|
In sneeuwen bloesems tuit het geurig mei-beloven
uit opgeborsten bottentros van struik en boom,
het is rijker dan een wens, het is schoner dan de droom
die rozensuiker uit een sprookjeshof kon roven.
Er lispelen door beladen takken zoele zuchten,
als hijgden vrouwen daar hun liefdes-adem uit,
er kweelt een merel. Het beekje prevelt. Elk geluid
is een vernieuwde zang voor pure lust-genuchten,
lijk slechts de bruidegom hoort in het fluisteren zijner bruid.
Hoe zoet, de feestcantate uit duizenden geruchten,
voor wie ter tuinbank op des tuinmans goedheid zint,
die jonge bloei lacht lief, gelijk een glunder kind,
dat uit zijn kanten wieg, loddert naar blauwe luchten,
maar toch in moeders' oog nog lichter hemel vindt.
Het bloem-beloven zal tot werkelijkheid gedijen
in elke vrucht, door regenfriste en zongeblaak,
de lach volgroeit tot ernst met edel-fijnen smaak,
wier tere prikkels tong en keel zullen vleien
van hem, die blikken kan op de afgedane taak.
02-07-2017, 00:00
Geschreven door André 
|