De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
11-01-2015
Zwerfzieke wind.
De zwerfzieke wind, huppelend moe,
slaat de gazen wieken toe,
en verschuilt zich in het groen,
van het frisse meiplantsoen.
Luistergraag als maagden zijn,
komt daar een lief maagdelijn,
luisteren in het gewelfd prieel,
naar het gezang van filomeel.
Het nachtegaaltje moe gekust,
zingt zijn gaaike in de rust,
hij prijst de zaligheid der min,
voor zijn teder hartsvriendin.
Het meisje ontvangt dat zoet akkoord,
het minnelied voor het eerst gehoord,
en het zoete mijmeren moe,
slaat zij de zijden wimpers toe.
De wind, de stoutert, die het verried,
heeft de tedere maagd bespied,
en zijn schuilhoek weer ontvlucht,
bracht mij de boodschap met een zucht.
(Geen dichter vermeld)
11-01-2015, 00:00
Geschreven door André
10-01-2015
Rozemond.
Laatst groette mij een rozemond,
een liedje huppelde op mijn lippen,
ik liet het onbedachtzaam glippen,
en het werd een kus in de eigen stond.
Thans is het meisje ver van mij,
en daar mijn mond zich spitst tot kussen,
doch het zoetste verlangen niet kan blussen,
wordt ieder kusje een melodij.
Vlieg lieve verzen, vlieg aldus,
en drukt ze ontgloeid u aan de tippen,
van haar nektarzoete rozenlippen,
zo wordt weer wat gij waart: een kus.
(geen dichter vermeld)
10-01-2015, 00:00
Geschreven door André
09-01-2015
Op het strand.
Wat was het strand zonnig en zo breed,
toen ik u zag, de golven weken staag
verder terug, en op mijn vragen schreedt
gij vriendelijk naast mij voort. Een frisse vlaag
van levenslust doorstroomde ons, zo blij
als kinderen waren wij. Zoals kinderen doen,
begonnen wij elkander helpend, toen
een berg van zand te bouwen, om daar vrij
te kunnen op staan aan de verste rand,
waar eb eindigt. En wij stonden daar,
zo rustig hand in hand, en wonderbaar
klonk ons het branding breken tegen het strand.
Ver achter ons was nu het mensengewoel,
wij waren samen met ons kinderlijk gevoel,
jij had op mijn schouder je hoofd geleid,
en peinzend staarden wij in de oneindigheid.
Daar kwam de vloed, wij zagen het bruisen reeds
van ver, het opsteken van der golven kam,
het opstuiven van de baren heir, dat steeds
met breder scharen, dreigend nader kwam.
Toen wilde ik mijn armen om je heen slaan,
en zeggen: laat ons hier blijven staan,
als wij elkander houden is het goed,
al stort over ons de watervloed.
Maar gij werd voor de hoge zee beducht,
en nam de plooien van je kleed bijeen,
en zijt naar veiliger strand terug gevlucht,
en liet mij op de zandberg heel alleen.
1893
geen dichter vermeld
09-01-2015, 00:00
Geschreven door André
25-12-2014
Klokkendeun. Nine Van der Schaaf
Welke vreemd klokkengelui hoor ik in mijn droom nu zingen,
zo zilverig zacht en kleurig van toon?
Het komt van de oude weelde van de dingen.
Rondom het lotgeval weiland en water,
rondom de lentedroom dorpen, gehuchten
staken hun torenspits fijn in de luchten.
Klokkenspel, maan-stem in kinderlijke dromen,
over het weiland, over de golven van de wind,
meldend en zingend het gaan en komen,
rondom het uur en de dag die bindt.
Vaders stem en moeders stem, jong nog en roerig,
toekomststem, klokkendeun, donker en licht,
droeve belevenis en blijde vervoering,
het leven zo bloeiwarm in donker en licht.
25-12-2014, 00:00
Geschreven door André
24-12-2014
Goudvlinder. Nine Van der Schaaf
De goudvlinder is als een ziel geruisloos gekomen,
scheepje van licht dat het oog treft met helle straal,
jij slaat het duister, goudvlinder, wijl jij je spel speelt,
jij bent op het zwarte land de eerste verblijdende praal,
jij bent een kind en een wolkje door God gedreven,
jij weet van de duivel niet in je blij heiligenkleed,
jij weet van de storm niet als het windlied omneuriet,
jij weet van de dood niet als jij het bloemenhart betreedt.
In de zee van het al,
droom en wereld van mijn daags bezit,
zijn maar tijdelijk van elkaar gescheiden,
ik ben het stof die in de aarde vergaat,
ik ben de ziel die leeft in het verschijnen,
eenzaam ben ik in de dagelijkse ban,
door mijn zijn omsloten, breekbare wand,
als ik sterf zullen wij samen monden,
in de zee van het al, jij en ik verbonden.
24-12-2014, 00:00
Geschreven door André
23-12-2014
De storm. Nine Van der Schaaf.
Het maakt zo stil de storm te voelen komen,
de wolken kondigen de wil van de natuur,
en de wind roept niet, maar spreekt verborgen,
nu is de storm in de mensen massa gelegen.
Overal is het gemompel, en het fluitend hoge
alarm dat samenroept, de wolken donkeren,
het antwoord is weifelend, het geluid is breed,
de mensen hurken samen, om samen te durven.
De wolken schuiven dichter, het is nauw op aarde,
geen hemel doch flitslichten verlichten ons,
de grauwe uren zijn zonder helder geloof,
dan alleen dat ene dat de storm aanvaardt.
Van de hartstochtelijke moeder, die doet rijpen
de bloeivelden van de vreugde, en in leed-voren,
zaaide het verzet, dat tot een laaiend koren
aanwies, meer dan bewustheid van klein
berijpen, is van haar wil het omhuld bedoelen.
23-12-2014, 00:00
Geschreven door André
22-12-2014
De schone nacht. Nine Van de Schaaf.
De schone nacht is van vergetelheid vervuld, daar staan
de schoven van de uren die verbloeiden, zilverlicht
schijnt op de lege strakke landen. Nadat lang
de voeten moe, zich spoedden naar een doel gaan wij
nu lichter voort, een zweven van de ongelijke vloer
is onze dromentocht, en voor onze ogen het geweven
zilverdoek van maan en nevel heft zich op.
Hier eindt het vaste harde land, een bleke zee
ligt voor ons, dienend in een zachte glooiing zonder
grenzen, onder de ronde schijf van maan en nevel die
alom haastig vervluchtigt in de hemelstreek.
22-12-2014, 00:00
Geschreven door André
21-12-2014
Het vaartuig. Nine Van der Schaaf
Nu de zon is weggezonken en haar gloed is verbleekt aan de kim,
zijt gij wachtende in de koelte aan het koelblauwe water,
ik wacht het vaartuig dat mij dragen zal naar mijn woning,
wachtende heb ik de hele dag zien heengaan, en ben niet heengegaan.
Nu zie ik ver over de landen en over het blauwe water,
zie mijn vaartuig komen met wuivende wimpel, blinkende
in het laatste licht van de dag. Alles is stil om mij heen,
alleen in de verte beweegt het kleine vaartuig dat nadert.
Aan de kim staan de ronde wolken stil slapende,
ik weet een roeier die arbeidt met kalme riemslag,
boven hem spreidt een ontzaggelijke vogel zijn wieken uit,
zijgt langzaam neer. De velden worden mij vreemd in de schemer,
ik hoor geritsel in de weinige bomen. Zult gij hier overnachten?
Het water ademt in trage golving. Het vaartuig is dra hier,
de roeier droomt van het liefdegetij dat voorbij is, dromende
houdt hij de riemen in de boot, schuift zacht langs de oever,
de biezen houden de boot vast. De roeier ziet hoe ik instap,
en knikt: "wij zullen tezamen nu huiswaarts varen."
1915
Terhorne 1882- Bloemendaal 1973
21-12-2014, 00:00
Geschreven door André
20-12-2014
De vorst. Carl Scharten.
Over grijze straatvloeren,
woei de felle wind, en wij hadden kou,
wij warme dieren, voeren
dwars door hem heen, hij wou
te ijl, wij heel dicht bijeen, en zo
leek hij te spannen, maar wij spanden.
Het was een schone tocht, zo
te lopen als trompetters met koude handen,
het was een fiere tocht, wij wilden
bergen opgaan, maar waar anderen faalden,
waren wij toch bergwillenden, hoe kil de
ijswind ons joeg, wij keerden niet, noch draaiden.
Het was een prachtige tocht, en zegevierend
kwamen wij thuis, Germaanse vorsten,
strak lachte ik je toe, het koude harnas bestierend,
maar hoe zoelte die koelte, als jouw mond open kierend,
en ving in vocht witte warmte mijn koele dorsten.
20-12-2014, 00:00
Geschreven door André
19-12-2014
Sneeuwavond. Carl Scharten
In de witte winterkamer
wijlt heldere schemering
van sneeuw, die buiten ging
maakten de straat eenzamer
en inniger, door bleke
gordijnen dringt die blanke
stilte van wit, de klanken
zijn klein en klaar van spreken,
als bloemen zonder steel,
zo eenzaam in de lucht,
wijl het gaande voetgerucht,
stilt in witten sneeuwendeel.
In het witte, sneeuwige licht,
schemerig door de kamer,
fluistert een zoet gestamer,
zoel langs mijn aangezicht.
Mijn vrouw, wat is er blank
een jubeling in ons,
wij kinderen, die dat dons
zo minnen, die zo rank
de jeugd jubelen voelen,
in dit zuivere sneeuwlicht,
de schemering verdicht,
maar blankheid blijft, door koele
en blanke winternacht,
dromen er bloemen, wit
en geel geurend, ik zit
met jou in de nacht.
19-12-2014, 00:00
Geschreven door André
18-12-2014
In de troonlaan. Carl Scharten
In de troonlaan,
gingen wij
onder de lichte bogen
van helle bladeren staan,
samen in die zaal van zonneblaan.
Mijn koningin, o zingen wij
klaar, voor zo een licht omtogen.
In de troonlaan,
lagen wij
op weelderige bermen,
koningen van deze aarde, te baden
in de gulden geur van eikebladen.
Mijn koningin, o zingen wij
zwaar, waar zo zware geuren ons omwarmen.
In de troonlaan
zagen wij
in onze bedwelmende ogen,
koningin van het geluk, vergaan
in de gloed en in het gloeiende zonneslaan.
Mijn koningin, o zingen wij
zacht uit, van zo een machtig minnelijk togen.
18-12-2014, 00:00
Geschreven door André
17-12-2014
Reinheid. Carl Scharten
De dag, toen mij een boerenmeisje bracht,
een schort vol bloemen, rood en paars en geel,
en vriendelijk lachend zei: is het niet veel?
en ik blij het kind dankte, toch heel even dacht:
hoe bont en grof, maar dan, wat groen en zacht-
getinte kelken plukte op een fijne steel,
en die daartussen schikte, zodat heel
het lelijke vervloeide in reine kleurenpracht.
Toen zag ik in, dat blanke reinheid niet
moet gaan, door het leven als een stille non,
maar in zacht lichtend kleed, zingend een lied
van geluk, opdat zij de aarde een zon
van juichend leven zij, en ze overgiet
met stromend teergoud licht, een hemelbron.
17-12-2014, 00:00
Geschreven door André
16-12-2014
Mijn ziel. Carl Scharten
Er groeit in het bos een witte bloem, fijn
van kelk, zij wiegt heel zachtjes, en gaat bloeien
te midden van het lichtgroene gras, gedein
is om haar heen van andere bloemen rein,
die lachend zachtjes om haar heen stoeien,
met tere blaadjes fluisteren, dat zij groeien,
en groot gaan worden, edelwit, met lijn
van schoonheid, dat zij lelijkheid verfoeien.
Zacht dromend drinkt mijn zielebloem, zo stil
het heerlijk lied van de vogels, fijn getril
van liefde is in haar, zo suizelend hoog,
op tere stengel, droef het hoofdje boog,
een lang, weemoedig lied was om haar heen,
zij wist niet wat haar wel het schoonste scheen.
1896
Middelburg 1878- Florence 1950
16-12-2014, 00:00
Geschreven door André
15-12-2014
Novemberdag. Annie Salomons
De wind is, buiten adem zich gelopen,
op één plek blijven staan, en ijzig blazen
zijn moeë longen, lucht met zware stoten.
De wegen staan schamplichtend in de plassen,
want de dag ligt woest te wenen op de aarde,
om haar geboorte, en hand wringend smeekt
zij, om een vroege dood in wijde nachtarmen.
Een lange stoet van dode dromen,
gaat spokig zacht langs mijn ogen heen,
de bladeren vallen van de bruine bomen,
mist hangt op de aarde te wenen, te wenen.
Een lange stoet van zwarte vrouwen,
loopt langs de graven te wenen, te wenen,
de lange sluiers van zwarte rouw,
schuren jammerend stil langs de kille stenen.
15-12-2014, 00:00
Geschreven door André
14-12-2014
Oud lied. Annie Salomons
Wie rijdt daar langs de holle brug,
en gaat de poort rameien,
met jonge, onbuigbaar sterke rug,
een mond die afdwingt, fel en stug,
maar ogen die vleien, vleien?
Wie roept daar luid met barse klem,
ik zal de grendels breken,
o wonderlijk verlangde stem,
waar hoorde ik hem, hoe droomde ik hem,
welk antwoord moet ik spreken?
Ach ridder, sterk tot de schoonste strijd,
held, die van ver gekomen zijt,
wil hier uw krachten sparen.
De jonkvrouw die hier binnen leit,
die slaapt al duizend jaren,
en wie haar ook volhardend zocht,
of ziedend om haar liefde vocht,
nog niemand die haar wekken mocht.
14-12-2014, 00:00
Geschreven door André
13-12-2014
Voor al die jaren. Annie Salomons
Voor al die jaren dank ik u,
dat gij mij verre waart nabij,
dat liefde, die vogel vreemd en schuw,
was zwevend tussen u en mij,
voor al die jaren dank ik u.
Voor duizend nachten schone droom,
die nimmer een vervulling vond,
en die ik genoot met dieper schroom,
dan de enkele kussen van uw mond,
uw droeve, donkere mond.
Nu aan de drempel van een rijk,
waar nieuw, waar tastbaar heil mij wacht,
heb ik plots zo fel aan u gedacht,
dat ik voor de werkelijkheid bezwijk.
Uw verre handen, sterk en zacht,
waar vind ik hun gelijk,
na zoveel jaren over u
verdroomd, verdicht in mijmerij,
lijkt waarheid slechts een waanbeeld nu,
laat ooit herinnering mij vrij?
Hoe dank ik u, hoe vloek ik u,
voor al die schone jaren?
13-12-2014, 00:00
Geschreven door André
12-12-2014
Kinderspel. Annie Salomons.
Nu weet ik het allemaal, allemaal weer,
hoe het was, zoveel jaren geleden,
hoogwit was de gang in het schitterend licht,
en een loper ving de klank van onze schreden.
Stil waren wij samen de zaal uitgevlucht,
jij, miniatuur cavaliertje,
en ik, een klein meisje met loshangend haar,
en wij flirtten op een kindermaniertje.
Jij keek naar de zolder, ik keek naar omlaag,
toen heb jij mijn waaier genomen,
geschuifel van voeten, muziek kwam heel vaag,
en wekte veel wondere dromen.
Jij waaiende het dons van mijn jurk, trillend sloeg
op mijn hals, en wij durften niet praten,
mijn hart klopte snel, en mijn bloed bonzend joeg,
de gang was zo vreemd, zo verlaten.
Toen keek jij me aan, en ik werd helemaal rood,
jij nam zacht mijn hand in de jouwe,
en je zei dat ik mooie was, en lief en al groot,
en je vroeg, of ik met jou wilde trouwen.
In de gang en daarna bij muziek en bij dans,
onder het zwieren, al woester al heter,
beschikten wij voor het verder leven het al.
Twee piepjonge kinderen verliefd op een bal,
slechts dronken van jeugd, in muziek en van glans,
maar lief, weten wij het nu eigenlijk wel beter?
12-12-2014, 00:00
Geschreven door André
11-12-2014
Liefdeslied. Annie Salomons
Als je komt mijn lief, zal de kamer je niet vreemd zijn,
en de muren zullen niet van je schrikken,
en als je mij in je armen neemt,
zal de spiegel niet kijken met boze blikken.
Als je komt mijn lief, als je komt in de nacht,
zal de deur niet opgillend je komst verraden,
en als je hees bent van passie, en pijn doet van kracht,
dan zullen mijn blanke madonna's niet smaden.
Maar om ons zullen zij zegenend hun liefde verbreiden,
om jou te beschermen, als weloude vriend.
Want zij kennen je naam, en je liefde en ons lijden,
zij hoorden hoe vaak mijn verlangen om je schreide,
en zij weten hoe lang ik je al heb bemind.
1904
Rotterdam 1885- Den Haag 1980
11-12-2014, 00:00
Geschreven door André
10-12-2014
Herfststorm. Käthe Mussche
Hoe bont en blij gespikkeld zijn thans de rosse kruinen
van de bomen, dromend in de stille schaduw van de tuinen,
die zwijgen, nu het avondt.
De broze lovers rillen, wanneer de winden zuchten,
terwijl vlammen rafelen in de schemervale luchten,
als kleurig kleed gehavend.
Het dwarrelt rood, het dwarrelt geel, de bladeren stuiven
als vlinders licht, als bloemen of als gouden duiven,
rap wiekend hier en ginder.
De stilte sterft, de norse vlagen vallen bruisend
op rosse kruinen, en de ochtend tuimelt ruisend
het laatste blad, het is winter.
10-12-2014, 00:00
Geschreven door André
09-12-2014
Het licht getijde. Käthe Mussche
Het licht getijde bloeit als een rozelaar open,
en leeft zijn fijne en sterke vreugde uit,
als een glanzend dier uit een donker hol gekropen,
neemt het zonnevuur de wijde dag tot buit.
De luwe wind, uit stilte's huis geslopen,
waait dartele schaduwen van takken op mij ruit,
en tussen twijgen, goud van gloed bedropen,
hoor ik hoe de merel een liefdessprookje fluit.
Thans mag ik weer de oude wegen lopen,
en slaat het fonkelend vuur mij tot een bruid,
de hemelen zijn vol feestelijk geluid.
Rijk uit wensen en moedig hopen,
tot eeuwig heil en troostelijk bekoren,
is de schoonheid als een schaterend kind herboren.