Omsk
Van Togenbirger-De Waelekens' Vertelsels (Alle teksten en tekeningen zijn wettelijk beschermd)
Voor meer verhalen: zie het ARCHIEF of de INHOUDSTAFEL. Ofwel klik telkens op de GROENE PIJL die naar LINKS wijst, onderaan de pagina. Copyright: J. Bauwens.
29-01-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het labyrint

  Het labyrint

Hypnos en Nyx
(De Slaap en de Nacht) [Vrij naar Everlyne De Morgan]

Elke nacht bouwde ik eraan verder. Ik begon nadat ik mijn hoofd op mijn kussen had neergelegd en ik werkte voort totdat de haan mij in de ochtend wekte. Mijn bezigheden overdag waren zowat bijzaak geworden, ik keek telkens uit naar de avond, naar bedtijd verlangde ik, en ik moest fit zijn dan, want het was een hard labeur. Overdag spaarde ik mijn krachten, ik at goed, ik nam de rustperioden na de maaltijden in acht, ik verfriste me met nu en dan een bad, verschoonde me, verzorgde me, bezocht geregeld ook de kinesist en nam extra vitaminen.

Het bezoek aan de kinesist was overigens allesbehalve overbodig: vaak had ik teveel melkzuur in de spieren en dan wreef hij me in met Algipan en masseerde ze, in mijn armen en mijn benen, mijn schouders en mijn lendenen.

- Wat doet u dan voor werk, als ik dat mag vragen? zo vroeg hij me op een keer. En toen ik niet onmiddellijk antwoordde, herpakte hij zich:

- U hoeft het niet te vertellen hoor, ik vraag het alleen maar omdat uw spieren zo sterk ontwikkeld zijn; ik tel een paar topsporters onder mijn patiënten maar u hebt wel de meest ontwikkelde spieren van allemaal, moet ik zeggen... Ik vroeg het alleen omdat ik u niet van de televisie ken, u doet me nog het meeste denken aan een tienkamper, maar u hoeft het mij uiteraard niet te zeggen, het zijn tenslotte mijn zaken niet, ik vroeg het alleen maar uit professionele interesse...

- Het is zeker geen geheim, zei ik in een poging om de man te bevrijden uit het moeilijke parket waarin hij zich nu had gewerkt, maar het is ook niet bepaald iets om over naar huis te schrijven, ziet u... Maar ik kan alvast beamen dat het klopt wat u vermoedt: ik heb mijn spieren inderdaad hard nodig bij mijn bezigheden!

Handenarbeid was het en dat bleef het ook, omdat ik geen alaam mee kon nemen naar bed, laat staan allerlei grote machines: ik gebruikte enkel wat mij ginder ter beschikking stond en dat was in feite ook ruimschoots voldoende.

Wie niet weet waarover ik het heb, die kent alleen de weg niet, zoals trouwens de meesten onder ons. Dat is overigens geen aardigheid, want het mensdom is sinds zijn ontstaan kennelijk zeer fel veranderd. Daarmee bedoel ik dat wij eenzijdig zijn gaan hechten aan de wakkere wereld, terwijl wij die andere als het ware laten verdampen, ofschoon die vaak veel interessanter zijn kan. Diegenen die de beide werelden onderling vergelijken en die het altijd over het al dan niet 'echt' zijn ervan hebben, dienen zich bovendien rekenschap te geven van het feit dat zulks in het licht van het eindpunt - ik praat niet graag over de dood - geen enkel verschil meer uitmaakt.

Wat ik hiermee bedoel, kan ik misschien nog het beste illustreren met het vervolg van het gesprek dat zich tussen mijn kinesist en mezelf ontwikkeld had.

Onlangs had ik het immers nog met hem over die zogenaamde echtheid. Hij had me zo ver gekregen dat ik hem had verklapt waar mijn zo sterk ontwikkelde spieren dan hun oorsprong vonden. Ik had hem dus verteld over de activiteit die mij dagelijks volledig in beslag nam vanaf het ogenblik dat ik mijn ogen sloot totdat ik ze weer opende. Terwijl ik dat verhaal deed, merkte ik ongeloof in zijn ogen en zelfs wantrouwen, een vreemde achterdocht. Maar toen hij daarna weer doorging met kneden en masseren, verdween het wantrouwen opnieuw, uiteraard omdat de aanblik van mijn musculatuur hem overtuigde van het feit dat ik de volle waarheid sprak.

Ik vermoed dat hij me slechts geloofde voor een deel, en dat ik voor dat andere gedeelte loog op een manier waarmee hij zelf maar passend moest zien om te gaan. Toch was het daar waar hij op in ging met zijn pertinente vragen.

- Het bouwwerk dat je gedurende de nacht maakt, daar werk je dag na dag aan verder? zo vroeg hij me nu al voor de tweede keer.

- Zo is dat, zei ik, een beetje verwonderd omdat hij daar kennelijk problemen mee had, en ik vroeg hem ook wat hij daarvan dan niet begrijpen kon.

- Wel, zei hij: als je daar keer op keer aan verder werkt, dan wil dat zeggen dat het werk dat je daar verricht, niet nodeloos is?

- Mocht mijn arbeid daar geen enkel effect hebben, lachte ik, dan zou ik elke avond weer van nul af aan moeten herbeginnen!

- En dat hoef je niet te doen? zo wilde hij zich nogmaals daarvan vergewissen dat ik het meende.

- Uiteraard niet, zei ik: indien ik dat ondervond, dan zou ik mij daarmee zeker geen ogenblik langer meer uitputten. Je ziet toch zelf wel, dunkt mij, dat ik telkenmale werk verzet heb?

- Dat lijdt niet de minste twijfel! zo beaamde hij snel: alleen intense spierarbeid levert dit resultaat op en ik kan het weten! Maar wat ik me dan afvraag...

- Zeg het gerust!

- Als je niet elke avond weer moet herbeginnen van nul... als je dus voortwerkt waar je de avond... of liever de ochtend voordien gebleven was, dan kan dit toch alleen maar het geval zijn als jouw... werk, zal ik maar zeggen... als jouw werk ook ergens bestáát?

- Uiteraard, zo bevestigde ik zijn vermoeden dat in feite geen vermoeden was maar slechts een hypothese: mijn werk bestaat wel degelijk érgens. Maar waarom betwijfel jij dat dan, want kennelijk maak je daar een punt van, is het niet?

- Dat doe ik inderdaad, zei hij: ik ga er namelijk van uit dat deze wereld hier waarachtiger is dan de wereld die wij tegemoet gaan als wij ons te ruste leggen. Ik heb namelijk niet het gevoel dat ik ginds enige continuïteit ervaar waarmee ik iets kon aanvangen.

- Dat begrijp ik wel, zo replikeerde ik naar waarheid: de meeste mensen leggen al te zeer de nadruk op de zogenaamde wakkere wereld, en zij verwaarlozen datgene wat zij dan verslijten voor slechts de slaap. Maar dat iemand het zogenaamde wakkere bestaan ook échter vindt dan datgene wat hij de droomwereld noemt, is naar mijn bescheiden mening aan helemaal niets anders te wijten dan aan het simpele feit dat zij dan ook meer waarde hechten aan wat zij het wakkere noemen, zie je?

- Nog niet helemaal, zei hij.

- Er zijn mensen die als het ware dood zijn als ze slapen, niet? Bij het vallen van de avond kruipen ze in bed, ze trekken het deken over zich heen, sluiten de ogen en verdwijnen als het ware in het niets. Omzeggens één enkele seconde later, arriveren ze in de ochtend van de volgende dag, alsof de nacht niet acht of negen uren had geduurd, maar amper één seconde. Zij dromen nauwelijks, hun slaap vertoont wellicht bijzonder veel gelijkenis met de dood.

- Zo'n mensen zijn er zeker wel, beaamde hij.

- En dan zijn er ook mensen die de godsganse dag in hun zetel bij de kachel zitten te soezen, en als het avond wordt, verhuizen ze naar bed om daar precies dezelfde activiteit verder te zetten: zij slapen en zij dromen, zij praten vaker luidop in hun slaap, dikwijls vergeten zij te eten, hebben zij geen tijd om zich te wassen en te verzorgen en zij gaan amper het huis uit, om niet te zeggen dat zij ternauwernood de bedstee verlaten.

- Ja, zo'n mensen heb je zeker en vast, zo beaamde hij andermaal.

- Welnu, zo concludeerde ik: de eerste soort mensen, en dus de mensen van de zogenaamde wakkere wereld, die zijn in de wakkere wereld actief en zij slapen gedurende de nacht. Maar de mensen van de tweede soort, slapen in de zogenaamde wakkere wereld en zij zijn actief in die wereld waarin de mensen van de eerste soort in feite slapen. En met 'actief zijn' bedoel ik precies hetzelfde als met 'dromen', zo verduidelijkte ik tenslotte.

- Ik moet zeggen dat ik het toch niet helemáál begrijp, zo pruttelde hij tegen, en ik dacht diep na, op zoek naar een of ander voorbeeld, zoals een onderwijzer doet als ook maar één van zijn schapen in de woestenij van de onwetendheid verloren dreigt te lopen: de goede herder laat zijn kudde achter en begeeft zich op pad, de wildernis in, om de achterblijver gauw terug te halen.

- Het werk dat de wakkeren in de wakkere wereld verrichten, is feitelijk hun droom, zei ik: zij gaan helemaal op in werkzaamheden waarvan die anderen, die in de wakkere wereld helemaal inactief blijven, slechts verre toeschouwers zijn. Kijk, zei ik: hou jij van politiek?

- Begot neen! riep hij: politiek? Wat is dat voor een beest? Heb ik nooit iets van begrepen! Er zijn er zelfs die beweren dat politici volledig overbodig zijn!

- Kijk, dat wilde ik nu zeggen, lachte ik: politici gaan zodanig op in hun dan toch heel abstracte vak, dat het allemaal écht lijkt wat ze doen - althans voor henzelf. Maar voor wie daar buiten staan, is politiek gewoon een spook, een brouwsel van dure woorden die twee keer niks om 't lijf hebben, ja... een droom! Politici staan elke ochtend op en zij duikelen als het ware in hun droom, zij werken voort waar zij de avond voordien gebleven waren, en zij doen dat tot de dag om is. Dan kruipen zij in bed en sluiten zij de ogen, zij hebben beslist een droomloze slaap en voor hen lijkt het steevast alsof de nacht amper één seconde heeft geduurd. De volgende ochtend spinnen zij hun dromen verder uit.

- Als je het zo bekijkt... prevelde hij, kennelijk verzonken in gedachten.

- Kunstenaars dan: doen die niet net hetzelfde? Dromen zij hun eigen wereld niet, in 't volle daglicht? En geleerden dan? Wiskundigen bijvoorbeeld? Of mensen die zich bezig houden met geschiedenis, met zaken die allang voorbij zijn en die misschien niet eens écht hebben bestaan? Maar ook architecten, bouwmeesters en metsers dromen: zij gaan immers op in een activiteit die hen volledig overstijgt, ze zijn ondergedompeld in een wereld waarvan de pointe hen ontgaat, zij hechten zich alleen maar vast aan een ritueel, aan de bezwerende herhaling die de ziel zelf van hun werk uitmaakt en die dezelfde is als deze die de dromer in zijn bed uitvoert als hij verzinkt in 't ritme van zijn ademhaling of in het regelmatige bonzen van zijn hart.

- Blijkbaar, zei hij. Blijkbaar hebben zij allemaal hun eigen droom.

- Zij hechten geen belang aan wat zij doen als zij gaan slapen, zo ging ik verder. Zij slaan geen acht op hun slaap omdat het zwaartepunt van hun activiteiten in de droom van de dag gelegen is. Maar voor velen onder ons is het net andersom: zij doen ogenschijnlijk helemaal niets, althans in de ogen van wie overdag actief zijn... of dus dromen... maar des te actiever zijn zij in hun slaap.

- Neemt u mij niet kwalijk, maar er is iets aan uw uitleg dat mij niet kan overtuigen, zegde hij na de lange poos van stilzwijgen die op het bereidwillige aanhoren van mijn woorden was gevolgd.

- En dat is?

- Ik heb altijd horen beweren dat de werkelijke wereld zich van de wereld van de droom onderscheidt in het feit dat wij hem allen delen; de droom daarentegen is voor ieder van ons anders, elk heeft zijn eigen droom.

- Ja, dat beweren inderdaad de zogenaamde 'wakkeren', zei ik. Maar voor de anderen is het uiteraard net andersom.

- Ben je daar wel zeker van? vroeg hij.

- Waarom twijfel je daar dan aan? vroeg ik, als jij toch gelooft dat voor een dromer in zijn droom het onderscheid tussen echt en onecht niet betekenisvol kan zijn? Je beseft toch wel dat wij op dit eigenste ogenblik niet in de wakkere wereld vertoeven?

- Wie? vroeg hij, kennelijk door mijn woorden opgeschrikt.

- Jij en ik, zei ik, en alles wat behoort tot onze conversatie! Daar kan je niet omheen: wij zijn van papier!

- Verduiveld! vloekte hij. Maar als dat zo is... als ik het goed begrijp... dan bevindt zich de wakkere wereld aan de... ándere zijde?

- Zo is dat, zei ik: de échte wereld... als jij dan toch de twee wil onderscheiden... bevindt zich daar waar ik hard labeur verricht en ruwe spierarbeid, aan mijn bouwwerk...

- Lieve hemel, riep hij op een toon die slechts wanhoop verried: je hebt warempel nog gelijk ook; ik zie van hier op de bladzij dat daar aan de muur de wijzers van de klok op vijf voor twaalf staan, binnen vijf minuten legt de schrijver dezer meedogenloos zijn pen neer en is onze litanie ten einde; zeg mij nog gauw: waaraan werk je dan, ginds in je droom... ik bedoel: in 't échte, wakkere leven?

- Ik bouw een labyrint, antwoordde ik.

- Een labyrint, bij God! En waartoe moet dat dan dienen?

- Zoals elk labyrint dient ook het mijne om mensen te verhinderen dat zij zouden ontdekken waar ze zijn: in het echte leven of alleen maar in de droom.

- Uw werk verdient alle lof, lachte hij. Maar ik kon horen aan zijn stem dat zijn lach geen vreugdelach was, doch veeleer een zenuwachtige manier om uit te drukken dat men goed beseft dat het nu met alles voorgoed afgelopen is.

(J.B., 28 januari 2011)






25-01-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het geloof en de werken

Het geloof en de werken

Dat ik die dag te laat was op de afspraak bij mijn vriend, was te wijten aan het feit dat ik een ommetje had moeten maken: ze hadden de voetgangersbrug over het kanaal prompt afgebroken en zo moest ik de hele weg terug om via het voetpad op de autobrug te gaan. Toen ik arriveerde in ons zondags stamcafé, had hij mijn glas al klaar gezet bij het biljart en ik merkte dat hij weer in zijn goede doen was.

- Kijk naar die vrouw daar, zei hij: zie je haar staan? Wat doet ze? Kijk!

Ik keek de kant op die hij me aanwees en zag daar een vrouw staan die haar handen leek te wassen. Of liever: zij wreef in haar handen alsof ze die warmde boven een vuur.

- Het lijkt mij alsof zij haar handen staat te warmen boven een kachel, zo antwoordde ik hem, maar ik zie geen kachel.

- Er is ook geen kachel, zei hij: zij denkt alleen dat er een kachel is, ze is blind, zie je? Ze denkt dat er een kachel staat te branden en ze warmt daar haar handen aan. Maar het vreemde is nu dat zij het daarvan wel degelijk warm krijgt.

- Is dat zo? vroeg ik verwonderd.

- Vraag het haar maar, zei hij: ik heb het haar zopas gevraagd en ze zegde dat het vuur weliswaar al bijna uit moest zijn maar dat het hoe dan ook een slok op de borrel scheelde en dat het deugd deed.

- Vreemd, zei ik.

- Het vreemde is dat zij het ook echt warm krijgt, zei hij weer. Er is geen vuur, maar omdat zij gelooft dat er wél vuur is, krijgt zij het ook warm. Haar geloof is sterker dan de werkelijkheid.

- Het geloof verzet bergen, antwoordde ik, teneinde hem tevreden te stellen. Ik hou niet zo van dergelijke onderwerpen, mensen met bijgeloof moesten maar psychiatrisch behandeld worden en ook een label krijgen, zodat ze minder schade berokkenden dan ze heden doen. Ik hoorde onlangs nog over een of andere helderziende, zoals die bedriegers zichzelf dan noemen, die een patiënte met een kwade kanker van de dokters weggehouden had, met uiteraard de dood tot gevolg. Die toverkol werd dan niet eens gestraft: mensen, stel je voor, zijn immers vrij in hun geloof! Er is godsdienstvrijheid!

- Het geloof verzet bergen, zo beaamde hij, en nu moet je eens horen...

- Ga je gang, zei ik, met tegenzin maar toch een tikkeltje benieuwd naar wat hij zeggen ging.

- Er is geen kachel, maar zij gelooft dat er een kachel is en daarom ook krijgt zij het werkelijk warm, nietwaar?

- Blijkbaar, zo antwoordde ik, aldus een toegeving doende waarvan ik dacht dat zij toch wel ongevaarlijk was.

- Een kachel is een materieel-energetisch object, zei hij, en haar lichaam is dat ook. Het is dus haar geest die maakt dat zij het warm krijgt, niet?

- Haar lichaam kan in geen geval worden verwarmd door een vuur dat er niet is, antwoordde ik: als zij het warm krijgt is het omdat zij dat ook gelooft.

- Maar ze krijgt het ook écht warm hoor, zo probeerde hij me te verzekeren.

- Tja, zei ik slechts.

- Zoals ik dus zei, is ook haar lichaam een materieel-energetisch object, zo herhaalde hij. We zien dat haar geloof, en dus haar geest, er voor zorgt dat een object dat niet aanwezig is, nochtans dezelfde invloed heeft als in het geval waarin het wél aanwezig zou zijn.

- Schijnbaar, antwoordde ik, zodoende mijn toegeving van zo-even een mespuntje afzwakkend.

- Welnu, zo ging hij door: als haar lichaam een object is zoals ook de kachel er een is, en als haar geloof er kan voor zorgen dat een kachel die er niet eens is, haar nochtans verwarmt... waarom zouden wij er dan nog moeten aan twijfelen dat hetzelfde voor haar lichaam gold?

- Ik denk dat ik u niet goed kan volgen nu, zei ik.

- Het is nochtans niet moeilijk hoor, zei hij. We waren het er over eens dat een afwezig object dezelfde invloed kan uitoefenen als een object dat wél aanwezig is, mits men maar gelooft dat het er is, niet?

- Je bedoelt die kachel?

- Precies. Maar ook het lichaam van die vrouw is een object, zie je?

- Je bedoelt toch niet dat...

- Inderdaad, zei hij: als zij dood is terwijl zij gelooft dat zij nog leeft, dan maakt het helemaal geen verschil uit of haar lichaam leeft: het volstaat dat zij het gelooft!

- Vreemd, zo moest ik toegeven.

- Maar kijk nu eens, zo ging hij nog steeds door: stel dat zij op een gegeven ogenblik met leven ophoudt...

- Ja?

- Zou zij dat dan ook beseffen?

- Dat zij met leven opgehouden heeft, bedoel je?

- Dat bedoel ik, ja.

- Ik geloof het niet, antwoordde ik, mij Socrates herinnerend van op school, of was het een andere filosoof? Niemand kan zijn eigen dood ontmoeten, zei hij, want als wij er zijn, is de dood er niet en als de dood er is, dan zijn wijzelf er niet meer.

- Heel juist, beaamde hij niet zonder pret in zijn stem. Maar wil dat ook niet zeggen dat deze vrouw... als haar lichaam op een gegeven ogenblik zou ophouden met leven... en zij zou het dus niet eens weten... wil dat niet zeggen dat zij dan zou geloven dat ze nog steeds verder leefde?

- Ha, op die manier, zei ik.

- Uiteraard, zei hij: zij zou geloven dat haar lichaam verder leefde. Maar als geloof volstaat om echte warmte te krijgen van een kachel die niet meer brandt, en als een lichaam ook een materieel-energetisch object is net zoals een kachel...

- Dan zou zij geloven dat zij verder leefde? zo probeerde ik zijn zin af te maken.

- Neen! riep hij woedend: neen en nog eens neen! Je hebt niet goed geluisterd! Zij zou dat niet alleen geloven, mijn beste! Zij zou het ook doen, verdorie! Zij zou effectief verder leven! Precies zoals zij zich effectief kan warmen aan een vuur waarvan zij alleen maar gelooft dat het er is!

- Dat lijkt mij wel bijzonder vreemd, zei ik tenslotte.

- Niet in het licht van mijn theorie, zei hij.

- Uw theorie?

- Jawel: het zijn van de dingen heeft geen diepere grond dan het geloof. De dingen zijn er alleen maar omdat wij geloven dat ze er zijn.

- Jamaar, zo pruttelde ik tegen, want ook ik had ooit een puberteit gehad waarin ik mij die rare vragen stelde, en op deze vergissing herinnerde ik mij het antwoord nog heel goed: uw theorietje kan niet kloppen, zei ik, want als gij gelooft dat daar een kat zit, dan zou ze daar ook moeten zitten, ja, daar op die mat, wees ik. Als ik dat daarentegen niét geloof, dan zit zij er niet, akkoord? Er kan een kat op die mat daar zitten en er kan ook geen kat op die mat daar zitten, maar die twee zaken kunnen niet tegelijk gebeuren: een van ons beiden heeft dus ongelijk in wat hij gelooft. Zodoende kan het niet zomaar ons geloof zijn dat bepaalt wat waar is en wat niet!

- Jamaar, pruttelde hij nu tegen: wij kunnen niet om 't even wat geloven hoor! Ons geloof in de ene zaak moet verenigbaar zijn met ons geloof in alle andere zaken! Als ik geloof dat daar een kat zit, dan geloof ik ook dat jij die daar ziet zitten, akkoord? Maar als jij zegt dat ze er niét zit, dan heb ik me ofwel vergist, ofwel hou jij me voor de gek, niet? Als ik dan ontdek dat jij de waarheid spreekt... zal ik wellicht zien dat ik niet goed gekeken heb...

- Verduiveld, ik moest al thuis zijn! zo maakte ik me uit de voeten en ik zwaaide hem ten afscheid en verdween. Het was een leugentje om bestwil, ik kreeg het immers op de heupen van de theorieën van die anders toch niet onsympathieke kerel. Op weg naar huis was ik ternauwernood vergeten dat ik weer die omweg maken moest, en toen ik passeerde op de plek waar gisteren nog die brug stond, vielen mij de ogen haast uit de kop. Op een hoogte van een vijftal meter boven het kanaal, wandelde door de lucht de vrouw van zopas. In haar rechter hand had zij haar witte stok waarmee zij voor zich uit tastte door het ijle, haar voeten raakten grond noch water, haar blik was zoals altijd gericht op oneindig. Ik stond perplex, ik wilde haar naam roepen, maar ik besloot ineens dat het veiligste was om helemaal niets te ondernemen.

(J.B., 25 januari 2011)






24-01-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sparen en plunderen

 Sparen en plunderen

Ik denk dat hij een professor in de economie moet zijn geweest, maar dan wel een prof die met de staat een eitje had te pellen want hij klapte uit de biecht en niet onzacht, zoals men dadelijk wel begrijpen zal. Om te beginnen vertelde hij me over dat verschrikkelijke bedrog met onze allernieuwste munt, zoals hij 't noemde en hij vroeg me of ik wel besefte dat de graanprijs in het jongste jaar met zowat een derde de hoogte was ingegaan en wat dat dan betekende voor de spaarders hier te lande. Ik wilde de man eerst ontwijken en had me al omgedraaid, ik geloof dat zijn 'speech' nog het best op Speakers' Corner werd gehouden, maar aan de reacties van de andere omstaanders af te lezen, moest wat hij zegde wel degelijk ernstig worden genomen: vorig jaar kostte een kilo graan ongeveer dertig cent, dit jaar was dat veertig cent geworden, er was dus inderdaad een derde bij. Uit het geroezemoes alom maakte men op dat deze spreker een echte hoogleraar was, een publicerend econoom die om een of andere duistere reden of gewoon om zijn frustraties af te reageren, nu luidkeels op straat stond uit te bazuinen wat eigenlijk thuishoorde in een column van een gerespecteerde krant, te lezen op een terrasje bij een sterke koffie en een croissant of in een eersteklascompartiment van een TGV op weg van Brussel naar Parijs.

Als de graanprijs met een derde omhoog gaat, riep hij, dan volgen de prijzen van alle andere goederen, want alles wordt tenslotte voortgebracht door mensen die met brood de honger stillen. Als jaarlijks de prijs van alle goederen met één derde stijgt, dan wordt het leven in een tijdspanne van een jaar met een derde duurder, zo legde hij omstandig uit alsof hij een lezing gaf voor eerstejaars. Nog anders uitgedrukt, verklaarde hij, daalt dan de waarde van het geld met zowat een derde. Dames en heren: als gij nu honderd euro spaargeld op de bank hebt staan, dan is dat bedrag precies een jaar later nog 66,66 euro waard. En laten we, nu we toch goed bezig zijn, noch heel eventjes doorgaan met rekenen, want ik zal u bewijzen dat u niet rekenen kunt! zo schreeuwde hij.

Uw honderd euro is volgend jaar nog uitgerekend 66,66 euro waard, herhaalde hij, en binnen twee jaar gaat daar uiteraard weer een derde af, en schiet daarvan dus nog welgeteld 44,44 euro over, wat al een heel stuk minder is dan de helft. Binnen drie jaar, dames en heren, is die honderd euro die u op de bank aan 't sparen bent voor later, nog 29,62 euro waard en 't jaar daarop schiet daar nog precies 19,74 euro van over. Na vijf jaar sparen dan, geacht publiek, hebt gij van uw honderd euro nog 13,16 euro over. Dat is na zes jaar 8,77 euro geworden, na zeven jaar 5,84 euro. Die 84 cent zijn er dan allang af aan onkosten uiteraard, en kijk nu wat er van uw kapitaal van 100 euro is geworden na zeven jaren sparen: amper het twintigste deel houdt gij daarvan over. Ja, bijna al uw geld, dames en heren, is zowaar verdampt!

Laten we hier weggaan, zei mijn vrouw en zij trok mij verder bij mijn jas, de auto in, waarna ze mij huiswaarts praatte, kijvende dat de man een gek was en zeggende dat zij hoopte dat hij rap werd opgepakt. Maar we waren nog niet goed thuis, we hadden nog maar net gegeten en dan plaatsgenomen achter de TV, of kijk: daar verscheen hij weer, en dit keer op de plaatselijke zender, met een verhaal over de staatsschuld en of wij wel beseften wat dat in feite betekende voor onze portemonnee, dat fabeltje over de staatsschuld. Mijn vrouw kreeg het op haar heupen en zij verdween weer in de keuken, maar ik bleef nog twee minuten verder kijken naar de zonderling, benieuwd als ik was wat hij zou gaan doen, want de regen was intussen met bakken uit de hemel komen vallen. De man bleef dapper staan, zijn publiek had kennelijk drogere oorden opgezocht, op uitzondering dan van de camera van deze plaatselijke post.

De staatsschuld is de schuld die het land heeft bij de banken, zo legde hij geduldig uit en het verwonderde me dat het allemaal zo simpel was, ik moest bekennen dat ik dit niet wist tot op dit eigenste moment en nu begreep ik het ook eens en voorgoed. De banken brengen het geld van alle rijke spaarders samen, zei hij, en dat lenen zij tegen woekerintresten uit aan het land dat immers zijn ambtenaren moet betalen terwijl het geen geld meer in het laatje heeft. De armen lenen dus bij de rijken, zij bouwen een schuld op die door de banken kunstmatig wordt in stand gehouden, zodat die voor eeuwig en drie dagen afbetaald moet worden. Dames en heren: de banken verhuren ons ons burgerschap! riep hij. Zij verhuren ons, en wel tegen woekerprijzen, de status van schuldenaar! Als dat geen kostelijke grap is! De rijken moeten op die manier wel altijd rijker worden en de armen altijd armer, zei hij, en dat is ook evangelie, het staat immers bij Mattheüs en daarom ook wordt deze sprookjesachtig gigantische diefstal het Mattheüseffect genoemd: "Zij die hebben, aan hen zal gegeven worden; zij die niet hebben, het weinige wat ze hebben, zal hen nog worden afgenomen!"

Ik riep mijn vrouw uit de keuken terug omdat zij in tegenstelling tot ikzelf nog regelmatig naar de mis ging en ik vroeg haar of zij wist wat het Mattheüseffect dan was. Toen zij alleen de schouders ophaalde, citeerde ik de zinsnede van de prediker op TV, en ja, dat kende ze dan wel, maar blijkbaar interesseerde het haar voor geen moer en haar norse woorden gingen concurreren met de motor van de stofzuiger. Maar de preek was nog niet afgelopen, want nu had de man het als ik 't goed begreep ook over Europa, en dat circus van de armste Europese lidstaten die in Brussel de hand moeten komen uitsteken als zij een slecht rapport hebben gehaald, zoals dat dan heet. Europa is derhalve niets meer dan een verzekeringsmaatschappij voor de banken, zo concludeerde hij, en kennelijk beleefde hij aan zijn uiteenzettingen heel wat pret ofschoon hij als verzopen in die genadeloze zondvloed stond te schreeuwen: als een land zijn schuld niet meer op tijd bij die nota bene multinationale banken inlossen kan, dan springen andere landen gewoon bij, en zo halen de superrijken bij voorbaat elke slag thuis.

De stofzuiger doorkruiste nu de woonkamer, ik kon, helaas niets meer verstaan van deze wel bijzondere colleges in de regen en toen die avond onze buren laattijdig nieuwjaar kwamen wensen met een flesje goede wijn, hadden zij het over een moord op 't plein in de stad en dan nog op klaarlichte dag. Een moord? Mijn vrouw die was in alle staten. Een moord, jawel, het slachtoffer was een vijfenzestigjarige aan lager wal geraakte burger, een clochard in feite, die al geruime tijd de buurt onveilig maakte, zoals men dat in 't nieuws had gezegd. Een man met psychische problemen die de voorbijgangers aanklampte en raaskalde de godsganse dag. Ziet ge, zei ik tot mijn vrouw: dat zal die prediker wezen die we deze middag zagen op het plein en die het had over de spaarders. Spaarders? Jawel, hij had berekend dat elke opgespaarde honderd euro na amper zeven jaar nog slechts vijf euro waard was. Spaar honderd euro bij de bank en zeven jaar later heeft zij die gewoon verteerd! Die man kon niet rekenen, hij was psychisch labiel, zegde mijn buurvrouw. Tja, hij had het ook over de dictatuur Europa, ging ik verder, en, over de staatsschuld, het klonk me al te simpel, moet ik zeggen, om waar te kunnen zijn. Tegenwoordig, zei mijn buurman, loopt de wereld vol met gekken, er komt trouwens een euthanasiekliniek speciaal voor hen, zo heb ik gisteren op 't nieuws gehoord. En we proefden van de wijn en aten daar een goede kaas bij.

(J.B., 24 januari 2011)






21-01-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zijn wij dan niet de echo onzer verzinsels?

Zijn wij dan niet de echo onzer verzinsels?

Negen koppen, vrij naar Ingres' "De apotheose van Homeros"

Kijk, zo sprak hij, en zijn woorden werden wolken in de koude winterlucht: dat is nu de befaamde portretschilder van wie gezegd wordt dat hij de ziel van wie hij afbeeldt in zijn werk verplaatst, en hij wees naar de man achter het smalle hoge raam dat zich als een vage lichtvlek uit de mist verhief die het huis omtoverde tot een onwezenlijk kasteel. Spontaan hielden we halt, als werden onze passen door een vreemde invloedssfeer gestremd zoals wij tot dan toe dachten dat het alleen met melk gebeuren kon als daaraan een zuur werd toegevoegd om er kaas uit te maken. Ja, gewis vreesden wij dat hij ons misschien al aan het schetsen was en dat wij zodoende dreigden op te lossen in die mist nog vooraleer wij de voordeur van zijn huis hadden bereikt. Was zijn naam niet Ingres, of heette hij nog anders?

Er is een tijd geweest dat ik deze zaken als onmogelijk bestempelde, zo begon hij uit te leggen, en dat ik aan toverij moest denken en aan nog dingen die niet kunnen waar zijn, behalve dan in de verhalen van fantasten, maar die tijd is om. Ik weet nu dat het leven uit de sprookjes komt in plaats van andersom, ik heb geleerd hoe de ziel uit de expressie wordt geboren, hoe zij volgt op het verhaal. En zo zou de zogenaamde werkelijkheid er ook niet zijn zonder 't toneel waarvan hij een schaduw is; het 'echte' leven is zowaar een echo van de mythen.

Hij sprak een lange tijd en ik begreep hem niet totdat ik deze zaken ook echt ging studeren. Toen ging ik inzien dat het vasthouden aan essenties feitelijk een nog middeleeuwse vorm van denken was. Er is immers geen ziel die in de kern zit en waarmee wij samen zouden vallen, terwijl al wat haar omgeeft - het toebehoren en de vele eigenschappen - slechts franje was en overbodig; het zijn daarentegen al die eigenschappen aan de oppervlakte die de ziel zelf uitmaken van een wezen en niets anders. En ik verstond dit pas compleet toen ik de volgende ingrijpende ervaring opdeed.

Na vele jaren keerde ik op een dag terug naar mijn geboortedorp om daar een plicht te gaan vervullen waarover ik nu niet uitwijden kan. Ik nam de trein en arriveerde nabij de plaats waarvan de naam nog steeds dezelfde was als toentertijd, maar dan alleen de naam. Het vertrouwde kerkje immers was verdwenen - het was vervangen door een betonnen gebouw dat een moskee herbergde - en ook het franciscaner klooster in het centrum bleek gesloopt en in de plaats stond daar een wellicht peperduur maar lelijk bankgebouw. De kasseien van weleer zaten onder een laag asfalt en de molenberg was blijkbaar uitgezaveld. Toen ik uitkeek naar oude bekenden, vond ik hun huizen niet meer terug: flatgebouwen hadden hun plaats ingenomen en die werden door inwijkelingen bewoond die een taal spraken die ik niet thuis kon brengen. Ik vroeg me zelfs een ogenblik af of ik dan niet beland was in een ander dorp met slechts dezelfde naam als mijn geboortedorp, zo vreemd deed mij dit alles aan, en ik begreep toen eens en voorgoed dat de ziel van een dorp niets anders is dan haar bewoners, haar gebouwen, heuvels, heggen, bomen en al die andere attributen die men altijd voor slechts toebehoorselen had gehouden.

De ziel van een ding is niets anders dan het geheel van zijn toebehoorselen: zijn eigenschappen, zijn geschiedenis, de optelsom van alles wat zich daaraan ooit heeft vastgekleefd. Neem al die attributen weg, en niet een of andere essentie die tot op dat eigenste moment onder al die oppervlakkigheden verborgen zat, schiet over: wat nog rest als alle kenmerken verdwenen zijn, is bitter weinig, om niet te zeggen niets. Het is alvast zeker niet iets dat de zaak in kwestie van andere zaken onderscheiden kon. Als alle dingen van hun eigenschappen werden ontdaan, dan bleven alleen hun namen over, en die waren dan niets anders dan verschillende namen voor eenzelfde niets. Maar men zal begrijpen dat op die manier zelfs de namen van hun ziel worden ontdaan, die immers samenvalt met hun betekenis, en dus met datgene waar zij op slaan.

Altijd had ik als vanzelfsprekend aangenomen dat het slechts gold voor dingen, niet voor schepselen of levende wezens, dat hun ziel met al hun attributen samenviel. Een portret, bijvoorbeeld, is wezenlijk niets anders dan een laagje olieverf op lijnwaad, weliswaar gerangschikt in een welbepaald stramien qua vorm en kleur. Verwijder de verf en mét zijn afbeelding is ook de afgebeelde zelf verdwenen; hij is onherkenbaar of zelfs geheel onzichtbaar geworden. De ziel, de essentie of het wezen is puur begoocheling, en het bewijs daarvan ligt in het simpele feit dat men zowaar het portret van een volstrekt onbestaande man kan schilderen, terwijl toch niemand zich zorgen zal maken over de vraag of de afgebeelde wel echt bestaat of heeft bestaan. De vraag is ook niet relevant want zelfs al zou de afgebeelde niet bestaan en ook nooit hebben bestaan, dan nog kon in een verre toekomst wel eens een man geboren worden die in dit dan vergeeld portret uit een zo ver verleden, zichzelf herkennen zou. Hij zou het ophangen in zijn huis en niemand van zijn gasten zou ooit in twijfel trekken dat dit een afbeelding van hemzelf betrof en dat zij derhalve jonger moest zijn dan de afgebeelde. Hoe heb je het gedaan om dit portret het uitzicht te geven van een driehonderd jaar oude prent? - zo zou men hem alleen herhaaldelijk vragen.

Het geldt voor dingen, dat is duidelijk, dat hun ziel niet een of andere essentie is maar samenvalt met al hun eigenschappen. Maar zeker gold dat niet voor mensen, zo had je steeds steevast geloofd: mensen hadden een essentie want wij waren door God geschapen. Maar toen brachten historici aan 't licht dat verhalen voorafgaan aan geschiedschrijving, dat er zonder de verzinsels die wij maken ook geen beschrijvingen van zogenaamde feiten mogelijk zijn. Psychologen ontdekten dat de emoties die wij hebben, uitgelokt worden door uitgerekend die gebaren die de emoties in kwestie uitdrukken, in plaats van andersom. En mensen, zo beweren sociologen, danken hun zogenaamd persoonlijke geweten aan de verinnerlijking van een algemene wet. Kunstenaars weten dat Vincent Van Gogh met zijn unieke doeken de Provence schiep zoals wij die sindsdien kennen. En ook is het zo dat wij pas een gezicht hebben sinds de dag dat tekenaars portretten gingen maken. Maar als dat allemaal waar is, waarom zouden wij dan nog een ziel hebben? Danken wij onszelf niet louter aan de erkenning door de ander?

Een heel bijzondere zaak raak je hier aan, zei hij, en je mag ze niet laten schieten of je bent ze ook kwijt, want zo gaat het met dingen die zo subtiel zijn dat je ze in een oogwenk van verstrooidheid kunt verliezen, en wel voorgoed, terwijl je ze maar één keer in je leven tegenkomt. Wat zeg ik? Eén keer in je hele leven? Eens in de zoveel duizend levens, misschien slechts één keer per honderd miljard levens komt er een gedachte, schuwer dan een duif, zo dicht bij je zitten pikken dat je ze ook pakken kan!

Ik keek hem aan en hij herhaalde nu mijn laatste zin: wij danken het bestaan van onszelf aan de erkenning daarvan door de ander. En dat geldt dan ook voor elk levend wezen, zo ging hij door: een levend wezen kan daar trouwens niet aan uit, want als het weigert om het bestaan van een ander wezen te erkennen, dan risceert het door dat wezen met haar en huid te worden verslonden! Ja, zo lachte hij nu: wij danken ons bestaan aan elkander, maar denk dus niet dat wij aldus elkaar begunstigen en dat we voor elkander 't leven scheppen, welneen, het is net andersom: ons eigen voortbestaan hangt van de erkenning van het bestaan der anderen af! Levende wezens, schepselen en dus ook mensen zijn niet zo alleredelst als zij ogen of als zij afgeschilderd worden in die dikke bijbelboeken. Het is met andere woorden zeker niet omdat wij elkaars scheppers zouden zijn dat wij hier lopen - zeer integendeel: het is omdat wij elkander naar het leven staan, dat we bestaan. Ja, zo geniaal heeft blijkbaar iemand van het kwaad een goed gemaakt, en wel van 't allergrootste kwaad - de onverschrokken moord - het allergrootste goed - het welbewuste leven.

Ik wil alleen maar zeggen, ging hij door, dat er wezens bestaan die de ziel van andere wezens zo goed kennen, dat zij in staat zijn om hen volmaakter te herscheppen dan op de manier waarop zij op zichzelf bestaan. En kan het dan nog iemand tot verwondering strekken dat, als de herschapenen zichzelf zo ergens afgebeeld zien staan, dat ze dan op die afbeelding van zichzelf toesnellen en uitroepen: maar kijk dat nu toch eens aan! Dat is verduiveld niemand minder dan ikzelf ten voeten uit! En hoe gelijk ik op mezelf! Mijn god! Beter gelijk ik hier op mezelf dan ooit voordien! Het portret dat tot op heden van me aan de wereld werd getoond, is vergeleken bij dit beeld een zo gemene leugen! Maar kijk dat toch eens aan! Wat een geluk! Wat een werkelijk onverhoopt geluk dat eindelijk eens iemand daarin is geslaagd om mij ook af te beelden zoals ik werkelijk ben! Weg met dat oude waanbeeld! Weg ermee, zeg ik! En leve het nieuwe portret! Ja, dat ben ik, zie, die man daar op dat doek en niemand anders!

Toen hij een beetje tot bedaren was gekomen, kuchte ik eerst eens want hij zat met de blik op oneindig in extase en ik wilde hem niet wekken uit zijn misschien wel superschone droom. Ik voel me zoals iemand over wie men altijd kwaad sprak, zo ging hij plots verder vooraleer ik ook maar de kans gekregen had om iets te zeggen - iemand die nu ineens door de koning zelf wordt opgehemeld en die luid applaus ontvangt van alle mensen. Dan zeg je toch: dat is de waarheid, inderdaad! Ik ben een held en eindelijk wordt dat nu eens van op de kansel uitgeroepen! Ik voel me, ging hij door, en nu zelfs nog een toontje hoger - ik voel me zoals iemand van wie 't portret geschilderd wordt door eens een échte kunstenaar! Iemand die schilderen kan en die mij heeft weten vast te leggen in zijn volle glorie! Ja, dat is mijn blik, kijk naar die blik, kijk naar de schittering in die blik! Ja, dat ben ik! En wég nu met dat oude portret daar aan de muur, die vervloekte schets daar van die klungelaar die op de koop toe geld vroeg voor zijn prutsen! Als een hazewind wég met die prullen en gauw die ware afbeelding hier van mezelf daar aan de muur, zodat ook allen ten langen leste kunnen zien wie ik echt ben, uiteindelijk!

Zullen we dan aanbellen? vroeg ik hem. Hij werd zich kennelijk pas nu opnieuw bewust van de omgeving. Wij stonden in de voortuin in de melkachtige mist en hoewel er nog geen sneeuw lag, waren onze zolen als aan de grond gevroren ofwel, zoals gezegd, gestremd zoals wij tot dan toe geloofden dat alleen melk kon stremmen als men daaraan een zuur toevoegde om ze in een kaasklomp te veranderen. Wij stremden, gans ons wezen stremde in de mist als werd onze figuur tot kaas daar in de voortuin die in feite het decor was van zijn fijn penseel. Want zonder het te weten, stonden wij mét de mist in die voortuin nu al op het doek dat rustte daar achter het smalle hoge raam waar hij als verwoed penseelde aan zijn nieuwste doek, en wij voelden hoe de olie om onze lijven plakte en al opdroogde, ons fixeerde, hardde met de hars die ze bevatte, en hoe ze van ons engerlingen maakte, of stijve rupsen die moeten verpoppen, omzettingen van vlees in verf, van bloed in terpentijn, van pus en andere lichaamsvochten in lijnwaadolie en in balsems allerhande. En zo werden wij tenslotte stijf door dit proces dat ook de farao's in hun bewegingen verstilde, zo droogden wij op en uit en gaven wij geen kik meer dan die allerlaatste kik, die zeggen wilde: kijk, hoe wonder toch is het bestaan; wij denken dat wij leven uit onszelf maar voor we 't weten dat we slechts ijdele afbeeldingen zijn, is het met ons gedaan.

(J.B., 21 januari 2011)


17-01-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gesprek in de winter

Gesprek in de winter

Hij vertelde mij dat het onderscheid tussen wat wij, enerzijds, de werkelijkheid noemen en, anderzijds, de droom, slechts relatief was, en wel in die zin dat de droom helemaal niet onwerkelijk was op zich: hij was dat enkel en alleen vergeleken bij het wakkere leven; de zogenaamde werkelijkheid dan, was in feite ook een droom terwijl hij de status 'echt' pas hebben kon als men hem plaatste naast de droom.

- Dat klinkt wel interessant, zo antwoordde ik hem in alle eerlijkheid, en zeker wat u zegt over de werkelijkheid kan ik beamen: die wordt uiteraard tenminste gedeeltelijk bedroomd. Heel wat meer moeite had ik echter met zijn stelling dat dromen op hun beurt helemaal niet onwerkelijk waren, en ik vroeg hem wat er dan aan dromen echt kon zijn, daar zij bij mijn beste weten niet meer dan schimmen waren, zoals gedaanten die zich in de wolken wanen of gedachten die alleen bestaan uit toevallig samenklonterende woorden in ogenblikken van verstrooidheid, vermoeidheid of koorts.

Door een gelukkig toeval kon ik mijn woorden illustreren, namelijk met een ongetwijfeld kostbaar schilderwerk dat daar prijkte aan de wand. Het was een olieverfschildering op doek, wel figuratief maar alles behalve realistisch. Het decor was een zeezicht met op de achtergrond een dijk met gevels van hotels en verder ook een strand. Op de voorgrond: een pijprokend kind dat uitstak boven de rand van zijn koets. De koets was duidelijk nageschilderd van een model dat de schilder toevallig bij de hand zou hebben gehad en de pijp moest een anders lege plek vullen tegen de zeelucht. Er kwam rook uit de pijp die zich vermengde met de wolken, ofschoon het mondstuk niet een tuit om aan te trekken was maar wel een fopspeen. Uit het voeteneinde van de koets kwam een opgekrulde, zandgrijze staart die van de rokende baby een half zeepaardje maakte, en bij het uiteinde van die staart zat een gaatje waaruit de schilder nog gauw een rood doorbloed eindje wormvormig aanhangsel liet komen.

- Alles aan dit werk, is droom, zo stelde ik: de afgebeelde zaken werden weliswaar uit de werkelijkheid geplukt, maar hun samenstelling is volkomen irreëel. De schilder heeft zich verlustigd in de vormen en de kleuren, maar de inhoud liet hem duidelijk koud. Weliswaar zullen sommige toeschouwers naar verborgen betekenissen willen zoeken, maar dat neemt niet weg dat de artiest zich daarom helemaal niet bekommerd heeft: hij schilderde gewoon wat hem goed uitkwam inzake vorm en kleur, een inhoudelijke betekenis was zelfs niet aan de orde. En doen wij dit niet als we dromen? Zaken samenstellen die inhoudelijk niet bij elkander horen, maar die toevallig nog op 't netvlies smeulen of die ergens in het binnenoor nagonzen? Verhalen brouwen uit achtergebleven slierten van gedachten, alleen omdat we aan onszelf dit of dat avontuur vertellen willen waar we nood aan hebben op dat eigenste moment? En werd de werkelijkheid hier niet herleid tot louter grondstof voor de droom?

Hij had aandachtig zitten luisteren, had zijn blik een tijdlang laten rusten op het doek dat hij goed kende en dat, zoals ik nu kon lezen, van de hand was van Ray Caesar, en toen keek hij door het raam naar buiten in de wintertuin waar alles grijs en stil was, koud achter het dikke glas dat de warmte van de nu luid ronkende kachel binnen hield.

- De werkelijkheid wordt opgesmukt met hier en daar een beetje droom, maar de droom, op zijn beurt, bedient zich onverschrokken van de werkelijkheid alsof die niks meer voorstelde dan haar grondstof?

Hij liet de zin traag en doordacht weerklinken in de kamer, zijn stem was nog steeds helder en krachtig zoals in de tijd toen hij voor volle collegezalen sprak en zonder twijfel kwam hem nu opnieuw zijn gehoor voor de geest.

- Dat is exact wat ik bedoel, sprak hij tenslotte en hij keek mij aan: alleen is die opsmuk essentiëler dan men wel vermoedt, en precies dat blijkt uit het feit dat, als wij dromen, de zogenaamde werkelijkheid niets meer is dan grondstof.

- De opsmuk is belangrijker dan men vaak vermoedt?

- Inderdaad, zo bevestigde hij met klem, en dat staat nu ook proefondervindelijk vast. Men weet nu dat het uitdrukken van zijn gevoelens niet op die gevoelens volgt maar er daarentegen aan voorafgaat. De zogenaamde expressie van het zogenaamde innerlijke, is niets anders dan datgene wat het innerlijke ook máákt. Het innerlijke is er gewoon niet zonder de expressie, en daarom moest men in feite niet zozeer zeggen dat het innerlijke wordt uitgedrukt maar veeleer dat het uiterlijke wordt ingedrukt, dat het wordt naar binnen gedrukt. Zo ook geloven de mensen dat zij handelen overeenkomstig hun geweten en dat de wetten uitdrukkingen van een innerlijk geweten zijn, terwijl het er in werkelijkheid net andersom aan toe gaat: de wet verinnerlijkt zich tot het geweten, wij maken ons het uiterlijke eigen, sluiten het in ons innerlijke in, we zwelgen het naar binnen of het wordt ons, zoals men 't oneerbiedig uitdrukt, tegen heug en meug door het strot geramd.

- De opsmuk, het uiterlijke, de expressie... het lijkt franje maar het is de essentie? zo probeerde ik zijn theorie samen te vatten.

- De verwoording is de essentie, zei hij, en men kan ook duidelijk inzien waarom dat zo is: er bestaan immers geen innerlijker zaken meer dan woorden, terwijl taal toch niets anders is dan uitdrukking, expressie, verwoording? Ha, wij die denken, als we de term 'verwoording' tegenkomen, dat het om de verwoording van een of andere essentie gaat! Alsof er onder die woorden nog een diepere werkelijkheid verborgen zat waarvan de klanken die wij vormen slechts spraken, zoals wij ook spreken kunnen over mensen die immers heel wat meer voorstellen dan wat wij over hen zeggen kunnen.

- Maar dat doen ze toch?! zo wierp ik tegen.

- Ja, mensen zijn veel meer dan wat er over hen gezegd kan worden, gaf hij toe: maar zijt gij er al bij stilgestaan dat mensen vaak hun leven, dat zoals gij tegenwerpt veel meer is dan wat wij er over zeggen kunnen, helemaal in dienst gaan stellen van wat men daarover allemaal zeggen kon? Leven heel wat mensen niet omwille van de roem en offeren zij aan hun roem niet gans hun leven op?

Bedoelde hij nu écht dat iemands leven niets meer om het lijf heeft dan de praatjes die daarover de ronde doen? De roem? De 'rumores' of de geruchten? Het verhaal of de bespreking? Of suggereerde hij misschien net het tegendeel, en opperde hij zijn stelling dan misschien met milde spot en in de overtuiging dat hij op die wijze de waarheid hieromtrent veel beter tot zijn recht kon laten komen? En is er dan wél een essentie? Hebben wij juist wél een ziel? Is de roem, zoals wij toch wel weten, dan een luchtspiegeling van zeer voorbijgaande aard, enkel door de dwazen nagestreefd, zoals zij zeggen die in een hiernamaals geloven en in meer innerlijke waarden? Is wat hij daar allemaal zo cynisch beweerde dan niet eigen aan het onwerkelijke, aan het toneel en aan het spel?

Ik wilde het hem vragen, maar het was al te laat: zijn gestalte leek op te lossen in het gordijn toen zich de zon die daarin speelde, plotseling terugtrok. Ik probeerde op te staan uit mijn stoel, het kostte mij elke dag meer moeite en ik vroeg me af hoeveel dagen mij nog restten, nu de artrose, of hoe die kwaal ook heet, zich ook in mijn kleinste bloedvaten had genesteld. Alle franje is in feite de essentie, zo probeerde ik te resumeren, en zo is de droom veel echter dan wij dachten. En anderzijds is ook alles waarvan wij geloofden dat het echt was, slechts grondstof, of was het nu net andersom? Ik tastte naar papier en pen, vond ze ook, maar waar was nu mijn bril gebleven? Mijn wérkelijke bril, herleid tot grondstof van mijn droom? Of was het andersom? Hoe was het dan ook weer?

Ik zag hoe op het vloerkleed aan mijn voeten die twee tegengestelde gedachten zich erg verwikkelden in een bonte woordenstrijd. En van terzijde leek een derde toe te kijken, en ik moest denken aan het been, aan de spreekwoordelijke derde hond die, als puntje bij paaltje komt, met het been gaat lopen. Wellicht, zo drong het traagzaam tot mij door, is de uitdrukking niet de essentie, maar is het tevens ook niet helemaal waar dat er achter de histories nog een beschutte ziel schuilt welke zich onaantastbaar ophoudt in een andere wereld. Waarschijnlijk is er nog een derde mogelijkheid die wij helaas niet kunnen zien. En misschien is deze jammerlijke blindheid wel te wijten aan een tekort in onze dromen, ofwel in de werkelijke hersenen die ze huisvesten, ofwel is er nog een derde mogelijkheid die wij niet kunnen zien. Wie zal het zeggen!

(J.B., 17 januari 2011)


16-01-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Inspiratie

Inspiratie

(Vrij naar Ingres: Oedipus en de Sphinks)



Inspiratie is een schone zaak zolang ze ook bestaat. Eenmaal zij wegblijft immers, wenst men alras dat zij er nooit was want men mist ze precies zoals men ook oude bekenden mist die voortaan wegblijven. Men weet niet waar ze zijn gebleven, zelfs weet men niet of ze nog leven, voor 't zelfde geld zit men te wachten op een held die allang geleden op het slagveld is gesneuveld.

Soms bestaan ze nog, de oude vrienden, maar zijn ze immobiel geworden. Komt daarbij dat ze het niet altijd zo breed hebben dat zij zich naar believen met allerlei hulpmiddelen konden verplaatsen. En met gedachten heeft men dat klaarblijkelijk ook: op de een of andere manier lopen ze mank en blijven ze achter.

Andere oude bekenden duiken niet meer op omdat zij zich diegene die op hen aan 't wachten is, niet meer herinneren. Ze zijn dementerende, in hun hersenen vallen gaten en als men er los doorheen kan kijken uitgerekend op het plaatsje waar jij zit, dan ben je de sigaar: je bestaat niet meer voor hen.

Zo ook zijn sommige gedachten misschien wel dement: zij zouden nog wel aan jou denken als er niet dat gat was in hun hoofd. Jammer maar helaas is er dat gat precies waar jij zat, en zo denken ze zeker en vast nog wel aan koetjes en aan kalfjes maar van de wei in hun hoofd staat de poort wijd open en zo loopt zij leeg: de runderen zijn op stap.

Op dezelfde manier worden de gedachten uitgelaten van wie niet meer bij machte zijn om ze in te tomen: ze dromen zich een terrein dat niet eens bestaat en daar trachten ze wanhopig de werkelijkheid bij te benen terwijl zij niet te spenen zijn van wanen en zich door alle banen in de onmogelijkste bochten wringen om toch nog mee te kunnen zingen met de andere dingen.

Als de gedachten niet meer komen, welnu dan blijven ze maar weg; men moet daar niet om malen. Zonder gedachten gaat het ook. Gedachten zijn toch maar een last. Zoals trouwens ook oude bekenden die op visite komen. Ze drinken om te beginnen je ganse wijnkelder leeg en jij blijft achter met een kater. Je kan hen toch geen water voeren als ze komen om je te helpen dromen over vroeger en soms ook over later? Veel beter is het om hen zelf te gaan opzoeken en in tussentijd gewoon alleen te blijven met wat boeken en wat koeken.

En zo is het ook veel beter als de gedachten bij je weg blijven. Gedachten verbruiken immers teveel vet, en dat is schadelijk in de winter. En wil je toch eens wat te denken hebben, dan ga je beter zelf maar naar hen toe.

Maar het probleem is dan wel vaker dat je niet weet waar ze zich ophouden, de gedachten. In de hersens, zegt men, wonen zij: daar slapen, eten en werken zij altegader. Alleen weet men wel vaker niet waar precies zij dat doen want de hersens, zo zegt men, zijn een labyrint. Zo leeg als de hele zwarte kosmos is, zo vol zijn de hersens van een mens en zelfs die van een mus, zo zegt men, en bijgevolg loopt men daar in verloren, in dat doolhof van den geest.

Als men dus zonder gedachten is en men wil ernaar op zoek gaan, dan neemt men beter een gids bij de ingang van het hoofd, teneinde niet verloren te lopen. Onder het schedeldak is het niettemin niet donker: er schijnen zonnen, helderder dan de zonnen aan het firmament. Het best zingt men het zonnelied terwijl men kuiert langs de zenuwbanen, zo zegt men, en dat is een goede raad voor wie heelhuids terug wil keren van daar binnen.

Want soms gebeurt het dat wie zonder gedachten zijn, in paniek de hersenen in rennen en daar een vreemde plaag opdoen met als voornaamste kenmerk dat zij niet meer ophouden met praten. Men zou denken dat zij ineens een overvloed aan gedachten hebben opgedaan, maar dat ware naast de roos gemikt: hun denken schiet immers helemaal niet meer op, de woorden die zich in galop via hun mond een weg naar buiten banen, weten van zichzelf niet langer hoe zij heten, en zo roepen zij alleen hun eigen naam wild in het rond. Als zij hun echo horen, herhalen ze hem dapper. Rapper dan de bliksem volgt op elke naam een synoniem, hecht zich aan elke zin een bijzin en krijgt elk substantief een bijvoeglijk naamwoord cadeau, ook als het daar helemaal geen nood aan heeft - het is immers gratis - en nog een gratis uitleg erbij over etymologische kwesties in de marge en nog heel veel meer. Totdat de elektriciteit uitvalt, zo zegt men, want voor die tijd houdt het gewis niet op.

Misschien is 't beter om helemaal zonder inspiratie te zijn. Zoals een grondgebied vol bartsen in de hitte van de zon, een groot tekort aan water, een groeiende woestijn met alleen hier en daar een schorpioen, een kaktus en een luchtspiegeling die verdwijnt als men ze nadert.

(J.B., 16.01.2011)





Omsk
Archief
  • Alle berichten

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    LITERATUUR - PAS VERSCHENEN:
    Foto

    Koningin Elisabethwedstrijd
     2013
    voor Piano:
    http://www.cmireb.be/nl/ 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De ballade Erlkönig 1815,  Franz Schubert (1797-1828)
    http://www.digischool.nl/ckv2/romantiek/romantiek/muziek/ballade_erlkonig.htm 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Klassieke muziek:  http://www.bloggen.be/musica/ 
    Foto

    Der Wegweiser

    "Der Wegweiser" ("De Wegwijzer") is een gedicht uit de gedichtencyclus "Die Winterreise" ("De winterreis") van Wilhelm Müller.

    Het gedicht gaat over een wandelaar die de wegen vermijdt waar de andere mensen lopen; hij verkiest de verborgen stegen tussen ondergeneeuwde rotsklippen, alsof hij iets vreselijks heeft begaan en hij mensen moet gaan schuwen. Een verscheurend verlangen drijft hem de woestenij in. Wijzers op de straten wijzen, ze wijzen in de richting van de steden, en hij wandelt en wandelt, opgejaagd op zoek... naar rust. En ineens staat daar een wijzer, pal voor hem, en die wijzer gebiedt hem een straat in te gaan; een straat waaruit niemand ooit terugkeerde.

    Na de tekst hier onder volgt een link naar een video met een beroemde uitvoering, door Dietrich Fischer-Dieskau en Alfred Brendel, van het door Schubert op toon gezette gedicht uit de liederencyclus Die Winterreise.

     

    Der Wegweiser


    (Wilhelm Müller)


    Was vermeid' ich denn die Wege,

    Wo die ander'n Wand'rer gehn,

    Suche mir versteckte Stege

    Durch verschneite Felsenhöh'n?


    Habe ja doch nichts begangen,

    Daß ich Menschen sollte scheu'n, -

    Welch ein törichtes Verlangen

    Treibt mich in die Wüstenei'n?


    Weiser stehen auf den Strassen,

    Weisen auf die Städte zu,

    Und ich wand're sonder Maßen

    Ohne Ruh' und suche Ruh'.


    Einen Weiser seh' ich stehen

    Unverrückt vor meinem Blick;

    Eine Straße muß ich gehen,

    Die noch keiner ging zurück.

    MUZIEK: http://www.youtube.com/watch?v=xjuMgK9SimI&feature=related


    Foto

    Alles ontstaat tussen 'droom' en 'werkelijkheid' -

    Over het jongste boek van Ludo Noens

    De klacht is terecht: in zogenaamde boekenzaken is nog weinig meer te vinden dan fotoalbums omtrent koken, reisgidsen en opgeklopte, tot de prijzenpot veroordeelde, doch volstrekt onleesbare romans van schrijvers die leven van hun naam, welke nu eenmaal niet mag ontbreken op het salontafeltje van de 'interloktueel'. Ook de obligate tijdschriften bieden naast reklame nog slechts lang achterhaalde, in columns gegoten meninkjes van TV-vedetten met weliswaar lange tongen doch lege hoofden. Wie zich vandaag beperkt tot de magazijnen waar de massa koopt, koopt pulp: Cultuur speelt zich in deze tijd weer exclusief af in de marge: echte gedichten schuwen glad papier en over de nu vernieuwende boeken hoor je pas binnen tien jaar op canvas praten - àls die al ooit in het commerciële circuit terechtkomen. Wie artistiek bij wil zijn, dient zich uit te rusten met speciale antennetjes, en die verwijzen naar heel andere publicaties: geen fotobrochures over koken of over citytrips, maar nog echt spannende romans met gevleugelde fantasie, fictie die de 'werkelijkheid' inhaalt, en inspirerende inhoud waar over na te denken valt en ook vruchtbaar over te converseren.

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is zo'n roman - geheel in de marge, waar de cultuur van deze nieuwe tijd gedijt - al noemt hij zichzelf heel bescheiden 'novelle'. Het volume telt weliswaar geen duizend pagina's maar de inhoud heeft tentakels die zowat alles updaten en onderling relateren wat met de themata van Ludo Noens zijn jongste boek te maken heeft, want deze auteur is bekend om zijn historische nauwgezetheid en om zijn vermogen een veelheid van creatieve verbanden naar de oppervlakte te brengen.

    Het tijdskader van de 'vertelling' in "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is het controversiële tijdsgewricht van de "flower-power" dat intussen alleen de gepensioneerden onder ons nog hebben meegemaakt: de tijd van de drugsexperimenten die naar werelden leken te leiden die verwant bleken met die van de oudste culturen waaruit onze grote religies en levensbeschouwingen ontsprongen. "Hier ging het niet meer om de zoveelste sociale of politieke omwenteling, maar om een ontologische verschuiving". (p. 79) Meer bepaald filosoferen de personages op verhalende wijze over die heel bijzondere bewustzijnstoestand die het grensgebied bestrijkt tussen de droom en de waaktoestand in: de lucide droom, in de voorgaande eeuw reeds verkend door de Nederlandse psychiater en schrijver, Frederik Van Eeden, die in deze droomvorm naar zijn eigen zeggen met zijn overleden zoon heeft gepraat. Hoe dat mogelijk is, verklaart Noens evenwel niet op een positief wetenschappelijke manier; hij toont wél dat er andere, evenwaardige verklaringsmethoden zijn én hij laat ook zien dàt zoiets mogelijk is.

    De "sixties" verwijzen naar de tijd der Oepanisjaden én naar de religieuze bronnen van de Aboriginals: "De Aboriginals, de oorspronkelijke bewoners van Australië, noemen het alchéringa of Droomtijd (...)", waarin het concrete, het aardse, uit de droom, uit de hemel, werd geschapen, "(...) Maar een onomkeerbare catastrofe zorgde er op een dag voor dat de verbinding tussen hemel en aarde definitief werd verbroken". (p. 81) Noens' novelle werpt ook licht op wat in de parapsychologie de "materialisaties" heten, de "Toelpa's" of de "succubussen", en het doet allemaal denken aan de "kat van Schrödinger"; het onderbepaalde dat pas middels de bewuste toeschouwer zijn definitieve vorm krijgt omdat alles intersubjectief zou zijn. Bovendien bevat het werk een genuanceerd maatschappijkritisch luik dat weerstand biedt aan geschiedenisverdraaiingen die de wondere tijd van de sixties willen banaliseren omdat hij alles behalve past in de onverbiddelijke Westerse economie en in onze Big Brother-wereld: "Onze wetten, economische structuren, wereldbeschouwelijke en religieuze instituten, sociale gebruiken en gedragspatronen zijn historisch geëvolueerd, en dit wordt allemaal verkeerdelijk vereenzelvigd met het leven op zich" (pp. 54-55).

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) zal binnen twintig jaar een best-seller zijn. Het boek werd vandaag gratis verspreid onder de abonnees van Portulaan - een cultureel tijdschrift dat zijn naam niet gestolen heeft en dat vandaag zijn vijfentwintigste jaargang ingaat!

    (*) Zie: http://www.bloggen.be/ludonoens/  

    (Jan Bauwens, 1 januari 2009)



    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • Het eindstation
  • a
  • Isaac
  • Meilied
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Johann Pachelbel, Canon (synthesiserversie)
  • Zo is de dood
  • Hoe gezond is sport? Een interview met Omsk van Togenbirger
  • Het recht van de sterkste
  • 12.12.12.
  • Over het gebruik van de patiënt in de eenentwintigste eeuw. Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • De dienaar van
  • actueel: het orgaan
  • Juniregen
  • U moet er af!
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Viool 2012
  • De geest in de fles
  • Inzicht
  • Het magazijn
  • Erosie
  • Kort
  • De eeuwige wederkomst
  • Het hiernamaals
  • Over het ware lot van de mens - Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • Het wezen van de vrolijkheid
  • Dante's afdaling ter helle (3)
  • Dante's afdaling ter helle (2)
  • Dante's afdaling ter helle (1)
  • De tijd
  • De ets
  • Het cultuurbegrip van Stephanos
  • Opstanding
  • Rijk en dom
  • Over de verschillende graden van dood zijn
  • Koude oorlog
  • Het Bureau Voor Onoplosbare Zaken
  • In de kelder
  • Mijn oude grootmoeder
  • De laatsten zullen de laatsten zijn
  • Leugens
  • Enkelvoud
  • Zonde
  • Adieu, groots firmament vol fonkelende sterren!
  • Christus en de kardinalen
  • Het labyrint
  • Het geloof en de werken
  • Sparen en plunderen
  • Zijn wij dan niet de echo onzer verzinsels?
  • Gesprek in de winter
  • Inspiratie
  • Tourette
  • Kwalen zijn geen kwalen. Een stukje voor de eerste winterdag.
  • Koude winters...
  • De toren
  • De fles
  • Kwakzalvers
  • Fijn wit zand
  • De wolk
  • Water & Over de klimaatsverandering
  • Spoken
  • De nieuwe god
  • De witte krokodil
  • Geloof (1)
  • Orde
  • In de toekomst is geen heil...
  • Kaos
  • Doeltreffende medicatie
  • Surrealistische werkelijkheid
  • De gasknop
  • Van Togenbirger's 'atheïsme'
  • Zomer
  • Mijnheer Dupont en de mal van het Zijn
  • Het ei van mei
  • Martha
  • Een zeer gezond besluit
  • Aan de ontbijttafel - illustratie
  • Aan de ontbijttafel
  • Milieuleugentjes om bestwil?
  • Het tanen van de Noord-Atlantische drift
  • Februari
  • Tijd is krediet
  • Het hoofdgerecht des levens dis...
  • Wij waren
  • Saint-Denis
  • Stenen en mensen
  • De binnen- en de buitenkant
  • Thuis
  • Doorheen de winterse depressie
  • Een lucide droom (illustratie)
  • Een lucide droom
  • Wiens brood men eet...
  • Evolutie en inwikkeling
  • Sneeuw
  • Bijwerkingen
  • De lucide droom
  • de golem
  • De golem
  • Domesticatie
  • De tijd gaat achterwaarts te vierklauw
  • Worden wij abstract, mijnheer?
  • Kinderarbeid, organenhandel, zwartwerk en Rechtspraak
  • Over een zucht van een nog heel ander kaliber dan de hebzucht
  • Overbevolking
  • Bram Stoker
  • Kinski
  • N
  • Nosferatu
  • de tuinen
  • De tuinen
  • Het Eeuwige Vuur
  • Het boek
  • De Goede Deur
  • Vlees (roman) - 1
  • Verrijzenis
  • Depressies
  • Inbraak
  • Sonate voor Harpsichord en Cello
  • Het is begonnen!
  • Over redelijkheid en klare taal...
  • De tijd vliegt
  • Panta rei
  • Glazen muren en casino's vol attracties!
  • Der Erlkönig grafiet
  • Der Erkönig (J.W. von Goethe)
  • De winter en de dood
  • Aanhangsels
  • Extase
  • Verbloemingen
  • Voornemens
  • Het gelijmde been (3): De toverstok
  • De lange baan
  • God of de duivel
  • Het gelijmde been (2)
  • Die eerste dagen van november
  • Harken
  • Is mijn geld safe?
  • Herfst
  • Het gelijmde been
  • Eten
  • Verslavingen
  • Kunst
  • Ellende
  • De burcht
  • Geheim en identiteit
  • Hongersnood
  • Rood als duizend rozen
  • Op een vergadering...
  • De molen
  • De poolster
  • Het Orgaan
  • Het boek
  • De twee geschiedschrijvers
  • De Laatste Reis
  • De Laatste Reis (illustratie)
  • De Goede Deur
  • De Onderwereld (roman)
  • Water
  • De Overname
  • Solvejg’s Lied
  • Septembernacht
  • Die Nacht…
  • Die nacht (illustratie 2)
  • Spiegels
  • Over het verouderingsproces
  • Het Credo
  • De Afwas
  • Absolute macht
  • Trillingen
  • Maria
  • De Messias
  • Het Spel van de Wereld
  • De nieuwjaarsramp
  • Het argument
  • Zuster Olympia
  • De Meester
  • DE TUINEN
  • Janus of van de Aliënatie
  • De Neuzen van Tsjernobyl
  • Het Eeuwige Vuur
  • Vladslo, en andere plaatsen...
  • De dood is een gedachte
  • Het 'bijna-leven'
  • Het kind
  • De Apologie van de Eeuwigheid
  • De heer die zichzelf in stukjes hakte
  • Het gesprek
  • Een sollicitatie
  • De Omkering van alle dingen
  • Transsubstantiatie
  • De pikorde
  • De wedloop
  • De virtuele veiligheid
  • Dode handen
  • Samen thuis
  • Het Laatste Oordeel
  • SINTERBUIS
  • Gedenkteken

    Hoofdpunten blog omskvtdw2
  • De spiegel
  • De job
  • De Wrat (1)
  • De Wrat (2)
  • De Wrat (3)
  • De Wrat (4)
  • De Wrat (5)
  • DE VERGEETPUT
  • DE TUMOR
  • DE BEHEERDER VAN HET LABYRINT
  • De beheerder van het labyrint (vervolg)
  • Meer verhalen
  • DE HEMEL EN DE GOOT
  • meer verhalen

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Hoofdpunten blog musica
  • Audio-visuele installatie "Harvest Bell" (Dirk D'Hulster)
  • Koningin Elisabethwedstrijd
  • Nosferatu
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Piano 2021
  • Adagio liedcyclus
  • Meilied (muziekvideo)
  • Oh dichosa ventura (muziekvideo)
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Muziekvideo's J.B
  • muziekbestanden J.B.
  • Ave Maria
  • Pianoconcerto 14: Daer zat een sneeuwwit vogeltje
  • Te Deum laudamus10
  • Te Deum laudamus9
  • Te Deum laudamus8
  • Te Deum laudamus7
  • Te Deum laudamus6
  • Te Deum laudamus5
  • Te Deum laudamus4
  • Te Deum laudamus3
  • Te Deum laudamus2
  • Te Deum laudamus1
  • Harpsichord 2 verlengd met cello
  • Pianoconcerto 7 Apocalyptische Dans
  • De zee
  • De geschiedenis van de panfluit
  • Requiem - delen 4 tot 7
  • Requiem - deel 3
  • Requiem - deel 2
  • Requiem - deel 1
  • Keldertrappen - nr. 8/8
  • Keldertrappen - nr. 7/8
  • Keldertrappen - nr. 6/8
  • Keldertrappen - nr. 5/8
  • Keldertrappen - nr. 4/8
  • Keldertrappen - nr. 3/8
  • Keldertrappen - nr. 2/8
  • Keldertrappen - nr. 1/8
  • Harpsichord 13 verbeterd
  • Harpsichord 12
  • Harpsichord 11
  • Harpsichord 10
  • Harpsichord 9
  • Harpsichord 7
  • Harpsichord 6
  • Harpsichord 5
  • Harpsichord 3
  • Harpmuziekje
  • Trompetsonate
  • Nostalgia
  • K 2007
  • Goldbach Variaties
  • Pop 5
  • Pop 4
  • Pop 3
  • Pop 2
  • Pop1
  • Drie ontstemde klavieren
  • muziekvideo
  • portretten componisten
  • Pianoconcerto 14, Daer zat een sneeuwwit vogeltje, Jan Bauwens, Serskamp, 2004.
  • Klarinetconcerto 1 Jan Bauwens Serskamp 2004
  • Kort symfonisch gedicht
  • Door de neevlen van de avond (uit: Adagio van Felix Timmermans)
  • Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen
  • Gebed voor het Vaderland
  • Boskaboutersymfonie
  • Bomen
  • Victoria lucis
  • Gitaarconcerto 1 "Portulaan"
  • vioolconcerto 1: deel 5 van 6
  • Klarinetconcerto 3: deel 3 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 2 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 1 van 3
  • pianoconcerto nr 15
  • Pianoconcerto nr 5 deel 5 van 6
  • Pianoconcerto nr 5 deel 4 van 6
  • Dans
  • Titan
  • Tsunami symfonie
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 6 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 5 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 4 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 3 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 2 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 1 van 6
  • Harpmuziekje
  • minimal1
  • Ave Maria
  • Juan de la Cruz' Canciones 7 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 6 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 5 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 4 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 3 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 2 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 1 van 7
  • Tsunami symfonie (Jan Bauwens)
  • Junisymfonie (J. Bauwens)
  • O dichosa ventura
  • Goldbach Variationen voor Piano Solo (J. Bauwens)
  • Orgelconcerto 3 J Bauwens Serskamp 2008
  • Orgelconcerto 2 J Bauwens Serskamp 2004
  • orgelconcerto 1 J Bauwens Serskamp 2004
  • -
  • achtergrond

    Boeken van dezelfde auteur.
    Om een boek te lezen, klik op de prent van de flap.

    Foto

    Foto

    Foto

    EN FRANCAIS:
    Foto
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Beluister hedendaagse klassieke muziek van dezelfde auteur: klik op de prent van de weblog hieronder.


    Foto

    Foto

    Foto

    Warm aanbevolen:
    Pas verschenen: "Kamers", van Dirk  Biddeloo, grootmeester van de tragie-komedie:
    Foto

    “O jerum jerum jerum…”

     

    “Streuvels is een Vlaamse Dostojevski; Vansteenbrugge, een hedendaagse Streuvels.

    Stijn Streuvels stelde het harde boerenleven te boek net voor het voorgoed verdween.

    Zijn dorpsgenoot, de befaamde chirurg, auteur, kenner en bewonderaar van de Griekse Oudheid, stichter van Vlaanderens mooiste loopkoers en gewezen senior seniorum, dr. Kris Vansteenbrugge, deed hetzelfde met het Vlaamse studentenleven van weleer.

    Een rijkdom aan cultuur en een niet te missen historisch document, op meesterlijke wijze vorm gegeven in een authentieke Vlaamse realistische roman die leest als een trein.”
    (J.B.)

     

    Alle info: klik op de kaft:

     


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De nieuwe poëziebundel van
    Guy van Hoof
    (*) is uit:
    "Bekentenissen"
    Meer info: klik op de flap hier onder.
    (*) De dichter heeft een plaats in de top drie van Omsk's voorkeurlijstje der Nederlandse dichtkunst


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    VAN DEZELFDE AUTEUR:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/tisallemaiet/
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/
  • bloggen.be/heteindedertijden/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/
  • bloggen.be/theartofmusic/
  • bloggen.be/tiktak/
  • bloggen.be/mathematicachristiana/

    VAN DEZELFDE AUTEUR: MUZIEK: COMPUTERGESTUURDE UITVOERINGEN IN MP3 EN MUZIEKVIDEO:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/iserlevennadedood/
  • bloggen.be/spiritus/
  • bloggen.be/ontstaansvraag/
  • bloggen.be/onlifeafterdeath/

  • OVER MUZIEK:
  • bloggen.be/theartofmusic

  • CHRISTENDOM VERSUS FYSICALISME:
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/bethina2/
  • bloggen.be/bethina3/
  • bloggen.be/bethina4/
  • bloggen.be/bethina5/
  • bloggen.be/bethina6/
  • bloggen.be/schepping/
  • bloggen.be/prudence/
  • bloggen.be/andthelightshineth/

  • CHRISTENDOM VERSUS KERKENDOM:
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/

  • TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/heteindedertijden/

  • EDUCATIEF:
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/

  • WISKUNDE, LOGICA EN TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/mathematicachristiana/
  • bloggen.be/mathematicachristiana2/
  • bloggen.be/paradoxes/

  • SPORT EN GEZONDHEID
  • bloggen.be/metamanagement/

  • Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 03-2023
  • 12-2020
  • 08-2017
  • 06-2017
  • 01-2017
  • 07-2015
  • 12-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 12-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 04-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 05-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 03-2006
  • 01-2006
  • 09-2005



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs