Omsk
Van Togenbirger-De Waelekens' Vertelsels (Alle teksten en tekeningen zijn wettelijk beschermd)
Voor meer verhalen: zie het ARCHIEF of de INHOUDSTAFEL. Ofwel klik telkens op de GROENE PIJL die naar LINKS wijst, onderaan de pagina. Copyright: J. Bauwens.
25-01-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Glazen muren en casino's vol attracties!

Glazen muren en casino's vol attracties!

Wie herinnert het zich nog? Er gebeurt immers elke dag weer wat, terwijl het intussen al enkele jaren geleden is... Het was in het parlement... Eerder dan gepland wegens een hardnekkige vlooienplaag, moest daar een nieuwe vloerbekleding komen. De oude werd uitgebroken en tijdens die werkzaamheden stootte men op een gans ondertapijtelijk netwerk van microfoons en afluisterappartuur... en dan nog eentje van transatlantische makelij!

De technologie is inderdaad niet stil blijven staan, we leven in het tijdperk van de microfoons, de microcamera's en wat niet allemaal meer, en die zaken worden - jammer maar helaas - niet alleen gebruikt om daarmee Google Earth te perfectioneren of om er misdaden mee op te sporen. Voor amper een paar euro's koopt men een microfoon niet groter dan een speldenkop. Schaft men die aan per honderd stuks, dan is de prijs nog slechts een kwestie van centen. Moet men er dan van opkijken dat er lieden zijn die dergelijke toestellen 'en masse' in huis halen om die vervolgens in de handtassen en in de jaszakken van hun toekomstige slachtoffers te mikken?

Van in een onopvallend autootje aan de overkant van de straat, luisteren ze lustig mee naar wat u te vertellen hebt, geachte lezer, en wat vertelt u allemaal als u bijvoorbeeld van plan bent om het huis voor de duur van enkele uren te verlaten?

"Hallo, schat? Ik ga even weg, ben om zes uur terug, ik leg de sleutel onder de mat. Moet je nog bij de kapper? Het geld ligt in de la zoals gewoonlijk. Ja, natuurlijk, de la van de hoge kast in onze slaapkamer, en de juwelen liggen onder de matras. Ga daar toch ook maar even naar kijken als je terug bent... Wanneer ben je terug? Om zeven uur? Dan zal ik er gewis al zijn. Maar ik heb haast nu, tot dan en een kusje, daag!" En daar gaan ze dan!

Bij Ida is er twee keer ingebroken, een keer langs de achtertuintjes, en klaarblijkelijk deden de dieven toen het ene huis na het andere, zonder er ook maar eentje over te slaan, de hele straat. Een tweede keer kwamen ze via het dak: een dakraam werd er gewoon uit gehaald, de laptops waren weg, de juwelen en de pelsen mantels alsook nog enkele zaken die hier niet genoemd kunnen worden maar die veel geld hadden gekost.

Bij Bert van hier recht tegenover zijn ze ook langs de achtertuintjes gekomen, eveneens huis na huis, en die vond 's anderendaags zijn portefeuille in de tuin van zijn buurman terug - leeg uiteraard. Bij Jan en Maria dan, werd vorige week nog ingebroken: àlles hebben ze uitgekeerd, elk schof, elke kast, het is een grote puinhoop. Er was geen geld in huis behalve dan de spaarpot van de kinderen en die was dan ook weg.

De keer voordien hadden zij daar, na een bezoek aan de supermarkt, toen ze inderhaast de inkopen uit de auto aan het laden waren, de sleutels een ogenblik op de voordeur laten zitten. Amper enkele minuten, maar wég waren ze. Jan liet niet direct nieuwe sloten plaatsen omdat hij nog twijfelde of hij niet zelf die sleutels ergens verloren had gelegd, en zo gebruikte hij verder dan maar de reservesleutels. Maar nog diezelfde week was het huis helemaal leeggeroofd.

Vandezomer stond Martha thuis door het raam te kijken. Aan de overkant van de straat staan villa's van overburen, waarvan zij er enkele kent. Een van haar kennissen was nu op vakantie maar daar stopte ineens een kleine camion, twee mannen stapten uit en gingen blijkbaar moeiteloos de villa in, kwamen naar buiten met allerlei zaken die in de laadruimte van die camion verdwenen. Het was op klaarlichte dag, omstreeks het middaguur. Martha rook onraad en belde politie. Toen daar eindelijk een combi aankwam, waren de inbrekers weg. Er werd allerlei opgetekend en uiteindelijk vertrok de combi. Amper enkele minuten later zag Martha, een zestal villa's verder, de camion van zoëven staan. Dezelfde mannen waren rustig bezig met het inladen van spullen. Ze waren gewoon doorgegaan met hun 'werk', de ene villa na de andere, en niemand die ook maar iets gezien had! Toen daarop weer de politie werd gebeld, verdwenen ze, en ze zijn nooit teruggevonden, als waren ze inderdaad onzichtbaar.

Armand dan, die kocht op een keer een sparrenbos, ergens in een gemeente wat verderop. Het bosje was gelegen middenin een woonwijk. Op een keer gaat hij er heen en wat blijkt? Hij vindt het bosje niet meer. Hij denkt dat hij de weg bijster is, dat hij dement wordt... edoch, bij nadere inspectie blijkt hij op de juiste plaats te zoeken en ook gezond te zijn, maar het bosje is - al te letterlijk - met de grond gelijk gemaakt. Alle bomen - vele tientallen - zijn op ongeveer kniehoogte afgezaagd en verdwenen. De buurt legt uit dat er inderdaad 'een ploeg' aan 't werk is geweest, en werken dat ze deden! Binnen de kortste keren was gans dat bosje gekleind, meneer: op de vrachtwagen geladen en weg! Tja, zeggen de mensen: het was kort voor de kerst, en zo'n boompje heb je tegenwoordig niet meer voor twintig euro...

Erger nog was wat er gebeurde met Guido, een brave man, duivenmelker, hovenier, natuurvriend... die ook een oude boomgaard had. Te oud eigenlijk om vruchten te dragen en zo zaagde hij hem eigenhandig om, verbrandde de takken, deed de stammen in mooie, gelijke stukken en stapelde zijn hout in zijn voortuintje op: een grote schone houtmijt om die winter in zijn kachel te verstoken, het had hem op zijn leeftijd - hij rijdt sinds kort met tram zeven - wel een hernia gekost. Ge kunt het al raden: op een keer gaan ze een dagje naar zee en als ze terugkomen is de houtmijt weg. De buren vertellen dat een vrachtwagen met zware kraan langs kwam, in minder dan een uur was alles opgeladen en weg.

Eén uitzondering in de buurt is Tania, een oude vrijster en schatrijk: houdt hout vast, maar bij haar werd nog nooit ingebroken: zij laat haar deuren altijd los... Niet direct aan te raden als superbeveiligingssysteem, maar toch...

 

Het ergste van een inbraak is meestal niet het materiële verlies (dat veelal beperkt is en vaak ook verzekerd en recuperabel) doch de stress die daarop volgt en die jaren kan aanslepen en iemands gezondheid echt kan ondermijnen. Die stress hoeft nochtans niet; ze volgt merendeels uit het betrekken van de 'ramp' op zichzelf als persoon: men voelt zich geviseerd en niet meer veilig, vaak ook voelt men zich beledigd. Dat stuk stress kan echter makkelijk weggenomen worden als men zich inprent dat dieven helemaal niet geïnteresseerd zijn in hun slachtoffers Als zij dat konden, dan zouden inbrekers het zelfs vermijden hun slachtoffers te stresseren, heel eenvoudig omdat die stress hen in het geheel geen winst oplevert, integendeel: getraumatiseerde mensen gaan immers hun huizen zodanig beveiligen dat inbraak voortaan uitgesloten is, en dat kan toch niet de betrachting van die rovers zijn? Neen, als leek of als burger moet men inbraak eigenlijk leren beschouwen als iets geheel onpersoonlijks, iets zoals stormschade. Want het gaat niet om mensen die andere mensen kwaad willen doen; het gaat gewoon om het kwaad zelf: de hebzucht, die toeslaat net zoals de bliksem of de wind. En zoals men zich tegen het weer wapent met bliksemafleiders, daken, muren en dies meer, zo ook dient men zich te wapenen tegen blinde hebzucht met allerlei zeer praktische zaken.

Bij "slapeloze Tony", zoals ze de jongen noemen, hebben ze al een paar keer bot gevangen, de inbrekers. Aangezien de zonderling altijd des nachts op is (hij lijdt aan slapeloosheid ingevolge het werk in de nachtploeg in zijn jonge jaren), heeft hij de dieven telkenmale al dan niet bewust verjaagd. Een paar keren heeft hij ze gezien of gehoord. Volgens hem zijn het telkens jongelui, niet ouder dan veertien. Eerst gooien ze enkele steentjes op het verandadak, om te zien of er nog iemand wakker is. Ze worden altijd begeleid door iemand die in de auto staat te wachten op straat, een eindje verder. Tijdens de inbraak staan nog anderen op de uitkijk, ze houden in de gaten of er nergens licht aangaat. Is dat wél het geval, dan volgt een fluitsignaal en lopen de inbrekers weg. Tony heeft dat vaker gehoord in de buurt: het gebeurt telkens omstreeks drie uur: men hoort eerst een fluitsignaal, vervolgens een wegrijdende auto en tenslotte hoort men opgeschrikte mensen praten in hun tuinen of op straat. Ook het blaffen van een hond verjaagt de inbrekers, want als er ergens tegenstand is, gaan ze uiteraard liever bij de buren, zo zegt Tony.

In vele gevallen doen de dieven alsof ze helemaal geen dieven zijn, en zo worden ze eigenlijk 'onzichtbaar'. Ook het omgekeerde wordt vaak toegepast: een zakkenroller besteelt in een drukke winkelstraat iemand die gelukkig net op tijd merkt dat zijn portefeuille bijna wordt gejat. Er ontstaat amok, maar de dief gedraagt zich ineens alsof hij diegene is die haast bestolen werd, en met succes! Alle vingers wijzen beschuldigend in de richting van het slachtoffer en intussen is de dader weg...

 

 

Misdadigers zijn bijzonder sluw geworden, maar het allerergste is misschien wel dat de echte, de grootste misdadigers inderdaad onzichtbaar zijn en zich onzichtbaar maken omdat zij compleet legaal opereren en erin slagen om elkeen te laten geloven dat ze daarentegen weldoeners zijn. Eenvoudige, weerloze en lichtgelovige mensen zijn daarvan het slachtoffer en het zijn toestanden waaraan men quasi niets kan verhelpen. Daisy bijvoorbeeld is om de haverklap het slachtoffer van 'leurders' die haar dure doch waardeloze spullen aansmeren, keer na keer: een 'speciale' stofzuiger... een paar duizend euro. Een 'speciaal' vliegenraam om voor de deur te plaatsen... 1500 euro, want op maat gemaakt... Een 'speciale' televisie... drieduizend euro. En er gaat geen maand voorbij of ze klampt u aan en vertelt opgewonden wat voor goede koopjes ze weer gedaan heeft... En zo kan men eigenlijk besluiten: Daisy wordt gepluimd en ze weet het niet. Maar wellicht word ook ik gepluimd door lui die sluwer zijn dan ik, en kom ik daar niet eens achter omdat ik in de waan verkeer dat ik door hen geholpen word! Ja, wie weet, wie zal het zeggen... 1984 is immers allang oude koek!

 

"Maar hebben plegers van inbraken en diefstallen en bedriegers van allerlei pluimage dan werkelijk geen geweten?", zo hoor ik je vragen. En het antwoord luidt koeltjes en bijna even gewetenloos maar wel naar waarheid: "Ben je dan gek?!"

Beeld je nu maar eens het volgende in: in deze laan hier in de stad, wonen vooraanstaande burgers, meestal oudere burgers ook, die er een heuse carrière van dagelijks keihard werken hebben opzitten en die nu genieten van hun pensioen voor de resterende, laatste oude jaren van hun leven: de notaris, de bankdirecteur, drie huisdokters, een beenhouwer en een bakker-patissier, een portretschilder en een bekende actrice en verder nog een paar doodbrave calvinisten die altijd maar gewerkt hebben en gespaard en nooit iets hebben opgemaakt van al dat geld dat - nu de banken niet meer te vertrouwen zijn - werd omgezet in juwelen die te kijk staan in een kastje op de schouw. Beeld je nu eens in dat de muren van deze degelijke huizenrij van glas zijn, en zeg mij eens wat je dan ziet? Inderdaad, je ziet een kermis, een heuse hyperleuke kermis met kraampjes vol glinsterende dingetjes. Maar geen klatergoud zoals op échte kermissen, meneer: geen geslepen glas of plastiek kralen, geen namaak en geen nep, doch vierentwintig karaats gouden uurwerken op een rij, soms erfstukken nog uit de zeventiende eeuw, zilverwerk dat je zelfs niet in onze musea vinden kunt, ligt daar in de glazen laan voor het grijpen; beroemde doeken uit catalogi die hangen daar om mee te nemen... Ja, tracht het je eventjes in te beelden dat al die muren van glas zijn, hier in de laan.

Weliswaar de muren zijn hier niet van glas, maar er zijn er wel die ze doorzichtig kunnen maken! Dievenbendes zijn tegenwoordig goed georganiseerd. In een eerste fase brengen zij merktekens aan met steentjes of met krijt op straatstenen, verlichtingspalen en op de gevels van de huizen. Tekens waaruit duidelijk moet blijken waar er honden zijn, wie wanneer thuis is en nog veel meer dergelijke nuttige informatie. Tekens ook die zeggen in welke kastschuif nu de pakjes van honderd euro liggen en die van vijftig, hoeveel de kluis weegt hier en daar, zodat men het kaliber van zijn boor al van op voorhand kiezen kan; hoeveel karaats de horloges daar en ginds wel zijn, de armbanden van zilver, de kunstwerkjes en de hermelijnen jasjes. Die tekens zijn vrijwel overal eender - de samenwerking onder misdadigers lijkt wel benijdenswaardig - en bepaalde firma's leggen heuse archieven aan met dergelijk infomateriaal. Is een kennis van u hier niet onlangs komen aandraven met zo'n map van op het werk? Je weet wel, hij is beambte bij de veiligheidsdienst van een groot communicatiebedrijft en in die map stonden die tekens allemaal beschreven, naar zijn zeggen hebben ze zelfs een internationaal karakter... Neen, je hoeft niet te weten wie hij is, zijn map - een heus levenswerk was het - werd hem onlangs ontvreemd...

(J.B., 25 januari 2009)


21-01-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Der Erlkönig grafiet
Der Erlkönig grafiet




20-01-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Der Erkönig (J.W. von Goethe)
Der Erkönig (J.W. von Goethe)




19-01-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De winter en de dood

De
winter
en
de
dood



Als in het Vlaamse land op 21 december de winter begint, dan lijkt het wel alsof we er al middenin zitten. Die indruk wordt gewekt doordat de dagen uitgerekend dan het kortste zijn - van dan af worden ze opnieuw langer. Het is dus niet onlogisch om 21 december te aanzien voor het midden van de winter. Als de winter eindigt, op 21 maart, duurt de nacht even lang als de dag en op dat ogenblik van de zogenaamde 'equinox' begint de lente.

Had de winter vroeger alles te maken met de kou, dan is dat vandaag enigszins anders, want weinigen hoeven nog kou te lijden als december in aantocht is. Vandaar is nu veeleer het tekort aan licht het grootste probleem van dit seizoen. Als de dagen te kort zijn, willen de bloemen niet bloeien en zullen de botten niet ontluiken, hoe warm het ook is. Maar als de nachten te lang zijn, lijden ook de hersenen van heel wat dieren aan een tekort aan zonlicht. Vele soorten vallen in een schijndood die wij de winterslaap noemen en zij ontwaken niet totdat een algemene lentedooi intreedt met geluiden van nieuwe vogels, krekels en wateren. Er zijn mensen die in de winter naar het zuiden trekken, waar de lichtsterkte een veelvoud is van die hier bij ons en anderen schaffen speciale lampen aan voor een lichttherapie tegen depressie. Precies omdat zij de lichtsterkte tijdelijk weer op peil brengt, geeft de klaarte van de winterse sneeuw altijd een beetje moed.

Die Winterreise is een liederencyclus voor zangstem met begeleiding van piano, van de Oostenrijkse componist Franz Peter Schubert, op gedichten van Wilhelm Müller. Schubert werd geboren in het putje van de winter van 1797, meer bepaald op 31 januari. Op een 19de november in 1828, pas eenendertig jaar oud, overleed hij aan tyfus, verzwakt door ondervoeding maar waarschijnlijk ook door syfilis. Johann Ludwig Wilhelm Müller is een Duits dichter, geboren op 7 oktober 1794 en, nog geen vierendertig jaar oud, overleed hij in het jaar voor Schubert's dood, op 1 oktober 1827 - aan kinkhoest. Müller was een zeer begaafd dichter,taalkundige en historicus, die op meesterlijke wijze kritiek tussen de regels van zijn verzen spon, maar die daarom werd afgedaan als een rijmelaar. De politiek en sociaal bewogen Müller beijverde zich ook jarenlang voor de Griekse onafhankelijkheid van Turkije. Volgens kenners zou Die Winterreise gaan over de vastgevrozen maatschappijen in de zogenaamde "Restauratie" - het machtsherstel van de oude Europese regimes na de val van Napoleon I. Die Winterreise verhaalt in vierentwintig gedichten de lotgevallen van een afgewezen jongeman die rondtrekt en die in het laatste gedicht tenslotte de Leiermann ontmoet - de man met het draaiorgel of de lier, de verpersoonlijking van de dood die wordt aangesproken in de adembenemende slotwoorden:


"Wünderlicher Alter, soll ich mit dir geh'n?

Willst zu Meinen Liedern deine Leier drehn?"


De duistere, 'winterse' en blijkbaar van de dood en van het doodsverlangen bezeten Schubert verwierf reeds als achttienjarige roem (echter geen rijkdom) met zijn opus 1, een lied voor zangstem met pianobegeleiding, op een gedicht van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832), getiteld: Der Erlkönig. Het gaat over een man die met zijn paard in galop zijn doodzieke zoontje wegbrengt. Het kind ijlt: het denkt dat het in de duistere nevelen de Erlkönig ontwaart die hem probeert mee te lokken in de dood; de vader troost het kind en zegt hem dat het slechts nevelen zijn en het ruisen van de wind:

 

Erlkönig

Wer reitet so spät durch Nacht und Wind?
Es ist der Vater mit seinem Kind;
Er hat den Knaben wohl in dem Arm,
Er faßt ihn sicher, er hält ihn warm.

Mein Sohn, was birgst du so bang dein Gesicht? -
Siehst Vater, du den Erlkönig nicht?
Den Erlenkönig mit Kron und Schweif? -
Mein Sohn, es ist ein Nebelstreif. -

»Du liebes Kind, komm, geh mit mir!
Gar schöne Spiele spiel ich mit dir;
Manch bunte Blumen sind an dem Strand,
Meine Mutter hat manch gülden Gewand.«

Mein Vater, mein Vater, und hörest du nicht,
Was Erlenkönig mir leise verspricht? -
Sei ruhig, bleibe ruhig, mein Kind;
In dürren Blättern säuselt der Wind. -

»Willst, feiner Knabe, du mit mir gehn?
Meine Töchter sollen dich warten schön;
Meine Töchter führen den nächtlichen Reihn
Und wiegen und tanzen und singen dich ein.«

Mein Vater, mein Vater, und siehst du nicht dort
Erlkönigs Töchter am düstern Ort? -
Mein Sohn, mein Sohn, ich seh es genau:
Es scheinen die alten Weiden so grau. -

»Ich liebe dich, mich reizt deine schöne Gestalt;
Und bist du nicht willig, so brauch ich Gewalt.«
Mein Vater, mein Vater, jetzt faßt er mich an!
Erlkönig hat mir ein Leids getan! -

Dem Vater grauset's, er reitet geschwind,
Er hält in den Armen das ächzende Kind,
Erreicht den Hof mit Mühe und Not;
In seinen Armen das Kind war tot.


Het is midwinter, het water vloeit niet meer, het kille ijs versteent het leven en de natuur bidt dat zij niet verdoemd zij en dat haar dood slechts tijdelijk zal wezen. De koude is meedogenloos en triestig voor de armen, edoch wie zich tot de rijken rekenen kunnen, die moeten nu gaan zitten bij het vuur om daar te bidden voor de armen, de afgewezenen uit Die Winterreise en de onbegrepenen uit Der Erlkönig, want geen van deze ongelukkigen komt ooit nog de winter door. En is niet eenzelfde lot weggelegd voor elk van ons? Op een dag zullen wij voor een winter staan waarin het licht zal krimpen, en de dag zo kort zal worden dat hij ons zelfs geen ademteug meer gunt. Dan zullen wij beamen:

"Een lange tijd hebben wij rondgezworven,

een lange weg hebben wij afgelegd,

van ver zijn wij gekomen en

hier zijn wij gestrand,

hier ver van huis,

waar wij niemand meer kennen en

waar wij vreemden zijn, en

kijk, ineens:

hier kunnen wij niet meer verder,

hier laat men ons niet meer door..." (1)


(J.B., 19 januari 2009)

Noten:

(1) O. Van Togenbirger, Tcharagatalata Gratadatalaka (vertaling naar het Nederlands: J.B.)

Verschillende composities op Goethe's DER ERLKONIG:

http://www.digischool.nl/ckv2/romantiek/romantiek/muziek/ballade_erlkonig.htm
 

Uitvoering DER ERLKONIG met orkest (muziekvideo):

http://nl.youtube.com/watch?v=VdhRYMY6IEc&eurl=http://www.digischool.nl/ckv2/romantiek/romantiek/muziek/ballade_erlkonig.htm 

Fragmenten uit DIE WINTERREISE:

http://nl.youtube.com/watch?v=TRg6geGIef4 






13-01-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aanhangsels
Klik op de afbeelding om de link te volgen  Aanhangsels


Elke mens heeft een lichaam en geen zinnig mens zal zijn lichaam beschouwen als een aanwas van zichzelf – een aanwas die bijvoorbeeld in geval van amputatie de 'rest' van de mens intact zou laten. Die 'rest', dat zou dan uiteraard de 'kern' van de mens wezen, Onzin, driewerf onzin, want zo'n rest is er niet, heel eenvoudig omdat de mens met zijn lichaam samenvalt. Het lichaam is geen aangroeisel van de mens: de mens is het groeisel zélf. Althans, dat is vandaag de mening van de meeste mensgeleerden: de mens is zijn lichaam. Tot daar een eerste zaak.


Een tweede zaak is dat het menselijk lichaam ook allerlei uitstulpsels heeft – wat nogal wiedes is, anders immers had ons lichaam de vorm van een bol. Echter geheel ten onrechte noemen sommigen deze uitstulpsels, 'aanhangsels'. Geheel ten onrechte, want de benaming 'aanhangsel' suggereert halvelings dat het om lichaamsoneigen zaken gaat: een aanhangsel is om zeggens meestal iets dat van buitenaf aan het lichaam werd toegevoegd. Zo bijvoorbeeld is een kar wel een aanhangsel van een trekpaard, maar de paardenstaart daarentegen is dat in geen enkel opzicht, zelfs al bestaat die in feite uit haren en dus louter uit afgestorven weefsel. Wel kan men hier zeggen dat de staart een aanwas is van het paard, want 'wassen' wil zeggen 'groeien' en zodoende betekent een 'aanwas', een 'aangroeisel'.


En nu komen we tot de derde zaak – de zaak in functie waarvan dit verhaal eigenlijk op het getouw werd gezet, en deze betreft die dingen – specifiek aangaande mensen – die eigenlijk het midden houden tussen aanhangsels, aanwassen en uitstulpsels, al hebben ze ook wel iets van uitwassen en zelfs iets van toevoegsels. Maar deze zaak is niet zo simpel als dat op het eerste gezicht kon lijken.


Aangaande de aanwassen hebben we gezien dat het daar om zaken gaat, komende uit het lichaam zelf, die als het ware van binnenuit aan het lichaam aangegroeid zijn. En in feite moesten wij hier eerst nog onderscheid maken tussen, enerzijds, natuurlijke of normale en gezonde aanwassen – zoals bijvoorbeeld de lichaamsharen – en, anderzijds, ziekelijke aanwassen, zoals bijvoorbeeld wratten en ook allerlei kankers – tenminste deze die niet de gedaante hebben van gaten maar die veeleer gezwellen zijn. Die natuurlijke, normale of gezonde aanwassen kunnen bovendien al dan niet noodzakelijk zijn: bepaalde lichaamsbeharingen zijn noodzakelijk of alvast wenselijk, andere niet en die kunnen dan afgeschoren worden of ook nog worden bijgeknipt, wat eigenlijk wil zeggen dat ze enkel in een zeer beperkte mate wenselijk zijn.


Nog anders is het gesteld met bijvoorbeeld de endeldarm: hij blijkt een normale, gezonde, natuurlijke en lichaamseigen aanwas, die niettemin volgens de meeste mensengeleerden allerminst noodzakelijk is en dus als overbodig of zelfs als potentiëel schadelijk of dus als gevaarlijk moet bestempeld worden, terwijl hij ook niet zomaar zonder gevaar geamputeerd kan worden omdat hij ten langen leste in feite geen aanwas van het lichaam is maar veeleer een lichaamsdeel. Men mag niet vergeten dat, indien men de endeldarm beschouwt als overbodig, men dan hetzelfde moet doen met elke meter gewone, dikke of dunne darm, want van de zeventien meter darm die hij rijk is, kan een mens gerust een metertje missen.


Ter vervollediging: wélke meter men kan missen, hoeft niet bepaald te worden, want men kan principieel vrijwel élke meter darm missen. Eenmaal echter men zo'n eindje darm van een meter lengte gekozen en ook weggeknipt heeft, kan men dat niet even straffeloos doen met nog een tweede eindje darm van een meter, en nog veel minder met een derde en een vierde eind: we botsen daar immers op het aloude probleem van Plato, waar hij die befaamde oratorische vraag stelt: gesteld dat van twee personen de ene een hoofd groter is dan de andere, wàt precies maakt dan dat de ene groter is dan de andere: is het zijn hoofd of zijn het zijn benen?


Maar keren we nu terug naar wat we onze “derde zaak” hebben genoemd. De lezer zal inmiddels wel graag willen toegeven dat het niet zo simpel is om aanwassen, aanhangsels en noem maar op, onderling te onderscheiden en keurig in te delen. Welnu, aangaande onze zogenaamde “derde zaak” wordt dit probleem nog ingewikkelder, en zo dadelijk zal ook duidelijk worden waarom.


Onze “derde zaak” – kortom de zaak waar het in dit verhaal ook om gaat – betreft een heel bijzonder soort van 'aanhangsels' – en laten we ze zeer voorlopig ook zo noemen – met name zaken die aan het lichaam als zodanig van buitenaf worden toegevoegd, maar dan wel vanuit een innerlijke noodzaak – zaken ook die na verloop van tijd ervaren worden als behorend tot het lichaam, waarna men ze warempel niet meer missen kan.


Laten we vooraf een misverstand uit de wereld helpen dat hier makkelijk de kop kon opsteken: we doelen hier namelijk allerminst op drugs, medicamenten of nog andere scheikundige preparaten waarvan een mens die ze begint te nemen, geleidelijk afhankelijk kan worden – neen! Bovendien doelen we hier ook niet op prothesen, zoals valse tanden, heupprothesen of haarstukjes – volstrekt niet! Hier doelen we – en laat ik het nu maar meteen verklappen – hier doelen we op een bijzondere categorie van 'werktuigen', een héél bijzondere categorie dan nog, met name... de muziekinstrumenten!


Toegegeven: volgens heel wat mensengeleerden bestaan er frappante gelijkenissen tussen het metabolisme van drugsverslaafden en dat van, bijvoorbeeld, vioolvirtuosen, maar veel groter zijn uiteraard de verschillen. Evenals bij regelmatige gebruikers van bepaalde chemische stoffen, kan er na verloop van tijd sprake zijn van verslaving bij musici, en volgens medici zou een en ander ook in dat laatste geval te maken hebben met chemische reacties in het lichaam en in het bijzonder in de hersenen van de betrokken violist, pianist of eender welke instrumentist. Maar waar druggebruikers zelf helemaal geen moeite hoeven te doen om slaaf te worden van stoffen zoals bijvoorbeeld Cannabis Sativa, kost het aan muzikanten vele jaren van zweet en tranen vooraleer zij hun instrument gaan koesteren en het onmisbaar achten in hun dagelijks bestaan.


Bovendien zijn de muziekmakers niet de enigen die aan de viool of aan het klavier verknocht geraken: in hun spoor volgt immers de ganse muziekminnende mensheid, die er hoe dan ook altijd voor gezorgd heeft dat genieën zoals Yehudi Menuhin of Glenn Gould nooit verlegen zaten om een instrument. En zeg nu zelf: kan men hier nog spreken van een slavernij of, erger nog, van een verslaving aan schone dingen, als die dingen bovendien goed zijn voor de gezondheid omdat ze het ware, het schone en het goede in zich verenigen?


Overduidelijk gaat het inzake de bijzondere categorie van de 'aanhangsels' die de muziekinstrumenten vormen, om iets heel anders dan om verslavende middelen, ook al zullen drugsverslaafden of miskenners van het Sublieme wel altijd klaar staan om een reductionistisch perspectief te bedenken waarmee zij argeloze buitenstaanders kunnen strikken, en van waaruit zij hun meningen alvast in zekere mate kunnen proberen te manipuleren. Niettemin is het aspect van de verknochtheid van de muzikant aan zijn instrument een wel heel bijzonder verschijnsel waarbij wel eens mag worden stil gestaan.



Men weet dat in de Karpaten alsook in al die streken waar Zigeuners rondtrekken, aan kinderen die amper lopen kunnen, een vedel wordt toegestopt, welke zij gaan koesteren zoals peuters in meer 'ontwikkelde' gebieden dat met een teddybeertje doen. De nog prille mensjes zien dan echt waar de muziek vandaan komt die zij van in de baarmoeder hebben vereenzelvigd met de wiegende bewegingen van de moederbuik. Zij plukken aan de opgespannen snaren, voelen hun trillingen en ook die van de klankkast die ze versterkt; ze zien hoe op de snaren wordt getokkeld of hoe de strijkstok tekeer gaat waarvan de haren – paardenstaartharen – worden ingesmeerd met hars uit de schors van oude boomstammen, wat hen een welbepaalde, gepaste klefheid verleent die hen als het ware van microscopisch kleine weerhaakjes voorziet welke dan de snaren in elke seconde ontelbare keren naeen meetrekken en weer laten schieten zodat zij aan het trillen gaan en, tijdens het strijken, ook blíjven trillen.


Wij weten allen hoeveel jaren van volgehouden oefening het vergt om met een potlood op een blad papier een mooie cirkel of alleen maar een simpele rechte lijn te kunnen trekken. Welnu, nog voor zij spreken kunnen, leren deze kinderen strijken met de stok, wat een enorm complexe coördinatie vergt van de vele spieren in de hand, de arm, de schouder, de romp en het gehele lichaam dat zich aldus uitput voor het tot stand brengen van die schijnbaar oersimpele beweging welke de strijkstok in de goede richting sturen moet.


Alvast, dat is de taak van de rechter arm en hand; de linker hand heeft nog wel andere katten te geselen! Of dan tenminste toch kattendarmen, want uitgerekend dàt zijn snaren. De linker kinderhand leert zich onder de vioolkrul in een draai om de arm van de viool te leggen, de kleine vingertjes hangend boven de snaren en altijd gereed om die met hun toppen te beroeren, wat wil zeggen: om ze op de juiste plaats door drukuitoefening af te klemmen en om ze zodoende korter te maken – zoveel korter dat ze bij het aanstrijken, of bij het tokkelen in geval van pizzicato, de gewenste tonen voortbrengen.


Die kwestie van de juiste toon is volgens de elementaire leer van het vioolspel écht wel een zaak van honderdsten van een millimeter: zit men zo enkele honderdsten naast de goede plaats, dan zullen – in het geval de uitvoering van de muziek zich in een volle concertzaal situeert – de duizenden muziekliefhebbers niet hun geliefkoosde melodie horen weerklinken, maar iets dat veeleer gelijkt op het gejank van katers in de nacht. Géén muzikale vervoering dus, in dat geval, en ook geen gejubel, maar afschuw en spot vallen de muzikant ten deel die daar dan staat te blinken, daar vooraan op de planken, echt moederziel alleen: hij heeft de planken met die onooglijke verschuiving van zijn klanken eensklaps en eigenhandig omgetoverd in een waar schavot!


Want pas dan wordt men zich ervan bewust hoe wild het dier is dat zelfs in de meest geciviliseerde burgers schuilt: meteen wordt de musicus uitgescholden voor afzetter en voor lelijke dief, want gaat hij niet aan de haal met de zuur verdiende centen van deze nokvolle zaal edele maecenassen? Hoe durft hij! Nog diezelfde dag zullen de kranten vol staan met hoongelach en smaad, en de schandvlek zal voor de rest van zijn dagen op zijn naam blijven kleven gelijk de hars op de strijkstok van een viool. Niet de edele gevoelens zullen beroerd worden doch de meest gemene lachspieren waarvan zelfs ordinaire drinkebroers er tenminste een koppel bezitten! En dat alles in gevolge die enkele honderdsten van een millimeter...


Edoch, aan een kind aan wie een vedel wordt toegestopt, worden deze honderdsten nog vergeven, en als dat kind begaafd is en elke dag ook vlijtig oefent, dan zal het die fouten nimmer maken: het zal zijn vedel – en later zijn viool – beschouwen als een kostbaar bezit, als een heuse levenspartner die het meeneemt slapen in zijn bed en waarvan het niet meer scheiden wil, en geleidelijk ook als een bloedeigen lichaamsdeel waarvan het niet meer scheiden kan.


Zoals men wel kan vermoeden, is het in deze laatste fase dat de tragiek opduikt die – onafwendbaar zoals de geduchte keerzijde van de spreekwoordelijke medaille – de paradijzen van schoonheid gaat begeleiden met een diepe, zwarte ondertoon. Zoals elk ander lichaamsdeel immers, vergt ook de viool van de virtuoos een aangepaste zorg en bescherming. Dit lichaamsdeel is onderhevig aan mogelijk geweld en aan aftakeling, het kan beschadigd worden, pijn hebben, geïnfecteerd raken en het kan aan zijn bezitter zelfs worden ontrukt. Diefstal van dit lichaamsdeel is erger nog dan amputatie van een arm of van een been, want in dit bijzondere, toegevoegde lichaamsdeel is mettertijd het hart van de virtuoos gaan zetelen, zodat gewelddadige amputatie kan leiden tot onstelpbare bloedingen van de ziel met uiteindelijk ook de dood van de musicus tot gevolg.


Iedereen weet dat de engelen Gods altijd hun uiterste best doen om virtuoze instrumentisten zo lang mogelijk in leven te houden en in de beste gezondheid, en met vreugde stelt het publiek dan ook vast dat deze half-engelen vaak bewaard blijven tot zij eeuweling geworden zijn. Zo immers hebben zij dan vele jaren de muziek gediend en ook hebben ze hun vakmanschap doorgegeven en de toekomst van de muziek verzekerd. Het is tenslotte de muziek zélf die leven wil en die daarom zoveel zorgt draagt voor haar muzikanten van wie zij, anderzijds, ook zoveel eist.


Maar ook virtuozen zijn en blijven mensen van vlees en bloed, en al heeft het er niet de schijn van: van vlees en bloed is gewis en zeker ook het instrument dat ze zich eigen hebben gemaakt op kille kamers waar zij bloed zweetten en het bloed hen ook onder de nagels kwam te zitten na urenlang ononderbroken chromatische toonladders ten beste te hebben gegeven aan witte, vochtige muren. Meer nog dan de eigen vleselijke stem die door elke ademtocht onmiddellijk beroerd kan worden, heeft de violist zich dat dieprode, onvermijdelijk uit geronnen hartebloed gesponnen instrument dat niettemin van hout lijkt, toegeëigend; de violist is met zijn viool getrouwd en zij zullen hun intiemste woorden voortaan alleen nog met elkander wisselen.


Als huisoppasser bij een musicus heb ik gewis, zo waar als ik het zeg, een viool zien slapen in het bed van haar bezitter: ze vleide zich met de krul tegen het kussen aan, kreeg een kruisje, draaide zich daarop om en trok het laken over de linker schouder, waarna ze insliep en warempel aan het snurken ging. Ik heb ooit zo'n teder instrument zien struikelen over de eigen strijkstok en het dan zien vallen: het kantelde over een pupiter heen, raakte de hals van een bastuba, viel recht op haar kop, slaakte een oorverdovende gil, werd meteen opgeraapt door haar meester, die het bloeden trachtte te stelpen en die de wond verbond, waarna een echt over en weer rennen volgde, over de halve aardbol, om de pijn te verzachten, de schade in te perken en de beste zalven en medicijnen te kunnen bemachtigen.


Ik heb een vedel horen praten met de jongeman die hem bespeelde, en zij lachten samen, zij vertelden grappen, de ene aan de andere en dan weer de tweede aan de eerste: de ene vertelde en dan lachte de andere, waarna dan de laatst genoemde aan de beurt kwam om een mop te tappen en de eerstgenoemde daarop aan het schateren ging.


Dat violen zingen kunnen, weet elkeen; dat zij bidden kunnen, weten velen maar slechts weinigen weten dat violen ook hardnekkig kunnen zwijgen – wat zeg ik? Dat violen kunnen sterven en dan voorgoed hun kist ingaan om daar alleen nog uitgestald te liggen, van kop tot teen gebalsemd, voor een weemoedig publiek dat nog van de voorvaderen heeft vernomen hoe goddelijk zij bij leven en welzijn waren, destijds op de planken en in de gouden handen van wel zeven generaties virtuozen. Maar het allerverschrikkelijkste wat ik ooit zag, kan ik bezwaarlijk in zijn geheel vertellen zonder er hier en daar wat doekjes om te doen. Het gebeurde op een middag...


Ergens in het zuiden waren wij geland met het symfonisch orkest en in de namiddag zou nog een algemene repetitie volgen; dan, in de vooravond, een diner, en daarna de première van het stuk dat tot aan de andere kant van de wereldbol geafficheerd hing: Schostakovitsch met zijn vioolconcerto – u weet wel hetwelke ik bedoel, waarde lezer, u kent het beslist beter dan ikzelf, die een volslagen leek ben in het vak en die u slechts bij benadering kan zeggen hoeveel lijnen een notenbalk telt.


Middag was het dus, en drukkend warm, zoals het in het zuiden warm kan zijn, en het was de tijd van de siësta en ook de muzikanten sliepen, én hun instrumenten. De muzikanten sliepen in de hotels in hun kamers, de instrumenten daarentegen verbleven in de concertzaal waar de temperatuur zo goed en zo kwaad als dat lukte, constant werd gehouden opdat ze niet te zeer ontstemd zouden geraken tegen de tijd van de grote uitvoering. Maar niet àlle muzikanten hadden zich op hun hotelkamers teruggetrokken: de solist van die avond, bijvoorbeeld, liet zijn viool geen ogenblik alleen, ook niet in de zaal die door mezelf en door nog enkele anderen streng bewaakt werd. Hij liep zenuwachtig over de plankenvloer van het theatrale concertgebouw, de ene keer mét zijn levenspartner, de andere keer alleen; hij wreef de haren van zijn strijkstok in met hars, poetste zijn snaren op, streek er een aan, legde het instrument weer neer, liep dan tot achter in de grote zaal van waaruit hij een blik wierp op het donkerrode podium dat van hetzelfde fluweel was als de binnenbekleding van het kistje van zijn levensgezellin. Dan liep hij langs dezelfde weg terug, de ene keer luid stampend met de voeten om de akoestiek te testen, de andere keer zo geruisloos als zelfs een muis niet lopen kon, en tenslotte ging hij plaats nemen bij de pupiter waar reeds de partituur lag uitgestald en hij speelde daar die eerste, wereldberoemde noten...


Er was iets mis, ik zag het maar ik wist niet wat: hij hield dadelijk op met spelen, liep naar me toe en vroeg me een dokter te halen, het was dringend, zei hij, er was iets met zijn viool, hij kon het horen aan die eerste noten, er was iets met het hart, herhaalde hij onrustig en ik liep de zaal uit. Ik belde de conciërge, men vergaderde in spoed en in twee tellen stond daar op het podium een grote, zwarte man, kennelijk een arts gespecialiseerd in het bijzondere lichaamsaanhangsel dat luistert naar de naam 'viool'.


Een kist met allerlei ongetwijfeld bijzonder delicate instrumenten haalde de zwarte man te voorschijn, de viool lag op een sneeuwwit laken op een grote tafel op het concertpodium uitgestald zoals een zieke op een operatietafel, er werd gemeten, de pols van het instrument werd zo te zien genomen, de hartslag – hoe dan ook was het daar een gespannen en aandachtig toeschouwen en luisteren, soms wat gefluister, het tikken van een heel klein hamertje, een dunne tang die zich door de buik van het edele instrument wrong...


De dokter zei tenslotte in alle rust en sereniteit dat het inderdaad het hart zelf van het instrument was waar iets aan schortte. Hij gooide een handvol zaadjes op de gewelfde houten borst van de viool gegooid en streek dan een snaar aan: de zaadjes trilden met het karkas mee en groepeerden zich, schikten zich naar de trillingen en vormden zo op het karkas de figuur van een bloem. Aan die figuur kon men nu zien wat er mis was met het hart van de viool en de instrumentendokter sprak over de 'stapel' die wellicht een klein millimetertje verschoven was: de plotse klimaatwisseling en de hoge temperaturen van het zuiden, de lange reis, de vochtigheidsgraad... kleine dingen kunnen het humeur van een viool compleet verstoren en hoe waardevoller het instrument, des te gevoeliger is het ook aan al die invloeden.


De zwarte man vroeg nu hoeveel tijd er nog over was, en toen men becijferd had dat men binnen een vijftal uren moest kunnen aanvangen met spelen, schatte hij de kansen in om op tijd klaar te komen met de operatie, want een heuse operatie zou het worden. De snaren werden losgemaakt, met een speciale tang ging men in de buik van de viool, tastend naar de stapel die met lichte tikjes en eigenlijk louter gestuurd door geluiden, stukjes van millimeters werd verplaatst. Ook de kam werd herbevestigd, de snaren opnieuw aangespannen, één snaar werd aangestreken en met argwaan volgden de ogen van de omstaanders de dans van de zaadjes op het karkas van het wonderbare instrument. De bloem veranderde van vorm, de figuur werd ronder maar haar vorm was nog steeds niet naar de zin van de chirurg en opnieuw maakte hij de snaren los, tikte hij tegen de dunne tang die in de donkere holte van de klankkast tastte...


De uren schuifelden voorbij in een gespannen stilte, enkel onderbroken door nu en dan het aanstrijken van een snaar, gevolgd door wat gemompel: klanken die uit hoge nood de zware roerloosheid van de siësta verstoorden en die zich daarom schuldig voelden. Enkele muzikanten waren reeds op en kwamen de concertzaal binnen lopen, ze werden zenuwachtig bij het zien van zoveel ijver en zij grepen naar hun kin toen ze daar het helemaal gedemonteerde instrument op de operatietafel zagen liggen, het instrument waar het allemaal om draaien zou die avond, in het beroemde vioolconcerto van Schostakovitsch.


Maar alles kwam goed, er zijn niet voor niets specialisten: de viool kreeg haar stem terug, haar hart zat weer op de goede plaats, de kam stond stevig op het karkas, de snaren waren aangespannen en gestemd, het kostbare stuk werd ingespeeld door de solist, de sfeer kwam er weer in, er werd gedineerd en na het diner liep de concertzaal vol en het geroezemoes hield aan totdat allen ter plekke waren en klaar om van start te gaan. Er volgde een applaus, vervolgens werd het stil en het spel kon beginnen.



Ik weet niet hoe het mogelijk was, maar die avond zag ik voor het eerst hoe de violen en de andere instrumenten geen aanhangsels waren van de muzikanten, doch hoe het net andersom was: de muzikanten waren feitelijk de aanhangsels van de instrumenten. Dit inzicht kwam spontaan en als volgt tot stand.


Toen het prachtige concerto van start ging, tekende het zich meteen af als een torenhoge figuur tegen de voor schoonheid ontvankelijke hemel van de stilte, en het leek alsof een onzichtbare doch reusachtige schilder de figuur met honderden borstels tegelijk ontwierp en voor de ogen van het dankbare publiek ontvouwde alsof het een festival van vuurwerk was. Het concerto was dus zoals een gigantisch vuurwerk, bestaande uit talloze vonken – de vele klanken – die ontsprongen aan de instrumenten van het symfonisch orkest. De klanken stonden aldus in dienst van het concerto, terwijl de instrumenten dienden voor het tot stand brengen van de klanken. De muzikanten tenslotte, stonden in dienst van de instrumenten waaruit zij de klanken dienden los te maken. Op die manier was het concerto zelf de centrale figuur en het eigenlijke wezen waar alles om draaide. De enorme hoeveelheid aan klanken had geen ander doel dan het concerto tot stand te brengen. En de muzikanten dienden tot niets anders dan tot het voortbrengen van die klanken. Het concerto had als onderdelen al die klanken naar dewelke zich de vele muziekinstrumenten moesten plooien, en daarvoor was tenslotte ook de hulp van de muzikanten nodig. Ikzelf was, samen met nog een aantal mensen, in dienst van de muzikanten: wij droegen hun koffers en we trachtten het hen zo gemakkelijk mogelijk te maken zodat ze zich niet hoefden af te beulen en ze hun krachten konden sparen voor de uitvoering van het concerto. Het concerto, tenslotte, stond zoals gezegd centraal, alsof het een zelfstandig wezen was dat ons aller doen en laten bepaalde en dat ook over ons lot besliste. Het concerto diende tot niets anders dan om door ons allen bewonderd en aanbeden te worden. Het concerto was god zelf en de ganse wereld van klanken, muziekinstrumenten, muzikanten, helpers van muzikanten en werktuigen, infrastructuren, conservatoria, gebouwen, componisten en noem maar op – waren feitelijk de aanhangers van die god, ofwel zijn vele, bijzondere aanhangsels.


Gewis, het is niet de mens die de noten in het gareel doet lopen; het zijn daarentegen de noten, van zodra ze zich verenigd hebben tot een machtige symfonie of een concerto, die de ganse wereld aan zich onderwerpen en die alle mensen en ook alle dingen doen dansen naar hun pijpen.

(J.B., 12 en 13 januari 2009)


09-01-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Extase

Extase

Een video van een Johann Sebastian Bach's Goldberg Variationen spelende Glenn Gould op het internet nodigt uit tot een korte meditatie met zonlicht, grafiet en papier, waarbij men een enkel beeld uit dat festijn tracht vast te leggen. De muzikale figuren zijn innemend zonder meer - blauwdrukken van cherubijnen - maar toch staan Bach's Variationen blijvend in de schaduw van het Hexachordum Apollinis van Johann Pachelbel, Bach's voorganger en - via diens oudste broer - eigenlijk zijn ongeëvenaarde leermeester, wat men er ook van zegt. Toen Pachelbel stierf, was de grote Bach tweeëntwintig jaar en in het witte licht van Pachelbel klinken de kleuren van Bach soms nodeloos complex. Maar tegelijk moet worden erkend dat ook in die complexiteit een onovertroffen eenvoud schuilgaat die doet denken aan de simpliciteit van sneeuwkristallen. Geen twee componisten zijn gelijkender dan Pachelbel en Bach en tegelijk zijn er geen twee die onderling meer verschillen, maar dat heb je nu eenmaal met wie of wat zich boven al het vergelijkbare verheffen.

Glenn Gould - andermaal de incommensurabiliteit zelf, maar dit keer in het wezen van de pianist - speelt Goldberg Variationen alsof het een compositie van Pachelbel betrof, en wel de hoger genoemde, en zo komt zij warempel op een nimmer geëvenaarde wijze tot haar recht. Hexachordum Apollinis kan immers evengoed op pianoforte worden gespeeld, Goldberg Variationen op harpsichord, clavichord of orgel - muziek met eeuwigheidswaarde is tijdloos en onttrekt zich aan haar instrumenten. Maar zonder de geniale uitvoerder bestaat zij niet: Glenn Gould is welhaast even onvervangbaar als Bach zelf en, als de tekening geslaagd is, zal zij ook laten zien waarom: de pianist staat in verbinding met de componist via het wonder van de extase.

Extase - van het Griekse ékstasis - wijst op een buiten zichzelf treden van de mens. In vervoering maakt de ziel zich van het lichaam los, zij het voor een korte tijd: zij bevrijdt zich van de beperkingen van de stof en zij gaat op in dingen van meer geestelijke aard. De kunst, en bij uitstek de muziek, zijn uitnemende werktuigen om zich los te wrikken uit de kerker van de stof - het zijn voertuigen naar hogere regionen. Men doet soms geheimzinnig over extase en over de daarmee gepaard gaande paradijzen, en er zijn zelfs tijdperken in de geschiedenis die dermate materialistisch zijn dat ze het bestaan van die ervaringen zelfs gaan ontkennen, ofwel herleiden ze die tot een simpele kwestie van chemie. Maar elkeen ziet het oneigenlijke van dat reductionisme in van zodra hij bedenkt dat muziek veel meer is dan de tekens van het notenschrift waarin zij wordt vastgelegd. Men doet vaak geheimzinnig over extase - ten onrechte want zij is helemaal geen uitzonderingstoestand. De waarheid is dat de mens in feite zo gemaakt dat hij helemaal ongeschikt is om al was het slechts één ogenblik niét in extase te zijn.

De mens die spreekt, is in extase; wie luistert, wordt vervoerd door wat hij hoort: door wat een ander zegt, ofwel door de geluiden van een waterval, een onweer of een woud op het middaguur. De engelen schilderende Chagal is in extase, Claude Debussy die Prélude à l'aprés-midi d'un faune componeert, is buiten zichzelf, Auguste Rodin die uit een steen een vorm kapt die niet alleen een mens van vlees en bloed suggereert maar bovendien een mens die dieper denkt dan wie hem aanschouwt, is een boven zichzelf geëxalteerde kunstenaar en de Franse Provence is voortaan en onomkeerbaar omgetoverd in de vibrerende akker Gods die de 'povere' Vincent Van Gogh, recht uit zijn extase, op zijn doeken neerschilderde.

Gelijk Vaslav Nijinsky, wiens voorgeslacht in de straten en op de pleinen van het Tsaristische Rusland om den brode danste en ook om de kou te overwinnen, plots werd opgemerkt door een van deze edellieden die zag dat de jongen niet zomaar sprong doch door de luchten van de steppe vloog, zo ging er een rake vonk van de extase van Glenn Gould op zijn ontdekker over; zo ook heeft ooit de extase van Bach, Glenn Gould in brand gezet en aan het dansen; zo deed de vervoering die Pachelbel uit zichzelf wegtrok, de vingers van Bach jubelen - zoals een vuur dat immer wijder branden wil en dat van geen ophouden weet - een vuur waarvoor geen bluswater bestaat.

Extase is het waarvoor al diegenen nog in leven willen blijven die aan hun bed gekluisterd zijn en die zich nauwelijks nog roeren kunnen: zolang zij leven immers, kunnen zij buiten zichzelf treden, het zieke en stervende lichaam verlaten, zweven, muziek horen en kleuren dromen. De extase zoeken mensen in concentratiekampen op, en arbeiders op werkvloeren, jongeren in duffe scholen en kazernen, zeevaarders en woestijnbewoners, sterrenkijkers en wiskundigen, ontdekkingsreizigers en metselaars, fabrikanten van knoopsgaten en borduursters van kazuivels van kardinalen, glasraamontwerpers in kathedralen...

Misschien is het tenslotte wel de extase waarin alles overgaat dat opgeleefd is, uitgeteerd, verbrand, verbruikt, tot niets herleid dan nerven en kristallen, overschot van al het weggeteerde leed. Misschien is de doodse stilte wel de extase van de muziek zelf; misschien is de volstrekte onbeweeglijkheid - het stolsel van het levensbloed - de lang verwachte dans der dansen. En misschien is er geen mimiek die smeken kan zoals het dodenmasker dat, te laat maar beter te laat dan nooit, om redding roept als reeds zijn meester is vergaan. Misschien is de algehele ontbinding van de stof broodnodig voor de verlossing van de laatste druppel bloed - wie zal het zeggen!

http://video.google.nl/videoplay?docid=-6984208089899995423

(Jan Bauwens, 9 januari 2009)






08-01-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verbloemingen

Verbloemingen

'Eufemisme', zo klinkt het meer geleerde woord voor 'verbloeming', en iets verbloemen doe je wanneer je het een beetje fraaier omschrijft of voorstelt dan het in feite is: je plaatst het als het ware tussen de bloemen, en dan ziet het er warempel ook veel beter uit.

Er is niets mis met verbloemingen, tenminste als zij niet bedoeld zijn als bedrog, maar veeleer dienen om onszelf en anderen te behoeden voor de abrupte waarheid die wel eens nodeloos shockerend kon zijn. Zo acht men zichzelf of iemand van de zijnen veeleer een werkzoekende dan een werkloze, men verkiest te zeggen 'onverstandig' waar men bedoelt 'stompzinnig' en wanneer ergens de kakkerlakken kermissen en de kamers met rattenkeutels liggen bezaaid, dan zegt men liever dat men op die plaats niet bepaald van de vloer kan eten.

Het begint eigenlijk al van bij de geboorte, welke een bijzonder pijnlijke, bloederige en gevaarlijke belevenis is, zowel voor moeder als voor kind als voor alle andere betrokkenen, want aan baren is er niks gezonds of moois. Men spreekt niet over weeën, pijn, angst, bloed, navelstrengen en moederkoeken, het infectiegevaar waarbij moeder en kind soms het leven laten en wat al niet meer aan mistoestanden en aan kwalen: men zegt dat een nieuwe telg het levenslicht gezien heeft en de beschrijvingen van het geluk dat nu alle betrokkenen te beurt valt, lijken wel onbegrensd. Allerlei versnaperingen luisteren het feestgebeuren op, gaande van zoete suikerbollen tot dineetjes met Champagne, en ook heuse gedichten in veelkleurendruk geïllustreerd en talloze andere, schattige cadeautjes.

Een kind dat geboren wordt, is helaas niet aan de wereld waar het in terecht komt, aangepast, en dat vormt eigenlijk een volgend, groot probleem, dat in feite de tijd en de krachten van alle betrokkenen gedurende de rest van hun bestaan naar zich toe trekt en uitput. Voor de voeding en de opvoeding van elkeen moet levenslang worden gezorgd, en ook die termen zijn verbloemingen want eten is duur en naar het schijnt ook zelden gezond, en vaak vormt reeds het naar binnen werken van het dagelijkse rantsoen een probleem apart: men heeft geen trek omdat men ziek is, men kampt met etterende ontstekingen op de lippen, de tong, de amandelen, de huig, het verhemelte, het tandvlees, de tanden, de slokdarm, de maag en ga zo maar door. Edoch, wij spreken liever niet over al die kwaaltjes en pijntjes en we hebben ook geen aparte woorden om deze waaier van kwellingen te beschrijven, we houden het bij dat ene, domme woord: pijn. Al het kwaad wordt met dat ene woord beschreven, en vaak wordt ook dat nog eens verbloemd en zegt men niet dat iets pijnlijk is, maar dat het niet prettig aanvoelt of dat er gewis aangenamere dingen bestaan.

Daarentegen hebben we wel een quasi eindeloze lijst van benamingen voor een even eindeloos assortiment van specialisten, geneesmiddelen en therapieën. Het volstaat dat men eens een rondgang maakt in een kliniek om zich ervan te vergewissen dat tegen elke kwaal wel een kruid is gewassen, want in hoeveel partikels het menselijk lichaam ook wordt opgedeeld: voor elk mogelijk gebrek aan élk van die partikels bestaan speciale zorgen en een gamma aan passende medicijnen.

In een nieuwsuitzending op televisie worden beelden getoond van uitgemergelde mensen ergens in een heel ver land (en wat denkt u van de benaming 'ontwikkelingsland'?) waar men van hieruit wel eens op vakantie pleegt te gaan. Magere mensen die in een voor ons onverstaanbaar taaltje brabbelen, mensen gekleed in lompen en ook mensen die er alles behalve bedreigend uitzien maar die zelf wel bedreigd worden: door de honger, door de kou en ook nog door clusterbommen en kogels. Zij troepen om de TV-reporters heen - echte reuzen naast die levende lijken. Een van de reporters houdt iemand een microfoon onder de neus en vertaalt wat die jammerende massa uitroept: "Voedsel, beste kijkers, dat is het waar de mensen hier om vragen, want de voorraden raken uitgeput en de aanvoer wordt bemoeilijkt door de strubbelingen van de opstandelingen die de wegen blokkeren in het binnenland." Aan het slot van de reportage zegt de journalist zijn naam en geeft hij 't woord aan zijn eveneens bij de naam genoemde collega in de studio. Maar van de namen van de geïnterviewden in dat verre land wordt niet gerept, alsof zij er helemaal geen namen droegen, alsof zij geen mensen waren - zij vormen immers geen bedreiging en het volstaat warempel hen te voederen opdat zij rustig zouden zijn. In de daarop volgende show zetten gigantische, fluorescerende getallen op een podium vol vedetten onze ongeremde vrijgevigheid in de verf en ook zet zich nog een rijtje politiekers in de bloemen, zwaaiend met cheques van duizend euro en aldus alle miserie in één klap verbloemend met iets dat zichzelf verschuilt onder de benaming 'generositeit'.

In een dagdroom gelijkend op deze welke destijds Godfried Bomans' Erik - uit diens Erik of het kleine insectenboek - te beurt moet zijn gevallen, viel mijn oog bij het milieuvriendelijke wegkieperen van de resten van een rijkelijk middagmaal achter in de tuin, op een klein zwart torretje dat centraal op de mesthoop klaarblijkelijk volop zat te genieten van de zon. Op een zwart, dor blad was het gezeten, drijvend op een kuip vol stront, maar met het hoofd geheven alsof het voor een grootse, edelmoedige beslissing stond. Het richtte ineens het woord tot mij, en sprak: "Hey daar, Mik-Mak, of hoe je ook heet: kom maar niet te dichtbij, want alles wat je hier ziet, dat is van mij, als je dàt maar weet: de drek, incluis de scheet die je net hebt horen bulderen alsof Thor zelf zich een gat in de luchten beet!"

Ik keek beter toe en schrok van de messcherpe schilden op het pantser van dit minuscule schepsel Gods dat niettemin ijdeler bleek dan iemand van onze eigen soort kon dromen. Een pekzwart pannendak bezaaid met vreemde antennes: daarmee leek het ding wel overdekt te zijn, al mocht ik gewis niet zeggen 'ding' en diende men het schepsel aan te spreken met mijnheer, mevrouw, of misschien wel Hare Hoogheid, Monseigneur.

"Zeg maar Jaap", zo kwam het torretje eensklaps mijn verbijstering tegemoet en het trok zowaar zijn das wat losser, ging languit in zijn bureaustoel achterover liggen en hield mij een kistje gevuld met Havanna's voor: "Ikzelf ben gestopt, maar geneer u niet, ze zijn vers overgevlogen uit Cuba, betere vind je niet!" En toen ging Monseigneur zowaar aan het dichten:

"Ein voller Becher Weins zur rechten Zeit

ist mehr wert, als alle Reiche dieser Erde!

Dunkel ist das Leben, ist der Tot!"

- aldus citeerde hij zangerig de grote Li-Tai-Po en hij graaide naast zich in de zwarte plas en schepte mij er zodoende een kroes van vol die ik door al die tralala nu bezwaarlijk nog weigeren kon, en zo zette ik tenslotte een beker gevuld met aal aan mijn lippen en sprak ik plichtsmatig van de pracht en praal waaraan ik niet kon tippen.

En zo vergaat het menigeen die alsmaar wil verbloemen, want hij verbloemt zijn eigen ondergang: hij gaat de dood zelfs roemen, en 't eeuwig leven waarbij vergeleken - volgens hem - 't armtierige bestaan in dit weeë tranendal rustig naar de maan mag gaan.

(J.B., 8 januari 2009)




Omsk
Archief
  • Alle berichten

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    LITERATUUR - PAS VERSCHENEN:
    Foto

    Koningin Elisabethwedstrijd
     2013
    voor Piano:
    http://www.cmireb.be/nl/ 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De ballade Erlkönig 1815,  Franz Schubert (1797-1828)
    http://www.digischool.nl/ckv2/romantiek/romantiek/muziek/ballade_erlkonig.htm 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Klassieke muziek:  http://www.bloggen.be/musica/ 
    Foto

    Der Wegweiser

    "Der Wegweiser" ("De Wegwijzer") is een gedicht uit de gedichtencyclus "Die Winterreise" ("De winterreis") van Wilhelm Müller.

    Het gedicht gaat over een wandelaar die de wegen vermijdt waar de andere mensen lopen; hij verkiest de verborgen stegen tussen ondergeneeuwde rotsklippen, alsof hij iets vreselijks heeft begaan en hij mensen moet gaan schuwen. Een verscheurend verlangen drijft hem de woestenij in. Wijzers op de straten wijzen, ze wijzen in de richting van de steden, en hij wandelt en wandelt, opgejaagd op zoek... naar rust. En ineens staat daar een wijzer, pal voor hem, en die wijzer gebiedt hem een straat in te gaan; een straat waaruit niemand ooit terugkeerde.

    Na de tekst hier onder volgt een link naar een video met een beroemde uitvoering, door Dietrich Fischer-Dieskau en Alfred Brendel, van het door Schubert op toon gezette gedicht uit de liederencyclus Die Winterreise.

     

    Der Wegweiser


    (Wilhelm Müller)


    Was vermeid' ich denn die Wege,

    Wo die ander'n Wand'rer gehn,

    Suche mir versteckte Stege

    Durch verschneite Felsenhöh'n?


    Habe ja doch nichts begangen,

    Daß ich Menschen sollte scheu'n, -

    Welch ein törichtes Verlangen

    Treibt mich in die Wüstenei'n?


    Weiser stehen auf den Strassen,

    Weisen auf die Städte zu,

    Und ich wand're sonder Maßen

    Ohne Ruh' und suche Ruh'.


    Einen Weiser seh' ich stehen

    Unverrückt vor meinem Blick;

    Eine Straße muß ich gehen,

    Die noch keiner ging zurück.

    MUZIEK: http://www.youtube.com/watch?v=xjuMgK9SimI&feature=related


    Foto

    Alles ontstaat tussen 'droom' en 'werkelijkheid' -

    Over het jongste boek van Ludo Noens

    De klacht is terecht: in zogenaamde boekenzaken is nog weinig meer te vinden dan fotoalbums omtrent koken, reisgidsen en opgeklopte, tot de prijzenpot veroordeelde, doch volstrekt onleesbare romans van schrijvers die leven van hun naam, welke nu eenmaal niet mag ontbreken op het salontafeltje van de 'interloktueel'. Ook de obligate tijdschriften bieden naast reklame nog slechts lang achterhaalde, in columns gegoten meninkjes van TV-vedetten met weliswaar lange tongen doch lege hoofden. Wie zich vandaag beperkt tot de magazijnen waar de massa koopt, koopt pulp: Cultuur speelt zich in deze tijd weer exclusief af in de marge: echte gedichten schuwen glad papier en over de nu vernieuwende boeken hoor je pas binnen tien jaar op canvas praten - àls die al ooit in het commerciële circuit terechtkomen. Wie artistiek bij wil zijn, dient zich uit te rusten met speciale antennetjes, en die verwijzen naar heel andere publicaties: geen fotobrochures over koken of over citytrips, maar nog echt spannende romans met gevleugelde fantasie, fictie die de 'werkelijkheid' inhaalt, en inspirerende inhoud waar over na te denken valt en ook vruchtbaar over te converseren.

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is zo'n roman - geheel in de marge, waar de cultuur van deze nieuwe tijd gedijt - al noemt hij zichzelf heel bescheiden 'novelle'. Het volume telt weliswaar geen duizend pagina's maar de inhoud heeft tentakels die zowat alles updaten en onderling relateren wat met de themata van Ludo Noens zijn jongste boek te maken heeft, want deze auteur is bekend om zijn historische nauwgezetheid en om zijn vermogen een veelheid van creatieve verbanden naar de oppervlakte te brengen.

    Het tijdskader van de 'vertelling' in "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is het controversiële tijdsgewricht van de "flower-power" dat intussen alleen de gepensioneerden onder ons nog hebben meegemaakt: de tijd van de drugsexperimenten die naar werelden leken te leiden die verwant bleken met die van de oudste culturen waaruit onze grote religies en levensbeschouwingen ontsprongen. "Hier ging het niet meer om de zoveelste sociale of politieke omwenteling, maar om een ontologische verschuiving". (p. 79) Meer bepaald filosoferen de personages op verhalende wijze over die heel bijzondere bewustzijnstoestand die het grensgebied bestrijkt tussen de droom en de waaktoestand in: de lucide droom, in de voorgaande eeuw reeds verkend door de Nederlandse psychiater en schrijver, Frederik Van Eeden, die in deze droomvorm naar zijn eigen zeggen met zijn overleden zoon heeft gepraat. Hoe dat mogelijk is, verklaart Noens evenwel niet op een positief wetenschappelijke manier; hij toont wél dat er andere, evenwaardige verklaringsmethoden zijn én hij laat ook zien dàt zoiets mogelijk is.

    De "sixties" verwijzen naar de tijd der Oepanisjaden én naar de religieuze bronnen van de Aboriginals: "De Aboriginals, de oorspronkelijke bewoners van Australië, noemen het alchéringa of Droomtijd (...)", waarin het concrete, het aardse, uit de droom, uit de hemel, werd geschapen, "(...) Maar een onomkeerbare catastrofe zorgde er op een dag voor dat de verbinding tussen hemel en aarde definitief werd verbroken". (p. 81) Noens' novelle werpt ook licht op wat in de parapsychologie de "materialisaties" heten, de "Toelpa's" of de "succubussen", en het doet allemaal denken aan de "kat van Schrödinger"; het onderbepaalde dat pas middels de bewuste toeschouwer zijn definitieve vorm krijgt omdat alles intersubjectief zou zijn. Bovendien bevat het werk een genuanceerd maatschappijkritisch luik dat weerstand biedt aan geschiedenisverdraaiingen die de wondere tijd van de sixties willen banaliseren omdat hij alles behalve past in de onverbiddelijke Westerse economie en in onze Big Brother-wereld: "Onze wetten, economische structuren, wereldbeschouwelijke en religieuze instituten, sociale gebruiken en gedragspatronen zijn historisch geëvolueerd, en dit wordt allemaal verkeerdelijk vereenzelvigd met het leven op zich" (pp. 54-55).

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) zal binnen twintig jaar een best-seller zijn. Het boek werd vandaag gratis verspreid onder de abonnees van Portulaan - een cultureel tijdschrift dat zijn naam niet gestolen heeft en dat vandaag zijn vijfentwintigste jaargang ingaat!

    (*) Zie: http://www.bloggen.be/ludonoens/  

    (Jan Bauwens, 1 januari 2009)



    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • Het eindstation
  • a
  • Isaac
  • Meilied
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Johann Pachelbel, Canon (synthesiserversie)
  • Zo is de dood
  • Hoe gezond is sport? Een interview met Omsk van Togenbirger
  • Het recht van de sterkste
  • 12.12.12.
  • Over het gebruik van de patiënt in de eenentwintigste eeuw. Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • De dienaar van
  • actueel: het orgaan
  • Juniregen
  • U moet er af!
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Viool 2012
  • De geest in de fles
  • Inzicht
  • Het magazijn
  • Erosie
  • Kort
  • De eeuwige wederkomst
  • Het hiernamaals
  • Over het ware lot van de mens - Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • Het wezen van de vrolijkheid
  • Dante's afdaling ter helle (3)
  • Dante's afdaling ter helle (2)
  • Dante's afdaling ter helle (1)
  • De tijd
  • De ets
  • Het cultuurbegrip van Stephanos
  • Opstanding
  • Rijk en dom
  • Over de verschillende graden van dood zijn
  • Koude oorlog
  • Het Bureau Voor Onoplosbare Zaken
  • In de kelder
  • Mijn oude grootmoeder
  • De laatsten zullen de laatsten zijn
  • Leugens
  • Enkelvoud
  • Zonde
  • Adieu, groots firmament vol fonkelende sterren!
  • Christus en de kardinalen
  • Het labyrint
  • Het geloof en de werken
  • Sparen en plunderen
  • Zijn wij dan niet de echo onzer verzinsels?
  • Gesprek in de winter
  • Inspiratie
  • Tourette
  • Kwalen zijn geen kwalen. Een stukje voor de eerste winterdag.
  • Koude winters...
  • De toren
  • De fles
  • Kwakzalvers
  • Fijn wit zand
  • De wolk
  • Water & Over de klimaatsverandering
  • Spoken
  • De nieuwe god
  • De witte krokodil
  • Geloof (1)
  • Orde
  • In de toekomst is geen heil...
  • Kaos
  • Doeltreffende medicatie
  • Surrealistische werkelijkheid
  • De gasknop
  • Van Togenbirger's 'atheïsme'
  • Zomer
  • Mijnheer Dupont en de mal van het Zijn
  • Het ei van mei
  • Martha
  • Een zeer gezond besluit
  • Aan de ontbijttafel - illustratie
  • Aan de ontbijttafel
  • Milieuleugentjes om bestwil?
  • Het tanen van de Noord-Atlantische drift
  • Februari
  • Tijd is krediet
  • Het hoofdgerecht des levens dis...
  • Wij waren
  • Saint-Denis
  • Stenen en mensen
  • De binnen- en de buitenkant
  • Thuis
  • Doorheen de winterse depressie
  • Een lucide droom (illustratie)
  • Een lucide droom
  • Wiens brood men eet...
  • Evolutie en inwikkeling
  • Sneeuw
  • Bijwerkingen
  • De lucide droom
  • de golem
  • De golem
  • Domesticatie
  • De tijd gaat achterwaarts te vierklauw
  • Worden wij abstract, mijnheer?
  • Kinderarbeid, organenhandel, zwartwerk en Rechtspraak
  • Over een zucht van een nog heel ander kaliber dan de hebzucht
  • Overbevolking
  • Bram Stoker
  • Kinski
  • N
  • Nosferatu
  • de tuinen
  • De tuinen
  • Het Eeuwige Vuur
  • Het boek
  • De Goede Deur
  • Vlees (roman) - 1
  • Verrijzenis
  • Depressies
  • Inbraak
  • Sonate voor Harpsichord en Cello
  • Het is begonnen!
  • Over redelijkheid en klare taal...
  • De tijd vliegt
  • Panta rei
  • Glazen muren en casino's vol attracties!
  • Der Erlkönig grafiet
  • Der Erkönig (J.W. von Goethe)
  • De winter en de dood
  • Aanhangsels
  • Extase
  • Verbloemingen
  • Voornemens
  • Het gelijmde been (3): De toverstok
  • De lange baan
  • God of de duivel
  • Het gelijmde been (2)
  • Die eerste dagen van november
  • Harken
  • Is mijn geld safe?
  • Herfst
  • Het gelijmde been
  • Eten
  • Verslavingen
  • Kunst
  • Ellende
  • De burcht
  • Geheim en identiteit
  • Hongersnood
  • Rood als duizend rozen
  • Op een vergadering...
  • De molen
  • De poolster
  • Het Orgaan
  • Het boek
  • De twee geschiedschrijvers
  • De Laatste Reis
  • De Laatste Reis (illustratie)
  • De Goede Deur
  • De Onderwereld (roman)
  • Water
  • De Overname
  • Solvejg’s Lied
  • Septembernacht
  • Die Nacht…
  • Die nacht (illustratie 2)
  • Spiegels
  • Over het verouderingsproces
  • Het Credo
  • De Afwas
  • Absolute macht
  • Trillingen
  • Maria
  • De Messias
  • Het Spel van de Wereld
  • De nieuwjaarsramp
  • Het argument
  • Zuster Olympia
  • De Meester
  • DE TUINEN
  • Janus of van de Aliënatie
  • De Neuzen van Tsjernobyl
  • Het Eeuwige Vuur
  • Vladslo, en andere plaatsen...
  • De dood is een gedachte
  • Het 'bijna-leven'
  • Het kind
  • De Apologie van de Eeuwigheid
  • De heer die zichzelf in stukjes hakte
  • Het gesprek
  • Een sollicitatie
  • De Omkering van alle dingen
  • Transsubstantiatie
  • De pikorde
  • De wedloop
  • De virtuele veiligheid
  • Dode handen
  • Samen thuis
  • Het Laatste Oordeel
  • SINTERBUIS
  • Gedenkteken

    Hoofdpunten blog omskvtdw2
  • De spiegel
  • De job
  • De Wrat (1)
  • De Wrat (2)
  • De Wrat (3)
  • De Wrat (4)
  • De Wrat (5)
  • DE VERGEETPUT
  • DE TUMOR
  • DE BEHEERDER VAN HET LABYRINT
  • De beheerder van het labyrint (vervolg)
  • Meer verhalen
  • DE HEMEL EN DE GOOT
  • meer verhalen

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Hoofdpunten blog musica
  • Audio-visuele installatie "Harvest Bell" (Dirk D'Hulster)
  • Koningin Elisabethwedstrijd
  • Nosferatu
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Piano 2021
  • Adagio liedcyclus
  • Meilied (muziekvideo)
  • Oh dichosa ventura (muziekvideo)
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Muziekvideo's J.B
  • muziekbestanden J.B.
  • Ave Maria
  • Pianoconcerto 14: Daer zat een sneeuwwit vogeltje
  • Te Deum laudamus10
  • Te Deum laudamus9
  • Te Deum laudamus8
  • Te Deum laudamus7
  • Te Deum laudamus6
  • Te Deum laudamus5
  • Te Deum laudamus4
  • Te Deum laudamus3
  • Te Deum laudamus2
  • Te Deum laudamus1
  • Harpsichord 2 verlengd met cello
  • Pianoconcerto 7 Apocalyptische Dans
  • De zee
  • De geschiedenis van de panfluit
  • Requiem - delen 4 tot 7
  • Requiem - deel 3
  • Requiem - deel 2
  • Requiem - deel 1
  • Keldertrappen - nr. 8/8
  • Keldertrappen - nr. 7/8
  • Keldertrappen - nr. 6/8
  • Keldertrappen - nr. 5/8
  • Keldertrappen - nr. 4/8
  • Keldertrappen - nr. 3/8
  • Keldertrappen - nr. 2/8
  • Keldertrappen - nr. 1/8
  • Harpsichord 13 verbeterd
  • Harpsichord 12
  • Harpsichord 11
  • Harpsichord 10
  • Harpsichord 9
  • Harpsichord 7
  • Harpsichord 6
  • Harpsichord 5
  • Harpsichord 3
  • Harpmuziekje
  • Trompetsonate
  • Nostalgia
  • K 2007
  • Goldbach Variaties
  • Pop 5
  • Pop 4
  • Pop 3
  • Pop 2
  • Pop1
  • Drie ontstemde klavieren
  • muziekvideo
  • portretten componisten
  • Pianoconcerto 14, Daer zat een sneeuwwit vogeltje, Jan Bauwens, Serskamp, 2004.
  • Klarinetconcerto 1 Jan Bauwens Serskamp 2004
  • Kort symfonisch gedicht
  • Door de neevlen van de avond (uit: Adagio van Felix Timmermans)
  • Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen
  • Gebed voor het Vaderland
  • Boskaboutersymfonie
  • Bomen
  • Victoria lucis
  • Gitaarconcerto 1 "Portulaan"
  • vioolconcerto 1: deel 5 van 6
  • Klarinetconcerto 3: deel 3 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 2 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 1 van 3
  • pianoconcerto nr 15
  • Pianoconcerto nr 5 deel 5 van 6
  • Pianoconcerto nr 5 deel 4 van 6
  • Dans
  • Titan
  • Tsunami symfonie
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 6 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 5 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 4 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 3 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 2 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 1 van 6
  • Harpmuziekje
  • minimal1
  • Ave Maria
  • Juan de la Cruz' Canciones 7 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 6 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 5 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 4 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 3 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 2 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 1 van 7
  • Tsunami symfonie (Jan Bauwens)
  • Junisymfonie (J. Bauwens)
  • O dichosa ventura
  • Goldbach Variationen voor Piano Solo (J. Bauwens)
  • Orgelconcerto 3 J Bauwens Serskamp 2008
  • Orgelconcerto 2 J Bauwens Serskamp 2004
  • orgelconcerto 1 J Bauwens Serskamp 2004
  • -
  • achtergrond

    Boeken van dezelfde auteur.
    Om een boek te lezen, klik op de prent van de flap.

    Foto

    Foto

    Foto

    EN FRANCAIS:
    Foto
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Beluister hedendaagse klassieke muziek van dezelfde auteur: klik op de prent van de weblog hieronder.


    Foto

    Foto

    Foto

    Warm aanbevolen:
    Pas verschenen: "Kamers", van Dirk  Biddeloo, grootmeester van de tragie-komedie:
    Foto

    “O jerum jerum jerum…”

     

    “Streuvels is een Vlaamse Dostojevski; Vansteenbrugge, een hedendaagse Streuvels.

    Stijn Streuvels stelde het harde boerenleven te boek net voor het voorgoed verdween.

    Zijn dorpsgenoot, de befaamde chirurg, auteur, kenner en bewonderaar van de Griekse Oudheid, stichter van Vlaanderens mooiste loopkoers en gewezen senior seniorum, dr. Kris Vansteenbrugge, deed hetzelfde met het Vlaamse studentenleven van weleer.

    Een rijkdom aan cultuur en een niet te missen historisch document, op meesterlijke wijze vorm gegeven in een authentieke Vlaamse realistische roman die leest als een trein.”
    (J.B.)

     

    Alle info: klik op de kaft:

     


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De nieuwe poëziebundel van
    Guy van Hoof
    (*) is uit:
    "Bekentenissen"
    Meer info: klik op de flap hier onder.
    (*) De dichter heeft een plaats in de top drie van Omsk's voorkeurlijstje der Nederlandse dichtkunst


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    VAN DEZELFDE AUTEUR:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/tisallemaiet/
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/
  • bloggen.be/heteindedertijden/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/
  • bloggen.be/theartofmusic/
  • bloggen.be/tiktak/
  • bloggen.be/mathematicachristiana/

    VAN DEZELFDE AUTEUR: MUZIEK: COMPUTERGESTUURDE UITVOERINGEN IN MP3 EN MUZIEKVIDEO:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/iserlevennadedood/
  • bloggen.be/spiritus/
  • bloggen.be/ontstaansvraag/
  • bloggen.be/onlifeafterdeath/

  • OVER MUZIEK:
  • bloggen.be/theartofmusic

  • CHRISTENDOM VERSUS FYSICALISME:
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/bethina2/
  • bloggen.be/bethina3/
  • bloggen.be/bethina4/
  • bloggen.be/bethina5/
  • bloggen.be/bethina6/
  • bloggen.be/schepping/
  • bloggen.be/prudence/
  • bloggen.be/andthelightshineth/

  • CHRISTENDOM VERSUS KERKENDOM:
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/

  • TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/heteindedertijden/

  • EDUCATIEF:
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/

  • WISKUNDE, LOGICA EN TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/mathematicachristiana/
  • bloggen.be/mathematicachristiana2/
  • bloggen.be/paradoxes/

  • SPORT EN GEZONDHEID
  • bloggen.be/metamanagement/

  • Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 03-2023
  • 12-2020
  • 08-2017
  • 06-2017
  • 01-2017
  • 07-2015
  • 12-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 12-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 04-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 05-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 03-2006
  • 01-2006
  • 09-2005



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs