Omsk
Van Togenbirger-De Waelekens' Vertelsels (Alle teksten en tekeningen zijn wettelijk beschermd)
Voor meer verhalen: zie het ARCHIEF of de INHOUDSTAFEL. Ofwel klik telkens op de GROENE PIJL die naar LINKS wijst, onderaan de pagina. Copyright: J. Bauwens.
31-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het hoofdgerecht des levens dis...
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Het hoofdgerecht des levens dis...

Dikwijls wordt de dood vergeleken met de slaap, maar dat is voorwaar bijzonder onterecht. Of moet men dan geloven dat de dode stof zich gedurende eeuwen - wat zeg ik: gedurende miljarden lichtjaren! - heeft ingespannen tot het onmogelijkste uiterste, om zich los te weken uit het slijk, om cellen daaruit op te bouwen en daaruit dan weer organismen, slakken eerst en insekten, kraaien, vissen, katten, apen en tenslotte mensen met een wakker bewustzijn... die hun kunsten moeizaam tot ontwikkeling brengen in culturen welke honderden generaties duren... teneinde uiteindelijk het summum van genot te kunnen vinden in uitgerekend datgene waarvoor zij sinds het begin der tijden op de vlucht zijn, met name de slaap?

Ja, wie de dood vergelijken met een eeuwige slaap, die houden ons warempel voor dat niet de slaap "het hoofdgerecht des levens dis" is, zoals de grootste literator ooit het zegde, maar wel de dood, en dat is een theorie die, op zijn minst, als bijzonder onvanzelfsprekend aangeduid moet worden - zo'n theorie raakt kortom kant noch wal!

Neen, de slaap kan geen terugkeer zijn naar 't onbewuste waar de stof uit voortkomt: dat te geloven ware een aanfluiting van alles wat ons werd geopenbaard. De zozeer nagestreefde toestand van de slaap moet veeleer nog een trapje hoger liggen dan datgene wat wij als de wakkerheid van ons bewustzijn plegen te omschrijven. Maar wàt is dan de slaap?

Alvast is het zo dat men niet slapen kan, als men niet eerst leeft: de slaap heeft het leven nodig, zoals het leven er niet zijn kan zonder de dode stof. Alleen levende wezens kunnen slapen, stenen doen dat beslist niet, wat men er soms ook durft van te zeggen. De slaap is dan naar alle waarschijnlijkheid een bestaansfase die voorafgegaan wordt door de fase van het wakkere individu dat zich moeizaam handhaaft in een wereld overvol van lastige parketten en gevaren.

Wellicht is er geen sprake van een slaap bij wezens die niet al beschikken over een volwaardige geest. Men zou misschien wel kunnen stellen dat alleen mensen volwaardig kunnen slapen omdat alleen zij, dankzij hun geest, volwaardig kunnen dromen. Uiteraard blijkt vooralsnog een relatief klein deel van de mensheid in staat tot het voortbrengen van werkelijk ontwikkelde dromen, maar ook hier is de kwantiteit van geheel ondergeschikt belang aan de kwaliteit.

Niet toevallig spreken wij hier over het voortbrengen van dromen, want dromen ontspringen niet zomaar toevallig aan de takken van de slaap zoals appelen aan de takken van de bomen groeien: zij dienen daarentegen zorgvuldig te worden gekweekt. Dromen zijn, meer bepaald, producten van de geest: zij komen voort uit de taal van woorden, beelden, klanken en van alle denkbare zintuiglijke indrukken waarmee wij dan aan het vlechten gaan.

Eerst zijn er dus de vleselijke organen, de ogen en de oren en al die andere gaten waar doorheen wat buiten ons bestaat, naar binnen komen kan, en dan is het de beurt aan 't grote vlechtwerk dat met die schat aan indrukken aan 't weven gaat door ze met vele talen tot gans nieuwe orden om te vormen die daarbuiten niét bestaan. Hoe puur zintuiglijke klanken middels ingeboren rasters tot woorden worden, is een zuivere magie die bovenop de wereld van het individuele dier, een luik opent op een heel nieuw bestaan daarboven: een Zijn vol zinnen en gebaren, tekens die uit louter vormen komen, schilderijen uit flarden kleur en spatten verf, symfonieën vanuit losse klanken en uit de gewone, gesproken taal, ontspringen gedichten die welhaast onnaspeurbaar iets heel anders verklappen dan wat zij letterlijk lijken te zeggen.

Ja, die mysteries van de ruimte en de tijd die de chaos van 't heelal omtoveren tot de donkere orde die het heden is, die zijn er opdat de dode klompen klei konden bestaan. De dode klei op haar beurt is er voor het leven van de cellen en de beesten en tenslotte ook de mens. Dat leven is er dan voor de geboorte van de geest, want uit maatschappelijke samenwerking ontkiemen talen en culturen... die op wonderlijke wijze uit onze dromen worden geboren.

Wij bestaan echt om te dromen, want slechts in de droom kunnen wij ontsnappen aan die donkere holte die de kosmos is en die niets goeds belooft omdat zij alles wat zij voortbrengt, ombrengt in welhaast dezelfde beweging. Zoals de oergod Kronos die zijn kinderen ombracht, meer bepaald dan door ze op te eten. Op uitzondering van de kleine Zeus, die zich door toedoen van zijn moeder liet vervangen door een steen. Zeus deed zijn vraatzuchtige vader braken en wekte aldus het eens verslonden leven uit de doden op. En misschien is het wel dàt wat onze dromen moeten doen: het paradijs dat eens onze eigen thuis was, terughalen uit die vooralsnog in het licht van de duisternis van de slaap verholen oorden.

(J.B., 31 januari 2010)


28-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wij waren
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 Wij waren

NET zoals ikzelf was zij van eenvoudigen huize. Ze was altijd simpel maar goed gekleed, hield zich wat afzijdig zonder dat dit al te veel opviel, en ze vermeed grotere groepen van mensen als het ware instinctief. Toen we elkaar leerden kennen, waren er nog helemaal geen tekenen dat de wereld weldra zou ten onder gaan. Het leek alsof de toekomst voor ons open lag met zelfs een vergezicht op kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen met daarbij slechts vooruitgang, vrede en geluk in het verschiet. Geheel argeloos stichtten we een gezin, welhaast zoals tortelduiven hun nest maken: ze halen takken en stro en zelfs stukjes plastiek en ander afval waar ze die maar vinden kunnen en vlechten daarmee in alle ernst een warme woonst, hoog en droog, uit de wind en in de zon. Aan deze hemelvaarders namen wij een voorbeeld en net zoals zij leefden ook wij in de hoogten en dicht bij het licht van de zon. We lieten ons drijven op de winden uit het zuiden en als het pijpenstelen regende, verscholen we ons in het hout waarvan we de sterke geuren opsnoven terwijl de ouderen die ons omringden, onophoudelijk verhalen vertelden. Neen, de ziekmakende televisie met zijn opdringerige leugenaars was aan ons niet besteed, en van zijn lawaaierig bestaan wisten we toen alvast niets af. Ook door de enerverende, kunstmatige geluiden van radio's en andere afgoden werden wij niet gehinderd, want er was niet het geld dat op de koop toe voor het bezit van deze kwellingen betaald moet worden. Alles wat we hoorden, waren naast de wind, de regen en de gezangen van de vogels, de stemmen van onze stamgenoten. Ze klonken bezwerend en zo ook geruststellend, en ze vertelden altijd uitgerekend datgene wat passend was op dat eigenste moment. Voorouders doen alles voor, ze zeggen ook alles voor, ze zetten op rijm wat doorgezegd moet worden en onthouden, omdat het uit de oudste tijden stamt, nog van hun ouders en de ouders van hun ouders. Het duurt vaak tot men zelf oud wordt, vooraleer men het belang begrijpt van het bezit uit goede bron van wat geschied is in die tijden die voorafgaan aan het eigen bestaan en aan dat van zijn kinderen, en dan gaat men op zijn beurt aan het vertellen, men rijmt en men stafrijmt en men hoopt dat de jongsten het allemaal tot zich zullen nemen, want het kan kostbaar zijn als er hoge nood is, om te weten hoe de voorvaderen daar zijn mee omgegaan.



Met de hemelbewoners stonden wij ook op wanneer de zon opstond en zij de luchten in het oosten kleurde met het eerste rood van de dageraad dat algauw de hemel in brand zette en dat in een soms oorverdovend concert van jubel ontstak, beginnende met het kraaien van de hanen, die allereerste herauten van de nieuwe dag, vanuit de vier windstreken van de aarde. Zij lieten ons dan ook begrijpen dat zij in feite de engelen waren die, zoals in de Apocalyps voorspeld over het eschaton, op de bazuinen bliezen om de eindtijd aan te kondigen en de lang verwachte, nieuwe wereld. Maar eigenlijk was het alsof wij al in die beloofde wereld van de toekomst leefden, en dat kwam doordat wij toen eigenlijk zoals de kleinste kinderen waren: wij dachten niet na over de eindigheid van onze dagen en als beminden verdwenen, spraken wij nimmer over de dood. Daarentegen sponnen wij al wat triest kon zijn, in het holst van fantasierijke verhalen in, zodat het onzichtbaar werd, zoals de pop die in een cocon slaapt aan elk oog is onttrokken.



Maar die hemel die eigenlijk een geluk zoals van struisvogels meebracht, kon uiteraard niet blijven duren. Het kostte ons steeds meer moeite om de rauwe werkelijkheid te gaan ontkennen, om wat lelijk was te gaan verbloemen en om pijn en kwellingen voor te stellen als bijzondere genaden waarvan ons de diepe zin ooit wel in vol ornaat zou worden geopenbaard. Waar onze dagelijkse maaltijden aanvankelijk welhaast rituelen waren die wij in stand hielden om aan de godheid eer te brengen, drong het na verloop van tijd toch tot ons door dat wij niet aten voor de schone ogen van arduinen beelden en voor de goede sier: als het voedsel ons ontbrak, dan voelden wij een gruwelijke pijn, een leed dat om zich heen greep en dat ons krenkte in het diepst van onze ziel omdat ons lichaam dat van stof is, vlees van ander leven nodig heeft. Wij gingen honger lijden als de zon niet lang genoeg geschenen had op akkers die niet zo heilig bleken; als droogte kloven in de aarde trok of als een zondvloed de gewassen wegspoelde van onze velden in de heuvels waar de nimfen en de faunen dansten. Soms bleef de lente maanden langer weg dan wij gewoon geworden waren en haalden onze regendansen niets meer uit; soms was er slechts de koude oostenwind die al wat groeide met zijn snijdend ijs verstijfde; soms werd het warm, veel vroeger dan gewoonlijk, en rees het leven in geen tijd ten hemel, om dan eensklaps door een plotse strenge vorst meedogenloos te worden afgemaaid. Poëzie blijkt jammer maar helaas geen hulp te bieden tegen honger, pijn en allerlei gevaren; gedichten blijven voor zover ons de ervaring leert van louter klanken te zijn gemaakt die hooguit een eigen echo produceren en verder gedoemd zijn even vruchteloos te blijven als de weeklachten en smeekbeden van al wie van kou en honger gestaag vergaan.



En zo kwam het dat ons zorgeloos bestaan geleidelijk veranderde, net zoals de dag die overgaat in duisternis, de warmte van de zon in kille regenvlagen. Het goede voedsel werd met schimmel overdekt; frisgroene twijgen uit de schone lente, eens hun vruchten afgeworpen, bogen donker neer ter aarde; het zinderend' ultramarijn van de augustushemel ging over in 't bedrukkend en chaotisch grijs van de novemberdonkerten. Gedwongen werden wij om aan onze zo keurig rijmende paradijsverhalen te gaan twijfelen, gedwongen werden wij om onze doden te begraven, gedwongen om gekromd te lopen door de natte akkers in de glorie van alleen de dood. Kwam het door de zorgeloosheid van de mensen voor de aarde? Was de oorlog oorzaak van al het leed en het tekort? Of rustte op het mensdom sinds oudsher die vloek waarover geen van alle heilige geschriften zwijgen kunnen, en die wij niet anders verstaan dan in al wat onze leden te verduren hebben? Het leven is geen licht met hier en daar een schoonheidsvlekje duisternis; aardedonker is immers gans 't heelal en welhaast alle sterren zijn daarin vergeefse fonkelingen die ten ondergang gedoemd oplichten gelijk kinderlijk onschuldige kreten, zich nauwelijks van 't eigen zijn bewust. Er zijn geen wegwijzers, er is geen lering die een mens met zijn verstand bevatten kan, wij moeten ons behelpen met kwatrijnen en terzinen.



En daarom ook ziet men des avonds in de kleine huisjes in de velden, vlammen als van kaarsen achter 't glas te wapperen staan, ofwel het vuur in kachels en, wijl vele, kleine en nog niets vermoedende kinderen slapen, zitten oudjes met de vingers in elkaar gestrengeld, 't hoofd gebogen of geknield als zij nog kunnen, hun gebeden op te zeggen. Zij praten met hun ouders alsof die, nu zij allang vergaan zijn en tot as herleid, over alle macht beschikken waarvan nog levenden slechts kunnen dromen. Zij praten met hen over de ellende die blijft duren, zij vragen niét zoals Job uit 't testament naar het waarom, puur uit bescheidenheid - zij bidden enkel: als gij het goed vindt, als 't u behaagt, als het geen moeite kost en als ge eens wat tijd teveel mocht hebben... wilt gij dan zo goed zijn om eens aan ons te denken. Alleen denken, dat volstaat, het is immers het gebaar dat telt.



Wij waren van eenvoudigen huize, wij leefden gans ons leven uit, wij zagen onze kinderen groeien, er kwamen vele jaren, zij vlogen al te snel voorbij, en nu zijn onze dagen allemaal geteld, de weelde behoort voorgoed tot het verleden, er is geen vijand en er is geen held.



J.B., 28 januari 2010


24-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Saint-Denis
Saint-Denis




22-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stenen en mensen
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Stenen en mensen

Toen wij daar in die oude, koude kerk stonden, bij het koor, waar op de muur geschilderd nog een paar heiligen staan in bijna helemaal weggesleten kleuren, zegde hij dat hij niet begrijpen kon hoe mensen daaraan ooit geloof geschonken hadden. Hij wees nu naar een plaasteren beeld van ongeveer een meter hoog, voorstellende een rechtopstaande man die zijn hoofd onder zijn arm droeg.

- Een kopie, zei hij: het origineel prijkt in de gevel van de Notre Dame. Het is Saint-Denis, Sint-Dionysius: de eerste bisschop van Parijs - in de derde eeuw de Gallische stad Lutetia. Samen met twee gezellen werd de missionaris daar door heidenen in een oven geworpen, maar omdat het vuur weigerde hen te verbranden, onthoofdde men hen dan maar op Montmartre - de 'martelaarsberg'. De heilige wilde echter in Saint-Denis begraven worden en trok er daarom onmiddellijk heen, met zijn hoofd in zijn handen. Ik hoor mijn eigen grootvader nog zeggen dat hij het nu niet meer zou moeten proberen, in dat drukke verkeer.

Het beeld bleef me bij, de verschoten binnenmuren, de gebroken ruiten van de eens zo betoverende glasramen, heden tochtgaten en roestig schroot, en ik bedacht dat de beelden, en ook de doeken die daar als het ware halfstok aan hun eikenhouten kaders bengelden in de ijskoude adem van januari, ooit heel anders waren geweest. Nu waren ze 'dood', zoveel was zeker, maar toentertijd werden zij verzorgd, gezalfd, ze stonden in een warme kerk, omgeven door gelovigen die de legende van hun patroonheilige aan elkaar vertelden, jaar na jaar, en er was het licht van honderd kaarsen, gewijde gezangen weerklonken onder het gebinte van de torens, de kerk was dagelijks overvol, zij werd eigenlijk bewoond: door de talloze gelovigen, maar vooreerst ook door al die hemellieden. Uiteraard waren zij nu begraven onder de arduinen vloer, maar aan de wanden stond nog hun gestalte, alsof zij bezig waren in hun dagelijkse doen, in de fleur van hun dagen, predikend, ofwel op het toppunt van hun getuigenis, terwijl ze afgeslacht werden zoals het Lam Gods zelf.

Ooit zat daar op de voorste rij mijnheer Bach, zei hij: onze koorleider, die wekelijks nieuwe muziek maakte voor de zangers en de muzikanten. Het orgel speelde samen met de strijkers, de houtblazers en het koper; allemaal instrumenten van de hoogste kwaliteit, met engelengeduld gemaakt door de vaklieden van deze stad. De muziek bracht de taferelen telkens weer tot leven, het koor sprak in de plaats van Dionysius terwijl het zong, het orgel overtuigde ons ervan dat het de stem was van de heilige die sprak, de fijnbesnaarde strijkers beaamden elk van zijn heldhaftige frasen. En door vertellende glasramen scheen elke morgen weer een nieuwe zon die een eeuwige zondag schiep. Zoals het zonlicht de stenen warm maakte en de ganse duistere aarde omdoopte tot een feest van licht, zo ook wekten de muziek en de gezangen, de heiligen uit de doden op.

Stenen dienen te worden aangekleed, zo docht het mij: beelden komen pas tot leven als zij worden bekeken en als iemand hun geschiedenis vertelt aan anderen die toehoren. Het gaat er met beelden trouwens helemaal niet anders dan met mensen aan toe, want ook wij zouden dood blijven als wij niet baadden in de weelde van de taal. Gezangen en legenden, gebeden en relieken, glasramen, wierook, kaarsen en schilderijen: zij verhullen de waarheid niet, doch zij brengen hem tot spreken door het dode aan te kleden, leven daaruit los te weken en stemmen met smeken tot spreken te bewegen.

- Stenen verschillen hierin warempel niet van mensen, zo liet ik me ontgaan. Hij keek geschrokken op, vroeg me wat ik dan bedoelde, maar omdat hij alweer verder praatte, hield ik mijn antwoord stil, misschien tot een andere keer.

(J.B., 22 januari 2010)


08-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De binnen- en de buitenkant
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De binnen- en de buitenkant

Van de mens, wel te verstaan, want ook dozen hebben een binnen- en een buitenkant. Mocht men een mens kunnen vergelijken met een doos, dan bedoelde men zijn ingewanden van zodra men over zijn binnenkant sprak. Maar een mens is niet louter de fysieke ruimte die hij inneemt; dat is alleen zijn lichaam. Zij die de mens met zijn lichaam identificeren, zien de ingewanden als de binnenkant, incluis die ingewanden die 'hersenen' heten. Voor hen is dat de "binnenste binnenkant" en dus de geest of de ziel, al om het even. De wil ook, en de gevoelens, het gemoed en het karakter, noem maar op: het zit allemaal op een welbepaalde plaats - vanbinnen uiteraard - net zoals de maag en ook de darmen. "De mens is een buisje met een input en een output", zo verwoordt het de momenteel als meest invloedrijke intellectueel van Vlaanderen uitgeroepen man, in zijn uiteraard bijzonder materialistische visie.

Edoch, indien een mens meer is dan zijn stoffelijk lichaam of, in bewoordingen die beter bij onze vraagstelling hier passen: als de binnenkant van een mens meer is dan zijn ingewanden en zijn hersenen, wat is die binnenkant dan wel?

Laten we zelfs verder gaan, nu we toch al op dit pad beland zijn, en laten we nu meteen de evidente vraag stellen wat dan de buítenkant is van een mens. Immers, we stelden al dat zijn buitenkant niet samenvalt met zijn vel waarop het licht van de zon en van de maan weerkaatst. Nog anders gesteld: als de mens niet zijn vlees is, maar als zijn ganse vlees alleen de buítenkant is van de mens, het binnenste van de lichaamscellen inbegrepen, de hersenen en de zenuwbanen inbegrepen, en ook de hormonen en al die andere stoffen die te pas worden gebracht als hij kijkt, twijfelt, wil of nog anderszins voelt ofwel tast... wat mag dan wel de binnenkant zijn? Wat is onze binnenkant als onze buitenkant ons vlees is?

Te stellen dat ons vlees louter onze buitenkant is, doet ons wel heel fel gelijken op het woord. Valt de buitenkant van een woord immers ook niet samen met zijn letters en met alles wat zij alleen maar op zichzelf betekenen, gaande van de tekeningetjes die ze zijn, tot de soldaten die, elk op hun eigen plaats, marcheren in de kolomme van het alfabet? De binnenkant van een woord daarentegen heeft niets meer met zijn lettertekens te maken: het is immers zijn betekenis, en die verwijst niet langer naar het alfabet en naar de letters, laat staan naar de tekeningetjes die alle letters op zichzelf kunnen zijn, maar wel verwijzen woorden naar de wereld waarin zij namen zijn van dingen en waarin zij ook zowel naar andere woorden als naar andere dingen kunnen verwijzen.

Mensen hebben blijkbaar dat gemeen met woorden, dat hun binnenkant puur betekenis is, ook al hebben zij de stof broodnodig, zoals ook de woorden inkt of klanken nodig hebben, en ook de grammatica en wat niet allemaal meer, zoals het levend vlees de cellen nodig heeft en al die wetten die het reilen en zeilen daarvan in goede banen moeten leiden.

Maar mensen zijn nóg meer dan woorden, want woorden leven niet zoals de mensen leven: aan het bot van de woorden zit veel minder vlees dan aan het menselijk gebeente en sommigen zeggen zelfs dat woorden niet op zichzelf kunnen bestaan doch dat zij op mensen parasiteren. Woorden kunnen mensen zelfs het hoofd op hol brengen en aanzetten tot allerlei bewegingen ofwel hen daarvan weerhouden, ook als zulks in weerwil is van alle andere neigingen in de natuur. Woorden kunnen massa's mensen doden, zoals ook microben dat bij tijden doen, al zitten woorden en microben elk in een àndere binnenkant verborgen.

Hoe mensen dan meer dan woorden zijn, blijft zeer zeker voor altijd een raadsel. Men zegt dat niet slechts mensen doch alle schepselen Gods, de woorden van de Schepper zijn waarmee Hij spreekt, of zingt, of vloekt of roept, wie zal het zeggen? En wellicht heeft ook de schepping zelf een buiten- en een binnenkant, en die laatste te verstaan is ongetwijfeld een Gezellige kunst waarvoor nog lang geen scholen bestaan.

(J.B., 8 januari 2010)


06-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thuis
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Thuis

"Emma? Maar waar gaat gij naartoe, mijn kind?"

Over haar stok gebogen voortschuifelend gelijk een trage rups, onderbreekt Emma haar ernstige gang. Nog pientere oogjes kijken op vanonder de zwarte kap. Zij hoort bijna niets meer maar toch herkent zij de vertrouwde stem van Marie die naast haar staat, bezorgd glimlachend. Marie is een bejaarde vrouw, maar Emma is nog een generatie ouder; stokoud is zij al.

"Waar gaat gij naartoe, mijn kind?", herhaalt Marie, nog luider.

Emma lacht, verrukt gelijk een kleuter: "Ewel, naar huis, mijn kind! Naar huis ga ik, mijn kind!"

"Maar Emma: naar huis is niet dààrlangs, mijn kind!", roept Marie nu heel luid in haar oor.

"Ah neen?", kijkt Emma weer op.

"Bah neen gij! Kom, geef mij een arm!" Emma geeft Marie een arm en zij draaien de andere richting op. Twee besjes, Marie is klein maar Emma is nog een graadje kleiner. "Ik zal meegaan met u tot thuis, Emma! Want nu waart ge een beetje mis hé? Hihi!"

Geen week later werd er met twee klokken geluid, voor Emma. Nog een drietal pogingen had zij ondernomen om naar huis te gaan, en dat wil zeggen: naar een naburige gemeente, naar het gehucht waar zij geboren was, zesennegentig jaar geleden. En zij ging wel degelijk de goede kant op, langs de kortste weg ging zij, een binnenweg die zij nog heel goed kende. Tot op de plaats waar ooit het huis stond van haar vader en haar moeder, zou zij zijn gegaan... als men haar niet telkenmale halverwege had opgehouden, met uitleg overladen, in een auto geduwd en teruggebracht.

 

Elke mens wil altijd weer terug daarheen waar hij vandaan komt. Het is blijkbaar een natuurwet, net zoals de valwet. Een appel die van een boom valt, kan men halverwege opvangen en terug proberen op te hangen aan zijn tak, maar als hij eenmaal viel, dan zal hij opnieuw vallen en op een keer zijt ge te laat om zijn val te onderscheppen en dan valt hij voor de laatste keer. Alle lichamen zijn immers onderhevig aan de zwaarte. Alle mensen willen, oud geworden, weer naar huis.

De oorsprong is tegelijk altijd het doel, de start is ook de finish en de eersten zullen de laatsten zijn, want alles wat gebeurt, is precies zoals de wereld zelf: volkomen rond. Rond, bolvormig zelfs, meer nog dan wij met ons verstand bevatten kunnen want, waar wij ons ook bevinden op een bol: wij vallen er niet af, alleen maar omdat wij geloven dat we thuis zijn waar we zijn.

De mieren komen uit een gaatje in het zand, zij moeten op zoek naar allerlei lekkers om op te eten, bevoorradingen ook voor de winter, en die slepen zij dan naar hun gaatje mee, naar die onderaardse mierenspelonken; het is hun thuis, de plaats waar zij uit het ei kwamen en het levenslicht aanschouwden voor het eerst, zoals alle wezens dat doen die onder de zon worden geboren. Als de zon wegdrijft naar het westen, wegzinkt achter de boomgaarden, zwaar van rijpe vruchten, als de hemel rood wordt, roder nog dan in de kleurigste sprookjes, en als de koele vrede van de zomeravond neerdaalt uit de hemel in de vorm van zilte regen, dan kruipen alle mieren content weer in hun nest, zij gaan naar huis voor de duur van de nacht, en zij slapen.

Eenmaal op zijn sterfbed roept een mens weer om de nabijheid van zijn moeder, en zelfs bij hen die niet het geluk hebben in een bed te sterven, weerklinkt zeer waarschijnlijk de roep om de moeder, al was het maar als een gedachte, een scherf van een gedachte, heel ver weg ergens in een achterkwabje van het hoofd. Twee keer hoort een moeder haar kind echt schreien: een eerste keer bij de geboorte, in de geboortekreet, welke geen vreugdekreet is; een laatste keer als het soms oud geworden kind door de dood wordt bezocht, die géén moeder is, en met een kreet die evenmin een kreet is van verlossing. De eerste kreet van een mens is een antwoord op het krijten van de weeën van de moeder. Maar de doodskreet, als zij al weerklinkt: wie zal zeggen wat zij inhoudt? Is zij niet een roep om moeder? Wordt zij beantwoord?

Emma's reis duurde zeker uren, maar op een gegeven ogenblik kwam zij aan op de plaats waar eens de woonst stond waar zij opgroeide en speelde: een klein hoevetje was het, dat diep terzijde naast de steenweg lag, wat verborgen achter dichte hagen. Er was een zwart smeedijzeren hek en het beeld ervan was onlosmakelijk verbonden met dat van Loebas die daarachter onvermoeibaar kwispelend heen en weer liep van de morgen tot de avond. Het huis lag nog dieper, middenin de stallingen en achter de mesthoop, in de schaduw van een eik en van een linde. In de stallen knorde het varkentje en loeide de koe, zij waren kleine keuterboertjes toen, en Emma zag zichzelf daar lopen, haar eerste pasjes, achter de geit aan liep zij. Er waren nog geen middelen om dat ogenblik vast te leggen, misschien juist daardoor lag het nog ongerept in het binnenste van haar hart. Zoals ook het beeld van moeder en van vader.

 

En was het moeder die haar nu de hand reikte, of was het de dood? Zij was als een rups tot daar gekropen; zij leunde op haar stok, het was geen zicht haar zo te zien terzijde van de lawaaierige snelweg, haar blikken rustend in een schuimende greppel vol met colablikjes en met plastic dozen. Zij viel om zoals een bordkarton dat omgeblazen wordt door amper één stoot van de wind. Het was bijna niet meer de moeite om haar kleine lichaam uit het vuilnis weg te vissen.

(J.B., Driekoningen 2010)


03-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Doorheen de winterse depressie
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Doorheen de winterse depressie

Ergens zegt Shakespeare dat wij maar liever het lastige leven blijven verduren omdat we niet weten wat voor dromen de lange slaap, die de dood is, ons dan te bieden heeft. We nemen het zekere voor het onzekere, ook al is het zekere van ellende overvol: het kan immers nog altijd erger. En eigenlijk moest men zeggen dat wij vooralsnog het zekere voor het onzekere nemen, want die keuze ontspringt slechts aan een uitstel dat zeker geen lang leven is beschoren.

Geen mens treedt het leven binnen op eigen verzoek: deed hij dat wél, dan moest hij er al zijn vooraleer hij het bestaan naar binnen trad. Over wie men is en waar men terecht komt, heeft men dus nog minder inspraak, en dat wil zeggen: nog minder dan helemaal geen.

Maar terwijl een mens voor zijn geboorte, of voor zijn ontvangenis, in feite helemaal geen problemen had met het bestaan dat hem te wachten stond omdat hij helemaal nog niet bestond en derhalve ook geen enkel besef had, laat staan een besef van wat komen zou, liggen de kaarten uiteraard helemaal anders met betrekking tot wat er volgt na onze dood. De dood is niet zomaar een "niet zijn"; de dood is altijd onze dood, ons "niet meer zijn". Erger nog: de dood is de mijne; hij is mijn niet meer zijn. En die gedachte die qua verschrikkelijkheid geen gelijke heeft, vult ons kortstondige leven dag in dag uit.

Als het sneeuwt en de nacht valt maar het wil niet donker worden omdat een volle maan over de witte wereld schijnt, dan kan men een korte wijl de indruk hebben dat leven en dood er eigenlijk niet toe doen, omdat achter die tegenstellingen nog een ander bestaan schuilging, zoals zich achter de tegenstelling van dag en nacht nog een andere klaarte ophoudt welke het magere vermoeden voedt dat dan toch niet àlles wat wij ooit durfden te hopen, ijdel was. Wij voeden deze maanbeschenen durf met magere en witbesneeuwde, nachtelijke takken in een wereld glanzend als van jade in die halssnoeren van Chinese keizersvrouwen uit een prehistorisch tijdperk vol van vazen. We gaan niet slapen nu, we kijken in de witte nacht, we betreden dit tapijt, fris van fonkelende edelstenen, en we laten onze zielen schaatsen in betoverende oorden die misschien niet eens bestaan, maar dat raakt onze koude kleren niet, in dat uitgelezen ogenblik dat overstroomt van vreemde weelde.

Heel even lijkt het alsof de aarde en de hemel slechts decorum waren bij dit onnoemelijk onwezenlijke licht dat in kristallen watervallen luchters zingt van ijspegels en dat schijnt doorheen de vorstbloemen op 't glas. Er was nooit sprake van een leven of een dood, alleen die stille droom bestond, ofwel ook niet. En droomde hij zichzelf, droomden ook wij onszelf, droomde de volle maan zichzelf en ook het ijs, het licht, de kroonluchters en de diepe, vorstfrisse ademteugen. Allen droomden wij onszelf en ook elkander, totdat het almaar kouder werd - totdat wij droomden dat het almaar kouder werd, en wij vastvroren in dat nachtelijke ijs - en wij droomden dat wij vastvroren in het nachtelijke ijs dat we ons droomden - voor eens en voor altijd.

En zo rijmen wij de tijd gelijk een zijden kanten kraag aan onze knagende gedachten vast tegen een al te felle noordenwind; zo glijden wij gestaag door de besneeuwde bergtoppen van januari, februari tegemoet. Maart moet sinds oudsher uitgerekend twaalf zonnige dagen leveren, en dan komt eindelijk april - Aprilis, het klinkt reeds lang de sneeuwklokjes voorbij en ook de krokussen, en daar daagt reeds in de verte Gorter's Mei.

(J.B., 3 januari 2010)




Omsk
Archief
  • Alle berichten

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    LITERATUUR - PAS VERSCHENEN:
    Foto

    Koningin Elisabethwedstrijd
     2013
    voor Piano:
    http://www.cmireb.be/nl/ 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De ballade Erlkönig 1815,  Franz Schubert (1797-1828)
    http://www.digischool.nl/ckv2/romantiek/romantiek/muziek/ballade_erlkonig.htm 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Klassieke muziek:  http://www.bloggen.be/musica/ 
    Foto

    Der Wegweiser

    "Der Wegweiser" ("De Wegwijzer") is een gedicht uit de gedichtencyclus "Die Winterreise" ("De winterreis") van Wilhelm Müller.

    Het gedicht gaat over een wandelaar die de wegen vermijdt waar de andere mensen lopen; hij verkiest de verborgen stegen tussen ondergeneeuwde rotsklippen, alsof hij iets vreselijks heeft begaan en hij mensen moet gaan schuwen. Een verscheurend verlangen drijft hem de woestenij in. Wijzers op de straten wijzen, ze wijzen in de richting van de steden, en hij wandelt en wandelt, opgejaagd op zoek... naar rust. En ineens staat daar een wijzer, pal voor hem, en die wijzer gebiedt hem een straat in te gaan; een straat waaruit niemand ooit terugkeerde.

    Na de tekst hier onder volgt een link naar een video met een beroemde uitvoering, door Dietrich Fischer-Dieskau en Alfred Brendel, van het door Schubert op toon gezette gedicht uit de liederencyclus Die Winterreise.

     

    Der Wegweiser


    (Wilhelm Müller)


    Was vermeid' ich denn die Wege,

    Wo die ander'n Wand'rer gehn,

    Suche mir versteckte Stege

    Durch verschneite Felsenhöh'n?


    Habe ja doch nichts begangen,

    Daß ich Menschen sollte scheu'n, -

    Welch ein törichtes Verlangen

    Treibt mich in die Wüstenei'n?


    Weiser stehen auf den Strassen,

    Weisen auf die Städte zu,

    Und ich wand're sonder Maßen

    Ohne Ruh' und suche Ruh'.


    Einen Weiser seh' ich stehen

    Unverrückt vor meinem Blick;

    Eine Straße muß ich gehen,

    Die noch keiner ging zurück.

    MUZIEK: http://www.youtube.com/watch?v=xjuMgK9SimI&feature=related


    Foto

    Alles ontstaat tussen 'droom' en 'werkelijkheid' -

    Over het jongste boek van Ludo Noens

    De klacht is terecht: in zogenaamde boekenzaken is nog weinig meer te vinden dan fotoalbums omtrent koken, reisgidsen en opgeklopte, tot de prijzenpot veroordeelde, doch volstrekt onleesbare romans van schrijvers die leven van hun naam, welke nu eenmaal niet mag ontbreken op het salontafeltje van de 'interloktueel'. Ook de obligate tijdschriften bieden naast reklame nog slechts lang achterhaalde, in columns gegoten meninkjes van TV-vedetten met weliswaar lange tongen doch lege hoofden. Wie zich vandaag beperkt tot de magazijnen waar de massa koopt, koopt pulp: Cultuur speelt zich in deze tijd weer exclusief af in de marge: echte gedichten schuwen glad papier en over de nu vernieuwende boeken hoor je pas binnen tien jaar op canvas praten - àls die al ooit in het commerciële circuit terechtkomen. Wie artistiek bij wil zijn, dient zich uit te rusten met speciale antennetjes, en die verwijzen naar heel andere publicaties: geen fotobrochures over koken of over citytrips, maar nog echt spannende romans met gevleugelde fantasie, fictie die de 'werkelijkheid' inhaalt, en inspirerende inhoud waar over na te denken valt en ook vruchtbaar over te converseren.

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is zo'n roman - geheel in de marge, waar de cultuur van deze nieuwe tijd gedijt - al noemt hij zichzelf heel bescheiden 'novelle'. Het volume telt weliswaar geen duizend pagina's maar de inhoud heeft tentakels die zowat alles updaten en onderling relateren wat met de themata van Ludo Noens zijn jongste boek te maken heeft, want deze auteur is bekend om zijn historische nauwgezetheid en om zijn vermogen een veelheid van creatieve verbanden naar de oppervlakte te brengen.

    Het tijdskader van de 'vertelling' in "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is het controversiële tijdsgewricht van de "flower-power" dat intussen alleen de gepensioneerden onder ons nog hebben meegemaakt: de tijd van de drugsexperimenten die naar werelden leken te leiden die verwant bleken met die van de oudste culturen waaruit onze grote religies en levensbeschouwingen ontsprongen. "Hier ging het niet meer om de zoveelste sociale of politieke omwenteling, maar om een ontologische verschuiving". (p. 79) Meer bepaald filosoferen de personages op verhalende wijze over die heel bijzondere bewustzijnstoestand die het grensgebied bestrijkt tussen de droom en de waaktoestand in: de lucide droom, in de voorgaande eeuw reeds verkend door de Nederlandse psychiater en schrijver, Frederik Van Eeden, die in deze droomvorm naar zijn eigen zeggen met zijn overleden zoon heeft gepraat. Hoe dat mogelijk is, verklaart Noens evenwel niet op een positief wetenschappelijke manier; hij toont wél dat er andere, evenwaardige verklaringsmethoden zijn én hij laat ook zien dàt zoiets mogelijk is.

    De "sixties" verwijzen naar de tijd der Oepanisjaden én naar de religieuze bronnen van de Aboriginals: "De Aboriginals, de oorspronkelijke bewoners van Australië, noemen het alchéringa of Droomtijd (...)", waarin het concrete, het aardse, uit de droom, uit de hemel, werd geschapen, "(...) Maar een onomkeerbare catastrofe zorgde er op een dag voor dat de verbinding tussen hemel en aarde definitief werd verbroken". (p. 81) Noens' novelle werpt ook licht op wat in de parapsychologie de "materialisaties" heten, de "Toelpa's" of de "succubussen", en het doet allemaal denken aan de "kat van Schrödinger"; het onderbepaalde dat pas middels de bewuste toeschouwer zijn definitieve vorm krijgt omdat alles intersubjectief zou zijn. Bovendien bevat het werk een genuanceerd maatschappijkritisch luik dat weerstand biedt aan geschiedenisverdraaiingen die de wondere tijd van de sixties willen banaliseren omdat hij alles behalve past in de onverbiddelijke Westerse economie en in onze Big Brother-wereld: "Onze wetten, economische structuren, wereldbeschouwelijke en religieuze instituten, sociale gebruiken en gedragspatronen zijn historisch geëvolueerd, en dit wordt allemaal verkeerdelijk vereenzelvigd met het leven op zich" (pp. 54-55).

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) zal binnen twintig jaar een best-seller zijn. Het boek werd vandaag gratis verspreid onder de abonnees van Portulaan - een cultureel tijdschrift dat zijn naam niet gestolen heeft en dat vandaag zijn vijfentwintigste jaargang ingaat!

    (*) Zie: http://www.bloggen.be/ludonoens/  

    (Jan Bauwens, 1 januari 2009)



    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • Het eindstation
  • a
  • Isaac
  • Meilied
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Johann Pachelbel, Canon (synthesiserversie)
  • Zo is de dood
  • Hoe gezond is sport? Een interview met Omsk van Togenbirger
  • Het recht van de sterkste
  • 12.12.12.
  • Over het gebruik van de patiënt in de eenentwintigste eeuw. Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • De dienaar van
  • actueel: het orgaan
  • Juniregen
  • U moet er af!
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Viool 2012
  • De geest in de fles
  • Inzicht
  • Het magazijn
  • Erosie
  • Kort
  • De eeuwige wederkomst
  • Het hiernamaals
  • Over het ware lot van de mens - Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • Het wezen van de vrolijkheid
  • Dante's afdaling ter helle (3)
  • Dante's afdaling ter helle (2)
  • Dante's afdaling ter helle (1)
  • De tijd
  • De ets
  • Het cultuurbegrip van Stephanos
  • Opstanding
  • Rijk en dom
  • Over de verschillende graden van dood zijn
  • Koude oorlog
  • Het Bureau Voor Onoplosbare Zaken
  • In de kelder
  • Mijn oude grootmoeder
  • De laatsten zullen de laatsten zijn
  • Leugens
  • Enkelvoud
  • Zonde
  • Adieu, groots firmament vol fonkelende sterren!
  • Christus en de kardinalen
  • Het labyrint
  • Het geloof en de werken
  • Sparen en plunderen
  • Zijn wij dan niet de echo onzer verzinsels?
  • Gesprek in de winter
  • Inspiratie
  • Tourette
  • Kwalen zijn geen kwalen. Een stukje voor de eerste winterdag.
  • Koude winters...
  • De toren
  • De fles
  • Kwakzalvers
  • Fijn wit zand
  • De wolk
  • Water & Over de klimaatsverandering
  • Spoken
  • De nieuwe god
  • De witte krokodil
  • Geloof (1)
  • Orde
  • In de toekomst is geen heil...
  • Kaos
  • Doeltreffende medicatie
  • Surrealistische werkelijkheid
  • De gasknop
  • Van Togenbirger's 'atheïsme'
  • Zomer
  • Mijnheer Dupont en de mal van het Zijn
  • Het ei van mei
  • Martha
  • Een zeer gezond besluit
  • Aan de ontbijttafel - illustratie
  • Aan de ontbijttafel
  • Milieuleugentjes om bestwil?
  • Het tanen van de Noord-Atlantische drift
  • Februari
  • Tijd is krediet
  • Het hoofdgerecht des levens dis...
  • Wij waren
  • Saint-Denis
  • Stenen en mensen
  • De binnen- en de buitenkant
  • Thuis
  • Doorheen de winterse depressie
  • Een lucide droom (illustratie)
  • Een lucide droom
  • Wiens brood men eet...
  • Evolutie en inwikkeling
  • Sneeuw
  • Bijwerkingen
  • De lucide droom
  • de golem
  • De golem
  • Domesticatie
  • De tijd gaat achterwaarts te vierklauw
  • Worden wij abstract, mijnheer?
  • Kinderarbeid, organenhandel, zwartwerk en Rechtspraak
  • Over een zucht van een nog heel ander kaliber dan de hebzucht
  • Overbevolking
  • Bram Stoker
  • Kinski
  • N
  • Nosferatu
  • de tuinen
  • De tuinen
  • Het Eeuwige Vuur
  • Het boek
  • De Goede Deur
  • Vlees (roman) - 1
  • Verrijzenis
  • Depressies
  • Inbraak
  • Sonate voor Harpsichord en Cello
  • Het is begonnen!
  • Over redelijkheid en klare taal...
  • De tijd vliegt
  • Panta rei
  • Glazen muren en casino's vol attracties!
  • Der Erlkönig grafiet
  • Der Erkönig (J.W. von Goethe)
  • De winter en de dood
  • Aanhangsels
  • Extase
  • Verbloemingen
  • Voornemens
  • Het gelijmde been (3): De toverstok
  • De lange baan
  • God of de duivel
  • Het gelijmde been (2)
  • Die eerste dagen van november
  • Harken
  • Is mijn geld safe?
  • Herfst
  • Het gelijmde been
  • Eten
  • Verslavingen
  • Kunst
  • Ellende
  • De burcht
  • Geheim en identiteit
  • Hongersnood
  • Rood als duizend rozen
  • Op een vergadering...
  • De molen
  • De poolster
  • Het Orgaan
  • Het boek
  • De twee geschiedschrijvers
  • De Laatste Reis
  • De Laatste Reis (illustratie)
  • De Goede Deur
  • De Onderwereld (roman)
  • Water
  • De Overname
  • Solvejg’s Lied
  • Septembernacht
  • Die Nacht…
  • Die nacht (illustratie 2)
  • Spiegels
  • Over het verouderingsproces
  • Het Credo
  • De Afwas
  • Absolute macht
  • Trillingen
  • Maria
  • De Messias
  • Het Spel van de Wereld
  • De nieuwjaarsramp
  • Het argument
  • Zuster Olympia
  • De Meester
  • DE TUINEN
  • Janus of van de Aliënatie
  • De Neuzen van Tsjernobyl
  • Het Eeuwige Vuur
  • Vladslo, en andere plaatsen...
  • De dood is een gedachte
  • Het 'bijna-leven'
  • Het kind
  • De Apologie van de Eeuwigheid
  • De heer die zichzelf in stukjes hakte
  • Het gesprek
  • Een sollicitatie
  • De Omkering van alle dingen
  • Transsubstantiatie
  • De pikorde
  • De wedloop
  • De virtuele veiligheid
  • Dode handen
  • Samen thuis
  • Het Laatste Oordeel
  • SINTERBUIS
  • Gedenkteken

    Hoofdpunten blog omskvtdw2
  • De spiegel
  • De job
  • De Wrat (1)
  • De Wrat (2)
  • De Wrat (3)
  • De Wrat (4)
  • De Wrat (5)
  • DE VERGEETPUT
  • DE TUMOR
  • DE BEHEERDER VAN HET LABYRINT
  • De beheerder van het labyrint (vervolg)
  • Meer verhalen
  • DE HEMEL EN DE GOOT
  • meer verhalen

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Hoofdpunten blog musica
  • Audio-visuele installatie "Harvest Bell" (Dirk D'Hulster)
  • Koningin Elisabethwedstrijd
  • Nosferatu
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Piano 2021
  • Adagio liedcyclus
  • Meilied (muziekvideo)
  • Oh dichosa ventura (muziekvideo)
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Muziekvideo's J.B
  • muziekbestanden J.B.
  • Ave Maria
  • Pianoconcerto 14: Daer zat een sneeuwwit vogeltje
  • Te Deum laudamus10
  • Te Deum laudamus9
  • Te Deum laudamus8
  • Te Deum laudamus7
  • Te Deum laudamus6
  • Te Deum laudamus5
  • Te Deum laudamus4
  • Te Deum laudamus3
  • Te Deum laudamus2
  • Te Deum laudamus1
  • Harpsichord 2 verlengd met cello
  • Pianoconcerto 7 Apocalyptische Dans
  • De zee
  • De geschiedenis van de panfluit
  • Requiem - delen 4 tot 7
  • Requiem - deel 3
  • Requiem - deel 2
  • Requiem - deel 1
  • Keldertrappen - nr. 8/8
  • Keldertrappen - nr. 7/8
  • Keldertrappen - nr. 6/8
  • Keldertrappen - nr. 5/8
  • Keldertrappen - nr. 4/8
  • Keldertrappen - nr. 3/8
  • Keldertrappen - nr. 2/8
  • Keldertrappen - nr. 1/8
  • Harpsichord 13 verbeterd
  • Harpsichord 12
  • Harpsichord 11
  • Harpsichord 10
  • Harpsichord 9
  • Harpsichord 7
  • Harpsichord 6
  • Harpsichord 5
  • Harpsichord 3
  • Harpmuziekje
  • Trompetsonate
  • Nostalgia
  • K 2007
  • Goldbach Variaties
  • Pop 5
  • Pop 4
  • Pop 3
  • Pop 2
  • Pop1
  • Drie ontstemde klavieren
  • muziekvideo
  • portretten componisten
  • Pianoconcerto 14, Daer zat een sneeuwwit vogeltje, Jan Bauwens, Serskamp, 2004.
  • Klarinetconcerto 1 Jan Bauwens Serskamp 2004
  • Kort symfonisch gedicht
  • Door de neevlen van de avond (uit: Adagio van Felix Timmermans)
  • Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen
  • Gebed voor het Vaderland
  • Boskaboutersymfonie
  • Bomen
  • Victoria lucis
  • Gitaarconcerto 1 "Portulaan"
  • vioolconcerto 1: deel 5 van 6
  • Klarinetconcerto 3: deel 3 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 2 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 1 van 3
  • pianoconcerto nr 15
  • Pianoconcerto nr 5 deel 5 van 6
  • Pianoconcerto nr 5 deel 4 van 6
  • Dans
  • Titan
  • Tsunami symfonie
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 6 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 5 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 4 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 3 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 2 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 1 van 6
  • Harpmuziekje
  • minimal1
  • Ave Maria
  • Juan de la Cruz' Canciones 7 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 6 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 5 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 4 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 3 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 2 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 1 van 7
  • Tsunami symfonie (Jan Bauwens)
  • Junisymfonie (J. Bauwens)
  • O dichosa ventura
  • Goldbach Variationen voor Piano Solo (J. Bauwens)
  • Orgelconcerto 3 J Bauwens Serskamp 2008
  • Orgelconcerto 2 J Bauwens Serskamp 2004
  • orgelconcerto 1 J Bauwens Serskamp 2004
  • -
  • achtergrond

    Boeken van dezelfde auteur.
    Om een boek te lezen, klik op de prent van de flap.

    Foto

    Foto

    Foto

    EN FRANCAIS:
    Foto
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Beluister hedendaagse klassieke muziek van dezelfde auteur: klik op de prent van de weblog hieronder.


    Foto

    Foto

    Foto

    Warm aanbevolen:
    Pas verschenen: "Kamers", van Dirk  Biddeloo, grootmeester van de tragie-komedie:
    Foto

    “O jerum jerum jerum…”

     

    “Streuvels is een Vlaamse Dostojevski; Vansteenbrugge, een hedendaagse Streuvels.

    Stijn Streuvels stelde het harde boerenleven te boek net voor het voorgoed verdween.

    Zijn dorpsgenoot, de befaamde chirurg, auteur, kenner en bewonderaar van de Griekse Oudheid, stichter van Vlaanderens mooiste loopkoers en gewezen senior seniorum, dr. Kris Vansteenbrugge, deed hetzelfde met het Vlaamse studentenleven van weleer.

    Een rijkdom aan cultuur en een niet te missen historisch document, op meesterlijke wijze vorm gegeven in een authentieke Vlaamse realistische roman die leest als een trein.”
    (J.B.)

     

    Alle info: klik op de kaft:

     


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De nieuwe poëziebundel van
    Guy van Hoof
    (*) is uit:
    "Bekentenissen"
    Meer info: klik op de flap hier onder.
    (*) De dichter heeft een plaats in de top drie van Omsk's voorkeurlijstje der Nederlandse dichtkunst


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    VAN DEZELFDE AUTEUR:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/tisallemaiet/
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/
  • bloggen.be/heteindedertijden/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/
  • bloggen.be/theartofmusic/
  • bloggen.be/tiktak/
  • bloggen.be/mathematicachristiana/

    VAN DEZELFDE AUTEUR: MUZIEK: COMPUTERGESTUURDE UITVOERINGEN IN MP3 EN MUZIEKVIDEO:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/iserlevennadedood/
  • bloggen.be/spiritus/
  • bloggen.be/ontstaansvraag/
  • bloggen.be/onlifeafterdeath/

  • OVER MUZIEK:
  • bloggen.be/theartofmusic

  • CHRISTENDOM VERSUS FYSICALISME:
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/bethina2/
  • bloggen.be/bethina3/
  • bloggen.be/bethina4/
  • bloggen.be/bethina5/
  • bloggen.be/bethina6/
  • bloggen.be/schepping/
  • bloggen.be/prudence/
  • bloggen.be/andthelightshineth/

  • CHRISTENDOM VERSUS KERKENDOM:
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/

  • TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/heteindedertijden/

  • EDUCATIEF:
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/

  • WISKUNDE, LOGICA EN TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/mathematicachristiana/
  • bloggen.be/mathematicachristiana2/
  • bloggen.be/paradoxes/

  • SPORT EN GEZONDHEID
  • bloggen.be/metamanagement/

  • Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 03-2023
  • 12-2020
  • 08-2017
  • 06-2017
  • 01-2017
  • 07-2015
  • 12-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 12-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 04-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 05-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 03-2006
  • 01-2006
  • 09-2005



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs