televisietoestel?"

"O, maar dan komt u het terughalen?", vroeg Alfred zich af. Zouden de gezusters daar dan al voor gezorgd hebben?

"Helemaal niet", lachte de man: "u mag uw televisie houden... ik kom alleen met de factuur kijk- en luistergeld..."

"Maar", probeerde Alfred nu uit te leggen...

"Ja, ik begrijp het", zei de man zonder op zijn uitleg te wachten, "maar we komen zelf ontvangen omdat hier heel wat mensen wonen die moeite hebben met de formulieren; het is een gratis dienstbetoon, als u het zo wilt uitdrukken... Met zevenhonderdvijftig euro zit u weer voor een heel jaar goed! Mag ik ook eventjes het aankoopbewijs zien? Dat doen we nu zo, ziet u: twee werken ineens, dan wordt u ook maar eenmaal gestoord..."

"Welk aankoopbewijs?"

"Van uw televisietoestel, mijnheer. U hebt het dus niet meer? Nu, ik geloof u best, dat gebeurt vaker, maar u moet dan wel een kleine opleg betalen, ik zal eens kijken wat ik voor u kan doen om de prijs te drukken... zeventig euro... dat maakt samen achthonderd dertig euro, plus vijfentwintig percent BTW, dat maakt duizendvijfentwintig euro. U kunt natuurlijk ook later betalen, maar dan komen er wel flink wat interesten bij, dus het is niet aan te raden, een euro is een euro, nietwaar..."

Hij grijnsde afwachtend.

Toen de man weg was, telde Alfred de rest van zijn nog overgebleven spaarcenten na. Zestig euro had hij nog. Dat was precies de prijs om het ding te laten weghalen door de opruimdiensten. Hij liep naar de deur van de tweelingszusters, klopte daar aan en vroeg of hij voor een minuutje hun dweil mocht lenen. Onder hun toeziend tweelingsoog bracht hij de teevee in delift, en dan verder tot op het trottoir beneden, en toen het karwei geklaard was belandde hij met hevige rugpijn in zijn kamer aan.

De gezusters hadden hem horen kreunen, en in geen tijd stonden zij weer aan zijn deur, of zij hem niet konden helpen. Er kwam een dokter bij te pas die zei dat het een "hernia" was, en dat opereren niet langer uitgesteld mocht worden. Toen de ziekenwagen arriveerde, gaven de gezusters hem in hun moederlijke vooruitziendheid en zorg nog snel een pyama van eigen makelij mee.

Het draaide nog allemaal voor zijn ogen, en getweeën zaten zij elk aan een kant van zijn ziekbed, Martha en Irma, en zo hielden ze elk een van zijn handen vast. Maar ze keken hem niet aan: hun blikken richtten zich opwaarts naar de muur, waar een teevee ophing die luid speelde. Op de buis draaide lustig het Rad der Fortuin, en de gezusters zongen verrukt mee met de sympathieke presentator. Alfred keek verdwaasd rond, en zo ver als hij kon kijken, zag hij witte bedden, met daarin mensen die, samen met hun bezoekers lustig meezongen met leuke Theo van de buis, van "Kijk-kijk-kijk, nu-ben-ik-rijk!". Met de punt van zijn Mispelaar porde technicus Irma aan de volumeknop van de teevee, die nu uit volle borst tekeer ging. En op zijn beurt zette Alfred zijn keelgat open en, de herniapijn verbijtend, klonk zowaar ook uit zijn mond het wijsje. Hij voelde hoe de zusters nu gelijktijdig, alsof het zo afgesproken was, eventjes in zijn handen knepen.


21-07-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedenkteken

Gedenkteken

 

Een hemel vol blauw. Meeuwen krullen slingerend. Cirkels en lussen. Lussen en zee. Het bruisen van schuimkammen. Het hoge krijsen, nu en dan. En vooral: de zon. Bakken in de hitte. Opgetild worden in de hitte en drijven. Zweven. Slingeren in het duizelingwekkende blauw.

 

Ze ligt vlakbij de mastodont. Het hoge, granieten beeld. De witte, stenen arm wijst over de schuimkammen. Meeuwen met draaierig gekrijs. Wit, rood, bruingebraden. Kontrast met het blauw.

 

Hitte. Braadt alles wat warrelt. Smeltkroes. Bedwelmt. Verdooft. Maakt de wir-war slaperig en zacht. Vervaagt klapwiekend opschietende gedachteflarden. Smoort elke inspanning in de droge kiem.

 

Naast haar, plotseling: voeten. Bruingebakken voeten. Zilveren zandkorrels klevend aan de huid. Parelmoeren teennagels. De geur van zijn vlees. De voeten van Gerard. Zijn enkels, zijn kuiten, zijn knieën, zijn hoge lichaam – rood. Achter hem, het beeld – wit. Daarachter de hemel – blauw. Vlag, denkt ze. Kleurige wapper. Lange wapper.

 

Hoge, lange, wapperende vlag in dit decor, surrealistisch van de hitte. Dali. Krulsnor. Banjo. Slappe horloges. Slappe lijf. Hitte. Water, zand en hitte. Rood, wit, blauw. Dag Gerard, denkt ze, zonder te murmelen.

 

Hij zegt wat. Wat zegt hij? denkt ze. Klanken uit zijn mond cirkelen rond zijn hoofd. Rode klanken. Gerard krijst, denkt ze. Hij is een meeuw. Gelijk stenen vallen de klanken neer. Maken putjes in het zand, naast haar ogen. Is hij verontrust? Het is niets ongewoons, denkt ze. Jonge vaders zijn altijd verontrust. Ze heeft al lang met stenen rapen opgehouden. De schelpen van haar oren zijn laks geworden. Zeker nu. Het is vakantie, niet? Vakantie: blauwe lucht, meeuwen, schuimkammen op een oceaan, een wit, granieten beeld, het krijsen, de zingende hitte van Echnaton. Hier is geen ruimte meer voor onrust.

 

“Mmmm…”, neuriet ze. Een mummie is ze. Een Sphinks. Onverstoorbaar. Verpulverd.

 

“Waar is de kleine?”, herhaalt Gerard.

 

In haar ogen valt, van boven uit het hoge, rode lichaam, zijn blik. In het blauw krijsen de meeuwen.

 

“Waar is ie?” Ongedurig klinkt het. Roder wordt zijn lichaam. Blauwer de lucht. Witter het hoge beeld. De kleine?

De stenen arm, gestrekt, wijst over de schuimkammen.




Omsk
Archief
  • Alle berichten

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    LITERATUUR - PAS VERSCHENEN:
    Foto

    Koningin Elisabethwedstrijd
     2013
    voor Piano:
    http://www.cmireb.be/nl/ 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De ballade Erlkönig 1815,  Franz Schubert (1797-1828)
    http://www.digischool.nl/ckv2/romantiek/romantiek/muziek/ballade_erlkonig.htm 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Klassieke muziek:  http://www.bloggen.be/musica/ 
    Foto

    Der Wegweiser

    "Der Wegweiser" ("De Wegwijzer") is een gedicht uit de gedichtencyclus "Die Winterreise" ("De winterreis") van Wilhelm Müller.

    Het gedicht gaat over een wandelaar die de wegen vermijdt waar de andere mensen lopen; hij verkiest de verborgen stegen tussen ondergeneeuwde rotsklippen, alsof hij iets vreselijks heeft begaan en hij mensen moet gaan schuwen. Een verscheurend verlangen drijft hem de woestenij in. Wijzers op de straten wijzen, ze wijzen in de richting van de steden, en hij wandelt en wandelt, opgejaagd op zoek... naar rust. En ineens staat daar een wijzer, pal voor hem, en die wijzer gebiedt hem een straat in te gaan; een straat waaruit niemand ooit terugkeerde.

    Na de tekst hier onder volgt een link naar een video met een beroemde uitvoering, door Dietrich Fischer-Dieskau en Alfred Brendel, van het door Schubert op toon gezette gedicht uit de liederencyclus Die Winterreise.

     

    Der Wegweiser


    (Wilhelm Müller)


    Was vermeid' ich denn die Wege,

    Wo die ander'n Wand'rer gehn,

    Suche mir versteckte Stege

    Durch verschneite Felsenhöh'n?


    Habe ja doch nichts begangen,

    Daß ich Menschen sollte scheu'n, -

    Welch ein törichtes Verlangen

    Treibt mich in die Wüstenei'n?


    Weiser stehen auf den Strassen,

    Weisen auf die Städte zu,

    Und ich wand're sonder Maßen

    Ohne Ruh' und suche Ruh'.


    Einen Weiser seh' ich stehen

    Unverrückt vor meinem Blick;

    Eine Straße muß ich gehen,

    Die noch keiner ging zurück.

    MUZIEK: http://www.youtube.com/watch?v=xjuMgK9SimI&feature=related


    Foto

    Alles ontstaat tussen 'droom' en 'werkelijkheid' -

    Over het jongste boek van Ludo Noens

    De klacht is terecht: in zogenaamde boekenzaken is nog weinig meer te vinden dan fotoalbums omtrent koken, reisgidsen en opgeklopte, tot de prijzenpot veroordeelde, doch volstrekt onleesbare romans van schrijvers die leven van hun naam, welke nu eenmaal niet mag ontbreken op het salontafeltje van de 'interloktueel'. Ook de obligate tijdschriften bieden naast reklame nog slechts lang achterhaalde, in columns gegoten meninkjes van TV-vedetten met weliswaar lange tongen doch lege hoofden. Wie zich vandaag beperkt tot de magazijnen waar de massa koopt, koopt pulp: Cultuur speelt zich in deze tijd weer exclusief af in de marge: echte gedichten schuwen glad papier en over de nu vernieuwende boeken hoor je pas binnen tien jaar op canvas praten - àls die al ooit in het commerciële circuit terechtkomen. Wie artistiek bij wil zijn, dient zich uit te rusten met speciale antennetjes, en die verwijzen naar heel andere publicaties: geen fotobrochures over koken of over citytrips, maar nog echt spannende romans met gevleugelde fantasie, fictie die de 'werkelijkheid' inhaalt, en inspirerende inhoud waar over na te denken valt en ook vruchtbaar over te converseren.

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is zo'n roman - geheel in de marge, waar de cultuur van deze nieuwe tijd gedijt - al noemt hij zichzelf heel bescheiden 'novelle'. Het volume telt weliswaar geen duizend pagina's maar de inhoud heeft tentakels die zowat alles updaten en onderling relateren wat met de themata van Ludo Noens zijn jongste boek te maken heeft, want deze auteur is bekend om zijn historische nauwgezetheid en om zijn vermogen een veelheid van creatieve verbanden naar de oppervlakte te brengen.

    Het tijdskader van de 'vertelling' in "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is het controversiële tijdsgewricht van de "flower-power" dat intussen alleen de gepensioneerden onder ons nog hebben meegemaakt: de tijd van de drugsexperimenten die naar werelden leken te leiden die verwant bleken met die van de oudste culturen waaruit onze grote religies en levensbeschouwingen ontsprongen. "Hier ging het niet meer om de zoveelste sociale of politieke omwenteling, maar om een ontologische verschuiving". (p. 79) Meer bepaald filosoferen de personages op verhalende wijze over die heel bijzondere bewustzijnstoestand die het grensgebied bestrijkt tussen de droom en de waaktoestand in: de lucide droom, in de voorgaande eeuw reeds verkend door de Nederlandse psychiater en schrijver, Frederik Van Eeden, die in deze droomvorm naar zijn eigen zeggen met zijn overleden zoon heeft gepraat. Hoe dat mogelijk is, verklaart Noens evenwel niet op een positief wetenschappelijke manier; hij toont wél dat er andere, evenwaardige verklaringsmethoden zijn én hij laat ook zien dàt zoiets mogelijk is.

    De "sixties" verwijzen naar de tijd der Oepanisjaden én naar de religieuze bronnen van de Aboriginals: "De Aboriginals, de oorspronkelijke bewoners van Australië, noemen het alchéringa of Droomtijd (...)", waarin het concrete, het aardse, uit de droom, uit de hemel, werd geschapen, "(...) Maar een onomkeerbare catastrofe zorgde er op een dag voor dat de verbinding tussen hemel en aarde definitief werd verbroken". (p. 81) Noens' novelle werpt ook licht op wat in de parapsychologie de "materialisaties" heten, de "Toelpa's" of de "succubussen", en het doet allemaal denken aan de "kat van Schrödinger"; het onderbepaalde dat pas middels de bewuste toeschouwer zijn definitieve vorm krijgt omdat alles intersubjectief zou zijn. Bovendien bevat het werk een genuanceerd maatschappijkritisch luik dat weerstand biedt aan geschiedenisverdraaiingen die de wondere tijd van de sixties willen banaliseren omdat hij alles behalve past in de onverbiddelijke Westerse economie en in onze Big Brother-wereld: "Onze wetten, economische structuren, wereldbeschouwelijke en religieuze instituten, sociale gebruiken en gedragspatronen zijn historisch geëvolueerd, en dit wordt allemaal verkeerdelijk vereenzelvigd met het leven op zich" (pp. 54-55).

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) zal binnen twintig jaar een best-seller zijn. Het boek werd vandaag gratis verspreid onder de abonnees van Portulaan - een cultureel tijdschrift dat zijn naam niet gestolen heeft en dat vandaag zijn vijfentwintigste jaargang ingaat!

    (*) Zie: http://www.bloggen.be/ludonoens/  

    (Jan Bauwens, 1 januari 2009)



    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • Het eindstation
  • a
  • Isaac
  • Meilied
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Johann Pachelbel, Canon (synthesiserversie)
  • Zo is de dood
  • Hoe gezond is sport? Een interview met Omsk van Togenbirger
  • Het recht van de sterkste
  • 12.12.12.
  • Over het gebruik van de patiënt in de eenentwintigste eeuw. Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • De dienaar van
  • actueel: het orgaan
  • Juniregen
  • U moet er af!
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Viool 2012
  • De geest in de fles
  • Inzicht
  • Het magazijn
  • Erosie
  • Kort
  • De eeuwige wederkomst
  • Het hiernamaals
  • Over het ware lot van de mens - Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • Het wezen van de vrolijkheid
  • Dante's afdaling ter helle (3)
  • Dante's afdaling ter helle (2)
  • Dante's afdaling ter helle (1)
  • De tijd
  • De ets
  • Het cultuurbegrip van Stephanos
  • Opstanding
  • Rijk en dom
  • Over de verschillende graden van dood zijn
  • Koude oorlog
  • Het Bureau Voor Onoplosbare Zaken
  • In de kelder
  • Mijn oude grootmoeder
  • De laatsten zullen de laatsten zijn
  • Leugens
  • Enkelvoud
  • Zonde
  • Adieu, groots firmament vol fonkelende sterren!
  • Christus en de kardinalen
  • Het labyrint
  • Het geloof en de werken
  • Sparen en plunderen
  • Zijn wij dan niet de echo onzer verzinsels?
  • Gesprek in de winter
  • Inspiratie
  • Tourette
  • Kwalen zijn geen kwalen. Een stukje voor de eerste winterdag.
  • Koude winters...
  • De toren
  • De fles
  • Kwakzalvers
  • Fijn wit zand
  • De wolk
  • Water & Over de klimaatsverandering
  • Spoken
  • De nieuwe god
  • De witte krokodil
  • Geloof (1)
  • Orde
  • In de toekomst is geen heil...
  • Kaos
  • Doeltreffende medicatie
  • Surrealistische werkelijkheid
  • De gasknop
  • Van Togenbirger's 'atheïsme'
  • Zomer
  • Mijnheer Dupont en de mal van het Zijn
  • Het ei van mei
  • Martha
  • Een zeer gezond besluit
  • Aan de ontbijttafel - illustratie
  • Aan de ontbijttafel
  • Milieuleugentjes om bestwil?
  • Het tanen van de Noord-Atlantische drift
  • Februari
  • Tijd is krediet
  • Het hoofdgerecht des levens dis...
  • Wij waren
  • Saint-Denis
  • Stenen en mensen
  • De binnen- en de buitenkant
  • Thuis
  • Doorheen de winterse depressie
  • Een lucide droom (illustratie)
  • Een lucide droom
  • Wiens brood men eet...
  • Evolutie en inwikkeling
  • Sneeuw
  • Bijwerkingen
  • De lucide droom
  • de golem
  • De golem
  • Domesticatie
  • De tijd gaat achterwaarts te vierklauw
  • Worden wij abstract, mijnheer?
  • Kinderarbeid, organenhandel, zwartwerk en Rechtspraak
  • Over een zucht van een nog heel ander kaliber dan de hebzucht
  • Overbevolking
  • Bram Stoker
  • Kinski
  • N
  • Nosferatu
  • de tuinen
  • De tuinen
  • Het Eeuwige Vuur
  • Het boek
  • De Goede Deur
  • Vlees (roman) - 1
  • Verrijzenis
  • Depressies
  • Inbraak
  • Sonate voor Harpsichord en Cello
  • Het is begonnen!
  • Over redelijkheid en klare taal...
  • De tijd vliegt
  • Panta rei
  • Glazen muren en casino's vol attracties!
  • Der Erlkönig grafiet
  • Der Erkönig (J.W. von Goethe)
  • De winter en de dood
  • Aanhangsels
  • Extase
  • Verbloemingen
  • Voornemens
  • Het gelijmde been (3): De toverstok
  • De lange baan
  • God of de duivel
  • Het gelijmde been (2)
  • Die eerste dagen van november
  • Harken
  • Is mijn geld safe?
  • Herfst
  • Het gelijmde been
  • Eten
  • Verslavingen
  • Kunst
  • Ellende
  • De burcht
  • Geheim en identiteit
  • Hongersnood
  • Rood als duizend rozen
  • Op een vergadering...
  • De molen
  • De poolster
  • Het Orgaan
  • Het boek
  • De twee geschiedschrijvers
  • De Laatste Reis
  • De Laatste Reis (illustratie)
  • De Goede Deur
  • De Onderwereld (roman)
  • Water
  • De Overname
  • Solvejg’s Lied
  • Septembernacht
  • Die Nacht…
  • Die nacht (illustratie 2)
  • Spiegels
  • Over het verouderingsproces
  • Het Credo
  • De Afwas
  • Absolute macht
  • Trillingen
  • Maria
  • De Messias
  • Het Spel van de Wereld
  • De nieuwjaarsramp
  • Het argument
  • Zuster Olympia
  • De Meester
  • DE TUINEN
  • Janus of van de Aliënatie
  • De Neuzen van Tsjernobyl
  • Het Eeuwige Vuur
  • Vladslo, en andere plaatsen...
  • De dood is een gedachte
  • Het 'bijna-leven'
  • Het kind
  • De Apologie van de Eeuwigheid
  • De heer die zichzelf in stukjes hakte
  • Het gesprek
  • Een sollicitatie
  • De Omkering van alle dingen
  • Transsubstantiatie
  • De pikorde
  • De wedloop
  • De virtuele veiligheid
  • Dode handen
  • Samen thuis
  • Het Laatste Oordeel
  • SINTERBUIS
  • Gedenkteken

    Hoofdpunten blog omskvtdw2
  • De spiegel
  • De job
  • De Wrat (1)
  • De Wrat (2)
  • De Wrat (3)
  • De Wrat (4)
  • De Wrat (5)
  • DE VERGEETPUT
  • DE TUMOR
  • DE BEHEERDER VAN HET LABYRINT
  • De beheerder van het labyrint (vervolg)
  • Meer verhalen
  • DE HEMEL EN DE GOOT
  • meer verhalen

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Hoofdpunten blog musica
  • Audio-visuele installatie "Harvest Bell" (Dirk D'Hulster)
  • Koningin Elisabethwedstrijd
  • Nosferatu
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Piano 2021
  • Adagio liedcyclus
  • Meilied (muziekvideo)
  • Oh dichosa ventura (muziekvideo)
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Muziekvideo's J.B
  • muziekbestanden J.B.
  • Ave Maria
  • Pianoconcerto 14: Daer zat een sneeuwwit vogeltje
  • Te Deum laudamus10
  • Te Deum laudamus9
  • Te Deum laudamus8
  • Te Deum laudamus7
  • Te Deum laudamus6
  • Te Deum laudamus5
  • Te Deum laudamus4
  • Te Deum laudamus3
  • Te Deum laudamus2
  • Te Deum laudamus1
  • Harpsichord 2 verlengd met cello
  • Pianoconcerto 7 Apocalyptische Dans
  • De zee
  • De geschiedenis van de panfluit
  • Requiem - delen 4 tot 7
  • Requiem - deel 3
  • Requiem - deel 2
  • Requiem - deel 1
  • Keldertrappen - nr. 8/8
  • Keldertrappen - nr. 7/8
  • Keldertrappen - nr. 6/8
  • Keldertrappen - nr. 5/8
  • Keldertrappen - nr. 4/8
  • Keldertrappen - nr. 3/8
  • Keldertrappen - nr. 2/8
  • Keldertrappen - nr. 1/8
  • Harpsichord 13 verbeterd
  • Harpsichord 12
  • Harpsichord 11
  • Harpsichord 10
  • Harpsichord 9
  • Harpsichord 7
  • Harpsichord 6
  • Harpsichord 5
  • Harpsichord 3
  • Harpmuziekje
  • Trompetsonate
  • Nostalgia
  • K 2007
  • Goldbach Variaties
  • Pop 5
  • Pop 4
  • Pop 3
  • Pop 2
  • Pop1
  • Drie ontstemde klavieren
  • muziekvideo
  • portretten componisten
  • Pianoconcerto 14, Daer zat een sneeuwwit vogeltje, Jan Bauwens, Serskamp, 2004.
  • Klarinetconcerto 1 Jan Bauwens Serskamp 2004
  • Kort symfonisch gedicht
  • Door de neevlen van de avond (uit: Adagio van Felix Timmermans)
  • Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen
  • Gebed voor het Vaderland
  • Boskaboutersymfonie
  • Bomen
  • Victoria lucis
  • Gitaarconcerto 1 "Portulaan"
  • vioolconcerto 1: deel 5 van 6
  • Klarinetconcerto 3: deel 3 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 2 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 1 van 3
  • pianoconcerto nr 15
  • Pianoconcerto nr 5 deel 5 van 6
  • Pianoconcerto nr 5 deel 4 van 6
  • Dans
  • Titan
  • Tsunami symfonie
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 6 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 5 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 4 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 3 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 2 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 1 van 6
  • Harpmuziekje
  • minimal1
  • Ave Maria
  • Juan de la Cruz' Canciones 7 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 6 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 5 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 4 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 3 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 2 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 1 van 7
  • Tsunami symfonie (Jan Bauwens)
  • Junisymfonie (J. Bauwens)
  • O dichosa ventura
  • Goldbach Variationen voor Piano Solo (J. Bauwens)
  • Orgelconcerto 3 J Bauwens Serskamp 2008
  • Orgelconcerto 2 J Bauwens Serskamp 2004
  • orgelconcerto 1 J Bauwens Serskamp 2004
  • -
  • achtergrond

    Boeken van dezelfde auteur.
    Om een boek te lezen, klik op de prent van de flap.

    Foto

    Foto

    Foto

    EN FRANCAIS:
    Foto
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Beluister hedendaagse klassieke muziek van dezelfde auteur: klik op de prent van de weblog hieronder.


    Foto

    Foto

    Foto

    Warm aanbevolen:
    Pas verschenen: "Kamers", van Dirk  Biddeloo, grootmeester van de tragie-komedie:
    Foto

    “O jerum jerum jerum…”

     

    “Streuvels is een Vlaamse Dostojevski; Vansteenbrugge, een hedendaagse Streuvels.

    Stijn Streuvels stelde het harde boerenleven te boek net voor het voorgoed verdween.

    Zijn dorpsgenoot, de befaamde chirurg, auteur, kenner en bewonderaar van de Griekse Oudheid, stichter van Vlaanderens mooiste loopkoers en gewezen senior seniorum, dr. Kris Vansteenbrugge, deed hetzelfde met het Vlaamse studentenleven van weleer.

    Een rijkdom aan cultuur en een niet te missen historisch document, op meesterlijke wijze vorm gegeven in een authentieke Vlaamse realistische roman die leest als een trein.”
    (J.B.)

     

    Alle info: klik op de kaft:

     


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De nieuwe poëziebundel van
    Guy van Hoof
    (*) is uit:
    "Bekentenissen"
    Meer info: klik op de flap hier onder.
    (*) De dichter heeft een plaats in de top drie van Omsk's voorkeurlijstje der Nederlandse dichtkunst


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    VAN DEZELFDE AUTEUR:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/tisallemaiet/
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/
  • bloggen.be/heteindedertijden/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/
  • bloggen.be/theartofmusic/
  • bloggen.be/tiktak/
  • bloggen.be/mathematicachristiana/

    VAN DEZELFDE AUTEUR: MUZIEK: COMPUTERGESTUURDE UITVOERINGEN IN MP3 EN MUZIEKVIDEO:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/iserlevennadedood/
  • bloggen.be/spiritus/
  • bloggen.be/ontstaansvraag/
  • bloggen.be/onlifeafterdeath/

  • OVER MUZIEK:
  • bloggen.be/theartofmusic

  • CHRISTENDOM VERSUS FYSICALISME:
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/bethina2/
  • bloggen.be/bethina3/
  • bloggen.be/bethina4/
  • bloggen.be/bethina5/
  • bloggen.be/bethina6/
  • bloggen.be/schepping/
  • bloggen.be/prudence/
  • bloggen.be/andthelightshineth/

  • CHRISTENDOM VERSUS KERKENDOM:
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/

  • TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/heteindedertijden/

  • EDUCATIEF:
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/

  • WISKUNDE, LOGICA EN TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/mathematicachristiana/
  • bloggen.be/mathematicachristiana2/
  • bloggen.be/paradoxes/

  • SPORT EN GEZONDHEID
  • bloggen.be/metamanagement/

  • Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 03-2023
  • 12-2020
  • 08-2017
  • 06-2017
  • 01-2017
  • 07-2015
  • 12-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 12-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 04-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 05-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 03-2006
  • 01-2006
  • 09-2005



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs