Overbevolking
De wereld kampt met een overbevolking aan mensen en die wasemen allemaal samen zoveel hitte en gassen uit dat de poolkappen ervan afsmelten, ten gevolge waarvan de ijsberen aldaar verdrinken en binnenkort de zeespiegel met vele meters zal stijgen zodat bijvoorbeeld de Brusselaars niet langer tot in Oostende zullen moeten rijden om pootje te gaan baden, want het strand zal in Brugge liggen of zelfs in Aalst. De teller staat momenteel op een kleine zeven miljard - dat is het zevenvoudige van tweehonderd jaar geleden - en dagelijks komen er zo'n tweehonderdduizend soortgenoten bij. Demografen schuwen de benaming 'overbevolking' niet en zij hebben het ook vaker over een naderende catastrofe.
Nochtans geldt tegelijkertijd dat elke dode er een teveel is, en men stelt werkelijk alles in het werk om zelfs het leven van een honderdjarige in comateuze toestand nog één enkele dag te rekken. Dat laatste lijkt een tegenstrijdigheid maar het is er geen, het is slechts een paradox - een schijnbare tegenstelling. Zij die er een echte tegenstelling in zien, ontbreken iets in hun hoofd of in hun hart, zoveel is duidelijk, en we kennen nog het voorbeeld uit de Tweede Wereldoorlog van de uitroeiingskampen - want dat was pas een catastrofe.
Nochtans blijven er blijkbaar mensen geboren worden bij wie het ontbreekt aan die elementaire morele zin die ons door de band weerhoudt van moord en genocide, en het gebeurt zelfs dat zij openlijk hun mening gaan verdedigen. Daartoe brengen ze dan het liefste cijfers te berde: kille getallen, zoals het getal zeven miljard, dat aanduidt dat de wereld van mensen overbevolkt is, en dan suggereren zij heel eenvoudig dat het kleiner maken van dat getal een goede zaak is in alle opzichten; het bestrijdt immers de catastrofen die ingevolge het grote getal onvermijdelijk onze aardbol zullen aandoen.
Logica en logica is twee. Ooit hoorde ik een niet onbekende professor van op zijn preekgestoelte in de universiteit debiteren dat het verschaffen van voedsel aan arme Afrikanen slechts kan zorgen voor een verveelvoudiging van hun aantal, en dat het daarom beter ware indien men bij het horen van de noodkreten, gewoon de andere kant opkeek. Dat ware beter, zegde hij, want dat zou het aantal noodlijdenden flink reduceren, binnen de perken houden en misschien wel uitroeien. Ook de uitroeiingskampen van Adolf Hitler hadden de edele bedoeling om allerlei ziekten, ongemakken en andere onvolmaaktheden die alvast tot dan toe bij het leven hoorden, uit te roeien.
Er is inderdaad iets zéér grondig mis met mensen die zo denken. Zij pleiten dan ook voor achteruitgang in plaats van voor vooruitgang, want is het niet zo dat het toenemende aantal van onze zieken en bejaarden gelijke tred houdt met de grote vorderingen van de medische wetenschap? Worden de afstanden niet groter naarmate de mogelijkheden toenemen om ze te overbruggen? Wordt het analfabetisme niet een ernstiger kwaal in de mate dat meer mensen kunnen lezen en schrijven? En tenslotte: zouden er niet veel minder mensen sterven indien er ook veel minder werden geboren?
Niet zo heel lang geleden kwam ik door toeval in een hospitaal terecht en wie daar ooit gelegen heeft, die weet ook dat daar de dagen en de nachten zo lang kunnen zijn dat het wel lijkt alsof de tijd stilstaat. Gelukkig deelde ik de kamer met een uiterst onderhoudende figuur, een wetenschapper zo te horen, die ik er aanvankelijk van verdacht dat hij daar met geen andere bedoeling kon zijn dan om een flink stuk van zijn tong te laten snijden, want hij hield met ratelen maar niet op. Edoch, toen de tijd begon te wegen zoals hij dat in hospitalen kan doen, bleek dit ongemak alras in een grote zegen te verkeren en eigenlijk moet ik zeggen dat mijn verblijf in de kliniek in feite veel te kort was, want zeer waarschijnlijk heb ik slechts een fractie van het ganse - bizarre én boeiende - verhaal gehoord.
- Over de uitroeiingskampen van Hitler hebt ge zeer zeker al gehoord, zo begon mijn kamergenoot, nadat ik hem alleen maar teneinde de stilte te breken had gezegd dat ik mij in een rolbed in dat enorme gebouw net voelde zoals iemand die naar de gaskamer moet - een bijzonder ongelukkige uitspraak, zo realiseerde ik mij helaas te laat.
- Jazeker, over de shoa had ik al gehoord...
- En is het u nooit opgevallen, zo ging hij door, dat de mensen die daar werkzaam waren, in die kampen, helemaal geen moeite bleken te hebben met het uitvoeren van hun dagelijks werk?
- Daar heb ik ooit wel eens bij stilgestaan, zo moest ik bekennen, maar wij waren er niet bij, en het zal wel geen sinecure wezen om zich de concrete situatie voor de geest te halen zoals ze werkelijk was. Ja, soms betrap ik mezelf er op dat ik ergens dacht dat er in die tijd nog geen kleuren waren... alleen omdat wij er slechts beelden in zwart-wit van hebben...
- Tja, zegde hij, daar zegt ge wat: het menselijke inlevingsvermogen is relatief groot maar tegelijk bijzonder beperkt. En men kan er ook alle kanten mee uit, zo stelde hij me voor een raadsel.
- Alle kanten? - zo drong ik aan.
En toen was het dat hij over die paradox begon, die mij niet onbekend was: volgens de professor die ik net citeerde, getuigde het bieden van voedselhulp aan arme Afrikanen van een tekort aan empathie, aangezien het gevolg daarvan een toename van het aantal hongerlijders was, terwijl ik altijd had gedacht en overigens nog steeds blijf denken dat het niet betaamt om mensen die om brood bedelen, een steen te geven. Men doodt toch geen mensen die de middelbare leeftijd achter de rug hebben om hen de lasten van de oude dag te besparen? Men kan een hond afmaken, of een paard, omdat het afziet terwijl geen beterschap in het verschiet is en het ook niet langer dienstig zijn kan; maar een mens? Is het dan sinds de rage van de diervriendelijkheid dat men dat ook met mensen doen mag - hen afmaken van zodra ze lijden?
- Het gaat niet om de eerste betrokkene alleen, verklaarde hij toen ineens: als iemand met een terminale kanker in een bed aan allerlei snoeren vast hangt, dan heeft de vraag of hij of zij in leven dient te worden gehouden, ook op vele anderen betrekking: hier wordt immers tevens beslist over het leven van mensen die duizenden kilometer hier vandaan verblijven, en zelfs over dat van mensen die nog helemaal niet geboren zijn. Om het heel cru te stellen: gij weet toch ook wel dat voor de prijs van één enkele euro een Afrikaans kind een volle dag kan leven en desnoods een ganse week? Een honderdjarige in coma die een week lang in dit hospitaal aan allerlei darmpjes hangt, kost algauw het duizendvoudige of nog veel meer. Het Afrikaanse kind hoeft enkel de periode van de misoogst te overbruggen; de comapatiënt daarentegen heeft geen enkel vooruitzicht meer, hij zal nooit meer beseffen dat hij leeft, of dat hij daarmee ophoudt.
Ik gaf de man gelijk en ik geloof ook nog steeds dat hij gelijk heeft, maar toen trok hij zijn redenering door, en dat zinde mij op den duur niet meer, ofschoon hij heel consequent leek te redeneren. Naarmate zijn 'toespraak' - zo zal ik het maar noemen ofschoon ik zijn enige toehoorder was - zich voltrok, leek het alsof de werkelijkheid zelf van gedaante veranderde. Het was zonder meer huiveringwekkend en nog steeds weet ik niet wat ik er uiteindelijk moet van denken. Was hij een geleerde, zoals hij zelf beweerde, die door de slag van zijn ongeval zijn tong voorbij praatte zonder dat hij zich daarvan ten volle bewust was? Voorwaar, als hij zo doorging en dit zou ontdekt worden, dan ging er beslist een stuk van af!
- Er zijn teveel mensen, zegde hij, en hij zegde dat met een zekere berusting, want er was niets aan te doen: mensen hebben sex, ze trouwen of ze doen dat niet; vrouwen willen kinderen, kopen kinderen, voeden die op... En er is ook nog voedsel genoeg voor iedereen, voegde hij daar aan toe: er zijn nog geen tekorten, wat men er ook van zegt; er wordt nog steeds veel meer voedsel vernietigd dan er tekorten zijn...
- Men laat het zijn gang gaan? Vroeg ik. En toen liet hij me schrikken:
- Ja, dat is wat gij denkt, trouwens samen met vele, vele anderen.
- Wat bedoelt gij? Drong ik aan.
- Zijt gij dan zo naïef om te geloven dat ge alles aan de weet komt van hetgeen gebeurt? Kom nu!
Ik wist allang dat burgers voor de aap gehouden worden, en ik wist dat samen met vele van mijn medeburgers: in principe kan elkeen die niet loopt te slapen, vaststellen dat bijvoorbeeld ten tijde van de ramp in Tsjernobyl, amper een kwart eeuw geleden, alle Belgen werden belogen door de minister, die dacht dat ze met haar leugens de kalmte handhaafde onder de bevolking. De weerman deed op het einde van zijn leven nog snel de bekentenis dat zijn weerbericht, met daarin de boodschap dat een radio-actieve wolk tot in Schotland de schapen van hun poten deed vallen, op commando van onze politici geschrapt werd en vervangen door een onschuldig praatje voor de vaak. Ik wist ook dat het ganse Zuid-Amerikaanse continent decennia lang onvruchtbaar werd gemaakt middels additieven in de dagelijkse voeding welke mensen kopen in supermarkten. Ik had ook weet van de gevangenenkampen in het Rusland van de Sovjets, en van censuur en oorlogspropaganda zowat alom ter wereld. Maar van wat mijn toevallige kamergenoot mij nu kwam te vertellen, had ik nog nooit gehoord; ik had daarover zelfs niet durven dromen.
- Er zijn gewoon veel te veel mensen, zegde hij, en dus moet daar hoe dan ook een deel van dood. Een niet gemakkelijk te nemen besluit voor bewindslieden, maar er is nu eenmaal geen enkel alternatief. Of gelooft gij dan dat men mensen er kan toe brengen om zich te beheersen, zeg maar om hun schone dagen in slotkloosters te gaan slijten, mannen en vrouwen onderling gescheiden? Of om zich onvruchtbaar te laten maken, al weze het op kosten van de staat?
- Daar valt niet mee te lachen, vriend! Zo berispte hij me nu ineens: ten tijde van de tweede wereldoorlog gebeurde dit. Ik kan u documenten tonen uit die tijd: brieven met voorstellen aan de Führer en aan zijn trawanten; brieven van grote geleerden, doktoren, mensen die de eed van Hypocrates hadden afgelegd. Kent gij trouwens niet die brief van Albert Einstein aan de Amerikaanse president, waarin hij die informeert over die krachtige bom die hij had uitgevonden, en die men niet nagelaten heeft te droppen op Hiroshima en op Nagasaki ofschoon de strijd toen al beslecht leek? Welnu, in precies dezelfde stijl schreven Duitse geleerden brieven aan hún Führer, waarin ze methoden voorstelden om de overtollige bevolking van Duitsland op een zachte manier, of althans geheel ongemerkt, uit te roeien. De gaskamers waren één van die voorstellen, maar er waren ook de bestralingsstoelen, hebt gij daarvan ooit gehoord?
- Het staat gedetailleerd beschreven in die documenten, mijn allerbeste vriend: de te ontmannen burger wordt geïnviteerd voor een gesprek met een overheidsbeambte, die hem een plaats aanwijst waar hij kan gaan zitten om een aantal formulieren in te vullen. Het karweitje kost zo'n twintig minuten tijd en gedurende die poos worden de genitaliën van onze niets vermoedende burger van onderuit bestraald met röntgenstralen, een dosis die zijn leven spaart doch die hem voorgoed onvruchtbaar maken zal. Een techniek die weliswaar tijdrovend was en weinig efficiënt, maar in die zin waren er dan ook talloze voorstellen, uitvindingen en experimenten. U kunt het raden: proeven in het belang van de ganse natie!
Ik kon het al raden waar hij op aan stuurde: vandaag gaat het er niet anders aan toe dan in die tijd, en de meesten onder ons weten ook niet dat het gebeurt, zoals ze het ook toen niet wisten. En hier te lande gaat het er net zo aan toe als elders: bestaat er trouwens één goede reden waarom men zou geloven dat pakweg Chinezen kwaadaardiger wezens zouden zijn dan Belgen? Alleen willen de mensen het niet weten, zij willen immers bedrogen worden.
- Uiteraard plukt men de mensen niet van de straat, ging hij tenslotte door; men zegt niet: meneer X of Y, kom maar mee, zoals elke derde voorbijganger die wij hier toevallig tellen... Kom dus maar mee, want één derde van alle mensen moet geliquideerd worden in het algemeen belang, maak zelf maar de proef op de som, dan zult ge zien dat als we helemaal niks ondernemen, wij ons straks in verschillende lagen zullen moeten opstellen om allemaal op de aarde te kunnen staan... Neen, uiteraard doet men dat niet!
- En wat doet men dan wél? Zo vroeg ik hem, want het kon toch helemaal geen makkie zijn om een methode te verzinnen teneinde een derde van alle burgers ongemerkt om zeep te kunnen helpen...
Hij lachte een hele tijd aan een stuk door, zijn lachen werd tenslotte een zuchten, en ik moest hem als het ware herinneren aan mijn vraag want hij leek ver weg te zijn met zijn gedachten.
- Ach, zei hij: de mens is een kuddedier! Een écht kuddedier, bedoel ik! Ongelooflijk hoe mak...
- Vertel het me dan! Zo drong ik aan, al ongeduldig.
- Ach, herhaalde hij: het is zo simpel en tegelijk zo eng... Wat doet gij als ze u zeggen, van hogerhand uiteraard, dat ge eens per jaar onder de scanner moet... bijvoorbeeld voor het opsporen van testikelkanker, of prostaat? Dat doet ge dan toch, niet? Ge twijfelt er toch zeker niet aan dat het voor uw eigen bestwil is dat men u dat vraagt? En zoudt ge achterdochtig worden als ge tenslotte niet verplicht wordt om u door te laten lichten? Neen toch? Ha, men zou het werkelijk nooit geloven, nietwaar! Over al te grote leugens denkt men immers direct dat ze onmogelijk zijn!
- En dan? Zo drong ik weer aan, terwijl hij nog spraakzaam was, want het was mij nu ineens een zaak van grote haast geworden, het was immers niet zeker dat hij praatziek zou blijven totdat hij mij alles had verteld, en nu wilde ik het ook wel weten, nu was mijn nieuwsgierigheid gewekt en ook mijn bezorgdheid uiteraard.
- Als ge opgeroepen wordt, dan gaat ge onder de scanner, zo ging hij door, en als men u hebben wil, dan heeft men u!
- Wees wat duidelijker, berispte ik hem.
- Als men u hebben wil, zei hij, dan vertelt men u dat gij kanker hebt, zo simpel is het. Of gaat gij twijfelen aan de diagnose?
- Ik kan altijd een tweede mening vragen elders, antwoordde ik snel, ervan overtuigd dat hij zomaar wat bazelde.
- Tja, dat kunt gij inderdaad doen, zei hij. Maar als gij te horen krijgt dat ge kanker hebt, dan is uw doodvonnis wel allang getekend! Of denkt gij misschien dat men u gaat doodvonnissen zonder dat gij in de ganse sector, en dat is internationaal, mijn beste, geregistreerd staat als ter dood veroordeeld? Zo dom kan men toch niet zijn, nietwaar?
- Maar bedoelt gij dan echt... dat gij gelooft dat één van elke drie mensen vermoord wordt!?
- Geloven doe ik helemaal niets, zei hij kordaat: ik zeg slechts wat ik wéét, mijn vriend. En wat ik weet, is dat één op de drie wordt uitgekozen om ter dood te worden veroordeeld. Eén op de drie krijgt te horen dat hij of zij kanker heeft, en ondanks het grote ongeloof op dat moment, gaat reeds na enkele dagen, soms zijn dat slechts minuten, tot de laatste man geloven dat het ook waar is wat de dokters zeggen.
- Vervolgens krijgen de kankerpatiënten te horen - afhankelijk van het soort kanker waaraan ze zogezegd lijden - dat zij nog een zekere kans hebben op genezing. Soms is dat een kans van vijftig of zelfs van negentig percent, soms een waterkansje van niet veel meer dan nul ten honderd. Genezen kan dan mits een welbepaalde therapie, en dat is dan meestal chemo of bestraling.
- Bij chemo laat men uw bloedvaten rechtstreeks vollopen met celdodend vergif, bij bestraling straalt men de cellen kapot, wat eigenlijk op precies hetzelfde neerkomt. Bij sommige mensen plant men zelfs een stukje radio-actieve materie onderhuids in. Men sterft dan dezelfde dood als de slachtoffers van de rampen in Hiroshima, Nagasaki of Tsjernobyl. Of men gaat ten onder aan vergiftiging of verstikking, terwijl men eigenlijk gelooft dat men geneesmiddelen krijgt toegediend...
- Dat kunt ge niet menen! Zo maakte ik me tenslotte kwaad.
- Waarom zijt ge hier? Vroeg hij ineens.
- Dat zijn uw zaken niet, antwoordde ik.
- Kanker?
Ik weet niet hoe hij het aan de weet gekomen was. Ik was opgenomen na een hersenscan die een tumor in beeld had gebracht, welke bestraald moest worden, want anders had ik helemaal geen genezingskansen meer. Door de tumor hallucineerde ik en kreeg ik welhaast dagelijks te kampen met verschrikkelijke angsten en met allerlei waandenkbeelden. Zo ging ik onder meer geloven dat de gestelde diagnose vals was, en slechts een voorwendsel van het 'sanhedrin' of hoe men het ook noemen wil, om mij net zo lang te kunnen bestralen totdat ik onder de zoden lag. Is de overbevolking immers niet het probleem bij uitstek vandaag de dag?
J.B., 6 september 2009
|